28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 216 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juli 2014

Met deze brief informeer ik u over de wijzigingen voor de invulling van de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ten opzichte van mijn brief van 5 juni jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 194). Daarmee geef ik invulling aan mijn toezegging zoals gedaan in het Algemeen Overleg Implementatie GLB van 1 juli jl.

De wijzigingen vloeien voort uit de aangenomen moties Dik-Faber (Kamerstuk 28 625, nr. 195 en Kamerstuk 28 625, nr. 196), Dik-Faber/Jacobi (Kamerstuk 28 625, nr. 197) en Geurts (Kamerstuk 28 625, nr. 205). Verder heeft naar aanleiding van deze aangenomen moties nader overleg plaatsgevonden met de Europese Commissie over de aangepaste wijze van invulling van het equivalent pakket zoals vermeld in mijn brief van 5 juni 2014 (Kamerstuk 28 625, nr. 194).

De belangrijkste veranderingen betreffen de opname van vanggewassen in de zogenaamde generieke lijst van ecologische aandachtsgebieden en de aangepaste vormgeving van het equivalente pakket. Beide aanpassingen licht ik in deze brief nader toe. Daarnaast informeer ik uw Kamer in deze brief over de stand van zaken rondom andere equivalente pakketten, zoals die van de Stichting Veldleeuwerik.

Achtergrond

De vergroening van het GLB bestaat uit drie maatregelen: de gewasdiversificatie, het behoud van blijvend grasland en de invulling van ecologische aandachtsgebieden (ecological focus area, EFA). Het AO van 1 juli jl. en de genoemde moties richtten zich op het laatste, de invulling van de EFA.

Voor de invulling van de EFA kan een keuze worden gemaakt uit een generieke, Europese lijst met mogelijke invullingen, zoals stikstofbindende gewassen, vanggewassen en akkerranden. Hiernaast kunnen ook equivalente (pakketten van) maatregelen vanuit het agrarisch natuurbeheer of via milieucertificaten worden opgesteld.

De eerste stap is dat lidstaten keuzes maken uit de generieke lijst en besluiten of, en zo ja welke equivalente pakketten beschikbaar zijn. De tweede stap is dat vervolgens boeren hun keuze maken uit de door de lidstaat opengestelde mogelijkheden.

Mijn voorstel voor de invulling van de EFA dat tijdens het AO van 1 juli jl. is besproken bestond uit een combinatie van zowel keuzes uit de generieke lijst als een equivalent pakket. De focus lag op een pakket equivalente maatregelen met de nadruk op beheerde akkerranden. Als alternatief konden boeren kiezen voor keuzes uit de generieke lijst.

Kern van de moties

Met de voornoemde moties zijn de volgende stappen gezet:

  • 1. De keuze in de generieke lijst is uitgebreid met de mogelijkheid voor een algemene toepassing van vanggewassen als invulling van de EFA (onder enkele voorwaarden);

  • 2. Een plek voor aaltjesbestrijdende gewassen als vergroeningsoptie;

  • 3. De zogenaamde «vogelakker» moet worden opgenomen in een equivalent pakket;

  • 4. Boeren moeten jaarlijks kunnen kiezen hoe ze de EFA willen invullen.

In mijn voorstel voor de invulling van de EFA zoals beschreven in mijn brief van 5 juni was het equivalente pakket met de beheerde akkerrand zowel voor de sector als voor de biodiversiteit een aantrekkelijke optie. Met de aangenomen moties is deze focus verlegd: het zal nu voor veel boeren aantrekkelijker zijn om voor een invulling met vanggewassen te kiezen uit de generieke lijst.

Implementatie van de moties

Vanggewassen

Ter invulling van de moties Dik-Faber (Kamerstukken 28 625, nr. 195 en 28 625, nr. 196) over de vanggewassen en de aaltjesbestrijdende gewassen en na overleg met LTO-Nederland heb ik besloten in de generieke lijst drie categorieën vanggewassen te onderscheiden, te weten:

  • 1. Een algemene openstelling van vanggewassen onder de voorwaarden zoals gesteld in de betreffende motie:

    • a. deze vanggewassen moeten minimaal 10 weken op het land staan;

    • b. gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan.

  • 2. Vanggewassen na de teelt van vlas of hennep. Deze categorie is ongewijzigd gebleven ten opzichte van mijn brief van 5 juni jl.

  • 3. Vanggewassen als aaltjesbestrijding.

Voor deze drie categorieën vanggewassen geldt het volgende:

  • a. Voortvloeiend uit de betreffende motie zijn vanggewassen die in kader van andere regelgeving verplicht moeten worden ingezaaid, uitgesloten. Dit betreft vanggewassen die worden ingezaaid na de teelt van maïs op zand- en lössgronden, in het kader van de Nitraatrichtlijn.

  • b. Op grond van EU-voorschriften (Gedelegeerde Verordening 639/2014, artikel 9) moeten vanggewassen uit alle categorieën uiterlijk 1 oktober zijn ingezaaid en moet altijd een mengsel van minstens twee plantensoorten worden gebruikt of gras worden doorgezaaid in het hoofdgewas.

In bijlage 1 is de lijst met toegestane vanggewassen per categorie opgenomen1.

Het equivalente pakket

Het equivalente pakket krijgt als gevolg van de aangenomen motie Geurts (Kamerstuk 28 625, nr. 205) de vorm van een duurzaamheidscertificaat en niet langer van een agrarisch natuurbeheerpakket. Als gevolg daarvan kan de ondernemer jaarlijks kiezen hoe zijn vergroening in te vullen: op basis van de generieke lijst of met het certificaat. Dit certificaat kent als kernelement de beheerde akkerrand of -strook. Daarnaast kan de boer o.a. kiezen voor vanggewassen en/of stikstofbindende gewassen. Om binnen dit duurzaamheidscertificaat als equivalent pakket te kunnen combineren met stikstofbindende gewassen en vanggewassen is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen verboden, evenals irrigatie, voortvloeiend uit de EU-Verordening 1307/2013, artikel 43 en Annex IX. Ik heb hierbij gestreefd naar een zo praktisch mogelijke invulling van deze eisen, wederom na overleg met LTO-Nederland:

  • a. Voor de vanggewassen gelden dezelfde voorwaarden als genoemd in motie Dik-Faber (Kamerstuk 28 625, nr. 195). Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is dus niet toegestaan;

  • b. Voor de stikstofbindende gewassen luzerne, esparcette, rolklaver, rode klaver en wikke geldt hetzelfde als bij de vanggewassen: geen gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, wel bemesting. Luzerne in combinatie met een akkerrand of -strook vormt de «vogelakker», voortvloeiend uit de motie Dik-Faber/Jacobi (Kamerstuk 28 625, nr. 197).

  • c. Voor de stikstofbindende gewassen lupine en veldboon geldt het omgekeerde: wel gewasbeschermingsmiddelen toegestaan, geen bemesting. Hiervoor is gekozen vanwege de gevoeligheid van deze gewassen voor bepaalde schimmels die ook gevolgen kunnen hebben voor daaropvolgende gewassen.

Hiermee blijven de praktische consequenties van de bovengenoemde voorwaarden beperkt.

In bijlage 2 beschrijf ik het equivalente pakket2.

Andere equivalente pakketten

In het genoemde AO van 1 juli jl. heb ik u gemeld dat ik twee andere initiatieven ondersteun in de ontwikkeling van een duurzaamheidscertificaat, te weten de Stichting Veldleeuwerik en de partners in de Green Deal «Biodiversiteit+ label».

Beiden hebben inmiddels een pakket aan maatregelen ontworpen.

De Stichting Veldleeuwerik heeft een pakket ontworpen waarbij de mogelijke keuzes dicht liggen bij het in bijlage 2 beschreven equivalente pakket, maar dan zonder de verplichting de EFA deels in te vullen met een beheerde akkerrand.

Het «Biodiversiteits+ label» bevat eisen die verder gaan dan de standaard vergroeningseisen. Niet alleen op het terrein van de EFA, maar ook m.b.t. de gewasdiversificatie en het behoud van blijvend grasland.

Deze beide pakketten worden, gezamenlijk met de Nederlandse invulling van de vergroening van het GLB, aan de Europese Commissie gemeld.

Tot slot

Ik zal u zodra de Europese Commissie heeft gereageerd op de melding over de nationale implementatie van het GLB informeren over de uitkomst daarvan.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven