24 036 Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

Nr. 408 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2014

Met het oog op de agendering van mijn brief van 22 januari 2014 over de horecabiermarkt (Kamerstuk 24 036, nr. 406) voor het Algemeen Overleg Marktwerking, Mededinging en Staatssteun op 19 juni 2014 informeer ik uw Kamer met deze brief over ontwikkelingen in de horecabiersector.

1. Achtergrond

Tijdens het Algemeen Overleg Marktwerking en Mededinging op 18 september (eerste termijn)(Kamerstuk 24 036, nr. 400) en 9 oktober 2013 (tweede termijn)(Kamerstuk 24 036, nr. 405) is gesproken over de zorgen van uw Kamer over de werking van de horecabiermarkt. Naar aanleiding van de analyse die de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar de horecabiermarkt heeft verricht, heb ik uw Kamer toegelicht dat er volgens de ACM geen aanleiding is om te veronderstellen dat de overeenkomsten tussen brouwers en horecaondernemers de concurrentie beperken. Naar het oordeel van de ACM is er op de horecabiermarkt voldoende dynamiek waarbij brouwers en horecaondernemers onderling concurreren. Wel heeft de ACM in haar analyse enkele aanbevelingen geformuleerd die er met name toe strekken dat horecaondernemers beter kennis kunnen nemen van de precieze voorwaarden in de overeenkomsten voordat zij deze met brouwers sluiten, zoals een professionaliseringsslag onder horecaondernemers en een verbetering van de transparantie van contracten (Kamerstuk 32 637, nr. 60).

Daarnaast is tijdens het Algemeen Overleg gesproken over de onderlinge verstandhouding tussen brouwers en horecaondernemers. Hoewel ik de onderlinge relatie tussen ondernemingen in eerste instantie een verantwoordelijkheid van partijen zelf acht, heb ik uw Kamer toegezegd een gesprek op gang te zullen brengen ter bevordering van de onderlinge relatie tussen brouwers en horecaondernemers. Zoals ik uw Kamer bij brief van 22 januari 2014 heb geïnformeerd, heeft hiertoe op 28 november 2013 een eerste gesprek plaatsgevonden op het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuk 24 036, nr. 406). Tijdens dit gesprek hebben partijen bereidheid getoond de onderlinge verstandhouding te verbeteren en hebben zij actiepunten afgesproken om de aanbevelingen van de ACM op te pakken. Om de voortgang van de afgesproken actiepunten te bespreken, heeft op 21 mei 2014 een tweede gesprek op het Ministerie van Economische Zaken plaatsgevonden.

2. Recente ontwikkelingen binnen de horecabiersector

Tijdens het overleg op 21 mei 2014 hebben brouwers en horecaondernemers toegelicht dat in de afgelopen periode twee gezamenlijke overleggen hebben plaatsgevonden (op 3 februari en 10 april). De partijen hebben aangegeven dat tijdens deze overleggen in verbeterde sfeer en op constructieve wijze is gesproken over de mogelijkheden om invulling te geven aan de aanbevelingen van de ACM. Zo worden door Koninklijke Horeca Nederland (KHN) de mogelijkheden verkend om binnen de geldende wettelijke kaders de informatievoorziening aan haar leden te bevorderen over contractonderhandelingen met brouwers. KHN werkt momenteel bijvoorbeeld aan vragenlijsten waarvan horecaondernemers gebruik kunnen maken tijdens de onderhandelingen met brouwers.

Ook is naar aanleiding van de analyse van de ACM gesproken over transparantieverbeteringen in de contracten tussen brouwers en horecaondernemers. Door de partijen is aangegeven dat er wordt gewerkt aan een uniforme lijst van definities van begrippen in contracten. Daarnaast wordt bezien of het mogelijk is tot een overzicht te komen van waar bepaalde kernbepalingen in een overeenkomst staan en wat deze kunnen inhouden, zoals bepalingen over aansprakelijkheid en opzegtermijnen. Naast de gezamenlijke inspanning in de sector werken brouwers tevens individueel aan transparantieverbetering van hun contracten.

Ten slotte is gesproken over een verduidelijking van de voorwaarden die gelden indien een horecaondernemer naar een andere brouwer wil overstappen en de andere brouwer een bruikleeninstallatie overneemt. Gelet op onder meer de verschillen in de inkoopkorting die brouwers bij de aanschaf van bruikleeninstallaties kunnen bedingen, alsook onderlinge verschillen in marktposities, wordt door brouwers ingezet op bilaterale afspraken over de voorwaarden die zij hanteren bij de onderlinge overname van bruikleengoederen. Daarnaast wordt gewerkt aan een transparantieverbetering in de voorwaarden die gelden indien horecaondernemers installaties die zij in bruikleen hebben zelf willen overnemen.

Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken constateer ik dat brouwers en horecaondernemers in een verbeterde onderlinge relatie op gezamenlijk, bilateraal en individueel niveau werken aan de aanbevelingen van de ACM. Partijen hebben toegelicht dat op 19 juni 2014 een derde gezamenlijk gesprek staat gepland. In overleg met de sector is afgesproken dat partijen na de zomer zullen worden gepolst om te bezien of nader overleg bij het Ministerie van Economische Zaken wenselijk is.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven