31 532 Voedingsbeleid

Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2014

Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken in 2013 is een motie van de leden Dijkgraaf en Geurts aangenomen die de regering verzocht een beleidsregel vast te stellen voor de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) met daarin aanwijzingen voor het bieden van ruimte voor afspraken in de agronutriketen over publieke belangen als dierenwelzijn en milieu (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 99). Met deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de beleidsregel mededinging en duurzaamheid. In deze brief zal ik tevens ingaan op de op 1 april aangenomen motie Van Gerven/Van Dekken (Kamerstuk 31 532, nr. 133) waarin de regering wordt verzocht te bezien hoe bij de nieuwe beleidsregels voor de NMa (ACM) ook het aspect van «voordelen voor het dier» meegenomen kan worden en hierover binnen drie maanden te rapporteren aan de Kamer.

Beleidsregel mededinging en duurzaamheid

De beleidsregel mededinging en duurzaamheid treft u bijgaand aan1. Deze beleidsregel beoogt dat de ruimte die het mededingingsrecht biedt om duurzaamheidsafspraken te maken beter wordt benut door meer duidelijkheid te bieden over de beoordeling hiervan door de ACM.

De beleidsregel biedt ondernemingen houvast, indien zij willen motiveren waarom hun afspraken aan de vrijstellingsvoorwaarden van het kartelverbod in artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet voldoen. Daarnaast stelt de beleidsregel een aantal voor duurzaamheid specifieke aspecten vast die de ACM als toezichthouder dient te betrekken bij de beoordeling van het mogelijk van toepassing zijn van de vrijstelling van het kartelverbod. In de beleidsregel wordt uitgegaan van een breed welvaartsbegrip, waarbij ook toekomstige voordelen worden meegewogen bij de vraag of een afspraak welvaartsverhogend is. Juist in het geval van duurzaamheidsinitiatieven doen de voordelen voor de gebruikers zich met name op langere termijn voor. De beleidsregel is niet alleen van toepassing op duurzaamheidsafspraken in de agronutriketen, maar tevens op andere sectoren waarin duurzaamheidsafspraken worden gemaakt. In de beleidsregel wordt uitgegaan van een breed begrip van duurzaamheid. Hieronder valt bijvoorbeeld de bescherming van milieu en ecologie, volksgezondheid, dierenwelzijn en eerlijke handel.

Voor een vrijstelling van het kartelverbod is het nodig dat de voordelen van de duurzaamheidsafspraak opwegen tegen de beperking van de mededinging, waardoor bijvoorbeeld een prijsverhoging kan optreden. Duurzaamheidsafspraken kunnen de kwaliteit van het product verbeteren of een nieuw product creëren. Wanneer de consumenten hier zoveel waarde aan hechten dat dit opweegt tegen de nadelen van de afspraak kan deze worden toegestaan. Dit was bijvoorbeeld het geval toen een groot deel van de Europese fabrikanten en importeurs van huishoudelijke wasmachines afspraken om de productie en de invoer in de EU van apparaten met de laagste energie-efficiëntie te staken om het energieverbruik en daarmee de vervuilende uitstoot bij elektriciteitsopwekking terug te dringen. De Europese Commissie oordeelde in 2000 dat een vrijstelling van het mededingingsverbod van toepassing was op basis van een afweging van de voor- en nadelen van de afspraak voor de consument. De voordelen die konden worden geïdentificeerd betroffen zowel voordelen voor de consument in de vorm van lagere energiekosten als maatschappelijke voordelen in de vorm van verminderde CO2-uitstoot. De verminderde CO2-uitstoot levert de consument in de toekomst voordelen op, doordat zij dan minder kosten hoeft te maken om de negatieve gevolgen van CO2-uitstoot (klimaatverandering) terug te dringen.

Het kartelverbod en de mogelijkheid van een vrijstelling hiervan zijn geënt op het Europese kartelverbod en worden door de ACM toegepast in overeenstemming met het Europese mededingingsrecht. Bij de formulering van de beleidsregel is dan ook rekening gehouden met het Europeesrechtelijke kader dat wordt gevormd door de uitleg van de Europese Commissie en uitspraken van het Europees Hof van Justitie. Tevens is de beleidsregel informeel afgestemd met de Europese Commissie.

Er heeft een openbare internetconsultatie van de concept beleidsregel plaats gevonden van 15 juli tot en met 9 september 2013. In totaal zijn 5 reacties op de concept beleidsregel ontvangen. In de reacties op de consultatie werd met name aandacht gevraagd voor verduidelijking van en meer voorbeelden over de toepassing van het begrip duurzaamheid in de praktijk. Met de reacties is zo goed mogelijk rekening gehouden bij de verdere vormgeving van de beleidsregel, doordat onder andere meer praktijkvoorbeelden zijn toegevoegd. Daarnaast heeft een uitvoerings- en handhavingstoets door de ACM plaatsgevonden op de beleidsregel met een positief resultaat. De ACM zal gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel een visiedocument over duurzaamheid publiceren. In dit visiedocument legt de ACM uit hoe zij binnen het kader van de beleidsregel mededinging en duurzaamheid in de praktijk haar afweging zal maken. Dit is in aanvulling op de vorig jaar maart door de ACM gelanceerde kennisbank duurzaamheid.

Motie Van Gerven over voordelen voor het dier in de beleidsregels

Tijdens het VAO Voedsel op 4 (Handelingen II 2013/14, nr. 58, VAO Voedsel) maart heeft het lid Van Gerven een motie (Kamerstukken II, 2013/2014, 31 532 nr. 125) ingediend. Deze is vervolgens in gewijzigde vorm (Kamerstuk 31 532, nr. 133) samen met het lid Van Dekken op 1 april ingediend en aangenomen. De (gewijzigde) motie verzoekt de regering te bezien hoe bij de nieuwe beleidsregels voor de NMa (ACM) ook het aspect van «voordelen voor het dier» meegenomen kan worden en hierover binnen drie maanden te rapporteren aan de Kamer. De motie verwijst naar een uitspraak van de WTO over een Europees handelsverbod op producten afkomstig van de zeehondenjacht, dat rechtsgeldig is verklaard en waarbij dierenwelzijn als grond is erkend. Het gaat hier om een Europees verbod dat in verordening (EG) nr. 1007/2009 is vastgelegd. Wanneer dergelijke normen voor dierenwelzijn in Europese regelgeving zijn vastgelegd, is er geen kans op strijd met het mededingingsrecht, omdat er sprake is van wettelijke normering en niet van afspraken tussen ondernemingen. Het Europeesrechtelijke mededingingskader, zoals bevestigd door de Europese Commissie in de afstemming over de beleidsregel, laat bij de toepassing van een vrijstelling van het kartelverbod de mogelijkheid dierenwelzijn mee te wegen, indien dierenwelzijn de consument kwalitatieve voordelen kan bieden. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie waarin consumenten waarde hechten aan bepaalde kwalitatieve eigenschappen van het product en bereid zijn om daar een hogere prijs voor te betalen. Het mededingingsrecht en het Europese recht bieden geen ruimte om de voordelen voor dieren mee te wegen. Door in de beleidsregel duurzaamheid breed te formuleren, zodat ook dierenwelzijn eronder valt, wordt dierenwelzijn maximaal meegewogen binnen de kaders die de Mededingingswet en het Europese recht bieden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven