21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 780 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2014

Tijdens het Algemeen Overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 16-17 december 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 766) hebben de leden Ouwehand (PvdD) en Smaling (SP) vragen gesteld over invasieve exoten. Ik heb u toen toegezegd informatie te leveren over wat invasieve uitheemse soorten (IUS) zijn, de stand van zaken van de Verordening IUS en de situatie met betrekking tot de wasbeerhond in Nederland.

Wat zijn invasieve uitheemse soorten?

Met exoten worden uitheemse soorten aangeduid die Nederland niet op eigen kracht kunnen bereiken, maar door menselijk handelen (transport, infrastructuur) hier in de natuur terecht zijn gekomen of dat in de nabije toekomst dreigen te doen. Soorten die Nederland op eigen kracht bereiken vanuit hun natuurlijke verspreidingsgebied, bijvoorbeeld door klimaatverandering, worden niet als exoten beschouwd. Exoten leiden in de meeste gevallen niet tot grote problemen; slechts een beperkt aantal vertoont bij vestiging invasief gedrag en bedreigt de (beschermde) inheemse flora en fauna of ontwikkelt zich tot plaag.

Invasieve exoten kunnen een bedreiging vormen voor de inheemse biodiversiteit maar ook voor de volksgezondheid, economie of veiligheid. Het beleid richt zich met name op invasieve exoten.

De deelnemende landen aan het Biodiversiteitsverdrag – waaronder ook Nederland – hebben met elkaar vastgesteld dat invasieve exoten, na habitatverlies en exploitatie, de grootste bedreiging voor de mondiale biodiversiteit vormen. In artikel 8, onderdeel h, van dit verdrag is opgenomen dat landen verplicht zijn om beleid te ontwikkelen gericht op het voorkomen van introducties of het bestrijden van uitheemse invasieve soorten die inheemse soorten of ecosystemen kunnen bedreigen.

In de Beleidsnota Invasieve Exoten (Kamerstuk 26 407, nr. 27) is het Nederlands beleid beschreven. Het zwaartepunt van het beleid is gericht op het voorkómen van introducties van nieuwe, invasieve soorten. Als dat niet gelukt is, is het beleid gericht op het nemen van maatregelen in het geval dat de populaties nog klein en beheersbaar zijn. Is een invasieve uitheemse soort eenmaal ingeburgerd, dan is zo’n populatie doorgaans moeilijk te verwijderen.

Mijn beleid ten aanzien van exoten hangt af van de verwachte effecten van de uitheemse soort in kwestie. Preventie, bestrijding of beheersing van exoten wordt overwogen wanneer verwacht wordt dat de exoten invasief gedrag vertonen en daardoor een reële dreiging zullen (gaan) vormen voor de biodiversiteit. Ook het economische effect en gevolgen voor de volksgezondheid spelen een rol. Verder speelt de (kosten)effectiviteit en uitvoerbaarheid van maatregelen een belangrijke rol in mijn beleid. Uitheemse soorten waarvan geen negatief effect wordt verwacht, worden niet bestreden.

De bestrijding van de IUS werkt het meest optimaal als dit ook op Europees niveau wordt aangepakt. Nederland steunt dan ook het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening voor de bestrijding van IUS dat op 9 september 2013 is gepresenteerd.

EU-Verordening Invasieve Uitheemse Soorten (IUS)

De behandeling van de EU-verordening voor IUS is de afgelopen maanden voortvarend door respectievelijk het Litouwse en het Griekse voorzitterschap opgepakt, omdat zowel de Commissie als het Europees Parlement deze verordening in eerste lezing, vóór de verkiezingen van het Europees Parlement (mei 2014), wilden afronden. Over de Nederlandse inzet heb ik u eerder geïnformeerd middels het BNC-fiche van 18 oktober 2013 (Kamerstuk 22 112, nr. 1719).

De verordening stond geagendeerd als oriënterend debat op de vergadering van de Milieuraad van 13 december 2013.

Tijdens dit debat zijn de volgende punten bediscussieerd:

  • Het ontbreken van een financieel instrument.

  • Het plafond van 50 soorten voor de lijst van voor de Unie prioritaire soorten.

  • Bioregionale benadering en regionale samenwerking.

Aan de hand van dit debat is de grens van 50 soorten losgelaten en is regionale samenwerking toegevoegd, maar de bioregionale benadering (onderscheid maken tussen soorten in verschillende delen van de EU) is onbeslist gebleven. Voor wat betreft de financiering van maatregelen wees de Commissie op bestaande communautaire instrumenten zoals LIFE.

Na dit oriënterend debat in de Milieuraad hebben de daarop volgende Raadswerkgroepen zich geconcentreerd op de volgende onderwerpen:

  • De mogelijkheid voor het wel of niet toevoegen van soorten die in een deel van de Unie inheems zijn maar in een ander deel invasief uitheems;

  • Definiëren van opzettelijk dan wel niet opzettelijk verspreiden van soorten;

  • Schade die een soort kan toebrengen aan de economie en/of gezondheid;

  • De derogatiemogelijkheden, o.a. via een vergunningenstelsel;

  • Invasieve soorten in grote wateren;

  • Controles bij binnenbrengen in de EU.

De behandeling van de ontwerpverordening in de Raadswerkgroep heeft geleid tot het raadsstandpunt zoals dat ingenomen is voor de triloog met Europese Commissie en Europees Parlement. Het Comité van Permanente vertegenwoordigers (Coreper) en de wetgevende Commissie van het Europees Parlement voor milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (ENVI) stemde op 19 maart jl. in met het voorlopige akkoord. Tijdens de plenaire Europees Parlementsvergadering in Straatsburg, die van 14–17 april aanstaande wordt gehouden, zal de verordening ter stemming worden gebracht.

Nederlandse inbreng

In het BNC-fiche was opgenomen dat Nederland in zou zetten op het prominenter noemen van de relatie met de volksgezondheid; dit punt is in de voorzitterschapstekst opgenomen. Deze tekst houdt rekening met de uitvoerbaarheid en financiële consequenties van de uitvoering van deze verordening. Het voorstel in de huidige vorm houdt voldoende rekening met proportionaliteit en subsidiariteit. Nederland heeft op basis van de laatste tekst van het voorzitterschap in kunnen stemmen met het gevraagde mandaat voor het raadsstandpunt om de onderhandelingen (triloog) met de Europese Commissie en het Europees Parlement te kunnen starten.

Met de uitvoering van de verordening zullen bepaalde kosten zijn gemoeid. Zo moeten er actieplannen worden opgesteld en pathways worden benoemd, moet er gerapporteerd worden en dienen er grenscontroles te zijn. Nederland houdt zich al jaren actief bezig met de bestrijding van invasieve uitheemse soorten. De Europese verordening, die zich vooral richt op preventie, zal ervoor gaan zorgen dat de nationale maatregelen doeltreffender zullen zijn en op termijn zullen afnemen.

De precieze lasten voor Nederland worden pas bekend nadat de lijst van voor de Unie prioritaire soorten bekend is en dan duidelijk is welke soorten Nederland verplicht is om te bestrijden. Aangezien hier unanimiteit over moet bestaan kan dit proces nog enige tijd in beslag gaan nemen.

In de verordening is de mogelijkheid voor derogatie opgenomen, mocht het opnemen van een bepaalde invasieve uitheemse soort op de EU-lijst leiden tot buitenproportionele maatregelen en daarmee gepaard gaande lasten voor een lidstaat.

Alles overwegende concludeer ik dat de verordening in lijn is met het Nederlandse beleid en niet stringenter is geworden. In mijn ogen is er door deze verordening geen sprake van substantiële verzwaring van regels en acties voor Nederland.

Verdere proces na vaststelling verordening

Als ingangsdatum van de verordening wordt uitgegaan van 1 januari 2015. Vervolgens zal er binnen 1 jaar door de lidstaten gezamenlijk een lijst van invasieve uitheemse soorten van Europees belang moeten zijn opgesteld. Het is voor Nederland belangrijk om zich goed voor te bereiden op deze lijst, en een standpunt te bepalen welke soorten er wel en niet volgens Nederland op moeten komen.

Daarnaast heeft een lidstaat de mogelijkheid om zelf te bepalen welke maatregelen deze wil treffen voor invasieve uitheemse soorten die niet op de voor de Unie prioritaire lijst staan. De lidstaten kunnen bij deze laatste soorten via de verordening de samenwerking zoeken met andere lidstaten.

De tekst zoals nu verwoord in het raadsstandpunt, staat dus onze nationale regelgeving niet in de weg en bepaalt dat een land zelf strengere maatregelen mag nemen. Hierdoor kunnen de bestrijdingsmaatregelen die Nederland op dit moment neemt ten aanzien van invasieve uitheemse soorten gewoon doorgaan. De wijze waarop een lidstaat de invasieve uitheemse soorten bestrijdt wordt niet in de verordening bepaald.

Samenwerking met de provincies

De uitvoering van het soortenbeleid, waaronder de bestrijding van invasieve uitheemse soorten, is gedecentraliseerd naar de provincies. Daarom zijn de provincies voor advies over de verordening geraadpleegd en is hun inbreng meegenomen in de positiebepaling van Nederland tijdens de behandeling van de Verordening in EU-verband. Voor het vervolgtraject dat nu gaat starten is intensieve afstemming tussen rijk en provincies noodzakelijk.

Wasbeerhond in Nederland

Een uitheemse soort die recentelijk in Nederland in de publiciteit is gekomen, is de wasbeerhond. De wasbeerhond heeft zijn natuurlijke verspreidingsgebied in Oost-Azië. Tussen 1928 en 1957 werden duizenden wasbeerhonden uitgezet in de voormalige Sovjet-Unie. Van daaruit heeft de soort zich over Europa verspreid, waaronder inmiddels naar Nederland. De soort wordt beschouwd als een exoot, omdat vaststaat dat hij door mensen is geïntroduceerd, zich succesvol heeft gevestigd en vanuit deze vestigingsplaatsen zich verder verspreidt.

De wasbeerhond (of marterhond) wordt niet beschermd door de Flora- en faunawet, maar is aangewezen als exoot in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren (artikel 67, lid 1, Flora- en faunawet).

Op dit moment wordt op mijn verzoek door de NVWA onderzocht of de wasbeerhond wel of niet als invasief beschouwd moet worden. Gekeken wordt of en zo ja welke (negatieve) effecten de wasbeerhond heeft op de inheemse flora en fauna, biodiversiteit en/of de volksgezondheid. Het lijkt er nu inmiddels op dat de wasbeerhond zich hier permanent heeft gevestigd (in twee opeenvolgende jaren heeft er voortplanting plaatsgevonden in Nederland). Ook wordt bekeken welke beheermaatregelen effectief zijn gebleken in het buitenland. Ik zal u informeren over de resultaten van de onderzoeken als deze zijn afgerond.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven