33 037 Mestbeleid

Nr. 79 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2013

Tijdens het debat over het thema subsidiariteit op 19 september jongstleden (Handelingen II 2013/14, nr. 3 debat over het thema «subsidiariteit») heeft het lid Dijkgraaf (SGP) gesproken over de casus van de Nitraatrichtlijn in relatie tot subsidiariteit. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer daarop een reactie toegezegd. Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de kabinetsreactie op deze casus aan.

Koppeling actieprogramma en derogatie

Tijdens genoemd debat werd specifiek gevraagd naar de juridische basis voor de koppeling die de Europese Commissie legt tussen enerzijds de actieprogramma’s onder de Nitraatrichtlijn en anderzijds de derogatie die de Commissie kan verlenen voor de vaste gebruiksnorm voor dierlijke mest. Die is te vinden in de Nitraatrichtlijn zelf:

  • Op grond van artikel 5 van de richtlijn moeten lidstaten actieprogramma’s opstellen voor de kwetsbare zones die zij aangewezen hebben. Nederland heeft het gehele grondgebied als zodanig aangewezen.

  • Op grond van het vierde lid, onder a, van genoemd artikel moeten de maatregelen uit bijlage III van de richtlijn in het actieprogramma opgenomen worden.

  • Bijlage III geeft aan dat er een vaste gebruiksnorm van 170 kg stikstof per hectare uit dierlijke mest geldt.

  • Bijlage III kent ook de mogelijkheid van derogatie van deze norm. Dan moet evenwel uit het actieprogramma blijken dat een hogere norm aan stikstof per hectare geen afbreuk doet aan de hoofddoelstelling van artikel 1 van de Nitraatrichtlijn: het verminderen en verder voorkomen van waterverontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

  • In dat geval moet van dit voornemen mededeling gedaan worden aan de Commissie, die het derogatieverzoek behandelt volgens de procedure van artikel 9 Nitraatrichtlijn, volgens welke het Nitraatcomité, waarin vertegenwoordigers van Europese Commissie en lidstaten zitting hebben, advies uitbrengt aan de Commissie die hier een besluit over neemt.

De Nitraatrichtlijn biedt dan ook een duidelijke juridische basis voor de koppeling tussen actieprogramma en derogatie, waarbij het actieprogramma de inhoudelijke basis vormt van de derogatie.

Beoordeling derogatieverzoek

Tijdens genoemd debat is ook gesproken over de wijze waarop de Europese Commissie de Nederlandse monitoringsresultaten beoordeelt in relatie tot een derogatieverzoek. In dit verband wijzen wij op de recente brief1 aan uw Kamer met betrekking tot de zevende rapportage over de Nederlandse derogatie.

Deze rapportage laat zien dat een gebruiksnorm voor dierlijke mest van 250 kg stikstof per hectare per jaar op bedrijven met een groot aandeel grasland goed samen kan gaan met een goede grondwaterkwaliteit. De grondwaterkwaliteit op derogatiebedrijven ligt gemiddeld in de meeste gebieden immers (ruim) beneden de streefwaarde van 50 milligram nitraat per liter. In het zandgebied wordt de streefwaarde van 50 mg/liter echter op een groot aantal derogatiebedrijven nog overschreden. In het lössgebied is de gemiddelde waarde ook op gebiedsniveau nog te hoog. Ook de oppervlaktewaterkwaliteit speelt een rol in de beoordeling en verschilt per gebied. In het voorstel voor het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn zoals dat aan de Europese Commissie is voorgelegd, worden maatregelen voor deze gebieden voorgesteld die deels ook effect hebben op de bedrijfsvoering op derogatiebedrijven en daarmee het verzoek om een nieuw derogatieverzoek helpen te onderbouwen.

De inzet van het kabinet is er op gericht om op korte termijn met de Europese Commissie overeenstemming te bereiken over het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en op basis hiervan een nieuwe derogatie te verkrijgen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstuk 33 037, nr. 76.

Naar boven