26 407
Biodiversiteit

nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2009

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van VROM, het rapport «Beleidsevaluatie Functioneel gebruik van biodiversiteit in de landbouw – Terugblikken en vooruitzien» aan.1

In de beleidsbrief Biodiversiteit (TK, 2004–2005, nr. 26 407) hebben wij aangekondigd een stimuleringsbeleid te voeren op het gebied van functionele agrobiodiversiteit. Tevens is daarin aangegeven dat dit beleid zal worden geëvalueerd. Afgelopen september is deze ex durante evaluatie afgerond. Hierbij presenteren we u de beleidsevaluatie en het vervolgbeleid op het gebied van functionele agrobiodiversiteit.

De algemene bevindingen uit de beleidsevaluatie over het gevoerde stimuleringsbeleid zijn positief. Wij willen dan ook de ingezette lijn voortzetten en op onderdelen versterken.

Doelstelling Functionele agrobiodiversiteit

De landbouwsector verkeert in een transitieproces naar duurzame landbouw. De landen tuinbouw in Nederland staan voor de uitdaging om met behoud van hoge opbrengsten te komen tot minder gebruik en afhankelijkheid van hulpstoffen of -middelen als (kunst)mest, bestrijdingsmiddelen en beregening.

Het Rijk streeft naar deze duurzame, concurrerende en maatschappelijk verantwoorde landbouw.

Functionele agrobiodiversiteit (FAB2 ) kan hier een prominente rol in spelen. Het functioneel gebruik van natuurlijke processen van biodiversiteit in de landbouw bestaat uit een samenspel van de volgende onderdelen:

– Levende bodem; natuurlijke ziekten en plaagregulatie, waterberging en nutriëntenkringlopen

– Gezonde planten; ziektenresistentie planten/veredeling

– Sterke dieren; weerstand/veerkracht en selectie

– Natuurlijke omgeving; bijdrage aan een mooi en natuurlijk landschap.

Dit samenspel draagt bij aan gezonde bedrijven die tegen een stootje kunnen in economisch, sociaal en ecologisch opzicht. Toepassing van FAB kan ervoor zorgen dat nutriënten beter benut worden doordat bodembiodiversiteit de bodem gezond houdt. Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen kan verminderd worden doordat natuurlijke vijanden van plagen zich in akkerranden ophouden. Dit concept draagt tevens bij aan een aantrekkelijker landschap en FAB kan daarmee de stad-land relatie versterken. Daarnaast kan FAB bijdragen aan het halen van doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, bodem (Europese Bodemstrategie), water (Kader Richtlijn Water) en biodiversiteitsbehoud.

Het uiteindelijke doel van het FAB-beleid is dat het gebruik van agrobiodiversiteit integraal onderdeel wordt van de bedrijfsvoering van elke grondgebonden agrarische ondernemer. Tevens moet het op het gebied van de drie p’s (people, planet, profit) renderen voor zowel de sector als de maatschappij. Daarvoor moeten nog wel de nodige belemmeringen worden geslecht zoals blijkt uit de evaluatie.

Conclusies evaluatie

Vanaf 2004 is een stimuleringsbeleid gevoerd om de sector te stimuleren en te ondersteunen bij het toepassen van FAB in de landbouw. Dit beleid is geëvalueerd door CREM en NovioConsult. Hieronder volgen de conclusies ten aanzien van de volgende elementen van het stimuleringsbeleid: 1) Kennisontwikkeling enverspreiding, 2) Ondersteunen van pilots, 3) Belemmeringen wegnemen

1) Kennisontwikkeling en -verspreiding

De inzet op kennisontwikkeling en -verspreiding is gezien de beleidsfase waarin het onderwerp zich bevond effectief geweest. Het besef dat FAB bijdraagt aan de verduurzaming van het productieproces dringt breed door. Wel bestaat er behoefte aan meer kennisontwikkeling en praktijktoetsing. Inmiddels hebben LTO en NAJK samen met de rijksoverheid het Stimuleringsprogramma Agrobiodiversiteit en Duurzaam Bodemgebruik in de Landbouw (SPADE) geïntroduceerd. Spade is een belangrijk instrument voor draagvlakvergroting en verspreiding van kennis. Kennisverspreiding naar het onderwijs is achtergebleven en blijft een aandachtspunt.

2) Ondersteunen van pilots

Via provinciale pilots (SGB1 en ILG 2 ) en landelijke pilots zijn er meer bedrijven aan de slag gegaan met het toepassen en ontwikkelen van FAB.

De eerste landelijke pilot die is uitgevoerd betreft LTO-FAB (Hoeksche Waard). In deze pilot is veel waardevolle kennis opgedaan en zijn aansprekende resultaten geboekt. Zo is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor bestrijding van luis in aardappelen en graan in een aantal jaren met 100% gereduceerd. Deze pilot heeft ondertussen een vervolg gekregen in het zogenaamde LTO-FAB 2 project.

Daarnaast zijn er in het kader van het ILG zestien nieuwe pilots opgezet waarmee spreiding in gebieden en sectoren wordt gerealiseerd.

Inmiddels worden er weer diverse nieuwe projecten in de verschillende provincies opgestart. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de doelstelling van negen pilots uit de beleidsbrief.

3) Belemmeringen wegnemen

Tijdens de beleidsperiode heeft ook het wegnemen van belemmeringen de nodige aandacht gekregen. Het betreft hier beleidsmatige belemmeringen van tegenstrijdige regelgeving. Daarnaast bestaat er nog een scheve verhouding tussen de kostendragers (agrarische ondernemers) en degenen die de baten van FAB ontvangen (samenleving). Oplossing van dit vraagstuk kan de drempel om FAB te integreren in de gangbare landbouw verlagen.

Stimuleringsbeleid

Algemene conclusie van de onderzoekers is dat de beleidsbrief Biodiversiteit en het daarin aangekondigde beleid op het juiste moment de juiste stimulans is geweest om de benutting van FAB te vergroten. Hierbij wordt opgemerkt dat transities tijd kosten, ondernemers moeten de nieuwe aanpak leren vertrouwen. Mede daarom dient de sturingsfilosofie van gezamenlijk optrekken van sector en Rijk te worden voortgezet. Van een pioniersfase gaat FAB nu over naar een fase van uitbouw en uitrol die een structurele en strategische aanpak vereist.

Bovenstaande conclusies onderschrijven wij van harte en wij zijn dan ook graag bereid de verdere uitbouw van FAB die inmiddels plaatsvindt te ondersteunen met de volgende beleidsacties.

Beleidsacties

Om FAB succesvol en sociaal-economisch verantwoord te kunnen laten integreren in de bedrijfsvoering van agrarische ondernemers en om daarvoor draagvlak en ondersteuning in de samenleving te realiseren, zullen de ministeries van LNV en VROM de komende tijd aan de slag gaan met de strategische uitwerking van FAB voor de middenlange termijn op basis van deze beleidsbrief.

Het Rijk zal overeenkomstig de aanbevelingen verder inzetten op het stimuleren en ondersteunen van de verdere toepassing van FAB door de sector. Hiervoor zal ingezet worden op versterking van de volgende strategische elementen:

a) Verdere kennisontwikkeling en -verspreiding

b) Monitoring resultaten FAB

c) Financiering en vermaatschappelijking van FAB.

a) Verdere kennisontwikkeling en -verspreiding

In de komende jaren streven we ernaar om de kennis over FAB te verbreden. Voor de toepassing van akkerranden ten behoeve van een grotendeels natuurlijke plaagbeheersing op akkers zal op korte termijn meer kennis dienen te worden ontwikkeld en getoetst, zodat het gebruik van akkerranden verder uitgerold kan worden naar grondgebonden agrarische ondernemers binnen en buiten de pilots.

De bodem wordt door grondgebonden agrarische ondernemers in toenemende mate als bepalende productiefactor gezien waarop de bedrijfsstrategie moet worden afgestemd. Daarom zal de komende beleidsperiode de kennisontwikkeling, toetsing en verspreiding op het gebied van bodem prioriteit krijgen.

Voor kennisontwikkeling is dit jaar een vervolg gegeven aan het DLO-programma voor functionele agrobiodiversiteit gericht op zowel bovengronds als ondergronds, dat tot 2011 zal doorlopen. Daarnaast vinden er op het gebied van duurzaam bodembeheer onderzoeken plaats vanuit de ministeries van LNV en VROM. Praktijkgerichte ontsluiting van nieuwe kennis is een aandachtspunt om verspreiding van de ontwikkelde kennis ook daadwerkelijk te realiseren.

In het kader van het ILG zullen er door de provincies de komende vijf jaar tientallen pilots worden uitgevoerd waarbij op praktijkschaal ervaring wordt opgedaan met agrobiodiversiteit bovengronds en duurzaam bodemgebruik in de landbouw.

Ook heeft de landelijke pilot FAB dit jaar een vervolg gekregen, welke zal lopen tot 2011. Hierin zal zowel de bodem als FAB bovengronds (onder andere akkerranden en scouten) aandacht krijgen.

Op het gebied van kennisverspreiding hebben wij samen met de sector dit jaar het startsein gegeven voor Spade. Dit programma zet zich in om kennis te bundelen, te verspreiden en kennisvragen vanuit de sector op te pakken. De kennisverspreiding via het onderwijs zal aandacht krijgen via de inzet van de Groene Kennis Coöperatie. Daarnaast zijn de kennismakelaars van Spade ook actief in het onderwijs.

Op het gebied van FAB is ook elders in Europa kennis en ervaring opgedaan. Om deze kennis te ontsluiten is door Nederland het initiatief genomen om het «EU learning network FAB» op te zetten. Dit netwerk biedt kansen om het onderwerp op de Europese agenda te zetten en tot internationale kennisuitwisseling te komen.

b) Monitoring

Wij zetten erop in om het rendement van FAB inzichtelijk te maken en zullen daartoe indicatoren laten ontwikkelen die laten zien op welke wijze en mate agrobiodiversiteit bijdraagt aan verduurzaming van de grondgebonden landbouw op bedrijfs- en gebiedsniveau.

Overeenkomstig de aanbevelingen zal bij de opzet van de ILG-pilots aan monitoring expliciet aandacht worden besteed. Ook via de projectenmodule in het Spade-project zal inzicht worden verschaft in de voortgang en aard van de pilots. Daarnaast zal er in het kader van Spade ook een nulmeting en een nameting worden gedaan, om te monitoren in hoeverre ondernemers welke niet betrokken zijn bij pilots gebruik maken van FAB. Op deze wijze kan het draagvlak van FAB worden gemeten.

c) Financiering en vermaatschappelijking

De MKBA «kwaliteitsimpuls Groenblauwe dooradering Hoeksche Waard» geeft aan dat er bij maatregelen op gebiedsniveau een scheve verhouding bestaat tussen kostendragers, de agrarische ondernemers, en degenen die de baten ontvangen, betrokken partijen in de samenleving.

De primaire verantwoordelijkheid voor de verduurzaming van de bedrijfsvoering ligt bij de agrarische ondernemer. De verdere ontwikkeling en toepassing van functionele agrobiodiversiteit vraagt ook om een faciliterende rol van de overheid.

In overleg met alle betrokken actoren zullen wij nagaan welke financieringsinstrumenten kunnen zorgdragen voor een verantwoorde verdeling van kosten en baten (op regionaal en nationaal niveau) binnen de Europese beleidskaders. Hierbij zullen de bevindingen van de taskforce «Financiering Landschap Nederland» worden meegenomen.

Daarnaast wordt er in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid gekeken op welke wijze ondernemers die FAB als maatschappelijke prestatie toepassen in hun bedrijfsvoering hiervoor kunnen worden beloond (Kamerstukken 28 625, nr. 60, 12 september 2008, Houtkoolschets Europees Landbouwbeleid 2020).

Tot slot

Met bovengenoemde activiteiten beogen wij de komende jaren de benutting van agrobiodiversiteit in de landbouw te versterken en daarmee de ontwikkeling naar een duurzame, concurrerende en maatschappelijk verantwoorde landbouw op de langere termijn te ondersteunen.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Definitie Functionele Agrobiodiversiteit (FAB): «Het geheel aan plantaardige en dierlijke genetische bronnen, bodem- en micro-organismen, insecten en andere flora en fauna in agro-ecosystemen, alsmede elementen van natuurlijke habitats die relevant zijn voor agrarische productiesystemen». «Begeleidende biodiversiteit» (de biologische en landschappelijke elementen die voortvloeien uit, dan wel afhankelijk zijn van landbouwpraktijken) valt buiten deze definitie.

XNoot
1

Stimuleringsregeling Gebiedsgericht Beleid.

XNoot
2

Investeringsbudget Landelijk Gebied.

Naar boven