26 407 Biodiversiteit

Nr. 85 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2013

Hierbij presenteren wij u mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de «Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal: behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit». Met deze agenda voldoen wij aan het verzoek van uw Kamer om een uitvoeringsagenda biodiversiteit op te stellen (Kamerstuk 30 825, nr. 169). Deze agenda neemt de internationale biodiversiteitafspraken van het Biodiversiteitverdrag1, waarop de EU Biodiversiteitstrategie is gebaseerd, als uitgangspunt. Daarin wordt gestreefd om uiterlijk in 2020 veerkrachtige ecosystemen en ecosysteemdiensten zeker te stellen, die bijdragen aan biodiversiteit, water- en voedselzekerheid, armoedebestrijding en welzijn. Tevens is de agenda gebaseerd op het advies «Groene Groei» van de Taskforce Biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen onder leiding van Hans Alders. Op dit advies heeft het vorige – toen demissionaire – kabinet op 5 juli 2012 al gereageerd met de brief «Stand van zaken biodiversiteitbeleid» (Kamerstuk 26 407, nr. 63).

Natuurlijk Kapitaal staat wereldwijd onder druk

De wereldbevolking neemt toe en daarmee groeit ook de mondiale economie. De combinatie van een groeiende omvang van de mondiale economie en de wijze van produceren, tast het natuurlijk kapitaal aan en wel op de volgende manieren: door overexploitatie van ecosystemen en hun diensten, mondiale klimaatverandering en het onduurzaam gebruik van grondstoffen.

Om deze bedreigingen aan te pakken, is een transitie naar een duurzame wereldeconomie – met duurzamere productie, minder emissies en meer hergebruik – noodzakelijk om ons natuurlijk kapitaal voor toekomstige generaties zeker te stellen en daarmee de basis te verschaffen voor welvaart en welzijn: groene groei in ecologisch, economisch en sociaal opzicht.

Positie van de Uitvoeringsagenda

Het werken aan een natuurinclusieve economie, het waarborgen van de internationale biodiversiteit en het behoud van de natuur in Nederland zijn belangrijke elementen van het natuurbeleid.

Waar beleidsinstrumenten zoals de natuurwetgeving, de EHS en Natura 2000 en het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland (Kamerstuk 30 825, nr. 191) zich specifiek richten op het behoud en versterken van de Nederlandse natuur, concentreert de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal zich – nationaal en internationaal – op behoud én duurzaam gebruik van biodiversiteit. Daarmee sluit de Uitvoeringsagenda aan op het streven naar een circulaire economie en beleidsbrieven daarover zoals «Groene Groei, voor een sterke, duurzame economie» (|Kamerstuk 33 043, nr. 14) en de in die brief genoemde domeinen «Van Afval naar Grondstof», «Voedsel», «Biobased Economy» en «Energie en Klimaat».

Verder sluit de Uitvoeringsagenda aan bij het Nederlandse internationale beleid. Met de recente beleidsnota «Wat de wereld verdient» (Kamerstuk 33 625, nr. 1) van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zet Nederland in op een belangrijke pijler uit het regeerakkoord: werken aan duurzame groei, met de toevoeging 'inclusiviteit». Groei en een rechtvaardige verdeling gaan immers niet automatisch samen. Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een voorwaarde voor duurzame en inclusieve groei. Een onderdeel van duurzame inclusieve groei is de Nederlandse inzet op een ambitieus klimaatbeleid waarin internationaal afspraken worden gemaakt over de reductie van de CO2 uitstoot en beleid om de uitputting van natuurlijke hulpbronnen tegen te gaan. Klimaat en milieu worden geïntegreerd binnen de speerpunten «Water» en «voedselzekerheid», twee hoofdthema’s van het ontwikkelingssamenwerkingbeleid die tal van raakvlakken hebben met biodiversiteit en daarmee met de Uitvoeringsagenda.

Synergiebeleid in uitvoering

Het regeerakkoord benadrukt de synergie tussen natuurdoelen en andere maatschappelijke belangen. Op het front van synergie tussen economische ontwikkeling en biodiversiteit zijn er al stappen gezet, waarover u bent geïnformeerd met de (eerder genoemde) brief «Stand van zaken biodiversiteitbeleid«. Hieronder worden enkele voorbeelden genoemd van initiatieven waar sinds het uitkomen het advies van de Taskforce al gewerkt wordt aan synergie tussen economie en biodiversiteit.

Om mede invulling te geven aan de aanbevelingen van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen heeft het rijk in 2011 een Green Deal Biodiversiteit en Economie gesloten met het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE). Doel van het Platform BEE – dat financieel wordt gesteund door het Ministerie van Economische Zaken – is, om in samenwerking tussen bedrijfsleven en natuur- en ontwikkelingsorganisaties duurzame economische groei te bevorderen op een zodanige wijze dat niet verder wordt ingeteerd op het natuurlijk kapitaal.

Het Platform stimuleert bedrijven het No Net Loss beginsel toe te passen. Dit betekent concrete aanpassingen van de bedrijfsvoering gericht op behoud, goed beheer en herstel van biodiversiteit en ecosystemen. Om dit te bevorderen is in 2012 een helpdesk geopend waar bedrijven geadviseerd worden over het voorkomen, compenseren en herstellen van de impact van hun bedrijfsvoering op de biodiversiteit. Tevens is in 2012 de subsidieregeling Biodiversiteit en Bedrijven opengesteld om No Net Loss te stimuleren. In de eerste ronde van deze regeling is aan twaalf projecten cofinanciering toegekend; een tweede inschrijfronde wordt in juli 2013 opengesteld.

Het Platform stimuleert bedrijven ook om – samen met natuur- en milieuorganisaties en de overheid – actief bij te dragen aan de bescherming van ecosystemen.

Het Initiatief Duurzame Handel (IDH), geïnitieerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, maakt zich sterk voor een duurzame productie en consumptie en heeft samen met het bedrijfsleven in verschillende – vooral agro – handelsketens afspraken gemaakt over verduurzaming van de ketens. Ketens worden gemotiveerd om te werken langs duurzaamheidcriteria. Deze verduurzaming strekt zich ook uit over behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit. De Uitvoeringsagenda complementeert en flankeert de activiteiten van IDH op het gebied van duurzame ketens.

Om meer inzicht in de impact van bedrijven en economische sectoren op onze ecosysteemdiensten en biodiversiteit te krijgen en om meer zicht te krijgen op de gebruiksmogelijkheden van het natuurlijk kapitaal, zijn diverse agenderende TEEB2 studies uitgevoerd. Die studies moeten leiden tot een concreet handelingsperspectief voor zowel ondernemers als overheden. Enkele TEEB studies zijn al aan uw Kamer gezonden namelijk die over het Nederlandse Bedrijfsleven, over de kosten en baten van natuur voor Gezondheid, over Groen en de Stad en over het eiland Bonaire (Kamerstuk 26 407, nrs. 62, 61, 67 en 84). De inzichten van deze studies worden nu vertaald naar de praktijk.

Keuze van de thema’s voor de uitvoeringsagenda

De agenda bevat een aantal extra activiteiten ter versterking van beleid, waarop Nederland – op eigen grondgebied en in internationaal verband – een bijdrage levert het behalen van de mondiale biodiversiteitdoelen van de VN Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) en de daarvan afgeleide doelen van de EU Biodiversiteitstrategie. Hiermee wordt tevens door Nederland bijgedragen aan behoud en duurzaam gebruik van belangrijke Internationale Publieke Goederen3 (IPG’s).

De gekozen thema’s voor de agenda zijn ontleend aan de genoemde verdragen en aan het eindadvies van de Taskforce Biodiversiteit. Het zijn samengestelde thema’s waarbij zowel behoud als duurzaam gebruik van biodiversiteit wordt gestreefd. Het kabinet wil hiermee meer dan voorheen inzetten op versterken van de relatie tussen economie en ecologie. De gekozen thema’s zijn:

  • I Duurzaam produceren en consumeren: duurzame ketens

  • II Duurzame visserij en bescherming van mariene biodiversiteit

  • III Duurzame landbouw en bescherming van biodiversiteit

  • IV Het waarderen van natuurlijk kapitaal

De thema’s Ketens (I) en Landbouw (III) zijn gekozen vanwege hun (potentieel) met de natuur conflicterend landgebruik. Waar het thema Ketens vooral betrekking heeft op de natuur in tropische productielanden, heeft het thema Duurzame Landbouw zowel betrekking op de voedselproductie internationaal als nationaal. Het thema Visserij (II) is ook gekozen vanwege het (potentieel) door de visserij – ten koste van biodiversiteit – overbenutten van het mariene ecosysteem. Het thema Waarderen (IV) ten slotte is gekozen vanwege de noodzaak om het natuurlijk kapitaal een waarde toe te kennen in het economisch verkeer.

Per thema worden, na een algemene beschrijving, extra activiteiten bovenop het lopende beleid benoemd. Samen vormen deze extra activiteiten de Uitvoeringsagenda.

De Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal: behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit

Ad I Duurzaam produceren en consumeren: duurzame ketens

Door veranderend landgebruik voor toenemende grootschalige productie van agrogrondstoffen komen ecosystemen steeds verder onder druk te staan. Het kappen van bossen en de uitbreiding van het geïrrigeerde areaal in de landbouw hebben bijvoorbeeld een grote impact op natuur en biodiversiteit. Deze productie zal alleen maar toenemen bij de groeiende wereldbevolking, de toenemende welvaart. Daarom is het nodig dat de teelt van gewassen als ingrediënt voor voedsel en veevoer, voor hout en biobrandstoffen wereldwijd zo duurzaam mogelijk plaatsvindt. Een duurzamer landgebruik is noodzakelijk voor het combineren van meer opbrengst met minder externe benodigdheden, als kunstmest en bestrijdingsmiddelen en minder schade voor natuur en biodiversiteit. Nederland, de Nederlandse consument en Nederlandse bedrijven, hebben als eindgebruiker, verwerker, vervoerder of doorvoerder of zelfs als producent van deze agrogrondstoffen een directe relatie met deze ketens, waarvan de productiegebieden deel uit maken van biodiversiteitrijke tropische landschappen.

Het Initiatief Duurzame Handel (IDH) helpt internationale handelsketens verduurzamen door het bouwen van resultaatgerichte coalities van bedrijven, NGO’s, overheden en andere partners. Daarin worden publieke en private krachten, kennis, ambities en belangen samengebracht om internationale handelsketens te verduurzamen. Dat gebeurt aan de hand van duurzaamheidcriteria waaraan ketenpartijen moeten voldoen. Een belangrijke component in die criteria heeft betrekking op behoud en duurzaam beheer van de biodiversiteit.

De belangrijkste ketens zijn die van soja, palmolie, cacao, koffie, thee, hout, biomassa en groente, fruit en bloemen. Behalve de nagestreefde duurzame productie van hout, blijft Nederland het FLEGT-actieplan van de EU ondersteunen, dat zich richt op de bestrijding van handel in illegaal gekapt hout en dat landen, die naar de EU exporteren, steunt bij het verbeteren van hun bosbeheer en wetshandhaving.

Algemeen streven: met een aanpak in internationaal verband van de gehele keten, voldoen in 2020 de belangrijkste agrogrondstoffenketens met een grote impact op biodiversiteit, aan duurzaamheidcriteria op het gebied van biodiversiteit.

Concrete actiepunten

1. Meer hout uit duurzaam beheerde bossen op de Nederlandse markt

De Green Deal «Bevorderen Duurzaam Bosbeheer» draagt bij aan het behoud van biodiversiteit in het bos. Twintig branches in de hout-, bouw-, meubel- en retailketen, twee vakbonden, het Initiatief Duurzame Handel, Tropenbos International en de overheid hebben de handen ineengeslagen om ervoor te zorgen dat het aandeel hout uit duurzaam beheerde bossen op de Nederlandse markt toeneemt. De Green Deal biedt voor partijen op nationaal niveau een platform waarin kennis en informatie uitgewisseld zullen worden en knelpunten aangepakt. De Green Deal is op 20 juni 2013 ondertekend.

2. Ronde Tafel Duurzaam Hout brengt ketenpartijen bij elkaar

Nederland werkt, samen met Vietnam en het IDH, aan het opzetten van een Ronde Tafel voor Duurzaam Hout. In navolging van het model van ronde tafels over soja, palmolie en cacao komen in die Ronde Tafel Duurzaam Hout alle partijen uit de houtketen, aangevuld met maatschappelijke organisaties, bij elkaar om afspraken te maken over duurzame houtproductie en -consumptie. Als opmaat naar een mondiale Ronde Tafel is, samen met het Initiatief Duurzame Handel, een European Sustainable Tropical Timber Coalition geïnitieerd. Deze coalitie, bestaande uit organisaties die een sleutelrol vervullen in de sector, wil de vraag naar legaal geoogst tropisch hout uit duurzaam beheerde bossen vergroten. In dat kader verkent het kabinet hoe bilateraal met belangrijke houtleveranciers buiten de EU (Maleisië, Indonesië, Brazilië, Rusland) de houtketen verder verduurzaamd kan worden. De Ronde Tafel duurzaam hout zal uiterlijk in 2016 een feit zijn.

3. Eerlijke afspraken over gebruik van plantgenetisch materiaal

Wereldwijd zijn er zijn nog maar weinig succesvolle voorbeelden van Access and Benefit Sharing (ABS) van genetisch materiaal, een van de hoofdthema’s van het Biodiversiteitverdrag (zie voetnoot 1). Om een goede invulling te geven aan internationale afspraken om ABS te operationaliseren, wil het kabinet een Green Deal ondersteunen waarin bedrijven uit de Nederlandse veredelingssector (gedacht wordt aan groenten) en partijen uit een

ontwikkelingsland – als eigenaar van het genetisch materiaal – samenwerken aan een voorbeeldproject. Dit project moet eind 2014 resulteren in een overeenkomst over toegang tot genetische bronnen en het eerlijk en billijk delen van de voordelen uit het gebruik van het betreffende plantgenetisch materiaal. De te sluiten overeenkomst kan dan model staan voor toekomstige overeenkomsten in ABS kader.

4. Biomassa voor elektriciteit en warmte wordt duurzaam geproduceerd

Cruciaal bij het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden is de factor landgebruik: hoe kan worden voorkomen dat de productie van biomassa direct of indirect ten koste gaat van de natuur of land dat nodig is voor voedselproductie? Momenteel gelden er alleen voor biotransportbrandstoffen en vloeibare biomassastromen voor energie verplichte minimum duurzaamheidcriteria in het kader van de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED). Het kabinet zet erop in om ook voor vaste biomassa voor energie in Europees verband wettelijke duurzaamheidcriteria in te stellen. De Europese Commissie beraadt zich momenteel over de noodzaak van geharmoniseerde duurzaamheidcriteria voor vaste biomassastromen voor energie en heeft aangekondigd in de zomer van 2013 met een voorstel te komen.

In afwachting van de EU-criteria hebben het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische Zaken op 11 oktober 2012 een Green Deal afgesloten met de energie- en biomassasector, waarin is vastgelegd dat de deelnemende partijen jaarlijks rapporteren over de duurzaamheidkenmerken van vaste houtachtige biomassa die zij inzetten voor de productie van elektriciteit en warmte. Om de duurzaamheid aan te tonen, maken de partijen gebruik van bestaande certificeringsystemen zoals NTA8080 en systemen voor duurzaam bosbeheer zoals de Forest Stewardship Council (FSC) en het Program for the Endorsement of Forest Certification (PEFC). De eerste rapportage verschijnt in het najaar van 2013.

5. Natuur wordt op landschapsniveau beschermd in productiegebieden van agrogrondstoffen

In de agrogrondstoffenketens zullen 2 pilots worden uitgevoerd om het behoud van biodiversiteit op bedrijfsniveau op te schalen naar behoud van biodiversiteit en ecosystemen op landschapsniveau. Een van de pilots betreft het versterken van de relatie tussen biodiversiteit en cacaoteelt in Ghana en Brazilië, doordat bedrijven op regionaal niveau samenwerken aan een geïntegreerde landgebruikplanning. Via deze aanpak zullen substantiëlere arealen aan waardevolle beschermde natuur ontstaan in plaats van het huidige postzegel-natuurlandschap dat op bedrijfsniveau wordt beschermd.

Een dergelijke landschapsgerichte benadering door collectieven van bedrijven biedt bovendien mogelijkheden voor de vereenvoudiging van complexe, arbeidsintensieve certificeringprocessen (inclusief biodiversiteitaspecten). Tevens biedt de aanpak mogelijkheden voor bredere financiering van natuur door betalingen voor verschillende ecosysteemdiensten te bundelen. Waar mogelijk zal worden aangesloten bij innovatieve financieringsinitiatieven, zoals het Green Development Initiative. De pilotprojecten zullen in 2014 van start gaan in goede afstemming met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesteunde activiteiten op dit terrein.

Ad II Duurzame visserij en bescherming mariene biodiversiteit

De biodiversiteit in onze zeeën en oceanen staat onder grote druk door onder andere overbevissing en vervuiling. Dat geldt ook voor de Europese zeeën. In de Noordzee zijn de belangrijkste commerciële visbestanden inmiddels hersteld of herstellend, maar de visserij legt echter nog altijd een druk op de overige mariene biodiversiteit. Niet alleen is er sprake van een verspilling door teruggooi (discards), ook zijn er bijvangsten van beschermde dieren en beschadigingen van het bodemleven. Door via bestandsbeheersplannen beter op vangst te sturen, minder bodemberoerende en bijvangst veroorzakende vismethodes toe te passen en bepaalde gebieden van (bepaalde typen) visserij uit te zonderen, kan de druk op de mariene biodiversiteit worden weggenomen. Het nieuwe Gemeenschappelijke Visserij Beleid (GVB, 2014–2020) legt de basis voor deze duurzame visserij. De verduurzaming van de visserij levert een grote bijdrage aan de doelstellingen van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Het GVB strekt zich in zijn werking niet alleen uit over de Europese wateren: vissers varend onder Europese vlag zijn ook daarbuiten gebonden aan (GVB) afspraken over duurzaam vissen. Daarnaast dient vervuiling van zeeën en oceanen te worden voorkomen en waar mogelijk opgeruimd.

In september 2013 wordt door het departement van Economische Zaken in samenwerking met de Wereldbank en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)van de Verenigde Naties een conferentie georganiseerd met de titel «Global Oceans Action Summit for Food Security and Blue Growth». Die conferentie moet concrete acties en initiatieven opleveren voor duurzame benutting en beheer van de oceanen als bron van voedsel en als rijk en vitaal ecosysteem.

Algemeen streven: in 2020 voldoen zowel de keten van kweekvis als de keten van wild gevangen vis aan internationale duurzaamheidcriteria op het gebied van bestandsbeheer en biodiversiteit; is de overbevissing binnen EU wateren gestopt als voorwaarde voor het herstel vispopulaties; zijn het bodemleven en de kwaliteit van het mariene milieu verbeterd; zijn voor de bescherming van de biodiversiteit internationaal Marine Protected Areas ingesteld en wordt overbevissing en vervuiling van de oceanen voorkomen en waar mogelijk opgeruimd.

Concrete actiepunten

6. Caribisch koraal wordt beter beschermd

In Lac op Bonaire, een lagune met koralen, mangroves, zeegrasvelden, zeeschildpadden en conchschelpen, wordt synergie gerealiseerd tussen biodiversiteit en gebruik van de zee voor sport, recreatie, toerisme en visserij.

Dat gebeurt onder meer door de waterkwaliteit te verbeteren en het afval- en afvalwaterprobleem op te lossen. De Lagune Lac maakt onderdeel uit van het Bonaire Marine Park dat genomineerd zal worden als werelderfgoed (UNESCO). Voor een betere bescherming van het koraal wordt op de drie eilanden van Caribisch Nederland vanaf 2014 versterkt ingezet op het voorkomen van erosie vanaf land. Die wordt vooral veroorzaakt door overbegrazing door loslopend vee. Door het vee binnen omheiningen te houden kan ook de biodiversiteit op het land zich herstellen. Binnen de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van de Bovenwindse eilanden Saba en Sint Eustatius wordt in 2014 een reservaat ingesteld voor zeezoogdieren en haaien. Dat zeezoogdierenreservaat sluit aan bij soortgelijke Franse en Amerikaanse initiatieven.

7. Sargassozee wordt beschermd gebied

Het kabinet zet zich, langs diplomatieke weg, in om de Sargassozee – belangrijk als kraamkamer van «onze» Europese paling en als kleuterverblijf van «onze» Caribische Zeeschildpadden – de status van Marine Protected Area te verlenen. Door samen op te trekken met landen in een Coalition of the Willing for a High Seas MPA onder leiding van Bermuda zullen in de verschillende internationale mariene beheersfora (zeerecht, visserij, scheepvaart en delfstofwinning) afspraken gemaakt worden voor het blijvend beschermen van de Sargassozee. Via de goede uitvoering van het (Nederlandse) Aalbeheersplan en de verplichtingen uit het Verdrag inzake internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten (CITES) wordt de glasaal op zijn trektocht van de Sargassozee naar de Nederlandse binnenwateren beter beschermd. Tevens wordt door uitvoering van het Aalbeheersplan Nederland beter toegankelijk voor trekkende vissen, zoals de paling. De realisatie van MPA status voor de Sargassozee zal naar schatting vijf jaar in beslag nemen.

8. Plastics in zee worden aangepakt

Nederland is nationaal en internationaal actief om zwerfvuil op zee zoveel mogelijk aan de bron te voorkomen. Zo nemen we in internationaal kader deel aan de stuurgroep van het Global Partnerschap on Marine Litter van het VN Milieuprogramma (UNEP) en hebben we bij de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ingezet op een totaalverbod op het lozen van vuilnis door schepen.

Een grote drijver is de Europese Kaderrichtlijn Mariene (KRM) Strategie waar binnen de clusters «bewustwording», «visserij», «scheepvaart», «stranden», «stroomgebieden» en «productketens» aanvullende maatregelen worden verkend. Dit moet leiden tot een programma van maatregelen in 2015. Het verkennen en ontwikkelen van maatregelen om microplastics terug te dringen, onder andere door het onderwerp op de agenda van EU Milieuraad te plaatsen, is hier onderdeel van.

Het is voor een aanpak van plastic in zee van belang om samen te werken met verschillende stakeholders. Naast de betrokkenheid van verschillende sectoren bij de implementatie van de KRM wordt een bedrijfsgerichte strategie ontwikkeld samen met Platform BEE en andere relevante partners. Ook door het opnemen van plastic in zee als onderwerp bij de «innovatie estafette» (oktober 2013) kunnen innovatieve ideeën uit het bedrijfsleven benut worden voor maatschappelijke en economische uitdagingen op het gebied van plastic soep.4

9. Gedegradeerde ecosystemen in het mariene milieu worden hersteld

Door gedegradeerde ecosystemen te herstellen wordt verloren biodiversiteit in de Noordzee weer teruggebracht. Daarmee wordt tevens de kraamkamerfunctie van vis beter gewaarborgd. In synergie met activiteiten zoals zandwinning wordt gewerkt aan het terugbrengen van de schelpenbanken in een van de beschermde gebieden in de Noordzee. Dat schelpensubstraat kan op zijn beurt dienst doen als voedingsbodem voor terugkerende biodiversiteit. Een eerste pilotactiviteit zal in 2015 van start gaan.

Ad III Duurzame landbouw en bescherming van biodiversiteit

Landbouw is wereldwijd en in Nederland de grootste economische «gebruiker» van landoppervlak. Door de groeiende wereldbevolking en toenemende vraag naar voedsel is de vraag naar landbouwgrond groot en daarmee de druk op biodiversiteit hoog. Landbouw en biodiversiteit kunnen echter niet zonder elkaar: agrarische productie benut de functies van biodiversiteit en andersom heeft de wijze van productie invloed op het functioneren van het ecosysteem als geheel.

Door landbouw in een breder perspectief te plaatsen en naast agrarische productie ook ander functies maatschappelijk te waarderen kan een robuust landbouwsysteem ontstaan. Tussen landbouw en biodiversiteit moet dan naar synergie worden gezocht.

De «vergroening» van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (2015–2020) is hiervoor een goed kader; daarin krijgt de biodiversiteit meer aandacht door duurzame landbouwproductie te stimuleren en agrarisch natuurbeheer beter te faciliteren. Het nieuwe stelsel voor Agrarisch Natuurbeheer, waarvan u op 6 juni 2013 een beschrijving heeft ontvangen, zal beter aansluiten bij de internationale biodiversiteitdoelen, doordat door te werken met collectieven van boeren meer samenhang in de uitvoering komt: de maatregelen zullen meer worden gericht op die gebieden waar de hoogste bijdrage aan de verbetering van de biodiversiteit te verwachten is. Daarnaast kan het GLB ingezet worden voor het stimuleren van groene innovaties, zoals functionele agrobiodiversiteit in landbouwgebieden, zodat de agrarische productie het ecosysteem beter benut en daardoor minder afhankelijk wordt van externe inputs zoals kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en beregening.

In het kader van streven naar voedselzekerheid worden in ontwikkelingslanden landbouwontwikkelingsprogramma’s opgesteld voor gebieden met veel biodiversiteit. Daar zal een goede landgebruikplanning moeten bijdragen aan synergie tussen voedsel en biodiversiteit. In 2014 wordt daartoe door het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken een internationale bijeenkomst over biodiversiteit en voedsel georganiseerd. Doel van die conferentie is om de relatie tussen biodiversiteit en voedsel verder uit te diepen en om de aanpak via geïntegreerde landgebruikplanning te agenderen en uit te dragen.

Algemeen streven: in 2020 is sprake van een duurzaam landbouwkundig beheer, zodat biodiversiteit behouden blijft. Internationaal wordt bijgedragen aan een duurzaam evenwicht tussen landbouw voor voedsel en de biodiversiteit door het opzetten van voorbeeldprojecten voor geïntegreerde landgebruikplanning en voor ecosysteemherstel.

Concrete actiepunten

10. Gewasbeschermingsmiddelen belasten de natuur minder

In de recent met u gedeelde nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, (Kamerstuk 27 858, nr. 146) wordt de relatie gewasbescherming – biodiversiteit expliciet aan de orde gesteld. Daar wordt geconcludeerd dat gewasbeschermingsmiddelen bij onjuist gebruik negatieve invloed kunnen hebben op de biodiversiteit. Zo is er de laatste tijd veel aandacht voor de invloed van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op bijen.

Het kabinet streeft ernaar de eventuele risico’s en effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit en het milieu zo veel mogelijk te voorkomen. Daarom wil het kabinet het gebruik van niet-chemische methoden stimuleren en de toelating van basisstoffen en laag risicomiddelen bevorderen. De sector draagt bij door het maken van actieplannen voor het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming, en het nemen van technische maatregelen om verwaaien te verminderen.

Ondernemers worden verplicht om spuitapparatuur met 75% driftreducerende technieken te gebruiken op het gehele perceel. Dit draagt bij aan het voorkomen dat niet-doelwitorganismen worden blootgesteld aan gewasbeschermingsmiddelen.

Nederland zal actief bijdragen aan de actualisatie van het Europese richtsnoer voor de beoordeling van risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen. Het kabinet neemt in het kader van een geharmoniseerde EU besluit per september 2013 maatregelen door middelentoelatingen in te trekken en aan te passen om bijen te beschermen. Daarnaast gaat de overheid in samenwerking met de belanghebbenden per september 2013 een «Actieprogramma Bijengezondheid» ontwikkelen en vervolgens gezamenlijk met alle partijen tot uitvoering brengen.

De sector zal voorlichting geven over de risico’s van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, in het bijzonder voor bijen.

Ook stimuleert het kabinet het gebruik van ecosysteemdiensten door vrijwillige aanleg van akkerranden door boeren en tuinders die specifiek zijn ingericht voor functionele agrobiodiversiteit. De duurzame gewasbescherming zal ook internationaal worden uitgedragen.

11. Gedegradeerde ecosystemen op het land worden hersteld

Het herstel van gedegradeerde ecosystemen zorgt ervoor dat die ecosystemen weer allerlei diensten kunnen leveren. Zo kan bijvoorbeeld in herstelde gebieden weer landbouw en waterwinning plaatsvinden doordat door herstel van de vegetatie de waterhuishouding verbetert. Internationaal onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de gedegradeerde gebieden wereldwijd in kaart gebracht. Samen met het bedrijfsleven en andere potentiële financiers wordt gezocht naar mogelijkheden om gedegradeerde gebieden weer zoveel mogelijk te herstellen. Er zal, samen met het bedrijfsleven, een aantal internationale voorbeeldprojecten worden uitgevoerd. Die pilots moeten bewijzen dat het bedrijfsleven kan en wil bijdragen aan ecosysteemrestauratie en dat een gedegradeerd gebied weer kan worden omgezet in een productief en biodivers systeem met een evenwichtige waterbalans. Vóór 2015 zijn twee voorbeeldprojecten tot uitvoering gekomen.

12. Biodiversiteit en voedselproductie in balans

Groei van wereldbevolking en welvaart zorgt voor een toenemende vraag naar landbouwgrond en water om voedsel te verbouwen en legt daarmee een grote druk op de biodiversiteit. De uitdaging is om voldoende voedsel te produceren met behoud van de biodiversiteit, bijvoorbeeld door met een scheiding van functies landbouwgrond intensiever te gebruiken, in plaats van nieuwe landbouwgronden ten koste van de natuur te ontginnen en daarmee grote aaneengesloten arealen natuur te bewaren. Binnen de voedselproductiegebieden is een zekere verweving met biodiversiteit weer relevant voor het in standhouden van de – voor de succesvolle voedselproductie noodzakelijke – functionele agrobiodiversiteit.

Er zullen in ontwikkelingslanden twee voorbeeldprojecten voor geïntegreerde (voedsel en natuur) landgebruikplanning worden ontwikkeld in gebieden waar vanuit oogpunt van biodiversiteit winst te behalen valt en waar aangesloten kan worden op de voedselzekerheid – en of waterprogramma’s van onze ambassades. In 2015 zijn twee voorbeeldprojecten tot uitvoering gekomen; de conferentie over voedsel en biodiversiteit wordt in 2014 gehouden en levert concrete producten op voor betere synergie en integratie tussen voedselproductie en biodiversiteit.

Ad IV Het waarderen van natuurlijk kapitaal

De biodiversiteit levert – direct of indirect – waardevolle diensten aan de maatschappij en economie. Ecosysteemdiensten die ons land levert en gebruikt in bedrijfsprocessen zijn nog onvoldoende in beeld en worden daardoor nog niet op waarde geschat. Het kabinet ontwikkelt daarom instrumenten om de nationale staat van ecosystemen en hun potentiële diensten in beeld te brengen en onderzoekt de mogelijkheden om deze diensten te waarderen. Het toekennen van economische waarde aan deze diensten helpt inzicht in impact en afhankelijkheid van deze ecosysteemdiensten te verkrijgen en vergroot daarmee de bewustwording. Binnen de Europese Unie en in internationaal verband wordt hierover steeds meer kennis ontwikkeld en gedeeld.

Algemeen streven: in 2020 zijn de Nederlandse ecosysteemdiensten in kaart gebracht, hebben een plek in het economisch verkeer en zijn onderdeel van besluitvorming door overheid en bedrijfsleven.

Concrete actiepunten

13. Een digitale atlas van onze ecosysteemdiensten

Naar voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk voert Nederland een «National Ecosystem Assessment» uit. Het resultaat daarvan, informatie over het functioneren van de ecosystemen en de diensten die zij ons (potentieel) leveren, wordt bijeen gebracht in de Digitale Atlas Natuurlijk Kapitaal (DANK).

Overheden kunnen de informatie benutten om te komen tot duurzame gebiedsinrichting door een afweging te maken tussen het gewenste (maar soms tegenstrijdige) gebruik van het natuurlijk kapitaal door de diverse gebruikers in een specifiek gebied. Bovendien is het mogelijk om op macro-economisch niveau zicht te krijgen op de (positieve en negatieve) impact van economische activiteiten op de kwantiteit en kwaliteit van producten en diensten die de natuur voortbrengt (Natuurlijk Kapitaalrekeningen).

Ondernemingen kunnen deze informatie benutten om hun impact op de natuur te verminderen en het potentieel van het natuurlijk kapitaal optimaal voor hun bedrijfsvoering in te zetten, bij voorbeeld in de landbouw (natuurlijke ziekte- en plaagbestrijding, bodemvruchtbaarheid), maar ook bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. Een eerste operationele versie zal conform planning eind 2014 worden opgeleverd en vervolgens in de periode tot 2020 verder worden uitgebouwd.

14. Toepassing van TEEB studies

Om het handelingsperspectief voor overheid en bedrijfsleven zo concreet mogelijk te maken worden TEEB-studies uitgevoerd. Door deze studies wordt de economische waarde van ecosysteemdiensten inzichtelijk gemaakt voor zowel de overheid als de ondernemer. In navolging van de reeds verschenen studies, ontvangt de Kamer dit jaar TEEB voor Fysiek Nederland en in 2014 TEEB voor Nederlandse handelsketens en TEEB-studies over Saba en Sint-Eustatius.

Als vervolgstap in de concretisering van TEEB wordt een tweejarig programma opgestart dat door het Planbureau voor de Leefomgeving wordt uitgevoerd. In dat programma wordt de kennis uit de TEEB-studies betrokken bij de komende besluitvorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Deltaprogramma. In het TEEB programma worden zoveel mogelijk concrete producten, zoals handleidingen en trainingen, ontwikkeld.

15. Natuurlijk kapitaal en economie in de statistieken

In VN-verband is in maart 2013 Natural Capital Accounting overeengekomen, een statistisch raamwerk voor de uitbreiding van de bestaande milieurekeningen met indicatoren voor – al dan niet beprijsde – ecosysteemdiensten. Dit raamwerk moet het mogelijk gaan maken om de relatie tussen economie en het natuurlijk kapitaal verder te kwantificeren en in de tijd te volgen (Groene Groei).

Landen zijn door de VN uitgenodigd om het raamwerk toe te passen om de praktische bruikbaarheid te testen. Nederland zal zich voor deze pilot aanmelden. Over de voortgang van de pilot zal ik Uw Kamer medio 2016 informeren in het kader van deze Uitvoeringsagenda.

16. Nederlands bedrijfsleven schat het Natuurlijk Kapitaal op waarde

Via de ondersteuning van het Platform BEE stimuleert het kabinet initiatieven om de impact van bedrijven op de biodiversiteit in beeld te brengen en mee te laten wegen in het ondernemen. Daarnaast stimuleert het kabinet dat bedrijven het Natuurlijk Kapitaal in hun boekhouding meenemen, bijvoorbeeld door in 2014 een systeem in het opzetten van biodiversiteits-benchmarking tussen bedrijven en bedrijfstakken te ondersteunen. Voorts zal de overheid initiatieven rond True Pricing ondersteunen. Daarbij wordt naast de normale prijs een fictieve prijs vermeld. Die prijs biedt inzicht in alle werkelijke kosten bijvoorbeeld voor het gebruik van biodiversiteit. Daarmee wordt transparantie verkregen over de kosten die niet in de marktprijs van een product zijn geïnternaliseerd.

Bewustwording

Als doorsnijdend thema ten slotte wordt – in navolging van het advies van de Taskforce Biodiversiteit – voorgesteld om aandacht te geven aan bewustwording op het gebied van biodiversiteit in relatie tot de vier thema’s en agendapunten. Die bewustwording (inclusief educatie en kennisverspreiding) zal worden ondergebracht binnen het programma «Duurzaam Door», dat hiervoor aansluitmogelijkheden en ruimte biedt. Via dit programma wil het kabinet netwerken tussen overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennis- en onderwijsinstellingen en burgers effectief en innovatief inzetten en door nieuwe, vraaggerichte werkvormen verbinden aan kennis- en communicatievragen rondom bovengenoemde agendapunten. In 2014 zullen de thema’s van de Uitvoeringsagenda en de uitwerking daarvan in het Bewustwordingsprogramma «Duurzaam Door« zijn ondergebracht. Naast «Duurzaam Door» worden ook andere programma’s voor bewustwording ingezet, onder andere voor communicatie rondom de TEEB-studies.

Rapportage over de uitvoering

Over de voortgang van de acties uit de Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal zullen wij u medio 2016 informeren.

Verantwoordelijkheid en Financiering

De Departementen van Economische Zaken en van Infrastructuur en Milieu trekken bij de uitvoering van deze Uitvoeringsagenda gezamenlijk op. Voor de internationale agendapunten wordt nauw samen gewerkt met Buitenlandse Zaken.

Het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu financieren de uitvoering van de Uitvoeringsagenda. Waar mogelijk en relevant gebeurt dat samen met het betrokken bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Ten slotte

De Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal is opgesteld in goede samenspraak tussen de departementen met verantwoordelijkheden op het terrein van de biodiversiteit en, waar relevant, afgestemd met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De agenda pretendeert niet alomvattend te zijn. In zijn aard vormt de Uitvoeringsagenda een opsomming van activiteiten die bovenop het lopende beleid door de rijksoverheid en maatschappelijke partners kunnen worden ondernomen om het einddoel te bereiken: behoud en duurzaam en eerlijk gebruik van het natuurlijk kapitaal in 2020.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

«The objectives of this Convention (on Biological Diversity), to be pursued in accordance with its relevant provisions, are the conservation of biological diversity, the sustainable use of its components and the fair and equitable sharing of the benefits arising out of the utilization of genetic resources, including by appropriate access to genetic resources and by appropriate transfer of relevant technologies, taking into account all rights over those resources and to technologies, and by appropriate funding».

X Noot
2

The Economics of Ecosystems and Biodiversity

X Noot
3

goederen die vrijelijk beschikbaar zijn voor iedereen (non-exclusiviteit) en waarvan het gebruik door de één het gebruik door de ander niet belemmert (non-rivaliteit) zoals water, lucht en biodiversiteit

X Noot
4

Voor uitgebreidere informatie over de integrale aanpak van plastic soep op verschillende terreinen zie brief Toelichting aanpak zwerfvuil op zee (Kamerstuk 33 450, nr. 2) en de brief inzake afvalbeleid (Kamerstuk 30 872, nr. 132).

Naar boven