28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 189 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2014

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de verdere afspraken met de provincies rondom het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) en over de toezeggingen over POP3 die ik heb gedaan in het AO van 18 december 2013 (Kamerstuk 28 625, nr. 188) over de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarnaast reageer ik op de motie Dik-Faber (Kamerstuk 33 750-XIII, nr. 65) inzake jonge boeren.

In mijn brief van 6 december 2013 over de implementatie van het nieuwe GLB (GLB-brief; Kamerstuk 28 625, nr. 168) heb ik aangegeven welke ambities het kabinet heeft en welke inhoudelijke invulling het beoogt voor het POP3. Ik zal POP3 eind april 2014 ter goedkeuring bij de Europese Commissie indienen. Anders dan in POP2 zijn de provincies nu verantwoordelijk voor de programmering en uitvoering van het grootste deel van het POP.

Jonge boeren

Conform de wens van uw Kamer komt er, zoals ik in de GLB-brief heb gemeld, een landsdekkende jongeboerenregeling gericht op innovatieve investeringen, en wel voor 5,2 miljoen euro per jaar, waarvan de provincies 2,6 miljoen euro gaan cofinancieren. Conform de motie Dik-Faber (Kamerstuk 33 750-XIII, nr. 65) heb ik bij de provincies aangedrongen op een landelijk uniforme uitvoering van deze regeling. Met de provincies is afgesproken dat ze streven naar een zo gelijk mogelijke uitvoering van de regeling. Omdat het karakter van de regeling zich richt op innovaties kunnen per provincie wel accentverschillen aangebracht worden zodat beter ingespeeld kan worden op regionale behoeften. De provincies zullen hierover nog met het NAJK spreken.

Bij de uitwerking van de jongeboerenregeling heb ik gekeken naar de mogelijkheden voor hogere Europese cofinancieringpercentages of de invulling van specifieke subprogramma’s. Dit zou echter financieel ten koste gaan van andere regelingen in het POP3, waarvoor ook jonge boeren in aanmerking kunnen komen.

Met deze invulling stimuleert het kabinet samen met de provincies jonge gemotiveerde boeren om hun bedrijf voor de toekomst gezond te houden. Daarnaast zal ik maximaal gebruik maken van de mogelijkheid om in de eerste pijler van het GLB aan jonge boeren een top-up op de hectarepremie te geven.

Loonwerkers

Door uw Kamer is gevraagd naar mogelijkheden voor loonwerkers. Ik heb bij de uitwerking van deze regelingen met de provincies gekeken naar die mogelijkheden. Binnen de maatregelen gericht op innovatie kunnen loonwerkers in samenwerkingsverbanden met agrariërs in aanmerking komen voor POP3-subsidies. Loonwerkers kunnen hiermee samen met agrariërs en bijvoorbeeld kennisinstelling samenwerken aan nieuwe innovatieve ontwikkelingen voor de landbouw. Daarnaast richt de regeling voor duurzaamheidsinvesteringen zich meer dan voorheen op innovatieontwikkeling, en minder op de uitrol. Loonwerkers komen niet in aanmerking voor deze investeringssubsidies, maar kunnen uiteraard net als boeren gebruikmaken van nieuwe technieken die door deze innovatieontwikkeling op de markt komen.

Versteviging van stad-landrelaties

Ik heb uw Kamer toegezegd aan te geven welke mogelijkheden er zijn voor stadslandbouw in POP3. Het POP3 is, net als het POP2, opgesteld voor het gehele grondgebied van Nederland, met uitzondering van aaneengesloten woonkernen met meer dan 30.000 inwoners. Voor LEADER en voor de regeling samenwerking bij proefprojecten en innovatie maken de provincies hierop een uitzondering in POP3 ten behoeve van stadslandbouw.

Dit betekent dat onder de lokale ontwikkelingsstrategieën van LEADER die gericht zijn op de ontwikkeling van het platteland via de versteviging van stad-landrelaties, nu ook projecten kunnen worden uitgevoerd in stedelijk gebied, dus in kernen met meer dan 30.000 inwoners. Eenzelfde mogelijkheid wordt gecreëerd voor de regeling voor samenwerking bij proefprojecten en innovatie. Daarbij gelden als voorwaarden dat stadslandbouw bijdraagt aan de verduurzaming van de landbouw in het landelijk gebied en dat het een project betreft waarbij partijen worden bijeengebracht om nieuwe vormen van ondernemen te genereren.

Agrarisch natuurbeheer

Uw Kamer heeft gevraagd of boeren contracten voor agrarisch natuurbeheer kunnen openbreken in verband met de invoering van de vergroeningsverplichtingen in de eerste pijler. Omdat dit nauw samenhangt met de invulling van de vergroeningseisen, informeer ik uw Kamer hierover in mei in de toegezegde brief over de verdere implementatie van het GLB.

Financiële verdeling POP3

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) beschikbaar is voor POP3 bedraagt 607 miljoen euro voor de periode 2014–2020. Dat is ruim 87 miljoen euro per jaar. In lijn met de GLB-brief heb ik met de provincies uitgewerkt hoe de financiële verdeling van de POP3-middelen eruit komt te zien; zie tabel.

Tabel: financiële verdeling van de POP3 middelen in miljoen euro per jaar. Door afrondingen kunnen in de optellingen kleine afwijkingen ontstaan.

Thema

EU

nationaal

Totaal

Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht

20,1

25,2

45,3

• Kennisoverdracht (trainingen, workshops en demonstratieprojecten)

1,1

1,1

2,2

• Investeringen voor ontwikkeling en uitrol van innovaties

4,8

4,8

9,6

• Investeringen in landbouwstructuur

7,9

7,9

15,8

• Samenwerking bij proefprojecten en innovatie

1,9

1,9

3,8

• Oprichting van operationele groepen Europees Innovatie Partnerschap (EIP)

1,2

1,2

2,4

• Garantstelling voor marktintroductie van risicovolle innovaties (GMI)

1,0

2,5

3,5

• Voorzetting brede weersverzekering

2,2

5,8

8,0

Jonge boeren

2,6

2,6

5,2

Natuur en landschap

43,2

43,2

86,4

• Agrarisch natuurbeheer inclusief ganzen conform natuurpact

35,0

35,0

70,0

• Hydrologische maatregelen in het kader van Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) conform natuurpact

5,0

5,0

10,0

• Aanvullende middelen voor aanleg, beheer en herstel landschapselementen

3,2

3,2

6,4

Verbetering van de waterkwaliteit

12,6

12,6

25,2

• Beheersvergoedingen voor waterdiensten (blauwe diensten)

2,1

2,1

4,3

• Niet-productieve investeringen voor waterkwaliteit

9,1

9,1

18,2

• Verbeteringen van waterkwaliteit door innovatie

1,3

1,3

2,7

LEADER1

5,8

5,8

11,6

Technische assistentie

3,2

3,2

6,4

Totaal

87,4

92,6

180,1

X Noot
1

Liaison Entre Actions de Développement de l'Économie Rurale – Bottum up benadering voor lokale initiatieven.

Toelichting op de tabel: onder «EU» staan de middelen uit het ELFPO, onder «nationaal» de nationale cofinanciering door provincies en Rijk. Het Rijk is opdrachtgever en cofinancier voor de brede weersverzekering en de GMI; de provincies voor alle overige maatregelen. De provincies hebben over de cofinanciering ook afspraken gemaakt met de waterschappen.

Uitvoering POP3

Ik heb met de provincies verdere afspraken gemaakt over de uitvoering van het POP3. Net als bij POP2, zal het Regiebureau POP blijven bestaan als gezamenlijke programmadirectie van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) en de provincies. Het wordt belast met de begeleiding van de uitvoering van het POP3 en zal de beheersautoriteit (de Staatssecretaris van EZ) ondersteunen bij de uitvoering van haar taken. Het plattelandsnetwerk wordt ondergebracht bij het Regiebureau POP. De netwerkfunctie zal bestaan uit het betrekken van stakeholders en het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering en de informatievoorziening rondom het POP3. Daarnaast is een belangrijke kerntaak van het netwerk om innovatieprocessen te bevorderen en speelt het een coördinerende en faciliterende rol voor de operationele groepen in het kader van het Europees Innovatie Partnerschap (EIP).

Vervolg

Op dit moment ligt het POP3 ter inzage voor de stakeholders die betrokken zijn bij het plattelandsbeleid in het kader van een Europees voorgeschreven consultatie. Deze consultatie kan leiden tot aanpassingen. Mocht dit tot significante wijzigingen leiden, dan zal ik uw Kamer informeren. Eind april dien ik POP3 dan ter goedkeuring in bij de Europese Commissie.

Na goedkeuring blijft altijd de mogelijkheid bestaan om het programma opnieuw te wijzigen, bijvoorbeeld om in te spelen op nieuwe behoeftes en inzichten. Dit zal uiteraard in overleg met de provincies moeten gebeuren. Daarmee is ook de vraag beantwoord of het na het indienen van POP3 in Brussel nog mogelijk is om extra ruimte te bieden voor bijvoorbeeld innovatie en investeringen door sectoren die zich moeten aanpassen aan het teruglopen van directe betalingen.

Een reeds geplande wijziging van het POP3 is om de nieuwe randvoorwaarden en de invulling van de vergroeningseisen van de eerste pijler per 2015 op te nemen. Ook zal de start van het collectief agrarisch natuurbeheer per 2016 tot een aanpassing van POP3 leiden, waarover ik u voor de zomer nader zal berichten. Deze aanpassingen hebben overigens geen consequenties voor de gereserveerde budgetten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven