Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 20487 nr. 41 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 20487 nr. 41 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2013
Inleiding
In deze brief informeer ik u over het programma «DuurzaamDoor: sociale innovatie voor een groene economie 2013–2016»1. Dit programma is de komende jaren de «paraplu» voor educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid.
Tevens geef ik met deze brief invulling aan de toegezegde evaluatie van de programma’s Natuur- en milieuEducatie (NME) en Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvDO) en vragen over deze programma’s die uw Kamer in eerdere overleggen heeft gesteld2.
Educatie als instrument voor effectief beleid
Ik zie educatie als een activiteit om zowel de effectiviteit van natuur-, milieu en duurzaamheidsbeleid als de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van mensen te vergroten. Educatie maakt – samen met voorlichting, communicatie, participatie, dialoog, capacity building – deel uit van het sociaal instrumentarium. Het is gericht op draagvlak, gedragsverandering en competentieontwikkeling zodat in de samenleving welgeïnformeerde keuzes worden gemaakt.
Bedoelde educatie-activiteiten worden gewaardeerd. Ruim 90% van de burgers vindt het belangrijk dat jongeren en volwassenen bewust worden gemaakt van de waarde van natuur, milieu en duurzaamheid, met name als er ook gerichte handelingsperspectieven worden geboden.3
Dat dit ook daadwerkelijk effect heeft – op korte en langere termijn – blijkt uit meerdere onderzoeken. Mensen die meer met natuur en milieu educatie (NME) in aanraking zijn geweest kiezen significant voor een (meer) duurzame levensstijl.
Ook beleidsprocessen rond duurzaamheid die ondersteund worden door «educatie» verlopen met meer draagvlak en hebben meer creatieve en duurzame oplossingen.4
Educatie: samenspel van overheden en maatschappelijke organisaties
Gezien de breedte van het onderwerp en om ook lokale werking te hebben, zijn meerdere ministeries betrokken en werk ik intensief samen met gemeenten, waterschappen en provincies.
Uitgangspunt bij deze samenwerking is dat de uitvoering van de educatie zo dicht mogelijk bij doelgroepen (scholen, jongeren, burgers, organisaties, bedrijven) wordt georganiseerd.
Gemeenten financieren daarom de uitvoerende activiteiten op bijvoorbeeld schooltuinen, kinderboerderijen, NME-centra en (lokale) duurzaamheids-initiatieven.
Provincies ondersteunen bovenregionale projecten en netwerken zoals via provinciale consulenten, in bezoekerscentra, bij dierentuinen en in musea.
Waterschappen organiseren onder andere excursies, lespakketten en gastlessen.
En het Rijk schept voorwaarden in de zin van de plek in het curriculum, innovatie van inhoud en methodiek, kennisinfrastructuur, professionaliteit en kwaliteit.
Daarbij heeft het Rijk jarenlang via meerjarenprogramma’s de conceptuele en beleidsmatige ontwikkeling ondersteund met kennis, innovatieve projecten, agendering en regie.
Het werkveld van NME en LvDO kent al decennia lang een grote inzet van maatschappelijke organisaties (NGO’s), zowel tienduizenden vrijwilligers als beroepskrachten. Enerzijds gaat het hierbij om organisaties die educatie als hoofdtaak hebben, bijvoorbeeld het IVN5 of Stichting Veldwerk Nederland. Anderzijds om organisaties die meer inhoudelijk gericht zijn op natuur, milieu of duurzaamheid, en daarbij ook educatie inzetten, bijvoorbeeld de Vlinderstichting of Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.
Beleidsmatig is NME en LvDO verankerd in natuur- en milieubeleid, zowel nationaal als ook internationaal. Inhoudelijk draagt het bij aan beleidstrajecten die vragen om maatschappelijk draagvlak en kennis- en innovatie-instrumenten. Duurzaamheidsbeleid raakt nog bredere terreinen van verschillende ministeries.6
Als het gaat om «leren» is NME en LvDO verankerd in het nationale onderwijsbeleid, in die zin dat aandacht voor natuur en milieu bijvoorbeeld onderdeel is van de Kerndoelen Basisonderwijs (Kerndoel 39, 40, 41), Kerndoelen Onderbouw VO (Kerndoel 28, 29, 30, 31, 32 en 33) en exameneisen voor bijvoorbeeld biologie en natuurkunde.
Duurzaamheid is echter ook verbonden met burgerschap en daarmee is het ook een vakoverstijgend onderwerp.7 Scholen zijn vrij in hun keuze om vorm en inhoud te geven aan lesinhouden die minimaal gebaseerd moeten zijn op de kerndoelen. Scholen maken daarbij gebruik van lesmethoden van educatieve uitgeverijen, handreikingen die zijn ontwikkeld door de SLO en/of bijvoorbeeld materiaal dat is ontwikkeld in het kader van NME en LvDO. Uit onderzoek blijkt dat er (meer dan) voldoende materialen en activiteiten beschikbaar zijn voor de scholen.8 Scholen zijn geholpen als NME en LvDO (nog) meer is verbonden met andere vak- en vormingsgebieden, bijdraagt aan de kwaliteit daarvan en helpt de leeropbrengst te vergroten.
Evaluatie programma’s NME en LvDO 2008 – 2012.
Afgelopen jaren zijn twee meerjarenprogramma’s uitgevoerd op basis van de NME- nota «Kiezen, Leren Meedoen» en de LvDO-nota «van agenderen naar doen».
In 2011 en 2012 zijn deze programma’s samengevoegd. Een interbestuurlijke Regiegroep met gedeputeerden, wethouders, een dijkgraaf en enkele ambtenaren heeft dit proces begeleid onder leiding van een onafhankelijk voorzitter.
In de periode 2008–2012 is door het Rijk ca. € 38 mln. ingezet vanuit mijn ministerie samen met bijdragen van de andere ministeries.
De cofinanciering van andere overheden en private partijen bedroeg minimaal € 20 mln. Dat is exclusief de reguliere inzet van lokale en provinciale NME-middelen die worden ingezet voor uitvoerende activiteiten, zoals op kinderboerderijen, schooltuinen, NME-centra, etc. Deze bedragen jaarlijks ca. € 45 mln.9 Daarnaast worden ook bij fondsen, bedrijven en NGO’s de nodige reguliere middelen aan NME besteed.
De programma’s zijn geëvalueerd door TNO en WUR/LEI10. Het evaluatierapport ontvangt u met deze brief. Hieronder zijn de hoofdpunten van de evaluatie en de aanbevelingen uit het rapport weergegeven.
Hoofdpunten uit evaluatie NME en LvDO 2008–2012.
• Er is goed invulling gegeven aan de doelstellingen van de nota’s NME en LvDO uit 2008.
• De programma’s zijn in staat geweest om flexibel om te gaan met veranderende omstandigheden in beleid.
• Veel pilots en projecten zijn gerealiseerd, o.a.: 84 NME arrangementen, 22 «proefgemeenten», ICT platform GroenGelinkt, ruim 300 (decentrale) projecten LvDO, 9 Communities of Practice, tientallen publicaties, twee UNESCO chairs, actieve onderwijsnetwerken in MBO, HO, en Pabo’s11.
• Focus op beperkt aantal thema’s en projecten is goed uitgepakt.
• Belofte van cofinanciering in de uitvoering is ruimschoots gerealiseerd.
• Constatering: heel veel initiatieven, pilots, projecten, maar samenhang, regie en borging ontbreekt nog.
• Aanpak via «arrangementen» heeft positief gewerkt voor a) meer vraagsturing, b) coalitievorming, c) professionaliteit NME sector en d) cofinanciering.
De onderzoekers bevelen aan om voor een nieuwe periode:
• vooral in te zetten op regie, verbinden, ontsluiting, opschalen en borging, kwaliteitsbewaking en professionaliteit;
• zowel bottom-up te werken (irt. de energieke samenleving) als ook de landelijke en internationale agenda’s te bedienen;
• een beperkt aantal thema’s te hanteren;
• door te gaan met «arrangementenaanpak» (coalitie – cocreatie -cofinanciering), en vooral géén «subsidieloket» te willen zijn;
• te werken aan lokale/regionale netwerken;
• te werken aan verdere versterking van de (kennis) infrastructuur.
Ik neem deze aanbevelingen over en heb ze uitgewerkt in een nieuw programma voor de komende jaren.
Nieuw programma DuurzaamDoor 2013 – 2016
Na overleg met de verschillende stakeholders heb ik geconcludeerd dat een vervolgprogramma wenselijk is en besproken waar dat vervolgprogramma zich op zou moeten richten. Voorgenoemde evaluatie geeft daarbij richting.
Doel programma
Het programma DuurzaamDoor beoogt actoren (kinderen, volwassenen, scholen, bedrijven, organisaties) toe te rusten met de nodige bewustzijn, kennis, attitude en handelingsperspectieven (competenties) om een welgeïnformeerde keuze te kunnen maken voor duurzaamheid.
DuurzaamDoor is tot stand gekomen in een interactief proces met kennisinstellingen, scholen, NGO’s, terreinbeherende organisaties, bedrijven en diverse overheden en kan inhoudelijk en qua uitvoeringsstrategie op draagvlak rekenen in het (NME)werkveld.
Er is een centrale agendering, maar daarnaast ook ruimte voor «bottom-up» om zo dicht mogelijk in de concrete uitvoering van projecten te kunnen stimuleren.
DuurzaamDoor is opgesteld als een stimulerings- en ontwikkelprogramma. Kernwoorden zijn daarbij «coalitie – cocreatie – cofinanciering».
Activiteiten worden bij voorkeur ondernomen in coalities van de 5 O’s, te weten: onderzoek, onderwijs, overheid, ondernemers, van onderop (burgers, NGO’s, ....)
DuurzaamDoor biedt een «platform», netwerken, (kennis)infrastructuur op gebied van educatie (scholen, cursussen, sociale leerprocessen) en ander sociaal instrumentarium (participatie, bewustwording, waardevorming en gedrag, kenniscirculatie, voorlichting). Daarmee is het een beleidsinstrument naast en/of in combinatie met juridisch en financieel instrumentarium.
DuurzaamDoor is zowel ondersteunend aan het onderwijs (ca. 40%) als ook aan buitenschools «leren en doen» voor zowel jongeren, volwassenen, bedrijven en andere maatschappelijke organisaties (ca. 60%) in het kader van leven lang leren, professionalisering en sociaal leren.
Bestuurlijke samenwerking in een regiegroep
Provincies, gemeenten, waterschappen zijn bestuurlijk akkoord met inhoud en werkwijze en pakken hun rol, inhoudelijk en op gebied van cofinanciering, onder andere via de gezamenlijke Regiegroep. Zij zijn verantwoordelijk voor de decentrale invulling van DuurzaamDoor en zullen de Rijksinzet co-financieren.
Thema’s: voedsel, natuur/biodiversiteit en circulaire economie, water en energie
Inhoudelijk leg ik voor de landelijke aanpak de eerste prioriteit bij de thema’s voedsel, natuur/biodiversiteit en de kabinetsinzet rond circulaire economie en dan met name grondstoffen en biobased economy. Voor «groen» is het dan ondermeer van belang om aan te sluiten bij het nieuwe natuurverhaal en het pamflet dat ik daarvoor recent heb verspreid. Natuur wil ik meer in handen van de mensen leggen en educatie speelt hierin een belangrijke rol. Het werkt immers aan bewustwording, kennis en biedt ook concrete handelingsperspectieven voor (vrijwillige) inzet. DuurzaamDoor sluit daarmee ook aan bij de aanbevelingen van het meest recente rapport van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur.12
Voor de uitwerking van het programma in decentrale aanpak ga ik uit van een breed palet aan thema’s, waarbij ook de thema’s water en energie en meer doorsnijdende aspecten als duurzaam produceren en consumeren, maatschappelijk verantwoord ondernemen, integrale gebiedsontwikkeling en lokaal/regionale coalities rond de ondersteuning van scholen een plek hebben. Cofinanciering en gezamenlijke inzet voor projecten moeten immers aansluiten bij de maatschappelijke energie en decentrale agenda’s. Ik wil die ruimte geven.
Financiering en budget
Ik stel voor de komende 4 jaar jaarlijks € 4 mln. beschikbaar voor het nieuwe programma. Dit budget wil ik als volgt inzetten:
1. € 1,5 mln. concrete decentrale arrangementen op lokaal/regionaal niveau samen met provincies en gemeenten. (cofinanciering 67%);
2. € 1,0 mln. landelijke innovatieve projecten (cofinanciering 50%), met name op thema’s groen, voedsel en grondstoffen;
3. € 1,2 mln. kennisinfrastructuur (ICT, Communities of Practice, masterclass, kwaliteitsmeter, professionalisering, netwerken);
4. € 0,3 mln. programmamanagement en reflexieve monitor.
Vanuit dit kader zal ik jaarlijks een werkplan laten opstellen onder verantwoordelijkheid van een interbestuurlijke Regiegroep. Andere stakeholders zal ik via een platform laten adviseren over de koers en inhoud. Op diverse programmadelen zal geprobeerd worden EU cofinanciering te verwerven.
Samenhang met andere (educatieve) activiteiten
Vanuit het perspectief van educatie zijn bij verschillende inhouden vaak de doelgroepen, methoden en (kennis)infrastructuur dezelfde. Het programma DuurzaamDoor zal de samenhang met de volgende educatieve programma’s versterken:
1. Voorlichting en Educatie Nationale Parken
Sinds de oprichting van het stelsel Nationale Parken is «voorlichting en educatie» één van de vier kernpunten van beleid. Dit wordt vormgegeven door het IVN, in afstemming met terreinbeheerders en bestuurlijke partijen. Via het programma DuurzaamDoor zullen uitvoerende werkzaamheden van het IVN deels op een andere wijze gefinancierd gaan worden, namelijk door middel van lokale/regionale arrangementen, waaraan meerdere actoren meewerken en meebetalen (i.p.v. alleen een generieke landelijke subsidie).
De coördinerende rol van IVN blijft structureel gefinancierd. Hiermee blijft het voorzieningenniveau in de concrete uitvoering bij de Nationale Parken op peil.
2. Voedsel- en voedings-educatie
Ten aanzien van voedseleducatie (bijv. smaaklessen, activiteiten voedingscentrum, project gezonde schoolkantine) worden deze activiteiten in relatie gebracht met NME projecten op gebied van voedsel, boerderijeducatie, stadslandbouw en schooltuinwerk. Voor Smaaklessen is een evaluatie separaat aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 138).
Er is een toekomstplan voor bredere invulling van voedseleducatie via een PPS platform met bedrijfsleven en kennisinstellingen. Hiermee wil DuurzaamDoor samenwerken, o.a. door de netwerken en kennisinfrastructuur aan te bieden voor effectieve verspreiding en ondersteuning van scholen op lokaal/regionaal niveau.
3. Groene Schoolpleinen
Rond groene schoolpleinen is de motie Ouwehand (TK 32 793 nr. 42) die het ministerie VWS gaat uitvoeren. DuurzaamDoor stelt haar kennis en netwerk ter beschikking van VWS die deze activiteiten verder zelf – onder de vlag van de Preventienota – zal vormgeven. Gemeenten, scholen en NGO’s die op dit gebied activiteiten willen ondernemen kunnen vanuit dit beleid ondersteund worden.
Andere educaties
Ook op gerelateerde terreinen zijn er educatieve agenda’s – bijvoorbeeld van de stuurgroep watereducatie (I&M) of de aanbevelingen van de Taskforce Biodiversiteit (EZ, I&M, Buza) – die ingevuld kunnen worden via het programma DuurzaamDoor. Niet in de zin dat het programma alle projecten uitvoert, maar wel samenhang brengt in de inspanningen van NGO’s, onderwijsprojecten, bedrijven en burgerinitiatieven en deze ook een plaats geeft binnen de vraag van verschillende partijen. DuurzaamDoor draagt ook bij aan de concretisering van educatieparagrafen uit internationale verdragen13 en de door de Verenigde Naties ingestelde «Decade for Education for Sustainable Development».
Met het Groen Onderwijs is de afgelopen jaren een synergie ontstaan, doordat groene scholen zich steeds meer profileren als «kenniscentrum». Door projecten als «groene kennis voor burgers», «regionale transitie», en het duurzaamheidsproject «voorop in de vergroening» is de samenwerking tussen groen onderwijs en NME/LvDO – met name in de regio – tot stand gekomen.
Passend bij het OCW beleid maatschappelijke stages in het Voortgezet Onderwijs heeft EZ een serie «groene maatschappelijke stages» ontwikkeld, waaraan inmiddels jaarlijks ca. 13.000 studenten deelnemen. Het kabinet is voornemens deze stages niet langer te verplichten. Hierdoor zoeken de betrokken organisaties een nieuwe context voor de educatieve activiteiten. Die kunnen liggen in deelname in lokale/regionale duurzaamheidnetwerken, het bieden van een rijke leercontext voor verschillende schoolvakken en in het leveren van een bijdrage aan studie- en beroepsoriëntatie.
De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Kamerbrief 18 april 2011 (Kamerstuk 20 487, nr. 38); Handelingen van AO 20 april 2011 (Kamerstuk 30 825 nr. 79); Kamerbrief 6 december 2011 (Kamerstuk 20 487, nr. 39); Kamerbrief 3 augustus 2012 (Kamerstuk 20 487, nr. 40).
Draagvlak voor NME (QA-plus, 2007); Het groene hart van burgers (LEI, 2005); Bestuurlijke vraagarticulatie NME (KLB 2010)
Hoe duurzaam is NME (UvU, WUR, SVN), De effectiviteit van NME (Alterra, 2004), Meerwaarde inzet sociale instrumenten (ARCADIS, 2011).
Een Groene Groeistrategie voor Nederland (TK, maart 2013), The Future we Want (Rio + 20, para 233 e.v.), Human Capital Agenda’s van Topsectoren, Techniekpact
Duurzaamheid is leren vooruitzien (SLO, kernleerplan LvDO, 2007); Skills for Green Jobs (OECD, 2009; Cedefop, 2010); Learning for the Future (UNECE, 2012)
Effectiviteit van NME (Alterra 2004); Een groene kaart voor NME (Alterra, 2009); NME ondersteuning in de provincies (Alterra 2008); Gebruik van NME in het onderwijs (BOP, 2012); Naar een kern voor leerlijnen NME (UvU, WUR, SVN, 2010); www.kennisvoornme.nl
Bijlage: Duurzaam Doen! Leren in vitale coalities, (TNO/WUR/LEI, december 2012), ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer
Convention on Biodiversity, World Water Forum, Convention on Sustainable production and consumption, Climate Change, Convention on Sustainable Development, UNECE strategy for ESD.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20487-41.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.