27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 266 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2014

Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezeggingen die ik u deed in mijn antwoorden op 3 februari 2014 op Kamervragen over metam-natrium (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1108) en naar aanleiding van de motie Dik-Faber (Kamerstuk 27 858, nr. 252), waarin de regering verzocht wordt samen met de sector de verschillende alternatieven voor het gebruik van metam-natrium in beeld te brengen en beleidsmatige belemmeringen voor het gebruik van deze alternatieven te inventariseren en de Kamer hierover te informeren vóór 1 mei 2014. De werkzame stof metam-natrium wordt gebruikt in natte grondontsmettingsmiddelen. Daarvan zijn in Nederland drie middelen toegelaten. Deze worden voornamelijk gebruikt om nematoden («aaltjes») in de grond te bestrijden, om de teelt van o.a. pootaardappelen, bollen en vermeerderingsgewassen te beschermen.

1. Toelatingsituatie metam-natrium

Essential use-toelating metam-natrium

In 2010 is metam-natrium door de Europese Commissie (EC) niet goedgekeurd, vanwege de onvolledigheid van gegevens in het toelatingsdossier waardoor onacceptabele risico’s voor mens, dier en milieu niet konden worden uitgesloten. Er geldt een uitzondering (genaamd «essential use») voor landen die kunnen aantonen dat het gebruik van de stof «onmisbaar» is, voor de duur van vier jaren1. Ook in Nederland mag de stof nog gebruikt worden onder strikte voorwaarden. Er is een meldplicht, die inhoudt dat het perceel wordt aangemeld voor een grondontsmetting; er wordt dan door de NVWA nagegaan of het bewuste perceel de afgelopen vier jaren nog niet is ontsmet. De «essential use» voor metam-natrium eindigt per 1 januari 2015. De afgelopen jaren (2008 – 2012) werd jaarlijks circa 5.500 hectare grond met metam-natrium ontsmet. In het voorjaar (voor een gewas staat) wordt circa een derde ontsmet en in het najaar 3.000 ha (na verwijdering van het gewas).

Vrijstelling

Op dit moment lopen geen vrijstellingen van metam-natrium conform artikel 53 van de Verordening (EG) Nr. 1107/20092 (VO-gwb) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De afgelopen jaren zijn zeer beperkt vrijstellingen verleend voor het gebruik van metam-natrium in de bloembollenteelt bij de aanwezigheid van het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci). Dit is een quarantaine-organisme dat volgens Europese fytosanitaire wetgeving niet verspreid mag worden. Via deze vrijstelling mocht het middel één maal extra worden toegepast binnen 5 jaar, uitsluitend op besmette percelen (in 2013 op 8,6 hectare).

Nieuwe Europese goedkeuring

In 2012 is de werkzame stof metam-natrium in Europa opnieuw goedgekeurd op grond van de VO-gwb op basis van een aangevuld gegevensdossier en na beoordeling door European Food Safety Authority, EFSA, met strenge toelatingsvoorwaarden (maximaal 1x per 3 jaren toepassen met een dosering van maximaal 300 l/ha). Nu de werkzame stof is goedgekeurd, kan de toelatinghouder een aanvraag voor een nieuwe nationale toelating van een middel op basis van metam-natrium indienen. In België zal een toelating worden aangevraagd in juni 2014. België treedt op als rapporterend lidstaat en doet de primaire beoordeling voor de Europese centrale zone. Nederland is bij de herbeoordeling nauw betrokken, als zogenaamd «concerned member state» aangezien voor Nederland ook een toelating is aangevraagd. Als de beoordeling tot een Belgische toelating leidt, worden in het kader van zonale beoordeling de lidstaten van dezelfde zone, waaronder Nederland, vervolgens geacht het middel ook toe te laten. Hierbij kan het Ctgb beperkende maatregelen opleggen, zoals een toepassingsvrije zone, rekening houdend met nationaal specifieke landbouwkundige omstandigheden (art. 36, VO-gwb).

2. Besluit vermindering blootstelling metam-natrium

In mijn antwoorden op Kamervragen over metam-natrium (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1108) heb ik aangegeven de zorgen van omwonenden over metam-natrium serieus te nemen en heb ik uw Kamer toegezegd dat ik de blootstelling van omwonenden aan metam-natrium wil beperken. Hierover is een aantal maal overleg gevoerd met LTO, de toelatinghouders en met het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Verschillende opties voor de beperking van de blootstelling van omwonenden zijn aan de orde geweest. Eén van de opties was een door de sector voorgestelde beperkte bufferzone tussen het toepassingsgebied van metam-natrium en plaatsen waar mensen verblijven, zoals woningen en scholen. Naar aanleiding van dit voorstel en naar aanleiding van het kabinetsbesluit over het Gezondheidsraadadvies over gewasbeschermingsmiddelen en omwonenden van 18 februari 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 230), heeft het Ctgb een verkennende studie op basis van het EU-stofdossier van 2012 en de veldstudies die daarin zijn opgenomen uitgevoerd, aangaande het risico voor omwonenden van middelen op basis van metam-natrium. Hieruit concludeert het Ctgb dat een risico voor omwonende kinderen niet kan worden uitgesloten. De huidige inschatting is dat de veilige grens voor kinderen kan worden overschreden zelfs indien een bufferzone van 100–150 meter wordt aangehouden. De conclusie van het Ctgb is als bijlage 1 bij deze brief gevoegd3.

Het Ctgb geeft in zijn brief aan:

«Metam-natrium wordt met name gebruikt als grondontsmettingsmiddel, en het is met name deze toepassing die leidt tot blootstelling aan omwonenden. Het College heeft, op basis van de verkennende studie, besloten om voor alle middelen op basis van metam-natrium een herbeoordelingstraject te starten, conform artikel 44 van de gewasbeschermingsverordening. De toelatingshouders krijgen de gelegenheid nieuwe informatie in te dienen in dit herbeoordelingstraject. Het merendeel van het gebruik van metam-natrium vindt plaats in het najaar.

Indien de herbeoordeling onder artikel 44 niet afgerond is voor het eerstvolgende moment dat het middel in Nederland gebruikt gaat worden, heeft het College de mogelijkheid noodmaatregelen in te zetten indien de noodzaak hiervan is vastgesteld (conform artikel 71 van de gewasbeschermingsverordening). Het (voorgenomen) gebruik van metam-natrium moet door de gebruiker per perceel worden gemeld aan de NVWA, hetgeen betekent dat het Ctgb weet wanneer het middel gebruikt gaat worden. Mocht dat plaatsvinden vóór de herbeoordeling afgerond is, dan zal door het College tot een maatregel op grond van art. 71 worden besloten.»

Ik neem met instemming kennis van het feit dat het Ctgb heeft besloten een herbeoordeling te starten van middelen met de werkzame stof metam-natrium op het aspect risico’s voor omwonenden. Het Ctgb zal mij hierover vóór de najaarstoepassingen van metam-natrium duidelijkheid verschaffen. Ik verwacht hun oordeel uiterlijk 15 augustus 2014, mits de gegevens op dit aspect voor juni door de toelatinghouder beschikbaar worden gesteld aan het Ctgb. In dat kader heb ik het Ctgb tevens verzocht te bewerkstelligen dat metam-natrium als grondontsmettingsmiddel ook per direct niet meer gebruikt zal worden. Zodra een melding voor voorgenomen gebruik van metam-natrium binnenkomt, dan gaat het Ctgb over tot treffen van de noodmaatregel. Dit betekent dat er een tijdelijk moratorium op het gebruik van metam-natrium wordt ingesteld tot aan de uitkomst van de herbeoordeling.

Bij de herbeoordeling zal het Ctgb nauw samenwerken met de Belgische toelatingsautoriteit, die voor metam-natrium leidend is in de middelenbeoordeling (rapporterend lidstaat in de zone). Op basis van wetenschappelijke studies (bijvoorbeeld via de studies die in België zullen worden aangeleverd bij de toelatingsaanvraag) zullen de risico’s van het gebruik van metam-natrium voor omwonenden in beeld gebracht worden.

Voor de sector is dit direct ingaande moratorium van metam-natrium een betekenisvol besluit. Het overgrote deel van de behandelingen op de percelen met de meest behandelde gewassen (bloembollen (tulp, narcis, hyacint), aardbei en aardappelen) kan volgens de sector worden uitgesteld tot ná het besluit inzake de herbeoordeling van het Ctgb. Ondanks dat blijft er een aantal tientallen hectare over waar een probleem voor de sector overblijft (aarbeienplantenteelt), omdat uitstel van ontsmetting niet mogelijk is en omdat er ook geen alternatieven voor ontsmetting met metam-natrium zijn. Inundatie (onder water zetten van een besmet perceel) kan niet, omdat de teelt plaatsvindt in het zuiden van het land waar het grondwater niet hoog genoeg staat. Met name daar waar het quarantaine-nematoden betreft, zal dit een probleem voor de export opleveren.

Echter, het niet kunnen uitsluiten van een gezondheidsrisico voor omwonenden (met name kinderen), heeft mij ervan overtuigd de toepassing van de stof als «essential use» niet te continueren.

Ik zal in elk geval tot aan de uitkomst van de herbeoordeling door het Ctgb geen vrijstelling op basis van artikel 38 verlenen voor toepassing van metam-natrium.

Voor de goede orde meld ik u dat ik – conform de Verordening gewasbeschermingsmiddelen – andere EU-lidstaten en de Europese Commissie (EC) in kennis zal stellen van de genomen maatregelen en de (wetenschappelijke) onderbouwing daarvan, waarna de EC een onderzoek zal instellen. Ook de andere lidstaten zullen dan hun toelatingen op het risico voor omwonenden herbeoordelen.

Met bovengenoemde maatregelen beoog ik tegemoet te komen aan de beperking van risico’s van de grondontsmetting met metam-natrium voor omwonenden.

3. Motie Dik-Faber: alternatieven voor metam-natrium

De motie Dik-Faber verzoekt de regering om samen met de sector de verschillende alternatieven voor het gebruik van metam-natrium in beeld te brengen en beleidsmatige belemmeringen voor het gebruik van deze alternatieven te inventariseren en de Kamer te informeren.

De sector (LTO en Plantum) heeft mogelijke alternatieven in beeld gebracht. Met name voor het aardappelcysteaaltje in aardappelen en Pratylenchusnematoden in lelies (en een aantal andere teelten) zijn er alternatieven als nematodenbestrijders inzetbaar vanaf circa 2015: afrikaantjes (Tagetes) en raketblad als vanggewas voor de schadelijke nematoden. De voorwaarde die de sector daarbij heeft aangegeven is dat deze kunnen dienen als Ecological Focus Area (EFA), licht bemest mogen worden en dat beperkte onkruidbestrijding met herbiciden mogelijk is. Ik ben vanuit een positieve grondhouding bereid samen met de sector te kijken naar de mogelijkheden, waarbij het voor mij van belang is dat het passend te maken is in de EU-regeling voor de vergroening van het GLB. Ik pak dit op zeer korte termijn op en zal u daarover berichten.

Voor de bestrijding van knolcyperus, en de bestrijding van nematoden in aardbeien, de groenteteelt, uien, vaste planten, bodemschimmels en nematoden in de bloembollen en bolbloementeelt zijn vooralsnog alternatieven zeer beperkt inzetbaar. Samen met de sector ga ik op korte termijn bepalen op welke wijze we een versnelling van het gebruik van alternatieven voor metam-natrium kunnen bevorderen zodat op middenlange termijn vanaf 2015 – 2016 de resultaten kunnen worden toegepast.

4. Slot

Tot slot meld ik u dat het kabinet in haar brief van 18 februari 2014 (Kamerstuk 27 858 nr 230) – naast een blootstellingsonderzoek – reeds een breder herbeoordelingstraject van gewasbeschermingsmiddelen op het aspect omwonenden heeft aangekondigd. Het feit dat omwonenden en agrariërs, ondanks het zorgvuldige toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen, toch mogelijk risico’s zouden kunnen lopen, dient volgens het kabinet goed onderzocht te worden. De huidige toelatingen zullen door het Ctgb aanvullend beoordeeld worden met behulp van twee reeds bestaande methodieken voor omwonenden (uit Verenigd Koninkrijk en Duitsland), te beginnen met de middelen die in de bollenteelt en fruitboomgaarden worden gebruikt, waarna middelen voor andere intensieve teelten zullen volgen. Daarmee zullen dan de risico’s beoordeeld worden voor alle omwonenden.

Ik zal u op de hoogte houden van beide herbeoordelingstrajecten door het Ctgb.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Een dergelijke beschikking houdt in dat een definitief niet op bijlage I van de oude gewasbeschermingsrichtlijn opgenomen werkzame stof (in dit geval metam-natrium) onder strikte voorwaarden voor noodzakelijk gebruik in een specifieke teelt van een specifieke lidstaat in een gewasbeschermingsmiddel mag worden toegelaten.

X Noot
2

Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (Pb EU 2009. L 309).

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven