26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Toezegging tijdens het notaoverleg

Tijdens het notaoverleg op 6 november 2013 is ondermeer gevraagd om een nadere toelichting over de effectuering van de afspraken met de industrie inzake het boekhoudkundige meetmoment voor de F-35 afdrachten.

Met de Nederlandse industrie, georganiseerd in het NIFARP, zijn in 2010 zogenoemde «aanvullende afspraken» gemaakt met betrekking tot de bepaling van het percentage van de betrokken industrie gerealiseerde «F-35 omzet». Daarbij is vastgelegd dat het afdrachtpercentage over de tot en met 2017 gerealiseerde omzet 2% is. Daarna stijgt dat percentage in 3 jaarlijkse stappen totdat het percentage 4,1% bedraagt over vanaf 2020 gerealiseerde F-35 omzet.

Deze percentages zijn gebaseerd op de noodzaak om het resterende gat in de business case ad € 106 miljoen (prijspeil 2001) te dekken uit de te verwachten «F-35 omzet» uit Nederlandse productie- en bepaalde instandhoudingsactiviteiten. Die omzet was gebaseerd op de uit 2009 daterende Industrial Participation plannen van de Amerikaanse hoofdaannemers voor de betrokken Nederlandse industrie. Deze plannen hadden betrekking op de productievooruitzichten voor Nederland. Daarnaast en in vervolg daarop zijn door de Staat ramingen gemaakt voor toekomstige Nederlandse instandhoudingsactiviteiten.

Over het gebruik van de Industrial Participation plannen bij de berekening van het afdrachtpercentage is de Kamer geïnformeerd in het antwoord op de Kamervragen 39 en 40 zoals deze zijn vermeld in de brief van 25 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 224)

Tussen de Staat en de industrie is afgesproken dat er in 2020 een «boekhoudkundig meetmoment» zal plaatsvinden. Dat houdt in dat bezien wordt of tot en met 2019 de som van:

  • de royalty-inkomsten die de Staat ontvangt bij de verkoop van de F-35 aan zogenoemde derde landen die de F-35 van de plank kopen (zoals bijvoorbeeld Israël en Japan) en

  • de afdrachten door de Nederlandse industrie

hoger is dan in 2009 geraamd.

Indien dat het geval is, zal het afdrachtpercentage naar beneden worden bijgesteld waarbij het uitgangspunt zal zijn dat aan het eind van de productie- en instandhoudingsperiode het bedrag van € 106 miljoen (prijspeil 2001) zal zijn bereikt. Lagere dan geraamde inkomsten uit royalties en afdrachten leiden niet tot een hoger afdrachtpercentage. In 2030 zal eenzelfde «boekhoudkundig meetmoment» plaatsvinden. Er zal geen herijking van de business case zijn zoals in 2008.

Deze afspraken zijn aan de Kamer gemeld in de brief van 24 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 223).

De jaarlijkse voortgang van de afdrachten door de industrie staat vermeld in de Jaarrapportages over de vervanging van de F-16. Zodra er royaltyinkomsten plaatsvinden bij verkoop van de F-35 aan derde landen wordt dat eveneens gemeld in de Jaarrapportage. Met die jaarlijkse opgave is het voor de Kamer mogelijk om de voortgang van de beide voor het «boekhoudkundige meetmoment» relevante posten te volgen.

In 2020, zodra de afdrachten van de industrie en de royaltyinkomsten over 2019 zijn vastgesteld, kan worden bepaald of er reden is om het afdrachtpercentage naar beneden bij te stellen. Over de conclusies zal de Kamer worden geïnformeerd. Op basis van de nu beschikbare informatie zijn er geen aanwijzingen dat een dergelijke benedenwaartse bijstelling in 2020 van het afdrachtpercentage aan de orde zal zijn. Mochten zich significante ontwikkelingen voordoen dan zal ik vanzelfsprekend de Kamer daarover informeren.

Over de situatie in 2030 kan ik nu geen verwachtingen uitspreken.

Bijzondere Vertegenwoordiger industriële inschakeling F-35

Ik kan u mededelen dat de heer drs. M.J.M. Verhagen op mijn verzoek de functie van Bijzondere Vertegenwoordiger industriële inschakeling F-35 zal gaan vervullen.

Deze functie houdt in dat hij:

  • op zal treden als boegbeeld voor de Nederlandse overheid en industrie om als delegatieleider van Nederlandse bedrijven en overheidsfunctionarissen bij relevante bedrijven in de Verenigde Staten op hoog niveau «deuren te openen» en daarmee het verwerven van opdrachten door de Nederlandse industrie te ondersteunen,

  • het tweemaandelijkse overleg van de «Interdepartementale Coördinatiegroep» (ICG) zal bijwonen waar de gezamenlijke betrokkenheid van de Nederlandse partijen bij het F-35 programma wordt besproken en

  • een adviserende rol zal spelen indien zich omstandigheden voordoen van dien aard dat de Staat of de Nederlandse bij het F-35 programma betrokken bedrijven naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de Medefinancieringsovereenkomst en de «aanvullende afspraken» uit 2010 mag verwachten.

Ik ben van mening dat de heer Verhagen, gelet op zijn grote politieke ervaring, kennis van internationale verhoudingen en kennis van het bedrijfsleven bij uitstek is geschikt om deze functie te vervullen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven