21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 491 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2014

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie inzake de Europese voorzieningszekerheidsstrategie (kenmerk COM (2014) 330). Hiermee voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om voorafgaand aan het Algemeen Overleg Europese Energiezekerheidsstrategie op 18 juni 2014 uw Kamer deze reactie te doen toekomen.1

Aanleiding

Op 21 maart 2014 heeft de Europese Raad gediscussieerd over de spanningen tussen Oekraïne en Rusland. Daarbij zijn ook de mogelijke gevolgen van het conflict voor de Europese gasleveringen van Rusland via Oekraïne aan de orde geweest. De Raad was bezorgd dat escalatie van het conflict grote gevolgen zou kunnen hebben voor de gasvoorziening in grote delen van Europa. Dat is begrijpelijk gezien het feit dat Rusland in ongeveer 25% van de Europese gasconsumptie voorziet en dat ongeveer de helft van de Russische gasleveringen aan Europa door Oekraïne loopt.

De Europese Raad heeft daarom aan de Europese Commissie (hierna: de Commissie) gevraagd om de importafhankelijkheid van Europa te analyseren en om voorstellen te doen om die afhankelijkheid te verminderen. Met de presentatie van de European Energy Security Strategy heeft de Commissie op 28 mei jl. haar analyse gepresenteerd. Deze strategie wordt op 13 juni a.s. in de Energieraad besproken en staat op de agenda van de Europese Raad, die op 26 en 27 juni a.s. bijeen zal komen.

De voorstellen van de Europese Commissie

Het strategiedocument van de Commissie besteedt aandacht aan alle energiedragers, maar ruimt de meeste aandacht in voor gas. Hier worden, de vorige crises in 2006 en 2009 indachtig, de meeste kwetsbaarheden gezien. Binnen de EU zijn er overigens grote verschillen als het gaat om de importafhankelijkheid voor gas. Nederland is een grote exporteur en is nauwelijks afhankelijk van importen, terwijl enkele Centraal- en Oost-Europese landen vrijwel volledig afhankelijk zijn van geïmporteerd (Russisch) gas.

De Commissie doet zowel voorstellen voor de korte termijn als voor de langere termijn.

Voor de korte termijn richt de Commissie zich op het voorkomen dat de komende winter problemen ontstaan. De Commissie noemt in dit verband het actualiseren van risico-inschattingen en noodplannen die in het kader van Verordening (EU) 994/2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering periodiek moeten worden opgesteld. Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van het conflict tussen Rusland en Oekraïne in januari 2009 en bepaalt dat lidstaten maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat alle marktpartijen op de gasmarkt actie nemen om verstoringen in de gaslevering te voorkomen en, mocht er toch een verstoring optreden, de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te ondervangen. De Commissie stelt in aanvulling daarop voor om stresstesten uit te voeren om te bezien of voornoemde maatregelen en acties robuust zijn en een verstoring in de gasvoorziening daadwerkelijk kunnen ondervangen.

Om op langere termijn de importafhankelijkheid van Europa te beperken stelt de Commissie voor om:

  • de energievraag te beperken door energiebesparing;

  • de interne energiemarkt te voltooien inclusief de hierbij behorende netwerk-infrastructuur voor gas en elektriciteit;

  • de energieproductie binnen Europa te vergroten;

  • verdere ontwikkeling van energietechnologie;

  • energieaanbod en aanvoerroutes te diversifiëren;

  • vitale energie-infrastructuur te beschermen, zowel fysiek als tegen cyberaanvallen;

  • nationaal energiebeleid beter te coördineren, het externe energiebeleid van de EU te versterken en meer met één mond te spreken.

Concrete wetgeving wordt op dit moment niet voorgesteld, dat wordt aan de nieuwe Commissie gelaten.

De visie van het kabinet

Voorzieningszekerheid staat terecht hoog op de Europese energie-agenda. Een betaalbare, betrouwbare en duurzame energievoorziening is van groot belang voor een sterk concurrerend Europa. Continuïteit van vitale energie-infrastructuur en energielevering is daarbij essentieel, ook voor de nationale veiligheid.

De inzet van het kabinet richt zich hierbij op drie hoofdlijnen.

De eerste lijn is die van de interne energiemarkt. Met het Derde Energiepakket zijn belangrijke randvoorwaarden geformuleerd voor een goed functionerende markt. Belangrijke elementen van dit pakket zijn: netten die onafhankelijk zijn van productie en levering, onafhankelijke toezichthouders met geharmoniseerde bevoegdheden, versterkte samenwerking tussen de landelijke netbeheerders en maatregelen om de positie voor de consument te versterken. Het is belangrijk dat alle lidstaten het Derde Energiepakket implementeren zodat er een goed investeringsklimaat ontstaat voor marktpartijen om te investeren in productiecapaciteit en in energie-infrastructuur. Voor een goed werkende interne markt is het daarnaast van belang dat er regionaal nauw wordt samengewerkt om markten zowel fysiek als qua marktregels goed aan elkaar te verbinden. Nederland draagt hier aan bij in het Pentalaterale Forum. Regionale samenwerking is ook nodig om preventieve actieplannen en noodplannen goed af te stemmen en om als lidstaten elkaar te ondersteunen als bijzondere omstandigheden daarom vragen.

De tweede lijn is een goede Europese infrastructuur, die ervoor moet zorgen dat energie binnen de EU daadwerkelijk vrij kan stromen. Hier is de afgelopen jaren, zowel in het kader van het Europees Economisch Herstelprogramma als bij de implementatie van de Verordening Leveringszekerheid gas al veel in geïnvesteerd. In aanvulling hierop heeft de Europese Unie zich met het Infrastructuurpakket ten doel gesteld om een extra impuls te geven aan de realisatie van een aantal voor Europa belangrijke energie-infrastructuurprojecten, mede ten behoeve van de voorzieningszekerheid. Hiervoor is voor de periode 2014–2020 € 5,8 miljard beschikbaar gesteld. Nederland zet er op in dat bij de toedeling van middelen geen marktverstoring optreedt. Voor het aantrekken van investeringen in de energie-infrastructuur acht Nederland het met name van belang dat lidstaten hun markt op orde hebben. Een investeerder moet er zeker van kunnen zijn dat hij zijn investering terug kan verdienen. Daarnaast moet hij uitzicht hebben op redelijke en vlot verlopende vergunningsprocedures. Implementatie van het Infrastructuurpakket voorziet hierin.

De derde lijn is een ambitieus energie- en klimaatbeleid: meer hernieuwbare energie en energiebesparing dragen bij aan vermindering van de importafhankelijkheid. Op dit moment wordt in Europa gesproken over het energie- en klimaatbeleid voor de periode tot 2030. Het kabinet zet voor 2030 in op een CO2-reductiedoelstelling van tenminste 40%, een doelstelling voor hernieuwbare energie van 27% voor de EU als geheel.

Beoordeling van de voorstellen

Het kabinet kan zich goed vinden in de brede benadering die de Commissie kiest in de mededeling en in de koppeling die wordt gelegd met het klimaat- en energiebeleidskader en het mededingings- en industriebeleid van de Unie. Cruciaal is de visie dat eenzijdige afhankelijkheid voorkomen wordt en voorzieningszekerheid wordt versterkt. Ook onderschrijft het kabinet de aandacht die de Europese Commissie heeft voor het beschermen van vitale energie-infrastructuur tegen cyberaanvallen, in aanvulling op fysieke bescherming. Eventuele aspecten die raken aan het belang van de nationale veiligheid worden opgepakt in de brede interdepartementale samenwerking op het gebied van economische veiligheid, waar uw Kamer op 10 juni jl. over is geïnformeerd.

Het kabinet staat evenwel kritisch ten opzichte van twee elementen in de mededeling. De Commissie onderzoekt of, rekening houdend met de geldende spelregels voor de interne markt, tot vrijwillige vraagbundeling kan worden gekomen. Vraagbundeling brengt het risico van kartelvorming met zich mee en kan daarom de interne markt verstoren. Het kabinet vindt dit ongewenst. De Commissie moet er juist voor zorgen dat lidstaten hun markten en infrastructuur op orde brengen om zo de afhankelijkheid van een enkele leverancier verminderen. Het kabinet is daarnaast kritisch over de grotere rol die de Commissie zichzelf toedicht bij het tot stand komen van intergouvernementele overeenkomsten. Zij wil niet alleen geïnformeerd worden over deze overeenkomsten, maar ook betrokken worden bij de totstandkoming ervan. Het kabinet acht het van belang dat de Commissie haar diplomatieke rol voor de EU als geheel goed behartigt en samen met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) optrekt om energie als onderdeel van het externe beleid van de Unie te versterken. Het kabinet vindt het ook een goede zaak wanneer de Commissie lidstaten bijstand verleent, wanneer zij daarom vragen. Een verplichting tot deelname van de Commissie aan intergouvernementele onderhandelingen vindt het kabinet echter te ver gaan. Dit zou ook in strijd zijn met het verdrag van Lissabon, waarin is bepaald dat de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor hun energievoorziening.

Samenvattend vindt het kabinet een integrale aanpak van een goed functionerende interne markt, een goede Europese infrastructuur met voldoende mogelijkheden om van buiten (via havens, pijpleidingen en met LNG) energie te importeren en een ambitieus klimaat- en energiebeleid de beste verzekering tegen aanvoerverstoringen van welke aard dan ook. Daarbij is het van belang dat de Commissie haar diplomatieke rol stevig invult om zo de energiebelangen van de EU als geheel te dienen. Met de mededeling van de Commissie en de Europese energie-inzet van het kabinet wordt ook invulling gegeven aan de motie Servaes-Van Tongeren2. Het is nu aan de Commissie en de lidstaten om te realiseren wat is afgesproken en om spoedig tot ambitieuze afspraken te komen voor het klimaat- en energieraamwerk voor 2030.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Verzoek van 4 juni 2014

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-02, nr. 1356

Naar boven