Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 410 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2023–2024

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln). Totaal € 12.244,6 mln.

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln). Totaal € 5.619,8 mln.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

Mede namens de Minister voor Klimaat en Energie,

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

Het Ministerie van Ecomische Zaken en Klimaat heeft twee begrotingen:

  • 1. de beleidsbegroting (Hoofdstuk XIII van de Rijksbegroting) en

  • 2. de begroting van het Nationaal Groeifonds (NGF) (Hoofdstuk L van de Rijksbe­groting).

Voor u ligt de beleidsbegroting Hoofdstuk XIII.

1. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur;

  • 2. Prestatiegegevens;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.;

  • 5. Ondergrenzen toelichtingen.

1. Begrotingsstructuur

Beleidsagenda

De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten. Aansluitend bij de missie van EZK hebben de beleidsprioriteiten de volgende opbouw: Inleiding, Economisch beeld, Gaswinning Groningen, Duurzaam Nederland, Lange termijn verdienvermogen, Ondernemend Nederland, Digitale economie, Mededinging, interne markt en consumentenbeleid en Europese en regionale samenwerking. Na het onderdeel beleidsprioriteiten volgen: een overzicht coronamaatregelen, de belangrijkste begrotingsmutaties voor de uitgaven en de ontvangsten, de openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda, het overzicht van de risicoregelingen en tenslotte de overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Innovatiebeleid.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die al naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

In de begroting zijn verder de volgende bijlagen opgenomen: (bijlage 1) een overzicht van de ZBO’s/RWT’s vallend onder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, (bijlage 2) een overzicht met de specifieke uitkeringen van EZK, (bijlage 3) een toelichting op de mutaties ten opzichte van de stand Voorjaarsnota en Incidentele Suppletoire begrotingen, (bijlage 4) Moties en toezeggingen, (bijlage 5) het subsidieoverzicht met hyperlinks naar de betreffende subsidie, de meest recent uitgevoerde evaluatie en geprogrammeerde eerstvolgende evaluatie en de geplande einddatum van de subsidie, (bijlage 6) een nadere uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda en de meest recent uitgevoerde en geprogrammeerde beleidsdoorlichtingen en evaluaties met hyperlinks naar de betreffende rapporten, (bijlage 7) een overzicht van de uitgaven ten behoeve van Caribisch Nederland, (bijlage 8) een overzicht met de projecten op de EZK-begroting, gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds (NGF), (bijlage 9) een rijksbreed overzicht van klimaatuitgaven en (bijlage 10) een overzicht met de middelen uit het Klimaatfonds die aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 2.21, lid 1 Comptabiliteitswet 2016). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZK-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten (inclusief het Corona en Groen luik), Garantie Ondernemingsfinanciering (inclusief Corona luik), Groeifaciliteit, Klein Krediet Corona, MKB financiering, garantieregeling Aardwarmte). Uit deze begrotingsreserves kunnen eventuele mismatches in de tijd tussen (premie-) inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen;

  • De uitfinanciering (op kasbasis) van reeds aangegane en deels nog aan te gane verplichtingen (reserve voor duurzame energie en klimaattransitie en lening ECN). Via de reserves blijven de middelen beschikbaar voor het specifieke doel tot het moment van uitbetaling.

Tabel 1 Omvang reserves eind 2022 (bedragen x € 1 mln)
 

Totaal

% Juridisch verplicht

Specificatie naar type reserve (x € 1 mln)

   

Borg garanties

Duurzame energie en klimaattransitie

Lening ECN

Artikel 2

547,4

100%

547,4

  

Artikel 4

5.054,3

100%

18,1

5.029,6

6,6

Totaal

5.601,7

100%

565,5

5.029,6

6,6

In de 1e suppletoire begroting 2023 zijn op beleidsartikel 2 geen stortingen of onttrekkingen aan de begrotingsreserves op artikel 2 opgenomen. Dit betreft de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB), Borgstelling MKB-Groen (BMKB-Groen), Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), Groeifaciliteit, Garantie MKB-financiering en Klein Krediet Corona (KKC).

In de 1e suppletoire begroting 2022 is, als uitwerking van wat hierover in de Startnota van het kabinet was opgenomen, € 1.572 mln onttrokken aan de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie ter financiering van de subsidie-uitgaven van de SDE, de SDE+ en de SDE++ in de jaren na 2025 en voor de (toen nog voorgenomen) nadeelcompensatie van de productiebeperking van de Nederlandse kolencentrales. Tevens is € 4 mln onttrokken om de kasgevolgen van de ophoging van het budget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) te dekken (amendement-Sienot).

In de betreffende beleidsartikelen (2 en 4) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 2.21, lid 2 Comptabiliteitswet 2016). Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan de Algemene Rekenkamer en de aangenomen motie Ronnes c.s. (Kamerstuk 34 475, nr. 20) wordt het percentage juridisch verplicht voor de begrotingsreserves in de beleidsartikelen 2 en 4 toegelicht. Daarnaast zijn conform de motie Van Veldhoven en Koolmees (Kamerstuk 34 475, nr. 12) de eventuele aanvullende afspraken over de begrotingsreserves opgenomen . Als opvolging van de motie Geurts (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt. 

Overzicht maatregelen ten behoeve van het klimaatbeleid

Voorheen werd een totaaloverzicht van de rijksbrede klimaatuitgaven opgenomen in beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering). Dat overzicht toonde, conform de motie Leegte (Kamerstuk 2014-2015, 30 196, nr. 278), alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Klimaatakkoord (inclusief de CO2-reducerende maatregelen die genomen zijn om te voldoen aan het Urgenda-vonnis van de Hoge Raad). Inmiddels is het Klimaatakkoord opgevolgd door verscheidene intensiveringen, waarvan de middelen voor het Klimaatfonds in oprichting het meest in het oog springen. Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer in haar rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ begin 2023 geconstateerd dat de overzichten van de klimaatuitgaven die de Kamer ontvangt niet altijd consistent zijn, doordat verschillende overzichten onderling afwijken en definities ontbreken van wat meetelt als klimaatuitgaven. In de kabinetsreactie op dat rapport heeft het kabinet de definitie van hetgeen onder klimaatuitgaven valt expliciet gedefinieerd, en toegelicht hoe deze uitgaven gepresenteerd worden in zowel de begrotingstukken van EZK als in andere begrotingsstukken. In de begrotingen voor 2024 tracht het demissionaire kabinet deze werkwijze binnen de beperkte tijd zo goed mogelijk na te leven. Dit blijft de komende jaren in ontwikkeling en zal continu verbeterd worden.

Vanwege deze ontwikkelingen zal een totaaloverzicht van de uitgaven van het klimaatbeleid nu worden opgenomen in bijlage 9 van deze begroting. De hierin opgenomen cijfers zijn, zoals toegezegd in de kabinetsreactie, één op één te herleiden naar de budgettaire tabellen in de begrotingen van de departementen met klimaatuitgaven. Aanvullend op dit uitgavenoverzicht toont het integraal overzicht klimaat in de Miljoenennota ook de klimaatgerelateerde belastingopbrengsten. Daarnaast vindt u in bijlage 10 van voorliggende begroting een overzicht van alle uitgaven op de EZK-begroting die gefinancierd zijn met middelen uit het Klimaatfonds. Er is gekozen voor een aparte bijlage voor deze uitgaven om de in het coalitieakkoord gereserveerde middelen voor het Klimaatfonds separaat zo goed mogelijk navolgbaar te houden voor het parlement.

Met deze aanpassingen tracht het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zo goed mogelijk recht te doen aan de hiervoor genoemde motie Leegte (Kamerstuk 2014-2015, 30 196, nr. 278), het rapport van de Algemene Rekenkamer en gedeeltelijk invulling te geven aan de recent aangenomen motie Grinwis/Stoffer (Kamerstuk 2022-2023, 36 274, nr. 45), omdat verschillende in die motie genoemde elementen onderdeel zijn van de in deze begroting opgenomen bijlages over de uitgaven voor het klimaatbeleid. Over de samenhang tussen instrumenten en programma's en financieringsbronnen als het Klimaatfonds, het Nationaal Groeifonds en Invest-NL, ontvangt de Tweede Kamer in het najaar van 2023 een separate brief.

2. Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZK en de Minister voor Klimaat en Energie voor verantwoordelijk zijn. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZK een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

3. Groeiparagraaf

Brede welvaart

In de begroting 2024 in het onderdeel beleidsprioriteiten is aandacht besteed aan brede welvaart. EZK heeft de afgelopen jaren steeds meer invulling gegeven aan het begrip ‘brede welvaart’ als leidraad voor beleid. Daarbij gaat het om de kwaliteit van het leven van huidige generaties in Nederland én dat van latere generaties en mensen in andere landen. Brede welvaart biedt een integrerend kader voor maatregelen die raken aan meerdere publieke belangen, zoals volksgezondheid, economie, maatschappelijke verhoudingen en de leefomgeving. Het concept brede welvaart sluit ook goed aan bij de denkwijze die nodig is voor het behalenvan de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Herstel- en Veerkrachtplan

Op 4 oktober 2022 is het definitieve Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd. Het definitieve Nederlandse HVP bestaat uit 49 maatregelen. EZK geeft uitvoering aan de volgende zeven uitgavenmaatregelen: AiNed, Groenvermogen Waterstof, Nationaal Onderwijslab, Quantum Delta NL, Health RI, Investeringssubsidie Duurzame Energie, Wind op Zee. Daarnaast is EZK verantwoordelijk voor hervormingen zoals de vernieuwde Energiewet.

Het kabinet werkt momenteel hard aan de implementatie van het HVP, alsook aan de afronding van het REPowerEU-hoofdstuk dat daar onderdeel van is. Op 4 juli is de Nederlandse inzet voor het REPowerEU-hoofdstuk formeel ingediend bij de Europese Commissie. Over de voortgang van de implementatie van het HVP wordt de Kamer tweejaarlijks geïnformeerd. In het voorjaar van 2024 zal dit gebeuren door middel van het Nationaal Hervormingsprogramma en in het najaar door middel van een aparte Kamerbrief.     

Nederland is voornemens eind 2023 het eerste betalingsverzoek ter waarde van € 1,4 mld in te dienen bij de Europese Commissie. De Minister van Financiën bereidt, namens het kabinet en in nauwe samenwerking met de departementen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende maatregelen, het formele betalingsverzoek voor. EZK is voor het eerste betaalverzoek verantwoordelijk voor de uitvoering en verantwoording van twee mijlpalen uit de investeringen Health RI en Quantum Delta NL en het borgen van de financiële belangen van de Unie voor de relevante maatregelen van EZK. Over de beoordeling van het eerste betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Kamer te zijner tijd geïnformeerd.

Nederland is tevens voornemens om medio 2024 het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Over de beoordeling van dit tweede betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Kamer ook te zijner tijd geïnformeerd.

Informatievoorziening

EZK hecht aan hoogwaardige, betrouwbare informatievoorziening om de impact van haar beleid en de voortgang op doelen te monitoren. Uitvoeringsorganisaties worden aangestuurd om relevante monitoringsinformatie te verzamelen over de voortgang en impact van beleid voor burgers en bedrijven. Daarnaast zet EZK in op gebruik van onafhankelijke voortgangsinformatie zoals van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Planbureau, de EU en de OESO. EZK communiceert thematisch over beleidsvoortgang op websites als www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl, dashboardklimaatbeleid.nl en dashboardgroningen.nl. Voor voortgang op brede welvaart publiceert het CBS de Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals. Daarnaast is informatie, zoals ook genoemd in de toelichting bij de beleidsartikelen, te vinden op websites van betreffende uitvoeringsorganisaties. Tot slot wordt op rijksfinancien.nl alle budgettaire data verzameld. Deze website biedt ook de mogelijkheid om gerelateerde informatie toe te voegen aan de reguliere begrotingsinformatie. Dat zijn bijvoorbeeld beleidsevaluaties, visualisaties van financiële tabellen, bijbehorende officiële stukken, en links naar aanvullende beleidsinformatie.

EZK tracht de informatiewaarde van de begrotingsstukken voor de Kamer stelselmatig te verbeteren. Er lopen rijksbreed verschillende initiatieven om de informatie toegankelijker te maken. Hierover lopen de gesprekken tussen de Commissie voor de Rijksuitgaven van de Tweede Kamer en het Ministerie van Financiën. Qua informatiewaarde van de begrotingsstukken zijn de rijksbrede trajecten te zien als de aangewezen plek waar meer grootschalige en verstrekkende veranderingen kunnen worden gerealiseerd. EZK spant zich in om hier volop in te participeren.

4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (Kamerstuk 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt er voor dat de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland op grond van het Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.

In de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2023-2024 (COM(2023) 619 final) wordt onder andere aanbevolen:

  • De geldende energiegerelateerde steunmaatregelen tegen eind 2023 uitfaseren en de daarmee samenhangende besparingen gebruiken om het overheidstekort terug te dringen.

  • Doorgaan met de gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan en met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

  • De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door a) de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, b) randvoorwaarden te verbeteren om investeringen in de uitbreiding van transmissie- en distributienetten voor elektriciteit te stimuleren en 3) de energie-efficiëntiemaatregelen uit te breiden en te bespoedigen om het energieverbruik terug te dringen, met name in de bebouwde omgeving.

In de beleidsartikelen 1 (Goed functionerende economie en markten), 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) en 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) wordt op deze aanbevelingen ingegaan, in aansluiting op de kabinetsreactie die hierop al is gegeven in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 2022-2023, 21 501-20, nr. 1951).

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZK voor Caribisch Nederland in 2024 bedragen € 23,4 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1, 2, en 4.

In bijlage 6: Rijksuitgaven Caribisch Nederland zijn alle uitgavenreeksen van het Ministerie van EZK ten behoeve van Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba ofwel BES-eilanden) opgenomen, ongeacht de hoogte van de uitgaven.

5. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

2. Beleidsagenda

Beleidsprioriteiten

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat voor een duurzaam en ondernemend Nederland. Het jaar 2024 zal voor EZK in het teken staan van de verduurzaming van de Nederlandse economie, het voortvarend voortzetten van de klimaat- en energietransitie en het inlossen van de ereschuld aan de regio Groningen en haar bewoners.

Samen met zijn partners werkt EZK aan de brede welvaart van alle Neder­landers, nu en later, en van mensen elders in de wereld. We streven naar een economie die kan vergroenen én kan groeien. We werken aan een economie die werkt voor mensen, en waar de samenleving van meeprofiteert. We staan voor een open economie met een sterke internationale concurrentiepositie en oog voor economische veiligheid. Wij werken aan de klimaatambities en durven scherpe doelen te stellen. Wij zetten ons in voor een duurzame samenleving met schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energie. Wij werken aan een nieuw begin voor de regio Groningen en aan een verbetering en versnelling van het herstel en de versterking van woningen in het aardbevingsgebied. We stimuleren innovatie en benutten de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering. We geven ondernemers de ruimte en borgen de balans tussen de belangen van bedrijven en burgers. Juist ook om de transities waar we voor staan succesvol door te maken, hebben we een sterke economie met vindingrijke ondernemers hard nodig.

Het inlossen van de ereschuld aan de regio Groningen vraagt om een generatielange aanpak. Het jaar 2024 zal mede in het teken van deze inlossing staan. De gaswinning in Groningen heeft tot veel schade geleid en heeft een grote maatschappelijke impact. Het kabinet heeft in reactie op het rapport Groningers boven Gas van de Parlementaire Enquêtecom­ missie Aardgaswinning Groningen vijftig maatregelen aangekondigd om de schadeafhandeling en versterking te verbeteren, evenals investeringen in verduurzaming, sociaal herstel en economisch perspectief voor de regio Groningen en Noord-Drenthe. EZK heeft bij deze generatielange aanpak een coördinerende rol1. We blijven in gesprek met bewoners, maatschap­ pelijke organisaties en medeoverheden om samen deze maatregelen te realiseren.

Economisch beeld

In 2022 veroorzaakte de oorlog in Oekraïne een grote schok. Naast het menselijk leed en de geopolitieke spanningen, resulteerde de oorlog samen met de nasleep van de coronacrisis in een aanzienlijke stijging van de inflatie, voornamelijk veroorzaakt door de toegenomen energieprijzen. Ook in 2024 zullen deze gevolgen nog een belangrijke factor zijn in het economische beeld.

De Nederlandse economie is in internationaal perspectief goed hersteld van de coronacrisis.2 Grootschalige faillissementen van bedrijven zijn voorkomen en de werkloosheid bleef laag. In 2022 leidde dit tot een economische groei van 4,5 procent.3 Hiermee lag het bbp per inwoner weer boven het niveau van 2019. Dit is een resultaat van de veerkracht van de Nederlandse economie. Tegelijkertijd zijn er nieuwe uitdagingen op ons af gekomen.

De inflatie zal naar verwachting in 2023 en 2024 rond de 4% bedragen.4 De oorlog beïnvloedt de inflatie met name via de energieprijzen. De doorwerking van energieprijzen in de inflatie is naast direct ook indirect, via de hogere prijzen van andere goederen en diensten vanwege energiegebruik in het productieproces. De hogere energieprijzen zijn in het bijzonder problematisch voor huishoudens met lagere inkomens, die een relatief groot deel van hun inkomen uitgeven aan energie en de prijzen van producten zien stijgen, en voor bedrijven in de energie-intensieve industrie voor zover ze de hogere prijzen niet kunnen doorberekenen.

Het economisch perspectief in 2024 is enigszins onzeker. De verdere ontwikkeling van de inflatie is immers moeilijk te voorspellen, temeer omdat ze in grote mate afhangt van volatiele energieprijzen. Als gevolg hiervan is ook de ontwikkeling van de koopkracht van burgers met onzekerheid omgeven. In de Macro Economische Verkenning (MEV) 2024 van het Centraal Planbureau (CPB), is de geraamde mediane koopkrachtstijging in 2024 rond de 2 procent. Het tijdelijke prijsplafond in 2023 heeft de gevolgen van de verhoogde energieprijzen op de koopkracht van huishoudens grotendeels gedempt. De lonen zullen de komende jaren sterker dan gemiddeld stijgen, wat de koopkracht ten goede komt. Energieprijzen die (fors) hoger of lager uitvallen dan verwacht kunnen de koopkracht weer ten slechte of ten goede beïnvloeden. Ook de economische impact van de stikstofproblematiek is een onzekere factor.

In 2024 zal de Nederlandse economie vooral een fase van afkoeling tegemoet gaan, net zoals veel andere economieën in de Europese Unie. Door een zwakkere wereldhandel, hoge rente en hoge energiekosten voor huishoudens en bedrijven, wordt voor de jaren 2023 (0,7%) en 2024 (1,5%) een kleine economische groei verwacht. In het eerste halfjaar van 2023 is de Nederlandse economie in een milde recessie beland. De krimp hangt samen met de afkoeling van de economie en is daarom niet onverwacht en vooralsnog niet problematisch. De (geopolitieke) onzekerheid en hogere rente beïnvloedt de buitenlandse vraag naar Nederlandse goederen. De afkoeling van de economie is daarom vooral terug te zien in de afgenomen productie van de industrie. Bovendien is in het tweede kwartaal de consumptie van huishoudens sterk gedaald. Tegelijkertijd zien we een toename in de investeringen dit jaar, ondanks de hoge rente. De Nederlandse economie is nog steeds één van de koplopers wat betreft herstel na de pandemie. Dat zijn positieve signalen voor het toekomstige economische beeld.

De Nederlandse economie is sterk, dynamisch en veelzijdig. Maar de wereld staat niet stil. Het Perspectief op de Nederlandse economie5 schetst de sterktes, zwaktes, uitdagingen en kansen van onze economie. Onze economie is veelzijdig, we zijn sterk in samenwerken, hebben een uitstekende geografische ligging, handelsgeest en interna­tionale oriëntatie. Ook kent Nederland een sterke arbeidsproductiviteit, maar deze groeit net als in andere ontwikkelde landen niet hard meer.

De mate van valorisatie van wetenschappelijke kennis in Nederland kent ruimte voor verbetering en het aantal start-ups dat doorgroeit naar scale-ups is relatief laag. Niet iedereen in Nederland profiteert in voldoende mate van de brede welvaart die de economie creëert. Nederland heeft te maken met drie wereldwijde ontwikkelingen: machtsverschuivingen, digitalisering en de transities naar een klimaatneutrale, circulaire en natuurinclusieve economie. Nederland loopt daarnaast tegen een aantal grenzen aan op het gebied van energie, grondstoffen, arbeid, natuur, water en ruimte. Zo is het tekort aan vakkrachten en technologisch experts een remmende factor voor de transitie naar een duurzame en digitale economie. 

De Nederlandse economie is robuust, maar behoud van onze concurrentiepositie en verdienvermogen op de lange termijn is geen gegeven. Het vereist investeringen in kennis en innovaties, en de toepassing hiervan in producten en diensten. Het vereist investeringen in verduurzaming zodat we niet alleen competitief maar ook duurzaam worden. En het vereist Europese en internationale samenwerking en het inzetten op en behouden van een diverse economie met daarin een technologisch hoogwaardig industrie zodat we ons als Europa beschermen tegen ongewenste afhankelijkheden en richting geven aan de ontwikkeling van internationale waardeketens.

Daarom zal EZK zich ook in 2024 weer inzetten, samen met regionale, internationale en Europese partners, voor een innovatieve, duurzame, sterke en welvarende economie met een zo hoog mogelijke brede welvaart waarvan iedereen kan profiteren. Daarbij houden wij ook oog voor de ontwikkeling van een aantal relevante indicatoren van brede welvaart6 op het EZK-beleidsterrein7 zoals beschreven in de factsheet Brede Welvaart bij de EZK-begroting van het CBS.

Lange termijn verdienvermogen

Nederland is een van de rijkste, gelukkigste en gezondste landen ter wereld. We zijn creatief, staan bekend om onze handelsgeest en we zijn harde werkers. Zo hebben we met elkaar een sterke, dynamische en veelzijdige economie gebouwd. We zijn een land waar bedrijven zich graag vestigen en groeien. We hebben duizenden bedrijven om trots op te zijn. Ook grotere, vaak innovatieve bedrijven vestigen zich graag in ons land. We hebben een aantrekkelijk investeringsklimaat, uitstekende kennisinstellingen en goed opgeleide werknemers.

EZK streeft naar brede welvaart waar de hele samenleving van profiteert. Groei stelt ons in staat collectieve voorzieningen te bekostigen, maar moet ook bijdragen aan de welvaartsontwikkeling van alle Nederlanders. Duurzame groei sluit aan op andere beleidsdoelen van het kabinet, in het bijzonder een succesvolle en tijdige energie- en klimaattransitie en de transitie naar een circulaire economie. Met deze duurzame groei kunnen het streven naar materiële welvaart en het beschermen van de leefomgeving worden samengebracht. Concreet geeft EZK hier vorm aan via onder andere het Missiegedreven Innovatiebeleid, het Nationaal Groeifonds, Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en het Klimaatfonds.

Nederland heeft een sterke economie, maar de welvaart is niet vanzelf­ sprekend. EZK zet zich in voor een blijvend sterke economie, waarin innovatieve koplopers vernieuwing aanjagen en een brede basis van bedrijven werkgelegenheid biedt aan velen. Het Missiegedreven Innovatie­ beleid van EZK benut de innovatiekracht van de topsectoren om belangrijke bijdragen te leveren aan het vermarkten van vernieuwingen en het aanpakken van sociale en maatschappelijke vraagstukken. De creativiteit en innovatiekracht van startups en scale-ups en andere partners in het ecosysteem zijn de banenmotor van de toekomst en dragen met hun innovatieve producten en diensten bij aan het oplossen van maatschap­ pelijke vraagstukken. Nederland scoort internationaal goed op het gebied van concurrentiekracht (4e World Economic Forum) en innovatie (5e in de Global Innovation Index).

Ook in 2024 zal het Nationaal Groeifonds bijdragen aan het vergroten van ons duurzaam verdienvermogen. Het Nationaal Groeifonds richt zich vanaf de derde ronde (2023) van het Groeifonds op investeringen op twee terreinen: Kennisontwikkeling enerzijds en Onderzoek, ontwikkeling en innovatie anderzijds. In 2021 besloot het kabinet bij de eerste ronde van het Nationaal Groeifonds om voor ruim € 4,1 mld (al dan niet voorwaardelijk) toe te kennen en te reserveren. In 2022 werd voor de tweede ronde besloten tot het (al dan niet voorwaardelijk) toekennen van € 5 mld en het reserveren van € 1,3 mld, voor in totaal 28 projecten. In de derde ronde heeft het kabinet besloten om voor € 4,0 mld (voorwaardelijk) toe te kennen en reserveren voor 18 projecten. Dit zijn 16 voorstellen via de departementale route en 2 subsidieaanvragen. Hiermee wordt fors geïnvesteerd in duurzame economische groei in Nederland.

Een dwarsdoorsnijdende uitdaging bij alle opgaven waar EZK voor staat is de grote krapte op de arbeidsmarkt. Zo vormen personeelstekorten op dit moment een grote belemmering voor de klimaat- en digitale transitie. Maar ook voor het realiseren van duurzame groei zijn de tekorten een probleem. EZK wil daarom, samen met SZW en OCW, de tekorten aan technici en ICT’ers terugdringen. Dat doet EZK middels het Actieplan Groene en Digitale Banen. Tegelijkertijd ligt er ook een kans besloten in de arbeidsmarktkrapte. Door voortvarend aan de slag te gaan met digitalisering en andere technologische vernieuwing kunnen we onze productiviteit verhogen, en daarmee onze welvaart. De vindingrijkheid van bedrijven is hierbij onmisbaar.

Gaswinning Groningen

Vanaf 1 oktober 2023 wordt de gaswinning uit het Groningenveld teruggebracht naar 0. Komend jaar kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties nog gas worden gewonnen. Het gasveld wordt uiterlijk 1 oktober 2024 definitief gesloten. Dit wordt in de wet vastgelegd. Daarmee zal niet meteen een einde komen aan de aardbevingen, maar deze zullen naar verwachting wel in aantal en intensiteit afnemen. Het wegnemen van de bron van alle schade en verdriet in het gaswinningsgebied is een eerste stap. Daarnaast nemen we een aantal maatregelen om het schadeherstel en de versterking milder, menselijker en makkelijker te maken. Zo wordt in het effectgebied van de gaswinning niet meer gekeken naar de oorzaak van individuele schades als de herstelkosten op een adres lager dan € 60.000 zijn. We werken daartoe intensief samen met de uitvoeringsorganisaties Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en andere departementen. Het IMG krijgt ook de wettelijke ruimte om knelpunten bij de afhandeling van schades voortvarend op te lossen.

In 2024 willen we de voortgang in de versterking van de voorgaande jaren vasthouden, met het doel om de versterking van woningen in 2028 af te ronden. Het kabinet heeft extra middelen vrijgemaakt voor de NCG, zodat er meer capaciteit is voor maatwerk. We kijken niet alleen naar veiligheid en versterking, maar ook naar leefbaarheid. Met de NCG passen we de menselijke maat toe middels een gebiedsgerichte aanpak en zorgen we ervoor dat bewoners meer zeggenschap krijgen over de versterking. De lessen uit de dorpenaanpak in Garrelsweer, Leermens, Zeerijp en Wirdum passen we versneld toe in de rest van het versterkingsgebied. Daarnaast profiteren bewoners door een extra impuls voor verduurzaming. Ook krijgen mensen met terugkerende schade door onderliggende gebreken aan hun woning de zekerheid dat de schade duurzaam wordt hersteld, wanneer sprake is van samenhang met versterken. We geven ruimte én de middelen om in de uitvoering lokale knelpunten op te lossen en onuitlegbare verschillen tegen te gaan.

Op het gebied van welzijn en sociaal herstel wordt een Sociale Agenda voor de regio opgesteld. Deze Sociale Agenda bestaat uit vier speerpunten: 1) het verbeteren van de (mentale) gezondheid; 2) het vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie; 3) kansen voor kinderen, jongeren en de volgende generatie; en 4) arbeidsparticipatie & armoedebestrijding.

Er komt ook een Economische Agenda voor de regio. Rijk en regio zetten in op een generatielange aanpak gericht op drie grote transities: 1) duurzame energie, 2) gezondheidstechnologie en preventieve gezondheid en 3) landbouw en landelijk gebied. Het kabinet zal hiervoor samen met de regionale overheden en partners inzetten op de juiste randvoorwaarden: 1) Een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat voor het lokale mkb; 2) goede aansluiting van onderwijs – arbeidsmarkt; 3) hoogwaardige infrastructuur: bereikbaarheid en mobiliteit; 4) aandacht voor ruimtelijke inpassing en 5) voldoende regie en uitvoeringscapaciteit.

Duurzaam Nederland

Vanuit onze nationale verantwoordelijkheid om de mondiale temperatuurstijging te beperken, heeft Nederland in 2019 een Klimaatwet ingevoerd. Deze wet biedt een kader voor beleid gericht op het terugdringen van de emissies van broeikasgassen in Nederland, tot klimaatneutraliteit in 2050. Binnen de EU overeenstemming is overeenstemming bereikt over verhoging van het 2030-doel van ten minste 40 procent reductie van broeikasgassen ten opzichte van 1990 naar ten minste 55 procent. In het Coalitieakkoord is afgesproken om het klimaatbeleid te richten op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet van 55% reductie met grotere waarschijnlijkheid wordt gehaald. Daarnaast streeft Nederland naar een circulaire economie in 2050.

Nederland staat voor een ongekende transitie op het gebied van duurzaamheid en een klimaatneutrale economie. De oorlog in Oekraïne heeft het belang van een succesvolle energie- en klimaattransitie nader onderstreept. EZK zet zich in voor het combineren van het streven naar duurzame groei met het verbeteren van het milieu, middels reductie van broeikasgasemissies en andere schadelijke emissies. Ook leveringszekerheid van energie en onafhankelijk blijven van Russisch gas en olie zijn belangrijke doelen. Verder is leveringszekerheid van kritieke metalen van cruciaal belang voor de energietransitie. Een circulaire economie draagt daaraan bij, evenals aan het verlagen van broeikasgasemissies in de hele keten.

Werken aan een duurzaam Nederland betekent werken in de richting van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) die in VN-verband zijn vastgesteld voor de periode 2015-2030 en waaraan ook Nederland zich heeft gecommitteerd. Specifiek raken SDG 7 (betaalbare en duurzame energie) SDG 8 (duurzame economie en waardig werk), SDG 9 (industrie, innovatie en infrastructuur), SDG 12 (verantwoorde productie en consumptie) en SDG 13 (klimaatactie) aan de beleidsterreinen van EZK.

Klimaat

In 2050 is Nederland onderdeel van een klimaatneutraal Europa. In 2030 willen we ten minste 55% minder CO2-uitstoten ten opzichte van 1990. Dit zijn de doelen in de aangescherpte Klimaatwet. In het Coalitieakkoord is afgesproken om het klimaatbeleid te richten op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet met zekerheid wordt gehaald. Volgens de prognose van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 2022 stoot Nederland in 2030 39-50% minder broeikasgassen uit.8

Om de doelen in de Klimaatwet te halen en de klimaatambities te realiseren, heeft het kabinet op 26 april jl. een pakket aan maatregelen gepresenteerd dat hieraan invulling geeft. Het kabinet wil rechtvaardig, uitvoerbaar en ambitieus klimaatbeleid voeren. Het pakket bestaat uit in totaal 122 maatregelen in alle klimaatsectoren.9 Onderdeel daarvan is het (eerste) ontwerp-Meerjarenprogramma voor de besteding van middelen uit het Klimaatfonds. Met Prinsjesdag verschijnt een prognose van het PBL van de bandbreedte van emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990, vooruitlopend op de publicatie van de Klimaat- en Energieverkenning 2023 in oktober. Op basis van deze bandbreedte beoordeelt het kabinet of het doel van ten minste 55% reductie van broeikasgassen in 2030 binnen bereik is.

In Europees verband zal worden ingezet op een goede implementatie van het Fit for 55 pakket en voorbereidingen voor de discussie in Europa over een nieuw doel en bijbehorende beleidsarchitectuur voor 2040 van de Europese Commissie. Op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 blijft Nederland, in de bredere context van de mondiale leiderschapsrol van de EU, een internationale voortrekkersrol ambiëren in het behalen van de Parijsdoelen en de 17 Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Energie

Om de transitie naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050 vorm te geven is behoefte aan regie en coördinatie door het Rijk. Daartoe is het concept Nationaal Plan Energiesyteem ontwikkeld, wat een visie betreft op het energiesysteem in 2050. Om uitvoering te geven aan het bestaande energiebeleid wordt een aantal financiële instrumenten en regelingen uitgevoerd, waaronder de SDE++, en wordt gestuurd op de ruimtelijke kant van het energiebeleid door middel van onder andere het Programma Energie Hoofdstructuur (PEH) en de inzet voor de Omgevingswet.

Het is daarbij van groot belang dat Nederland onafhankelijk blijft van de import van aardgas uit Rusland, de energievoorziening klimaatneutraal maakt en het toekomstige energiesysteem efficiënt vormgeeft. Hiervoor is een breed scala aan maatregelen nodig.

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak voor de energietransitie is de inzet op extra windenergie op zee. Om dit mogelijk te maken zijn er in het Programma Noordzee 2022-2027 windenergiegebieden aangewezen waarin ruimte is voor 10,7 GW extra windenergie tot en met 2030. Bovenop de huidige plannen komt het dan tot een totale capaciteit van circa 21 GW rond 2030. Ook is een forse inzet nodig op de ontwikkeling van groene waterstofproductie in Nederland. De huidige ambitie is 500 MW elektrolysecapaciteit in 2025 en 3 tot 4 GW in 2030. Tevens wordt ingezet op de ontwikkeling van een landelijk dekkende infrastructuur en de stimulering van de import van groene waterstof. In het geheel aan opties voor CO2-vrije elektriciteitsproductie kan ook kernenergie een hernieuwde rol spelen. Het kabinet zet daarom in op verlenging van de levensduur van de kerncentrale in Borssele. Daarnaast stimuleert het kabinet de bouw van twee nieuwe kerncentrales. Beoogd wordt in 2035 de eerste centrale operationeel te hebben, met een vermogen binnen de bandbreedte van 1000 tot 1650 MW. In het Programma Groen Gas werkt het kabinet bovendien aan de noodzakelijke randvoorwaarden om het doel van 2 miljard kuub groen gas te produceren in Nederland te behalen.10

Om de volatiliteit van de energieprijzen te ondervangen en de onzekerheid voor huishoudens te verminderen, heeft het kabinet voor 2023 een prijsplafond voor energie voor kleinverbruikers ingesteld. Voor mensen achter een blokaansluiting werd de tijdelijke tegemoetkoming blokaansluiting (TTB) ingericht. Voor energie-intensieve mkb-ondernemingen is de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) opgericht. Gezien het risico op marktverstoring en overcompensatie bij generieke steunmaatregelen, ziet het kabinet lange termijn contracten als de meest wenselijke manier voor huishoudens om zekerheid te verkrijgen. In 2023 is een subsidiemaatregel ingevoerd voor het vullen van gasopslag Bergermeer11, waarvan de kosten worden gedekt door een heffing. Mogelijk zijn er vergelijkbare maatregelen nodig in 2024 om de gasopslagen te vullen.

Energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet op te wekken, te betalen, te importeren of te transporteren. In lijn met het concept Nationaal Plan Energiesysteem wordt in 2024 met stakeholders en medeoverheden bekeken of aanvullende beleidsmaatregelen nodig zijn om de doelen voor energiebesparing te bereiken. Daarnaast wordt invulling gegeven aan het amendement van het Lid Kröger12 voor gegevensdeling van netbeheerders met de toezichthouders. Om bedrijven, instellingen en huishoudens te informeren en adviseren over energiebesparing, wordt in 2024 de communicatiecampagne ‘Zet ook de knop om’ voortgezet.

Het kabinet beoogt in 2050 een CO2-arm, duurzaam en betrouwbaar energiesysteem voor Nederland. Om daar richting de toekomst invulling aan te geven zal, zoals aangekondigd in de Contourennota (Kamerstuk 32 849, nr. 217) in het Programma Duurzaam gebruik van de ondergrond onderzocht worden welke mijnbouwactiviteiten (zowel fossiele winning als geothermie en opslag) waar zouden kunnen plaatsvinden, rekening houdend met niet alleen de technisch-geologische aspecten maar ook met maatschappelijk draagvlak. Bewoners, maatschappelijke organisaties, medeoverheden en operators worden actief betrokken in gebiedsprocessen, een werkwijze die we steeds vaker gaan toepassen.

Ondanks dat de komende decennia de binnenlandse vraag naar aardgas zal afnemen, zal aardgas als transitiebrandstof nog een belangrijke rol in de energiemix innemen. Aardgas geproduceerd in Nederland kent daarbij een lagere CO2-uitstoot. Het kabinet zet daarom in op versnelling van de productie van aardgas op de Noordzee, waarbij de inzet van het kabinet is om zowel de uitrol van wind op zee als de gaswinning zoveel mogelijk te faciliteren.

Ondernemend Nederland

Om onze welvaart ook in de toekomst te behouden zijn een excellent vestigings- en ondernemingsklimaat, vernieuwing, innovatie en verduurzaming cruciaal. Een excellent vestigingsklimaat ondersteunt ook de brede welvaart en stimuleert innovatie voor maatschappelijke uitdagingen en het behalen van specifieke duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

Strategisch industriebeleid en economische veiligheid

Het kabinet wil regie voeren op de ontwikkeling van de industrie middels een proactief industriebeleid. Daarom wordt eind 2023 een nieuwe technologiestrategie gelanceerd met als doel om voor een select aantal sleuteltechnologieën aan te geven hoe deze verder binnen Nederland ontwikkeld en toegepast zullen worden. Beleid en uitvoering zullen specifieker gericht worden op een aantal strategische technologieën en waardeketens, bijvoorbeeld met de herijking van het missiegedreven innovatiebeleid. Op het gebied van verduurzaming van de industrie wordt invulling gegeven aan het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie.

In 2024 zet EZK in op het vergroten van de economische weerbaarheid door Nederlandse sterktes uit te bouwen en waar nodig risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen. Dit doen we door het beter borgen van de economische veiligheid. Met aandacht voor strategische technologieën, hoogwaardige en complexe producten en waardeketens om het concurrentievermogen van Nederland te behouden. Er zijn middelen beschikbaar gesteld om een beschermingsfonds op te richten waarmee als laatste redmiddel ingegrepen kan worden bij bedrijfsovernames van statelijke actoren. Ook internationale samenwerking binnen en buiten de EU is van belang voor technologische ontwikkeling, economische veiligheid, en leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en ons concurrentievermogen.

EZK ondersteunt bedrijven in hun ambities om te verduurzamen, digitaliseren en hun positie in de internationale waardeketens te versterken, bijvoorbeeld via het Nationaal Groeifonds. Bedrijven kunnen zich daarmee sneller aanpassen aan de maatschappelijke eisen van de toekomst. EZK zal haar private partners wijzen op het belang van samenwerking, en ook vanuit eigen inkoop- en aanbestedingsbeleid het goede voorbeeld geven.

Een klimaatneutrale en circulaire industrie kan een nieuwe aanjager worden van het verdienvermogen van Nederland. In het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) werkt het kabinet samen met het bedrijfsleven, netbeheerders aan de verduurzaming van de industrie in Nederland.13 Hierbij houden we oog voor de concurrentiepositie van de industrie en zetten we ons in voor vergroening in Nederland, zodat uitstoot niet weglekt naar andere landen. Een belangrijk onderdeel van de verduurzaming van de industrie zijn de maatwerkafspraken met de grote industriële CO2-emitters.

Eind 2022 heeft het kabinet de nationale grondstoffenstrategie gepresenteerd waarin ambities en vijf handelingsperspectieven geschetst zijn om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten. EZK heeft in deze begroting budget vrijgemaakt om invulling te geven aan deze strategie. Zo werk het kabinet aan het opzetten van een grondstoffenobservatorium dat zal bijdragen inzicht in de grondstoffenstromen en mogelijke kwetsbaarheden.

Innovatie

Innovatie is belangrijk voor onze brede welvaart en het verdienvermogen, creëert nieuwe oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en draagt bij aan de grote transities. Dat doen we onder andere met het herijkte Missiegedreven Innovatiebeleid, de Nationale Technologie Strategie en het Nationaal Groeifonds. Waar mogelijk doen we dat in internationale samenwerking, bijvoorbeeld via de invulling van de European Chips Act en het Europese Horizon-programma.

Het toenemende belang van strategische technologieën vraagt om meer en snellere innovatie. We streven, samen met onze Europese partners, naar het behoud van een sterke economie waarin innovatieve koplopers vernieuwing aanjagen en een brede basis van hoogproductieve bedrijven werkgelegenheid biedt. Daarom blijft het kabinet de R&D-uitgaven door bedrijven en kennisinstellingen stimuleren en heeft het extra aandacht voor de benutting van kennis door het bedrijfsleven, in het bijzonder door startups en scale-ups. De creativiteit en innovatiekracht van deze ondernemingen zijn belangrijk voor de toekomstige werkgelegenheid en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.

Het Missiegedreven Innovatiebeleid van EZK benut de innovatiekracht van het bedrijfsleven om bij te dragen aan de oplossingen voor sociale en maatschappelijke vraagstukken. Hierbij maken we scherpe keuzes op basis van de de herijkte missies, vernieuwde Kennis en Innovatie Agenda’s (KIA’s) en een nieuw Kennis en Innovatie Convenant (KIC). Met de vernieuwde PPS-innovatieregeling worden innovatiepartners verder gestimuleerd strategisch te investeren. Hierdoor zetten we in op maximale welvaart in brede zin, voor nu en in de toekomst.

De innovatiekracht is mede afhankelijk van hoogwaardige kennis vanuit onderzoeksorganisaties. Daarom investeren we in de jaren 2023 tot 2031 in de Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2), die in 2024 geëvalueerd worden. Daarnaast moderniseren we de intellectueel eigendom-infrastructuur zowel op Europees als op nationaal niveau om het innovatief bedrijfsleven maximaal te faciliteren.

Vestigingsklimaat

Met de strategische agenda werkt het kabinet aan een blijvend sterk ondernemingsklimaat met een focus op bedrijfsactiviteiten die cruciaal zijn voor de transities en de weerbaarbaarheid van de economie. Zo is EZK, onder andere, een monitor ondernemingsklimaat en een impacttoets voor ‘nationale koppen’ op Europese regelgeving aan het uitwerken.

Het kabinet heeft in mei 2023 het nieuwe beleid voor startups en scale-up bekend gemaakt. De ambitie is om de innovatiekracht van Nederland te versterken en het ondernemingsklimaat voor startups en scale-ups uit te bouwen tot de beste van Europa. Daartoe is een aantal speerpunten benoemd, zoals de continuering van organisatie Techleap.nl met inzet op kennisintensieve deeptech startups, doorgroei van startups naar scale-ups en de beschikbaarheid van talent.

Midden- en kleinbedrijf

Om de toegang tot het brede mkb tot overheidsdienstverlening te verbeteren werkt EZK aan actieprogramma mkb-ondernemingsdienstverlening 2023-2025 met een focus op samenwerking tussen landelijke en regionale organisaties als de KVK, RVO en de ROMs en andere overheden.

EZK zet ook in op verbetering van de financieringsmogelijkheden voor MKB-ondernemers. Hiertoe wordt een centrale financieringshub ontwikkeld middels publiek-private samenwerking.14 Het verduurzamen van het mkb is één van de doelen waar EZK, samen met haar partners, op inzet. Voor de verschillende programma’s en regelingen wordt op dit moment een analyse met mogelijke verbeterstappen gemaakt, met oog voor passende en toegankelijke financiering.

Regeldruk

Gewerkt wordt aan de verdere invulling van het programma vermindering regeldruk voor ondernemers. Het accent ligt hierbij de komende periode vooral op de totstandkoming van een reductieprogramma met concrete maatregelen op basis van de knelpunten zoals opgehaald in het MKB indicatorbedrijvenonderzoek, waarin een zestal sectoren zijn doorgelicht op ervaren regeldruk. Onderdeel is de lancering van de regeldrukmonitor.

Regio

EZK werkt via verschillende nationale programma’s op het gebied van energietransitie en economie en met het NOVEX-programma15 aan de ruimtedruk in Nederland, evenals via het programma Mooi Nederland en de Nota Ruimte aan de ruimtelijke ordening van Nederland. Samen met de regio en andere departementen geeft EZK uitvoering aan het nationaal programma werklocaties onder de Nationale Omgevingsvisie. Dit programma is gericht op het waarborgen van voldoende ruimte voor economie en het beter benutten en verduurzamen van bestaande werklocaties. EZK werkt daarbij ook aan een Ruimtelijk Economische Visie voor Nederland om inzicht te krijgen in de ruimtelijk-economische ontwikkelingen en het benodigde ruimtebeslag voor het bedrijfsleven voor de groene, digitale en circulaire transities, verduurzaming van de industrie en open strategische autonomie van de EU. Deze visie wordt eind 2023 verwacht.

Op het economisch domein wordt in 2024 voortgebouwd op de samenwerkingen met regionale partners op thema’s als het Missiegedreven Innovatiebeleid, internationalisering, energietransitie, verduurzaming van de industrie, scholing (Leven Lang Ontwikkelen), en digitalisering van het MKB. Samenhang tussen nationale en regionale activiteiten vergroot de impact en bereik van onze programma’s. Om die reden spant EZK zich in om de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) nog sterker te positioneren. EZK werkt ook samen met regio's zoals Brainport om zich verder te ontwikkelen om zo te streven naar eenconcurrerende hightech maakindustrie.16 Ook in de dienstverlening aan het mkb wordt samenwerking met de regio gezocht.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Bedrijven zijn verantwoordelijkheid om rekening te houden met mens, milieu en natuur in hun waardeketens en bedrijfsvoering. Om dit te stimuleren ondersteunt EZK het vergroten van inzichtelijkheid in waardeketens, bijvoorbeeld met de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive.17 Daarnaast wordt in 2024 wordt nader bekeken hoe het EZK-instrumentarium beter gericht kan worden op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Durfkapitaal

Een speerpunt van de inzet van EZK om de durfkapitaalmarkt te versterken is het mobiliseren van institutionele beleggers om te investeren in maatschappelijk betrokken startups en scale-ups. Het investeringsfonds Invest-NL is gevraagd te verkennen of pensioenfondsen een rol kunnen spelen in de funding van durfkapitaalfondsen. Daarnaast heeft het kabinet besloten deel te nemen in het European Tech Champions Initiative van het Europees Investeringsfonds. Hiermee zullen Europese ondernemingen beter in staat worden gesteld hun doorgroei te financieren.

Digitale economie

De digitale transitie en de snelle ontwikkelingen in digitale technologieën bieden ongekende kansen voor de Nederlandse economie en samenleving. Tegelijkertijd vergen snelle opkomende technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, aanpassingsvermogen van bedrijven, burgers en overheid. Door de digitale transitie te faciliteren en juiste randvoorwaarden te scheppen zorgen we voor duurzame economische groei en het borgen van publieke belangen als veiligheid, vertrouwen en eerlijke concurrentie. De ambities, doelstellingen en acties van EZK richting 2030 zijn vastgelegd in de strategie voor de digitale economie.18 Daarom zijn de prioriteiten voor de digitale economie het stimuleren van digitale innovatie en vaardigheden, het creëren van de juiste randvoorwaarden voor goedwerkende digitale markten, het behouden en versterken van een veilige, betrouwbare, hoogwaardige digitale infrastructuur en het versterken van de cybersecurity.

Digitale vaardigheden en de toepassing van nieuwe digitale technologieën zijn essentieel voor de digitale transitie en het verdienvermogen van Nederland. De focus in 2024 blijft op het stimuleren van digitale innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang, voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen. Dit doet EZK door het versterken van de kennis- en innovatiebasis door publiek-private samenwerking, en door het versterken van digitale vaardigheden en digitale innovatie in het onderwijs, voortbouwend op gehonoreerde Groeifondsvoorstellen en door te investeren in innovatieve cloudtoepassingen (Important Project of Common European Interest, IPCEI). Op Europees niveau worden in 2024 verdere stappen gezet met de totstandkoming van de AI Act die beoogt een Europese markt voor betrouwbare en innovatieve AI te creëren.

De digitale economie kan leiden tot te sterke machtsposities en afhankelijkheden van grote platforms. In 2024 wordt daarom verder gewerkt aan een effectieve implementatie van regelgeving in Europees verband. De Digital Markets Act (DMA) pakt de markt- en datamacht van grote tech- en platformbedrijven aan ten behoeve van concurrentie en de bescherming van gebruikers. Daarnaast wordt in 2024 de implementatie van de Digital Services Act (DSA) voorzien, die ervoor gaat zorgen dat tussenpersonen, zoals platformbedrijven, verantwoord omgaan met content van hun eindgebruikers. Daarnaast wordt in Europees verband verder gewerkt aan de Data Governance Act en de aanstaande Data Act waarin belangrijke stappen worden gezet om de data-economie beter te laten werken voor consumenten en ondernemers.

Nederland is binnen Europa een belangrijk digitaal knooppunt vanwege de hoogwaardige betrouwbare digitale infrastructuur. In 2024 wordt opvolging gegeven aan de verkenning op de digitale infrastructuur die later dit jaar wordt afgerond. Daarnaast wordt onderhandeld over het voorstel van de Europese Commissie voor de Gigabit Infrastructure Act, dat beoogt de uitrol van snelle netwerken te bevorderen. Tegelijkertijd werken we aan het realiseren van sterke en betrouwbare clouddienstverlening. Ter ondersteuning van een maximale beschikbaarheid van draadloze communicatiediensten wordt zo doelmatig mogelijk gebruik van frequentieruimte nagestreefd. Om die doelstelling te realiseren zijn in 2024 belangrijke lopende trajecten: de beoogde beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band voor mobiele communicatie door consumenten en bedrijven en het herijken van het uitgiftebeleid van de 3,8-4,2 GHz-band en de 26 GHz-band.

In de uitvoering van de Strategie Digitale Economie wordt extra aandacht besteed aan de opkomende thema’s digitale open strategische autonomie en digitalisering en duurzaamheid. Digitale open strategische autonomie staat steeds meer onder druk door geopolitieke ontwikkelingen en internationale marktverschuivingen. Om hierop te anticiperen heeft EZK in 2023 gewerkt aan het in kaart brengen en identificeren van risicovolle strategische afhankelijkheidsrelaties en een handelingsperspectief om deze risico’s te mitigeren. Hierover wordt uw Kamer in het najaar van 2023 geïnformeerd.

Cybersecurity is een blijvende prioriteit van EZK en verdient continu aandacht en investeringen in kennis en innovatie. Door in Europees verband wet- en regelgeving en certificering (onder andere via de Cyber Resilience Act) te creëren kunnen consumenten en bedrijven vertrouwen op veilige digitale producten en diensten.

Digitalisering biedt tenslotte grote kansen voor het behalen van de klimaatdoelstellingen. Tegelijkertijd vraagt digitalisering om een verduurzamingsopgave voor de sector zelf. EZK heeft onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden om de digitale sector te verduurzamen en digitalisering in te zetten om de verduurzamingsopgave te versnellen. In lijn met de motie Kathmann19 zal EZK de onderzoeken met kabinetsreactie dit najaar publiceren.

Mededinging, interne markt en consumentenbeleid

Ook in 2024 zet EZK zich er voor in dat de concurrentie tussen bedrijven wordt geborgd, consumenten zoveel mogelijk waar voor hun geld krijgen en consumenten worden beschermd. Een goed werkend mededingingsbeleid is een belangrijke randvoorwaarde voor het generieke vestigingsklimaat in Nederland en hangt nauw samen met de rest van ons economische beleid. Ook kan het een belangrijke bijdrage leveren aan het mogelijk maken van de transities. Via een actieagenda voor de interne markt wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen, het verbeteren van de toepassing van interne-marktregels en het versterken van de weerbaarheid van de interne markt. Hierbij is er aandacht voor digitalisering en vergroening.

Ook in 2024 zet EZK in op een goed samenspel tussen overheid en markt, zodat bedrijven eerlijke kansen krijgen en de maatschappelijke waarde van de overheidsinkoop wordt vergroot. Prioriteiten zijn de borging van de goede dialoog uit het programma Beter Aanbesteden, de verbetering van de rechtsbescherming van ondernemers, de effectieve toepassing van het International Procurement Instrument (IPI) en de verordening buitenlandse subsidies (Foreign Subsidies Regulation).

Een andere prioriteit betreft moderne en toekomstbestendige consumentenregelgeving. Dit draagt bij aan een sterke positie van consumenten, gezonde concurrentie, keuzevrijheid en kwalitatief goede producten en diensten. De Europese Commissie onderzoekt momenteel of de huidige regels consumenten ook online voldoende beschermen. EZK zet zich in voor het versterken van de positie van consumenten in een digitale omgeving, zowel in de regelgeving als in het toezicht. EZK zet daarnaast, samen met andere departementen, in op ambitieuze Europese wetgeving om duurzame producten de norm te laten worden in de EU en consumenten te helpen bij het maken van duurzame keuzes.

Europese en regionale samenwerking

De oorlog in Oekraïne zet de discussie over de weerbaarheid en open strategische autonomie van de Europese Unie (EU) en de energietransitie nog hoger op de Europese agenda. Voor Nederland en de EU blijft een open economie en internationale samenwerking het uitgangspunt. De oorlog en de toegenomen strategische rivaliteit tussen de VS en China laten echter de urgentie zien van het verminderen van de risico’s van strategisch afhankelijkheden, zoals op het gebied van energie, kritieke grondstoffen en technologieën. In 2024 is EZK gericht op het versterken van de veerkracht en duurzaamheid van de energievoorziening en -markt, het bevorderen van de groene en digitale transitie, en het gezamenlijk zo goed mogelijk opvangen van de menselijke en economische gevolgen van de oorlog in Oekraïne. Het versterken van de weerbaarheid kent zowel stimulerende als beschermende maatregelen. Dit vindt zijn weerslag in de in Europese Economische veiligheidsstrategie die in juni 2023 is gepresenteerd door de Commissie.

De Europese Commissie heeft in 2023 verschillende initiatieven gepresenteerd om de weerbaarheid van de Europese economie te vergroten, waaronder op het terrein van de interne markt, en om de risico's van strategische afhankelijkheden te verminderen en de verduurzaming van de industrie te versnellen door de business case van schone technologie te verbeteren. Het beleid om weerbaarheid te vergroten via onder meer technologisch leiderschap, IPCEI en de afbouw van de risico’s van strategische afhankelijkheden (onder andere de Critical Raw Materials Acts) zal blijvende inzet vergen. In 2024 zal in de EU de focus vooral liggen op de implementatie en het afronden van de onderhandelingen. Verder zal internationaal de samenwerking worden gezocht om afhankelijkheden te adresseren.

Het klimaat- en energiebeleid moet in alle sectoren fit for net zero worden. Begin 2024 zal de Europese Commissie naar verwachting een nieuw klimaatdoel voor 2040 voorstellen op weg naar klimaatneutraliteit in 2050. EZK wil inzetten op een aangepaste klimaatarchitectuur en instrumenten die passen bij fit for net zero. Een weerbare en concurrerende energiemarkt blijft belangrijk in de huidige geopolitieke context. Het verminderen van afhankelijkheden en de versnelde uitrol van hernieuwbare energie zijn daarbij essentieel, evenals diversificatie van import en importeurs op nationaal en Europees niveau voor leveringszekerheid. Rondom de digitale transitie zullen mogelijk binnenkort trilogen plaatsvinden over de Cyber Resilience Act, en wordt er onderhandeld over connectiviteitsvoorstellen. In 2024 wordt ook gewerkt aan de implementatie van de Data Act en naar verwachting de AI-verordening.

In 2024 vinden de Europese verkiezingen plaats. EZK zal zich inzetten voor het opnemen van de Nederlandse beleidsprioriteiten in het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie, Europees Parlement en de Strategische Agenda van de Europese Raad.

Tot slot

De Nederlandse economie en maatschappij hebben een zware periode achter de rug, waarin onze veerkracht op de proef is gesteld. De realiteit is dat een nieuwe uitdaging zich heeft aangediend, waarvan de duur en ernst ongewis zijn. Evenwel stemmen de afgelopen jaren hoopvol: Nederland heeft laten zien tegen grote klappen bestand te zijn. Deze veerkracht zal ook in toekomstige tijden van grote waarde blijven, en het bestendigen van die veerkracht is daarom van groot belang.

In de verantwoordelijkheden van EZK komen grote uitdagingen samen. Het aanscherpen van de klimaatdoelen met een omvangrijk pakket aan maatregelen. Onze energie schoon, veilig en betaalbaar maken. Bewoners in de regio Groningen een nieuw perspectief geven door structurele versterking. Ervoor zorgen dat Nederland voldoende toekomstig welvaart heeft en dat de gehele samenleving kan meeprofiteren van de economische groei, en dat niemand achterblijft. Het vergroenen van onze economie en onze industrie.

Dit zijn zware opgaven, maar ook een kans om het verschil te maken. Niet alleen, maar juist in brede samenwerking met burgers, werknemers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, de verschillende ministeries, medeoverheden, de EU en andere landen.

Overzicht coronamaatregelen

De periode van voorjaar 2020 tot en met het eerste kwartaal van 2022 was voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zijn genomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual.

Tabel 2 Coronamaatregelen op de EZK-begroting (bedragen x € 1 mln) 1

Art.

Omschrijving maatregel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Vindplaats

1

Telecom Caribisch Nederland

3

      

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

2

Mentale steun ondernemers

1

2

     

Kamerstuk 25 295, nr. 998

2

Noodloket (TOGS)

0

0

     

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 217

2

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

5.461

3.487

291

    

Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42, Kamerstuk 35 420, nr. 81, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 214, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 226, Kamerstuk 35 420, nr. 237, Kamerstuk 35 420, nr. 247, Kamerstuk 35 420, nr. 248, Kamerstuk 35 420, nr. 270, Kamerstuk 35 420, nr. 314, Kamerstuk 35 420, nr. 273, Kamerstuk 35 420, nr. 458, Kamerstuk 35 420, nr. 462, Kamerstuk 35 420, nr 466, Kamerstuk 35 420, nr. 479

2

Tegemoetkoming vaste lasten starters

13

15

4

    

Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 479

2

Omscholing naar tekortsectoren

0

1

     

Kamerstuk 35 420, nr. 105

2

Herstructurering winkelgebieden en binnensteden

 

6

10

16

15

12

 

Kamerstuk 31 757, nr. 105

2

Subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren

8

32

34

33

28

13

 

Kamerstuk 35 420, nr. 248

2

Evenementenregelingen

79

96

11

    

Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 354, Kamerstuk 35 420, nr 454, Kamerstuk 35 420, nr 462

2

Omzetderving Limburg

 

24

     

Kamerstuk 32 698, nr. 63

2

Voucherkredietfaciliteit/Leningsfaciliteiten reissector

188

2

     

Kamerstuk 35 420, nr. 72, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 252

2

Qredits

38

 

70

30

   

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 277

2

BMKB-Corona

1

1

     

Kamerstuk 35 420, nr. 1, Kamerstuk 35 420, nr. 16

2

Garantieregeling Klein Krediet Corona

1

1

     

Kamerstuk 35 420, nr. 31, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

Storting in de begrotingsreserve Groeifaciliteit

50

      

Kamerstuk 35 420, nr. 314

2

Garantie ondernemersfinanciering (GO-Corona)

  

50

25

25

25

 

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

Storting in de begrotingsreserve GO-Corona

40

      

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16

2

Bijdrage RVO.nl

59

60

18

0

0

0

0

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 248

2

FieldLabs

2

      

Kamerstuk 25 295, nr. 1178

3

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

150

      

Kamerstuk 35 420, nr. 105

3

Corona Overbruggingslening (COL)

33

      

Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42

3

Dutch Future Fund

 

6

11

6

2

  

Kamerstuk 33 009, nr. 96

3

Deep Tech Fund

  

60

25

25

65

 

Kamerstuk 33 009, nr. 96

3

Fonds Alternatieve Financiering (Dutch Alternative Credit Instrument)

 

8

22

10

10

  

Kamerstuk 33 009, nr. 96

4

Verlaging netbeheertarief Caribisch Nederland

8

      

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

 

Totaal

6.135

3.741

580

145

105

115

0

 
X Noot
1

De aanvullende middelen voor EU-cofinanciering zijn niet in deze tabel opgenomen, aangezien deze maar ten dele corona-gerelateerd zijn. Bedragen onder de € 0,5 mln zijn in het overzicht rekenkundig afgerond naar nul.

Toelichting op coronamaatregelen

Telecom Caribisch Nederland

De coronamaatregel is met ingang van 1 januari 2022 omgezet in een structurele subsidie. De subsidie vanuit artikel 1 van de EZK-begroting heeft te maken met de Rijkstaak om de Telecom/Internetaansluiting betaalbaar te maken en te houden. De subsidie is voor de periode 2023 tot en met 2026 beschikbaar gesteld en bedraagt 25 USD per aansluiting per maand voor Bonaire en 35 USD voor Eustatius en Saba.

Mentale steun ondernemers

In het kader van het Programma Mentale steun ondernemers is het Programma Emotie en Perspectief opgezet binnen het door EZK beschikbare gestelde budget van € 5 mln. In dit programma werken KVK, Ondernemersklankbord (OKB) en VNO-NCW/MKB-NL samen om mentale steun aan ondernemers in zwaar weer te geven. Dit gebeurt door middel van klankbordtrajecten voor ondernemers, trainingen van adviseurs, brancheaanpak, ontwikkeling van tools zoals de Toekomstcheck.

Noodloket (TOGS)

De TOGS, voorheen noodloket genoemd, is een belastingvrije gift van € 4.000 voor ondernemers die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering door het wegblijven van de consument als gevolg van de kabinetsmaatregelen in verband met COVID-19.

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

De TVL bood bedrijven in sectoren die hard geraakt zijn door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus een tegemoetkoming voor de vaste lasten. De TVL heeft gelopen van 1 juni 2020 tot en met 31 maart 2022. De reguliere openstellingen zijn hiermee gestopt. In 2023 is nog circa € 300 mln nodig voor betalingen in verband met vaststelling van de subsidie, en voor bezwaar en beroep.

Tegemoetkoming vaste lasten starters

Een separate regeling voor bedrijven die tijdens de coronacrisis zijn gestart, biedt een tegemoetkoming voor de vaste lasten in het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022.

Omscholing naar tekortsectoren

In 2022 was € 40 mln (incl. uitvoeringskosten) beschikbaar voor de subsidieregeling Omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek. Hiermee konden werknemers met een subsidiebedrag van maximaal € 3.750 worden omgeschoold, zijnde 50% van de verwachte kosten van een omscholingstraject van € 7.500 per individu. De werkgever droeg zelf zorg voor de overige 50% (d.w.z. uit eigen middelen, sectorale opleidings- en ontwikkelingsfondsen of andere samenwerkingsverbanden).

Herstructurering winkelgebieden en binnensteden

Het kabinet investeert de komende jaren € 100 mln in het realiseren van toekomstbestendige winkelgebieden en vitale binnensteden. Met de Regeling specifieke uitkering Impulsaanpak winkelgebieden kunnen gemeenten hiervoor een specifieke uitkering ontvangen. De eerste openstellingsronde had een beschikkingsruimte van € 22 mln en is in mei 2022 opengesteld. In totaal volgen vier openstellingen waarmee naar verwachting ongeveer 40 projecten worden ondersteund.

Subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren

Met deze regeling, die is opengesteld op 17 mei 2021, wordt beoogd de teruggang in R&D-investeringen in de Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie, die het gevolg is van de coronacrisis, te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten. Tevens wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering. Consortia van MKB, grootbedrijf en/of kennisinstellingen hebben gezamenlijk projectvoorstellen ingediend. Het budget bedraagt € 150 mln.

Evenementenregelingen

De regelingen ATE en TRSEC zijn in 2022 samengevoegd tot de Subsidieregeling Evenementengarantie 2022 (SEG22). De SEG22 is de garantieregeling voor de evenementensector in 2022 en heeft gelopen van 1 januari tot en met 30 september 2022.

Omzetderving Limburg

Dit betreft een specifieke uitkering aan de provincie Limburg ten behoeve van bedrijven die omzetderving hebben geleden ten gevolg van de waterschade tijdens de overstroming in juli 2021.

Voucherkredietfaciliteit/Leningsfaciliteiten reissector

Dit betreft een faciliteit van € 400 mln voor Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) voor liquiditeitsleningen (voucherkredieten) aan reisorganisaties die onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten. Daarnaast is in 2020 een budget van € 160 mln beschikbaar gesteld voor leningsfaciliteiten aan garantiefondsen voor de reissector. Hiervan is een leningsfaciliteit van € 150 mln beschikbaar gesteld aan SGR, waarmee SGR consumenten schadeloos kan stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties. Voor kleinere garantiefondsen VZR Garant en het Garantiefonds voor Gespecialiseerde Touroperators (GGTO) is een leningsfaciliteit beschikbaar gesteld voor respectievelijk € 2,5 mln en € 4 mln.

Qredits

EZK heeft in 2020 aan Qredits een achtergestelde lening van € 25 mln verstrekt voor Corona-overbruggingskredieten voor bedrijven. Dit bedrag is in 2021 verhoogd met € 30 mln. Daarnaast is in 2021 € 40 mln in de vorm van een lening aan Qredits beschikbaar gesteld voor overbruggingskredieten aan starters. Van deze leningen is in 2021 € 38 mln aan Qredits uitbetaald. Daarnaast wordt in de jaren 2021-2024 in totaal € 200 mln aan Qredits ter beschikking gesteld in het kader van het TOA-krediet (Time-out-arrangement) gericht op ondernemers die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) hun mkb-bedrijf willen doorstarten. Tot 2023 hebben ondernemingen hier nauwelijks gebruik van gemaakt.

BMKB-Corona

Het kabinet heeft een tijdelijke faciliteit onder de BMKB opengesteld voor door de Coronacrisis getroffen mkb-bedrijven om liquiditeitsproblemen op te vangen. Hierbij staat de overheid voor per saldo 67,5% borg op krediet aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. De BMKB-Corona heeft in 2022 gebruik gemaakt van het garantiebudget van de reguliere BMKB (€ 765 mln). De BMKB-Corona was opengesteld tot 1 juli 2022. Voor eventuele verliesdeclaraties als gevolg van faillissementen is een risicovoorziening beschikbaar (zie de toelichting op de risicovoorzieningen in beleidsartikel 2 van de EZK-begroting).

Garantieregeling Klein Krediet Corona (KKC)

Om getroffen ondernemers te helpen die geen kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, is de garantieregeling KKC ontwikkeld voor kredieten tot € 50.000, met een looptijd van 5 jaar, 95% garantie en een premie van 2%. De KKC is in 2022 opengesteld voor € 100 mln. Ter afdekking van eventuele verliesdeclaraties in 2022 en volgende jaren als gevolg van faillissementen is een risicovoorziening beschikbaar (zie de toelichting op de risicovoorzieningen in beleidsartikel 2 van de EZK-begroting).

Storting in de begrotingsreserve Groeifaciliteit

In 2021 is circa € 50 mln afgestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit, ter afdekking van eventuele toekomstige schades als gevolg van faillissementen.

Garantie ondernemingsfinanciering (GO-Corona)

Het kabinet heeft tijdelijk een corona-module voor garantie op bankleningen aan de GO opengesteld (GO-Corona), met 80% garantie voor grootbedrijf en 90% voor mkb-ondernemingen. Het totale garantieplafond voor de GO (incl. de GO-Corona) is voor 2022 gesteld op € 300 mln. Ter afdekking van eventuele verliesdeclaraties in 2022 en volgende jaren als gevolg van faillissementen is een risicovoorziening beschikbaar en is voor de komende jaren een kasbuffer op de begroting beschikbaar (zie ook de toelichting op de risicovoorzieningen in beleidsartikel 2 van de EZK-begroting).

Storting in de begrotingsreserve GO-Corona

In 2021 is € 40 mln afgestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering, ter afdekking van eventuele toekomstige schades op de coronamodule van de GO als gevolg van faillissementen.

Bijdrage RVO.nl

Dit betreft de uitvoeringskosten van RVO.nl voor de uitvoering van de coronamaatregelen.

Fieldlabs

In het FieldLab Evenementen is in praktijktesten de inzet van sneltesten, testbewijzen, crowdcontrol en andere opschalingsvragen onderzocht. In het FieldLab Cafe's zijn inzichten vergaard over bezoekersgedrag en naleving van de maatregelen door bezoekers. Deze informatie heeft bijgedragen aan een veilige en verantwoorde heropening van café's.

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Het kabinet heeft in 2021 € 150 mln beschikbaar gesteld om het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) te versterken. Door het fondsvermogen van de ROM’s te versterken, kunnen de ROM’s ook het eigen vermogen van veelal innovatieve mkb-ondernemingen versterken. Daarmee wordt de solvabiliteitspositie van deze bedrijven verstevigd. Voorwaarde is wel dat de regio’s zelf cofinanciering verschaffen.

Corona Overbruggingslening (COL)

Het kabinet heeft de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) een lening van in totaal € 300 mln verstrekt voor de uitvoering van de COL. De ROM’s verstrekten tot en met 30 juni 2021 overbruggingskredieten tussen de € 50.000 en € 2 mln. Ondernemers die gefinancierd zijn met (extern) eigen vermogen (startups en scale-ups) en intern eigen vermogen die geen bankrelatie hebben (familiebedrijven en maakindustrie) kunnen een COL-aanvraag doen.

Dutch Future Fund

Het Dutch Future Fund (DFF) met een omvang van € 300 mln wordt uitgevoerd door het EIF in samenwerking met Invest-NL. Het fonds investeert in andere risicokapitaalfondsen zodat via die investeringsfondsen de beschikbare hoeveelheid kapitaal voor Nederlandse innovatieve groeibedrijven wordt vergroot. EZK heeft € 25 mln voor dit fonds beschikbaar gesteld.

Deep Tech Fund

Het Deep Tech Fonds betreft een fonds dat investeringen in bedrijven met innovatieve complexe technologie mogelijk maakt. Voor innovatieve ondernemingen die zowel kennis- als kapitaalintensief zijn, is het vaak moeilijk om financiering te vinden. Vaak gaat het om nieuwe technologieën die zich nog niet bewezen hebben en waar relatief grote risico’s aan kleven. Het fonds is uitgewerkt als co-investeringsfonds en als separaat fonds ondergebracht bij Invest-NL. De omvang van het fonds bedraagt € 250 mln, waarvan € 175 mln door de EZK is ingebracht en € 75 mln door Invest-NL.

Fonds Alternatieve Financiering (Dutch Alternative Credit Instrument)

Samen met Invest-NL en het EIF is een fonds opgericht voor de funding van alternatieve financiers. De fondsomvang bedraagt € 200 mln, waarvan € 50 mln door EZK wordt ingebracht. Met het fonds kan het aanbod van funding voor alternatieve financiers worden vergroot. Hierdoor verkrijgen alternatieve financiers meer slagkracht om leningen te verstrekken aan ondernemers en kunnen zij een aantrekkelijk alternatief bieden voor bancaire financiering. Zo draagt het fonds bij aan een divers financieringslandschap.

Verlaging netbeheer Caribisch Nederland

Als specifieke maatregel voor de bewoners van de eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius is aan de energiebedrijven van deze eilanden subsidie verstrekt, zodat de netbeheertarieven in 2020 en 2021 op € 0 gesteld konden worden en de bewoners dus minder geld kwijt zijn aan hun energierekening.

Tabel 3 Ontvangsten coronamaatregelen op de EZK-begroting (bedragen x € 1 mln)1

Art.

Omschrijving maatregel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Vindplaats

2

Noodloket (TOGS)

1

0,186

     

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 217

2

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

155

276

200

    

Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42, Kamerstuk 35 420, nr. 81, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 214, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 226, Kamerstuk 35 420, nr. 237, Kamerstuk 35 420, nr. 247, Kamerstuk 35 420, nr. 248, Kamerstuk 35 420, nr. 270, Kamerstuk 35 420, nr. 314, Kamerstuk 35 420, nr. 273, Kamerstuk 35 420, nr. 458, Kamerstuk 35 420, nr. 462, Kamerstuk 35 420, nr 466, Kamerstuk 35 420, nr. 479

2

Tegemoetkoming vaste lasten starters

0

0

     

Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 479

2

Evenementenregelingen

 

0

     

Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 354, Kamerstuk 35 420, nr 462

2

Voucherkredietfaciliteit/Leningsfaciliteiten reissector (Bedrijfssteun)

1

21

43

42

40

39

6

Kamerstuk 35 420, nr. 72, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 252

2

BMKB-Corona

126

0

     

Kamerstuk 35 420, nr. 1, Kamerstuk 35 420, nr. 16

2

Klein Krediet Corona

141

0

     

Kamerstuk 35 420, nr. 31, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

Onttrekking begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC)

 

9

     

Kamerstuk 35 420, nr. 31, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

GO-Corona

15

9

     

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

Onttrekking begrotingsreserve GO-Corona

 

76

     

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 462

2

Bijdrage RVO.nl

3

6

     

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 248

3

Corona Overbruggingslening (COL)

20

33

27

30

210

  

Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42

 

Totaal

462

430

270

72

250

39

6

 
X Noot
1

Bedragen onder de € 0,5 mln zijn in het overzicht rekenkundig afgrond naar nul.

Toelichting ontvangsten

Noodloket (TOGS)

In 2022 is voor de TOGS € 0,2 mln terugontvangen, in verband met onder meer gecorrigeerde overboekingen en terugvorderingen.

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

De ontvangsten houden met name verband met terugvorderingen in geval de omzetderving lager is dan door de aanvrager geraamd en in geval van geconstateerd misbruik.

Tegemoetkoming vaste lasten starters

Eventuele ontvangsten houden met name verband met terugvorderingen in geval de omzetderving lager is dan door de aanvrager geraamd en in geval van geconstateerd misbruik.

Evenementenregelingen

Eventuele ontvangsten houden met name verband met het terugvorderingen bij niet voldoen aan de voorwaarden van de regeling.

Voucherkredietfaciliteit/Leningsfaciliteiten reissector

Dit betreft de geraamde ontvangsten in het kader van de voucherkredietfaciliteit, en de leningsfaciliteit voor SGR en de kleine garantiefondsen.

BMKB-Corona

Er is in 2021 een bedrag van € 126 mln aan afsluitprovisie ontvangen voor BMKB-Corona aanvragen.

Klein Krediet Corona (KKC)

Naar aanleiding van een herijking van de kasbuffer voor de garantieregeling KKC als gevolg van de lager dan geraamde benutting is er in 2021 € 140 mln onttrokkken aan de begrotingsreserve KKC. Hiernaast hebben er ook provisieontvangsten plaatsgevonden bij de KKC.

Onttrekking begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC)

Naar aanleiding van een herijking van de kasbuffer voor de garantieregeling KKC als gevolg van de lager dan geraamde benutting is er in 2022 € 9 mln onttrokkken aan de begrotingsreserve KKC.

GO-Corona

Er is 2021 € 15 mln en in 2022 € 9 mln aan provisie ontvangen voor GO-Corona aanvragen.

Onttrekking begrotingsreserve GO-Corona

Naar aanleiding van een herijking van de kasbuffer voor de garantieregeling GO-Corona als gevolg van de lager dan geraamde benutting is er in 2022 € 76 mln onttrokkken aan de begrotingsreserve GO-Corona.

Bijdrage RVO.nl

Dit betreft een terugbetaling door RVO aan het kerndepartement omdat de kosten van uitvoering van de coronamaatregelen lager zijn geweest dan geraamd.

Corona Overbruggingslening (COL)

Dit betreft de gerealiseerde en geraamde terugbetalingen in het kader van de Corona Overbruggingsleningen die door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen zijn verstrekt.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Totaaloverzicht belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven van de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de begroting 2023 (incl. amendementen en Nota’s van Wijziging) en de begroting 2024.

Tabel 4 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

Art.

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Stand ontwerpbegroting 2023 (inclusief NvW en amendementen)

 

27.178.059

14.087.488

12.491.004

11.716.128

11.115.624

 

Belangrijkste mutaties

       
        

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

2

‒ 1.070.000

‒ 300.000

    

Brexit Adjustment Reserve (BAR)

2

‒ 191.411

     

NGF-projecten EZK-begroting

2 en 4

50.000

246.200

11.000

41.000

8.000

 

Klimaatfondsmiddelen

2 en 4

264.241

1.052.103

1.504.651

955.002

648.564

 

SDE

4

‒ 365.000

‒ 379.000

‒ 557.000

   

SDE+

4

‒ 809.218

‒ 2.676.000

‒ 2.348.000

   

SDE++

4

‒ 500.000

 

‒ 326.426

‒ 44.044

‒ 66.066

 

Vulmaatregelen gasopslag

4

‒ 563.250

340.400

253.500

   

Garantie CCS Porthos

4

175.600

     

Kasschuif IPCEI waterstof

4

19.038

91.815

‒ 272.284

‒ 135.729

121.515

 

Kasschuifmiddelen waterstofbackbone

4

‒ 196.620

‒ 64.660

‒ 45.860

19.140

80.800

 

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

4

‒ 5.950.665

100.000

    

Tegmoetkoming blokaansluiting

4

513.335

178.641

    

Subsidieregeling bestuurlijke afspraken

5

124.933

     

Schadeafhandeling

5

57.520

‒ 30.746

55.908

63.911

192.412

 

Versterkingsoperatie

5

228.969

51.049

128.782

9.656

‒ 111.275

 

Vergoeding Norg Akkoord

5

‒ 1.756.929

‒ 157.658

    

Nationaal Programma Groningen

5

85.307

     

Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken)

5

135.922

     

Uitbreiding bereik woningsverbeteringsubsidie

5

150.000

     

Toekenning groeifondsmiddelen

6

‒ 70.303

‒ 392.909

‒ 163.057

‒ 122.085

‒ 70.096

 

Kasschuiven NGF

6

‒ 1.112.812

‒ 478.877

‒ 757.000

‒ 583.200

‒ 288.350

 
        

Loon- en prijsbijstelling

 

222.701

211.009

213.574

194.320

191.688

 
        

Overige mutaties

 

102.186

365.746

293.603

318.601

304.004

 

Stand ontwerpbegroting 2024

 

16.721.603

12.244.601

10.482.395

12.432.700

12.126.820

13.211.933

Toelichting

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Naar aanleiding van de CPB-raming (CEP) wordt met deze mutatie het TEK-budget naar beneden bijgesteld. De verwachte prijsontwikkelingen leiden tot lagere benodigde uitgaven voor compensatie van de energieprijs. Daarnaast betreft het een reguliere herziening van de uitvoeringskosten van RVO in lijn met de hoeveelheid verwachte aanvragen.

Brexit Adjustment Reserve (BAR)

De BAR betreft EU-middelen voor ondersteuning van bedrijven die negatieve gevolgen ondervinden van de Brexit. Door tegenvallende interesse in de BAR-regeling (m.n. het bedrijfslevenspoor) is er aanzienlijke onderuitputting op het verplichtingen- en kasbudget. Deze in 2022 niet-bestede middelen worden overgeheveld naar 2023. Het per saldo overschot aan middelen (€ 280 mln, zie daarvoor ook tabel belangrijkste ontvangstenmutaties) wordt overgeheveld naar het programma REPowerEU. Zie ook de brief «Nationaal Hervormingsprogramma 2023 en overheveling middelen Brexit Adjustment Reserve» (Kamerstuk 35 393, nr. 50).

NGF-projecten EZK-begroting

Dit betreft de som van vier mutaties: de toekenning van € 135,0 mln aan het project Circulaire geïntegreerde hoogrendementszonnepanelen uit de derde ronde van het NGF, de gedeeltelijke omzetting van de reservering van € 333,0 mln voor project Quantum Delta NL in een toekenning van € 60,2 mln, de omzetting van een reservering in een toekenning voor project Health-RI van € 47,0 mln en tot slot de gedeeltelijke omzetting van een reservering van € 265,0 mln voor het project Groenvermogen in een toekenning van € 119,0 mln (en een voorwaardelijke toekenning van € 146,0 mln).

Klimaatfondsmiddelen

Vanuit de klimaatfondsmiddelen op de Aanvullende Post worden verschillende projecten op de EZK-begroting van dekking voorzien. Het gaat onder andere om Elektrolyse (elektrolyse onshore, offshore en import; op het opschalingsinstrument waterstof), Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI, op het instrument Investeringen Verduurzaming Industrie – Klimaatfonds), vergassing (op het DEI+-instrument) en kernenergieprojecten (onderzoek nieuwbouw kerncentrales op het instrument Onderzoek en opdrachten). Gedetailleerde toelichting op deze projecten is te vinden in de relevante beleidsartikelen, in bijlage 10 en in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024.

SDE

Vanuit het SDE-budget wordt voor de jaren 2023 en 2024 in totaal € 744 mln ingeleverd ter dekking van het energiepakket van het kabinet. Ter dekking van het klimaatpakket wordt daarnaast in 2025 € 557 mln afgeboekt.

SDE+

Vanuit het SDE+-budget wordt in de jaren 2023 tot en met 2025 in totaal € 4,3 mld dekking geboden voor het energiepakket. In 2025 wordt € 1,653 mld ingeleverd ter financiering van het klimaatpakket. Tenslotte wordt in 2023 het budget met € 119 mln opgehoogd met de ontvangsten uit de tenderopbrengst van een van de kavels van het windpark Hollandse Kust (west).

SDE++

Uit het SDE++-budget wordt in 2023 € 500 mln overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Financiën ter financiering van de kapitaalversterking van netbeheerder Stedin. In 2025 wordt daarnaast € 300 mln afgeboekt ter financiering van het klimaatpakket. Tenslotte is op het SDE++-budget vanaf 2025 € 26 mln, oplopend naar € 88 mln in 2028 en latere jaren, bezuinigd als aandeel van het Ministerie van EZK in de ombuigingstaakstelling die het kabinet aan de departementen heeft opgelegd.

Vulmaatregelen gasopslag

Vanwege gunstige marktomstandigheden maakt EBN minder gebruik van de subsidie dan begroot. Om in lijn met de lange termijnvisie gasopslagen EBN de komende jaren in staat te stellen om gas in Bergermeer op te slaan wordt een deel van dit geld naar 2024 en 2025 geschoven voor toekomstige vultaken en valt het restant van de begrote middelen vrij. Daarnaast is voor de subsidiemaatregel voor marktpartijen voor het vullen van gasopslag Bergermeer in 2024 € 240 mln gereserveerd.

Garantie CCS Porthos

De garantieregeling Porthos kent de initiatiefnemers (EBN, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam) een garantie toe indien het scenario zich voltrekt dat de benodigde natuurwetvergunning niet verkregen wordt. De garantie loopt van 12 december 2022 t/m 31 december 2023. De verplichtingen en eventuele kasuitgaven door het Rijk en premie ontvangsten vanuit de Porthos partijen zullen pas in 2023 plaatsvinden. De garantie dekt een aanzienlijk deel van de door Porthos aan te gane financiële verplichtingen met externe partijen benodigd voor de bouw van het project in voornoemde periode, met een maximum van € 175,6 mln.

Kasschuif IPCEI waterstof

Voor IPCEI Waterstof golf 2, 3 en 4 worden middelen naar voren gehaald en doorgeschoven waardoor ze meerjarig in het correcte kasritme geplaatst worden.

Kasschuif middelen waterstof Backbone

Omdat de subsidie aan Gasunie voor het aanleggen van de waterstof backbone is uitgesteld naar 2023, is het niet-gebruikte verplichtingenbudget van 2022 (€ 750 mln) aan het budget voor 2023 toegevoegd en vervolgens meerjarig in een correct kasrimte geplaatst.

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

Omdat de energieprijzen sinds het begin van 2023 een sterk dalende trend vertonen, is de verwachting dat de kosten gemoeid met het prijsplafond energie voor kleinverbruikers in 2023 sterk zullen dalen. Daarom wordt het (kas)budget naar beneden bijgesteld.

Tegemoetkoming blokaansluiting

Voor de tegemoetkoming aan circa 700.000 huishoudens met een blokaansluiting (huurders van woningbouwcorporaties of particuliere verhuurders, eigenaar-bewoners in een Vereniging van Eigenaren (VvE), cliënten van woonzorginitiatieven, studenten) is er ruim € 710 mln aan de EZK-begroting toegevoegd.

Subsidieregeling bestuurlijke afspraken

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 is een aantal subsidie regelingen geïntroduceerd. Middelen die in 2022 niet tot besteding zijn gekomen (ca. € 125 mln) zijn toegevoegd aan de begroting voor 2023 en meerjarig in het juiste ritme geplaatst door middel van een kasschuif.

Schadeafhandeling

De raming van de schadeafhandeling wordt ieder jaar geactualiseerd. Naar aanleiding daarvan wordt het in de EZK-begroting opgenomen bedrag voor de vergoedingen voor fysieke schade, immateriële schade en waardedaling en de uitvoeringskosten van het IMG bijgesteld

Versterkingsoperatie

Ieder jaar wordt bij Voorjaarsnota de raming van de versterkingsoperatie geactualiseerd. Naar aanleiding van deze actualisatie zijn de geraamde uitgaven en ontvangsten voor de gehele periode tot en met 2028 aangepast.

Vergoeding Norg Akkoord

Conform de afspraken in het Norg Akkoord betaalt de Staat een vergoeding aan NAM. De berekeningswijze van de vergoeding is vastgesteld in arbitrage, de hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de gasprijs. Over de vergoeding moet btw worden betaald (Kamerstuk 33 529, nr. 997). De geraamde uitgaven voor het Norg akkoord worden bijgesteld als gevolg van de ontwikkeling van de gasprijs.

Nationaal Programma Groningen

Met het Nationaal Programma Groningen (NPG) wordt geïnvesteerd in de leefbaarheid, economische ontwikkeling en energietransitie in Groningen. Het NPG is een samenwerkingsverband van het Rijk, de provincie en gemeenten. In 2022 is € 85,3 mln van de beschikbare middelen niet tot besteding gekomen. Deze middelen zijn toegevoegd aan de EZK-begroting voor 2023. Hier is bij de 1e suppletoire begroting van EZK loon- en prijsbijstelling aan toegevoegd.

Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken)

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 worden uitkeringen gedaan aan medeoverheden voor clustering en het gebiedsfonds (blokken B en D uit de bestuurlijke afspraken). Middelen die in 2022 niet tot besteding zijn gekomen, zijn voor 2023 toegevoegd aan de EZK begroting.

Uitbreiding bereik woningverbeteringssubsidie

Zoals aangekondigd in Nij Begun wordt de bestaande subsidieregeling voor verduurzaming en verbetering (voor eigenaren van woningen die geen onderdeel zijn van het versterkingsprogramma van NCG) uitgebreid met 28 extra postcodegebieden aan de randen van het huidige toepassingsgebied (maatregel 30). Zo kan een groter deel van de regio van deze regeling gebruikmaken. Hiervoor wordt in de Prinsjesdag suppletoire begroting € 150 mln toegevoegd aan de EZK-begroting.

Toekenning groeifondsmiddelen

De kasreeksen voor de projecten Circulaire geïntegreerde hoogrendementszonnepanelen (EZK), Maritiem Masterplan (I&W), Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren (OCW) en DUTCH (VWS) uit de derde ronde worden overgeboekt naar de departementen. Een deel van de reservering van € 333,0 mln voor project Quantum Delta NL uit de eerste ronde wordt omgezet in een toekenning van € 60,2 mln. Ook deze middelen worden overgeboekt.

Kasschuiven NGF

Twee projecten ontvingen een toekenning via de subsidieroute in de derde ronde. Hiervoor blijven middelen geraamd in 2023 en 2024. De overige middelen worden doorgeschoven naar 2025 en verder. Voor de subsidieregeling kunnen pas vanaf september 2024 nieuwe aanvragen ingediend kunnen worden en de beoordelingsperiode duurt maximaal 26 weken. Het is daarom nagenoeg zeker dat nieuwe toekenningen pas in 2025 zullen plaatsvinden. De middelen die voor 2025-2027 geraamd stonden worden ook deels naar achteren geschoven om niet een overschot aan middelen op die jaren te hebben.

De overgebleven middelen uit 2023 worden doorgeschoven. Daarnaast is een inschatting gemaakt van de benodigde middelen voor 2024 voor eventuele omzettingen en de deelname van de CAS-landen en de BES-eilanden aan het NGF. Op basis daarvan worden overtollige middelen voor 2024 ook doorgeschoven.

Er worden middelen voor voorwaardelijke toekenningen doorgeschoven om de raming van voorwaardelijke toekenningen uit de derde ronde mogelijk te maken.

Loon- en prijsbijstelling

De bij 1e suppletoire begroting 2023 ontvangen loon- en prijsbijstelling is verdeeld over de verschillende instrumenten waar dit betrekking op heeft.

Tabel 5 Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

Art.

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Stand ontwerpbegroting 2023 (inclusief NvW en amendementen)

 

17.064.925

8.714.385

4.915.572

3.935.842

3.775.902

 

Belangrijkste mutaties

       
        

Veilingopbrengsten FM-frequenties

1

120.180

32.645

    

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

2

 

150.000

    

Brexit Adjustment Reserve (BAR)

2

‒ 215.000

 

‒ 65.000

   

SDE

4

192.200

     

Lening EBN-Bergermeer

4

‒ 2.300.000

     

Heffing gasleveringszekerheid

4

 

‒ 157.750

‒ 70.025

‒ 70.025

‒ 70.025

 

ETS-ontvangsten

4

‒ 50.000

150.000

300.000

100.000

3.300.000

 

Ontvangsten NAM fysieke schade

5

‒ 94.150

‒ 53.429

‒ 23.092

108.361

208.438

 

Ontvangsten NAM uitvoeringskosten schade

5

3.916

16.682

44.449

73.054

64.060

 

Dividenduitkering EBN

5

‒ 2.692.900

‒ 1.672.500

‒ 151.000

325.000

325.000

 

Ontvangsten Mijnbouwwet

5

‒ 2.213.000

‒ 1.359.000

133.000

215.000

85.000

 
        

Overige mutaties

 

152.580

‒ 201.268

267.429

237.090

167.971

 

Stand ontwerpbegroting 2024

 

9.968.751

5.619.765

5.351.333

4.924.322

7.856.346

6.229.519

Toelichting

Veilingopbrengsten FM-frequenties

Dit betreft de ontvangsten van de landelijke veiling FM-frequenties die in de zomer van 2023 heeft plaatsgevonden. Hiermee is in totaal € 152,8 mln opgehaald. Vanwege betalingsregelingen wordt een deel van dit bedrag in 2024 ontvangen.

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

De ontvangsten voor de TVL houden met name verband met terugvorderingen in geval de omzetderving lager is dan door de aanvrager geraamd en in geval van geconstateerd misbruik. De mutaties in 2022 en 2023 hangen samen met de actualisatie van ramingen.

Brexit Adjustment Reserve (BAR)

De EU heeft geld beschikbaar gesteld om organisaties die op een negatieve manier geraakt zijn door Brexit te ondersteunen. Het betreft in totaal € 886 mln waarvan € 485 mln in 2022. EZK is als Management Autoriteit verantwoordelijk voor het beheer en financiële verantwoording van de regeling aan de EU en ontvangt daardoor het volledige budget. Voor de bedrijfslevenregeling van de BAR die EZK uitvoert is in 2022 (€ 188 mln) en 2023 (€ 62 mln) budget beschikbaar. De overige onderdelen vallen onder de ministeries LNV en Financiën.

SDE

RVO verwacht circa € 192 mln meer te ontvangen aan terugbetaalde voorschotten op basis van de afgegeven beschikkingen voor de SDE, SDE+ en SDE++. De toename van de terugbetaalde voorschotten wordt veroorzaakt door de hogere energieprijzen. De onrendabele top werd veel kleiner dan verwacht bij het afgeven van beschikkingen. De ontvangsten zijn ingezet om de (geraamde) tekorten op de locatieonderzoeken wind op zee van RVO en op de voorschotbetaling 2023 aan TenneT voor de aanleg net op zee te dekken.

Lening EBN-Bergermeer

EBN heeft de in 2022 ontvangen lening van € 2,3 mld voor het verder vullen van de gasopslag Bergermeer eind 2022 al in zijn geheel terugbetaald. De geraamde ontvangsten in 2023 vallen daarom vrij.

Heffing gasleveringszekerheid

Gegeven het open en grensoverschrijdende karakter van de Europese gasmarkt dragen de Nederlandse gasopslagen en het vullen ervan bij aan de leveringszekerheid van de gehele Europese Unie en met name de ons omringende landen. Uitgangspunt is dat de kosten die met hiervoor genoemde maatregelen gemoeid zijn via een heffing worden gedragen door zowel de gebruikers in Nederland als daarbuiten: een heffing op het gebruik van het gastransportnet. Met de 6e en 8e ISB is daarom een aparte ontvangstenreeks hiervoor aan de EZK-begroting toegevoegd.

ETS-ontvangsten

Door de gestegen prijzen voor emissierechten wordt de raming van de ETS-ontvangsten verhoogd.

Ontvangsten NAM fysieke schade

De uitgaven voor de afhandeling van schades worden bij NAM in rekening gebracht. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Ontvangsten NAM uitvoeringskosten schade

De uitvoeringskosten die samenhangen met de schadeafhandeling worden ook bij NAM in rekening gebracht. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Dividenduitkering EBN

Vanwege de daling in de gasprijs zijn de ontvangsten aan dividend EBN naar beneden bijgesteld.

Ontvangsten Mijnbouwwet

Vanwege de daling in de gasprijs zijn de ontvangsten Mijnbouwwet naar beneden bijgesteld.

Openbaarheidsparagraaf

Dit is de openbaarheidsparagraaf bij de begroting voor 2024 van het Ministerie van EZK en de bijbehorende dienstonderdelen.20 De paragraaf komt voort uit het besluit tot actieve openbaarmaking van informatie, de plannen ter verbetering van de informatiehuishouding en artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo). We beschrijven de actuele ontwikkelingen rondom openbaarheid en informatiehuishouding en de bijbehorende inspanningen van het ministerie om toe te werken naar een meer transparante overheid.

Context

Informatiehuishouding en openbaarmaking staan onverminderd in de aandacht. Voorbeelden zijn de kabinetsreactie over chatberichten-archivering en het rapport Matglas van de Open State Foundation. Het interdepartementale programma Open Overheid en de departementale programma’s zijn nu twee jaar onderweg. De quick wins zijn verzilverd en de eerste acties zijn afgerond (zie eerdere openbaarheidsparagrafen).

Een belangrijke inzicht dat nog scherper is geworden betreft de inherente samenhang tussen informatiehuishouding en openbaarheid. We verwerken een grote hoeveelheid digitale informatie. Een goede informatiehuishouding is randvoorwaardelijk om grip te houden op deze informatiestroom en te voldoen aan onze verantwoordingsplicht naar samenleving en politiek. Dit betekent dat informatie niet alleen beschikbaar moet zijn, maar ook snel vindbaar voor openbaarmaking. Juist op dit punt is de integraliteit tussen informatiehuishouding en openbaarmaking extra zichtbaar geworden de afgelopen periode en met name bij Woo-verzoeken. Rijksbreed zijn de afhandeltermijnen langer dan wenselijk. Hierin wordt duidelijk dat ondanks de grote betrokkenheid en inzet van medewerkers om Woo-verzoeken tijdig af te handelen, er meerdere onderliggende vraagstukken liggen op het gebied van informatiesystemen, techniek, proces en organisatie. Vooruitgang op de thema’s informatiehuishouding en openbaarheid vraagt daarom echt om een integrale aanpak. Alleen op die integrale wijze kunnen we onze veranderopgave daadwerkelijk realiseren.

Effect op EZK

Binnen EZK bouwen we voort op deze inzichten en zetten we in op integrale en systemische maatregelen. Hieronder beschrijven we de belangrijkste interventies.

a. Impuls Informatiehuishouding en tooling

We zetten erop in dat eind 2024 bij alle directies een heldere informatiehuishouding-structuur aanwezig is, die ook wordt gehanteerd. We streven naar een volwassenheidsniveau van 2,5 (op een schaal van 1 tot 4) bij de jaarlijkse N-meting. Dit betekent dat medewerkers zich bewust zijn van het belang van informatiehuishouding en dat zij werken volgens bijbehorende kaders en richtlijnen. Ook geven we een boost aan de inzet van tooling (geen alomvattende oplossing) om het werken met informatie te automatiseren en versnellen. Denk aan het zoeken en vinden van e-mails en documenten en het ontdubbelen en lakken van informatie.

b. Masterplan Woo

Vanaf 2024 zetten we in op een integraal plan, dat op basis van een duidelijke stip op de horizon werkt aan een set van samenhangende maatregelen om de versnelling van de afhandeling van Woo-verzoeken te realiseren. De uitkomsten van de deelname aan de interdepartementale Woo-pilot worden hierin meegenomen.

c. Experimenteren met openbaarheid

Transparantie richting de samenleving is essentieel. Maar welke informatie is relevant en helpt mensen bij het inzicht krijgen in beleid en beslissingen? In 2024 gaan we door met het opdoen van ervaringen met proactieve openbaarmaking (het uit eigen beweging openbaar maken van informatie). We experimenteren met de eerste proactieve openbaarheidsadviezen voor directies. Daarbij onderzoeken we welke informatie ook echt meerwaarde heeft voor de samenleving. We werken toe naar een departementale richtlijn voor het proactief openbaar maken van informatie, zodat zo veel mogelijk relevante informatie tijdig en helder voor de samenleving beschikbaar is.

Selectie van aanvullende activiteiten en maatregelen

Verbeteren Informatiehuishouding

  • Vanuit de afspraken in het departementale actieplan Informatiehuishouding wordt samen met de dienstonderdelen gewerkt aan het juist naleven van de richtlijnen voor archiveren en het verbeteren van de vindbaarheid, leesbaarheid, beschikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie.

  • Er is specifiek aandacht voor de archivering van berichtenapps en e-mails. De nieuwe rijksbrede richtlijn voor het archiveren van chatberichten wordt begin 2024 verwacht, waarna implementatie volgt. We zetten in op het sneller en beter opslaan van e-mails. Denk aan automatische opslag, directe opslag bij dossiers en het werken met automatisch taggen van e-mails. Er start een campagne om medewerkers goed te begeleiden bij het archiveren volgens deze nieuwe richtlijnen.

  • Naar verwachting wordt de Archiefwet in 2024 ingevoerd met bijbehorend Archiefbesluit en Archiefregeling. Hiervoor worden in 2023 een uitvoerbaar- en handbaarheidstoets uitgevoerd. Bij EZK wordt gestart met de implementatie, bijvoorbeeld rondom de aanpassing van selectielijsten.

  • De implementatie van het nieuwe informatiesysteem heeft in 2023 voor vertraging en knelpunten gezorgd in de informatiehuishouding. In 2024 gaan we door met de ontwikkeling van dit systeem zodat het daadwerkelijk het werken met informatie gaat ondersteunen en versterken. Ook kijken we breder naar de doelarchitectuur van diverse systemen en applicaties.

Openbaarmaking – passief, actief en proactief

  • We geven vervolg aan de verplichte actieve openbaarmaking van de 17 informatiecategorieën onder de Woo via de Woo-index. Daartoe onderzoeken we welk platform bruikbaar is voor de publicatie van verplichte en proactief openbaargemaakte informatie voor politiek en samenleving.

  • Verplichte actieve openbaarmaking geldt ook voor beslisnota’s bij Kamerstukken. Op basis van de evaluatie op de werkwijze in 2023 zal deze worden aangescherpt, gericht op het versterken van transparantie, uniformiteit en uitvoerbaarheid van de beleidslijn over beslisnota’s.

  • We verkennen de optie om uitgebreider te werken met integrale inzage van documenten voor historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek conform artikel 5.7 van de Woo.

Overkoepelende activiteiten

  • In 2024 investeren we in betere sturing en sturingsinformatie op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Het ontwikkelde departementale Woo-dashboard zal hier een kwalitatieve en kwantitatieve impuls aangeven.

  • Op basis van huidige ervaringen wordt verder gewerkt aan bewustwording en de nieuwe manier van denken en werken passend bij onze informatiesamenleving, waarbij informatie en openbaarheid meer centraal staan.

  • We zetten blijvend in op het begeleiden van medewerkers door gerichte communicatie, instructies en het organiseren van trainingen en opleidingen op de verschillende onderdelen.

  • De integrale aanpak capaciteit, die geleid heeft tot de inzet van 41 fte extra capaciteit binnen beleidsdirecties op de thema’s informatiehuishouding en openbaarmaking, ronden we af. Op basis van de opgedane ervaringen en inzichten worden de fte’s verder ingevuld binnen de organisatie.

  • Het netwerk voor informatiehuishouding en openbaarheid wordt verder ontwikkeld om collega’s die werken aan de thema’s informatiehuishouding en openbaarheid gerichter met elkaar te verbinden, kennis en ervaring uit te wisselen en op te leiden.

Financiële toelichting

Bovenstaande activiteiten worden gefinancierd uit deels de POK-gelden (vanaf 2021) en Woo-gelden (vanaf 2022). Naast deze gelden zijn er eigen/reguliere middelen en capaciteit vanuit de lijnorganisatie en ICT-investeringen. Het totale budget aan POK- en Woo-gelden voor 2024 bedraagt € 21,1 mln, waarvan € 10,9 mln voor de dienstonderdelen.

Tabel 6 Financieel overzicht (bedragen x € 1.000)
 

POK

Woo

Totaal

Kerndepartement

3.836

6.375

10.211

Diensten

8.040

2.871

10.912

Totaal

11.877

9.246

21.123

De gelden zijn meerjarige toegekend door BZK en worden beheerd door het Programma Transparantie in Informatie (TiI). Als randvoorwaarde zijn basisafspraken opgesteld met diensten en directies waarin de kaders van de financiering zijn vastgelegd. Hieraan liggen inhoudelijke plannen ten grondslag.

Het Programma TiI heeft een monitorende rol met betrekking tot de doelmatige inzet van de financiële middelen, de inhoudelijke voortgang en financiële uitputting. Op basis van een afgestemde P&C-cyclus stuurt het programma TiI bij indien nodig.

Strategische Evaluatie Agenda

In het kader van operatie Inzicht in Kwaliteit van het kabinet is het gebruikelijke overzicht met een planning van beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Richten beleidsdoorlichtingen zich primair op de doorlichting van afzonderlijke begrotingsartikelen, in de SEA staan de beleidsthema’s van de missie van EZK centraal. Daarmee komt het vizier meer te liggen op de integrale en samenhangende beleidsaanpak van een beleidsthema (zoals energietransitie of innovatie) en minder op de afzonderlijke beleidsonderdelen. Met de SEA wordt tevens beoogd onderzoeken beter te laten aansluiten op de beleidscyclus en wordt meer recht gedaan aan ontwikkelingen op een beleidsveld. Op deze wijze kunnen ook leerervaringen benut worden om het beleid tussentijds bij te sturen als dat nodig blijkt.

Strategische Evaluatie Agenda (SEA)

De SEA is gericht op onderstaande beleidsthema’s die het merendeel van de EZK-begroting afdekken. Hierbij is met name ingegaan op onderdelen waar geen recente beleidsdoorlichting of ander integraal onderzoek is ingepland/uitgevoerd en waar behoefte is aan nader inzicht. Deels gaat het om het verbeteren van methoden van onderzoek en opzetten van monitors en deels om het verkrijgen van inzicht in effecten van belangrijke beleidsmaatregelen. In bijlage 6 wordt toegelicht welke onderliggende evaluatieplanning hiermee samenhangt.

Tabel 7 Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting onderzoek

Begrotings-artikel

Vindplaats

Goed functionerende markten voor bedrijven en consumenten

Synthese

2022

Afgerond

In 2021 heeft de beleidsdoorlichting van artikel 1 van de EZK-begroting plaatsgevonden. Deze is eind juni 2022 inclusief kabinetsreactie aan de Kamer aangeboden.

1

Kamerstuk 30 991, nr. 37

Toelichting met stand van inzicht:

 

De beleidsdoorlichting inzake beleidsartikel 1 goed functionerende economie en goed functionerende markten, waar digitalisering ook een belangrijk onderdeel van is, is afgerond en is eind juni 2022 inclusief kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. Voor enkele recente beleidsinitiatieven op het terrein van digitalisering kwam deze beleidsdoorlichting te vroeg om betrouwbare uitspraken te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Wel is waar mogelijk gereflecteerd op de stand van zaken en de manier waarop dit beleid kan worden gemonitord ten behoeve van toekomstige evaluaties.

 

Goed werkende (digitale) economie en markten

Synthese

2027

Te starten

 

1

 

Toelichting met stand van inzicht:

 

De beleidsdoorlichting inzake beleidsartikel 1 goed functionerende economie en goed functionerende markten is in 2022 afgerond. Een belangrijk deel van het digitale economie beleid is hierin meegenomen. Een ander deel, het ICT-innovatiebeleid, was betrokken in de beleidsdoorlichting van artikel 2 en 3 van de EZK begroting in 2020. Inmiddels is een groot deel van het digitale economie beleid samengebracht op artikel 1 van de EZK begroting waarvoor een synthese wordt voorzien in 2027.

 

Steun- en herstelbeleid Corona

Synthese

2025

Te starten

Dit beleid diende ter ondersteuning en herstel van het bedrijfsleven tijdens en na Covid-19. Hierbij wordt samen opgetrokken met FIN en SZW. Ieder departement heeft de verantwoordelijkheid voor de eigen maatregelen.

2 en 3

 

Toelichting met stand van inzicht:

 

In de afgelopen periode heeft de overheid meer dan 200 financiële steunmaatregelen getroffen om werkenden en bedrijven door de coronacrisis te helpen. Eind 2020 verstuurden de ministers van Financiën (FIN), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een Kamerbrief met daarin een eerste uitwerking van de evaluatieplanning (Kamerstuk 35 420, nr. 227). Dit betrof een planning van de evaluaties van individuele steunmaatregelen, zoals de NOW, TOZO en TVL/TOGS. Ook bevatte de brief een overzicht van de monitoringsactiviteiten. De ministeries zouden de evaluatie-aanpak verder uitwerken met behulp van enkele onafhankelijke deskundigen vanuit de wetenschap en de planbureaus. Inmiddels is begin 2023 een update van deze planning naar de Kamer gestuurd met de aankondiging dat een synthese-onderzoek uiterlijk eind 2025 gereed is. Hiernaast heeft het CPB in 2021 een eerste analyse van macro-economische effecten opgeleverd (Kamerstuk 35 420, nr. 453). De synthesestudie zal zich richten op de grootste steunmaatregelen (TVL/TOGS, NOW, TOZO en belastinguitstel) en zal afhankelijk van de tijdige totstandkoming van de onderliggende evaluaties uiterlijk eind 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Centraal bij deze synthese staat de vraag hoe doeltreffend en doelmatig de opeenvolgende steunpakketten als geheel zijn geweest. Tevens kijken we wat de belangrijkste lessen en eventuele onbedoelde neveneffecten zijn op basis van de individuele evaluaties. Hieronder wordt ingegaan op de stand van kennis, kennisbehoefte en evaluatieplanning van de belangrijkste maatregelen die door EZK zijn opgesteld. Vanwege de aard van diverse EZK-coronamodules (o.a. leningen en garanties met een langere looptijd) zullen de evaluaties hiervan later dan de synthesestudie en zoveel mogelijk gezamenlijk plaatsvinden.

Kamerstuk 35 420, nr. 227 en Kamerstuk 35 420, nr. 453

      

Kamerstuk 35 420, nr. 521

Ondernemerschap

Synthese

2025

Te starten

 

2 en 3

 

Toelichting met stand van inzicht:

 

In 2020 heeft een doorlichting plaatsgevonden van artikel 2 en 3. Daarnaast heeft recentelijk ook een meta-evaluatie van het kapitaalmarktinstrumentarium plaatsgevonden. De conclusie daarbij is dat het deel van de beleidsmix dat de toegang tot kapitaalmarktfinanciering beoogt te vergroten (met garanties en kredietenfaciliteiten) er in slaagt additionaliteit bij de ondersteunde bedrijven te realiseren. Bedrijven verwerven op de kapitaalmarkt additionele financiering voor hun bedrijfsactiviteiten, die zonder overheidsondersteuning niet verworven zouden zijn. Op het terrein van de fiscale ondernemerschapsbevordering is relatief weinig bekend over de additionaliteit. Dialogic stelde eerder vast dat additionaliteit niet aannemelijk lijkt op het terrein van fiscale ondernemerschapsstimulering, in de zin dat het niet bijdraagt aan meer innovatie en ondernemersgroei. Deze instrumenten richten zich echter niet louter op innovatiebevordering, maar zijn ook bedoeld om ondernemerschap in algemene zin te bevorderen. De evaluatieplanning is er op gericht om in 2025 een nieuw synthese onderzoek te doen naar de thema’s op het gebied van ondernemerschap.

Kamerstuk 32 359, nr. 4 – bijlage Innovatieve Samenleving

Innovatiebeleid

Synthese

2025

Te starten

 

2 en 3

 

Toelichting met stand van inzicht:

 

In 2020 heeft een doorlichting plaatsgevonden van artikel 2 en 3. Innovatie is van groot belang voor het welzijn en de welvaart van alle Nederlanders. Het beeld dat uit de evaluaties naar voren komt over de beleidsmix van het bedrijvenbeleid bevestigt in grote lijnen het beeld dat ook al de voorgaande beleidsdoorlichting naar voren is gekomen. Van instrumenten die zich direct richten op R&D- en innovatiebevordering (Innovatiekrediet, WBSO, Innovatiebox, MIT en SBIR) is het aannemelijk dat de interventies doeltreffend zijn. Vooral voor de fiscale innovatiestimulering (WBSO) en ook voor de Innovatiekredieten zijn substantiële additionele effecten van het beleid vastgesteld. Ook van de innovatiemaatregelen die zich richten op kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven en op publiek-private onderzoeksamenwerking (PPS, zoals de TKI’s), een kerndoel van het beleid en een belangrijk middel om innovaties tot stand te laten komen, is het aannemelijk dat ze in meer of mindere mate additionaliteit realiseren, zo laten de evaluaties zien. De evaluatieplanning is erop gericht om in 2025 opnieuw een syntheseonderzoek uit te kunnen voeren voor het thema innovatie.

Kamerstuk 32 359, nr. 4 – bijlage Innovatieve Samenleving

Expertcommissie evaluatiemethoden (Theeuwes 2.0)

Overig: Ontwikkeling evaluatie-aanpak

2022

Afgerond

 

1, 2, 3 en 4

Durf te leren, ga door met meten

Toelichting met stand van inzicht:

 

Dit vormt een vervolg op de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting van het bedrijvenbeleid. Onderzoek stond in het teken van een doorontwikkeling en aanvulling van bestaande evaluatiepraktijk met evaluatieaanpakken die kunnen worden benut voor systeem- en transitie-evaluaties, zoals het missiegedreven innovatiebeleid (inclusief de bijdrage hieraan van de topsectoren) en het CO2-reductiebeleid. In oktober 2022 is het rapport «Durf te leren, ga door met meten» van de commissie Ter Weel opgeleverd en dit geeft een eerste aanzet voor kaders en methoden voor de evaluatie van systeem- en transitiebeleid.

 

Lerende evaluatie Klimaatbeleid

Ex durante

2024

Lopend

De Klimaatwet bepaalt dat iedere vijf jaar een herijking van de opgave plaatsvindt op basis van een evaluatie. Er is voor gekozen om dit te doen via een «lerende evaluatie» en een syntheseonderzoek (zie: Kamerstuk 32 813, nr. 901 en Kamerstuk 32 813, nr. 1229). De lerende evaluatie richt zich op het transformerend vermogen van het klimaatbeleid richting klimaatneutraliteit in 2050. In de lerende evaluatie is in 2022 in samenspraak met betrokken partijen de scope bepaald en een evaluatiekader geformuleerd, in 2023 en 2024 worden sectoranalyses uitgevoerd en via de casuïstiek verdiept. De uitkomsten worden in het nieuwe klimaatplan 2024 betrokken.

4

 
    

Publicatie PBL: Scope evaluatiekader

  

Synthese-onderzoek klimaat(mitigatie)beleid

Synthese

2024

Te starten

In 2023 start met een synthese-onderzoek dat inzichtelijk maakt wat we weten over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaat(mitigatie)beleid gericht op het doel van 2030 (zie: Kamerstuk 32 813, nr. 1229). Dit synthese-onderzoek richt zich op de (sector) doelstellingen en concrete beleidsresultaten zoals geformuleerd in het Klimaatplan 2019 (gebaseerd op het Klimaatakkoord) gericht op 49% CO2-reductie in 2030, het aanvullend Beleidsprogramma Klimaat dat in juni 2022 aan de TK is aangeboden en de aanvullende besluitvorming van dit voorjaar. Het synthese-onderzoek gaat uit van beschikbare instrumentenevaluaties, onderzoeksrapporten en analyses.

4

 

Toelichting evaluatie Klimaatbeleid:

 

De Monitoring & Evaluatie van het Klimaatbeleid liep mee als pilot in de operatie Inzicht in Kwaliteit om het Rijksbrede belang te benadrukken, én een buitenboordmotor te hebben die nodig is om de komende jaren te komen tot een lerende evaluatiestructuur die beleid voorziet van resultaten op het moment dat de vaste momenten in de beleidscyclus (Klimaatwet, INEK) daarom vragen.

 

In het Klimaatplan is opgenomen dat het kabinet een evaluatieplan voor het nationaal klimaatbeleid ontwikkelt. Er is voor gekozen om deze in te vullen door een lerende evaluatie klimaatbeleid en een synthese onderzoek, met name gebaseerd op een analyse van reeds uitgevoerde instrumentenevaluaties. De (opbouw van de) monitor en de beleidstheorie daarachter, vormen de basis voor de evaluatie. De evaluatie is een aanvulling op de monitor, de specifieke instrumentevaluaties van betrokken departementen en de meer ex ante ingerichte analyses zoals de KEV van PBL en het IBO Klimaat. Uitkomsten van de monitor, specifieke instrumentevaluaties en analyse worden indien relevant meegenomen in de lerende evaluatie en het syntheseonderzoek. Beoogd is dat voorafgaand aan het nieuwe Klimaatplan in 2024 een evaluatie van het Klimaatbeleid kan plaatsvinden, waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van afzonderlijke evaluaties in voorafgaande jaren. Reeds geplande relevante evaluaties in sectoren Gebouwde Omgeving, Landbouw & Landgebruik en Mobiliteit zijn weergegeven op de SEA’s/evaluatieplanningen van respectievelijk BZK, LNV en IenW.

 

Evaluaties van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)

Synthese

2029

Te starten

Betreft synthese van evaluaties van gewijzigde Elektriciteit- en gaswet en Warmtewet.

4

 

Toelichting met stand van inzicht:

 

De nieuwe Energiewet (wetsvoorstel tot vervanging van de Elektriciteit en Gaswet) is in voorbereiding. Deze wet zal naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding (ca. 2024) geëvalueerd worden. Dit zal waarschijnlijk in 2029 gebeuren. Ook de nieuwe Warmtewet (Wet Collectieve Warmtevoorziening) is nog in voorbereiding en zal naar verwachting medio 2024 in werking treden. Deze wet zal net als de Energiewet naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden.

 

Een veilig Groningen met perspectief

Overig

2023

Afgerond

Parlementaire enquête aardgaswinning Groningen

5

Kamerstuk 35 561, nr. 5

      

Kamerstuk 35 561, nr. 17

Toelichting met stand van inzicht:

 

In verband met de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen is de geplande beleidsdoorlichting komen te vervallen. De parlementaire enquêtecommissie heeft onderzoek gedaan naar de aardgaswinning in Groningen en is op 11 februari 2021 ingesteld. De commissie heeft haar werkzaamheden uitgevoerd op basis van een onderzoeksvoorstel (Kamerstuk 35 561, nr. 2) dat op 9 februari 2021 is goedgekeurd door de Tweede Kamer. Het eindrapport «Groningers boven gas» is op 24 februari 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer.

 

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda.

Voor het meest recente overzicht van afgeronde evaluaties en doorlichtingen, zie: Jaarverslag EZK 2022, bijlage 3: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Een interactieve weergave van de SEA is beschikbaar op www.rijksfinanciën.nl.

Overzicht risicoregelingen

Tabel 8 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitstaande Garanties 2022

Geraamd te verlenen 2023

Geraamd te vervallen 2023

Uitstaande garanties 2023

Geraamd te verlenen 2024

Geraamd te vervallen 2024

Uitstaande Garanties 2024

Garantieplafond

Totaal plafond

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

1.426.994

765.000

400.150

1.791.844

765.000

400.100

2.156.744

765.000

 

BMKB-Corona

190.991

0

95.495

95.496

 

95.496

0

 

735.000

Garantie Ondernemingsfinanciering

254.806

400.000

54.223

600.583

400.000

22.631

977.952

400.000

 

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

177.173

0

77.085

100.088

 

45.201

54.887

 

2.100.000

Groeifaciliteit

56.076

85.000

7.124

133.952

85.000

9.244

209.708

85.000

 

Klein Krediet Corona garantieregeling

41.213

0

16.000

25.213

 

16.000

9.213

 

250.000

Microkredieten

129.980

0

 

129.980

  

129.980

 

130.000

Garantie MKB financiering

80.320

0

 

80.320

  

80.320

 

268.200

           

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

16.211

44.200

8.250

52.161

0

7.961

44.200

0

 
           
 

Totaal

2.373.764

1.294.200

658.327

3.009.637

1.250.000

596.633

3.663.004

1.250.000

3.483.200

Tabel 9 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitgaven 2022

Ontvangsten 2022

Stand risicovoorziening 2022

Saldo 2022

Uitgaven 2023

Ontvangsten 2023

Stand risicovoorziening 2023

Saldo 2023

Uitgaven 2024

Ontvangsten 2024

Stand risicovoorziening 2024

Saldo 2024

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

11.217

22.344

158.627

11.127

42.228

33.000

158.627

‒ 9.228

42.228

33.000

158.627

‒ 9.228

BMKB-Corona

1.016

340

76.303

‒ 676

  

76.303

0

  

76.303

0

Garantie Ondernemingsfinanciering

11.115

6.979

67.105

‒ 4.136

11.745

13.000

67.105

1.255

11.745

13.000

67.105

1.255

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

0

9.059

140.779

9.059

50.000

 

140.779

‒ 50.000

25.000

 

140.779

‒ 25.000

Groeifaciliteit

3.092

2.053

66.779

‒ 1.039

8.222

8.000

66.779

‒ 222

8.972

8.000

66.779

‒ 972

Klein Krediet Corona garantieregeling

1.428

80

15.855

‒ 1.348

  

15.855

0

  

15.855

0

Microkredieten

0

445

 

445

  

0

0

  

0

0

MKB financiering

0

468

21.776

468

  

21.776

0

  

21.776

0

        

0

   

0

 

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

0

0

18.056

0

0

0

18.056

0

7.000

0

11.056

‒ 7.000

              
 

Totaal

27.868

41.768

565.280

13.900

112.195

54.000

565.280

‒ 58.195

94.945

54.000

558.280

‒ 40.945

Toelichting

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB biedt zowel banken als niet-bancaire financiers een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (≤ 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB – met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit – niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).

De gemiddelde eenmalige premie voor het borgstellingskrediet bedraagt 4,8%, waarbij de premie afhankelijk is van de looptijd van het krediet. Er zal gedifferentieerd worden tussen de premies voor enerzijds startende en gevestigde bedrijven (gemiddeld 4,65%) en anderzijds voor innovatieve bedrijven (gemiddeld 6,65%). Hierbij wordt de mogelijkheid geboden de premiebetaling gedeeltelijk over de looptijd van het krediet te voldoen. De BMKB is sinds 2016 kostendekkend. In 2023 is de BMKB (inclusief het groene luik, de BMKB-Groen) met 4 jaar verlengd tot 1 juli 2027.

Per 16 maart 2020 was de regeling verruimd met een coronaluik dat openstond tot 1 juli 2022. Onder dit luik werden borgstellingen gebracht voor bedrijven met een rekeningcourant-krediet en overbruggingskrediet met een looptijd van maximaal vier jaar, die negatieve economische gevolgen ondervonden van de coronacrisis. Het hogere borgstellingspercentage van per saldo 67,5% werd gehanteerd. De premie voor het coronaluik is 2% voor kredieten met een looptijd tot en met 2 jaar en 3% voor kredieten met een looptijd van 2 jaar tot en met 4 jaar.

Er is een begrotingsreserve (risicovoorziening) voor de BMKB waardoor een verevening mogelijk is van premie-inkomsten en schade-uitgaven over een reeks van jaren. De regeling is namelijk conjunctuurgevoelig (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) waardoor uitgaven en inkomsten kunnen fluctueren. Er is ook een begrotingsreserve aangelegd voor de BMKB-Corona en de BMKB-Groen.

Klein Krediet Corona (KKC)

De garantieregeling KKC was voor kleine ondernemers met kredietaanvragen van € 10.000 tot € 50.000. Er was een grote kans dat juist dit type bedrijven als gevolg van de coronacrisis extra liquiditeit nodig had, maar hiervoor niet bij een financier terecht kon. De regeling stond open voor ondernemers met een omzet vanaf € 50.000,-, die voor de coronacrisis voldoende winstgevend waren en die voor 1 januari 2019 waren ingeschreven bij de KvK. De Staat garandeerde 95% van het kredietbedrag dat kredietinstellingen verstrekken aan mkb-ondernemingen. De Staat ontving een eenmalige premie van 2% voor deze garantie. De kosten die financiers aan de ondernemers mogen doorrekenen als zij gebruik maken van deze garantieregeling was gemaximeerd op 4% van het kredietbedrag. Er is een begrotingsreserve voor de KKC en de horizonbepaling van de KKC was 1 juli 2022.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De garantieregeling GO is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. De GO is voor nieuwe bankleningen en/of bankgaranties van minimaal € 1,5 mln en maximaal € 150 mln met een garantie van 50% door de overheid. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 mln.Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO.nl beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen eveneens beoordeelt. De commissie toetst – additioneel aan RVO.nl – het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het risico. De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank, onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort naar dan wel onttrokken aan de begrotingsreserve. De horizonbepaling voor de GO is 1 juli 2025.

GO Corona

De GO was tot en met 31 december 2021 verruimd met een GO-coronamodule (GO-C), met als doel te voorzien in de liquiditeitsbehoefte als gevolg van de coronacrisis. In tegenstelling tot de reguliere GO konden landbouwsectoren eveneens aanspraak doen op de GO-C. Met de GO-C konden leningen tot een maximum van € 150 mln worden gegarandeerd, met een staatsgarantie van 90% voor het mkb met een omzet tot € 50 mln en 80% voor het (middel)grootbedrijf met een omzet vanaf € 50 mln.

De Staat ontving een garantieprovisie naar rato van het garantiepercentage. Dit is dezelfde provisie als die de financier ontvangt over het niet-gegarandeerde deel van de lening, onder aftrek van 0,5% die de bank voor haar beheeractiviteiten mag behouden. De afsluitprovisie komt geheel ten goede aan de bank. Deze zal nooit meer bedragen dan 1,0%. Naast de begrotingsreserve is er ook kasbudget gereserveerd voor GO-C. De horizonbepaling van de GO-C was 1 juli 2022.

Groeifaciliteit

De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De regeling wordt ook opengesteld voor bedrijven uit de agrosector.Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen en banken vallen tot maximaal € 25 mln per financier onder de garantieregeling. In totaal kan er voor € 50 mln per bedrijf onder garantie worden gebracht. De garantie van de overheid bedraagt maximaal 50%.Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie van 3% over het uitstaande garantiebedrag. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt afgestort in de begrotingsreserve.De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit is verlengd tot 1 juli 2024.

MKB-financiering

In het kader van het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet inmiddels € 268,2 mln aan garanties verstrekt om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen was er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het MKB. Het vinden van funding hiervoor was echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar gesteld om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. De verstrekte overheidsgaranties zijn kostendekkend en mogen geen staatssteun inhouden. Er is een begrotingsreserve voor de verevening van premie-inkomsten en schade-uitgaven.

Qredits

Er is een eenmalige garantie verstrekt aan de Europese Investeringsbank van € 86,7 mln op de funding van Qredits met € 100 mln voor de verstrekking van micro- en MKB-krediet. Voor deze garantie is een premie van 0,4% verschuldigd. Daarnaast is een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits met een bedrag van € 16,6 mln waarvoor eveneens een premie van 0,4% is verschuldigd. Een garantie van € 25 mln is verstrekt aan het BNG voor € 50 mln funding van Qredits. Qredits is een premie van 0,4% verschuldigd op de garantie. In 2020 is een garantie van € 5 mln aan de CEB verstrekt ten behoeve van de funding van € 10 mln aan Qredits. Voor de CEB-garantie is Qredits een premie van 0,4% verschuldigd.

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Aardwarmte

Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Aardwarmte is een belangrijke optie voor het behalen van energie- en klimaatdoelen. Stimuleren van aardwarmte was al een prioriteit uit het energieakkoord, de warmtevisie, de beleidsbrief tuinbouw en de meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw 2014–2020. Ook het Klimaatakkoord, Klimaatfonds en Nationaal Groeifonds zetten fors in op de ontwikkeling van geothermie in Nederland om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen.

Een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte is het ontbreken van een (betaalbare) particuliere verzekering voor het geologische risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Met deze garantieregeling aardwarmte wordt daarom het risico afgedekt dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warmwaterproductie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd. Hiervoor wordt een premie van 7% gevraagd en de garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd aan de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Hiermee wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd.

Met deze garantieregeling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming).

EZK maakt een garantieplafond en het maximaal te garanderen bedrag per boring bekend. EZK neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen 12 maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.

De premieontvangsten worden gestort in de begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve. De horizonbepaling is 2023, waarna de garantieregeling wordt geëvalueerd.

Tabel 10 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

nr.

Artikel omschrijving

Leningnemer

Saldo 01-07-2023

Looptijd lening

1

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Biopartner

13.524

1-7-2021

2

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

MARIN

6.807

1-1-2050

3

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Microkrediet Ned (Qredits)

44.630

1-4-2045

4

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Microkrediet Ned (SZW)

270

onbepaald

5

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

One Logistics

1.055

2-1-2025

6

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Provincie Limburg (voorheen LIOF Swentibold)

15.882

31-12-2023

7

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Qredits

1.765

1-2-2026

8

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Stichting Qredits Microfinanciering

47.500

15-6-2030

9

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

B.V. Finance Continuïteit IHC

5.000

onbepaald

10

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Stichting Garantiefonds Reisgelden

154.155

8-4-2028

11

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Stichting Qredits Microfinanciering Nederland

10.000

21-5-2028

12

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Sticht. Garantiefds. Gespecial. Touroperators (GGTO)

1.125

15-12-2026

13

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Stichting Qredits Microfinanciering Nederland

5.000

1-4-2030

14

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

VZR Garant Onderlinge Verzekeringen U.A.

750

15-12-2026

15

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Smart Photonics Holding B.V.

9.500

20-2-2033

16

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Bioconnection 1-3161

1.084

onbepaald

17

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V.

8.705

31-12-2026

18

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V.

21.784

31-12-2026

19

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (Smart Photonics)

20.000

30-6-2030

20

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Life Science & Health Fund Brabant (Pivot Park)

2.000

31-12-2022

21

Artikel 3 Toekomstfonds

Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V.

7.278

31-12-2026

22

Artikel 3 Toekomstfonds

De Aanjager

4.824

31-12-2026

23

Artikel 3 Toekomstfonds

Horizon De Aanjager

1.755

31-12-2026

24

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter

13.742

31-12-2026

25

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter

41.795

31-12-2026

26

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter

36.495

31-12-2026

27

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter (COL)

5.640

31-12-2026

28

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Noord Holland

11.968

31-12-2026

29

Artikel 3 Toekomstfonds

Innovation Quarter

5.700

31-12-2026

30

Artikel 3 Toekomstfonds

Investeringsfonds Zeeland B.V.

768

31-12-2026

31

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF (COL)

5.656

31-12-2026

32

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF OverbruggingsFonds (LOF)

8.334

31-12-2026

33

Artikel 3 Toekomstfonds

N.V. Economische Impuls Zeeland

2.282

31-12-2026

34

Artikel 3 Toekomstfonds

Nedermaas Hightech Ventures

5.542

30-6-2021

35

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM

8.870

31-12-2026

36

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM (COL)

7.609

31-12-2026

37

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen)

11.100

31-12-2032

38

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO-TTW 2018

7.200

onbepaald

39

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V.

11.962

31-12-2026

40

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V.

25.472

31-12-2026

41

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-2

57.500

1-1-2035

42

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-I

94.073

1-1-2030

43

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2014-2015

3.808

1-1-2050

44

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2016-2017

8.246

1-1-2050

45

Artikel 3 Toekomstfonds

Invest-NL Capital N.V.

12.094

31-12-2042

46

Artikel 3 Toekomstfonds

Invest-NL Capital N.V. Dutch Future Fund

7.720

31-12-2038

47

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO 2022/2023/2024

1.500

31-12-2035

48

Artikel 3 Toekomstfonds

Invest-NL Deeptechfonds

35.000

15-8-2037

49

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

EBN BV

29.000

1-12-2034

50

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

ECN

40.000

31-12-2026

51

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

NRG (ECN) instr 142310 (voorheen 1300018406)

85.028

31-12-2026

52

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Fibrant

2.143

1-12-2034

53

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Fibrant

7.143

1-12-2034

54

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Fibrant

20.714

1-12-2034

55

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Pallas

43.607

1-7-2022

56

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

EBN BV

53.400

1-12-2038

57

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Invest-NL Capital N.V. SIF

64.800

15-6-2029

58

Artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coordinator Groningen

St. Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen

10.000

31-12-2025

Toelichting

1 Biopartner

Dit betreft een in het jaar 2000 verstrekte lening ten behoeve van een startup participatiefonds life sciences.

2 MARIN

De lening van € 6,8 mln is in 2003 tussen de Staat en MARIN vastgelegd in een aangepaste overeenkomst van geldlening, in verband met de in 2003 opgerichte MARIN Stakeholders Association (MSA). In deze overeenkomst is bepaald dat MARIN is vrijgesteld van aflossingsverplichting voor zover de MSA voor ten minste het bedrag van de lening deelnemersovereen­komsten heeft gesloten.

3 Microkrediet Nederland (Qredits)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van micro- en mkbkrediet aan ondernemers.

4 Microkrediet Nederland (Qredits SZW)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van microkrediet aan ondernemers.

5 Onelogistics

Dit betreft een in 2018 verstrekte lening aan Onelogistics ten behoeve van de voorbereidingen van een warehouse voor de opslag, het beheer en verzending van F-35 onderdelen op het Logistiek Centrum Woensdrecht.

6 Provincie Limburg

Dit betreft een lening aan de Provincie Limburg in het kader van Industriepark Swentibold.

7 Qredits (pilot achtergestelde leningen fonds)

Dit betreft een subsidie met terugbetaalverplichting in het kader van de pilot achtergestelde leningenfonds van Qredits.

8 Stichting Qredits microfinanciering

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van overbruggingskredieten aan ondernemers.

9 B.V. Financiering Continuïteit IHC

Dit betreft een vergoeding aan de Staat van € 5 mln voor een overbruggingslening voor de continuiteit van Koninklijke IHC. Deze vergoeding staat voor onbepaalde tijd uit als lening aan B.V. Financiering Continuiteit IHC.

10 Stichting Garantiefonds Reisgelden Voucherfonds

Het kabinet heeft in 2021 een faciliteit van € 400 mln aan SGR beschikbaar gesteld voor de verstrekking van liquiditeitsleningen (voucherkredieten) aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten. Van deze faciliteit is door SGR gebruik gemaakt voor een bedrag van € 187 mln, waarvan ultimo 2022 nog € 154,2 mln open staat.

11 Stichting Qredits Microfinanciering Nederland Corona overbruggingskrediet starters

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van overbruggingskredieten aan startende ondernemers ten tijden van de Coronacrisis.

12 Stichting Garantiefonds Gespecialiseerde Touroperators (GGTO)

Dit betreft een lening aan GGTO in verband met verwacht extra beroep dat bedrijven in de reissector zullen doen op dit garantiefonds ten gevolge van de coronacrisis.

13 Stichting Qredits Microfinanciering Nederland TOA-krediet

Dit betreft een lening aan Qredits voor de uitvoering van de TOA-faciliteit. Dit is een faciliteit voor mkb-ondernemers die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), hun bedrijf willen doorstarten in de periode 2021-2024.

14 VZR Garant Onderlinge Verzekeringen U.A.

Dit betreft een lening aan VZR Garant Onderlinge Verzekeringen U.A. in verband met verwacht extra beroep dat bedrijven in de reissector zullen doen op deze verzekering ten gevolge van de coronacrisis.

15 Smart Photonics Holding b.v.

Dit betreft een lening aan Smart Photonics als onderdeel van het NGF-project PhotonDelta.

16 BOM BioConnection

Dit betreft een in 2005 aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) verstrekte lening ten behoeve van BioConnection B.V.

17 BOM Capital I B.V. COL 1

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

18 BOM Capital I B.V. COL 2

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

19 BOM Capital I B.V. Smart Photonics

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) ten behoeve van de investering in Smart Photonics, een Eindhovense scale-up voor de productie van fotonische chips.

20 BOM Life Sciences & Health Fund

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij die in 2013 is verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van de Life Sciences & Health sector in Noord-Brabant.

21 Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan COL RU ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

22 Horizon de Aanjager (COL 2)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

23 Horizon de Aanjager (COL 1)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

24 Innovation Quarter (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

25 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

26 Innovation Quarter (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

27 Innovation Quarter namens Utrecht (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Utrecht.

28 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

29 Innovation Quarter (Innogenerics)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter voor de investering in Innoge­nerics B.V. ten behoeve van de overname van de geneesmiddelen fabrikant Apotex.

30 Investeringsfonds Zeeland B.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

31 LIOF (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

32 LIOF OverbruggingsFonds (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

33 Investeringsfonds Zeeland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

34 Nedermaas Hightech Ventures

Dit betreft een in 2009 aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF verstrekte lening ten behoeve van Nedermaas Hightech Ventures, een nieuw venture-capital fonds dat zich richt op de vroege financiering van hightech start up's in de Provincie Limburg.

35 NOM (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

36 NOM (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

37 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2019, 2020 en 2021

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

38 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2018, 2019

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

39 Oost NL N.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

40 Oost NL N.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

41 Oost NL N.V. DVI-2

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative II.

42 Oost NL N.V. DVI

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative.

43 STW 2014-2015

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

44 STW 2016-2017

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

45 Invest-NL Capital N.V.

Dit betreft een lening aan Invest-NL ten behoeve van het Dutch Alternative Credit Instrument (DACI).

46 Invest-NL Capital N.V. Dutch Future Fund

Dit betreft een lening aan Invest-NL ten behoeve van het Dutch Future Fund.

47 NWO 2022/2023/2024

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van de regeling Vroege fase financiering.

48 Invest-NL Capital N.V. Deeptechfonds

Dit betreft een lening aan Invest-NL ten behoeve van het Deeptechfonds.

49 EBN

De achtergestelde lening tegen 0% rente van in totaal € 48 mln van EZK is bedoeld voor investeringen in geothermieprojecten in Nederland volgens het businessplan genaamd ‘Masterplan Aardwarmte’. Er is door EZK gekozen voor verplichte deelname van EBN in deze geothermieprojecten. De lening is verstrekt aan EBN bv, die deze lening heeft doorgestort als agio in EBN Aardwarmte bv. EBN zal samen met professionele marktpartijen risicodragend deelnemen in projecten via haar dochter voor 20% tot 40%.

50 ECN

In 2016 is aan ECN een lening verstrekt van € 40 mln voor het verwerken en afvoeren van historisch radioactief afval in Petten.

51 NRG

Aan Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) is een lening verstrekt voor het uitwerken en uitvoeren van een Herstelplan, in algemene zin gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering van NRG en in het bijzonder op het scheppen van de noodzakelijke financiële, technische, commerciële en organisatorische voorwaarden voor het in bedrijf houden van de Hoge Flux Reactor (HFR).

52 t/m 54 Fibrant

De leningen aan Fibrant zijn verstrekt voor investeringen in (de ombouw van) installaties teneinde de uitstoot van lachgas (als CO- equivalent) te reduceren. Hiermee worden drie projecten uitgevoerd met een totale lachgasreductie van ruim 0,6 Mton CO2-equivalent.

55 Pallas

Aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor is een lening verstrekt voor fase 1 van de totstandkoming van een nieuwe hoge fluxreactor (de Pallas-reactor), die bestemd is voor de productie van medische en industriële radio-isotopen en voor nucleair technologisch onderzoek.

56 EBN B.V.

In 2020 is een lening verstrekt aan EBN, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. De door EBN verkregen rendementen op het Porthos-project zullen worden gebruikt om deze lening af te lossen.

57 Invest-NL Capital N.V. SIF

Dit betreft een lening aan Invest-NL. Invest-NL leent dit bedrag door aan de SIF Group ten behoeve van uitbreiding van de productiecapaciteit voor monopiles voor windmolenparken.

58 St. Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen

Deze lening dient ter financiering van de aankoop van langdurig te koop staande particuliere woningen in het aardbevingsgebied.

Overzichtstabel Bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Innovatiebeleid

Om invulling te geven aan de motie van het lid Veldman c.s. (Kamerstuk 33 009, nr. 76) wordt jaarlijks inzichtelijk gemaakt welke innovatiemiddelen vanuit departementale begrotingen worden ingezet ten behoeve van de vastgestelde missies ter adressering van de maatschappelijke uitdagingen of daaraan bijdragen. Onderstaande tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2023–2028 in principe beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en het Missiegedreven Innovatiebeleid of daaraan bijdragen.

De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het Missiegedreven Innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de topsectoren (A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten en draagt het bij aan het realiseren van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. PPS wordt gestimuleerd met de PPS-toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt door EU-cofinanciering (B2), Innovatie Attachés en technologiemissies. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren en missies.

In de tabel is aangegeven op welk begrotingsartikel de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Innovatiebeleid. De verantwoording over dit budget vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus van de desbetreffende departementale begrotingen.

Tabel 11 Overzichtstabel Bedrijfslevenbeleid en Missiegedreven Innovatiebeleid (bedragen x € 1 mln)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Departement

Artikel

I Generiek

        

A1. Ondernemerschap en innovatie

385

206

190

213

148

139

EZK

 

Financieringsinstrumenten Toekomstfonds

385

206

190

213

148

139

EZK

3

         

A2. Fiscale maatregelen

1.286

1.286

1.286

1.286

1.286

1.286

EZK/FIN

 

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

5

5

5

5

5

5

EZK/FIN

2, belastingplan

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

1.281

1.281

1.281

1.281

1.281

1.281

EZK/FIN

2, belastingplan

         

A3. Internationaal

248

248

247

240

235

235

BH/OS

 

Internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking

198

198

197

190

185

185

BH/OS

1,2,3

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

50

50

50

50

50

50

BH/OS

1

         

II Specifiek voor topsectoren

        

B1. Kennis en innovatie

730

698

693

688

687

687

  

NWO-PPS1

100

100

100

100

100

100

OCW

16

NWO22

175

175

175

175

175

175

OCW

16

NWO-TTW

26

26

26

26

26

26

EZK

2

KNAW

14

14

14

14

14

14

OCW

16

         

Toegepast onderzoek (TO2)3

371

339

334

329

328

328

  

- TNO, MARIN, NLR, Deltares

280

248

243

238

237

237

EZK

2,4

- Wageningen Research

91

91

91

91

91

91

LNV

23

Profilering kennisinfrastructuur4

44

44

44

44

44

44

OCW

16

         

B2. Innovatie en PPS

386

315

293

289

289

312

  

PPS-toeslag

202

194

181

181

181

181

EZK

2

MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren

44

44

42

42

42

42

EZK

2

Cofinanciering EU-innovatieprogramma's en overige

67

56

56

56

56

75

EZK

2

Economische Ontwikkeling en Technologie

2

5

6

6

6

10

EZK

2

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

71

16

8

4

4

4

EZK

3

         

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

25

48

43

37

35

27

  

Regionaal investeringsfonds MBO

25

48

43

37

35

27

OCW

4

         

D. Specifieke bijdragen departementen

332

4.000

2.954

1.563

208

251

  

Life Sciences & Health/zorg

70

70

70

56

56

56

VWS

1, 2, 4, kader Zorg

Energie-innovatie (excl. ECN)

203

176

133

86

80

123

EZK

4

Energietransitie gebouwde omgeving

0

3.683

2.680

1.350

1

1

BZK

4

Logistiek

20

     

IenW

divers H-XII, IF en DF

Water en Maritiem

14

45

45

45

45

45

IenW

divers H-XII, IF en DF

Creatief

15

15

15

15

15

15

OCW

14

Defensie

10

11

11

11

11

11

DEF

9

         

Totaal

3.392

6.801

5.706

4.316

2.888

2.937

  
X Noot
1

OCW draagt via NWO € 100 mln bij aan de Topsectoren in het kader van publiek-private samenwerking; dit is gezamenlijke programmering waarbij wetenschappers en bedrijven samen onderzoeksprojecten opzetten en financieren.

X Noot
2

OCW investeert via NWO € 175 mln in vrij onderzoek en talent en publiek-privaat geprogrammeerd onderzoek waarvoor geen private cofinanciering nodig is. Dit zijn middelen uit andere programma's die ex-post bijdragen aan de Topsectoren.

X Noot
3

Ongewijzigd, betreft bedragen Kennis- en Innovatie convenant 2022-2023.

X Noot
4

Deze middelen zijn onderdeel van de ex-post € 175 mln die OCW via NWO bijdraagt aan de Topsectoren.

3. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

A. Algemene doelstelling

Goed functionerende markten zijn een motor voor economische ontwikkeling, innovatie en brede welvaart. Dit geldt voor zowel de Nederlandse markt als de Europese interne markt. De Europese interne markt levert door de schaalgrootte nieuwe afzetmogelijkheden, de mogelijkheid om meer te specialiseren en voor nieuwe uitdagers de ruimte om snel op te schalen. Het kabinet zet zich daarom nationaal, Europees en internationaal in voor regels en afspraken die ervoor zorgen dat: (1) consumenten keuzevrijheid hebben, (2) bedrijven op een gelijk speelveld opereren en (3) markten open en transparant zijn.

EZK zet in op het realiseren van de volgende strategische doelen:

  • 1. Het scheppen van voorwaarden voor goed functionerende markten;

  • 2. Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende digitale economie;

  • 3. Het voorzien in maatschappelijke behoeften aan statistieken.

1. Het scheppen van voorwaarden voor goed functionerende markten

De Europese interne markt, met inbegrip van vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal, vormt een kernonderdeel van de Europese Unie en is cruciaal voor het Nederlandse verdienvermogen. Goed functionerende markten die concurrentie stimuleren en waar de consument goed wordt beschermd, leveren een belangrijke bijdrage aan economische groei en innovatie. 

Een goed functionerende interne markt is niet vanzelfsprekend, zoals tijdens de coronapandemie o.a. bleek met grenssluitingen. Daarnaast staat de interne markt in toenemende mate onder druk door oneerlijke concurrentie van binnen en buiten de EU. Digitalisering en vergroening leiden eveneens tot nieuwe uitdagingen. Via een actieagenda voor de interne markt wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen, het verbeteren van de toepassing van interne-marktregels en het versterken van de weerbaarheid van de interne markt.

EZK zet zich in EU-verband sterk in voor het competitief houden van markten en voor eerlijke onderlinge verhoudingen in markten. Hierdoor wordt de concurrentie tussen bedrijven geborgd, het vrije verkeer van diensten en goederen bevorderd en consumenten beschermd. Modern en toekomstbestendig consumentenbeleid draagt bij aan een sterke positie van consumenten, gezonde concurrentie, keuzevrijheid en kwalitatief goede producten en diensten. Goedwerkend mededingingsbeleid is een belangrijke randvoorwaarde voor de economie als geheel en het generieke vestigingsklimaat in Nederland. Het hangt nauw samen met de rest van ons economische beleid en kan een belangrijke bijdrage leveren aan het mogelijk maken van de complexe transities waar bijvoorbeeld klimaat, energie en digitalisering om vragen. Ook werkt EZK aan goede kaders om aanbestedingen te gebruiken als strategisch beleidsinstrument om doelen als duurzaamheid en open strategische autonomie te bevorderen. Ook de waarborg-, normalisatie- en accreditatiestelsels dragen bij aan de hiervóór genoemde doelen.

2. Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende digitale economie

De digitale economie levert ongekende kansen op voor economie en samenleving. Een strategisch doel van het kabinet is het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, digitale en inclusieve economie. Op die manier zorgen we voor duurzame economische groei en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen rond onderwijs, zorg, klimaat en vergrijzing. De ambities, doelstellingen en acties van EZK op het gebied van de digitale economie richting 2030, staan beschreven in de Strategie Digitale Economie (Kamerbrief 26 643, nr. 941). Vertrouwen is bij de digitale transitie van essentieel belang. Daarom moeten belangrijke randvoorwaarden als innovatie, veiligheid, eerlijke concurrentie en grip op gegevens geborgd zijn.

Om uitdagingen te adresseren en de vruchten van de digitale transitie te blijven plukken, werkt EZK in de Strategie Digitale Economie aan een open, weerbare, ondernemende, vernieuwende en duurzame digitale economie. De strategie zet stevig in op het versterken van ons verdienvermogen, het versterken van het fundament, het borgen van publieke waarden en het zorgvuldig afwegen van publieke belangen in een steeds geopolitiekere context met de volgende prioriteiten:

  • Stimuleren digitale innovatie en vaardigheden

  • Creëren van de juiste randvoorwaarden voor goedwerkende digitale markten en diensten

  • Behouden en versterken van een veilige, betrouwbare en hoogwaardige digitale infrastructuur

  • Versterken van cybersecurity

  • Versnellen van digitalisering mkb

3. Het voorzien in maatschappelijke behoeften aan statistieken

EZK is voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) systeemverantwoordelijk voor het in stand houden van de onafhankelijke productie van goede en betrouwbare statistieken, en voor rechtmatige en doelmatige besteding van publieke gelden die daarmee gemoeid zijn. Het CBS heeft als onafhankelijk kennisinstituut de taak om betrouwbare statistische informatie te leveren. Onafhankelijke en betrouwbare statistieken zijn van belang om meer inzicht te krijgen in de samenleving en maatschappelijke fenomenen. Deze informatie draagt bij aan het voeren van becijferde maatschappelijke debatten en inzichten voor beleid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat ziet het als haar taak belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en innovatie te stimuleren. In dat verband is de Minister systeemverantwoordelijk voor de Mededingingswet, de Aanbestedingswet en voor het functioneren van de Autoriteit Consument en Markt. Ook is zij systeemverantwoordelijk voor de Dienstenwet, de Wet EU-beroepskwalificaties, de Metrologiewet, de Waarborgwet en het stelsel van normalisatie en accreditatie. Zij is voorts op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast is zij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Strategie Digitale Economie (Kamerstuk 26 643, nr. 941). De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege.

Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid.

  • Het stimuleren van innovatie met digitale technologie in het bedrijfsleven.

  • Het stimuleren van een goede werking van privaat-publieke samenwerking binnen de metrologie, waarborg, normalisatie en accreditatie.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

  • Het bijdragen aan een vrij, veilig en open internet door het financieren van een aantal (internationale) organisaties op het terrein van internet governance, waaronder het Internet Governance Forum (IGF).

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met generiek mededingingsbeleid, zoals opgenomen in de Mededingingswet.

  • Het bijdragen aan de ontwikkeling van Europees en nationaal beleid ten aanzien van consumentenbescherming, aanbestedingsregelgeving, interne markt en mededinging.

  • Het opstellen van regels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het scheppen van de juiste voorwaarden voor concurrentie met de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het moderniseren van de telecommunicatieregelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Om - aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over de voortgang en effecten van beleid treft u opde website van het CBS de planning van de CBS-publicaties. Actuele en gedetailleerde informatie over de specifieke beleidsgebieden kunt u vinden op de websites van PIANOo, de ACM (o.a. over de telecommunicatiemarkt), Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (Staat van de Ether, jaarberichten), TNO (Monitor Draadloze Technologie) het CBS (Cybersecuritymonitor enDAB+ ontvangers), NCSC (cybersecurity dreigingen, incidenten en maatregelen) en het Digital Trust Center (DTC).

Voor de hierna benoemde prestatieindicatoren zijn data en kengetallen te vinden op de website Bedrijvenbeleid in beeld.

Tabel 12 Prestatie-indicatoren

Kengetallen

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Ambitie 2024

Bron

1. Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

10%

12%

15%

18%

22%

24%

35%

CBS1

2. Ranglijst digitale economie en maatschappij (DESI)

4

4

4

4

3

3

Koploper

DESI2

3a. Connectiviteit – beschikbaarheid vast breedband

98%

98%

97%

99%

>99%

>99%

>99%

DESI/EZK3

3b. Connectiviteit – beschikbaarheid mobiel breedband via 4G

99+%

99+%

99+%

99+%

99+%

n.v.t.

n.v.t.

DESI4

3c. Connectiviteit – beschikbaarheid mobiel breedband via 5G

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

80%

97%

99+%

DESI5

X Noot
1

X Noot
2

X Noot
3

Beschikbaarheid op basis van DESI-indicator 1b1 (30 Mbps) voor de jaren 2014-2018 en beschikbaarheid op basis van EZK breedbandkaart (100Mbps) vanaf jaar 2019.

X Noot
4

Beschikbaarheid op basis van DESI-indicator 1c1_4G

X Noot
5

Beschikbaarheid op basis van DESI-indicator 5G.

In bovenstaande tabel staan de kengetallen uit de meest recente Index Digitale Economie en Samenleving van de Europese Commissie (DESI, juli 2022) en de meest recente CBS-statistiek (september 2022). De DESI-cijfers hebben steeds betrekking op het voorgaande jaar en zullen in het vervolg worden geïntegreerd in het jaarlijkse verslag over de stand van het digitale decennium21. Omdat de DESI vanaf 2021 alleen nog de beschikbaarheid van mobiel breedband via 5G-dekking opneemt en niet langer via 4G-dekking, is er een indicator (3c) toegevoegd aan tabel 13 en is oorspronkelijke indicator (3b) verduidelijkt. De kengetallen voor de beschikbaarheid van vast breedband (ten minste 100 Mbps) vanaf 2019 zijn afkomstig van de inventarisatie van EZK naar breedbanddekking in Nederland. De cijfers tonen de beschikbaarheid voor het betreffende jaar. In de kolom ambitie 2024 staan de streefwaarden van EZK voor de genoemde activiteiten.

Aansluitend de ranglijst digitale economie en samenleving, waarin Nederland binnen de jaarlijkse toonaangevende Digital Economy and Society Index (DESI) van de Europese Unie in 2022 zijn top-3 positie behoudt. De DESI rangschikt Europese landen als het gaat om de kwaliteit van de digitale infrastructuur, de mate waarin en wijze waarop het bedrijfsleven digitaal onderneemt, gebruik van digitale toepassingen door en vaardigheden van de inwoners en de digitale dienstverlening door de overheid.

Figuur 3 Index Digitale Economie & Samenleving

Bron: DESI

C. Beleidswijzigingen

1. Het scheppen van voorwaarden voor goed functionerende markten

Goed functionerende markten zijn niet alleen de motor achter economische ontwikkeling, innovatie en brede welvaart in Nederland. Soepel werkende markten zijn ook nodig om complexe transities mogelijk te maken die bijvoorbeeld klimaat, energie en digitalisering vragen.

Versterking en herstel interne markt

Via een interne-marktactieagenda wordt in 2024 onder andere ingezet op het wegnemen van belemmeringen met concrete stappen (o.a. via de Europese Taskforce interne-markthandhaving/SMET), het verbeteren van de toepassing van interne-marktregels en het versterken van de weerbaarheid van de interne markt. De Kamer wordt hierover jaarlijks geïnformeerd middels een voortgangsrapportage, die in het najaar wordt voorzien. Diverse Europese wetsvoorstellen zullen de interne markt verbeteren, zoals het interne-marktnoodinstrument (Single Market Emergency Instrument).

Beïnvloeding standaardisatiestrategie

De normalisatiestrategie van de Europese Commissie legt de nadruk op een betere afstemming tussen normalisatie en Europa’s beleidsprioriteiten (bijvoorbeeld de groene en digitale transities en opleiding van een nieuwe generatie normalisatie-experts), alsmede het belang van normalisatie voor Europa’s concurrentievermogen. EZK zet zich in 2024 richting Commissie en lidstaten in om een zo effectief mogelijke uitwerking van de strategie in de praktijk te verwezenlijken en een zo sterk mogelijke internationale positie voor Europese bedrijven te creëren door strategische inzet in het internationale normalisatiestelsel.

Mededinging/internationaal

De Europese Commissie herziet momenteel diverse regelgeving onder het Europese mededingingskader, onder andere m.b.t. de handhaving van de mededingingsregels in de EU. Daarnaast gaat de Commissie richtsnoeren voor misbruik van economische machtsposities in het kader van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie opstellen. Het kabinet volgt de uitwerking van de herzieningstrajecten in 2024 actief en is in dit kader betrokken bij de Europese besluitvorming.

Verordening verstorende buitenlandse subsidie (RFS)

In internationaal verband is het van groot belang om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Dit vraagt om (het behoud van) robuuste mededingingsregels en het tegengaan van verstorende subsidies uit derde landen. Het kabinet zet zich in 2024 verder in voor effectieve toepassing en handhaving van de Europese verordening buitenlandse subsidies, waarbij tevens oog wordt gehouden voor de recente aanpassingen van maart 2023 in de staatssteunregels.

Vervolgprogramma Beter Aanbesteden

In 2021 is het Vervolgprogramma Beter Aanbesteden gestart. Dit programma is een samenwerking van EZK, VNO-NCW/MKB-Nederland, VNG en PIANOo. Doel van dit programma is om te zorgen dat de kennis en kunde van overheden en ondernemers over het aanbestedingsproces verbeteren en dat beide partijen eerder met elkaar in dialoog gaan. Het programma kent een looptijd van vier jaar en loopt eind 2024 af. De focus ligt op het verspreiden en toepassen van opgedane kennis in de praktijk, onder andere via evenementen waar overheden en ondernemers samenkomen en het bevorderen van regionale initiatieven. EZK kijkt naar mogelijkheden om de succesfactoren van het programma na 2024 voort te zetten.

Duurzame keuzes voor de consument

De Europese Commissie heeft diverse voorstellen gedaan op het gebied van duurzaamheid. Dit zijn onder meer de Ecodesign Verordening die duurzamere productontwerpeisen invoert en de Richtlijn om groene claims te onderbouwen. Ook liggen er voorstellen voor betere reparatiemogelijkheden en voor duidelijke duurzaamheidsinformatie aan consumenten. EZK zet hierbij in 2024, samen met andere departementen, in op ambitieuze Europese wetgeving. Consumenten spelen een belangrijke rol in de transitie naar een duurzame economie. Het is daarom noodzakelijk dat zij de juiste informatie en handvatten krijgen om duurzame keuzes te kunnen maken, waardoor ook greenwashing wordt tegengegaan en producenten worden aangespoord duurzamer te produceren. Hogere eisen aan duurzaamheidsclaims en keurmerken dragen hieraan bij.

2. Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende digitale economie

Het faciliteren van de transitie naar een digitale economie is een van de strategische doelen van EZK. In de Strategie Digitale Economie staan de ambities, doelstelling en acties van EZK op het gebied van de digitale economie richting 2030 verder uitgewerkt (Kamerstuk 26 643, nr. 941). Uw Kamer wordt dit najaar geïnformeerd over de Strategie Digitale Economie en de financiële paragraaf bij de strategie. In 2024 zal het kabinet in de strategie aandacht besteden aan opkomende thema’s waaronder de digitale open strategische autonomie (DOSA). Deze staat steeds meer onder druk door geopolitieke ontwikkelingen en internationale marktverschuivingen.

Stimuleren digitale innovatie en vaardigheden

Verduurzamingsopgave van de Digitale Economie

Digitalisering biedt grote kansen voor het behalen van de door het kabinet geformuleerde klimaatdoelstellingen. Tegelijkertijd heeft digitalisering zelf ook een negatieve impact op ons klimaat door de bijdrage aan de emissie van broeikasgassen; hier ligt dus een verduurzamingsopgave voor de sector. Zoals toegezegd heeft het kabinet onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om de digitale sector te verduurzamen en digitalisering in te zetten om deze verduurzaming te versnellen. In lijn met de motie Kathmann zal EZK de onderzoeken met kabinetsreactie dit najaar publiceren.

6G Future Network Services

Het voorstel 6G Future Network Services (FNS) heeft als ambitie om als Nederland mee te doen met de koplopers bij de 6G-ontwikkeling en de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven te benutten. Op advies van de Adviescommissie van het Nationaal Groeifonds (NGF) heeft het kabinet uit het NGF € 61 mln voorwaardelijk toegekend voor de eerste fase en is € 142 mln gereserveerd voor de tweede fase van het FNS-programma (Kamerstuk 36 200-L-11).

Creëren van de juiste randvoorwaarden voor goedwerkende digitale markten en diensten

Europese wet- en regelgeving DMA, DSA, DGA

De digitale economie kan leiden tot te sterke machtsposities en afhankelijkheden van grote platforms. In 2024 wordt daarom gewerkt aan een effectieve implementatie van regelgeving in Europees verband. De Digital Markets Act (DMA) pakt de markt- en datamacht van grote tech- en platformbedrijven aan ten behoeve van concurrentie en de bescherming van gebruikers. Daarnaast wordt in 2024 de implementatie van de Digital Services Act (DSA) voorzien, die ervoor gaat zorgen dat tussenpersonen, zoals platformbedrijven, verantwoord omgaan met content van hun eindgebruikers. Tevens wordt in Europees verband in 2024 verder gewerkt aan de lopende implementatie van de Data Governance Act (DGA) en de aanstaande Data Act, waarin belangrijke stappen worden gezet om de data-economie beter te laten werken voor consumenten en ondernemers. EZK blijft in 2024 oog houden voor de macht van grote platforms en beziet of verdere (nationale) wet- of regelgeving in aanvulling op de bestaande regelgeving noodzakelijk is.

Europese wet- en regelgeving AI-verordening en Dataverordening

In 2024 worden op EU niveau verdere stappen gezet met de totstandkoming van de Dataverordening en de AI-verordening. Deze verordeningen zijn belangrijk voor de regulering van de digitale economie. Nederland is op grond van het Europese verdrag verplicht te borgen dat de wetgeving effectief wordt geïmplementeerd. De Dataverordening beoogt het gebruik van data te bevorderen, burgers en bedrijven meer controle over hun data te geven en te verzekeren dat de waarde uit data gelijkwaardiger wordt verdeeld over de partijen die deelnemen aan de data-economie. De AI-verordening heeft als doel EU-burgers vertrouwen te geven in AI door te zorgen dat veilige Al-systemen de interne markt op komen met waarborgen voor de bescherming van fundamentele rechten. Om de specifieke risico's van AI-systemen te voorkomen en mitigeren, zijn proportionele en flexibele regels voorgesteld.

Behouden en versterken van een veilige, betrouwbare en hoogwaardige digitale infrastructuur

Verkenning digitale infrastructuur

Nederland is binnen Europa een belangrijk digitaal knooppunt vanwege de hoogwaardige betrouwbare digitale infrastructuur. In 2024 wordt opvolging gegeven aan de verkenning van de digitale infrastructuur die later in 2023 wordt afgerond. Daarnaast wordt onderhandeld over het voorstel van de Europese Commissie voor de Gigabit Infrastructure Act, dat beoogt de uitrol van snelle netwerken te bevorderen.

Versterken cybersecurity

Cybersecurity

Cybersecurity is een essentiële randvoorwaarde voor de Nederlandse digitale economie en de samenleving. Op basis van het coalitieakkoord is in 2024 € 13 mln aanvullend beschikbaar voor de EZK-inzet op cybersecurity. EZK zet in 2024 in op de afronding van de Europese Cyber Resilience Act, waarbij voor EZK een wettelijke cybersecurity zorgplicht voor fabrikanten en leveranciers van producten met digitale elementen in de hele productlevenscyclus van belang is. Cybersecurity kennis en innovatie wordt gestimuleerd door middel van het publiek-private samenwerkingsplatform dcypher en NEXIS (beiden ondergebracht bij RVO). NEXIS is het nationaal coördinatiecentrum behorend bij het netwerk van het Europees Cybersecurity Competence Center (ECCC). NEXIS zal in 2024 een subsidieregeling uitvoeren voor Nederlandse bedrijven ten behoeve van cybersecurity-innovaties uit het Digital Europe Programme. Om consumenten bewust te maken van digitale risico’s en hen te stimuleren om beschermingsmaatregelen te nemen, zullen ook in 2024 publiekscampagnes zoals ‘Doe je updates’ worden uitgevoerd.

Digital Trust Center

In 2024 zal onder andere de notificatiedienst van het Digital Trust Center verder worden uitgebouwd. De notificatiedienst waarschuwt bedrijven over ernstige dreigingen. Daarnaast zal het netwerk van samenwerkingsverbanden van bedrijven kwantitatief en kwalitatief worden versterkt. Het uiteindelijke doel is dat elk bedrijf in zijn omgeving een aanspreekpunt heeft voor informatie en advies over veilig digitaal ondernemen. Voor de digitale diensten zoals clouddiensten en online-marktplaatsen wordt de informatievoorziening van het Computer Security Incident Response Team (CSIRT-DSP) in 2024 verder bestendigd. Het Digital Trust Center, het Nationaal Cybersecurity Center en het CSIRT-DSP gaan uiterlijk in 2026 verder in één organisatie die alle organisaties in Nederland gaat bedienen.

Richtlijn Netwerk- en informatiesystemen (NIS2)

Met de implementatie van de richtlijn inzake beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (NIS2) verhogen we de digitale weerbaarheid van een aantal onder EZK vallende sectoren, waaronder de digitale infrastructuur en energie. Entiteiten moeten beveiligingsmaatregelen treffen (zorgplicht) en krijgen een meldplicht van incidenten. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) houdt toezicht op de naleving hiervan en een Computer Security Incident Response Team (CSIRT) biedt ondersteuning aan onder de richtlijn vallende entiteiten. In 2024 wordt het toezicht op deze richtlijn verder vormgegeven, naar verwachting zal het toezicht eind 2024 van start gaan.

Versnellen digitalisering mkb

Deze pijler uit de Strategie Digitale Economie wordt uitgevoerd via middelen op artikel 2.

Motie Schouw

Met de uitvoering van de Strategie Digitale Economie geeft het kabinet mede invulling aan de landenspecifieke aanbeveling van de Europese Commissie voor 2023-2024 om overheidsinvesteringen aan te moedigen en toe te spitsen ’op de groene en digitale transitie, met name op de ontwikkeling van digitale vaardigheden. In de afgelopen jaren heeft het kabinet diverse investeringen gedaan in de digitale transitie. Zo wordt via het Nationaal Groeifonds geïnvesteerd in kunstmatige intelligentie en onderwijsinnovatie (AiNed investeringsprogramma en NOLAI). Binnen artikel 1 van de EZK-begroting wordt hieraan invulling gegeven door het DIGITAL Europe programma. In februari 2023 is het actieplan groene en digitale banen uitgebracht gericht op het verhogen van de instroom in bètatechnisch onderwijs, het behoud en vergroten van de instroom in de bètatechnische arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteits-groei, en het versterken van governance en tegengaan van versnippering. Hiermee voldoet het kabinet aan de motie Schouw (Kamerstuk 21 501-20, nr. 537).

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

362.214

375.132

365.226

361.939

322.194

366.989

325.434

        

Uitgaven

291.378

326.319

365.745

366.097

372.591

392.930

363.661

        

Subsidies (regelingen)

16.262

32.172

52.523

55.302

57.176

75.328

47.797

Cyber security

966

551

202

40

   

Subsidiemaatregel telecom Caribisch Nederland

3.629

3.999

7.800

3.500

3.500

3.500

3.500

EU-cofinanciering Digital Europe

 

5.799

9.900

13.500

10.800

15.028

9.500

Beter aanbesteden

488

306

     

NGF - project AiNed

5.719

15.027

28.589

31.841

29.120

50.204

 

NGF - project Nationaal Onderwijslab

5.460

6.490

6.032

6.421

13.756

6.596

34.797

        

Opdrachten

20.008

30.612

48.733

48.599

51.408

52.035

50.783

Onderzoek&opdrachten

1.571

6.977

9.270

4.636

4.593

4.400

4.248

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Veiligheid en Frequenties

6.112

3.812

3.646

3.596

3.596

4.616

4.616

Digital trust centre

227

1.425

6.739

6.936

6.975

7.875

7.875

Cyber security

2.180

7.822

11.500

11.877

12.001

12.901

12.901

ICT beleid

7.031

5.938

7.837

8.612

11.712

9.712

8.612

Terugbetaling boetes ACM

1.633

      

CSIRT - DSP

3

2.133

6.031

10.831

12.531

12.531

12.531

Nationaal Groeifonds

1.251

2.111

2.111

2.111

   

Vervolgprogramma beter aanbesteden

 

394

1.599

    
        

Bijdrage aan agentschappen

51.255

62.258

61.907

64.077

65.095

65.995

65.995

Bijdrage RVO.nl

15.166

20.856

13.656

13.406

11.265

11.365

11.365

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

36.089

41.402

48.251

50.671

53.830

54.630

54.630

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

200.228

196.294

198.035

193.557

194.350

195.010

194.524

Bijdrage Metrologie

11.524

12.330

12.330

12.330

12.330

12.330

12.330

Raad voor de Accreditatie

1.099

1.461

1.326

720

975

467

467

Bijdrage ACM

712

848

848

848

848

848

848

Bijdrage aan het CBS

186.893

181.655

183.531

179.659

180.197

181.365

180.879

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

3.625

4.983

4.547

4.562

4.562

4.562

4.562

Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut

1.245

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

1.405

Bijdrage aan internationale organisaties

2.380

3.578

3.142

3.157

3.157

3.157

3.157

        

Ontvangsten

120.881

177.913

74.579

43.284

44.184

45.309

46.434

Ontvangsten ACM

162

162

162

162

162

162

162

Ontvangsten High Trust

117.969

40.200

40.200

41.550

42.450

43.575

44.700

Diverse ontvangsten

2.750

137.551

34.217

1.572

1.572

1.572

1.572

Tabel 14 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

362.214

375.132

365.226

361.939

322.194

366.989

325.434

waarvan garantieverplichtingen

       

waarvan overige verplichtingen

362.214

375.132

365.226

361.939

322.194

366.989

325.434

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 15 Geschatte budgetflexibiliteit

Juridisch verplicht

88,0%

Bestuurlijk gebonden

10,4%

Beleidsmatig gereserveerd

1,6%

Nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Juridisch verplicht

  • Subsidies (regelingen): Cyber security (Cyberweerbaarheid) en Beter Aanbesteden.

  • Opdrachten: Een aantal opdrachten is reeds voor meerdere jaren aangegaan en dus juridisch verplicht. Dit geldt voor o.a. de bemiddelingsdienst voor doven en slechthorenden.

  • Bijdragen aan agentschappen: De opdrachten worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee 100% juridisch verplicht. Dit geldt bijvoorbeeld voor opdrachten aan RDI en RVO.

  • Bijdragen aan ZBO's en RWT's: Betreft wettelijke taken van o.a. VSL, RvA en CBS.

  • Bijdragen aan Internationale Organisaties: Betreft o.a. de bijdrage aan de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN).

Bestuurlijk gebonden

  • Betreft deels subsidies in het kader van EU-cofinanciering Digital Europe waarvoor voor 2024 al afspraken zijn gemaakt op basis van eerdere calls, en middelen voor de opdrachten en onderzoek door het Nationaal Groeifonds.

Beleidsmatig gereserveerd

  • Overige beschikbare budgetten waarover EZK momenteel in gesprek is met interne en externe organisaties.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Cyberweerbaarheid 

Naast de activiteiten van het Digital Trust Center wordt subsidie verstrekt aan groepen van bedrijven in niet-vitale sectoren die op cybersecurity-terrein willen samenwerken. De uitvoering van de regeling ligt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Telecom Caribisch Nederland

Omdat de vaste lasten van essentiële diensten, zoals telecommunicatie en meer specifiek vast internet, op Caribisch Nederland relatief hoog zijn en deze diensten meer dan ooit nodig zijn in het kader van digitalisering, neemt het kabinet maatregelen om deze kosten te verlagen. Voor telecommunicatie stelt het kabinet voor 2023-2026 25 USD per aansluiting per maand beschikbaar op Bonaire en 35 USD per aansluiting per maand voor Saba en Sint Eustatius om de kosten van een vaste internetverbinding te verlagen. Hiervoor is in totaal € 3,5 mln per jaar beschikbaar. Verder is er voor 2024 € 1,3 mln beschikbaar gesteld voor de verdere verlaging van vast internet met $15 p/m en € 3 mln voor het verbeteren van het glasvezelnetwerk internet.

EU- cofinanciering Digital Europe

Het Digital Europe Programme (DEP) is een programma binnen het MFK (Meerjarig Financieel Kader van de EU) om het innovatie- en concurrentievermogen van de EU te verhogen en de strategische digitale capaciteiten te versterken. Dit is aanvullend op het Horizon Europe Programma, dat zich meer richt op onderzoek en innovatie. De voorgestelde prioriteiten binnen het programma zijn onder meer: artificiële intelligentie, cybersecurity en vertrouwen, digitale vaardigheden voor gevorderden en European Digital Innovation Hubs.

Subsidieregeling Beter Aanbesteden

Gemeenten, MKB-ondernemers, brancheorganisaties en ondernemersverenigingen die de aanbestedingspraktijk in hun regio of branche willen verbeteren, kunnen hiervoor subsidie aanvragen. De subsidie wordt verstrekt voor projecten die knelpunten rondom aanbesteden oplossen. Dit wordt bereikt door het bevorderen van de dialoog en de samenwerking tussen publieke opdrachtgevers en ondernemers, door het verhogen van de relevante kennis over aanbesteden of door het bevorderen van de toepassing van relevante kennis, methodieken en instrumenten. De regeling wordt opnieuw opengesteld in 2023 en zal tot in 2024 doorlopen. Het gaat in totaal om een subsidie van 200.000 tot 300.000 euro en maximaal 25.000 euro per aanvrager, waarvan het grootste deel nog zal vallen binnen 2023 en een kleiner deel in 2024. De regeling maakt deel uit van het programma Beter Aanbesteden.

Projecten Nationaal Groeifonds (NGF)

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere marktordening, mededinging, consumenten, aanbestedingen, Europese zaken en strategie en telecom.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Veiligheid en Frequenties

Dit betreft opdrachten die gericht zijn op het verdelen van frequentiebanden, lokaal beleid en digitale connectiviteit, straling en gezondheid, programma omroep, regulering telecommarkt/telecomcode nummerbeleid en opdrachten die gericht zijn op een robuuste en betrouwbare digitale communicatie-infrastructuur die weerbaar is tegen diversedreigingen voor de nationale veiligheid. Hieronder vallen sabotage of verstoring van vitale infrastructuur, weglekken van sensitieve technologie en kennis, en het ontstaan van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen vitale infrastructuur of sensitieve technologie waarmee Nederland politiek onder druk kan worden gezet.

Digital Trust Center (DTC)

Het DTC is er om het «niet-vitale bedrijfsleven» beter in staat te stellen hun eigen cyberweerbaarheid te organiseren. De middelen worden o.a. gebruikt voor de ontwikkeling van een online platform, kennisopbouw over cyberrisico's en kennisdeling met de doelgroep niet-vitaal bedrijfsleven.

Cyber security

Dit betreft opdrachten en subsidies voor o.a. de publiekscampagne ‘Doe je updates’, het versterken van inzet op Europese wet- en regelgeving, certificering en toezichtstaken en de werkzaamheden rondom het publiek-private platform Dcypher.

ICT-beleid

Aantal werkzaamheden bestaan uit het doen van concrete kennis- en innovatie calls, die voortvloeien vanuit de Kennis- en Innovatie Agenda. Deze innovatie- en onderzoekscalls zullen mede worden vormgegeven door de (vak)departementen. Het in te zetten instrumentarium zal onder meer bestaan uit calls in samenwerking met NWO, formuleren en versterken van specifieke kennisvragen met SMO (Samenwerkingsmiddelen Onderzoek) programmering van TNO en het (mede) ontwikkelen van instrumenten ten behoeve van een technology transfer facility.

CSIRT - DSP

CSIRT is een gespecialiseerd team van professionals die snel kunnen handelen bij een beveiligingsincident met computers of netwerk. CSIRT geeft, naast het nemen van maatregelen, advies bij incidenten en zorgt voor het opsporen en analyseren van dreigingen. CSIRT gaat de informatievoorziening voor o.a. clouddiensten en online-marktplaatsen verder vormgeven en zal kennis- en innovatie calls die uit de Kennis- en Innovatie Agenda voortvloeien voor zijn rekening nemen. Vanaf 2024 zijn er extra middelen toegekend voor de ondersteunende taken van CSIRT bij de Europese NIS2- en CER-richtlijnen en de Netwerkcode Cybersecurity Elektriciteitssector.

Opdracht- en onderzoeksbudget Nationaal Groeifonds

Dit betreft het budget voor de ondersteuning van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds. Hieronder vallen de onkostenvergoedingen van de commissieleden en inhuur van expertise ter ondersteuning van en communicatie ten behoeve van de adviescommissie.

Vervolg Programma Beter Aanbesteden

Samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en VNO-NCW/MKB-Nederland heeft EZK gewerkt aan het vervolgprogramma Beter Aanbesteden. Dit programma zal zorgen voor verbeteringen in de aanbestedingspraktijk door dialoog tussen overheden en ondernemers. Het programma is in 2021 gestart en heeft een looptijd van vier jaar.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

RVO is als uitvoerende dienst van het Ministerie van EZK onder meer verantwoordelijk voor de voorlichting van ondernemers over de aanbestedingsregelgeving. Hieronder vallen ook de taken van PIANOo als expertisecentrum voor aanbestedende diensten en het daarbij behorende TenderNed, het systeem voor het elektronisch aanbesteden, en werkzaamheden voor het vervolgprogramma Beter Aanbesteden. Daarnaast is RVO verantwoordelijk voor o.a. opdrachten op het gebied van digitalisering en cybersecurity, zoals het National Contact Point Digital EU en National Coordination Centre voor digitale veiligheid. Ook voert RVO ondersteunende taken uit voor het NGF.

Rijksinspectie Digitale Infrastuctuur (RDI)

RDI draagt onder meer zorg voor de toelating tot het frequentie spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht op ondergrondse netten (WIBON), Metrologiewet, Waarborgwet, bevoegd aftappen en dataretentie, en de Cybersecuritywet voor netwerkbeveiliging en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn). Ook voert RDI het toezicht uit op vertrouwensdiensten die onder de Europese eIDAS-Verordening vallen. Op 28 juni 2021 is de Europese Verordening Cyber Security Act (CSA) geïmplementeerd, waarvoor RDI de taken als nationale autoriteit uitvoert. Vanaf 2024 zijn er extra middelen toegekend voor het toezicht op de Europese NIS2- en CER-richtlijnen en de Netwerkcode Cybersecurity Elektriciteitssector.

Bijdrage aan ZBO's/ RWT's

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen voor een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel- en consumentenbescherming. VSL B.V. is het nationaal metrologisch instituut (NMI) van Nederland. VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden in opdracht van EZK op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Raad voor Accreditatie (RvA)

De RvA is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificerings-instantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de RvA zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatiesector als geheel. Verder ontvangt de RvA van 2022 t/m 2026 een subsidie voor het ICT-programma Informatiegestuurd Werken.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming), de regulering van de telecommarkt en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer. De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40 van de EZK-begroting, net als de kosten van de ACM die worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag op artikel 1 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Het CBS is opgericht vanuit de behoefte aan onafhankelijke, betrouwbare informatie om maatschappelijke vraagstukken te begrijpen. Het CBS heeft als onafhankelijk kennisinstituut dan ook tot taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, waardoor becijferde maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden. Het werkterrein van het CBS omvat onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Informatie over het CBS en Caribisch Nederland treft u onder meer aan op Statline, de databank van het CBS. Voor Caribisch Nederland maakt het CBS statistieken over tal van onderwerpen.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

NEN ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verordening voor normalisatie (Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012) en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaat. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor een deel van de contributies die het NEN verschuldigd is aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen, voor de controle op actualiteit van verwijzingen naar normen in regelgeving en kennisgeving aan ministeries indien verwezen wordt naar ingetrokken normen.

Internationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan:

  • Universal Postal Union (UPU): een internationale organisatie die de verschillende postovergangen tussen UPU-lidstaten controleert. Elke lidstaat gaat dan ook akkoord met de regels voor het internationaal postverkeer. Het is formeel een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties. De UPU speelt een belangrijke rol in het optimaliseren van postdiensten. De hoofddoelen van de UPU zijn de promotie van het mondiale postverkeer, toename van het aantal verwerkte poststukken door te voorzien in moderne producten en diensten, en een hoge servicekwaliteit voor de consument.

  • International Telecommunication Union (ITU): binnen de ITU worden internationale afspraken gemaakt over wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen.

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de UPU en ITU wordt regionaal voorbereid. Voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. EZK draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

  • Internationale organisaties metrologie. Dit betreft bijdragen aan Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC en Bureau International des Poids et Mesures (BIPM). De bijdragen liggen vast in internationale verdragen.

  • Internet Governance Forum (IGF). EZK doneert jaarlijks een bedrag aan het secretariaat van het IGF. Dit forum is voortgekomen uit de VN-top World Summit on Information Society in 2005.

  • Global Partnership on Artificial Intelligence (GPAI) Secretariat, een jaarlijkse bijdrage aan OECD.

  • Het Verdrag inzake het onderzoek en de stempeling van edelmetalen werken, Wenen, 15 november 1972. De bijdrage ligt vast in Annex 1 van de "Compilation of Act» van het Verdrag.

Toelichting op de ontvangsten

High Trust

Deze ontvangsten hebben betrekking op boetes die toezichthouders van EZK opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.

Diverse ontvangsten

Dit betreft met name de ontvangsten van de landelijke veiling FM-frequenties die in de zomer van 2023 heeft plaatsgevonden. Hiermee is in totaal € 152,8 mln opgehaald. Dit wordt uitbetaald over 2023 en 2024. Daarnaast heeft EZK in 2023 € 15,8 mln ontvangen voor de verlening van vergunningen voor de FM-frequenties over de periode 2022-2023.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Btw-vrijstelling voor post. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de Fiscale regelingen’.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

A. Algemene doelstelling

Het bedrijvenbeleid ondersteunt de transitie naar een duurzame en inclusieve economie met een sterk innovatievermogen, een hoge arbeidsproductiviteit(sgroei) en een uitmuntend ondernemings- en vestigingsklimaat dat bijdraagt aan de welvaart van alle burgers.

De maatschappelijke bijdrage van bedrijven is groot. Naast werkgelegenheid, inkomen en innovatieve producten en diensten dragen bedrijven ook bij aan oplossingen voor tal van maatschappelijke uitdagingen en bieden ze ontplooiingsmogelijkheden aan burgers. Economische bedrijvigheid vormt tevens de basis voor het hoge collectieve voorzieningenniveau in ons land. Door innovatie en ondernemerschap te bevorderen draagt het bedrijvenbeleid bij aan brede welvaartsgroei, door economische vooruitgang op een evenwichtige wijze te combineren met een hoge kwaliteit van onze leefsituatie. Opdat Nederland internationaal aantrekkelijk blijft om in te wonen, te werken en te leven.

Bedrijven spelen ook een onmisbare rol bij het voorzien in de basisbehoeften, de materiële welvaart en de maatschappelijke vooruitgang waarop onze samenleving drijft: voedsel, medische hulpmiddelen, huizen, werk, inkomen, ontplooiingsmogelijkheden, mobiliteit, connectiviteit, energie, veiligheid, ontspanningsmogelijkheden in de vrije tijd en digitale diensten. Dit geldt ook op het terrein van verduurzaming zoals met zonnepanelen, windmolens, energiebesparingsmogelijkheden, de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen zoals waterstof en bij het realiseren van maatschappelijke vernieuwing door te investeren in de ontwikkeling van de technologieën van de toekomst en toepassingen te ontwikkelen van nieuwe sleuteltechnologieën. Bedrijven dragen op deze manier wezenlijk bij aan de kwaliteit van ons bestaan. Ze vervullen daarmee een sleutelrol in onze samenleving.

Het is de rol en taak van de overheid de ambities, normen en randvoorwaarden vast te stellen, te reguleren en te zorgen voor adequate wetgeving en ondersteunende publieke voorzieningen (zoals een infrastructuur die verduurzaming mogelijk maakt) en gedrag te stimuleren dat bijdraagt aan de maatschappelijk gewenste uitkomsten. Op deze manier geeft de overheid ondernemers de ruimte om kansen te pakken voor duurzame en innovatieve welvaartsgroei, binnen de maatschappelijke grenzen die de overheid stelt. Bedrijven hebben daarbij zelf ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om de negatieve gevolgen van hun economische activiteiten te beperken en een positieve bijdrage te leveren aan de welvaart van alle burgers. Zo dragen bedrijven onder meer bij aan maatschappelijk verantwoorde en CO2-arme producten, eerlijke prijzen, goede lonen en pensioenvoorzieningen.

Samenwerking en maatschappelijke betrokkenheid is cruciaal voor onze welvaartsgroei. Samenwerking tussen grote internationaal opererende ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf inclusief startups en scale-ups is essentieel voor het ondernemerssucces. Ook internationale samenwerking is onmisbaar voor een open economie als de onze. Strategische samenwerking tussen bedrijven, (hoge)scholen en wetenschap is belangrijk omdat de wetenschap en de (hoge)scholen fundamentele ideeën en ontwikkelcapaciteit bieden, en het bedrijfsleven de mogelijkheden ziet waar nieuwe technologieën kunnen worden toegepast in nieuwe producten of productieprocessen. Deze samenwerking is ook belangrijk op het terrein van de maatschappelijke uitdagingen zoals fossielarm energiegebruik, gezondheid, hybride werken en veiligheid. Door ruimte te geven aan ondernemende geesten ontstaan kansen voor bestaande en nieuwe bedrijven. Dat gebeurt in partnerschap tussen Rijk, regionale overheden, Europa en met bilaterale internationale samenwerking.

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld. Hoewel de positie onder druk staat, is Nederland één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dit vergt een innovatie- en ondernemersstrategie die zich niet alleen richt op materiële welvaart, maar ook via transities bijdraagt aan bijvoorbeeld klimaat, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, voedsel­ kwaliteit en een uitdagende werkomgeving. Tegelijkertijd maakt onze kenniseconomie Nederland ook tot een aantrekkelijk doelwit voor landen die kennis en technologie willen vergaren ten gunste van hun eigen (technologische) positie. Dit vraagt om een aanpak die deze risico’s adequaat ondervangt.

Om deze economische kracht te behouden en te versterken heeft het kabinet Rutte 4 ingezet op het realiseren van de volgende drie strategische doelen op terrein van bedrijfsleven & innovatie:

  • Het stimuleren van innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang en voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen met een sterke positionering op de groeimarkten van de toekomst.

  • Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van een uitmuntend ondernemings- en vestigings­klimaat met optimale randvoorwaarden voor succesvol ondernemer­schap.

  • Het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie.

1) Het stimuleren van innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang en voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen met een sterke positionering op de groeimarkten van de toekomst

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei, welvaart en vooruitgang op tal van maatschappelijke terreinen. Succesvolle innovaties creëren niet alleen toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de maatschappelijke vraagstukken, onder meer op de terreinen «Energietransitie en Duurzaamheid», «Landbouw, Water en Voedsel», «Gezondheid en Zorg» en «Veiligheid». Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. Dat gebeurt met generiek beleid gericht op innovatie in het bedrijfsleven en met missiegedreven innovatiebeleid dat zich richt op het adresseren van maatschappelijke uitdagingen en sterktes in sleuteltechnologieën. Verder draagt Nederland bij aan internationale ruimtevaartprogramma’s, die maatschappelijke doelen dienen en daarnaast ook innovatieve bedrijvigheid in Nederland bevorderen, onder andere via opdrachten aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ter realisatie van ruimtevaartprogramma’s.

Het kabinet Rutte 4 streeft naar verhoging van de R&D-uitgaven in Nederland. De ambitie is in lijn met de in het coalitieakkoord genoemde Lissabondoelstelling dat de totale R&D-uitgaven op termijn stijgen tot 3% van het bruto binnenlands product, zonder dat het private aandeel daalt (Kamerstuk 33 009, nr. 117). Het streefjaar voor het realiseren van deze R&D-ambitie is 2030 (Kamerstuk 33 009, nr. 131). Investeren in R&D is echter geen doel op zich, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt (zie hiervoor ook beleidsartikel 3 van deze begroting) en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel. Nederland kan en moet beter presteren bij het toepassen en het economisch en maatschappelijk benutten van kennis. Daarom krijgt in het innovatiebeleid juist dat meer specifieke aandacht: valorisatie van kennis bij publieke instellingen, het vergroten van innovatieve toepassingen door effectieve samenwerking in innovatie-ecosystemen, het integraal ondersteunen van startups en scale-ups en het realiseren van een excellent toepassingsgericht kennisstelsel gericht op maatschappelijke en economische vooruitgang.

Met het missiegedreven innovatiebeleid worden R&D-investeringen van publieke en private partijen gericht op het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Dat gebeurt mede met behulp van ontwikkeling van sleuteltechnologieën, die een belangrijke rol vervullen bij het adresseren van maatschappelijke uitdagingen. Ook het verwerven van een sterke positie in de nieuwe technologieën van de toekomst en de nieuwe groeimarkten is een belangrijke maatschappelijke uitdaging van de toekomst. Met de uitvoering van het Kennis- en Innovatieconvenant 2020-2023 wordt invulling gegeven aan dit beleid door bedrijven, kennisinstellingen en overheidspartijen (Kamerstuk 33 009, nr. 102). In voorbereiding zijn de Kennis- en Innovatie-agenda’s en het Kennis- en Innovatieconvenant voor de periode 2024-2027. Daarbij zal het missiegedreven innovatiebeleid sterker gericht worden op de grote transities waar Nederland voor staat, met name waar het gaat om klimaat/energie, digitalisering en circulaire economie. Ook zal er sterker worden ingezet op valorisatie van kennis en marktcreatie (Kamerstuk 33 009, nr. 117). Op het terrein van sleuteltechnologieën wordt gewerkt aan een Nationale Technologiestrategie, die meer richting zal geven aan de publieke inzet op sleuteltechnologieën (Kamerstuk 36 200 L, nr. 7).

In 2020 heeft het kabinet Rutte 3 het Nationaal Groeifonds (NGF) opgericht om daarmee vanaf 2021 € 20 mld aan (publieke) investeringen te doen in R&D en innovatie, infrastructuur en kennisontwikkeling (Kamerstuk 35 300, nr. 83). In het Coalitieakkoord zijn de middelen herverdeeld, waarbij de middelen voor de pijler ‘Onderzoek, ontwikkeling en innovatie’ en Kennisontwikkeling binnen het Nationaal Groeifonds met € 6,7 mld zijn verhoogd (in totaliteit over de periode t/m 2028). Hiervan is de helft begroot voor de pijler Onderzoek, ontwikkeling en innovatie (Kamerstuk 35 925, nr. 143). De pijler infrastructuur is overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds. Het NGF heeft ook als doel om via publieke investeringen op deze investeringsgebieden extra private investeringen aan te moedigen. Een deel van de middelen van het NGF vloeit via toekenningen voor NGF-projecten naar artikel 2 van EZK-begroting, waarbij het primair om middelen vanuit de pijler ‘Onderzoek, ontwikkeling en innovatie’ gaat.

Het Coalitieakkoord heeft verder voorzien in een fonds voor onderzoek en wetenschap van € 5 mld over een periode van 10 jaar. Op het beleidsterrein van EZK is er uit het fonds € 500 mln over een periode van 10 jaar beschikbaar gekomen voor versterking van faciliteiten voor toegepast onderzoek (Kamerstuk 31 288, nr. 964). De middelen zijn bestemd voor onderzoeksfaciliteiten van TO2-instellingen en deels ook voor die van Rijkskennisinstellingen. In 2023 loopt de eerste van de beoogde vier financieringsronde, met een opengesteld budget van € 140 mln voor deze eerste ronde.[1] Verder is vanuit het genoemde fonds in totaal € 372 mln beschikbaar gekomen (over de periode 2022 t/m 2029) om de Nederlandse deelname aan Europese partnerschappen binnen Horizon Europe en aanpalende EU-onderzoeks- en innovatieprogramma’s te versterken (Kamerstuk 31 288, nr. 964). Met deze impuls wordt de samenwerking met Europa versterkt op strategische onderzoeks- en innovatiethema’s die een belangrijke bijdrage leveren aan de grote maatschappelijke en technologische uitdagingen van deze tijd, zoals op het gebied van chips, kwantum en klimaat. Hiervan is een bedrag van € 292 mln naar de EZK-begroting gevloeid, ten behoeve van Eurostars, EuroHPC, EuroQCI, Topsector High Tech Vliegtuigmaakindustrie, de Joint Undertaking Key Digital Technologies (alle op artikel 2) en Digital Europe (artikel 1).

In de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2023-2024 (COM(2023) 619 final) is in relatie tot artikel 2 van de EZK-begroting aanbevolen om door te gaan met de snelle uitvoering van de programma’s van het cohesiebeleid, in nauwe complementariteit en synergie met het herstel- en veerkrachtplan. Beleidsinstrumenten op artikel 2 van de EZK-begroting zijn in dit verband EFRO, INTERREG A en het Fonds voor Rechtvaardige Transactie. Hierbij zijn de door EZK beschikbaar gestelde financiële middelen cofinancieringsmiddelen in aanvulling op de middelen die worden verstrekt door de Europese Unie. Deze regelingen worden uitgevoerd door regionale uitvoeringsorganisaties. In het geval van EFRO en INTERREG A heeft EZK een systeemverantwoordelijkheid. In het geval van het Fonds voor Rechtvaardige Transitie is er een gedeelde verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met EZK. Het Fonds voor Rechtvaardige Transitie is in 2023 tot uitvoer gekomen met zes regionale subsidieprogramma’s. Bij EFRO en INTERREG A is in respectievelijk 2023 en 2022 gestart met de eerste openstellingen binnen de nieuwe programmaperiode 2021-2027. De genoemde instrumenten zijn complementair aan de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan bij het bevorderen van vergroening en innovatie, onder andere door een regionale focus en een brede toegankelijkheid voor het mkb.

2) Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van een uitmuntend ondernemings- en vestigingsklimaat met optimale randvoorwaarden voor succesvol ondernemerschap

EZK stimuleert langs verschillende wegen een goed en maatschappelijk verantwoord functionerend bedrijfsleven. EZK helpt bij de vernieuwing met wetten en regels, zoals het beschermen van intellectueel eigendom, en het merkenrecht. Door oog te hebben voor veranderende machtsverhoudingen die vragen om een visie en regelgeving ten aanzien van het borgen van economische veiligheid en het delen van gegevens voor consumenten en bedrijven onderling. Bij het ontwikkelen van wet- en regelgeving is toetsing op werkbaarheid en uitvoerbaarheid bij mkb meer en meer de norm. EZK steunt opschaling en uitrol van nieuwe technologieën door standaardisatie en voorwaarden vast te leggen.

Daarbij vraagt deze tijd om groter te denken: de uitdagingen vragen vaak om oplossingen op een schaal waarbij tenminste Europees moet worden gedacht. Dat geldt onder meer op het terrein van economische veiligheid, het beschermen van vitale belangen in sectoren, het voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheid en het vrijwaren van spionage en sabotage. Voor de economische kansen geldt dat net zo goed: met de grootte van de uitdagingen, de Europese interne markt en de opkomst van mondiaal opererende bedrijven geldt eens te meer dat Nederlandse ondernemers en bedrijven hun vleugels uit moeten slaan en zich moeten willen en kunnen richten op grotere markten dan Nederland alleen. Op al deze terreinen zet het bedrijvenbeleid in op een Europese aanpak.

De schaarste aan personeel vormt op dit moment een belemmering voor het realiseren van de transities op het gebied van klimaat en digitalisering. In samenwerking met OCW en SZW wordt door EZK stevig ingezet op het wegnemen van de personeelstekorten.

Ook de fysieke ruimte en een adequate ruimtelijke ordening voor bedrijven en transities zijn een voortdurend aandachtspunt. Hiervoor is vooral goede samenwerking tussen het Rijk en de regio vereist. De schaarste aan ontwik­kelruimte, zowel fysiek als ook vanwege restricties vanwege stikstof, geluid en andere milieufactoren, vraagt een actievere rol van het Rijk in het samen met de regio’s zoeken naar slim ruimtegebruik en goede afstemming van belangen en behoeften.

3) Het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie

Eén van de prioritaire missies van het kabinet Rutte 4 betreft het klimaat en de verduurzaming van de industrie. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie nadrukkelijk zijn gericht op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050. De nationale doelstelling in het Regeerakkoord van Rutte 3 van 49% CO2-emissiereductie ten opzichte van 1990 is in de Klimaatwet aangescherpt naar 55% ten opzichte van 1990 voor alle klimaatsectoren, in navolging van de Europese Green Deal. Dit als tussenstap op weg naar klimaatneutraliteit (netto nul emissies) in 2050. In het Coalitieakkoord is afgesproken om het klimaatbeleid te richten op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet met zekerheid wordt gehaald. In de Kamerbrief van 26 april 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1230) geeft het kabinet aan met welk pakket aan maatregelen deze doelstelling gehaald zal worden en op welke indicatieve restemissies de klimaatsectoren naar schatting zullen uitkomen (in de Klimaatnota van 2023 wordt nog de opbrengst van de sectoroverstijgende maatregelen aan sectoren toegerekend). Voor de industrie (inclusief circulaire economie) is dat 29,1 Mton CO2-equivalenten in 2030; een reductie van 66% ten opzichte van 1990.

De tweede grote missie van het kabinet waarin de industrie een centrale rol vervult, betreft de circulaire economie. In 2050 moet de industrie circulair zijn en worden er geen primaire fossiele grondstoffen meer gebruikt. De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 draagt hier mede aan bij. Daarnaast draagt de Nationale Grondstoffenstrategie bij aan deze missie via het handelingsperspectief circulariteit en innovatie. Het kabinet Rutte 4 heeft de ambities en beleidsinspanning verder aangescherpt. Als randvoorwaarde wil het kabinet de concurrentie­positie van de industrie behouden en versterken. Verduurzaming biedt immers grote kansen voor bedrijven die voorop lopen in de transitie. De rijksoverheid heeft, via de eigen bedrijfsvoering, een voorbeeldrol in de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Verder zorgt EZK ervoor dat bedrijven de economische en maatschappelijke kansen kunnen pakken die de digitalisering van de economie biedt (zie verder beleidsartikel 1 van deze begroting).

Bedrijven zijn verantwoordelijk om rekening te houden met mens, milieu in hun waardeketens en bedrijfsvoering. Om dit te stimuleren ondersteunt EZK, met andere ministeries (BZ is hiervoor primair verantwoordelijk), het opstellen van effectieve (Europese) (I)MVO-wetgeving, die een groep grotere bedrijven verplicht inzicht te vergroten in hun waardeketens en eventuele misstanden aan te pakken. Zo stimuleert EZK dat bedrijven transparant rapporteren over de impact van hun bedrijfsvoering en beleid op mens en milieu, ofwel hoe zij maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Sinds 2004 werd hiervoor de Transparantiebenchmark uitgevoerd. Ook werd elk jaar de Kristalprijs uitgereikt aan het bedrijf dat het meest transparant rapporteert over MVO. Per 2024 stopt EZK met deze beide nationale instrumenten. Begin 2022 is een evaluatie uitgevoerd. Uit de evaluatie bleek dat de Transparantiebenchmark in de kern heeft bijgedragen aan het agenderen van (en het rapporteren over) duurzaamheid bij bedrijven. De komst van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), die begin november 2022 door het Europees parlement is goedgekeurd, maakt de Transparantiebenchmark vanaf boekjaar 2024 overbodig. De CSRD verplicht een groep bedrijven om in hun jaarrapportage hun duurzaamheidsprestaties te rapporteren volgens nieuwe en meer gedetailleerde richtlijnen. Nationaal wordt ook gewerkt aan wetgeving (Kamerstuk 26485, nr. 398). Daarnaast worden (I)MVO-standaarden toegepast op het bedrijfsleveninstrumentarium van EZK. Zo worden bedrijven geïnformeerd over risico’s voor mens en milieu wanneer zij een subsidie ontvangen voor de inkoop van zonnepanelen of een innovatietraject, en geadviseerd en gestimuleerd om op een verantwoorde manier met deze risico’s om te gaan door ze in kaart te brengen, te mitigeren en zo nodig waardeketens te verleggen en/of toegang tot herstel te bieden. Op deze manier worden bedrijven geholpen met MVO. Tot eind 2023 loopt hiervoor een pilot, die gebruikt zal worden om de komende jaren (I)MVO proportioneel te integreren in het instrumentarium.

Kengetallen bedrijvenbeleid

In de aansluitende tabel staan de voornaamste kengetallen voor het bedrijvenbeleid. EZK streeft naar een koppositie voor Nederland op de gepresenteerde ranglijsten, zoals de Global Competitiveness Index en het European Innovation Scorebord. De doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland is 3% van het BBP.

Tabel 16 Kengetallen

Kengetallen

         
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

1. Arbeidsproductiviteitsniveau (positie NL)

6

6

6

9

9

10

10

n.n.b.

Conference Board

2. Global Competitiveness Index (positie NL)1

5

4

5

6

4

n.b.

n.b.

n.b.

World Economic Forum

3. European Innovation Scoreboard (positie NL)

5

5

4

4

4

5

4

4

Europese Commissie

4. R&D intensiteit (in % van BBP)

2,15

2,15

2,18

2,14

2,18

2,32

2,27

n.n.b.

CBS

5. Omvang PPS-projecten (in mln €)

970

1.060

1.207

1.282

1.238

1.106

1.325

1.380

RVO.nl/ TKI’s

waarvan private middelen (%)

49%

48%

46%

45%

44%

44%

49%

49,7%

 

6. Broeikasgasemissies voor industrie inclusief afval (Mton CO2-equivalenten)

55,4

56,1

56,9

55,9

55

53,7

54

n.n.b.2

Emissieregistratie

7. Kwaliteit ondernemersklimaat (positie NL)

   

3

2

2

2

n.n.b.

Global Entrepreneurship Monitor (GEM), National Entrepreneurship Context Index (NECI)

X Noot
1

Het World Economic Forum is vanaf 2020 gestopt met het publiceren van de cijfers.

X Noot
2

De emissies 2022 worden komende zomer pas als voorlopige cijfers gepubliceerd en definitief begin volgend jaar.

Om – aanvullend op de begroting – het parlement te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl verdere informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de twee hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

Tabel 17 Rol en verantwoordelijkheid
 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Het stimuleren van innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang en voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen

 

Goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

 

Het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie.

 

 

Het stimuleren van innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang en voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen.

Stimuleren

De minister stimuleert innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang door private investeringen in R&D te bevorderen via onder meer de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven wordt onder meer de pps-toeslag ingezet vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s).

Financieren/regisseren

De Minister van EZK is verantwoordelijk voor toegepast onderzoek en innovatie en werkt nauw samen met de Minister van OCW, die verantwoordelijk is voor het stelsel van (fundamenteel) onderzoek en wetenschap en de verwevenheid met onderwijs. De Minister van EZK coördineert het missiegedreven innovatiebeleid en financiert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door onder meer:

  • de TO2-instituten TNO, Deltares, MARIN en NLR te financieren;

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW subsidieert;

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;

  • het bevorderen van de oprichting en groei van startups naar scale-ups, o.a. door de inzet van TechLeap;

  • het Nationaal Groeifonds (NGF) te benutten om onderzoeks- en innovatieprojecten te financieren die structureel het groeivermogen versterken en voortkomen uit het missie-gedreven innovatiebeleid.

Goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van een uitmuntend ondernemings- en vestigingsklimaat met optimale randvoorwaarden voor succesvol ondernemerschap

Stimuleren

De minister stimuleert een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast biedt het bedrijvenbeleid een samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken (zie ook artikel 3 van deze begroting);

  • het stapsgewijs integreren van advies en eisen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen in het bedrijfsleveninstrumentarium;

  • het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom.

Regisseren

De minister regisseert en coördineert de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners;

  • informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK);

  • mkb-ondernemers meer bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets;

  • het regisseren en uitvoeren van het nieuwe ‘programma vermindering regeldruk ondernemers’.

(Doen) uitvoeren

De minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door onder meer toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

  • de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

  • het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  • het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van sectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D- en innovatie-ambities.

Het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie

Stimuleren

De minister stimuleert de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie door onder meer:

  • het bedrijfsleven te helpen verduurzamen middels advies en subsidies;

  • het stimuleren van transparante MVO-rapportage door bedrijven, middels de Transparantiebenchmark en Europese wetgeving;

  • samen met IenW in te zetten op maatschappelijk verantwoord inkopen en circulair ondernemen;

  • versnelling van en toepassing van digitalisering in het mkb.

Regisseren

De minister regisseert en coördineert de condities voor inclusieve economie door onder meer:

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaaltermijnen);

  • in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken als beleidsverantwoordelijk ministerie en andere ministeries inzetten op totstandkoming en invoering van (Europese) IMVO-wetgeving;

  • MVO-eisen te verbinden aan het instrumentarium van bedrijvenbeleid van EZK.

C. Beleidswijzigingen

Nationaal Programma Verduurzaming Industrie

Een klimaatneutrale, circulaire industrie kan een nieuwe aanjager worden van het verdienvermogen van Nederland. De industrie draagt nu bovengemiddeld bij aan innovatie, productiviteit en hoogwaardige banen. Tegelijkertijd is het ook de sector met de meeste uitstoot. In de energietransitie kan de industrie een vliegwielfunctie vervullen en een centrale rol spelen in de transitie naar een circulaire economie. Volgens de Klimaat- en Energieverkenning 2022 (KEV2022) biedt het bestaande en geagendeerde beleid voor de industrie zicht op het behalen van het klimaatdoel en een significante daling van de stikstofuitstoot. De onzekerheid daarover is echter nog groot, met name ten aanzien van de realisatie van randvoorwaarden die de industrie nodig heeft om te verduurzamen, zoals vergunningen en infrastructuur. Dit is de belangrijkste uitdaging van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Binnen het pakket aanvullende maatregelen dat het kabinet treft, wordt een extra bijdrage gevraagd van de industrie. Hierbij houden we oog voor de concurrentiepositie van de industrie en zetten we ons in voor vergroening in Nederland, zodat uitstoot niet weglekt naar andere landen. Om die reden stimuleert het kabinet de verduurzaming van bedrijven met ondersteunend instrumentarium22 en werkt het aan het op orde brengen van de randvoorwaarden voor verduurzaming via het NPVI.23 Er is daarbij ook aandacht voor de industrie die niet gevestigd is in de grote 5 industrieclusters. Voor deze zogeheten ‘cluster 6’-bedrijven wordt binnen het NPVI ondersteuning georganiseerd om concrete knelpunten voor verduurzaming te identificeren en weg te nemen.

Aanvullende beleidsinzet

Met een gebalanceerde combinatie van normering, beprijzing, subsidiering worden bedrijven gestimuleerd en gefaciliteerd om in Nederland te verduurzamen. Naast de CO2-heffing en de CO2-minimumprijs, is de maatwerkaanpak voor de grootste industriële uitstoters een manier om de uitstoot van de industrie sneller te verlagen. Het kabinet intensiveert daarom de maatwerkafspraken met de grootste industriële uitstoters tot een opgave van 3,5 Mton in 2030 ten opzichte van de CO2-heffing. Om deze extra reductie te bereiken wordt zo nodig een grotere groep bedrijven benaderd. Om de verplaatsing van uitstoot te voorkomen, wordt ervoor gezorgd dat de door de maatwerkafspraken vrijvallende dispensatierechten niet meer beschikbaar zijn. Om te komen tot nog verdere CO2-reductie zet het kabinet in op maatregelen om de transitie van een lineaire naar een circulaire economie te versnellen. Zo wordt ingezet op circulaire plastics ketens door normering en verbeterde beprijzing van afvalverbranding (inclusief kunststof) door afvalverbrandingsinstallaties (Avi’s), in combinatie met subsidie (zie hieronder onder «circulaire economie»).

Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om ervoor te zorgen dat de eerder afgesproken opgave van 4 Mton onder de CO2-heffing zeker wordt gehaald. Zoals eerder aangekondigd wordt het tarief van de CO2-heffing per 1 januari 2025 verhoogd op basis van een tariefstudie die het PBL uitvoert. De CO2-heffing wordt daarnaast verlengd tot en met 2032 om meer investeringszekerheid te bieden. Met het oog op de voorziene capaciteitsproblemen op het elektriciteitsnet besluit het kabinet in plaats van de eerder afgesproken uitwerking van normering van e-boilers tot uitwerking van een verbod op de inzet van fossiele brandstoffen voor verwarmingsprocessen bij uitbreiding, nieuwbouw en vervanging van industriële productie-installaties.

De transitie naar een circulaire economie

De transitie naar klimaatneutraliteit en een circulaire economie zijn nauw verbonden. Het perspectief is een economie die bijdraagt aan het tegengaan van klimaatverandering, maar ook aan het verbeteren van de biodiversiteit, aan een schonere leefomgeving, en aan de leveringszekerheid van grondstoffen. De schaal waarop en het tempo waarmee wereldwijd grondstoffen worden gewonnen is immers onhoudbaar en leidt tot een overschrijding van planetaire grenzen.

In het Nationaal Programma Circulaire economie (NPCE) heeft het kabinet de maatregelen gepresenteerd om de komende jaren zuiniger om te gaan met grondstoffen. Het kabinet scherpt dit beleid aan. Vooruitlopend op EU-wetgeving wordt per 2027 een nationale verplichting voor plasticproducenten ingevoerd om de toepassing van gerecycled plastic of biogebaseerd plastic te stimuleren. Het voornemen is om de verplichting te laten oplopen naar 25%-30%24 plastic recyclaat of biogebaseerd plastic in 2030. Deze verplichting is van toepassing op alle plastics die in Nederland en voor de Nederlandse markt worden geproduceerd. Export is dus uitgezonderd. Het kabinet gaat vanuit het Klimaatfonds bedrijven ondersteunen bij deze transitie naar een circulaire plasticketen. Daarnaast wordt bij de Avi’s nog veel kunststof verbrand dat ook gerecycled kan worden, waarmee bruikbare grondstoffen verloren gaan en broeikasgassen onnodig worden uitgestoten. Het kabinet zet daarom in op meer kunststofsortering, verdere beprijzing van afvalverbranding en toepassing van negatieve emissies (CCS) waar wenselijk. Tot slot komt er extra geld beschikbaar voor het opschalen van circulaire innovaties om zo de circulaire transitie verder te ondersteunen.

Actief industriebeleid, open strategische autonomie & economische veiligheid

Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord aangekondigd meer regie te willen voeren middels een proactief industriebeleid. In navolging van de eerder verschenen Industriebrief (juli 2022) wordt hier in 2024 verder invulling aan gegeven. Zo zal, op basis van nieuwe analyse van sterktes van Nederlandse economie gekoppeld aan kansrijke markten, in het najaar van 2023 een nieuwe technologiestrategie worden gelanceerd. Beleid en uitvoering zullen specifieker gericht worden op een aantal strategische technologieën en waardeketens.

In 2024 zet het kabinet in op het vergroten van de economische weerbaarheid door Nederlandse sterktes uit te bouwen en risicovolle strategische afhankelijkheden af te bouwen. Enerzijds doet EZK dit door een vervolgstap te maken in het beter borgen van de economische veiligheid (‘protect’). Eind 2023 komt hiervoor een nieuw fonds van € 100 mln beschikbaar ten behoeve van bescherming van strategische sectoren en technologieën. Dit fonds, waarvoor het budget is opgenomen in Beleidsartikel 3 (Toekomstfonds), is in aanvulling op de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (VIFO) die sinds 1 juni 2023 van kracht is, met terugwerkende kracht tot 8 september 2020. Bureau Toetsing Investeringen (BTI) krijgt hiermee de ‘tools’ in handen om ongewenste buitenlandse inmenging in de Nederlandse economie te voorkomen. Anderzijds zetten we met het Nationaal Groeifonds (NGF) in op het opschalen van onze nationale sterktes (‘promote’). Het NGF is en blijft voor EZK hiermee een belangrijk middel om het strategische industriebeleid invulling te geven. Het ondersteunt bedrijven in hun ambities om te verduurzamen, digitaliseren en hun positie in de internationale waardeketens te versterken.

In 2024 zal het kabinet actiever inzetten op internationale samenwerking met regionale, Europese en gelijkgestemde landen. Door hier Nederlandse krachten actiever aan te koppelen, zal EZK in 2024 een nieuwe ‘push’ geven aan technologische ontwikkeling en concurrentievermogen in de EU, zowel op het gebied van bestaande instrumenten zoals de Important Projects of Common European Interests (IPCEI’s) en Green Deal Industrial Plan (Net Zero Industry Act en de Critical Raw Materials Act). Ook zet het kabinet in op internationale samenwerking, onder andere met ongebonden landen, op het gebied van kritieke grondstoffen en technologieën voor de duurzame en digitale transitie.

Programma Werklocaties, Ruimte voor economische activiteiten

Er is sprake van een toenemende ruimtedruk in Nederland. Opgaven zoals de woningbouw, de energietransitie, bereikbaarheid, bedrijvigheid en oplossingen voor de stikstofproblematiek concurreren om de schaarse ruimte. Het Ministerie van EZK is naast de ministeries van LNV, IenW en BZK en de decentrale overheden verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Samen met de regio en andere departementen geeft EZK uitvoering aan het nationaal programma werklocaties onder de Nationale Omgevingsvisie. Het doel van het dit programma is het bevorderen van voldoende en gevarieerd ruimteaanbod nu en in de toekomst.

Naast de schaarste aan fysieke ruimte is er ook schaarste aan ontwikkel­ ruimte door restricties vanwege stikstof, geluid en andere milieufactoren. Deze verschillende vormen van schaarste vragen om slim ruimtegebruik en goede afstemming van belangen en behoeften. Veelal op gebiedsniveau en met waar mogelijk het combineren van functies. Het Rijk is ook in overleg met provincies om hun regierol met betrekking tot deze vraagstukken te versterken en samen te zoeken naar slimme oplossingen. EZK werkt daarnaast met de Nota Ruimte onder regie van de Minister van VRO aan de ruimtelijke ordening van Nederland. Voor de economische lijnen in deze nota ontwikkelen we een Ruimtelijk Economische Visie die de ruimtelijke economische ontwikkelingen op de langere termijn in kaart brengt.

Startup en scale-up beleid en MKB financieringsbeleid

In de startupbrief aan de Tweede Kamer is het nieuwe beleid voor startups en scale-ups voor 2023-2026 aangekondigd. In het nieuwe beleid blijft Techleap.nl nog voor drie jaar als een neutrale externe organisatie nodig om het vestigingsklimaat voor startups te versterken. In die periode werken we aan een structurele inbedding van de taken van Techleap.nl in één of meer publieke en private organisaties, zoals de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en InvestNL.

Daarnaast zet het kabinet in op beleidsinterventies die het verschil maken voor startups en scale-ups («gamechangers») en wordt gewerkt aan verbinding van het technologie- en innovatiebeleid aan innovatief ondernemerschap.

Om voor MKB-ondernemers de toegang tot financiering te verbeteren ontwikkelt EZK met publieke en private partijen een financieringshub. De naar financiering zoekende ondernemer kan hier terecht voor informatie over financieringsopties en adviesmogelijkheden. Financiers en dienstverleners die een ondernemer niet zelf kunnen helpen, kunnen naar deze hub doorverwijzen, zodat er ‘no wrong door’ is voor de ondernemer.

Financiering van het nieuwe beleid wordt gedekt door het budget voor startups en voor bevorderen ondernemerschap op artikel 2 en andere instrumenten die direct of indirect bijdragen aan versterking van het ondernemingsklimaat voor startups, zoals het NGF.

Nationaal Groeifonds

Met het Nationaal Groeifonds (NGF) worden complexe langjarige programma’s gefinancierd ter versterking van het duurzaam verdienvermogen. De uitkomsten van de derde investeringsronde van het NGF zijn op 30 juni 2023 bekendgemaakt door het kabinet (Kamerstuk 36 200 L, nr. 11). In deze ronde hebben alle ministeries voorstellen kunnen indienen bij het fonds via de departementale route. Daarnaast is een subsidieroute in werking getreden, waarbij geldt dat voorstellen rechtstreeks bij RVO worden ingediend. Het kabinet heeft in totaal € 3,8 mld (voorwaardelijk) toegekend of gereserveerd voor projecten die via de departementale route zijn ingediend in de derde ronde van het NGF. Aan EZK-projecten die in de derde ronde zijn ingediend is voor een bedrag van € 135 mln definitief toegekend en voor een bedrag van € 558 mln voorwaardelijk toegekend. Het betreft vier projecten binnen de pijler Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, met een toekenning (waarvan een deel voorwaardelijk) voor het project Circulaire Zonnepanelen en voorwaardelijke toekenningen voor de projecten Biobased Circulair, 6G en Circular Batteries. Voorts heeft het kabinet besloten tot toekenning van ten hoogste € 168,1 mln aan subsidies voor twee projecten die via de subsidieroute zijn ingediend: Groeien met Groen Staal en Charging Energy Hubs. Tevens is een eerdere reservering voor het EZK-project QuantumDelta gedeeltelijk omgezet naar een toekenning van € 60,2 mln. Hiermee komt het totale bedrag aan definitieve toekenningen voor dit project uit op € 342,2 mln en is er nog € 272,8 mln gereserveerd. Met de besluiten heeft het kabinet de adviezen van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds opgevolgd.

Sinds de ontwerpbegroting voor 2023 zijn er naast de hierboven besproken (voorwaardelijke) toekenningen die op 30 juni 2023 bekend zijn gemaakt, in oktober 2022 definitieve toekenningen geweest voor vijf projecten die zijn voorgesteld in de tweede ronde van het NGF (Kamerstuk 36 200 L, nr. 4). Daaronder bevinden zich twee EZK-projecten: PhotonDelta binnen de pijler Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, voor een bedrag van € 266,6 mln, en «Opschaling publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs» binnen de pijler Kennisontwikkeling, voor een bedrag van € 152,6 mln. Door de overheveling van middelen van de begroting van het NGF naar de begroting van EZK voor EZK-projecten die definitieve toekenningen hebben verkregen, vormen deze twee projecten nieuwe NGF-posten op artikel 2 van de EZK-begroting. De definitieve toekenningen die op 30 juni 2023 bekend zijn gemaakt, zijn niet gepaard gegaan met een nieuwe NGF-post op artikel 2 van de EZK-begroting. De definitieve toekenning voor het EZK-project Circulaire Zonnepanelen, die hier deel van uitmaakt, komt ten gunste van artikel 4 van de EZK-begroting. De eerdergenoemde verhoging van het totale bedrag aan definitieve toekenningen voor het EZK-project QuantumDelta komt wel tot uitdrukking op artikel 2 van de EZK-begroting. Bijlage 8 bij deze begroting geeft een totaalbeeld van de NGF-projecten op de EZK-begroting.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 18 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

5.290.398

5.380.227

2.912.997

2.600.915

2.505.820

2.502.298

2.414.851

        

Uitgaven

4.995.021

3.185.607

2.268.712

2.044.744

1.738.054

1.496.706

1.452.867

        

Subsidies (regelingen)

3.956.769

1.782.271

1.097.061

904.271

685.559

435.738

389.847

MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

7.626

5.575

23.250

32.493

42.361

42.361

42.361

Eurostars

18.930

21.831

22.269

23.013

23.775

21.736

21.736

Bevorderen ondernemerschap

19.417

21.561

19.395

24.615

15.687

16.052

17.803

Cofinanciering EFRO

25.675

31.478

31.977

32.077

24.077

24.077

24.077

Bijdrage aan ROM's

8.620

11.353

11.049

11.049

11.049

11.049

11.049

Verduurzaming industrie

45.380

61.810

79.322

92.025

94.732

76.925

88.700

Startup beleid

10.821

11.066

12.136

4.900

2.100

  

Urgendamaatregelen Industrie

90

5.200

11.940

    

Invest-Nl

10.276

11.683

11.625

11.625

11.625

11.625

11.625

Noodloket (TOGS)

4

      

Tegemoetkoming vaste lasten

3.486.352

291.120

     

Tegemoetkoming vaste lasten Caribisch Nederland

228

      

Europees Defensie Fonds cofinanciering

5

10.496

5.000

    

Omscholing naar tekortsectoren

596

      

Tegemoetkoming vaste lasten Startersregeling

14.820

4.000

     

Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)

285

1.200

     

Herstructurering winkelgebieden

6.219

16.623

16.388

14.839

12.301

11.100

17.900

R&D mobiliteitssectoren

32.452

33.848

33.100

27.900

12.700

  

SEG

76.166

9.592

     

NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie

10.706

314.876

84.879

13.917

13.703

  

NGF - project Health-RI

10.000

12.000

12.000

11.000

11.000

8.000

5.000

NGF - project RegMed XB

15.541

7.111

10.649

9.549

1.584

1.283

1.183

NGF - project QuantumDeltaNL

45.855

82.507

127.818

3.613

81.172

1.235

 

NGF - project Oncode-PACT

3.236

65.926

49.963

40.875

   

NGF - project Circulaire Plastics NL

 

77.540

23.040

21.170

   

NGF - project NXTGEN HIGH TECH

 

141.448

78.220

58.711

56.147

37.496

21.317

NGF - project PhotonDelta

 

75.119

67.125

61.900

   

NGF - project Opschaling PPS beroepsonderwijs

 

41.250

39.189

35.089

34.519

  

Tegemoetkoming Energiekosten

 

330.000

     

Indirecte Kosten Compensatie ETS

59.802

      

IPCEI Cloudinfrastructuur en services

 

11.658

20.642

20.642

19.000

  

IPCEI Micro elektronica

 

8.202

143.088

87.732

   

Aanvullende tegemoetkoming evenementen

19.882

1.454

     

Omzetderving Limburg

23.600

      

Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds

 

25.971

134.210

227.933

197.529

154.714

118.909

EuroHPC

 

5.136

10.193

12.741

7.645

7.645

 

EuroQCI

 

2.836

5.606

11.906

   

Brexit Adjustment Reserve

609

19.265

     

Ruimte voor economie / bedrijventerreinen

  

2.789

1.770

2.666

1.753

 

Overig

3.576

11.536

10.199

11.187

10.187

8.687

8.187

        

Leningen

1.500

130.000

30.000

0

0

0

0

Bedrijfssteun

1.500

      

Qredits

 

70.000

30.000

    

NGF - project PhotonDelta

 

60.000

     
        

Garanties

27.868

112.195

87.945

85.965

84.645

57.995

56.345

BMKB

12.233

42.228

42.228

40.248

38.928

37.278

35.628

Klein Krediet Corona garantieregeling

1.428

      

Groeifaciliteit

3.092

8.222

8.972

8.972

8.972

8.972

8.972

Garantie Ondernemersfinanciering

11.115

11.745

11.745

11.745

11.745

11.745

11.745

Garantie Ondernemersfinanciering Corona

 

50.000

25.000

25.000

25.000

  
        

Opdrachten

5.896

14.145

23.052

11.263

9.979

8.493

8.518

Onderzoek en opdrachten

2.999

6.674

6.170

4.807

5.123

4.557

4.582

Caribisch Nederland

558

736

847

821

821

821

821

ICT beleid

3

      

Regeldruk

836

2.998

2.450

2.450

2.450

2.450

2.450

Budget Samenwerking regio

379

861

815

765

665

665

665

Small Business Innovation Research

1.121

1.376

150

    

Stikstofaanpak piekbelasters industrie

 

1.500

11.500

1.500

   

Verduurzaming industrie

  

1.120

920

920

  
        

Bijdrage aan agentschappen

179.045

182.692

122.915

102.463

102.363

101.042

100.743

Bijdrage RVO.nl

178.480

181.947

122.170

101.718

101.618

100.297

99.998

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

565

745

745

745

745

745

745

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

373.731

425.126

380.925

368.286

360.945

358.706

357.439

Bijdrage aan TNO

216.876

239.157

209.862

199.713

193.773

192.657

191.390

Kamer van Koophandel

143.881

162.540

142.917

140.427

139.481

138.358

138.358

Bijdrage aan NWO-TTW

12.974

23.429

28.146

28.146

27.691

27.691

27.691

        

Bijdrage aan medeoverheden

23.282

38.667

20.386

9.868

0

0

0

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

23.282

38.667

20.386

9.868

   
        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

405.813

500.511

506.428

562.628

494.563

534.732

539.975

Internationaal Innoveren

38.246

59.246

55.539

56.036

56.036

56.036

75.536

PPS toeslag

199.531

220.308

200.686

187.161

187.161

187.161

187.161

TO2 (excl. TNO)

60.122

63.002

60.234

59.284

58.912

58.912

58.912

Topsectoren overig

6.492

17.846

13.796

17.106

18.209

20.227

106.511

Ruimtevaart (ESA)

82.162

85.681

83.719

83.874

83.668

80.918

80.668

Bijdrage NBTC

9.755

10.439

10.169

9.869

10.169

9.419

9.169

Overige bijdragen aan organisaties

3.251

6.184

6.061

6.061

6.061

6.061

6.061

Economische ontwikkeling en technologie

6.237

2.272

5.514

6.367

3.088

5.088

10.868

EU-cofinanciering JTF

17

20.106

17.730

16.331

5.156

4.156

156

Faciliteiten toegepast onderzoek TO2 en RKI

 

8.025

43.250

112.250

59.250

101.250

1.250

NGF - projectNXTGEN Ruimtevaart

 

7.402

9.730

8.289

6.853

5.504

3.683

        

Storting begrotingsreserve

21.117

0

0

0

0

0

0

Storting reserve BMKB

20.273

      

Storting reserve MKB financiering

844

      
        

Ontvangsten

1.004.318

362.463

258.597

278.503

154.821

121.439

134.156

Luchtvaartkredietfaciliteit

2.447

1.809

863

    

Rijksoctrooiwet

51.954

47.041

45.966

47.066

45.966

45.916

47.666

Eurostars

5.011

4.250

4.250

4.250

4.000

4.000

4.000

F-35

5.399

10.576

10.576

10.576

10.576

10.576

10.576

Diverse ontvangsten

23.012

1.754

1.242

1.244

1.246

1.247

1.247

Bedrijfssteun

21.425

43.033

41.700

40.367

39.033

5.700

16.667

Noodloket (TOGS)

186

      

Tegemoetkoming vaste lasten

275.539

200.000

     

Tegemoetkoming vaste lasten starters

191

      

BMKB

22.684

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

Onttrekking reserve Klein Krediet Corona

8.847

      

Klein Krediet Corona

80

      

Ontvangsten verduurzaming industrie

       

Groeifaciliteit

2.053

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Onttrekking reserve Groeifaciliteit

867

      

SEG

373

      

Garantie Ondernemingsfinanciering

16.038

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

Onttrekking reserve GO

81.752

      

Tegemoetkoming Energiekosten

  

100.000

    

MKB financiering

913

      

Brexit Adjustment Reserve

485547

  

121.000

   
Tabel 19 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

5.290.398

5.380.227

2.912.997

2.600.915

2.505.820

2.502.298

2.414.851

waarvan garantieverplichtingen

333.583

1.250.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

waarvan overige verplichtingen

4.956.815

4.130.227

1.662.997

1.350.915

1.255.820

1.252.298

1.164.851

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 20 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2024

juridisch verplicht

59%

bestuurlijk gebonden

20%

beleidsmatig gereserveerd

21%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Juridisch verplicht

  • Subsidies (regelingen): Een groot van de subsidie-instrumenten is juridisch verplicht; voorbeelden zijn bijdrages aan ROM’s, Invest-NL en een aantal NGF-projecten.

  • Leningen: Het instrument Qredits is juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan ZBO's/RWT's: De bijdragen aan TNO en NWO-TTW zijn juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: De kasbudgetten voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties zijn grotendeels juridisch verplicht. Voorbeelden van juridisch verplichte instrumenten zijn Ruimtevaart (ESA) en EU-cofinanciering JTF.

Bestuurlijk gebonden

  • Subsidies (regelingen): Een klein deel van de subsidies is bestuurlijk gebonden. Voorbeelden zijn diverse NGF-projecten en een deel van de IPCEI.

  • Opdrachten: Het budget van het instrument Samenwerking regio is bestuurlijk gebonden.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Een deel van deze kasbudgetten is bestuurlijk gebonden, bijvoorbeeld Internationaal Innoveren en Bijdrage NBTC.

Beleidsmatig gereserveerd

  • Subsidies (regelingen): Een klein deel van de subsidie-instrumenten is beleidsmatig gereserveerd; voorbeelden zijn MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) en bevorderen ondernemerschap.

  • Garanties: De verschillende garanties zijn beleidsmatig gereserveerd.

  • Opdrachten: Binnen de categorie opdrachten is een deel van het kasbudget beleidsmatig gereserveerd. Het instrument Onderzoek innovatie is hiervan een voorbeeld.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Enkele van deze kasbudgetten zijn beleidsmatig gereserveerd; een voorbeeld is het instrument Economische ontwikkeling en technologie.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De financiële beleidsinstrumenten van het bedrijvenbeleid richten zich op het realiseren van de geformuleerde strategische doelen. Bij de toelichting op de instrumenten worden de interventies daarom samenhangend per strategisch beleidsdoel beschreven. Voor elk van de strategische doelen wordt vervolgens, overeenkomstig de voorschriften, de indeling van de begrotingstabel naar aard van de financiële beleidsinterventie gehanteerd. Op die manier wordt zowel de inhoudelijke samenhang van verschillende instrumenten, alsook de aard van de financiële interventie zichtbaar gemaakt. Voor elk van de instrumenten worden kengetallen gepresenteerd. Een meer uitgebreide rapportage van kengetallen en indicatoren is te vinden op Bedrijvenbeleid in beeld. Voor elk instrument is een verwijzing opgenomen naar de relevante website.

Strategisch doel 1: Het stimuleren van innovatie met een grote impact op de economische en maatschappelijke vooruitgang en voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen

Tabel 21 Kengetallen behorend bij strategische doel 1

Kengetallen behorend bij strategisch doel 1

          
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

MIT1

         

RVO

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

662

1.206

1.287

1.434

1.422

1.693

1.846

1.594

n.n.b.2

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

61

86

83

96

106

112

119

112

n.n.b.

 

Eurostars

         

RVO

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

20

69

75

72

72

68

74

87

81

 

waarvan bedrijven

13

50

52

49

55

43

48

64

67

 

waarvan hightech MKB (%)

100%

96%

90%

98%

93%

88%

94%

95%

91%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)

7

32

28

30

36

30

33

40

39

 

Horizon2020

         

RVO/ EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

449

712

985

1.388

1.567

1.853

2.183

2.438

n.v.t.

 

waarvan bedrijven

298

500

713

1.003

1.148

1.378

1.625

1.855

n.v.t.

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

538

1.016

1.644

2.272

3.026

4.001

4.822

5.379

n.v.t.

 

waarvan aan bedrijven (%)

31%

28%

25%

27%

26%

25%

25%

24%

n.v.t.

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

8,1%

7,7%

7,5%

7,6%

7,6%

7,7%

7,6%

7,9%

n.v.t.

 

Horizon Europe3

         

RVO/ EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan Horizon Europe

       

39

806

 

waarvan bedrijven

       

8

527

 

Omvang Horizon EU-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

       

34,5

1.365

 

waarvan aan bedrijven (%)

       

5%

19,7%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

       

5,9%

9,0%

 

WBSO2

         

RVO

Aantal bedrijven (met S&O verklaring) dat gebruik maakt van WBSO

22.974

22.980

22.330

21.265

20.279

20.046

20.340

20.339

19.484

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.997

3.868

3.930

4.008

4.042

4.291

4.396

4.611

4.728

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O- NIET-loonuitgaven, x € 1 mln)

2.587

2.426

2.787

2.686

2.746

2.831

2.857

3.150

3.494

 

TO2

          

Klanttevredenheid Deltares

7,9

8,7

8,6

8,2

8,7

9,2

9,1

8,7

9,1

Deltares

Klanttevredenheid MARIN

9

8,8

8,9

9,1

9

8,9

9,2

9,1

9,6

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,7

8,8

8,7

8,7

8,7

8,7

8,7

8,9

8,9

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,3

8,4

8,6

8,6

8,8

8,7

8,9

8,9

8,9

TNO

Kennisbenutting Deltares

 

96%

97%

93%

95%

88%

82%

96%

93%

Deltares

Kennisbenutting Marin

 

97%

100%

100%

100%

97%

100%

100%

100%

Marin

Kennisbenutting NLR

 

99%

99,5%

99%

96%

97%

98%

96%

98%

NLR

Kennisbenutting TNO

 

98%

98%

98%

99%

96%

97%

97%

97%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

          

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA4

552

121

121

136

160

179

193

208

218

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,14

1,02

1,18

1,16

1,11

1,13

1,07

1,095

1,08

ESA

X Noot
1

De kerncijfers voor de MIT over het jaar 2020 zijn gewijzigd, omdat eerder per abuis een aantal projecten van regio Oost uit 2019 was verwerkt in de cijfers, in plaats van de projecten uit 2020. Dit zorgde voor een incorrect beeld. Het aantal bedrijven dat deelneemt was 1840 en is nu gecorrigeerd naar 1846. De omvang van de ondersteunde private R&D-uitgaven is toegenomen van 116 naar 119 miljoen. Vanwege een kleine administratieve correctie is het aantal deelnemers van de MIT in 2021 bijgesteld naar 1.594.

X Noot
2

De cijfers van 2022 zijn nog niet beschikbaar. In de zomer van 2023 verwachten we de cijfers wel beschikbaar te hebben.

X Noot
3

Het Horizon 2020 programma is afgerond. Cijfers van opvolger Horizon Europe zijn inmiddels beschikbaar. Hiervan zijn cijfers van 2022 in het overzicht opgenomen. Peildatum voor de 2022-cijfers is 5 december 2022.

X Noot
4

Doordat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database valt de realisatiewaarde vanaf 2015 substantieel lager uit dan de referentiewaarde en de cumulatieve waarden tot en met 2014. De realisatiewaarde betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

X Noot
5

De gewogen returnfactor is 1,09 – dit is lager dan voor 2000 omdat met ESA medio 2020 afspraken zijn gemaakt over aanpassing van de rekenmethode met als resultaat dat de nominale contractwaarde in 2020 vergelijkbaar is met vorige jaren maar de gewogen waarde lager uitvalt; dit om de NL returnfactor reëler weer te geven.

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren

De regeling MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) richt zich op het bevorderen van innovatie bij het mkb. Ook stelt de regeling het mkb beter in staat zich via de Topsectoren aan te sluiten bij de door de Topsectoren opgestelde innovatieagenda’s, het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en de regionale innovatiestrategieën. Dit krijgt onder andere vorm door het stimuleren van samenwerking tussen MKB-bedrijven op het vlak van onderzoek, ontwikkeling en innovatie en het gebruik van publiek gefinancierde kennis door het mkb. De regeling wordt in samenwerking met de provincies uitgevoerd en gefinancierd. Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op de website van RVO.

Eurostars

Eurostars is een internationaal programma dat gezamenlijk gefinancierd wordt door de deelnemende landen en de EU. De regeling is met name gericht op het hightech-mkb en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en technologische ontwikkeling. Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op de website van RVO.

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

Innovatiestimulering en de transitie naar een koolstofarme economie zijn de hoofddoelen van de programma’s die worden gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), aansluitend bij de EU-beleidsdoelstellingen: 1. Een slimmer Europa - innovatieve en slimme economische transformatie; en 2. Een groener, koolstofarm Europa. Daarbij is het mkb de belangrijkste doelgroep. Voor projecten die bijdragen aan nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie, neemt EZK namens het Rijk de voor EFRO vereiste cofinanciering deels voor zijn rekening. Naast het Rijk dragen ook decentrale overheden en private partijen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten. Bij de projectselectie wordt aansluiting gezocht bij de agenda’s van de Topsectoren.

Programmaperiode 2014-2020Nederland heeft voor de periode 2014–2020 vanuit het EFRO middelen ontvangen voor vier landsdelige programma’s (€ 510 mln voor de programma’s Noord, Oost, Zuid en West samen) en voor vier programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking «INTERREG A» (in totaal € 309 mln voor Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën). EZK heeft voor cofinanciering een bedrag beschikbaar gesteld van € 92 mln voor de landsdelige programma’s en € 49 mln voor de INTERREG-programma’s. Het jaar 2023 is het laatste jaar waarin de projecten uitgevoerd kunnen worden. De administratieve afhandeling is voorzien in 2025.

In reactie op de COVID-19 crisis zijn de huidige EFRO-programma’s 2014-2020 met twee jaar verlengd middels REACT-EU. Nederland ontvangt in 2021 voor EFRO € 220,4 mln uit REACT-EU. De bestaande programma’s zijn inmiddels hiervoor aangepast en goedgekeurd door de EU, en ook hierbij is 2023 het laatste jaar voor de uitvoering van projecten. Uitgaven mogen, door de vier landsdelen die EFRO uitvoeren, worden besteed aan acties ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van hun economieën. Net als bij regulier EFRO is het mkb de belangrijkste doelgroep. De EZK-cofinanciering van in totaal € 30 mln bij de EFRO-middelen voor 2021 (uitvoering tot en met 2023) is gericht op projecten die bijdragen aan de nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en de energietransitie. Voor 2022 ontvangt Nederland € 120,7 mln uit REACT-EU. Bestuurlijke afspraak is dat het EFRO-aandeel hieruit naar landsdeel Oost gaat. Op basis hiervan heeft EZK € 8,2 mln aan rijkscofinanciering beschikbaar gesteld, dat landsdeel Oost aanwendt voor de programmaperiode 2021-2027.

Programmaperiode 2021-2027Voor de programmaperiode 2021-2027 zijn inmiddels nieuwe EFRO- en INTERREG-programma’s goedgekeurd door de Europese Commissie (EC). Deze programma’s zijn in uitvoering. Net als in de afgelopen programmaperiode zullen innovatiestimulering en de transities naar een koolstofarme/circulaire economie een belangrijk doel zijn in deze programma’s. In INTERREG-programma’s zal ook invulling worden gegeven aan andere EU-beleidsdoelstellingen, zoals het verminderen van de barrièrewerking van grenzen.

Voor de programmaperiode 2021-2027 ontvangt Nederland in totaal € 506 mln25 voor de vier landsdelige EFRO-programma’s (Noord, Oost, Zuid en West) en € 274 mln voor drie grensoverschrijdende INTERREG A programma’s (Duitsland-Nederland, Maas-Rijn (NL-BE-DE) en Vlaanderen-Nederland). Het programma Twee Zeeën houdt op te bestaan. EZK heeft voor cofinanciering een bedrag beschikbaar gesteld van € 99,4 mln voor de landsdelige programma’s en van € 49 mln voor de INTERREG-programma’s. Deze cofinanciering is in te zetten voor projecten die bijdragen aan nationale beleidsdoelen, bijv. projecten die passen bij het MTIB.

R&D mobiliteitssectoren

De subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren is aangekondigd in de Kamerbrief van 21 januari 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217) over het coronasteun- en herstelpakket. Deze regeling beoogt de teruggang in R&D-investeringen in de Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie, die het gevolg is van de coronacrisis, te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten. Tevens wordt hiermee een bijdrage geleverd aan transities op het gebied van duurzaamheid en digitalisering. De regeling is op 17 mei 2021 opengesteld, met een budget van € 150 mln. Aan 8 projecten van consortia van mkb, grootbedrijf en/of kennisinstellingen is subsidie toegekend, zoals vermeld in de Kamerbrief van 29 november 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 460). Deze projecten hebben een looptijd van 3 tot 4 jaar.

Startup-beleid

De rijksoverheid helpt ambitieuze ondernemers en startups die snel willen doorgroeien. Startups zijn jonge innovatieve, technologiegedreven bedrijven. Ze werken aan een schaalbaar verdienmodel en hebben internationale groeiambitie. Voor de uitvoering van de startup- en scale-up-agenda wordt in 2024 € 12,1 mln beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet voor het programma van TechLeap.NL, voor initiatieven vanuit het ecosysteem, en voor flankerend beleid van EZK, zoals het Netherlands Point of Entry en de RVO Fastlane.

Projecten Nationaal Groeifonds (NGF)

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

De middelen zijn gereserveerd ten behoeve van de monitoring, effectmeting en feitelijke onderbouwing van beleid (evidence based policy making), beleidsgerichte data-ontwikkeling, beleidsexperimenten en proefprojecten.

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) – Octrooicentrum Nederland

De bijdrage aan Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO, is bestemd voor de uitvoering van taken die bij, of op grond van, wetten of verdragen zijn opgedragen, zoals de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen, de vertegenwoordiging van Nederland in Europese en mondiale organisaties, de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995, evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Daarnaast geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting en advies aan bedrijven, kennisinstellingen, overheden en uitvinders. Doel is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming, om bedrijven te stimuleren om te innoveren, en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Bijdrage aan TNO

De Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) werkt samen met MARIN, Deltares, Wageningen Research en NLR in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2). EZK investeert samen met een aantal andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei en dat een bijdrage levert aan de publieke kennis op terreinen van maatschappelijk belang. TNO bestrijkt een breed onderzoeksgebied op het terrein van meerdere topsectoren, met name HTSM en energie. Daarnaast ontwikkelt TNO kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid en arbeid & gezondheid. Tevens voert TNO wettelijke onderzoekstaken uit op het terrein van de mijnbouwwet en basisregistratie ondergrond. 

Bijdrage aan NWO-TTW

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) financiert binnen het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) technisch-wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen. Met de bijdrage van EZK worden met name de Perspectiefprogramma’s gefinancierd, die zijn gericht op het Missiegedreven Innovatiebeleid.

Bijdrage aan medeoverheden

MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren regeling (MIT)

Dit betreffen de middelen voor de decentrale MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren regeling (MIT). De decentrale MIT-regeling wordt uitgevoerd door de provincies. Er is een apart instrument voor de decentrale MIT-regeling, aangezien EZK de middelen hiervoor rechtstreeks overheveld naar de provincies middels een specifieke uitkering. De landelijke MIT wordt uitgevoerd door RVO.nl. Voor meer informatie over deze regeling, zie de toelichting bij MIT onder ‘subsidies’.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

In het kader van het beleid voor Internationaal Innoveren is voor Nederlandse deelname aan publiek-private onderzoeksprogramma’s in Europees verband cofinanciering beschikbaar. Deze middelen worden ingezet voor Eureka (Eurostars, Global Stars, Eureka-clusters) en de Joint Undertaking Key Digital Technologies, dat is gelieerd aan Horizon Europe. Beide initiatieven ondersteunen innovatiesamenwerking van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen met partners uit de EU-lidstaten en EU-geassocieerde landen als partners buiten de EU. Op Volginnovatie.nl (https://www.rvo.nl/ onderwerpen/volg-innovatie) vindt u meer informatie over de ondersteunde projecten van Joint Technology Initiatives, Horizon Europe en Eureka.

PPS-toeslag

In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Het doel hiervan is om meer privaat-publieke samen­ werkingsprogramma’s (PPS) vanuit de onderzoekagenda’s van de Topsectoren te genereren, die zich daarbij richten op economische kansen van de maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën onder het MTIB. De TKI’s zijn daarbij programmerend en regisserend. Via de PPS-toeslagregeling kunnen TKI’s momenteel voor elke privaat ingelegde euro 30% toeslag verdienen voor onderzoek dat past binnen de onderzoekagenda’s van de Topsectoren. Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op www.rvo.nl/onderwerpen/volg-innovatie. In 2021 is de PPS-toeslagregeling geëvalueerd. De Tweede Kamer is op 30 september 2021 hierover geïnformeerd (Kamerstuk 33 009, nr. 101). In 2022 is de regeling vervolgens verlengd met vijf jaar, waarover de Tweede Kamer op 29 augustus 2022 is geïnformeerd (Kamerstuk  33 009, nr. 116). Hierin is aangekondigd dat de regeling op een aantal punten zal worden herzien, evenals in de Kamerbrief Innovatie en Impact (11 november 2022). Zoals eerder aangekondigd betreft de aanpassing de zogenaamde grondslag-systematiek. Deze zal worden vervangen door een vast budgetplafond per TKI op basis van de private inzet in het verleden. Dit is noodzakelijk gebleken voor de budgettaire beheersbaarheid van de regeling. De naam van de regeling zal daarom worden gewijzigd in ‘PPS-Innovatieregeling’. De aangepaste PPS-Innovatieregeling zal in het vierde kwartaal van 2023 worden gepubliceerd en begin 2024 in werking treden.

Toegepaste onderzoeksorganisaties (TO2)

De middelen zijn gereserveerd voor de financiering van onderzoek en onderzoeksfaciliteiten in het kader van de Topsectoren, maatschappelijke thema’s en de daarbij behorende missies, sleuteltechnologieën, en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid. Met de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (Staatscourant 2018, 5475) wordt bereikt dat het merendeel van de TO2-instellingen onder dezelfde voorwaarden de rijksbijdrage ontvangen. Naast TNO (zie "Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s") omvat TO2 de volgende instituten:

  • Deltares (Delta Research): Instituut op het gebied van deltatechnologie. Deltares levert ten behoeve van de overheid en de topsector Water en Maritiem bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken. De bijdrage aan Deltares bedraagt in 2024 ruim € 21 mln.

  • MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland): Instituut op het gebied van hydrodynamisch en nautisch onderzoek ten behoeve van schone, slimme en veilige schepen en een duurzaam gebruik van de zee. Het onderzoek van MARIN draagt bij aan de ambities van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Defensie en Economische Zaken en Klimaat en van de topsector Water en Maritiem. De bijdrage aan MARIN bedraagt in 2024 ruim € 7,5 mln.

  • NLR (Koninklijk Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium): Instituut op het gebied van militaire en civiele lucht- en ruimtevaart ten behoeve van de ministeries van Defensie, Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat en de topsectoren HTSM en Water en Maritiem. De bijdrage aan NLR bedraagt in 2024 ruim € 27,5 mln.

  • Wageningen-Research: De middelen voor deze TO2 zijn opgenomen in de begroting van het Ministerie van LNV.

Faciliteiten toegepast onderzoek TO2 en RKI

Met een financieringsimpuls van € 500 mln voor de periode tot 2031 beoogt dit instrument de achterstand in te lopen die in Nederland is ontstaan rond nieuwe onderzoeksfaciliteiten en de modernisering van bestaande faciliteiten. Het gaat hier om unieke en strategische, zowel instituutsgebonden (bijv. het onderzoek naar dierziektes of nieuwe zonnecellen) als ecosysteemdienende faciliteiten (bijv. voor testen en opschalen gericht op marktintroducties), en ook om nieuwe digitale onderzoeksmogelijkheden (Augmented Reality, Virtual Reality, Digital Twins) met de bijbehorende dataopslag en rekencapaciteit.

Topsectoren overig

Deze post bevat onder andere het beleidsondersteunend budget voor de topteams in het kader van het topsectorenbeleid. Ook vallen onder dit budget de middelen voor eventuele compensatie van de TO2-instituten.

Ruimtevaart (ESA)

Het ruimtevaartprogramma bestaat uit bijdragen aan verplichte programma’s en inschrijvingen in optionele programma’s van het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA). Tijdens de Ministeriële Conferentie 2022 van ESA is voor de periode 2023 tot en met 2025 de Nederlandse inschrijving bepaald. Daarvan draagt EZK voor € 300,5 mln bij voor deze drie jaar. Deze middelen vloeien terug naar Nederland via opdrachten aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ter realisatie van de onderscheiden ruimtevaartprogramma’s ("Geo Return"- systeem). Daarnaast kent het ruimtevaartprogramma een (beperkt) nationaal flankerend programma, waarin onder andere de interactie van bedrijven en kennisinstellingen met ESTEC wordt bevorderd. Ook wordt daarmee technologieontwikkeling en de benutting van satellietdata door overheden gestimuleerd. Uitvoering van het beleid is opgedragen aan het Netherlands Space Office (NSO).

Economische ontwikkeling en technologie

De veranderende geopolitieke omstandigheden vragen om keuzes in het innovatiebeleid om zo sterke, internationaal onderscheidende posities in het bedrijfsleven en de kennisinfrastructuur te creëren. Het kabinet heeft hiertoe een bedrag oplopend naar € 10 mln vanaf 2021 structureel beschikbaar gesteld om een aanzet te geven aan investeringen in sleutel­ technologieën, die ook naar voren komen in de Nationale Technologiestrategie. De middelen worden ingezet voor (meerjarige) samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of kennisinstellingen in nationaal of internationaal verband. Dat is nodig om in de verdere ontwikkeling, diffusie en opschalingsfasen concurrerend te zijn en te blijven ten opzichte van andere landen.

WBSO

De fiscale regeling WBSO is gericht op het stimuleren van Speur- en Ontwik­kelingswerk (S&O) door het bedrijfsleven, door het verlagen van de aan S&O gerelateerde kosten (loonkosten en overige kosten en uitgaven). Informatie over de toegekende WBSO-bedragen per provincie vindt u op Ondersteunde projecten door RVO | RVO.nl | Rijksdienst.

Strategisch doel 2: Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van een uitmuntend ondernemings- en vestigingsklimaat met optimale randvoorwaarden voor succesvol ondernemerschap

Tabel 22 Kengetallen behorend bij strategisch doel 2

Kengetallen behorend bij strategisch doel 2

          
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

BMKB1

         

RVO

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln (90%)

335

401

591

502

527

538

380

301

326

 

Totaal aantal verstrekte garanties

1.949

2.545

3.688

3.299

3.094

2.751

1.962

1.138

1.042

 

BMKB-Corona

         

RVO

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln (90%)

      

448

42

1

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

4.123

245

7

 

Groeifaciliteit

         

RVO

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

32

19

37

21

19

10

3

10

8

 

Totaal aantal verstrekte garanties

20

14

17

8

10

9

7

7

7

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)2

         

RVO

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

82

137

58

91

56

45

158

34

11

 

Totaal aantal verstrekte garanties

39

76

36

80

54

31

15

6

6

 

GO-Corona

         

RVO

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

      

572

91,3

2

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

92

14

1

 

Klein Krediet Corona3

         

RVO

Verstrekte garanties KKC, x € 1 mln (95%)

      

36

27

0,2

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

1.117

913

8

 

Qredits

         

Qredits

Aantal verstrekte kredieten4

1.192

1.373

1.750

2.238

3.557

4.277

4.988

4.155

3.835

 

Innovatie Attaché Netwerk

         

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

115

78

97

60

57

37

15

21

51

 

Klanttevredenheid

8,8

8,6

8,1

8,2

8

8,6

8,2

8,2

8,4

 

Netherlands Foreign Investment Agency

         

NFIA/RVO.nl

Projecten

187

207

227

224

248

268

180

265

211

 

Investeringsomvang (x € 1 mln)

3.185

1.765

1.467

1.227

2.755

4.105

1.443

2.074

3.819

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)

6.304

7.779

7.570

8.158

8.475

10.866

6.397

9.905

7.943

 

KvK

         

KvK

Waardering Kamer van Koophandel5

7,1

7,1

7,2

‒ 10

‒ 10

‒ 5

5

6

n.n.b.

 
X Noot
1

In 2019 is door EZK afgesproken dat voor de cijfers van de BMKB niet meer wordt uitgaan van 100% van het borgstellingskrediet, maar van 90% van het krediet, waar we daadwerkelijk borg voor staan. Dit is voor de hele reeks met terugwerkende kracht aangepast.

X Noot
2

De cijfers die eerder in de begrotingsindicator voor 2020 en 2021 waren ingevul waren nog gebasseerd op de cijfers van de fiatteringen. Het verschil komt dus doordat is er overgestapt van cijfers o.b.v. fiatteringen naar cijfers o.b.v. contracteringen.

X Noot
3

In 2020 is er door EZK afgesproken dat voor de cijfers van de KKC, net als bij de BMKB niet wordt uit gegaan van 100% borgstelling, maar van 95% van het krediet, waar we daadwerkelijk borg voor staan.

X Noot
4

Microkrediet, MKB-krediet, flexibele kredieten, achtergestelde leningen, lease en Carribean krediet. De cijfers voor 2019 en 2020 zijn geüpdatet.

X Noot
5

De waardering van KvK wordt sinds 2017 uitgedrukt als een Net Promotor Score (NPS). Een NPS score meet hoe klanten van de KvK producten of diensten aanbevelen bij collega’s of zakenrelaties en wordt berekend als het verschil tussen het percentage promotors (score hoger dan 9) en criticasters (score lager dan 6). De NPS zelf wordt niet uitgedrukt als een percentage, maar als een absoluut getal. Een score van -5 geeft aan dat een score boven 9 dus 5 procentpunt minder is gegeven dan een score onder 6. Het cijfer in 2020 en 2019 heeft betrekking op Informatie & Advies.

Subsidies

Bevorderen ondernemerschap

Deze middelen zijn gereserveerd voor diverse initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap, zoals de ondersteuning van de digitalisering van het mkb, de facilitering van het "Techniekpact", het stimuleren van ondernemerschapsonderwijs en het bijstaan van ondernemers in financiële moeilijkheden via onder meer het Ondernemersklankbord.

Bijdrage aan ROM’s

Met deze middelen worden de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) ondersteund: NOM (Noord-Nederland), BOM (Noord-Brabant), LIOF (Limburg), Oost NL (Gelderland en Overijssel), Innovation Quarter (Zuid-Holland), Impuls Zeeland (Zeeland), ROM Regio Utrecht (Utrecht), Horizon Flevoland (Flevoland) en ROM InWest (Noord-Holland). Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorenbeleid en ander generiek beleid en daarnaast om de samenwerking tussen het (innovatieve) mkb en kennisinstellingen in de regio te bevorderen. In juli 2022 is de evaluatie van de ROM’s over de periode 2016-2020 aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 32 637, nr. 502, bijlage 1). In algemene zin schetst de evaluatie een positief beeld van de toegevoegde waarde van de ROM’s, waarbij de meerwaarde vooral zit in de geïntegreerde aanpak van investeren, innoveren en internationaliseren in de regio, waarbij verbindingen met landelijk beleid worden georganiseerd. In de Kamerbrief (Kamerstuk 32 637, nr. 502) is aangegeven hoe de aanbevelingen uit de evaluatie worden opgevolgd.

Invest-NL

In 2023 en volgende jaren is € 11,6 mln beschikbaar voor projectontwikkeling door de Business Development dochter van Invest-NL. Naast het verstrekken van financiering aan ondernemingen, heeft Invest-NL ook als taak het ontplooien van ontwikkelactiviteiten en het aangaan van samenwerking met nationale en internationale promotionele instellingen. Deze activiteiten dienen marktfalen te bestrijden, zodat er meer rendabele financieringsmogelijkheden ontstaan voor marktpartijen.

Tegemoetkoming Vaste Lasten mkb (TVL)

De TVL bood bedrijven die hard geraakt waren door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus een tegemoetkoming voor de vaste lasten. De TVL voor het eerste kwartaal van 2022 was de laatste TVL-openstelling.

Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK)

Op basis van het gebruik van de subsidieregeling Tegemoetkoming energiekosten mkb in de afgelopen maanden wordt de raming van de TEK in 2023 neerwaarts bijgesteld. De verwachting is dat in totaal € 230 mln voor de TEK benodigd zal zijn, waarvoor € 330 mln in 2023 zal worden bevoorschot.

Europees Defensie Fonds cofinanciering

Het Europese Defensie Fonds (EDF) ondersteunt sinds 2021 de ontwikkeling van militaire capaciteiten van de lidstaten en versterkt de Europese Defensie Industrie. Het fonds draagt financieel bij aan de ontwikkeling van kennis en technologie bij Europese bedrijven en kennisinstellingen, die uiteindelijk geïntegreerd kunnen worden in defensieplatformen of -(sub)systemen. De Europese defensiemarkt is een imperfecte markt met een ongelijk speelveld. Door financiële ondersteuning van Nederlandse bedrijven in EDF-projecten wordt het kennisniveau en innovatie-ecosysteem van de Nederlandse defensie-industrie versterkt en worden investeringen gestimuleerd. Het draagt bij aan het realiseren van de ambitie in de Defensie Industrie Strategie (2018) dat Nederland tot de top 10 van landen die gebruik maken van het EDF behoort.

Herstructurering winkelgebieden

Het kabinet investeert de komende jaren € 100 mln in het realiseren van toekomstbestendige winkelgebieden en in vitale binnensteden. Met de Regeling specifieke uitkering Impulsaanpak winkelgebieden kunnen gemeenten een specifieke uitkering ontvangen voor de gebiedsgerichte en integrale herstructurering en transformatie van (delen van) centrale winkelgebieden en binnenstedelijke winkelstraten. De eerste openstellingsronde had een beschikkingsruimte van € 22 mln en is in mei 2022 opengesteld. In totaal volgen vier openstellingen waarmee naar verwachting ongeveer 40 projecten worden ondersteund.

Ruimte voor Economie/ Bedrijventerreinen

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werkt aan een nationaal programma Ruimte voor economie dat na de zomer van 2023 wordt gepubliceerd. Doel van het programma is het borgen van voldoende fysieke ruimte voor bedrijven op de juiste plek in kwantitatief en kwalitatief opzicht.

Het doel is om verduurzaming en herontwikkeling van bedrijventerreinen een impuls te geven en ervaring opdoen met het anders organiseren en financieren van het verduurzamen, toekomstbestendig maken en herontwikkelen van bestaande terreinen.

Overige subsidies

Deze middelen worden aangewend voor onder andere de bijdragen aan Nederland Maritiem Land (NML) voor Maritieme Innovatie Impulsprojecten en aan Stichting Toekomstbeeld der Techniek.

Leningen

Qredits

In de categorie leningen vallen ook de uitgaven aan het beleidsinstrument «Qredits» ten behoeve van micro- en mkb-kredieten voor kleine en startende ondernemers met een haalbaar ondernemingsplan die geen toegang hebben tot het reguliere financiële circuit. Daarnaast biedt Qredits coaching en begeleiding aan. De afgelopen jaren heeft de Staat aan Qredits een langlopende lening van € 45 mln verstrekt en garantieruimte van € 130 mln om micro- en mkb-krediet te kunnen verstrekken.Daarnaast voert Qredits voor de Staat ook de TOA-faciliteit uit. Dit is een krediet gericht op mkb-ondernemers die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), hun bedrijf willen doorstarten in de periode 2021-2024. Hiervoor is € 200 mln aan Qredits ter beschikking gesteld.

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB maakt mogelijk dat bedrijven met te weinig zekerheden (onderpand) toch financiering kunnen krijgen, doordat de overheid borg staat voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De overheidsborg bedraagt 90% van het borgstellingskrediet van 50% van het totaal verstrekte krediet (voor starters en innovatieve bedrijven gelden in verhouding hogere borgstellingskredieten ten opzichte van het totaal verstrekte krediet). De kredietverstrekker kan, mocht dat nodig zijn, voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Het kabinet heeft in 2017 besloten de BMKB permanent open te stellen voor niet-bancaire partijen (Kamerstuk 32 637, nr. 286). Het gebruik van de regeling hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven, ontwikkeling van de conjunctuur en risicobereidheid van financiers. De raming betreft de verwachte schades die kredietverstrekkers bij EZK declareren als kredieten niet terug kunnen worden betaald. Tegenover de schades staan premies en ontvangsten bij uitwinning van faillissementen. In de budgettaire tabel is een splitsing gemaakt tussen de werkelijke schadebetalingen en stortingen in de begrotingsreserve BMKB. De BMKB is in 2022 geëvalueerd en naar aanleiding daarvan verlengd. Het totale garantieplafond voor de BMKB (inclusief BMKB-Groen) in 2024 bedraagt € 765 mln. De BMKB-corona (BMKB-C) module is vervallen op 30 juni 2022. Wel is er nog een kasbuffer aangehouden voor eventuele schades.

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen – zoals aandelenkapitaal van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken – en is vooral gericht op de groei- en expansiefase van een bedrijf of voor opvolging/overnames. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen en banken vallen tot maximaal € 25 mln per financier onder de garantieregeling. In totaal kan er voor € 50 mln per bedrijf onder garantie worden gebracht. De garantie van de overheid bedraagt 50%. Financiers betalen een premie voor het gebruik van de garantie, de regeling is kostendekkend. De Groeifaciliteit heeft een looptijd tot 1 juli 2024.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO geeft financiers de mogelijkheid om een garantie van 50% van de overheid te verkrijgen, indien zij vanwege het risicoprofiel niet zelfstandig of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Jaarlijks kan voor maximaal € 400 mln aan garanties worden verleend, waarbij het gebruik afhankelijk is van de conjuncturele ontwikkeling. Het geraamde bedrag betreft de verwachte schades op de regeling. Tegenover de schades staan premieontvangsten en ontvangsten bij uitwinning van faillissementen. De GO is kostendekkend. Het totale garantieplafond voor de GO in 2024 bedraagt € 400 mln. De GO-corona (GO-C) module is vervallen op 30 juni 2022. Wel is er nog een kasbuffer aangehouden voor eventuele schades.

Opdrachten

Caribisch Nederland

Het budget betreft onder meer de uitgaven voor de Rijksdienst Caribisch Nederland en de kosten van statistisch en beleidsonderzoek door onder andere het CBS voor Caribisch Nederland.

Regeldruk

Werkbaarheid, proportionaliteit en het zoveel mogelijk beperken van regeldruk van zowel voorgenomen als bestaande regelgeving staan centraal. Een belangrijke bouwsteen in het nieuwe regeldrukprogramma is om heel meetbaar de balans op te maken wat de regels zijn waar een ondernemer in de praktijk mee te maken krijgt, tegen welke knelpunten hij aanloopt en wat het kost aan lasten. Dat wordt meetbaar gemaakt op het niveau van de individuele ondernemer. Hiervoor wordt een domein- of sectorgerichte aanpak geïntroduceerd met specifieke reductiedoelstellingen. Daarnaast is er meer aandacht voor betere werkbaarheid van regelgeving door uitbreiding van de MKB-toets, uitbreiding van het mandaat voor het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en meer aandacht voor regeldruk als gevolg van lokale en Europese regelgeving.

Budget samenwerking regio

Dit budget heeft als doel de uitwisseling van ervaringen en kennis tussen Rijk en regio te stimuleren, en verbindingen te realiseren door partijen samen te brengen rondom EZK-thema’s als innovatie, ondernemerschap, digitalisering en ruimte voor economische activiteiten.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan RVO.nl – Innovatie Attachés (IA)

De Innovatie Attachés, onderdeel van RVO.nl, werken in opdracht van EZK in veertien landen vanuit ambassades en consulaten. Zij leveren kennis en informatie over ontwikkelingen en trends op het terrein van innovatie, technologie en wetenschap in het buitenland, creëren verbindingen tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden, en bevorderen daarmee de internationale innovatiesamenwerking ten behoeve van het Nederlandse concurrentievermogen. Door innovatiesa­ menwerking komt voor de betrokken partijen de beste kennis en kunde beschikbaar, worden lange termijn relaties gesmeed en handels- en investeringsrelaties versterkt. Zo werken de Innovatie Attachés samen met de NFIA aan de acquisitie van buitenlandse R&D. De Innovatie Attachés zijn voorts actief betrokken bij de beleidsvorming en -uitvoering op het gebied van open strategische autonomie en economische veiligheid en bij de internationalisering van NGF-projectvoorstellen.

Bijdrage aan RVO - Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA)

De bijdrage van de NFIA is erop gericht om investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland te stimuleren. De NFIA ondersteunt buitenlandse bedrijven die zich willen vestigen in Nederland of die hier willen uitbreiden bij hun investeringsbeslissing. Tevens coördineert de NFIA de samenwerking met regionale partijen binnen het Invest in Holland netwerk en heeft het een signaalfunctie naar beleid over actuele ontwikkelingen in het vestigingsklimaat. De NFIA focust zich op het aantrekken van buitenlandse bedrijven die juist ook bijdragen aan versterking van de innovatie-ecosystemen (samen met het IA-netwerk) en de verduurzaming en digitalisering van de Nederlandse economie. De dienstverlening voor buitenlandse bedrijven bestaat onder meer uit informatievoorziening, praktische assistentie en introductie bij relevante partijen.

Bijdrage aan RVO – uitvoering instrumentarium

Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de financierings- en innovatie-instrumenten (zoals MKB Innovatiestimulering Topsectoren, Eurostars, Internationaal Innoveren, PPS-toeslag, WBSO, BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering). Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten, de organisatie van innovatiemissies en het terugontvangen van kredieten.

Bijdrage aan Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

Met deze bijdrage verzorgt de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) de uitvoering, het toezicht en de handhaving van de bepalingen uit de Wet ruimtevaartactiviteiten. Het gaat om werkzaamheden die voortkomen uit aanvragen, toetsen en eventueel afgifte van een ruimtevaartvergunning, registreren van ruimtevaartvoorwerpen, deelname aan internationale gremia, en adviseren en voorlichting geven over ruimtevaartactiviteiten. Het wettelijke toezicht heeft betrekking op de afgifte van ruimtevaartvergunningen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel (KVK) voert wettelijke taken uit in het kader van ondernemerschapsbeleid: beheren van het Handelsregister, voorlichting en regiostimulering, innovatiestimulering en de ontwikkeling en het beheer van het digitale en de fysieke ondernemersplein(en). Daarnaast beheert KVK in het kader van het Wwft-beleid de registers van uiteindelijk belanghebbenden van juridische entiteiten en constructies zoals trusts.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Bijdrage NBTC

EZK stelt op basis van meerjarenafspraken budget beschikbaar voor het Nederlands Bureau van Toerisme en Congressen (NBTC) voor bestemmingsmanagement, waaronder internationale «branding», ontwikkeling van aanbod, kennis en data, spreiding van toeristen en congressenwerving.

Overige bijdragen aan organisaties

Dit betreft onder meer de bijdrage aan het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de Staat van het MKB en de Koning Willem I Stichting (€ 0,37 mln, waarvan € 0,07 mln wordt bijgedragen door IenW).

Industriële participatie – Commissariaat Militaire productie

EZK werkt aan het versterken, beschermen en (internationaal) positioneren van een hoogwaardige en concurrerende Nederlandse defensie- en veiligheid (gerelateerde) industrie. De Defensie Industrie Strategie (2018) presenteert de gewenste Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis (DTIB) en geeft aan welke kennis, technologie en industriële capaciteiten zoveel als mogelijk nationaal moeten worden verankerd om de wezenlijke belangen van nationale veiligheid te kunnen beschermen. De defensiemarkt kenmerkt zich door een hoge kennisintensiteit en vraag naar innovatieve oplossingen, maar op de internationale defensiemarkt ontbreekt het aan een gelijk speelveld. Bovendien zullen de geopolitieke spanningen, in het bijzonder de oorlog in Oekraïne, leiden tot meer investeringen in Nederland en de EU op defensiegebied. Aan de ene kant zullen Defensiebudgetten toegroeien naar de NAVO-norm van 2% van het BBP en aan de andere kant zal de samenwerking binnen Europa op het gebied van defensie intensiveren. Een vitale Nederlandse Defensiesector is nodig voor onze eigen veiligheid en om een bijdrage te kunnen leveren aan de Europese veiligheid. EZK zet het industrieel participatiebeleid in om enerzijds de Nederlandse DTIB verder te versterken en anderzijds om Nederlandse defensiebedrijven en kennisinstituten te positioneren binnen de veelal gesloten en op nationaal niveau georganiseerde Europese en trans-Atlantische toeleveringsketens van ontwikkeling, productie en instandhouding van defensiematerieel. Gerichte inzet van industrieel participatiebeleid is van belang voor het beschermen van nationale veiligheidsbelangen en draagt bij aan het openen van internationale toeleveranciersketens, waarmee EZK een gelijker speelveld op de internationale defensiemarkt bevordert.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid;

  • Fiscale regeling aandelenoptierechten.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 23 Fiscale regelingen 2022–2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)
 

2022

2023

2024

FOR aftrek

222

22

1

FOR belaste afneming

‒ 117

‒ 124

‒ 125

Zelfstandigenaftrek

1.626

1.323

1.069

Extra zelfstandigenaftrek starters

115

120

130

Meewerkaftrek

7

6

6

Stakingsaftrek

17

17

18

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

4

4

4

Willekeurige afschrijving starters

7

8

8

Doorschuiving stakingswinst

311

325

349

Mkb-winstvrijstelling

2.262

2.337

2.327

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

20

20

21

Innovatiebox

2.390

2.860

2.953

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

448

523

539

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

567

567

556

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.297

1.437

1.446

Verlaagd btw-tarief Logiesverstrekking

710

1.265

1.375

Kleineondernemersregeling

275

311

334

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers2

748

953

1.100

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers3

1.030

1.089

1.198

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer4

22

29

30

X Noot
1

[-] = Regeling is in dat jaar niet van toepassing.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

X Noot
4

OVB = Overdrachtsbelasting

Toelichting op de ontvangsten

Rijksoctrooiwet

De ontvangsten Rijksoctrooiwet 1995 betreffen de ontvangsten van Octrooicentrum NL, uit hoofde van procedure- en instandhoudingtaksen op basis van de Rijksoctrooiwet 1995. Daarin zijn begrepen de instandhoudingstaksen voor Europese octrooien, waarvoor geldt dat de hiervoor geraamde ontvangsten de helft zijn van de feitelijke ontvangsten uit taksen. De andere helft wordt afgedragen aan het Europees Octrooibureau.

CO2-heffing industrie

Het betreft hier de geraamde ontvangsten van de CO2-heffing Industrie die door de Nederlandse Emissieautoriteit wordt uitgevoerd. De ontvangsten vanuit de heffing zijn vooralsnog geraamd op nul, daar de verwachting is dat de Industrie de heffing voorblijft door tijdig CO2 te reduceren, conform het gestelde reductiepad.

Eurostars

De ontvangsten Eurostars betreffen de Europese bijdrage aan Eurostars-projecten. De bijdrage bedraagt 25% van de nationale bijdrage.

F-35

De ontvangsten F-35 betreffen de geraamde afdrachten door de defensie-industrie aan de Staat. Op basis van de medefinancieringsovereenkomst over de deelname van Nederland aan de ontwikkeling van de F-35 draagt de industrie 2% over de gerealiseerde omzet voor ontwikkeling en onderhoud van de F-35 af aan EZK.

Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK)

De geraamde terugontvangsten voor de TEK in 2024 worden verlaagd van € 150 mln naar € 100 mln.

BMKB, Groeifaciliteit, GO

De ontvangsten voor de BMKB, Groeifaciliteit en Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) betreffen de premie-inkomsten in het kader van de verstrekte garanties. Bij de BMKB is daarnaast ook sprake van ontvangsten als gevolg van uitbetaalde maar later afgewezen verliesdeclaraties.

Brexit Adjustment Reserve De EU heeft geld beschikbaar gesteld om organisaties die op een negatieve manier geraakt zijn door Brexit te ondersteunen. Het betreft in totaal € 886 mln, dit is inclusief € 22 mln aan uitvoeringskosten. Op 1 maart 2023 is besloten tot een overheveling van € 280 mln naar de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF). Het bedrag aan resterende beleidsmiddelen voor de Brexit Adjustment Reserve (BAR) komt daarmee op circa € 584 mln. Hiervan is € 485 mln in 2022 ontvangen. In 2025 zal het laatste bedrag van € 121 mln worden ontvangen. EZK is als Management Autoriteit verantwoordelijk voor het beheer en de financiële verantwoording van de regeling aan de EU. De ontvangsten van de BAR worden daarom volledig op de EZK-begroting geraamd. Voor de bedrijfslevenregeling van de BAR die EZK uitvoert is in 2022 (€ 188 mln) en 2023 (€ 62 mln) budget beschikbaar. De overige onderdelen van de BAR vallen onder de ministeries van LNV en FIN.

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn bedoeld om inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserves wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB (inclusief de BMKB-C), de BMKB-Groen, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (inclusief de GO-C), de Groeifaciliteit (GF), de garantieregeling Klein Krediet Corona (KKC) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De BMKB, BMKB-G, GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten in principe toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

Tabel 24 Stand begrotingsreserves per 31 december 2022 (bedragen x € 1 mln)

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

€ 218,80

100%

Borgstelling MKB-kredieten Groen (BMKB Groen)

€ 16,20

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

€ 207,90

100%

Groeifaciliteit

€ 66,80

100%

Garantie MKB-faciliteiten

€ 21,80

100%

Klein Krediet Corona (KKC)

€ 15,90

100%

Budgetflexibiliteit begrotingsreserves

BMKB

De begrotingsreserve dient ertoe om een discrepantie in de tijd tussen ontvangsten en uitgaven te verevenen en als buffer voor het niet-kostendekkende deel van de regeling. Het uitstaand obligo van de BMKB was ultimo 2022 circa € 218,8 mln (inclusief de BMKB-C € 76,3 mln) en van de BMKB Groen € 16,2 mln, waarmee de volledige begrotingsreserve juridisch verplicht is.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifaciliteit (GF)

Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Groeifaciliteit is sprake van in opzet kostendekkende regelingen. Bij deze regelingen dient de begrotingsreserve ertoe de discrepantie in de tijd tussen ontvangsten en uitgaven te verevenen. Bij deze regelingen kunnen relatief grote verliesdeclaraties worden ingediend, die de omvang van de in enig jaar te ontvangen provisies te boven gaan. Voor die situaties is het nodig een forse begrotingsreserve aan te houden om deze tegenvallers binnen de begroting te kunnen accommoderen. Het uitstaande obligo voor deze regelingen was ultimo 2022 € 207,9 mln (GO) (inclusief de GO-C € 65,7 mln) en € 66,8 mln (GF), waardoor de volledige reserves voor deze regelingen juridisch verplicht zijn. De omvang en benutting van de begrotingsreserves worden betrokken bij de evaluatie van deze regelingen.

MKB-faciliteiten

Dit betreft de begrotingsreserve ten behoeve van de fundinggaranties in het kader van het Aanvullend actieplan MKB-financiering. De begrotingsreserve dient ertoe de discrepantie in de tijd tussen de premieontvangsten en de uitgaven te verevenen. Het uitstaand obligo ultimo 2022 van deze garanties is € 21,8 mln, waarmee de volledige voorziening juridisch is verplicht.

Klein Krediet Corona

Dit betreft de begrotingsreserve ten behoeve van de garantieregeling Klein Krediet Corona (KKC). De begrotingsreserve dient ertoe de discrepantie in de tijd tussen de premieontvangsten en de uitgaven te verevenen. Het uitstaand obligo ultimo 2022 van deze garanties is € 15,9 mln, waarmee 100% van de voorziening juridisch is verplicht.

Voorgenomen stortingen of onttrekkingen begrotingsreserves

Tabel 25 Overzicht geraamd verloop Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

218,8

  

218,8

  

218,8

Tabel 26 Overzicht geraamd verloop Borgstelling MKB-kredieten Groen (BMKB Groen) (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

16,2

  

16,2

  

16,2

Tabel 27 Overzicht geraamd verloop Garantie Ondernemersfinanciering(GO) (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

207,9

  

207,9

  

207,9

Tabel 28 Overzicht geraamd verloop Groeifaciliteit (GF) (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

66,8

  

66,8

  

66,8

Tabel 29 Overzicht geraamd verloop MKB-faciliteiten (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

21,8

  

21,8

  

21,8

Tabel 30 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC) (x € 1 mln)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

15,9

  

15,9

  

15,9

Op basis van de daadwerkelijke verliesdeclaraties en premieontvangsten wordt ultimo boekjaar bepaald of voor deze reserves een aanvullende onttrekking of storting aan de reserves dient plaats te vinden. Dit geldt voor de begrotingsreserves van de BMKB, BMK Groen, GO, GF, MKB-faciliteiten en KKC. Op dit moment zijn deze stortingen of onttrekkingen nog niet precies te ramen.

Strategisch doel 3: Het faciliteren van de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie

Verduurzaming Industrie

Ter bevordering van CO2-reducerende maatregelen in de industrie is vanuit het klimaatakkoord en de bijbehorende Klimaatenveloppe voor de industrie jaarlijks € 85 mln beschikbaar gesteld op de begroting van EZK (via de begroting van IenW wordt daarnaast € 15 mln beschikbaar gesteld). Deze middelen worden in 2024 op hoofdlijnen als volgt besteed:

  • Waterstof : Vanuit de Klimaatenveloppe voor de industrie wordt in 2024 ca. € 15 mln bijgedragen aan de DEI+ (op art 4 van de EZK begroting) voor energie-innovatie projecten op het gebied van waterstof.

  • CCUS: € 15 mln voor haalbaarheidsstudies, Front End Engineering Design (FEED)-studies en CC(U)S-pilots om hiermee de toepassing van CC(U)S-technologieën in de gehele CC(U)S-keten (afvang, transport, hergebruik en opslag van CO2) of in delen van de keten, te testen en/of te demonstreren in een praktijkomgeving of industriële omgeving.

  • CO2-reductie industrie: € 55 mln voor pilot- en demonstratieprojecten voor versnelling van kosteneffectieve CO2-reductie in de industrie, veelal via de DEI+-regeling. Een deel van de middelen is bestemd voor haalbaarheidsstudies onder de bestaande regeling Topsector energiestudies industrie (TSE).

Verder vindt onder dit instrument de uitfinanciering plaats van de bestaande regeling Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) en de reguliere openstellingen van deze regeling tot en met 2022.

Op grond van de Klimaatwet stuurt het kabinet jaarlijks op de vierde donderdag in oktober een Klimaatnota naar de Tweede Kamer.

Urgenda maatregelen Industrie

Het betreft hier begroting van uitgaven voor enkele specifieke maatregelen en projecten bij individuele bedrijven gericht op versnelde CO2-reductie (equivalenten) in het kader van Urgenda, en uitfinanciering daarvan.

Investeringen Verduurzaming Industrie – Klimaatfonds

De Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie regeling (VEKI) is met name gericht op de uitrol van bewezen CO2-reducerende technologie voor proces-efficiency en energiebesparing met een terugverdientijd van meer dan 5 jaar. Ook het MKB maakt hier veel gebruik van. De regeling wordt in 2024 voortgezet en geïntensiveerd, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds voor 2024 en verder.

In 2024 wordt naar verwachting voor het eerst de nieuwe Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) opengesteld, mede ten behoeve van de in het Coalitieakkoord afgesproken maatwerkaanpak voor de 10 tot 20 grootste uitstoters, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds. De NIKI is gericht op grotere CO2-reducerende projecten met alternatieve technologie die niet in de bestaande regelingen passen, vaak vanwege het unieke karakter. Projecten die net als bij de SDE++-regeling operationele ondersteuning nodig hebben, zoals elektrisch kraken of groene chemie.

Ook zijn vanuit het Klimaatfonds vanaf 2024 extra middelen beschikbaar gesteld voor de TSE haalbaarheidstudies industrie.

Maatwerkaanpak Industrie - Klimaatfonds

In 2024 wordt de Maatwerkaanpak Industrie voortgezet met het oog op additionele CO2-reductie bij de top 20 grootste uitstoters. Hiertoe zijn vanuit het Klimaatfonds programmamiddelen beschikbaar gesteld vanaf 2024. Deze middelen worden ingezet voor tijdelijke extra capaciteit ten behoeve van de dealteams die de maatwerkafspraken maken, inhuur van externe expertise voor onder meer due diligence onderzoeken, de externe Adviescommissie maatwerkafspraken industrie en tijdelijk extra uitvoeringscapaciteit bij de Omgevingsdiensten voor de vergunningsprocedures van maatwerkbedrijven.

EU-Cofinanciering Fonds voor een Rechtvaardige Transitie (JTF)

Dit fonds zal zich vooral richten op de economische diversificatie van de, door de klimaattransitie, zwaarst getroffen gebieden en op de omscholing en actieve inclusie van de werknemers en werkzoekenden in deze gebieden. De middelen zullen worden toebedeeld op COROP-niveau. EZK neemt de voor JTF vereiste cofinanciering deels voor zijn rekening voor projecten die bijdragen aan nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en de energietransitie, waarbij aansluiting wordt gezocht bij het Missiegedreven Topsectoren-en Innovatiebeleid (MTIB) en het nationale Klimaatakkoord. De cofinanciering door EZK bedraagt € 60 mln verplichtingenbudget in 2023, waarvan de kasuitgaven zijn geraamd in de periode 2023-2027. Ook decentrale overheden en private partijen zullen bijdragen aan cofinanciering van JTF-projecten.

MVO & MVI

Om bedrijven te adviseren over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), en hen hiertoe ook te stimuleren en hun inzet te monitoren, besteedt EZK € 367.000 aan een pilot om MVO-eisen te integreren aan het bedrijfsleveninstrumentarium. Daarnaast draagt EZK € 243.000 bij aan het Nationaal Actieplan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2021-2025 om de inkoopkracht van alle overheden te gebruiken ten gunste van mens, milieu en klimaat.

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

A. Algemene doelstelling

Het Toekomstfonds is onderdeel van het bedrijvenbeleid zoals beschreven in artikel 2 en richt zich op het vergroten en beschikbaar stellen van (risico)financiering voor bedrijven en onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties. Het beoogt de innovatiekracht van Nederland te versterken en mogelijk te maken door het beschikbaar stellen van financiering voor het innovatief en snelgroeiend mkb en voor fundamenteel en toegepast onderzoek. Om de toegang tot risicokapitaal te faciliteren zet EZK met het Toekomstfonds diverse instrumenten in, zoals de regeling Vroegefasefinanciering (VFF), Seed Capital en de Dutch Venture Initiatieven (DVI). Ook de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn ondergebracht in het Toekomstfonds.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZK is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven, en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemings- en vestigingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek (zie artikel 2). Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de minister een financierende en faciliterende rol, zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting.

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie waaronder ten behoeve van kennisbenutting (valorisatie); zie tevens artikel 2;

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.

Om – aanvullend op de begroting – het parlement te informeren over de voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidswijzigingen

Op het terrein van startups en mkb-financiering staat 2023 in het teken van de evaluaties van verschillende regelingen binnen het Toekomstfonds, waaronder de regelingen Seed Capital, Vroegefasefinanciering (VFF) en het Dutch Venture Initiative (DVI). In 2024 worden de uitkomsten van deze evaluaties aan de Kamer aangeboden.

Voor de VFF-regeling geldt dat de regionale module, die in 2021 werd geïntroduceerd voor de periode 2021-2023, wordt voortgezet in 2024.

Op het terrein van investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek is het voornemen dat in 2024 de eerste middelen beschikbaar worden gesteld aan samenwerkingsverbanden tussen een mkb’er en een kennisinstelling in het kader van de eerste tender van de Subsidiemodule Regeneratief Geneeskundig Onderzoek. Deze regeling is de invulling van het Memorandum of Understanding met de stichting RegMed XB waarvoor deze middelen gereserveerd stonden binnen het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 31 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

330.250

424.526

219.039

172.316

163.772

174.689

165.689

        

Uitgaven

136.228

596.305

282.206

219.261

243.816

168.878

159.878

        

Subsidies (regelingen)

2.941

4.837

3.169

3.000

3.000

0

0

Smart Industry (subsidie)

38

433

     

Haalbaarheidsstudies STW

547

      

Thematisch Technology Transfer

2.356

4.404

3.169

3.000

3.000

  
        

Leningen

123.838

571.797

269.485

206.709

231.264

159.364

150.364

Startups / MKB financiering

       

Volledig revolverend

       

Fund to Fund

 

78.763

13.101

15.800

10.800

23.000

23.000

ROM's

5.036

28.465

     

Dutch Future Fund

6.083

10.917

6.000

2.000

   

Deep Tech Fund

 

60.000

25.000

25.000

65.000

  

Fonds Alternatieve Financiering

7.844

22.157

10.000

10.000

   

Economische Veiligheid Fonds

 

50.000

50.000

    

European Tech Champions Initiative (ETCI)

 

100.000

     

Deels revolverend

       

Innovatiekrediet

41.211

67.537

58.689

57.689

57.689

57.689

57.689

Risicokapitaal SEED

38.039

80.556

61.253

56.086

56.086

44.086

44.086

Vroege fase / informal investors

16.961

38.171

31.597

23.597

23.597

23.597

14.597

Start ups / MKB

  

825

492

492

492

492

Q4C

 

9.689

     

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

       

Met vermogensbehoud

       

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

117

5.071

     

Onco research

4.441

10.305

630

5.500

5.500

5.500

5.500

Smart Industry (leningen)

74

298

     

Thematische Technology Transfer

4.032

9.868

4.390

7.000

7.100

  

RegMed XB

  

8.000

3.545

5.000

5.000

5.000

        

Bijdrage aan agentschappen

9.449

19.671

9.552

9.552

9.552

9.514

9.514

Bijdrage RVO.nl

9.449

19.671

9.552

9.552

9.552

9.514

9.514

        

Ontvangsten

106.436

127.066

80.300

263.000

61.800

55.550

56.300

ROM's

38.421

27.166

30.000

210.000

   

Fund to Fund

 

65.550

15.000

13.800

13.000

6.000

6.000

DVI II

 

4.050

5.000

8.000

17.000

17.000

17.000

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

642

      

Thematische Technology Transfer

2

      

Dutch Future Fund

30

      

Innovatiekredieten

42.070

20.000

20.000

20.900

21.500

22.250

23.000

SEED

23.189

10.300

10.300

10.300

10.300

10.300

10.300

Ontvangsten VFF

2.082

      
Tabel 32 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

330.250

424.526

219.039

172.316

163.772

174.689

165.689

waarvan garantieverplichtingen

       

waarvan overige verplichtingen

330.250

424.526

219.039

172.316

163.772

174.689

165.689

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 33 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2024

juridisch verplicht

41%

bestuurlijk gebonden

33%

beleidsmatig gereserveerd

26%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Juridisch Verplicht

  • Subsidies (regelingen): Het budget voor subsidies in 2024 is volledig juridisch verplicht. Dit betreft de uitfinanciering van de verplichtingen in het kader van de regeling Thematische Technology Transfer (TTT).

  • Leningen: De verschillende leningen zijn grotendeels juridisch verplicht. Dit betreft een groot deel van het budget voor de Seed Capital regeling, de regeling Thematische Technology Transfer en Deep Tech Fund.

Bestuurlijk gebonden

  • Leningen: Een deel van de leningen is bestuurlijk gebonden. Dit betreft uitgaven voor het REGMED-instrument, Innovatiekredieten en Vroegefasefinanciering.

Beleidsmatig Gereserveerd

  • Leningen: Verschillende leningen zijn deels beleidsmatig gereserveerd. Dit betreft een deel van het budget voor Innovatiekredieten en de Seed Capital regeling. Het budget voor Economische Veiligheid Fonds is volledig beleidsmatig gereserveerd.

Revolverendheid

Opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien terug in het Toekomstfonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.

Figuur 4 Instrumenten Volledig revolverend (x € 1 mln)

Figuur 5 Instrumenten Gedeeltelijk revolverend (x € 1 mln)

Figuur 6 Instrumenten Fundamenteel en toegepast onderzoek (x € 1 mln)

Toelichting: In bovenstaande grafieken is voor de verschillende onderdelen van het Toekomstfonds weergegeven wat de verhouding is tussen de (geraamde) uitgaven van de diverse regelingen en de (geraamde) terug-ontvangsten op verstrekte kredieten. Ontvangsten op de geïnvesteerde bedragen worden eerst na verloop van een aantal jaar gerealiseerd. Bij instrumenten die relatief kort bestaan (bijvoorbeeld investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek) zijn hierdoor nog geen of nauwelijks ontvangsten gerealiseerd. Dit is het geval bij MKB-financiering volledig revolverend (DVI sinds ultimo 2012 en het Co-investeringsfonds sinds 2017) en de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (sinds 2016). In de komende jaren zullen naar verwachting de ontvangsten relatief gaan toenemen op de uitgaven. In de evaluatie van het deel van het Toekomstfonds voor fundamenteel en toegepast onderzoek wordt een eerste voorzichtige inschatting gemaakt van de uiteindelijke revolverendheid van dit deel van 48 tot 60% (Kamerstuk 36200-XIII-127). De instrumenten in het onderdeel MKB-financiering zijn gedeeltelijk revolverend, zoals de Seed Capital regeling en het Innovatiekrediet, bestaan al langer en kennen hierdoor al een substantiële ontvangstenrealisatie.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

De middelen in het Toekomstfonds worden revolverend ingezet voor de financiering van innovatieve en snelgroeiende mkb-bedrijven en voor fundamenteel en toegepast onderzoek.

Subsidies

Smart Industry

Dit betreft de uitfinanciering van het subsidiedeel van de regeling Smart Industry (zie toelichting onder investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek met vermogensbehoud). Daarnaast is er € 1,6 mln beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de schaalsprong-agenda Smart Industry 2023-2025. Dit wordt bekostigd vanuit bevorderen ondernemerschap op artikel 2.

Haalbaarheidsstudies STW

Via Proof of Concept, onderdeel van de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek met vermogensbehoud, is verspreid over de jaren vanaf 2017 in totaal € 4 mln (inclusief uitvoeringskosten) beschikbaar gesteld aan NWO-TTW voor haalbaarheidsstudies voor innovatieve TO2-starters. Met een haalbaarheidsstudie kan de innovatieve TO2-starter het proof of principle aantonen, evenals het commercieel perspectief van het beoogde product of proces of de beoogde dienst. De uitfinanciering liep in 2022 ten einde.

Thematische Technology Transfer

Dit betreft subsidies voor de genoemde activiteiten van de thematische samenwerkingsverbanden gericht op kennisoverdrachtsactiviteiten op een bepaald thema, met als doel het helpen oprichten van kennisstarters in de periode 2019-2026.

Leningen

Binnen de structuur van het in 2014 gevormde Toekomstfonds (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 5), bestaat het Innovatiefonds MKB+ uit volledig revolverende instrumenten (Dutch Venture Initiative (DVI), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, het Dutch Future Fund, het Deep Tech Fonds en het fonds voor Alternatieve financiering), en gedeeltelijk revolverende instrumenten (Innovatiekrediet, de Seed Capital regeling (risicokapitaal) en Vroegefasefinanciering).

Beschermingsfonds Economische VeiligheidIn de 1e suppletoire begroting 2023 is op artikel 41 (Nog onverdeeld) van de EZK-begroting € 100 mln opgenomen voor een nieuw fonds ten behoeve van bescherming van strategische sectoren en technologieën. In deze ontwerpbegroting wordt dit budget overgeheveld naar beleidsartikel 3, met als verdeling € 50 mln in 2023 en € 50 mln in 2024. De Kamer wordt op korte termijn nader geinformeerd over de vormgeving van het fonds.

MKB-financiering: volledig revolverend

Fund to Fund

Dutch Venture Initiative (DVI) heeft een vliegwieleffect voor de risicokapitaalmarkt omdat het in fondsen investeert waarin private investeerders tussen de minimaal 50% en 90% meefinancieren. Dit effect wordt versterkt door het feit dat bedrijven met dit risicokapitaal gemakkelijker nieuw vreemd vermogen kunnen aantrekken. Met ondersteuning van DVI-fund-of-funds is sinds 2014 meer dan € 4,2 mld aan risicokapitaal beschikbaar gekomen. De venture capital fondsen verkrijgen tussen € 5 mln en € 20 mln uit DVI. Begin 2023 hadden 390 ondernemingen financiering uit DVI-fondsen verkregen.

Het eerste DVI-fonds van € 202,5 mln (EZK-bijdrage € 130 mln, EIF-bijdrage € 67,5 mln en BOM-bijdrage € 5 mln) is opgericht in 2013 en is inmiddels volledig gecommitteerd in 14 venture capital fondsen, waaronder een specifiek fonds voor business angels van € 45 mln. Het tweede DVI fund-of-funds van € 200 mln (EZK-bijdrage € 100 mln, EIF-bijdrage € 100 mln) is opgericht in 2016 en er zijn inmiddels 13 fondsen operationeel.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's)

Participaties in de ROM’s worden onder de revolverende investeringen verantwoord. In 2023 was er € 4 mln beschikbaar voor een kapitaalstorting aan de ROM Flevoland. Tevens was er € 5 mln voor een kapitaalstorting aan het Innovatiefonds Zeeland in het kader van de compensatie van het niet doorgaan van de verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen.

Dutch Future Fund

Het Dutch Future Fund met een omvang van € 300 mln wordt uitgevoerd door het EIF in samenwerking met Invest-NL. Het fonds investeert in andere risicokapitaalfondsen, zodat via die fondsen de beschikbare hoeveelheid kapitaal voor Nederlandse innovatieve groeibedrijven wordt vergroot. EZK heeft in totaal € 25 mln voor dit fonds beschikbaar gesteld.

Deep Tech Fund

Het Deep Tech Fonds betreft een fonds dat investeringen in bedrijven met innovatieve complexe technologie mogelijk kan maken. Voor innovatieve ondernemingen die zowel kennis- als kapitaalintensief zijn, is het vaak moeilijk om financiering te vinden. Vaak gaat het om nieuwe technologieën die zich nog niet hebben bewezen en waar relatief grote risico’s aan kleven. Het fonds is uitgewerkt als co-investeringsfonds en als separaat fonds ondergebracht bij Invest-NL. De omvang van het fonds bedraagt € 250 mln, waarvan € 175 mln door EZK is ingebracht en € 75 mln door Invest-NL.

Fonds Alternatieve Financiering (Dutch Alternative Credit Instrument)

Samen met Invest-NL en het EIF is een fonds opgericht voor de funding van alternatieve financiers. De fondsomvang bedraagt € 200 mln, waarvan € 50 mln door EZK wordt ingebracht. Met het fonds kan het aanbod van funding voor alternatieve financiers worden vergroot. Hierdoor verkrijgen alternatieve financiers meer slagkracht om leningen te verstrekken aan ondernemers en kunnen zij een aantrekkelijk alternatief bieden voor bancaire financiering. Zo draagt het fonds bij aan een divers financieringslandschap.

Figuur 7 Participaties Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ultimo 2022 (x € 1 mln)

MKB-financiering: gedeeltelijk revolverend

Innovatiekrediet

Het Innovatiekrediet biedt toegang tot financiering voor met name het innovatieve mkb en startups, en helpt bij het aantrekken van risicokapitaal. In een fase waarin bancaire financiering niet of nauwelijks beschikbaar is, maakt het Innovatiekrediet onder voorwaarde van 50-75% eigen middelen innovatieprojecten mogelijk met een maximale ondersteuning van € 10 mln voor technische ontwikkelingsprojecten en € 5 mln voor klinische projecten. In 2022 is de rentestructuur zo aangepast dat succesvolle projecten meer bijdragen aan de revolverendheid, terwijl projecten met een lange terugbetaalperiode relatief minder rente hoeven te betalen. De totale rentelasten blijven naar verwachting hetzelfde.

Risicokapitaal SEED

De Seed Capital regeling ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risicokapitaal.

Vroege fase / informal investors

De regeling Vroegefasefinanciering biedt financiering in de vorm van een geldlening aan academische, hbo en TO2 starters, voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO.nl en door NWO-TTW uitgevoerd. Ook bevat de regeling een regionale module, waarmee regionale financiers cofinanciering kunnen verkrijgen ten behoeve van het verstrekken van vroegefasefinanciering aan ondernemingen. De regeling is in 2023 voor een periode van 3 jaar verlengd.

Q4C

Naar aanleiding van het advies «versterking eigen vermogen mkb» van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap zijn er middelen beschikbaar gesteld ter versterking van het eigen vermogen van het MKB. Een deel hiervan is naar de financiering van Techleap gegaan waardoor er nog € 9,4 mln resteert. Het doel is de solvabiliteitspositie van het MKB te versterken en de toegang tot andersoortige financiering te vergroten. Hierdoor krijgen mkb-ondernemers ruimte om te investeren in groei en belangrijke transities als verduurzaming en digitalisering.

Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven aan betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.

Figuur 8 Gebruik regelingen Toekomstfonds

Tabel 34 Kengetallen

Kengetallen

          
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

Innovatiekrediet

         

RVO

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

40

33

32

29

31

29

27

19

16

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

123

119

136

159

173

139

167

97

116

 

Seed Capital en Fund of funds1

         

RVO.nl/EIF

Aantal participaties via SEED (vanaf 2018 incl. SEED Business Angels)

24

35

37

48

58

77

51

42

108

 

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED (x € 1 mln) (vanaf 2018 incl. SEED Business Angels)

27,3

31,1

31,6

40,4

47

54,6

52,8

69,6

79,4

 

Vroegefasefinanciering2

         

RVO.nl/NWO-TTW

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

 

21

22

19

20

19

17

22

7

 

Thematische Technology Transfer (TTT) regeling

         

RVO

Het aantal nieuwe (initiële) participaties in het afgelopen kalenderjaar van TTT-fondsen

      

12

13

13

 

Aantal startende bedrijven ten gevolgen van de valorisatieactiviteiten door een TTT-samenwerkingsverband

      

6

n.n.b.

n.n.b.

 
X Noot
1

In verband met de migratie naar het nieuwe systeem zijn de cijfers herzien. Hierdoor is het aantal participaties via SEED en SEED Business Angels over het jaar 2022 gewijzigd van 67 (zonder de correcties) naar 108 (met de correcties).De begrotingsindicator heeft betrekking op SEED Capital (uitgevoerd door RVO) en Fund of Funds (DVI). Het cijfer in bovenstaande tabel betreft uitsluitend SEED en SEED Business Angels (met ingang van 2018).

X Noot
2

De cijfers die eerder waren ingevuld in de begrotingsindicator waren nog gebaseerd op het aanvraagjaar versus het verleningsjaar, waardoor een dossier in een verkeerd jaar beland is.Het budgetjaar ten laste waarvan de aanvraag is hierbij leidend.Daarnaast zijn verhogingsaanvragen als losse aanvragen meegekomen, terwijl dit niet het geval is.Een deel van de Vroege Fase Financiering loopt via TTW (tot 1 januari 2017 STW). TTW levert dat cijfer rechtstreeks aan het Ministerie van EZK. Het cijfer dat RVO aanlevert is dus slechts een deelindicator.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksfaciliteiten, upgrading van bestaande faciliteiten en kennisbenutting. Dit deel van het Toekomstfonds is in 2023 geëvalueerd (Kamerstuk 36200-XIII-127).

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

De middelen waren t/m 2022 nodig voor de uitfinanciering van de regeling Toekomstfonds Onderzoeksfaciliteiten (TOF), waarmee van 2015 tot en met 2017 investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten zijn ondersteund. Nu geldt het als bufferinstrument voor het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds. Hierop komen alle ontvangsten van het onderzoeksdeel terecht.

Oncode Research

Oncode Institute wordt mede gefinancierd uit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds, gericht op excellent onderzoek en Thematische Technology Transfer. Oncode Institute is een pilot die zich richt op de toepassing van wetenschappelijk oncologisch onderzoek voor betaalbare oplossingen voor de patiënt. In 2023 is fase 2 van de pilot ingegaan.

Smart Industry (leningen)

De uitfinanciering van het leningendeel van de regeling Smart Industry Fieldlabs die in 2017 is gepubliceerd en eenmalig is opengesteld loopt t/m 2023. De regeling heeft als doel om de digitalisering van de industrie te versnellen door slimme inzet van nieuwe productietechnologieën (bijvoorbeeld 3D-printers, robots, drones en sensoren) in combinatie met ICT. De subsidie bestaat voor tweederde uit een renteloze lening.

Thematische Technology Transfer

De TTT-regeling heeft als doel het vergroten van de beschikbaarheid van risicofinanciering voor kennisstarters. Dit wordt gedaan door middel van TTT-fondsen in de periode 2019 tot en met 2026. De investeringen van de fondsen hebben een looptijd van maximaal 9 jaar en na vervreemding vloeien de opbrengsten daarvan terug naar het Toekomstfonds.

RegMed XB

Er is € 30 mln inclusief uitvoeringskosten aan middelen uit het Toekomstfonds beschikbaar voor de financiering van publiek-private samenwerkingen. Dit wordt in de Subsidiemodule Regeneratief Geneeskundig Onderzoek (SRGO) uitgewerkt. Met een revolverend financieel instrument worden deze middelen ingezet voor de financiering van projecten om innovatie en bottom-up samenwerking en valorisatie tussen het mkb en kennisinstellingen te stimuleren. Die projecten richten zich op het ontwikkelen van medische oplossingen op het gebied van regeneratieve geneeskunde, waarmee ook wordt bijgedragen aan de beheersing van zorgkosten. Van de beschikbare € 30 mln is € 15 mln afkomstig van de begroting van het Ministerie van VWS.

Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor de uitvoering van de diverse regelingen van het Toekomstfonds, zoals het Innovatiekrediet, de Seed Capital regeling, de regeling Vroegefasefinanciering, het Toekomstfondskrediet onderzoeksfaciliteiten, de TTT-regeling en de regeling Smart Industry.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten van het Toekomstfonds betreffen de op de EZK-begroting geraamde terugbetalingen van kredieten (hoofdsom en rente) in het kader van het Innovatiekrediet en Vroegefasefinanciering. Daarnaast worden de terugontvangsten van het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Seed Capital regelingen verantwoord. Deze ontvangsten bestaan uit de opbrengsten van rente, dividend en de verkoopwaarde van ondernemingen op het moment dat een fonds haar belangen daarin verkoopt.

Ook worden de ontvangsten in het kader van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen in het Toekomstfonds verantwoord. Dit betreft eventuele dividenden en opbrengsten van aandelenverkoop. Ook hebben de ontvangsten betrekking op de terugontvangst van de middelen die aan de ROM's ter beschikking zijn gesteld voor het verstrekken van de Corona-overbruggingsleningen aan bedrijven.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

A. Algemene doelstelling

Beleidsartikel 4 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energiebeleid. Voor het klimaatbeleid, en in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd. Op 4 juli 2023 heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen waarna op 10 juli 2023 de wijziging van de Klimaatwet in de Staatscourant is gepubliceerd met de volgende aanpassing:

  • Het streefdoel van 49% reductie in 2030 is vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie (inclusief landgebruik) en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.

  • Het doel van 95% reductie in 2050 is aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren.

Figuur 9 Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Bron CBS. *De cijfers voor 2022 zijn voorlopige cijfers.

In het Coalitieakkoord van 15 december 2021 heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd. Het ontwerp-beleidsprogramma, dat op 2 juni 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd bevat de uitwerking van het klimaatbeleid uit het Coalitieakkoord en is een aanvulling op het Klimaatplan uit 2019 dat werd gebaseerd op het Klimaatakkoord. Dit ontwerp-beleidsprogramma bevat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende 10 jaar – gericht op het realiseren van de aangescherpte doelen uit de Klimaatwet. Om met volledige zekerheid het aangescherpte doel van 55% reductie in 2030 te realiseren, richt het kabinet zich bij de uitwerking van het klimaatbeleid op 60% emissiereductie. Op deze wijze is er ruimte voor eventuele tegenvallers, zonder het risico dat wettelijke doelen niet worden gerealiseerd. De maatregelen die het kabinet in het beleidsprogramma heeft opgenomen vormen een samenhangend pakket aan maatregelen bestaande uit subsidie, beprijzing en normerende instrumenten voor de verschillende sectoren. In het coalitieakkoord is € 35 miljard gereserveerd voor het Klimaatfonds voor de periode 2022 tot en met 2030. In afwachting van de oprichting van het fonds zijn de middelen gereserveerd op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. Op 4 juli is de tijdelijke wet Klimaatfonds behandeld in de Tweede kamer en na de stemmingen van 6 juli aangenomen door de Tweede Kamer. Gezien de behandeling door Eerste kamer niet voor Prinsjesdag zal plaats vinden presenteert EZK voor 2024, net als vorig jaar, een 'proeve van begroting'. Een deel van de middelen is al overgeheveld naar de verschillende departementale begrotingen om vertraging in het behalen van de klimaatdoelstellingen te voorkomen. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor een aantal additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet.

Voor de kortere termijn stuurt het kabinet daarnaast nog op het realiseren van de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023, die nog voortvloeit uit het Energieakkoord. Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK een mix van normerende en beprijzingsinstrumenten en subsidies in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren. Om uitvoering te geven aan het Urgendavonnis moet Nederland in 2020 en de jaren daarna de CO2-uitstoot met minimaal 25% reduceren ten opzichte van 1990. Hiertoe heeft het kabinet de afgelopen jaren op verschillende momenten maatregelen aangekondigd.

Het kabinet zal twee keer per jaar over de voortgang van het klimaatbeleid rapporteren, aansluitend bij de begrotingscyclus. In het najaar wordt in de Klimaatnota verantwoording afgelegd over de resultaten van het Klimaatbeleid aan de hand van informatie uit het Dashboard Klimaatbeleid en de cijfers over gerealiseerde emissies en ramingen uit de Klimaat en Energieverkenning (KEV) 2023. Om de begrotingscyclus en de Klimaatwetcyclus beter op elkaar aan te sluiten zal het kabinet dit jaar met Prinsjesdag in een aparte brief reageren op de kerncijfers van het PBL over de emissies, waarin het aanvullend klimaatpakket uit de Voorjaarsbesluitvorming wordt meegenomen. Op 26 oktober verschijnt de definitieve Klimaatnota conform de Klimaatwet en de volledige KEV 2023 die naast de raming voor emissies ook de ramingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing bevat.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort.

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2- en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

  • Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

  • Op basis van de concept-Instellingswet voor het Klimaatonds heeft de Minister voor Klimaat en Energie de rol van fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De minister biedt de Tweede Kamer elk voorjaar een meerjarenprogramma en -begroting aan van het Klimaatfonds. Om vertraging in het behalen van de klimaatdoelstellingen te voorkomen is in 2023 voor het eerst een meerjarenprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden.

Energiebeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale energiebesparingsbeleid op basis van het indicatieve nationale doel en sectorale streefwaarden, met het oog op het door Nederland nakomen van de in EU-verband gemaakte afspraken over energiebesparing (Europese Energie-Efficiency Richtlijn).

  • Het regisseren van de realisatie van grote energieinfrastructuur-projecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; EZK is samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van energieprojecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief winning van onze bodemschatten met een daarbij behorend uitvoerings- en kennisprogramma.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen.

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED).

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn energie-efficiëntie (EED).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening.

De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord in de Monitor Klimaatbeleid en (vanaf 2021) in het bijbehorend online dashboard. Hieronder is een selectie van relevante indicatoren opgenomen die specifiek relevant zijn in relatie tot de EZK-begroting. Sommige zijn ook te vinden in de Monitor Klimaatbeleid, andere zijn uit andere bronnen afkomstig.

Tabel 35 Prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2017

2018

2019

2020

2021

20221

Ambitie 2030

Bron

Emissies ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

91,4

87,4

83,7

74,1

74,2

68,5

n.v.t.

emissieregistratie.nl

Emissies niet-ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

101

99,8

97,7

90,7

93,6

85,5

n.v.t.

emissieregistratie.nl

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

14,2%

16,4%

18,9%

26,2%

24,9%

30,8%

55%

emissieregistratie.nl

Aandeel duurzame energie (% van het totale energieverbruik)

6,60%

7,40%

8,80%

11,50%

12 ‒ 13,4%

n.n.b.

n.v.t.

PBL, KEV 2022: CBS

Prestatie-indicatoren elektriciteit

        

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op zee (MW)

957

957

957

2.460

2.460

3.160

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in MW)

6.156

8.044

10.753

15.109

22.051

30.622

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse (MW)

 

1,1

1,1

2

2

3

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid3

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

79

67

68

51

50

51

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid4

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

125

110

95

80

66

63

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid4

Prestatie-indicatoren industrie

        

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton

1.830.466

2.560.195

3.215.997

3.688.000

n.b.

n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (PJ)

32

46

57

66

n.b.

n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in €1000)

275.438

422.999

400.000

348.000

358.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassa (PJ)

3,10

3,38

4,50

6,35

n.n.b.

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid

X Noot
1

Alle cijfers die genoemd worden voor 2022 zijn voorlopig. De realisatie in 2022 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Klimaatmonitor is pas in november 2023 beschikbaar (KEV2023). Ook de cijfers van het RIVM en ACM over 2022 zijn nog niet beschikbaar.

X Noot
2

CBS (2022) Hernieuwbare elekticiteit: productie en vermogen (Statline).

X Noot
3

CBS, Waterstofbalans in relatie tot energiestatistiek.

X Noot
4

PBL (2022) Eindadvies basisbedragen SDE++ 2022.

X Noot
5

De convenanten MJA/MEE zijn stopgezet. Er zijn dus geen gegevens meer beschikbaar.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit. Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN, PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (Energiebalans: aanbod, omzetting en verbruik), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Tabel 36 Kengetallen in afgelopen jaren verstrekte subsidies (bedragen x € 1.000)

Kengetallen

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

1. Aantal energieprojecten dat subsidie ontvangt op basis van MEP, SDE of SDE+

13.495

15.597

19.034

23.627

27.848

n.n.b.

RVO.nl

waarvan aantal windparken op land

322

416

513

617

773

n.n.b.

 

waarvan aantal windparken op zee

4

4

3

8

8

n.n.b.

 

waarvan aantal zon-PV projecten

12.730

14.715

18.025

22.483

26.450

n.n.b.

 

waarvan aantal biomassa-projecten

397

410

430

445

518

n.n.b.

 

waarvan aantal overige (covergisting, wkk, geothermie e.d.)

42

52

63

74

99

n.n.b.

 

2. Bedrag verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

11.050

0

0

0

8.250

n.n.b.

RVO.nl

Aantal verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

1

0

0

0

1

n.n.b.

 

3. Bedrag uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

24.380

20.988

15.978

8.968

18.853

n.n.b.

RVO.nl

Aantal uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

64

56

44

24

49

n.n.b.

 

4. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de Tenderregeling Energie-innovatie

105

230

128

721

831

79

RVO.nl

5. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de DEI/DEI+

22

15

87

50

861

36

RVO.nl

6. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de HER

26

21

18

151

161

13

RVO.nl

7. Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

1.400

1.800

2.100

2.350

2.555

2.800

RVO.nl

8. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

1.822

1.951

2.021

1.918

2.026

n.n.b.

ACM

9. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - C3

72%

74%

75%

72%

72%

n.n.b.

ACM

10. Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

1.821

1.949

1.949

1.941

2.048

n.n.b.

ACM

11. Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

72%

74%

72%

73%

73%

n.n.b.

ACM

12. Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

24

27

20

21

20

n.n.b.

ACM

X Noot
1

De aantallen projecten voor 2020 en 2021 gecorrigeerd a.d.h.v. de meest recente data.

C. Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatakkoord

Het kabinet heeft, via een eerste wijziging van de Klimaatwet, de doelen voor 2030 en 2050 aangescherpt waarmee strijdigheid met de Europese Klimaatwet wordt voorkomen. Het doel van 95% CO2-reductie in 2050 is aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese Klimaatwet tot nul te reduceren. Het streefdoel van 49% CO2-reductie in 2030 is vervangen door een streefdoel van tenminste 55% CO2-reductie en is inclusief landgebruik. In het Coalitieakkoord is afgesproken om het klimaatbeleid te richten op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet met grotere waarschijnlijkheid wordt gehaald.

Met het beleidsprogramma Klimaat, dat een aanvulling is op het Klimaatplan van 2019 en in het voorjaar van 2022 werd aangeboden aan de Tweede Kamer, is het beleid uitgewerkt dat gericht is op de hogere 2030-doelstelling. Hoewel we al veel doen om de uitstoot omlaag te brengen, is méér nodig om de doelstelling te halen: ten opzichte van 1990 stoten we op basis van de KEV 2022 in 2030 39-50% minder broeikasgassen uit. Daarom heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2023 een aanvullend pakket aan maatregelen gepresenteerd dat hieraan invulling geeft. Het pakket bestaat uit subsidies, normering en beprijzing. Onderdeel daarvan is ook het (eerste) ontwerp-Meerjarenprogramma voor de besteding van middelen uit het Klimaatfonds.

Klimaatfonds

In het Coalitieakkoord is afgesproken dat er een Klimaatfonds wordt ingesteld met een omvang van € 35 mld voor de periode tot en met 2030. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet, in aanvulling op bestaande maatregelen als de SDE++. Het Klimaatfonds wordt bij wet ingesteld als begrotingsfonds. Het voorstel voor de instellingswet wordt momenteel behandeld door het parlement.

In de instellingswet worden de bestedingsdoelen van het Klimaatfonds bepaald. Het Klimaatfonds heeft op basis van het wetsvoorstel als doel het faciliteren van maatregelen om de mondiale stijging van de temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor:

  • 1. een broeikasgas-neutrale energievoorziening in 2050;

  • 2. het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgasreducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;

  • 3. het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving.

Hoewel het Klimaatfonds nog niet bij wet was ingesteld, heeft het kabinet in de begroting van 2023 voor het fonds gereserveerde middelen beschikbaar gesteld om te voorkomen dat het klimaatbeleid vertraging oploopt. Het kabinet heeft in 2022 circa € 4,0 mld overgeheveld naar departementale begrotingen voor urgente uitgaven voor het klimaatbeleid. De Minister voor Klimaat en Energie heeft dit aan uw Kamer verantwoord in de ‘Proeve van begroting Klimaatfonds’ (Kamerstuk 32 813, nr. 1090). Daarnaast is in de Voorjaarsnota 2022 circa € 0,9 mld aan de voor het fonds gereserveerde middelen onttrokken om budgettaire problematiek elders te dekken (Kamerstuk 36 120, nr. 1). In 2022 werd aan het Klimaatfonds 83 mln toegekend aan loon- en prijsbestelling.

Voorafgaand aan het begrotingsjaar 2024 resteerde daarmee circa € 30,2 mld aan beschikbare middelen voor het Klimaatfonds26. In het voorjaar van 2023 heeft de Minister voor Klimaat en Energie in het ontwerp-meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 aan de Tweede Kamer voorgesteld om middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar te stellen voor verschillende voorstellen. Het definitieve meerjarenprogramma is gelijktijdig met de EZK-begroting en de Miljoenennota aan de Tweede Kamer aangeboden. De instellingswet van het Klimaatfonds is op 6 juli 2023 door de Tweede Kamer aangenomen. Aangezien het wetsvoorstel voor de instelling van het Klimaatfonds nog niet door de Eerste Kamer is behandeld, moet opnieuw een proeve van de begroting Klimaatfonds voor het begrotingsjaar 2024 opgesteld worden die ook gelijktijdig met de EZK-begroting aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

In de proeve van de begroting van het Klimaatfonds 2024 is de stand van de middelen in het Klimaatfonds uitgebreid toegelicht. Het Klimaatfonds werkt op basis van het voorstel voor de instellingswet met een overhevelingssystematiek. De bestedingsdoelen in het wetsvoorstel zijn zoals beschreven in de memorie van toelichting uitgesplitst naar zes percelen: kernenergie, CO₂-vrije gascentrales, energie-infrastructuur, vroegefase-opschaling van hernieuwbare energiedragers, verduurzaming van de industrie en bevordering van innovatie in het mkb en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Departementen kunnen voorstellen indienen om in aanmerking te komen voor middelen uit deze percelen.

In de proeve van de begroting van het Klimaatfonds is toegelicht voor welke voorstellen voor de verschillende percelen middelen beschikbaar worden gesteld uit het Klimaatfonds. In totaal gaat het om € 11,8 mld. De middelen worden overgeheveld naar verschillende departementale begrotingen. In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van de Klimaatfondsmiddelen die in 2024 aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Europese Klimaatdoelen

De Europese Unie heeft eind december 2020 een opgehoogd klimaatdoel aangenomen van ten minste netto 55% broeikasgasemissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990 en het bereiken van klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Deze doelstellingen zijn sinds begin 2021 in de Europese Klimaatwet verankerd.

In juli 2021 heeft de Europese Commissie het Fit-for-55-pakket gepresenteerd, bestaande uit een groot aantal voorstellen om nieuwe en bestaande klimaat- en energieregelgeving in lijn te brengen met de opgehoogde emissiereductiedoelen. Het gaat onder meer om voorstellen voor herziening van de richtlijn van het Europese emissiehandelssysteem (ETS), de Effort Sharing Regulation (ESR), de verordening voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), de richtlijnen inzake energie-efficiëntie (EED) en hernieuwbare energie (RED), richtlijnen voor CO2-standaarden aan lichte voertuigen, de richtlijn energiebelasting (ETD) en een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). In december 2021 volgden voorstellen voor de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD), een verordening voor methaanemissies en de herziening van het derde gaspakket (de interne gasmarkt en waterstof, ook wel het decarbonisatiepakket genoemd).

Voor het grootste deel van de voorstellen zijn de onderhandelingen inmiddels afgesloten. Over enkele voorstellen is een voorlopig akkoord bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement en is alleen nog formele goedkeuring nodig. De overige voorstellen bevinden zich nog in de triloogfase of worden nog in de Raad behandeld, waarbij de onderhandelingen dus nog niet zijn afgesloten. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op een ambitieuze invulling van het Fit-for-55-pakket en een snelle afronding van de onderhandelingen, zodat er voldoende tijd blijft voor implementatie richting 2030.

ETS2

De Fit-for-55 herziening van de richtlijn van het Europese emissiehandelssysteem introduceert een tweede emissiehandelssysteem voor de gebouwde omgeving, wegtransport en overige sectoren (ETS2). Voor het berekenen van de verwachtte veilinginkomsten van het ETS2 voor Nederland is het nodig om een raming te maken van het aantal te veilen emissierechten en de prijs van deze rechten. Beide zijn met onzekerheid omringd omdat ze afhangen van toekomstige marktontwikkelingen. De veiling van ETS2-emissierechten zal naar verwachting starten in 2027. Dit kan met maximaal één jaar worden uitgesteld door de Europese Commissie, indien in 2026 de energieprijzen nog te hoog liggen. Op basis van de huidige verwachtingen zal dit uitstel niet plaatsvinden en daarom wordt in deze raming uitgegaan van een start van de veilingen per 2027. Om een soepele start van de veilingen en voldoende liquiditeit op de markt te verzorgen zal in het eerste jaar 30% meer emissierechten geveild worden, welke in opvolgende jaren van de veilingvolumes zullen worden ingehouden om de borgende werking van het emissieplafond veilig te stellen. Het aantal te veilen rechten voor Nederland is gebaseerd op de verwachting van de Commissie van het totale ETS2-plafond, waar een verdeelsleutel (ook berekend door de Commissie) op toe is gepast. Het is nog erg onzeker tegen welke prijs de emissierechten zullen worden geveild. Om meer zekerheid te bieden over de prijs van de emissierechten, bevat het ETS2 diverse prijsbeheersingsmechanismen, waaronder een mechanisme dat in werking treedt wanneer de prijs van emissierechten het niveau van 45 euro bereikt (geïndexeerd op basis van het EU-indexcijfer van de consumptieprijzen voor 2020). In deze begroting wordt daarom uitgegaan van dit prijsniveau - inclusief verwachte ontwikkelingen van het EU indexcijfer - bij de berekening van de verwachtte ETS2-veilinginkomsten voor Nederland. Het is mogelijk dat de prijs hoger of lager zal uitvallen, waardoor de totale veilinginkomsten voor Nederland anders zullen uitvallen.

CO2-heffing

Per 1 januari 2023 is de minimum CO2-prijs industrie geïntroduceerd. Deze minimumprijs beoogt investeringszekerheid te bieden en geldt als bodem voor de verwachte ETS-prijs. Per 1 januari 2024 wordt het tarief van de minimum CO2-prijs aangescherpt naar aanleiding van een tariefstudie.

De nationale CO2-heffing industrie is per 1 januari 2023 aangescherpt door aanpassing van de nationale reductiefactor. Hiermee wordt ten opzichte van de reductiedoelstelling van 14,3 Mton uit het Klimaatakkoord ingezet op een extra CO2-reductie van 4 Mton CO2 in 2030, zoals is afgesproken in het Coalitieakkoord.

Verder is aangekondigd de CO­­2-heffing industrie te verlengen naar 2032. Momenteel wordt bezien en uitgewerkt in welke hoedanigheid deze verlenging kan plaatsvinden.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Nationaal Programma Energiebesparing

Energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet op te wekken, te betalen, te importeren of te transporteren. Energiebesparing is daarom essentieel voor een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam energiesysteem. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een meer samenhangende sturing op energiebesparing komt. Het kabinet werkt daartoe aan het Nationaal Programma Energiebesparing. Binnen dit programma wordt invulling gegeven aan het indicatieve nationale doel en de sectorale streefwaarden voor energiebesparing die eind 2023 worden vastgesteld. Zodoende wordt mede invulling gegeven aan de Europese doelstellingen vanuit de Energie Efficiëntie Richtlijn (EED) op het gebied van energiebesparing.

Ondanks de aangescherpte inspanning op het klimaatbeleid die ook effect heeft op energiegebruik is de verwachting dat het huidige beleid nog niet voldoende is om de sectorale streefwaarden te realiseren. De inschatting is dat een aanscherping van beleid nodig is. Hiertoe zal het kabinet in 2024 maatregelen in kaart brengen die, in aanvulling op of als bijstelling van het beleidsprogramma, aanvullende besparing realiseren. In het najaar zal de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang van de uitwerking van dit traject.

Windenergie op zee

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak voor de energietransitie is de inzet op extra windenergie op zee. Om deze extra windenergie op zee mogelijk te maken zijn er in het Programma Noordzee 2022-2027 windenergiegebieden aangewezen waarin ruimte is voor 10,7 GW extra windenergie tot en met 2030: bovenop de huidige plannen komt het dan tot een totaal van circa 21 GW rond 2030. De windparken zelf zijn subsidievrij en de kosten ervan worden verrekend via de energierekening. De kosten voor de aanlanding worden verrekend in de nettarieven van TenneT. Het realiseren van extra windenergie op zee veroorzaakt inpassingskosten voor andere sectoren. Het gaat dan onder andere om kosten die samenhangen met de borging van de scheepvaartveiligheid, de versterking en bescherming van het Noordzee-ecosysteem, sanering en innovatie van de visserijsector en een goede inpassing van de stroomaansluiting op land. Vanuit het Klimaatfonds is € 1,69 mld hiervoor gereserveerd. Het gaat daarbij alleen om incidentele kosten en investeringen. De structurele kosten voor de ruimtelijke inpassing worden doorbelast aan de windparkexploitanten. De precieze vormgeving hiervan in de vergunningssystematiek (tenders) wordt nog uitgewerkt.

Overige verduurzaming van de productie van elektriciteit

De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie verbiedt de inzet van kolen bij elektriciteitsproductie in centrales vanaf 2030. Daarnaast wordt ingezet op het ombouwen van gascentrales zodat deze CO2-vrij gas kunnen inzetten, onder andere door de inzet van waterstof. Daarnaast wordt gekeken of het mogelijk is om de kerncentrale Borssele langer open te houden en zet het Kabinet stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales.

Energiesysteem

De energietransitie is volop in ontwikkeling. Daarom heeft het kabinet in 2023 het concept van het Nationaal Plan Energiesysteem ontwikkeld, een visie voor het energiesysteem in 2050 en de ontwikkelpaden daar naar toe. Het kabinet geeft daarmee meer samenhangende sturing op de energietransitie om de ontwikkeling naar een circulaire en klimaatneutrale samenleving te faciliteren. Het Nationaal Plan Energiesysteem, dat de vertaling is van deze samenhangende sturing, verscheen in concept voor de zomer van 2023 zodat het mee kon worden genomen in het klimaatplan (INEK). In december 2023 verschijnt de definitieve versie.

Het ontwerp-Programma Energiehoofdstructuur (PEH) is mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) voor de zomer 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het PEH bevat de ruimtelijke planning van de energie-infrastructuur van nationaal belang richting 2050 en voedt de nieuwe Nota Ruimte, die het kabinet o.l.v. de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in 2024 beoogt op te leveren. 

Transitie inzet diepe ondergrond voor de energietransitie

In het verlengde van het Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energiehoofdstructuur zal voor afbouw van bestaand gebruik en het realiseren van toekomstig gebruik van de diepe ondergrond een transitieplan Noordzee en een transitieplan voor activiteiten op land uitgewerkt worden. Uitgangspunt is betrokkenheid van de samenleving en maatschappelijk en politiek gedragen keuzes, zodat duidelijkheid verschaft wordt over welke activiteiten op welke plaats in Nederland uitgevoerd mogen worden. Hierbij is met name de planning van het gebruik van zoutcavernes en uitgeproduceerde gasvelden voor de opslag van energiedragers van belang.

Hernieuwbare waterstof

Het kabinet werkt aan de opschaling van hernieuwbare waterstof. Daarbij zet het kabinet in op het realiseren van elektrolysecapaciteit in Nederland (500 MW in 2025 en ten minste 4 GW in 2030) en het opzetten van importketens. Er is middels het Meerjarenprogramma 2024 € 2,1 mld uit het Klimaatfonds toegekend. Dit is onder andere bestemd voor de opschalingstender van € 250 mln voor projecten tot 50 megawatt (MW) en ondersteuning van gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen. Het kabinet heeft ook middelen beschikbaar gesteld voor elektrolyse onshore 500 ‒ 100 MW (€ 1 mld), grootschalige waterstof (€ 125 mln) en voor de ontwikkeling van waterstofnetwerk op zee (€ 50 mln). Voor het stimuleren van import van waterstof (dragers), via H2Global, heeft het kabinet € 300 mln toegekend. Ook komt onder het Groeifondsprogramma GroenvermogenNL budget beschikbaar voor innovatieve pilots en demonstratieprojecten. Een eerste deel is sinds deze zomer al onder de DEI+ regeling beschikbaar gesteld. Voor grotere projecten is ondersteuning via de SDE++ al mogelijk. Met het Meerjarenprogramma 2025 is er circa € 5,4 mld gereserveerd voor waterstofmaatregelen uit het Klimaatfonds.

Energie-innovatie en opschaling

Het energie-innovatie instrumentarium is geëvalueerd gedurende 2022-2023. Hierbij gaat het om de subsidieregelingen onder de vlag van de Topsector Energie, MOOI, DEI+ en HER+. De uitkomsten van het evaluatieonderzoek zijn in juli 2023 met de Tweede Kamer gedeeld via een kamerbrief (Kamerstuk 32 813, nr. 1287). Ook is de herijking van de Integrale Kennis en Innovatie Agenda Klimaat en Energie (IKIA) en Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) voor de zomer afgerond. De conclusies en aanbevelingen van het evaluatieonderzoek zal tezamen met de herijkte innovatieprogramma’s gebruikt worden om de innovatie-inzet verder te ontwikkelen.

Risicobeleid

De verantwoordelijkheid om randvoorwaarden te creëren voor een veilige en verantwoorde energietransitie krijgt gestalte in de vorm van een set interdepartementale uitgangspunten en handreikingen waarin het huidige niveau van veiligheid ten minste wordt gewaarborgd en zo mogelijk wordt verbeterd, wanneer dat mogelijk is rekening houdend met de andere publieke belangen rond de energietransitie, zoals de voortgang, de betrouwbaarheid, de ruimtelijke inpasbaarheid en de betaalbaarheid. De uitgangspunten en handreikingen zijn gericht op beleidsvorming, vergunningverlening, communicatie en toezicht. De andere overheden zullen worden uitgenodigd deze uitgangspunten ook toe te passen. Een bijpassend uitvoeringsprogramma moet zorgen voor verdere concretisering van de nieuwe werkwijze ten aanzien van onder meer het toepassen van het specifiek vereiste basisveiligheidsniveau bij nieuwe technologieën, het omgaan met onzekerheid en voorzorg, het toepassen van «safe by design» als uitgangspunt, het leren van incidenten zonder beleidsmatige overreactie, het omzetten van de nieuwe werkwijze in beleid en regelgeving voor specifieke technologie en het correct toepassen van de nieuwe werkwijze in grote projecten. Een adviescommissie van bestuurders en wetenschappelijk deskundigen zal door de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Infrastruc-tuur en Milieu worden ingesteld om te adviseren bij dilemma’s rond het omgaan met risico’s en de hiervoor genoemde uitgangspunten. Daarnaast wordt, in samenwerking met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, een breed meerjarig onderzoeksprogramma opgezet voor verdieping van het begrip van de fysieke risico’s bij alle aspecten van de energietransitie (zoals aangekondigd in Kamerstuk 32 813, nr. 813), naar analogie van het onderzoeksprogramma naar klimaatadaptatie.

Daarnaast wordt een breed meerjarig onderzoeksprogramma opgezet voor verdieping van het begrip van de fysieke risico’s bij alle aspecten van de energietransitie (zoals aangekondigd in Kamerstuk 32 813, nr. 813), naar analogie van het onderzoeksprogramma naar klimaatadaptatie.

Regionale Energiestrategieën

Overal in Nederland hebben RES regio’s een bod gedaan voor hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon) en een regionale energiestrategie opgesteld. Op 1 juli 2021 hebben de 30 RES-regio’s hun RES 1.0 opgeleverd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de RES 1.0 geanalyseerd. De PBL-analyse laat zien dat de RES-regio's op de goede weg zijn. De voorstellen vanuit de RES regio’s tellen op tot circa 55 TWh. PBL geeft aan dat naar schatting tussen 35,4 TWh en 46,4 TWh daadwerkelijk wordt gerealiseerd in 2030, met een middenwaarde van 40,8 TWh.

Met de oplevering van de RES 1.0 komen we in de uitvoerende fase van het RES-proces. Hierin werken de RES’en van plannen op hoofdlijnen naar steeds concretere plannen, richting realisatie van de 35TWh in 2030. In 2023 wordt door PBL wederom een analyse gemaakt om de vorderingen van het RES bod te monitoren nu we richting de uitvoerende fase gaan.

Het Nationaal Programma (NP) RES ondersteunt de regio's bij het maken van de RES'en door kennis te ontwikkelen en te delen, procesondersteuning te bieden en een lerende community te faciliteren.

Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie

Over het verbruik van elektriciteit en aardgas moet energiebelasting worden betaald.

Het kabinet verhoogt de energiebelasting voor aardgas en verlaagt de energiebelasting voor elektriciteit vanaf 2024. De overheid wil hiermee stimuleren dat huishoudens vaker kiezen voor elektrische warmteopties, zoals warmtepompen. Of voor duurzame warmteopties, zoals aardwarmte. Dit doet het kabinet door de belasting op aardgas te verhogen en de belasting op elektriciteit te verlagen, de tariefstructuur minder degressief te maken en verschillende specifieke fiscale regelingen af te schaffen. Hierdoor worden investeringen in verduurzaming gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.

Per 2023 zijn de ODE-tarieven opgenomen in de tarieven van de Energiebelasting en vanaf 2024 wordt de ODE opgeheven.

SDE++

De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van de klimaat- en energietransitie. Het kabinet heeft daarom besloten om op basis van de huidige inzichten in de kasramingen een deel van de SDE-middelen in te zetten voor een openstellingsbudget van € 8 mld in 2024. Voor het verbeteren van de SDE++ vanaf 2024 zijn twee nog op te leveren onderzoeken van belang. In de eerste plaats worden de eerste drie jaar van de SDE++ (2020-2022) geëvalueerd. De resultaten van dit onderzoek worden begin 2024 verwacht. In de tweede plaats vindt onderzoek plaats naar hoe zon en wind in de toekomst gestimuleerd kunnen worden. Hiervan worden de resultaten in het najaar van 2023 verwacht. Deze evaluaties worden gebruikt om de SDE++ vanaf 2024 vorm te geven.

Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw)

De verduurzaming van de gebouwde omgeving zal naar verwachting voor ongeveer een derde van de woningen middels collectieve warmtenetten plaatsvinden. De Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) heeft als doel om gemeenten voldoende sturingsmogelijkheden en bevoegdheden te geven ten aanzien van realisatie van collectieve warmtevoorzieningen. Dit zal resulteren in collectieve warmtevoorziening die voor iedereen in de wijk een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam alternatief is voor aardgas. Bewoners, gebouweigenaren, gemeenten en bedrijven hebben behoefte aan duidelijkheid. De planning is om de Wcw 1 januari 2025 inwerking te laten treden. Om de realisatie van warmtenetten te stimuleren is in 2023 de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) opengesteld voor het afdekken van de onrendabele top van het warmtenet. Het betreft een meerjarige openstelling voor cumulatief € 1,6 mld uit het Klimaatfonds.

Leveringszekerheid gas

In 2022 en 2023 is hard gewerkt aan het terugdringen van de afhankelijkheid van de import van aardgas uit Rusland, enerzijds door besparing en versnellen van de energietransitie en anderzijds door het diversifiëren van importstromen en maatregelen om de leveringszekerheid te borgen. Onder meer is de LNG-importcapaciteit in Nederland in 2022 verdubbeld en wordt richting 2025 en 2026 door marktpartijen gewerkt aan verdere uitbreiding van de LNG-importcapaciteit. Daarnaast zijn maatregelen getroffen om de gasopslagen voor ten minste 90% te vullen. Onder meer wordt een subsidiemaatregel ingericht voor het vullen van gasopslag Bergermeer in het vulseizoen 2023 en is een subsidieopdracht verstrekt aan EBN (Kamerstuk 29 023, nr. 394). De kosten hiervoor worden teruggehaald via een heffing. Mogelijk zijn in 2024 vergelijkbare maatregelen nodig om de gasopslagen te vullen.

Als gevolg van de oorlog in Oekraïne zijn ook sancties noodzakelijk. In het In het vijfde sanctiepakket van de Europese Unie van 8 april 2022 is afgesproken dat alle aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven (gemeenten, onderwijsinstellingen, waterschappen etc.) in Nederland hun energiecontracten met Russische partijen moesten opzeggen voor 10 oktober 2022. Voor een specifieke groep aanbestedende diensten die door deze maatregel is getroffen, is een tegemoetkoming voorzien (Kamerstuk 36045, nr. 161).

Uitwerking landenspecifieke aanbevelingen (motie Schouw)

De Europese Commissie heeft in 2020 een landenspecifiekeaanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet erkent in zijn reactie dat een ambitieus klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur, waarin een nieuwe ruimtelijke planning van het energiesysteem wordt opgezet. In het Coalitieakkoord is afgesproken een Klimaatfonds in te stellen, met daarin een perceel gericht op de financiering van infrastructuur voor een duurzame energiesysteem. Voor de ontwikkeling van het efficiënt reduceren van CO₂-emissies is de SDE+ in 2020 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO₂-reductie: de SDE++. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO₂-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE++ vallen, is eveneens een specifiek perceel binnen het Klimaatfonds ingericht dat zich richt op de opschaling van hernieuwbare energiedragers. Over de uitwerking hiervan zal de Kamer geïnformeerd worden.

De Europese Commissie heeft in 2021 vooralsnog geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan voor het beleid op het gebied van klimaat en energie.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

28.512.525

26.544.630

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

        

Uitgaven

8.880.062

8.375.216

4.543.049

4.074.300

6.525.875

6.467.639

6.433.953

        

Subsidies (regelingen)

4.912.846

7.074.752

3.605.154

2.935.359

5.396.465

5.358.451

5.302.166

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

59.862

63.602

55.465

56.635

49.303

46.855

43.200

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

29.610

45.319

42.000

25.540

0

0

0

Energie-efficiency

1.273

2.624

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

45

462

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)

71.256

77.226

90.251

126.609

87.770

66.937

99.761

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

3.307

3.424

1.696

1.696

1.696

1.696

0

Projecten Klimaat en Energieakkoord

2.227

5.802

13.452

8.490

2.847

4.447

4.447

SDE

474.419

0

200.000

0

530.000

506.000

473.000

SDE+

398.502

485.275

307.428

591.688

2.825.146

2.748.955

2.631.795

SDE++

0

832.375

280.367

91.875

658.286

967.592

1.115.512

Aardwarmte

17.500

30.000

37.500

12.500

12.500

0

0

ISDE-regeling

249.518

591.320

686.290

806.950

272.900

97.700

97.700

Carbon Capture Storage (CCS)

2.677

3.170

4.664

3.780

5.113

5.380

5.380

Hoge Flux Reactor

6.401

6.440

6.925

6.925

6.925

6.925

6.925

Caribisch Nederland

34.887

21.777

13.344

4.144

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

57.565

92.897

62.391

57.391

77.393

75.058

50.133

Opschalingsinstrument waterstof

0

1000

389.000

318.000

268.000

275.000

202.000

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

496

0

0

6.000

7.691

14.839

19.372

Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

8.424

5.489

9.000

0

0

0

0

IPCEI waterstof

45

175.724

396.815

354.716

259.271

241.515

178.645

Vulmaatregelen gasopslag

0

70.000

340.400

253.500

0

0

0

MIEK

1.039

5.908

14.450

13.040

1.500

0

0

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

0

3.337

4.087

5.212

5.212

1.000

1.000

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

0

130.000

110.000

60.000

80.000

80.000

40.000

NGF-project NieuweWarmteNu!

0

17.820

37.620

49.500

39.600

25.740

29.084

Tegemoetkoming energieprijzen 2022

3.123.553

9.345

0

0

0

0

0

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

370.240

3.797.830

100.000

0

0

0

0

Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten

0

20.000

50.000

4.000

0

0

0

Tegemoetkoming blokaansluitingen

0

513.335

178.641

0

0

0

0

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

0

26.551

0

0

0

0

0

Investeringen waterstofbackbone

0

36.700

34.500

53.300

118.300

155.800

277.200

NGF - project Circulaire zonnepanelen

0

0

135.000

0

0

0

0

Geothermie (Klimaatfonds)

0

0

1.000

21.000

80.000

30.000

20.000

        

Leningen

1.061.400

84.000

24.000

17.000

0

0

0

Lening EBN

61.400

19.000

24.000

17.000

0

0

0

Lening EBN voor vullen Bergermeer

1.000.000

0

0

0

0

0

0

Lening InvestNL

0

65.000

0

0

0

0

0

        

Garanties

0

175.600

0

0

0

0

0

Garantie CCS/Porthos

0

175.600

0

0

0

0

0

        

Opdrachten

16.234

96.795

76.433

57.372

49.763

45.163

43.706

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.552

3.510

1.590

1.240

1.490

1.490

1.410

SodM onderzoek

1.153

1.914

2.188

2.303

2.481

2.500

2.500

Uitvoeringsagenda klimaat

320

153

473

473

473

473

473

Klimaat mondiaal

139

1.084

370

420

420

420

420

Onderzoek en opdrachten

12.070

65.243

47.507

36.131

28.094

23.475

22.098

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

0

14.391

16.805

16.805

16.805

16.805

16.805

Energiehulp Oekraïne

0

10.500

7.500

0

0

0

0

        

Bijdrage aan agentschappen

106.102

146.313

131.906

126.998

124.847

121.249

115.802

Bijdrage RVO.nl

90.998

121.214

96.476

93.367

91.255

91.149

91.149

Bijdrage RDI

4.002

4.801

9.041

6.814

7.360

3.885

3.885

Bijdrage NEa

7.197

15.214

18.432

18.860

18.272

18.270

12.823

Bijdrage KNMI

1.424

1.834

2.313

2.313

2.313

2.313

2.313

Bijdrage NVWA

846

968

968

968

968

968

968

Bijdrage RIVM

0

0

2.763

2.763

2.765

2.755

2.755

Bijdrage RWS

1.635

2.282

1.913

1.913

1.914

1.909

1.909

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

134.579

151.872

150.657

149.957

147.968

147.937

147.937

Doorsluis COVA-heffing

96.233

108.639

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO kerndepartement

36.965

41.324

37.580

36.880

34.891

34.860

34.860

TNO SodM

1.381

1.909

2.077

2.077

2.077

2.077

2.077

        

Bijdrage aan medeoverheden

13.236

405.853

543.993

775.121

794.513

782.579

812.082

Uitkoopregeling

2.454

2.861

0

0

0

0

0

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

10.732

13.768

16.760

12.834

10.834

0

0

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

50

389.224

527.233

762.287

783.679

782.579

812.082

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

9.110

14.031

10.906

12.493

12.319

12.260

12.260

Nuclear Research Group (NRG)

7.789

8.382

6.685

8.272

8.272

8.272

8.272

Internationale contributies

1.321

2.208

1.790

1.790

1.790

1.790

1.790

PBL Rekenmeesterfunctie

0

2.441

2.431

2.431

2.257

2.198

2.198

ILT handhaving F-gassen

0

1.000

0

0

0

0

0

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

2.626.555

226.000

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

2.626.555

226.000

0

0

0

0

0

        
        

Ontvangsten

6.819.604

2.441.772

1.935.077

1.883.970

2.305.218

5.855.218

4.649.802

Ontvangsten COVA

96.233

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

2.825.906

225.000

5.000

0

0

0

0

Ontvangsten zoutwinning

3.288

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

1.576.186

454.186

404.186

154.186

304.186

304.186

104.186

ETS-ontvangsten

1.135.862

1.350.000

1.400.000

1.450.000

1.700.000

5.250.000

4.250.000

Diverse ontvangsten

116.008

235.575

12.380

17.798

39.046

39.046

33.630

Heffing gasleveringszekerheid

0

0

0

148.475

148.475

148.475

148.475

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

1.002.656

0

0

0

0

0

0

Opbrengsten tenders Wind op Zee

63.465

63.500

0

0

0

0

0

Tabel 38 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

28.512.525

26.544.630

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

waarvan garantieverplichtingen

799.000

219.800

     

waarvan overige verplichtingen

27.713.525

26.324.830

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 39 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2024

juridisch verplicht

51%

bestuurlijk gebonden

48%

beleidsmatig gereserveerd

1%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

%

Juridisch verplicht

Van het voor 2024 beschikbare budget is 51% juridisch verplicht.

  • Subsidies (regelingen): het percentage juridisch verplicht (40%) wordt vooral veroorzaakt door de langjarige verplichtingen die voor de subsidieregelingen HER+, ISDE, MOOI/TSE en DEI+ zijn aangegaan en die in 2024 uitbetaald dienen te worden. Ook voor het Flankerend beleid Wind op zee, dat vanuit het SDE+-budget gefinancierd wordt, worden met name voor de locatieonderzoeken voor windparken op zee langjarige verplichtingen aangegaan. Daarnaast is ook aan TenneT een langjarige subsidie toegezegd voor de aanleg van het net op zee. Ook wordt een deel van de toezegging aan Denemarken voor de statistische overdracht in 2024 uitbetaald. Voor het waterstof-backbone project wordt naar verwachting in 2023 een omvangrijke subsidieverplichting naar de Gasunie aangegaan die tot een aanzienlijke kasbetaling in 2024 zal leiden. Tenslotte zullen ook de openstellingen van de IPCEI-waterstofprojecten (golf 1, 2, 3 en 4) en doorwerking van de vulmaatregelen gasopslagen en het tijdelijk prijsplafond 2023 leiden tot grote kasgevolgen voor 2024.

  • Leningen: de lening aan EBN is voor 96% juridisch verplicht.

  • Opdrachten: circa 25% van het in 2024 voor opdrachten beschikbare budget is juridisch verplicht, met name bij de energienoodhulp aan Oekraíne, de RCR-projecten en de kernenergieprojecten is een flink deel van het beschikbare budget al jurigisch verplicht.

  • Bijdragen aan agentschappen: de odrachten aan de agentschappen worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan ZBO's/RWT's: hier speelt vooral de doorsluis van de COVA-heffing aan de Stichting COVA voor het aanhouden van strategische olievoorraden. Omdat dit een wettelijke taak is, is dit voor 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan medeoverheden: dit budget is voor 98% jurigisch verplicht, omdat de verplichtingen hiervoor in 2024 meerjarig zijn aangegaan.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: het voor 2024 beschikbare budget is voor 64% juridisch verplicht, vooral omdat de bijdrage aan NRG voor 2024 juridisch verplicht is.

Bestuurlijk gebonden

Het percentage bestuurlijk gebonden (48%) wordt deels bepaald door de afspraak dat middelen die overblijven op de SDE, de SDE+, de SDE++, de ISDE en de HER+ beschikbaar moeten blijven voor latere investeringen in duurzame energieproductie of CO2-reductie en dus in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort moeten worden. Ook de middelen die vooruitlopend op de vorming van het Klimaatfonds in 2024 al aan de EZK-begroting zijn toegekend zijn gebonden: eventueel in 2024 overblijvende middelen schuiven door naar 2025, mits de Europese begrotingregels hier ruimte voor bieden, of vloeien terug naar het Klimaatfonds. Hetzelfde geldt voor de middelen die vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) beschikbaar zijn gesteld: ook de onderuitputting op deze middelen schuift of door naar 2025 of vloeit terug naar het NGF.

Beleidsmatig gereserveerd

Het kleine budget aan middelen dat nog resteert (1%) is beleidsmatig gereserveerd, onder andere voor het voeren van publiekscampagnes, het doen van onderzoek ter ondersteuning van het mijnbouwbeleid en het klimaatbeleid en voor het uitvoeren van projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR), op het gebied van de leefomgeving, van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) en het Meerjarenprogramma Energie en Klimaat (MIEK)

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert een brede samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden die samen een consortium kunnen vormen en actief worden uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De MOOI richt zich op de thema’s 'Wind op zee', 'Hernieuwbare energie op land', «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze klimaatdoelen en vormen de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. De MOOI-regeling wordt breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van BZK en vanuit artikel 2 van de EZK-begroting. De MOOI-regeling wordt elke twee jaar opengesteld: in 2024 is een nieuwe openstelling voorzien. De MOOI-regeling is grotendeels in de plaats gekomen van de aparte TSE-subsidiemodules, om zo meer focus te leggen op de ontwikkeling van integrale innovatieve concepten en bredere benodigde samenwerkingsverbanden gericht op CO2-reductie. Er zijn echter nog enkele andere TSE-subsidiemodules waarin kleinere innovatieve projecten gefaciliteerd kunnen worden voor de gebouwde omgeving, de industrie, op het gebied van systeemintegratie en brandstoffen. Hiervoor is een jaarlijkse openstelling voorzien.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten. De innovaties uit de gesubsidieerde projecten moeten leiden tot een besparing op de toekomstige uitgaven aan subsidies voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++). De regeling werkt daarom als een soort voorportaal van de SDE++ en wordt gefinancierd uit een afgezonderd deel van de SDE-middelen. De regeling is inmiddels verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie in lijn met de SDE++.

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter realisatie van het Uitvoeringsprogramma Energiebesparing. Het Uitvoeringsprogramma is gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Klimaatakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van de opeenvolgende kabinetten. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving, kennisdeling, technische en juridische verkenningen in relatie tot duurzame energieprojecten, veiligheidsaspecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Energie-en Klimaatinnovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Flexibilisering van het energiesysteem, omgevingsveiligheid en optimale ruimtelijke benutting van het energielandschap horen daar ook bij. Het Ministerie van BZK maakt tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van zijn beleidsterreinen op het gebied van de gebouwde omgeving (stimuleren hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen). Ook in 2024 is een openstelling voorzien. Vanuit het Klimaatfonds is totaal € 100 mln toegekend voor het demonstreren van vergassingsprojecten op schaal voor de productie van groen gas, biobrandstoffen en biogrondstoffenvergassing.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling tot en met 2022 open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar. Op basis van het bij de begrotingsbehandeling 2023 ingediende amendement-Van Strien c.s. (Kamerstuk 35 200 XIII, nr. 85) over de verlenging van de SDS is voor het jaar 2023 nog eenmalig een openstellingsbudget van € 3 mln beschikbaar gekomen. De in de tabel opgenomen bedragen betreffen de betalingen op de subsidiebeschikkingen die zijn of worden afgegeven op basis van de openstellingen uit de jaren tot en met 2023.

Projecten Klimaat- en Energieakkoord

Vanuit dit budget worden diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van het Klimaatakkoord, zoals publiciteitscampagnes ter ondersteuning van het klimaatbeleid, monitoring en evaluatie van het klimaatbeleid, de Wetenschappelijke Adviesraad Klimaat en het Burgerforum.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP). De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 2013 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. Vanwege de sterk gestegen energieprijzen is de onrendabele top voor 2023 nihil: het voor 2023 beschikbare budget is in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, vandaar dat er voor 2023 geen budget meer beschikbaar is.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie zou moeten hebben. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Uit het SDE+-budget wordt ook de aanleg van het net op zee door TenneT en het flankerend beleid rond SDE+ en Wind op Zee gefinancierd.

In 2022 is binnen het SDE+-budget voor de realisatie van 21GW windenergie op zee tot en met 2030 een bedrag van € 150 mln gereserveerd. Hiermee wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van wind op zee mogelijk gemaakt. Met de middelen worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie en ecologie. De middelen zijn niet alleen voor EZK bestemd, maar ook voor de ministeries van IenW, LNV en (voor een klein deel) J&V: hun aandeel zal al naar gelang hun financieringsbehoefte naar de verschillende departementale begrotingen worden overgeheveld. Naast deze € 150 mln is in 2023 € 127 mln aan opbrengsten van de tenders wind op zee Hollandse Kust (West) aan het beschikbare SDE+-budget toegevoegd. Ook is in 2023 € 72,3 mln aan door RVO terugontvangen SDE-subsidievoorschotten aan het SDE+-budget toegevoegd om de tekorten op het flankerend beleid Wind op Zee te dekken.

Om dezelfde reden als bij de SDE-regeling (onrendabele top die nihil is geworden) is het voor de uitfinanciering op de SDE+-regeling zelf beschikbare budget in de jaren 2023, 2024 en 2025 bij 1e suppletoire begroting 2023 met in totaal € 4,3 mld afgeroomd ter financiering van het tekort dat was ontstaan door het energiepakket (waaronder het prijsplafond 2023). Het budget voor 2025 is daarnaast met € 1,65 mld afgeroomd ter financiering het het pakket aan klimaatmaatregelen dat het huidige kabinet heeft gepresenteerd (Kamerstuk32 813, nr. 1230).

Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++)

Met ingang van de najaarsronde 2020 is de SDE+ omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂-reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ (net als in de SDE+) goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de ETS- en de energieprijs. Voor de SDE++ geldt dat de openstelling 2023 (€ 8 mld) geheel in 2023 verplicht zal worden: hiermee is in het beschikbare verplichtingenbudget voor 2023 rekening gehouden. Voor de openstelling 2024 wordt eveneens rekening gehouden met een openstelling van de SDE++ van € 8 mld. Uit het SDE++-budget worden ook de nadeelcompensatie van de productiebeperking van de kolencentrales en de statistische overdracht met Denemarken gefinancierd. In het budget voor 2024 wordt opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Doordat ook bij de SDE++-regeling sprake is van vrijwel geen uit te betalen subsidievoorschotten als gevolg van de gestegen energieprijzen, ontstaat er incidenteel € 300 mln ruimte in de SDE++-middelen voor 2025 die is ingezet ter financiering van het op 26 april 2023 gepresenteerde klimaatpakket (zie ook bij SDE+).

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie is er in de meerjarencijfers in de periode 2023-2032 € 36,5 mld beschikbaar (€ 33,0 mld aan budget en € 3,5 mld resterend in de reserve ultimo 2032) voor uitgaven voor de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ en de ISDE, alsmede voor de uitvoeringskosten van deze duurzame energietransitieregelingen. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op:

  • 1. de bij het Energieakkoord gemaakte raming van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023;

  • 2. de middelen die in het kader van het Klimaatakkoord meerjarig zijn toegevoegd;

  • 3. de middelen die van 2023 tot en met 2028 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-III meerjarig uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE+-budget zijn toegevoegd (totaal € 1,7 mld);

  • 4. de middelen die in 2022 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-IV uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE++-budget zijn toegevoegd (€ 1,572 mld).

  • 5. Middelen die vanuit het Klilmaatfonds aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Tabel 40 Beschikbare middelen en kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

MEP

SDE

SDE+

SDE++

HER+

ISDE

Uitvoeringskosten RVO.nl

Totaal

Meerjarencijfers 2023 t/m 2032

0

2.537

19.4571

7.5932

113

2.945

357

33.002

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie per 1-1-2023

73

702

4.038

92

24

102

 

5.030

Geplande meerjarige stortingen in begrotingsreserve (2023-2032)

 

226

     

226

Geplande meerjarige onttrekkingen aan begrotingsreserve (2023-2032)

 

‒ 700

‒ 1.040

    

‒ 1.740

Totaal beschikbaar 2023-2032

73

2.765

22.455

7.685

137

3.047

357

36.518

Totaal openstaande juridische verplichtingen over periode 2023-2032 per 01/01/2023

0

4.007

30.660

8.647

50

46

36

43.446

- waarvan op subsidiebeschikkingen MEP, SDE of SDE+

0

4.007

28.498

8.447

   

40.952

- waarvan op flankerend beleid

  

151

    

151

- waarvan op subsidie TenneT (aanleg net op zee)

  

2.011

    

2.011

- waarvan statistische overdracht

   

200

   

200

X Noot
1

Budget SDE+ is inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.

X Noot
2

Budget SDE++ is inclusief de toevoeging van € 1,572 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie waarover in de Startnota van het kabinet Rutte-IV afspraken zijn gemaakt.

De tussen 2023-2032 totaal beschikbare € 36,5 mld (inclusief de middelen in de begrotingsreserve) is volgens bovenstaand overzicht 100% juridisch verplicht. Maar omdat lang niet alle juridische verplichtingen (geheel) tot betaling zullen komen, zal bij de huidige inzichten € 4,8 mld nodig zijn voor uitgaven in de periode 2023-2032 op verplichtingen die tot en met 31 december 2022 zijn aangegaan op de SDE-, de SDE+- en de SDE++-regelingen. Naast de betalingen op de subsidieregelingen is ook een bedrag van bijna € 2,4 mln juridisch verplicht op het flankerende beleid, de aanleg van het net op zee door TenneT en de statistische overdracht aan Denemarken. De resterende € 29,3 mld is gereserveerd voor de subsidieverleningen die in 2023 zijn en worden afgegeven en om in de periode 2024-2032 nieuwe subsidiebeschikkingen te kunnen afgeven via de SDE++, de HER+ en de ISDE, om de productiebeperking van kolenecentrales, al het flankerend beleide rond de SDE++ en de windpareken op zee (bijvoorbeeld locatieonderzoeken) en de uitvoeringskosten van RVO te financieren.

Tabel 41 Budget duurzame energietransitieregelingen per jaar (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal

MEP

          

0

SDE

0

200

0

530

506

473

459

364

5

 

2.537

SDE+

485

307

592

2.825

2.749

2.632

2.421

2.207

2.648

2.591

19.457

SDE++

832

280

92

658

968

1.116

1.185

1.172

645

645

7.593

HER+

45

42

26

       

113

ISDE

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.945

Uitvoeringskosten RVO.nl

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

357

Totaal budget regelingen

1.999

1.554

1.554

4.321

4.356

4.354

4.198

3.876

3.426

3.364

33.002

            

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2022

5.030

         

5.030

Storting in reserve

226

         

226

Onttrekking reserve

‒ 454

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 1.740

Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar

‒ 228

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 1.514

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2032

          

3.516

Stand reserve ultimo

4.802

4.398

4.244

3.940

3.636

3.532

3.528

3.524

3.520

3.516

 
            

Beschikbare middelen incl. reserve 2032 (cumulatief)

          

36.518

Tabel 42 Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal 2023-2032

SDE, SDE+, SDE++

           

Beschikbaar budget

1.318

788

684

4.013

4.223

4.220

4.065

3.743

3.297

3.235

29.586

Geraamde betalingen

1.331

355

392

345

680

1.491

2.046

2.325

2.263

2.147

13.376

waarvanSDE regelingen

14

9

7

18

353

1.171

1.752

2.045

2.073

1.957

9.399

waarvan flankerend beleid

184

122

133

87

86

91

74

75

  

852

waarvan TenneT aanleg net op zee

301

190

190

190

190

190

190

190

190

190

2.011

waarvan statistische overdracht

102

34

34

       

171

waarvan nadeelcompensatie kolencentrales

730

         

730

Over/tekort

‒ 14

432

292

3.669

3.543

2.729

2.018

1.418

1.035

1.088

16.210

HER+

           

Beschikbaar budget

45

42

26

       

113

Geraamde betalingen

36

42

26

       

104

Over/tekort

9

0

0

       

9

ISDE

           

Beschikbaar budget

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.944

Geraamde betalingen

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.944

Over/tekort

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoeringsksoten RVO

           

Beschikbaar budget

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

359

Geraamde betalingen

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

358

Over/tekort

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

De geraamde betalingen in de bovenstaande tabel van de SDE-regelingen (SDE, SDE+ en SDE++) gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop van de afgegeven beschikkingen op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, van de vertraging van energieprojecten en van de ontwikkeling van de basisbedragen van de SDE+ en SDE++ in de toekomst. Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van toekomstige duurzame energietransitieprojecten. Indien de beschikbare kasmiddelen onvoldoende zijn zal er budget aan de reserve worden onttrokken om de tekorten te dekken.

Aardwarmte

In het SCAN project werken EBN en TNO sinds 2018 samen om de ondergrond in Nederland beter in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland en mogelijke risico’s van geothermie beter te kunnen inschatten. Om de versnelling en ontwikkeling van aardwarmte mogelijk te maken, worden t/m 2026 extra middelen voor dit project gereserveerd om de kennis van de ondergrond verder uit te breiden.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) betreft een tegemoetkoming voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen, energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet en een elektrische kookvoorziening. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld. Bij amendement (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16) is daarnaast in totaal € 100 mln, verdeeld over de jaren 2021 tot en met 2023, uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie toegevoegd aan het ISDE-budget ten behoeve van investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het MKB.  Vanuit de € 6,8 mld aan extra klimaatmaatregelen die in 2021 door het vorige kabinet beschikbaar is gesteld is in 2023 € 95 mln en in 2024 € 127 mln toegevoegd voor de subsidiëring van hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen. Ook vanuit het Klimaatfonds zijn in totaal € 1.383 mln aan middelen voor de ISDE beschikbaar gekomen voor de periode 2023-2028. Na aftrek van de kosten voor de uitvoering van de regeling en de publiciteitscampagne resteert een totaalbudget voor 2024 van € 591,3 mln.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) wordt gezien als een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies), waarin Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven samenwerken met organisaties in Europa en Noord-Amerika. EZK heeft voor ACT I (2017-2020) ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld en voor ACT II (2019-2022) € 4,5 mln. Voor ACT III (2021-2024) heeft Nederland opnieuw een bijdrage geleverd van € 4 mln. Vanaf 2022 is ACT onderdeel geworden van het Clean Energy Transition Partnership (CETP), een onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. In 2022 heeft Nederland met € 4 mln aan de eerste ronde deelgenomen. Vanaf 2024 stelt Nederland hier jaarlijks € 2 mln voor beschikbaar.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland. Omdat in de jaren 2021, 2022 en 2023 forse subsidies zijn resp. worden verstrekt voor investeringen in de duurzame elektriciteitsproductie op de eilanden van Caribisch Nederland, zijn de uitgaven in deze jaren flink hoger dan in de jaren 2024 en verder. Ook waren de uitgaven in 2022 hoger omdat in het kader van het corona-herstelpakket er additionele subsidies aan de energiebedrijven van de eilanden zijn verstrekt om de netbeheertarieven op Caribisch Nederland in 2020 en 2021 naar 0 terug te kunnen brengen. Tenslotte zijn begin 2023 ook omvangrijke subsidies verstrekt aan de energiebedrijven van de eilanden, analoog aan de prijsplafondsubsidies in Europees Nederland.

In het kader van het koopkrachtbeleid voor 2024 stelt het kabinet extra budget beschikbaar (€ 6,2 mln) om het vaste elektriciteitstarief op de eilanden van Caribisch Nederland te kunnen verlagen naar € 0 per maand.

Overige subsidies

Vanuit dit budget het subsidiedeel gefinancerd van de WarmtelinQ, het warmtetransportnet dat door Gasunie aangelegd wordt tussen de Rotterdamse haven en Delft/Den Haag/Leiden. Daarnaast zijn vanuit het Klimaatfonds voor verschillende subsidieregelingen budgetten toegevoegd:

  • Van 2023 tot tot en met 2026 is jaarlijks € 11,25 mln beschikbaar gesteld voor het versnellen van CCS-onderzoek door EBN.

  • Van 2023 tot en met 2030 is € 1 mln per jaar toegevoegd voor het programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie(VIVET).

  • Voor de jaren 2024, 2025 en 2026 is € 10 mln per jaar beschikbaar om de arbeidsmarkt voor technici te ondersteunen.

  • Voor 2023 is € 60 mln beschikbaar gesteld voor een tijdelijke Correctieregeling duurzame warmte voor de glastuinbouw (motie Grinwis/Erkens, Kamerstuk 29 030, nr. 322).

  • Voor efficiëntere benutting van elektriciteitsnetten is voor de jaren 2024 e.v. jaarlijks € 23,8 mln toegevoegd t/m 2030.

  • Voor vergassing (expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies) is voor de jaren 2024 tot en met 2027 in totaal € 25 mln toegevoegd.

  • Tenslotte is voor de realisatie van zon op zee vanaf 2024 jaarlijks € 6,4 mln beschikbaar gesteld t/m 2030.

Opschalingsinstrument waterstof

In de kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het kabinet het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Vanuit het Klimaatfonds wordt € 1.932 mln toegekend voor de opschaling van de productie van duurzame waterstof door middel van elektrolyse (onshore, offshore en import) en € 100 mln voor vergassingsprojecten. De opschaling moet bijdragen aan kostprijsreductie, zodat elektrolyse op termijn kan concurreren met alternatieven voor CO2-reductie. De vergassingsprojecten moerten bewijzen dat deze techniek op deze schaal werkt.

Naast deze middelen zijn uit het Klimaatfonds ook middelen beschikbaar gekomen voor het waterstofnetwerk op zee (€ 50 mln) en het de-risken van grootschalige waterstofopslag (€ 125 mln).

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

Met de SCE worden energiecoöperaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) gestimuleerd om lokaal en in coöperatief verband hernieuwbare elektriciteit op te wekken door middel van zon-PV, wind op land of waterkracht in kleinschalige projecten. Net als de SDE++ dekt de SCE de onrendabele top af door middel van een exploitatiesubsidie. De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh.  

Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB

Dit betreft een subsidie voor mkb’ers voor maatregelen gericht op energiebesparing en vermindering van CO₂-uitstoot van bedrijfspanden en bedrijfsprocessen. Er kan subsidie worden aangevraagd voor de kosten van professioneel advies en ondersteuning bij het nemen van dergelijke maatregelen. De subsidie is een uitwerking van de voornemens in de Kamerbrieven MKB-impacttoets Klimaatakkoord (EZK, Kamerstuk 32 637, nr. 423) en Ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw (BZK, Kamerstuk 30 196, nr. 716).

IPCEI Waterstof

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Hiertoe heeft het kabinet middelen gereserveerd voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten. Met de IPCEI-deelname beoogt het Ministerie van EZK een impuls te geven aan de ontwikkeling van de bredere waterstofmarkt en de daarvoor benodigde technologieën. Afhankelijk van een externe toets en de beoordeling van de Europese Commissie komen projecten in aanmerking voor financiële ondersteuning. Voor de eerste ronde van projecten is voor de periode 2023-2025 € 28,7 mln gereserveerd. Voor de tweede ronde is € 785 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2028 en voor de derde en vierde ronde is € 799 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2030.

Vulmaatregelen gasopslag

In de zesde incidentele suppletoire begroting op de begroting 2022 is het parlement om autorisatie verzocht voor het aangaan van verplichtingen en doen van uitgaven voor de Vulmaatregel gasopslag, zoals voorgesteld in de Kamerbrief Onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302). Met een subsidieregeling voor marktpartijen en een aanwijzing aan EBN is de gasopslag Bergermeer gevuld, dit om de voldoen aan de EC-verordening ten aanzien van minimale vulgraden. Voor het vulseizoen 2023-2024 is € 520,5 mln beschikbaar voor EBN en voor het marktpartijen € 240 mln. Vanwege gunstige marktomstandigheden maakt EBN minder gebruik van de subsidie dan is gereserveerd. Om in lijn met de lange termijnvisie gasopslagen EBN de komende jaren in staat te stellen om gas in Bergermeer op te slaan wordt een deel van dit geld naar 2024 en 2025 geschoven voor toekomstige vultaken en valt het restant vrij. De kosten van het vullen van Bergermeer zullen in latere jaren door middel van een heffing op gastransport verhaald worden op de partijen die baat hebben bij het vullen van de gasopslag.

Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)

Via het nationale MIEK voert de Rijksoverheid regie op de uitbreiding van de energie-en grondstoffeninfrastructuur van nationaal schaalniveau. De energievraag en infrastructuurbehoefte vanuit onder meer de industrieclusters vormt hiervoor de basis en werkt als vliegwiel voor de gehele energietransitie. Andere sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en regionale industrie) hebben voor hun verduurzamingsopgave ook tijdig energie- en grondstoffeninfrastructuur nodig. Omdat deze energievraag en -opwek meer verspreid is over het land, wordt deze infrastructuur provinciaal geprogrammeerd via het provinciale MIEK (pMIEK). De beschikbare middelen in dit artikel worden ingezet voor het instellen van een data safehouse, onderzoek en monitoring, inhuur van expertise, het organiseren van werkgroepen met externen en voor het opzetten van het voorbereidende overleg en coördinatie, om besluiten te nemen over het opnemen van projecten in het MIEK. Vanuit het Klimaatfonds is voor het MIEK, in de periode van 2024 t/m 2026, totaal € 7 mln beschikbaar gesteld.

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

Deze middelen zijn voor de Regeling Mijnbouwschade die gericht is op bewoners en micro-mkb’ers. Schadeherstel vindt plaats nadat is vastgesteld dat de schade veroorzaakt is door mijnbouw in het gebied. In de eerste jaren zal de Regeling Mijnbouwschade vooral mijnbouwschades in Limburg herstellen. Verjaarde mijnbouwschade komt in andere delen van het land op dit moment nauwelijks voor.

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

Het Ministerie van EZK beoogt met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. In het Klimaatakkoord van 2019 is de belangrijke rol van warmtenetten voor het verduurzamen van woningen en utiliteitsbouw reeds benoemd. Uit de Startanalyse van het PBL (en ECW) en de verrijking daarvan met lokale informatie door gemeenten blijkt dat voor een groot deel van de gebouwde omgeving een warmtenet de warmtestrategie met de laagste nationale kosten is. Warmtenetten zijn daarmee een belangrijk onderdeel om de CO2-reductiedoelstellingen voor de gebouwde omgeving in 2030 te bereiken. Om deze doelen te bereiken wordt op grond van de WIS het onrendabele deel van de investeringskosten, die gemaakt moeten worden voor de aanleg van de infrastructuur van warmtenetten, gesubsidieerd. De WIS-regeling is opengesteld op 1 juni 2023. De subsidieaanvragen zullen in de loop van 2023 worden beoordeeld: ook de eerste voorschotten zullen nog in 2023 worden verstrekt. Voor de WIS is er vanuit het Klimaatfonds in totaal € 600 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 500 mln voor de periode 2023-2028.

NGF-projecten NieuweWarmteNu!

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

Omdat de energieprijzen sinds het begin van 2023 een sterk dalende trend vertonen, is de verwachting dat de kosten gemoeid met het prijsplafond energie voor kleinverbruikers in 2023 sterk zullen dalen. Daarom is het voor het prijsplafond beschikbare (kas)budget 2023 bij 1e suppletoire begroting 2023 met een bedrag van € 6.119 mln naar beneden bijgesteld.

Tegemoetkoming aanbestedende diensten SEFE-contracten

Dit betreft de regeling voor de tegemoetkoming naar aanbestedende dienstenvan gemaakte meerkosten die zij hebben gemaakt door het opzeggen van contracten met SEFE Energie Ltd per 10 oktober 2022. Hiervoor is in totaal € 74 mln gereserveerd

Tegemoetkoming blokaansluitingen

De ongekende prijsstijgingen in de energiemarkt hebben ertoe geleid dat de betaalbaarheid van energie zwaar onder druk is komen te staan. Het kabinet heeft om deze reden voor 2023 een prijsplafond ingesteld voor individuele kleinverbruikersaansluitingen voor warmte, gas en elektriciteit. Maar dit prijsplafond geldt niet of in onvoldoende mate voor de circa 700.000 huishoudens met een blokaansluiting. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om huurders van woningbouwcorporaties of particuliere verhuurders, eigenaarbewoners in een Vereniging van Eigenaren, cliënten van woonzorginitiatieven en studenten. Om ook deze huishoudens in 2023 een passende tegemoetkoming te bieden in de door hen gemaakte energiekosten is de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB) opgesteld. De TTB is een subsidieregeling die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en die werkt met een forfaitaire tegemoetkoming voor zelfstandige en onzelfstandige wooneenheden achter een blokaansluiting voor elektriciteit of warmte. De regeling is opengesteld op 25 april 2023 en sluit op 30 september 2023. Om deze huishoudens tegemoet te komen is er, op basis van de huidige raming, ca. € 692 mln. op de EZK-begroting gereserveerd voor de jaren 2023 en 2024. Om de uitvoeringskosten van de Belastingdienst in 2023 te dekken is bij de Voorjaarsnota 2023  € 10 mln. naar de begroting van het Ministerie van Financiën overgeheveld.

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

Er is € 26,5 mln. beschikbaar gesteld voor een pilot van het uitbreiden van het Ontwikkelfonds Energiecoöperaties met warmteprojecten. Het aanleggen van een duurzaam warmtenet is voor grofweg 1/3 van de gebouwde omgeving de strategie met de laagste nationale kosten voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Voor een groot deel zullen dat grotere warmtenetten met warmtebronnen op middentemperatuur worden (m.n. restwarmte en geothermie), maar voor een deel van de gebouwde omgeving zijn netten op (zeer) lage temperatuur met bijv. aquathermie als bron de preferente strategie. Gezien het beperkte vermogen van lage temperatuurwarmtebronnen en de (met de huidige techniek en kosten) beperkte schaalbaarheid zijn (Z)LT-netten momenteel lastig grootschalig te realiseren en moeten deze vooralsnog met name ‘bottom-up’ vanuit lokaal initiatief ontstaan. We constateren dat deze coöperatieve warmteprojecten onmisbaar zijn om een (mogelijk significant) deel van nieuwe duurzame warmtenetten tijdig en op financieel-maatschappelijk optimale wijze te realiseren. Met andere woorden: als de groei van warmtecoöperaties niet van de grond komt moet een deel van de gebouwde omgeving op een andere manier met een minder solide draagvlak en tegen hogere kosten verduurzaamd worden, en raken de doelen voor 2030 mogelijk buiten bereik. De ontwikkeling van een warmteproject wordt door grotere partijen via de balans gefinancierd of op basis van kasstromen uit bestaande projecten. Voor startende coöperaties (burgerinitiatieven) gaat dit niet want zij ontwikkelen vaak maar één project, en hebben beperkt vermogen om aan te wenden. Hierdoor komen ondanks goede projectkansen, te weinig projecten tot een financial close en realisatie. Met de komst van de pilot Ontwikkelfonds Energiecoöperaties zal een landelijk programmabureau opgericht worden en komt er een revolverend fonds waaruit 25 projecten financiering kunnen krijgen voor hun ontwikkelkosten.

Investeringen waterstofbackbone

In navolging van het rapport HyWay27, waarin geconcludeerd werd dat het haalbaar, veilig en kostenefficiënt is om bestaande gasleidingen te hergebruiken voor het transport van waterstof, zet het kabinet in op een transportnet voor waterstof. Het landelijke aardgasnet van Gasunie kan voor een deel ingezet worden voor de realisatie van een dergelijk nationaal waterstofnetwerk. Een waterstofnetwerk draagt bij aan de klimaatdoelen en realiseert een internationale markt voor klimaatneutrale moleculen. Voor de realisatie van dit waterstofnetwerk (de ‘backbone’) is in totaal € 750 mln beschikbaar.

NGF-project Circulaire zonnepanelen

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Geothermie (klimaatfonds)

Lage en Hoge Temperatuur Geothermie (LTG en HTG) kunnen belangrijke en innovatieve technieken zijn als aanvulling op de conventionele geothermie. LTG is geschikt voor kleinschalige toepassingen en is hierdoor in combinatie met lage temperatuur warmtenetten breed en flexibel inpasbaar in o.a. de gebouwde omgeving. HTG is een belangrijke optie voor verduurzaming van de procesindustrie. Voor het opzetten van verschillende pilotprojecten is in de jaren 2024-2028 in totaal € 152 mln beschikbaar uit het klimaatfonds.

Leningen

EBN

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast is aan EBN in 2020 een lening verstrekt, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. In 2023 zal een lening aan EBN worden verstrekt voor deelname in de FEED-fase van Aramis, specifiek voor de ontwikkeling van de opslaglocaties. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en de CCS-projecten Porthos an Aramist zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.

Lening EBN voor vullen Bergermeer

Voor het maximaal verder vullen van gasopslag Bergermeer was, gegeven de hoge gasprijs in 2022, financiering nodig voor het door EBN in te kopen gas. Voor het gas waarmee gasopslag Bergermeer verder gevuld werd, ontving het staatsbedrijf in 2022 een lening ter hoogte van € 2,3 mld. De lening is eind 2022 volledig terugbetaald.

Lening InvestNL

Met het verstrekken van een lening aan InvestNL wordt € 65 mln aan het leningenbudget toegevoegd. Met dit budget kan InvestNL de SIF Group ondersteunen, een bedrijf dat zich specialiseert in het vervaardigen van fundatiebuizen voor windmolens p zee.

Garanties

Garantie CCS Porthos

Aan de initiatiefnemers van het CCS-project Porthos (EBN, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam) is een garantie verstrekt om vertraging van het project, en in het uiterste geval zelfs mogelijk afstel, te voorkomen. De garantie ziet toe op het scenario dat de benodigde natuurwetvergunning niet verkregen wordt. Op 16 augustus heeft de Raad van State geoordeeld dat het project definitief kan doorgaan. Dit betekent dat de garantieregeling niet getrokken zal worden. De budgettaire verwerking hiervan vindt bij Najaarsnota plaats. De garantie dekt een aanzienlijk deel van de door Porthos aan te gane financiële verplichtingen met externe partijen benodigd voor de bouw van het project in 2023, met een maximum van € 175,6 mln. De garantie is eenmalig en schept geen precedent voor toekomstige projecten.

Opdrachten

Onderzoek mijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft voor het grootste deel onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Daarnaast wordt hieruit voorbereidend onderzoek gedaan voor nazorg van verlaten installaties.

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda Klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda, inclusief onderzoek naar veiligheidsrisico’s en risicoperceptie van de klimaatmaatregelen, gefinancierd.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Ook worden uit dit budget projecten gefinancierd gericht op omgevingsmanagement en het Programma Energiesysteem (PES). Het budget wordt ook aangewend om de nationale en internationale procedures rond de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie te financieren, om kennis en innovatie op het gebied van nucleaire technologie te bevorderen en en om diverse projecten voor de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale in Borssele en ter voorbereiding op de bouw van nieuwe kerncentrales te financieren. Vanuit het Klimaatfonds is in de periode 2023-2028 in totaal ruim € 218 mln beschikbaar gesteld, voornamelijk voor onderzoek naar bedrijfsduurverlenging en nieuwbouw van kerncentrales, het ondersteunen van de kennisinfrastructuur rond kernenergie en de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR's).

Projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

Met het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed levert het Rijk met het eigen vastgoed een bijdrage aan de energietransitie. Hiervoor werkt het Ministerie van EZK samen met Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, RVO, Staatsbosbeheer, ProRail en het Ministerie van Defensie aan het beschikbaar stellen van locaties voor duurzame energieopwek. Bij de keuzes voor deze locaties wordt, in samenwerking met lokaal bevoegd gezag, ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik (bijvoorbeeld door te kiezen voor snelwegbermen, langs spoorlijnen en op baggerdepots).

Energiehulp Oekraïne

Russische aanvallen hebben grote schade toegebracht aan de Oekraïense energie-infrastructuur. Daarom draagt het Ministerie van EZK bij aan in-kind leveringen van energietoebehoren en -onderdelen om de elektriciteitsinfrastructuur in Oekraïne te repareren. Hiervoor is in de jaren 2023 en 2024 een bedrag van totaal € 18 mln gereserveerd.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie/Energietransitie (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

Het wetsvoorstel afbouw salderingsregeling (Kamerstukken 35 594) ligt ter behandeling in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat deze regeling in de periode 2025-2031 geleidelijk wordt afgebouwd. Om het afbouwpercentage te kunnen toepassen is het noodzakelijk dat kleinverbruikers (burgers en bedrijven met een laag energieverbruik) beschikken over een meetinrichting die afname en invoeding apart kan meten. De RDI is verantwoordelijk voor de handhaving van de in het wetsvoorstel opgenomen verplichting voor kleinverbruikers om een dergelijke meter te accepteren na een aanbod tot plaatsing daarvan door de netbeheerder.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Het Ministerie van EZK verstrekt een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel en daaraan gerelateerde uitvoeringstaken zoals de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs, de CO2-grensheffing en het toezicht op duurzaamheid van biogrondstoffen voor energietoepassingen. Daarnaast wordt aan de NEa opdracht verstrekt voor de uitvoering van en advisering over de inframarginale heffing.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor het Ministerie van EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

De bijdrage vanuit het Ministerie van EZK betreft de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van EZK optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden die RWS uitvoert voor het Ministerie van EZK op het gebied van klimaat zijn gericht op drie onderdelen:

  • energiebesparing, met name gericht op de ondersteuning en uitvoering van de informatieplicht voor bedrijven en instellingen;

  • ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerdebroeikasgassen, gericht op de implementatie en ondersteuning van de Europese Ozon- en F-gassenverordening;

  • de klimaatmonitor en secretariaat CO2-emmissiefactoren.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de stichting COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de stichting.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van EZK aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO-Energietransitie.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017-2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en had een looptijd van vijf jaar (Stcrt. 2016, 68302): de regeling is eind 2021 gesloten. De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Gemeenten hebben de juridische mogelijkheid nog wijzigingsverzoeken in te dienen op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Tot en met 2028 kunnen nog uitgaven voor de regeling gedeclareerd worden die hiermee verband houden, vanwege bijvoorbeeld de sloop van uitgekochte woningen.

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

Uit de € 6,8 mld aan extra klimaatmiddelen die het vorige kabinet beschikbaar heeft gesteld zijn middelen aan de EZK-begroting toegevoegd voor een regeling waarbij omgevingsdiensten subsidie kunnen krijgen voor extra toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht. Het gaat daarbij zowel om toezicht op ETS-bedrijven als niet-ETS-bedrijven. Om het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht aan te scherpen wordt vanuit het Klimaatfonds in de jaren 2024 tot en met 2026 in totaal € 6,7 mln extra budget beschikbaar gesteld.

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. Dit is een complexe opgave en vergt aanzienlijke uitvoeringskracht. Komende jaren zullen zij daarom veel nieuwe arbeidskrachten moeten aantrekken. Daarvoor is in het Coalitieakkoord in totaal € 5,6 mld uitgetrokken voor de jaren 2023 tot en met 2030. Naast het vergroten van de uitvoeringskracht van provincies en gemeenten wordt ook het Nationale Programma RES met deze middelen gefinancierd. Vanuit het Klimaatfonds zijn daarnaast middelen toegevoegd ter ondersteuning van de toekomstbestendigheid van energienetwerken (€ 84 mln) en voor de uitvoeringslasten rond de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale en de bouw van nieuwe kerncentrales.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. Ook ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Daarnaast versterken internationale klimaatcontributies de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

PBL Rekenmeesterfunctie

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontvangt een jaarlijkse bijdrage om als Rekenmeester een drietal taken uit te kunnen voeren:

  • Kerntaken rekenmeester energie- en klimaatbeleid (KEV, beleidsdoorrekeningen, inbreng (Europese en internationale) rapportages, modelontwikkeling en -onderhoud);

  • Beleidsondersteuning;

  • Ondersteuning SDE+/SDE++.

Zie ook het Convenant Rekenmeesterfunctie 2021-2025.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de verschillende reserves wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Opbrengst heffing ODE

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd, maar wordt met ingang van 2023 afgeschaft en in de Energiebelasting (EB) geïncorporeerd. De nog in 2023 en 2024 geraamde ontvangsten betreffen nog ontvangsten op basis van aangiften van 2022 en eerder: dit verklaart de sterk dalende raming in deze jaren.

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

De onttrekking aan de reserve in 2022 (totaal € 1.576,2 mln) vloeit voort uit de in het Coalitieakkoord van het huidige kabinet gemaakte afspraken. De middelen zijn toegevoegd aan het SDE++-budget. De onttrekking in 2024 van in totaal € 404,2 mln is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een onttrekking van € 400 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeggeboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld, waarvan € 450 mln in 2023, € 400 mln in 2024, € 150 mln in 2025, € 300 mln in 2026 en 2027 en € 100 mln in 2028 wordt onttrokken.

  • de onttrekking van € 4,2 mln om de kasgevolgen van de ophoging van het openstellingsbudget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) met € 63 mln naar € 100 mln (amendement-Sienot) te dekken.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het verwachte aantal te veilen ETS-rechten en de verwachte prijs per recht. De ontvangsten zullen naar verwachting vanaf 2027 sterk toenemen door de implementatie van het ETS-2, het emissiehandelssysteem voor de CO2-emissies van de gebouwde omgeving, transport en overige sectoren.

Tabel 43 ETS-ontvangsten
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

ETS1

      

P (€/ton) 11

87,5

92,2

96,2

99,8

103,6

107,4

Q (mln)

15,2

15,3

15,2

17,1

17,4

16,3

PxQ (€ mln)

1.326

1.406

1.466

1.707

1.798

1.747

       

ETS2

      

P (€/ton) 22

0

0

0

0

58,7

59,9

Q (mln)

0

0

0

0

58,6

42,1

PxQ (€ mln)

0

0

0

0

3.441

2.519

       

ETS1+ETS2 (€ mln) 33

1.326

1.406

1.466

1.707

5.239

4.266

X Noot
1

Deze prijs is gebaseerd op stand 12 juni 2023, met de toen geldende forward-prijzen.

X Noot
2

Er wordt nog niet gehandeld in ETS2-rechten. Om die reden is een redelijke inschatting van de prijs per ton CO2 op dit moment moeilijk te maken. Er is nu gekozen voor een prijs van € 45 per ton CO2 (om precies te zijn € 45 in 2020, die voor de jaren erna gecorrigeerd is voor de verwachte inflatie). De reden hiervoor is dat in de richtlijn waarborgen zijn opgenomen die de kans vergroten dat de prijs per ton CO2 in de eerste jaren onder dit niveau blijft.

X Noot
3

De ETS-ontvangsten zijn een resultante van de ontwikkeling van de ETS-prijs (P) en het aanbod van ETS-rechten (Q). De bedragen in de budgettaire tabel voor de ETS-ontvangsten zijn afgerond op € 50 mln.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening aan initiatiefnemers van energieprojecten van kosten die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de door RVO terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Heffing gasleveringszekerheid

Gegeven het open en grensoverschrijdende karakter van de Europese gasmarkt dragen de Nederlandse gasopslagen en het vullen ervan bij aan de leveringszekerheid van de gehele Europese Unie en met name van de ons omringende landen. Uitgangspunt is dat de kosten die met de vulmaatregelen gasopslag (zie bij Uitgaven) gemoeid zijn worden gedragen door de gebruikers (de gebruiker betaalt). Dit betreft zowel gebruikers in Nederland als daarbuiten.

Voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten op gebruikers wordt, in samenhang met de uiteindelijke wijze waarop voor de langere termijn invulling wordt gegeven aan de vulverplichting, gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (bovenop de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat de financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

In 2022 is een lening verstrekt aan EBN ter hoogte van € 2,3 mld voor de inkoop van het gas dat nodig is om de gasopslag in Bergermeer verder te vullen. Op deze lening is in 2022 € 1 mld bevoorschot. EBN heeft de lening eind 2022 volledig en met rente terugbetaald.

Ontvangsten tenders Wind op Zee

Het in 2022 ontvangen bedrag betreft de tenderopbrengst van kavel 7 van het windpark Hollandse Kust (West), terwijl het in 2023 te ontvangen bedrag de tenderopbrengst van kavel 6 van hetzelfde windpark betreft.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 44 Stand begrotingsreserves per 31 december 2022 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

5.029.599

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

18.056

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

Tabel 45 Specificatie van begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

MEP

22,7

15,9

2,0

0,4

33,9

‒ 1,9

‒ 0,3

0,2

0,0

0,0

72,9

SDE

143,4

219,9

277,1

113,6

‒ 13,7

‒ 56,8

12,9

34,5

13,6

‒ 42,7

701,7

SDE+

58,9

133,6

204,3

282,1

236,1

518,6

884,7

965,1

‒ 208,8

963,2

4.037,8

DE++

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

‒ 0,1

91,8

91,7

HER+

0,0

0,0

0,0

0,0

17,7

‒ 0,4

2,7

‒ 0,7

1,8

2,7

23,8

ISDE

0,0

0,0

0,0

0,0

26,9

5,1

15,6

18,6

0,0

35,5

101,7

Totaal

225,0

369,4

483,4

396,1

300,8

464,7

915,7

1.017,7

‒ 193,6

1.050,4

5.029,6

Eind 2022 bedraagt de stand van de reserve € 5.029,6 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE++), zal de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie in 2023 afnemen met € 228,2 mln (saldo van storting en onttrekking).

Tabel 46 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

5.030

226

‒ 454

4.801

0

‒ 404

4.397

Voor 2024 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 404,2 mln. Deze onttrekking maakt voor € 400 mln onderdeel uit van de totale onttrekking van € 1,7 mld in de periode 2023 tot en met 2028 en heeft daarnaast betrekking op de financiering van de kasuitgaven die het gevolg zijn van het amendement-Sienot over € 63 mln extra budget voor de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE, zie bij Ontvangsten).

De € 4,8 mld die naar verwachting eind 2023 in de begrotingsreserve beschikbaar is zal eind 2024 door bovengenoemde onttrekking in 2024 gedaald zijn naar € 4,4 mld. Deze € 4,4 mld kan gezien worden als een buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen op de SDE, de SDE+ en de SDE++) in de periode 2023-2030 op te kunnen vangen. Zie tabel 40 voor het overzicht van alle geplande stortingen in en onttrekkingen aan de reserve.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2023 € 18,1 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, rekening houdend met het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om ook in 2023 een garantieplafond van € 44,2 mln mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Tabel 47 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

18.056

0

80

18.136

0

80

18.056

Risicopremie ECN/NRG

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 48 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN/NRG (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

6.600

0

0

6.600

0

0

6.600

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota.

De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Energiebelasting teruggaaf energie-intensieve industrie

  • Energiebelasting verlaagd tarief openbare laadpalen.

  • Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota "Toelichting op de fiscale regelingen".

Tabel 49 Fiscale regelingen 2022–2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)1
 

2022

2023

2024

Energie-investeringsaftrek (EIA)

297

249

259

EB Salderingsregeling

335

607

564

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

122

129

194

EB Stadsverwarmingsregeling

74

79

73

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

497

491

861

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

74

79

73

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

21

23

25

EB Degressieve tariefstructuur elektriciteit

2.730

6.633

5.650

EB Degressieve tariefstructuur gas

2.255

2.387

2.362

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

79

84

96

X Noot
1

EB = Energiebelasting

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

A. Algemene doelstelling

Inwoners van het aardbevingsgebied in Groningen hebben nog dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop. Het kabinet werkt aan perspectief en duidelijkheid voor mensen in Groningen langs vier sporen:

  • Het stimuleren van een snelle, begrijpelijke en ruimhartige afhandeling van de schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG);

  • Het versnellen van de uitvoering van de versterkingsoperatie door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), zodat elk gebouw in 2028 aan de veiligheidsnorm voldoet;

  • Het bieden van psychosociaal herstel om de mentale én sociale gevolgen van de gaswinning te verminderen;

  • Het bieden van perspectief, met zowel een sociale als een economische agenda voor de regio, via het Nationaal Programma Groningen (NPG), een kwartiermaker sociale agenda en programma’s voor verduurzaming van woningen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Op grond van de Mijnbouwwet neemt de Staatssecretaris alle maatregelen die redelijkerwijs gevergd kunnen worden om te voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld.

Naast het Ministerie van EZK zijn enkele andere organisaties betrokken bij de gaswinning in Groningen en het aanpakken van de gevolgen daarvan. In 2019 is het IMG opgericht. Het IMG is een zbo en voert de afhandeling van schademeldingen uit. De Staatssecretaris is verantwoordelijk voor het beleid dat het IMG uitvoert en voor het toezicht daarop. Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert over de veiligheid in Groningen als gevolg van de gaswinning. Het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) adviseert over kaders en normen voor de veiligheid van gebouwen en beoordeelt de typologieën die in de versterking worden gebruikt. De versterkingsopgave wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie NCG.

De Staatssecretaris heeft de volgende rollen en verantwoordelijkheden:

Uitvoeren

  • Het jaarlijks vaststellen van het gaswinningsniveau uit het Groningenveld en het inwinnen van advies hierover bij het SodM en de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO);

  • Het aan de exploitant van het mijnbouwnetwerk doorbelasten van de kosten voor de schadeafhandeling als gevolg van de gaswinning in Groningen en de gasopslag in Norg en het doorbelasten van de kosten van de versterkingsoperatie;

  • Het vaststellen van veiligheidskaders voor gebouwen in het aardbevingsgebied en het inwinnen van advies hierover bij het ACVG;

  • Het doen uitvoeren van de versterkingsoperatie door de NCG conform de planning en prioritering in het Meerjarenversterkingsplan (MJVP).

Financiering

  • Het ter beschikking stellen van voldoende financiële middelen aan het IMG ter uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op het gebied van de afhandeling van mijnbouwschade;

  • Het ter beschikking stellen van voldoende financiële middelen aan de NCG ter uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op het gebied van de versterkingsoperatie;

  • Het financieren van de gemaakte afspraken met provincie en gemeenten in het kader van het verbeteren van het toekomstperspectief van de regio, met inbegrip van programma’s voor speciale doelgroepen zoals het mkb, agrariërs en erfgoedpartijen.

Regisseren

  • Het in stand houden van een systeem van publiekrechtelijke schadeafhandeling door het IMG;

  • Het creëren van de randvoorwaarden voor de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, met behoud van leveringszekerheid;

  • Het creëren van mogelijkheden voor gebruik van geïmporteerd hoogcalorisch gas in Nederland;

  • Het met de regio opstellen en uitvoeren van de Sociale en Economische Agenda's; twee aparte agenda's die elkaar zullen versterken.

Stimuleren

  • Het stimuleren van een rechtvaardige, ruimhartige en doelmatige afhandeling van alle vormen van schade als gevolg van de gaswinning in Groningen en de gasopslag in Norg.

C. Beleidswijzigingen

Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Sinds 2022 staat het Groningenveld op de waakvlam (Kamerstuk 33 529, nr. 1002). Dit houdt in dat enkel nog een beperkte hoeveelheid gas gewonnen wordt om voldoende putten operationeel te houden voor een eventuele opschaling van de winning in geval van extreme kou of bij verstoringen in het gassysteem. In de Kamerbrief over het Ontwerp-vaststellingsbesluit Groningenveld 2023-2024 (Kamerstuk 33 529, nr.1152) geeft het kabinet aan voornemens te zijn vanaf 1 oktober 2023 de gasproductie in Groningen naar nul te brengen, en op 1 oktober 2024 de gaskraan definitief te sluiten. Later in september wordt het definitieve vaststellingbesluit aan de Kamer gestuurd.

Vanwege de definitieve sluiting van het Groningenveld worden de Gaswet en de Mijnbouwwet gewijzigd. De voorgenomen wijzigingen bieden zowel de inwoners van Groningen als de betrokken marktpartijen duidelijkheid en zekerheid over de definitieve sluiting van het Groningenveld. Tegelijkertijd dragen de wijzigingen van deze wetten bij aan de borging van de veiligheid na sluiting van het veld.

Vereenvoudiging afhandeling van schade

Het kabinet heeft naar aanleiding van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) maatregelen genomen om de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker te maken (Kamerstuk 35 561, nr. 17). Het wordt voor méér bewoners mogelijk om schade af te laten handelen met een vaste vergoeding. De vaste vergoeding komt ook beschikbaar voor mensen met herhaalde schade. Het IMG neemt voorts weer schademeldingen in behandeling in twee gebieden (in Noord-Drenthe rond Norg en in Oost-Groningen rond Pekela en Blijham) die sinds mei 2021 buiten het effectgebied waren komen te liggen. Er wordt géén onderzoek meer gedaan naar de causaliteit van individuele schades wanneer de totale herstelkosten lager zijn dan € 60.000. Knelpunten die verband houden met de schadeafhandeling kunnen door het IMG met een apart budget worden opgelost. De vergoedingen voor immateriële schade worden verhoogd voor kinderen en de maximale vergoeding van € 5.000 komt voor méér groepen beschikbaar.

Het IMG heeft op 24 mei jl. in een eerste (openbare) uitvoeringstoets op de maatregelen uit de PEGA kabinetsreactie aangegeven dat nader overleg over de uitwerking nodig is om de uitvoerbaarheid te kunnen borgen. Recentere contacten met IMG laten zien dat een van de maatregelen mogelijk een groter budgettair beslag heeft dan bekend was ten tijde van de kabinetsreactie, en bevestigen het beeld uit de uitvoeringstoets dat uitwerking nodig is om uitvoerbaarheid te borgen. Het kabinet is doordrongen van het belang om snelheid te maken, maar onderdeel van de gewenste cultuurverandering is ook om geen beloften te doen die niet waargemaakt kunnen worden, en in de uitvoering oog te hebben voor het ontstaan van onwenselijke verschillen, haalbaarheid en uitvoerbaarheid.

Momenteel vindt de verdere uitwerking met IMG plaats waarbij de uitvoerbaarheid en het doel van de maatregel, namelijk een snellere afhandeling van de schademeldingen ten gunste van de gedupeerden, voorop staan. Het kabinet zal uw Kamer zo snel mogelijk een update sturen over deze maatregelen, de budgettaire gevolgen (indien nodig een Nota van Wijzigingen of Incidentele Suppletoire Begroting) en de inwerkingtreding van de overige maatregelen.

Meer mens- en gebiedsgerichte uitvoering van de versterkingsoperatie

Sinds 10 januari 2022 valt de versterkingsoperatie onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van EZK. Hierbij staan de veiligheid, de veiligheidsbeleving en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop. Niet alle adressen in de versterkingsopgave hebben bouwkundige versterking nodig. De NCG heeft de opdracht om de opname en beoordeling van de resterende gebouwen in de scope van de versterkingsopgave, met uitzondering van enkele speciale (agro-)adressen en een aantal herbeoordelingen, in 2023 af te ronden. De uitvoering van de versterking om de operatie volgens MJVP in 2028 af te kunnen ronden, houdt prioriteit. Bouwcapaciteit en beoordelingsmethoden hebben hierin aandacht. In de dorpen Garrelsweer, Zeerijp, Wirdum en Leermens is in 2022 gestart met een integrale dorpsaanpak om bewoners sneller perspectief te bieden. In Garrelsweer zijn in 2023 de bouwwerkzaamheden begonnen. Succesvolle ervaringen die in deze dorpen worden opgedaan, zullen ook worden toegepast op andere plekken in het aardbevingsgebied.

Gebiedsgerichte aanpak

Middels een geïntegreerde aanpak wordt niet alleen gekeken naar veiligheid en versterking, maar ook naar leefbaarheid. De NCG past de menselijke maat toe middels een gebiedsgerichte aanpak en zorgt ervoor dat bewoners zeggenschap krijgen over de versterking. Er is een continue dialoog met bewoners, maatschappelijke organisaties en regionaal bestuur om in gezamenlijkheid de versterkingsoperatie te realiseren. Daarbij wordt intensief samengewerkt met de uitvoeringsorganisaties IMG, NCG, het SodM en andere departementen.

Verduurzaming en verbetering

Het kabinet heeft in reactie op het PEGA-rapport een extra impuls aangekondigd voor verduurzaming in het kader van versterking van woningen, zodat bewoners kunnen profiteren van lagere energielasten en meer wooncomfort. Bijvoorbeeld door het isoleren van woningen die versterkt worden naar het niveau aardgasvrijgereed. Daarnaast is de woningverbeteringssubsidie verlengd tot 31 december 2025. Ook is het toepassingsgebied van de subsidie éénmalig uitgebreid met 28 postcodes om onwenselijke verschillen te voorkomen.

Perspectief voor de regio

Naast schadeafhandeling en versterking, en investeren in verduurzaming, is het belangrijk te bouwen aan sociaal herstel en economisch perspectief voor de regio Groningen en Noord-Drenthe zodat het er weer goed wonen, werken en leven wordt. In reactie op het PEGA-rapport wordt daarom in samenspraak met de regio een sociale en een economische agenda opgesteld die focus en richting gaan brengen in een generatielange aanpak. Op het gebied van welzijn en sociaal herstel nodigen de Regio en het Rijk een kwartiermaker uit om een Sociale Agenda voor de regio op te stellen, met sociaalmaatschappelijke verbeteringen voor kinderen en (jong)volwassenen. Deze Sociale Agenda bestaat uit vier speerpunten: 1) het verbeteren van de (mentale) gezondheid; 2) het vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie; 3) kansen voor kinderen, jongeren en de volgende generatie; en 4) arbeidsparticipatie & armoedebestrijding.

Sociale en economische groei zijn nauw met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Het kabinet zet tegelijk met de Sociale Agenda in op een Economische Agenda. Deze moeten aansluiten bij de kracht van de regio en de mensen die er wonen, zodat zij kunnen meedoen én meeprofiteren. Het NPG krijgt meer focus op economische structuurversterking op drie grote thematische transities: duurzame energie, gezondheid en landbouw.

Staat van Groningen

De Staat van Groningen wordt het instrument waarmee het Rijk en de Regio de voortgang op de uitvoering van de maatregelen monitoren om waar nodig bij te sturen. De Staat van Groningen wordt wettelijk vastgelegd. In de Staat van Groningen worden op hoofdlijnen doelstellingen vastgelegd op vier pijlers: schade en versterken, verduurzaming, welzijn en sociaal herstel, en economisch perspectief. De eerste Staat van Groningen wordt in het voorjaar van 2024 verwacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 50 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

10.924.819

3.567.507

2.579.159

1.736.904

1.020.394

786.775

838.006

        

Uitgaven

11.139.678

3.589.290

2.593.594

1.713.594

1.184.423

952.055

1.008.292

        

Subsidies (regelingen)

716.536

627.580

162.480

254.895

36.000

36.000

11.000

Waardevermeerderingsregeling

116.016

105.984

13.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Geestelijke bijstand

40

1.060

550

550

0

0

0

Duurzaam herstel

0

28.000

111.000

213.415

0

0

0

Woonbedrijf

3.523

3.646

0

0

0

0

0

Diverse subsidies versterken

71.254

119.677

0

0

0

0

0

Subsidieregelingen bestuurlijke afspraken

521.277

213.933

5.000

0

0

0

0

Huurderscompensatie

112

350

0

0

0

0

0

Nieuwbouwregeling

4.314

4.930

4.930

4.930

0

0

0

Economische bedrijvigheid

0

0

28.000

28.000

28.000

28.000

3.000

Uitbreiding bereik woningsverbeteringssubsidie

0

150.000

0

0

0

0

0

        

(Schade)vergoeding

367.875

549.267

406.580

427.696

341.295

263.759

77.283

Vergoeding fysieke schade

269.101

329.946

330.446

384.062

313.461

243.425

66.783

Vergoeding waardedaling

38.435

67.500

10.000

0

0

0

0

Vergoeding immateriële schade

55.775

70.000

35.000

12.500

7.500

5.000

2.500

Commissie Bijzondere Situaties

435

4.459

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Herbeoordeling waardedaling

0

17.031

0

0

0

0

0

Vastgelopen dossiers

206

22.669

10.000

10.000

0

0

0

Vergoeding zelf aangebrachte voorzieningen

1.072

6.862

2.334

2.334

2.334

2.334

0

Vergoeding schade door versterkingsmaatregelen

2.851

10.000

0

0

0

0

0

Knelpunten (bestuurlijke afspraken)

0

10.000

0

0

0

0

0

Versterken industrie

0

800

800

800

0

0

0

Knelpunten IMG

0

10.000

15.000

15.000

15.000

10.000

5.000

        

Opdrachten

9.654.904

1.788.923

1.620.531

733.874

611.523

489.923

625.530

Werkbudgetten

5.187

39.977

22.691

17.394

13.405

11.741

2.000

Versterkingsoperatie

312.398

848.377

776.457

696.239

588.118

478.182

623.530

Knelpunten (bestuurlijke afspraken)

1.867

24.157

20.000

20.000

10.000

0

0

Versterken industrie

50

241

241

241

0

0

0

Vergoeding Norg akkoord

9.335.402

856.671

786.142

0

0

0

0

Vastgelopen dossiers

0

4.500

0

0

0

0

0

Verduurzaming bij versterken

0

15.000

15.000

0

0

0

0

        

Vermogensverschaffing/-onttrekking

0

0

0

0

0

2.790

169.950

Kapitaalinjectie EBN

0

0

0

0

0

2.790

169.950

        

Bijdrage aan agentschappen

254.799

201.172

211.049

188.721

128.135

94.701

63.260

Bijdrage RVO.nl

252.551

198.602

208.479

186.151

125.565

92.210

60.855

Bijdrage aan bestuur Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)

2.248

2.570

2.570

2.570

2.570

2.491

2.405

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

1.438

1.400

1.400

1.400

0

0

0

TNO publieke SDRA

1.438

1.400

1.400

1.400

0

0

0

        

Bijdrage aan medeoverheden

142.117

413.602

185.956

103.460

64.438

63.382

61.269

Mkb-programma (bestuurlijke afspraken)

0

4.400

2.200

2.200

0

0

0

Nationaal Programma Groningen

19.693

138.095

52.290

54.931

64.438

63.382

61.269

Compensatie gemeenten en provincie (bestuurlijke afspraken)

122.424

15.650

8.097

0

0

0

0

Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken)

0

251.457

121.369

44.329

0

0

0

Sociaal-emotionele ondersteuning door gemeenten (bestuurlijke afspraken)

0

4.000

2.000

2.000

0

0

0

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

2.009

7.346

5.598

3.548

3.032

1.500

0

Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG)

2.009

3.098

3.098

1.548

1.032

0

0

Raad voor Rechtspraak

0

4.248

2.500

2.000

2.000

1.500

0

        
        

Ontvangsten

3.025.192

6.708.356

3.184.287

2.739.232

2.217.220

1.639.266

1.208.853

Ontvangsten Mijnbouwwet

1.614.617

3.183.000

480.000

370.000

250.000

120.000

20.000

Dividenduitkering EBN

0

2.381.600

1.613.000

1.113.000

775.000

525.000

400.000

Dividenduitkering GasTerra

3.600

3.600

3.600

3.600

3.600

3.600

0

Ontvangsten NAM fysieke schade

422.333

268.600

329.091

329.591

383.207

312.606

238.479

Ontvangsten NAM uitvoeringskosten schade

278.425

201.433

194.152

192.373

170.047

115.160

84.778

Ontvangsten NAM waardedaling

471.174

38.200

67.500

10.000

0

0

0

Ontvangsten NAM immateriële schade

545

55.700

70.000

35.000

12.500

7.500

5.000

Ontvangsten NAM publieke SDRA

482

2.827

1.400

1.400

0

0

0

Ontvangsten NAM versterken industrie

238

2.843

1.430

1.430

0

0

0

Ontvangsten NAM versterkingsoperatie

172.477

540.623

394.184

652.908

597.866

530.400

435.596

Nationaal Programma Groningen (bijdrage NAM)

25.000

25.000

25.000

25.000

25.000

25.000

25.000

Ontvangsten NAM Nieuwbouwregeling

0

4.930

4.930

4.930

0

0

0

Diverse ontvangsten

36.301

0

0

0

0

0

0

Tabel 51 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

10.924.819

3.567.507

2.579.159

1.736.904

1.020.394

786.775

838.006

waarvan garantieverplichtingen

       

waarvan overige verplichtingen

10.924.819

3.567.507

2.579.159

1.736.904

1.020.394

786.775

838.006

Geschatte budgetflexibiliteit

Van het totale uitgavenbudget op artikel 5 is in 2024 circa 89% juridisch verplicht, 8% bestuurlijk gebonden en 3% beleidsmatig gereserveerd.

Tabel 52 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2024

juridisch verplicht

89,4%

bestuurlijk gebonden

8,0%

beleidsmatig gereserveerd

2,6%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,0%

Juridisch verplicht

  • Subsidies (regelingen): van het subsidiebudget in 2023 is circa 80% juridisch verplicht. Dit betreffen enkele subsidies voor de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie in Groningen waarvoor regelingen zijn gepubliceerd of afspraken met derde partijen zijn gemaakt. De regeling voor Duurzaam Herstel is daarbij meest omvangrijk, dit betreft een regeling die op basis van de Tijdelijke Wet Groningen door het IMG wordt uitgevoerd.

  • (Schade)vergoedingen: van het budget voor (schade)vergoedingen in 2023 is circa 98% juridisch verplicht. De grootste uitgaven betreffen de verschillende soorten vergoedingen die het IMG op basis van de Tijdelijke Wet Groningen uitkeert aan gedupeerden in het aardbevingsgebied.

  • Opdrachten: van het opdrachtenbudget in 2023 is circa 97% juridisch verplicht. De grootste uitgaven betreffen de vergoeding voor het Norg akkoord jegens NAM en de kosten die de NCG op basis van de Tijdelijke Wet Groningen maakt voor de versterkingsoperatie.

  • Bijdrage aan baten-lastendiensten: van het budget voor bijdragen aan baten-lastendiensten is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan RVO voor de uitvoeringskosten van het IMG en het bestuur van het IMG ten behoeve van de schadeafhandeling.

  • Bijdrage aan ZBO/RWT: van het budget voor bijdrage aan baten-lastendiensten is eveneens 100% juridisch verplicht. Dit betreft de opdracht aan TNO voor de publieke Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA).

  • Bijdrage aan (internationale) organisaties: dit budget is voor 100% juridisch verplicht. Dit betreffen afspraken met twee organisaties, het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) en de Raad voor de Rechtspraak.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Waardevermeerderingsregeling

In 2017 is de waardevermeerderingsregeling ingesteld cf. de motie-Bosman c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 242). Bewoners met € 1.000 schade of meer, kunnen met deze regeling maximaal € 4.000 subsidie ontvangen voor de verduurzaming van hun woning. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert in opdracht van het Ministerie van EZK deze regeling uit, waarvoor in 2017 totaal meerjarig € 89,2 mln is gereserveerd. Dit budget is in 2021 tweemaal opgehoogd, eerst met € 40 mln (april 2021) en vervolgens met € 60 mln (oktober 2021).

Het kabinet heeft inmiddels besloten de waardevermeerderingsregeling tot 9 oktober 2023 ongewijzigd voort te zetten en voor de periode daarna de regeling aan te passen (Kamerstuk 33 529, nr. 1078 en Kamerstuk 33 529, nr. 1142). Voor deze voortzetting en aanpassing is in de VJN 2022 aanvankelijk € 225 mln gerserveerd (Kamerstuk 33 529, nr. 1028). Hiervan is in april 2022 reeds € 75 mln budget beschikbaar gesteld aan SNN (Kamerstuk 33 529, nr. 1003) en is nog € 150 mln beschikbaar op de EZK-begroting voor de perode 2023 t/m 2028. Naast dit bedrag is in november 2022 bovendien reeds aanvullend € 42 mln budget beschikbaar gesteld aan SNN (Kamerstuk 33 529, nr. 1078).

Geestelijke bijstand

Het kabinet heeft in de VJN 2022 besloten om conform motie-Grinwis (Kamerstuk 35 529, nr. 856) de subsidie aan Geestelijke Verzorging Aardbevingsgebied (GVA) te verlengen. GVA richt zich op alle Groningers die te maken hebben met de mentale gevolgen van de aardbevingsproblematiek.

Duurzaam herstel

Duurzaam schadeherstel zal deel gaan uitmaken van de versterkings- en hersteloperatie (Kamerstuk 33 529, nr. 948). Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen (onderdeel versterken) krijgt het IMG de wettelijke bevoegdheid om deze schade duurzaam te herstellen.

Woonbedrijf

Via het Woonbedrijf kunnen woningen in het aardbevingsgebied worden opgekocht die langdurig te koop staan. Woningeigenaren in de kern van het aardbevingsgebied, die moeite hebben met de verkoop van hun huis, kunnen zich hiervoor aanmelden.

Diverse subsidies versterken

In het kader van de versterkingsoperatie worden diverse subsidies verstrekt. Het betreft incidentele subsidies aan onder meer de Rijksuniversiteit Groningen voor onderzoek naar de psychosociale impact van de gaswinning op de inwoners van Groningen (onder de naam Gronings Perspectief) en voor het Kennisplatform Leefbaar en Kansrijk Groningen, dat kennis verzamelt en deelt over de maatschappelijke gevolgen van gaswinning, bodembeweging en aardbevingen in Groningen. Ook de Stichting Monumenten Groningen ontvangt subsidie.

Daarnaast doet NCG ook uitgaven voor de versterkingsoperatie die verantwoord worden in de categorie subsidies. Deze middelen worden in het lopende jaar overgeheveld van de categorie opdrachten naar de categorie subsidies.

Subsidieregelingen bestuurlijke afspraken

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 zijn een aantal subsidieregelingen geïntroduceerd. Bewoners kunnen aanspraak maken op een vergoeding wanneer zij hun woning laten herbeoordelen (op basis van een nieuwe norm), een tegemoetkoming vanwege de doorlooptijd of voor de woningverbeteringssubsidie.

Nieuwbouwregeling

Mocht een eigenaar meerkosten maken voor maatregelen om nieuwe gebouwen aardbevingsbestendig te maken, dan kan de eigenaar daarvoor een bijdrage ontvangen via de Publieke Nieuwbouwregeling.

Economische bedrijvigheid

Om een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat te ondersteunen heeft het kabinet in de kabinetsreactie op PEGA (Nij begun) € 115 mln beschikbaar gemaakt, voor onder meer ondersteuning voor de NOM en Economic Board Groningen en voor het aantrekken van strategische internationale bedrijvigheid (maatregelen 35.3 en 35.4 uit Nij Begun).

Uitbreiding bereik woningverbeteringssubsidie

Zoals aangekondigd in Nij Begun wordt de bestaande subsidieregeling voor verduurzaming en verbetering (voor eigenaren van woningen die geen onderdeel zijn van het versterkingsprogramma van NCG) uitgebreid met 28 extra postcodegebieden aan de randen van het huidige toepassingsgebied (maatregel 30). Zo kan een groter deel van de regio van deze regeling gebruikmaken. Hiervoor wordt in de Prinsjesdag suppletoire begroting voor het jaar 2023 € 150 mln budget toegevoegd aan de EZK-begroting.

(Schade)vergoedingen

Vergoeding fysieke schade

Sinds 1 juli 2020 besluit het IMG over (fysieke) schadevergoedingen aan bewoners uit Groningen die aardbevingsschade hebben als gevolg van de gaswinning. Voor die tijd werd de schade afgehandeld door de TCMG. Het IMG bepaalt onafhankelijk wie recht heeft op een schadevergoeding en hoe hoog deze vergoeding is. Hierbij volgt het IMG het schadeprotocol. De schadevergoedingen worden uitbetaald door het IMG. De kosten daarvan worden via een heffing op NAM verhaald, zoals vastgelegd in de tijdelijke wet Groningen. De ramingen voor (fysieke) schade worden ieder voorjaar geactualiseerd. In het voorjaar van 2022 zijn ook middelen toegevoegd voor de kosten voor bijstand bij bezwaar en beroep (op basis van de novelle versterken).

Vergoeding waardedaling

Sinds september 2020 besluit het IMG over vergoedingen voor de waardedaling van woningen in het aardbevingsgebied. Deze vergoedingen worden uitbetaald door het IMG. De kosten daarvan worden via een heffing op NAM verhaald, zoals vastgelegd in de tijdelijke wet Groningen. De ramingen voor schade (door waardedaling) worden ieder voorjaar geactualiseerd.

Vergoeding immateriële schade

Sinds de zomer van 2021 besluit het IMG over (immateriële) schadevergoedingen aan bewoners uit Groningen die aardbevingsschade hebben als gevolg van de gaswinning. Deze vergoedingen worden uitbetaald door het IMG. De kosten daarvan worden via een heffing op NAM verhaald, zoals vastgelegd in de tijdelijke wet Groningen. De ramingen voor (immateriële) schade worden ieder voorjaar geactualiseerd.

Commissie Bijzondere Situaties

De Commissie Bijzondere Situaties is gericht op complexe en schrijnende situaties, waar mensen zelf niet uitkomen en waar dringend hulp nodig is. De Commissie is onafhankelijk, beoordeelt aanvragen en adviseert welke extra hulp in die situaties geboden kan worden. Het IMG is gemandateerd om de adviezen uit te voeren. Voor het CBS is t/m 2028 jaarlijks € 3 mln beschikbaar op de EZK-begroting.

Herbeoordeling waardedaling

Groningers die een lagere schadevergoeding voor waardedaling hebben ontvangen van de NAM, dan nu zou zijn toegekend door het IMG kunnen een tegemoetkoming ontvangen.

Vastgelopen dossiers

In het aardbevingsgebied doet zich een aantal schrijnende situaties voor waarbij schade, versterking en de algehele staat of conditie van het pand zwak is vanwege constructieve problemen of knelpunten met een andere oorzaak dan bodembeweging veroorzaakt door gaswinning. In de bestuurlijke afspraken is voor de aanpak van deze situaties een bedrag van € 50 mln gereserveerd.

Vergoeding zelf aangebrachte voorzieningen

De regeling voor zelf aangebrachte voorzieningen is gericht op huurders die voorzieningen hebben aangebracht in hun huurwoning, die bij het versterken van de woning versterking verloren gaan. Huurders kunnen gebruik maken van een forfaitaire regeling van € 3.000 per adres of kiezen voor opname (Kamerstuk 33 529 nr. 1020).

Vergoeding schade door versterkingsmaatregelen

Een eigenaar of rechtmatige gebruiker van een te versterken gebouw kan schade hebben als gevolg van de versterkingsoperatie. Voor deze schade kan in bepaalde gevallen aanspraak worden gemaakt op een vergoeding, dit is vastgelegd in de Tijdelijke beleidsregel NCG inzake vergoeding schade ten gevolge van de versterking.

Knelpunten (bestuurlijke afspraken)

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 is meerjarig € 100 mln gereserveerd voor het oplossen van knelpunten. Zo kan de NCG bijvoorbeeld individuele knelpunten in vormingsfase wegnemen om projecten te versnellen. De middelen staan grotendeels in de categorie opdrachten, afhankelijk van de uitgaven die NCG doet worden middelen overgeheveld naar de categorie (schade)vergoedingen.

Versterken industrie

Sinds 2018 wordt een programma uitgevoerd waarbij industriebedrijven worden beoordeeld op aardbevingsbestendigheid. Mocht blijken dat versterking nodig is, dan worden bedrijven onderdeel van de versterkingsoperatie. Dit programma wordt uitgevoerd door de NCG. De kosten hiervan worden bij NAM in rekening gebracht.

Knelpunten IMG

In de kabinetsreactie op de parlementaire enquête is aangekondigd dat het IMG de bevoegdheid krijgt om individuele knelpunten in de schadeafhandeling voortvarender op te lossen (maatregel 4 uit Nij Begun). Hiervoor is meerjarig in totaal € 70 mln gereserveerd.

Opdrachten

Werkbudgetten

Dit betreffen de werkbudgetten van de beleidsdirectie Schadeherstel en gaswinning Groningen, de beleidsdirectie Versterken en perspectief Groningen en het werkbudget van de NCG. Hieruit worden verschillende onderzoeken en projecten betaald, zoals de ontwikkeling van de typologieaanpak. Er zijn middelen van de Aanvullende Post overgeheveld naar het werkbudget van NCG voor de uitvoering van enkele maatregelen uit de kabinetsreactie Nij bugun: de ondersteuning door architecten, de inrichting van bewonersregieteams, inloopplekken voor bewoners en het opzetten van een digitaal portaal en aanvullende communicatie (maatregelen 13 en 21).

Versterkingsoperatie

De geraamde uitgaven voor de versterkingsoperatie bestaan uit meerdere onderdelen. Ten eerste gaat het om uitgaven voor de versterkingsoperatie die wordt uitgevoerd door de NCG, inclusief zogenoemde Big Five-projecten, de uitvoering van projecten en verschillende bijkomende kosten (zoals tijdelijke huisvesting). Daarnaast is er voor 2024 € 19 mln aan dit instrument toegevoegd uit de PEGA-middelen op de Aanvullende Post. Deze middelen zijn bestemd voor het aanbieden van extra maatwerk in de versterkingsoperatie en het aanbieden van sloop/nieuwbouw (maatregel 12 uit Nij Begun). De uitvoeringskosten voor de versterkingsoperatie worden geraamd op artikel 40.

Knelpunten (bestuurlijke afspraken)

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 is meerjarig € 100 mln gereserveerd voor het oplossen van knelpunten. Zo kan de NCG bijvoorbeeld individuele knelpunten in de vormingsfase wegnemen om projecten te versnellen.

Versterken industrie

Sinds 2018 wordt een programma uitgevoerd waarbij industriebedrijven worden beoordeeld op aardbevingsbestendigheid. Mocht blijken dat versterking nodig is, dan worden bedrijven onderdeel van de versterkingsoperatie. Dit programma wordt uitgevoerd door de NCG. De kosten hiervan worden bij NAM in rekening gebracht.

Vergoeding Norg akkoord

In het Norg akkoord (Kamerstuk 33 529 nr. 850) is afgesproken dat de Staat een vergoeding betaalt voor de inzet van gasopslag Norg, waardoor de gaswinning in Groningen sneller naar nul kan. Inmiddels is de uitkomst van de arbitrage inzake deze vergoeding bekend (Kamerstuk 33 529 nr. 997). De te betalen vergoeding wordt aan het einde van het betreffende gasjaar bepaald aan de hand van de werkelijke marktprijzen.

Vastgelopen dossiers

In het aardbevingsgebied doet zich een aantal schrijnende situaties voor waarbij schade, versterking en de algehele staat of conditie van het pand zwak is vanwege constructieve problemen of knelpunten met een andere oorzaak dan bodembeweging veroorzaakt door gaswinning. In de bestuurlijke afspraken is voor de aanpak van deze situaties een bedrag van € 50 mln gereserveerd. Deze middelen staan in de categorie (schade)vergoedingen en worden afhankelijk van de realisatie in een gegeven jaar overgeheveld naar de categorie opdrachten.

Verduurzaming bij versterken

In Nij Begun is aangekondigd dat het kabinet isolatiemaatregelen wil laten toepassen in huizen die nog ingrijpend versterkt moeten worden (maatregel 28). Uit de PEGA-middelen op de Aanvullende Post is voor 2023 en 2024 totaal € 30 mln overgeheveld naar de EZK-begroting.

Vermogensverschaffing/-onttrekking

Kapitaalinjectie EBN

Conform de economische verhoudingen tussen NAM en EBN draagt EBN 40% van de kosten voor schade en versterken. De verwachting is dat de bij EBN aanwezige voorziening hiervoor ontoereikend is deze kosten geheel te kunnen voldoen. Daarom is een kapitaalinjectie aan EBN opgenomen.

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage aan RVO

RVO voert in opdracht van de IMG de schadeafhandeling uit. Deze uitvoeringskosten worden via een heffing op NAM verhaald. In het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en Exxon is afgesproken dat de btw over de uitvoeringskosten niet wordt doorbelast aan de NAM.

Bijdrage aan bestuur Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)

Voor de uitvoeringskosten voor het bestuur van IMG is meerjarig geld beschikbaar op de EZK-begroting. Deze kosten worden niet doorbelast aan NAM.

Bijdrage aan ZBO/RWT's

TNO publieke SDRA

De Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) geeft een verwachting van toekomstige grondbewegingen en het veiligheidsrisico voor de bewoners in het Groningse aardbevingsgebied. Omdat NAM inmiddels volledig op afstand staat van de schadeafhandeling, is de SDRA sinds 2021 in publiek beheer en wordt deze in opdracht van EZK uitgevoerd door TNO.

Bijdrage aan medeoverheden

Mkb-programma (bestuurlijke afspraken)

In het kader van de bestuurlijke afspraken is in totaal € 11 mln gereserveerd voor een programma voor Mkb’ers in het aardbevingsgebied.

Nationaal Programma Groningen

Met het Nationaal Programma Groningen (NPG) wordt geïnvesteerd in de leefbaarheid, economische ontwikkeling en energietransitie in Groningen. Het NPG is een samenwerkingsverband van het Rijk, de provincie en gemeenten. NAM draagt € 500 mln bij aan het NPG en het Rijk € 650 mln.

Compensatie gemeenten en provincie (bestuurlijke afspraken)

De versterkingsoperatie in Groningen vraagt personeelscapaciteit van de provincie Groningen en de aardbevingsgemeenten. Voor deze kosten worden zij gecompenseerd.

Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken)

In het kader van de bestuurlijke afspraken uit 2020 worden uitkeringen gedaan aan medeoverheden voor clustering en het gebiedsfonds (blokken B en D uit de bestuurlijke afspraken). Het gebiedsfonds wordt bijvoorbeeld ingezet voor de inpassingskosten die gemeenten maken bij sloop en nieuwbouw van huizen en bij de versterking (zoals nieuwe aansluiting riool, wegen en inrichting openbare ruimte). Clustering is gericht op het voorkomen van verschillen binnen een dorp, wijk of straat, wanneer een nieuwe norm wordt toegepast.

Sociaal-emotionele ondersteuning door gemeenten (bestuurlijke afspraken)

In de bestuurlijke afspraken is € 10 mln gereserveerd voor sociaal-emotionele ondersteuning door gemeenten aan bewoners. Voorbeelden van dergelijke ondersteuning zijn aardbevingscoaches, opbouwwerkers en extra investeringen in maatschappelijke ondersteuning, als ook geestelijke verzorging.

Bijdrage aan (internationale) organisaties

Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG)

Het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) geeft advies over of en hoe huizen in het aardbevingsgebied in Groningen versterkt moeten worden. Voor het ACVG is meerjarig budget beschikbaar.

Raad voor de Rechtspraak

Rechtbanken in Noord-Nederland doen uitspraak in beroepszaken naar aanleiding van beschikkingen van het IMG voor fysieke schade, waardedaling of immateriële schade. Indien door deze zaken een substantieel beslag op de rechtspraak wordt gelegd, wordt hiervoor compensatie geboden vanuit de EZK-begroting. De reservering van deze middelen is gericht op het voorkomen van vertraging in de afhandeling van deze zaken.

Toelichting op de ontvangsten

Ontvangsten Mijnbouwwet

Deze post bestaat uit winstaandelen van de vergunninghouders voor gaswinning, cijns (heffing van een percentage van de omzet) en oppervlakterecht. Een deel van deze ontvangsten zijn het gevolg van de vergoeding die NAM ontvangt op basis van het Norg akkoord. Voor 2023 en 2024 geldt daarnaast een tijdelijke verhoging van de cijns voor de verkoop van aardgas tegen een hogere prijs dan € 0,50/m3. Vanwege de sterke daling van de gasprijs in de afgelopen maanden levert deze hogere cijns naar verwachting geen extra ontvangsten op. Als gevolg hiervan zijn de ontvangsten omlaag bijgesteld naar € 480 mln in 2024 (ten opzichte van € 980 mln in de Voorjaarsnota 2023).

Dividenduitkering EBN

EZK ontvangt dividend van EBN over het geconsolideerde nettoresultaat. De lagere gasprijs en het eerder betalen van de solidariteitsheffing, hebben meerjarig een effect op de verwachte ontvangsten. De geraamde ontvangsten in 2024 zijn omlaag bijgesteld naar € 1.613 mln (ten opzichte van € 2.200 mln in de Voorjaarsnota 2023). Een deel van deze ontvangsten zijn het gevolg van de vergoeding die EBN ontvangt op basis van het Norg akkoord.

In onderstaande tabel worden de productievolumes van aardgas voor zowel Groningen als de kleine velden weergegeven. Deze gegevens zijn gebruikt voor het maken van de ramingen voor de ontvangsten Mijnbouwwet en de dividenduitkering van EBN. Daarnaast is in onderstaande tabel aangegeven van welke gasprijs gebruik is gemaakt voor deze ramingen.

Tabel 53 Aardgasproductie en gasprijs voor raming ontvangsten Mijnbouwwet en dividend EBN
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Geschatte productie (in mld Nm3)

4,3

4,2

4,4

4,3

3,8

3,4

Waarvan: Groningenveld

0,6

    

0

Waarvan: kleine velden

3,7

4,2

4,4

4,3

3,8

3,4

Gasprijs (in eurocent/m3)

40

51

45

36

30

29

Dividenduitkering GasTerra

Gasterra keert een vast dividend uit aan de aandeelhouders. Voor EZK is dit € 3,6 mln per jaar. GasTerra wordt afgebouwd en eindigt op 31 december 2026. Dit betekent dat EZK in 2027 voor de laatste keer dividend ontvangt.

Ontvangsten NAM fysieke schade

Dit betreffen de verwachte ontvangsten van NAM voor de door IMG uitgekeerde vergoedingen voor fysieke schades aan Groningers in het aardbevingsgebied. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Ontvangsten NAM uitvoeringskosten schade

Dit betreffen de verwachte ontvangsten van NAM voor de door IMG gemaakte uitvoeringskosten in het kader van de schadeafhandeling. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Ontvangsten NAM waardedaling

Dit betreffen de verwachte ontvangsten van NAM voor de door IMG uitgekeerde vergoedingen voor waardedaling aan Groningers in het aardbevingsgebied. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Ontvangsten NAM immateriële schade

Dit betreffen de verwachte ontvangsten van NAM voor de door IMG uitgekeerde vergoedingen voor immateriële schades aan Groningers in het aardbevingsgebied. Conform de Tijdelijke Wet Groningen wordt daarvoor een heffing aan NAM opgelegd.

Ontvangsten NAM publieke SDRA

De kosten voor het onderzoek van TNO voor de ontwikkeling van een publieke seismische dreigings- en risicoanalyse (SDRA) worden verhaald op de NAM. De ontvangstenraming hiervoor is opgenomen in de EZK-begroting.

Ontvangsten NAM versterken industrie

De kosten voor de uitvoering van de beleidsregel versterken industrie worden verhaald op de NAM. De ontvangstenraming hiervoor is opgenomen in de EZK-begroting.

Ontvangsten NAM versterkingsoperatie

De kosten voor de versterkingsoperatie tot en met juni 2023 worden per kwartaal met een factuur bij NAM in rekening gebracht. De ontvangsten komen binnen op de EZK-begroting. NAM heeft tien facturen nog niet volledig voldaan, maar voor 60%. De ramingen gaan uit van volledige betaling van de facturen, inclusief de nog openstaande bedragen. Kosten die na 1 juli 2023 zijn gemaakt, zullen op grond van de Tijdelijke Wet Groningen via een heffing bij NAM in rekening worden gebracht. De eerste heffing zal in 2024 worden opgelegd.

Nationaal Programma Groningen (bijdrage NAM)

NAM draagt jaarlijks € 25 mln bij aan het NPG. Meerjarig gaat het om een totaalbedrag van € 500 mln.

Ontvangsten NAM nieuwbouwregeling

De uitgaven in het kader van de Nieuwbouwregeling worden bij NAM in rekening gebracht. De ontvangsten komen binnen op de EZK-begroting.

Doorbelasting kosten schade en versterken NAM

De kosten voor de schadeafhandeling t/m 2021 zijn bij NAM in rekening gebracht en volledig door NAM betaald (zie tabel 54). De kosten voor de schadeafhandeling over 2022 en de daaropvolgende jaren worden door middel van een heffing, telkens in het jaar erop, aan NAM opgelegd. Voor de versterkingsoperatie zijn de kosten t/m 2022 bij NAM in rekening gebracht. Zoals eerder aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 33529 nr. 908) betaalt de NAM de facturen voor de versterkingsoperatie slechts voor 60%. Daardoor moet ca. € 401 mln nog betaald worden door NAM (zie tabel 55. De kosten voor de versterkingsoperatie over het eerste deel van 2023 worden door middel van facturen per kwartaal aan NAM opgelegd, vanaf 1 juli 2023 worden de kosten via een heffing bij NAM in rekening gebracht. De eerste heffing zal in 2024 worden opgelegd.

Tabel 54 Doorbelasting NAM schadeafhandeling t/m 2022 (bedragen x € 1 mln, excl. BTW, excl. stuwmeerregeling)
 

Jaar*1

Fysiekeschade

Immateriëleschade

Waarde-daling

Totaaldoorbelast

Schadevergoedingen

2018

€ 8

  

€ 8

2019

€ 88

  

€ 88

2020

€ 314

 

€ 176

€ 490

2021

€ 309

€ 1

€ 295

€ 605

2022

Deze kosten moeten nog doorbelast worden aan NAM

Totaal

€ 719

€ 1

€ 471

€ 1.190

Uitvoeringskosten IMG

2018

€ 40

  

€ 40

2019

€ 103

  

€ 103

2020

€ 143

€ 1

€ 6

€ 149

2021

€ 200

€ 7

€ 19

€ 227

2022

Deze kosten moeten nog doorbelast worden aan NAM

 

Totaal

€ 486

€ 8

€ 25

€ 519

Totaal schade

 

€ 1.205

€ 8

€ 496

€ 1.709

X Noot
1

Betreft jaar waarin de kosten zijn gemaakt door IMG, niet het jaar van doorbelasting aan NAM.

Tabel 55 Doorbelasting NAM versterkingsoperatie t/m 2022 (bedragen x € 1 mln, excl. BTW, exclusief wettelijke rente)
 

Jaar*1

Totaal doorbelast

Versterkingskosten

2020

€ 226

2021

€ 299

2022

€ 312

Totaal

€ 837

Uitvoeringskosten NCG

2020

€ 69

2021

€ 89

2022

€ 97

 

Totaal

€ 256

Totaal versterken

 

€ 1.093

X Noot
1

Betreft jaar waarin de kosten zijn gemaakt door NCG, niet het jaar van doorbelasting aan NAM.

Tabel 56 Stand van zaken doorbelasting NAM schadeafhandeling en versterkingsoperatie (bedragen x € 1 mln)
 

Totaaldoorbelast

Totaalbetaald

Totaalopenstaand

Totaalnog door te belasten

Schadeafhandeling IMG

€ 1.709

€ 1.709

€ 0

Kosten vanaf 2022 e.v.

Versterkingsoperatie NCG

€ 1.093

€ 692

€ 401

Kosten vanaf 2023 e.v.

Totaal

€ 2.802

€ 2.401

€ 401

Nog te bepalen

PEGA-middelen uit de Aanvullende Post

In onderstaande tabel wordt weergegeven voor welke maatregelen middelen zijn opgevraags uit de PEGA-middelen op de Aanvullende Post tot en met 1 september 2023.

Tabel 57 Opvragen van de Aanvullende Post uit PEGA-middelen t/m 1 september 2023 (bedragen x € 1 mln)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Totaal

Knelpuntenpot IMG

EZK-begroting, artikel 5

10,0

15,0

15,0

15,0

10,0

5,0

70,0

Overige maatregelen schade

EZK-begroting, artikel 5

1,6

     

1,6

Uitbreiding bereik woningverbeteringssubsidie

EZK-begroting, artikel 5

150,0

     

150,0

Ondersteuning door architecten

EZK-begroting, artikel 5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

0,5

5,0

Inrichting bewonersregieteams

EZK-begroting, artikel 5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

0,5

5,0

Digitaal portaal en aanvullende communicatie

EZK-begroting, artikel 5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

0,5

5,0

Inloopplek voor bewoners

EZK-begroting, artikel 5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

0,5

5,0

Aanbieden van overig maatwerk bij versterken

EZK-begroting, artikel 5

5,0

5,0

    

10,0

Aanbieden van maatwerk t.b.v. sloop/nieuwbouw

EZK-begroting, artikel 5

11,0

14,0

    

25,0

Verduurzaming bij versterking

EZK-begroting, artikel 5

15,0

15,0

    

30,0

Toezicht en handhaving

EZK-begroting, artikel 40

 

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

35,0

N33 Noord

IenW-begroting, artikel 11

 

250,0

    

250,0

Totaal

 

194,6

310,0

26,0

26,0

21,0

14,0

591,6

Kengetallen

Tabel 58 Kengetallen
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

1. Gewonnen volume aardgas totaal (in Nm³)

42 mld

35 mld

30 mld

21 mld

19 mld

15 mld

TNO

2. Gewonnen volume aardgas Groningenveld (in Nm³)

24 mld

19 mld

15 mld

8 mld

6 mld

5 mld

TNO

3. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm³)

18 mld

16 mld

15 mld

13 mld

13 mld

11 mld

TNO

4. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

6

5

4

3

2

4

TNO

5. Aantal boringen productie onshore en offshore

8

7

7

9

7

3

TNO

6. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)

16,6

21,5

14,9

9,1

37,8

127,6

APX Endex

  • In bovenstaande tabel wordt weergegeven hoeveel gas er in de afgelopen jaren is gewonnen (kengetallen 1 t/m 3)

  • Daarnaast is weergegeven hoeveel boringen hebben plaatsgevonden, uitgesplitst naar exploratie van nieuwe velden (kengetal 4) en productie van reeds bekende velden (kengetal 5). EZK stelt de randvoorwaarden hiervoor, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening.

  • De gemiddelde beursprijs van gas is ook opgenomen in bovenstaande tabel (kengetal 6). Het virtuele gashandelplatform TTF is een belangrijk referentiepunt voor de Europese gasprijzen.

Indicatoren

Dashboard Groningen

Diverse informatie over de schadeafhandeling, de versterkingsoperatie en de afbouw van de gaswinning in Groningen is online beschikbaar via het Dashboard Groningen.

Schadeafhandeling

Het IMG rapporteert onder andere over het aantal ingediende en afgehandelde meldingen voor zowel fysieke schade als immateriële schade. Zie onderstaande tabel. In volgende begrotingsstukken wordt hier een update van gegeven. Actuele informatie over de schadeafhandeling is beschikbaar op de website van het IMG.

Tabel 59 Schadeafhandeling door het IMG (peildatum 8 augustus 2023)

Aantal ingediende meldingen fysieke schade

205.820

Aantal afgehandeld

183.392

Nog openstaande meldingen

22.428

Totaal uitgekeerd bedrag (x € 1 mln)

1.100

Aantal ingediende meldingen immateriële schade

72.519

Aantal besluiten

72.055

Nog openstaande meldingen

464

Totaal uitgekeerd bedrag (x € 1 mln)

87

Aantal ingediende aanvragen waardedaling

117.108

Aantal besluiten

116.869

Nog openstaande meldingen

239

Totaal uitgekeerd bedrag (x € 1 mln)

509

Versterkingsoperatie

De NCG rapporteert maandelijks over de voortgang van de versterking. De volgende tabel geeft de stand van de versterkingsoperatie weer. Actuele informatie is beschikbaar op de website van de NCG.

Tabel 60 Versterkingsoperatie door de NCG (peildatum 7 augustus 2023)

Totale werkvoorraad

27.318

 

Aantal nog te starten

203

1%

Aantal in opnamefase

1.831

7%

Aantal in beoordelingsfase

4.084

15%

Aantal in planvormingsfase

8.850

32%

Aantal in uitvoering

2.850

10%

Aantal afgerond

9.500

35%

Beleidsartikel 6 Bijdrage Nationaal Groeifonds

A. Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen vanuit de EZK-begroting (XIII) aan Hoofdstuk L - Nationaal Groeifonds verantwoord.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Financieren

Zaken die op het Nationaal Groeifonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op Hoofdstuk L - Nationaal Groeifonds.

C. Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsar­tikelen op Hoofdstuk L - Nationaal Groeifonds.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 61 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

 

170.000

4.889.040

5.312.095

4.631.369

93.393

30.766

        

Uitgaven

 

10.000

1.572.266

1.471.460

1.791.932

2.080.473

3.253.187

        

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

 

10.000

1.572.266

1.471.460

1.791.932

2.080.473

3.253.187

Bijdrage aan het Nationaal Groeifonds

 

10.000

1.572.266

1.471.460

1.791.932

2.080.473

3.253.187

        

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

Tabel 62 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

 

170.000

4.889.040

5.312.095

4.631.369

93.393

30.766

waarvan garantieverplichtingen

       

waarvan overige verplichtingen

 

170.000

4.889.040

5.312.095

4.631.369

93.393

30.766

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen van Hoofdstuk L - Nationaal Groeifonds.

Tabel 63 Meerjarenoverzicht Nationaal Groeifonds (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029-2035

Totaal

Verplichtingen

 

170.000

4.889.040

5.312.095

4.631.369

93.393

30.766

354.585

15.481.248

Uitgaven

 

10.000

1.572.266

1.471.460

1.791.932

2.080.473

3.253.187

5.301.930

15.481.248

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de EZK-begroting (Hoofdstuk XIII) aan Hoofdstuk L - Nationaal Groeifonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

4. Niet-beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM27, CPB, SodM en NCG). Enkele stafdirecties van EZK werken als gemeenschappelijke dienst voor EZK en LNV. In deze begroting is enkel het EZK-aandeel van deze gedeelde diensten geraamd, te weten 57%, de overige 43% van het budget staat op de LNV-begroting geraamd. De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) worden apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel een raming voor de bijdragen aan DICTU voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.

Tabel 64 Apparaatsuitgaven kerndepartement en diensten Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

466.055

638.866

619.029

592.939

576.009

568.139

540.095

        

Uitgaven

466.055

638.866

619.029

592.939

576.009

568.139

540.095

        

Personele uitgaven

350.417

458.145

462.785

443.758

430.448

413.918

401.812

eigen personeel

325.740

414.097

426.839

411.119

387.805

375.547

370.112

inhuur externen

16.985

22.159

18.318

17.227

15.375

15.108

12.108

overige personele uitgaven

7.692

21.889

17.628

15.412

27.268

23.263

19.592

        

Materiële uitgaven

115.638

180.721

156.244

149.181

145.561

154.221

138.283

ICT

1.965

10.913

17.321

19.003

20.370

30.259

15.303

bijdrage aan SSO's

13.382

13.382

13.382

13.382

13.382

13.382

13.382

bijdrage aan agentschap DICTU

20.225

19.614

19.614

20.050

20.050

20.050

20.050

overige materiële uitgaven

80.066

136.812

105.927

96.746

91.759

90.530

89.548

        

Ontvangsten

104.550

151.181

86.925

143.344

141.079

139.564

133.974

NCG

55.372

110.354

63.898

120.498

118.233

116.718

111.128

Overig

49.178

40.827

23.027

22.846

22.846

22.846

22.846

Toelichting op de uitgaven

Personele uitgaven

Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de diensten. In de begroting 2024 zijn de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd. Onder de overige personele uitgaven valt het sociaal plan voor onder andere afronding uitvoeringsorganisat Dienst Landelijk Gebied en wachtgelduitgaven.

Materiële uitgaven

Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de buitendiensten. Dit omvat onder andere huisvesting, communicatie, ICT en de bijdrage aan het Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) dat gepositioneerd is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en Expertisecentrum/Ontwikkelingscentrum Rijk. De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten betreffen bij de ACM voornamelijk de bijdragen uit de markt voor de sectoren energie, telecommunicatie, vervoer en post. Bij het SodM betreft het de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening en taken die volgen uit de (nieuwe) Europese Richtlijn 2013/30/EU. Bij het CPB gaat het om ontvangsten in verband met werken voor tweeden. Bij NCG betreft het ontvangsten uit de NAM. De ontvangsten van het kerndepartement bestaan o.a. uit ontvangsten voor detacheringen en ontvangsten voor doorbelaste kosten. Onder ontvangsten kerndepartement valt (voor 2021 en 2022) de afroming van het eigen vermogen van agentschappen (RVO, DICTU en NEa).

Externe inhuur

Voor 2023 wordt voor totaal EZK een percentage externe inhuur voorzien dat ruim boven de zgn. Roemer-norm ligt (maximaal 10% van de personeelskosten voor externe inhuur). Onderstaande tabel geeft de percentages externe inhuur weer voor alle onderdelen van EZK.

Tabel 65 Percentage externe inhuur
 

2022

2023

2024

Kerndepartement

9,1%

11,2%

11,2%

Autoriteit Consument & Markt

7,3%

9,1%

10,0%

Centraal Planbureau

0,0%

1,4%

0,0%

Staatstoezicht op de Mijnen

17,9%

12,5%

12,0%

Nationaal Coördinator Groningen1

63,1%

65,0%

62,0%

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

29,5%

24,1%

29,0%

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

19,7%

16,7%

22,0%

Dienst ICT Uitvoering

58,9%

56,6%

47,1%

Nederlandse Emissie Autoriteit

8,9%

7,0%

10,0%

Totaal

32,1%

25,4%

29,9%

X Noot
1

Vanaf 2022 is Nationaal Coördinator Groningen na de overheveling vanuit BZK als buitendienst opgenomen in de EZK-begroting.

  • Bij de percentages externe inhuur voor DICTU moet worden bedacht dat ICT-beheer en -ontwikkeling voor dit rijksbreed opererende agentschap een kerntaak is, hetgeen externe inhuur boven de Roemer-norm onvermijdelijk maakt, gegeven de bestaande krapte op de arbeidsmarkt en de wisselende behoefte aan gespecialiseerde ICT-kennis. Bovendien is het inhuren van schaarse ICT expertise relatief duur. Als gevolg daarvan zijn de personeelsuitgaven voor externe inhuur ten opzichte van de totale personeelsuitgaven eveneens relatief hoog.

  • RVO is een uitvoerder van een groot aantal verschillende opdrachtgevers, namelijk meerdere ministeries, decentrale overheden en de Europese Unie. RVO verzorgt de uitvoering van ruim 650 regelingen, subsidies, vergunningen en ontheffingen. Van subsidies voor boeren, tot octrooiverlening, ondersteuning bij het verkennen van buitenlandse markten en de afhandeling van schadegevallen in Groningen. Omdat dit per taak toegesneden expertise vereist, die per jaar kan fluctueren qua capaciteitsomvang, is flexibele capaciteitsinzet een randvoorwaarde voor kwalitatief hoogstaande dienstverlening. Tevens draagt de uitvoering van crisis maatregelen, zoals de COVID-19 regelingen, bij aan een hogere inhuur.

  • Rijksinspectie Digitale Infrastructuur kent veel specialistische opdrachten waarvoor technisch onderlegd en hoogopgeleid personeel nodig is. Dit geldt voor bestaande opdrachten maar zeker ook voor de nieuwe opdrachten, gericht op cyber en IT. De hogere inschaling van het benodigd personeel en het hierop moeilijk kunnen concurreren met het bedrijfsleven, maakt het lastig voor overheidsinstanties om deze groep professionals aan zich te binden. In voorkomende gevallen is RDI genoodzaakt om professionals extern in te huren. Voor 2023 ‒ 2027 zet RDI in op een inhuurpercentage van maximaal 18%. Deze is ook verwerkt in de Agentschapsparagraaf. Jaarlijks herijkt het agentschap de verwachting rondom de benodigde inzet van de externe inhuur en de beoogde daling zal alsdan in de begroting en meerjarenraming verwerkt worden. Ook zet het agentschap bij gebleken geschiktheid en waar dat kan altijd in op het omzetten van extern personeel naar ambtelijk personeel. In 2023 betekent dit een inzet op het verambtelijken van 1/3 van het ingehuurde personeel t.o.v. 2022

Genoemde agentschappen zien mogelijkheden om dichterbij de norm te komen. Gelet op het specifieke karakter van DICTU, RVO en RDI zijn er echter grenzen aan de mogelijkheden om de externe inhuur te beperken, zonder risico’s te lopen voor de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de dienstverlening. De ontwikkeling van de uitgaven externe inhuur heeft zowel de aandacht van de departementsleiding als van de onderdelen die substantieel boven de Roemer-norm scoren (DICTU, RVO en RDI). Periodiek wordt een dashboard besproken met het actuele beeld van de uitgaven externe inhuur en beide agentschappen hebben een plan van aanpak geïmplementeerd om het inhuurpercentage te verlagen, door middel van:

  • Het formuleren van beleid voor externe inhuur in het strategisch personeelsplan en hieruit een doelstelling formuleren voor de optimale verhouding tussen inhuur en eigen personeel.

  • Het terugbrengen van de externe inhuur door deze te vervangen door eigen personeel (verambtelijking) middels vaste of tijdelijke contracten. Echter, het blijkt niet altijd mogelijk om externe inhuur te vervangen door vaste dan wel tijdelijke contracten, door (wisselende) specifieke kennis en schaarste op de arbeidsmarkt voor o.a. ICT-professionals.

  • Het sturen op een inhuurperiode van maximaal 2 jaar.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZK weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.

Tabel 66 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1. Totaal apparaatsuitgaven ministerie

466.055

638.866

619.029

592.939

576.009

568.139

540.095

Kerndepartement (beleid en staf)

338.348

488.567

473.343

452.452

440.389

435.115

407.646

        

Apparaatsuitgaven diensten

127.707

150.299

145.686

140.487

135.620

133.024

132.449

Centraal Planbureau (CPB)

19.570

21.743

20.541

20.001

18.779

18.616

18.616

Autoriteit Consument en Markten (ACM)1

57.352

72.612

73.387

71.290

69.381

68.516

67.940

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

22.630

24.959

28.590

28.046

27.912

27.325

27.325

Nationaal Coördinator Groningen (NCG)2

28.155

30.985

23.168

21.150

19.548

18.567

18.568

        

2. Totaal apparaatskosten agentschappen

1.392.980

1.477.916

1.503.154

1.488.892

1.334.587

1.341.016

1.351.559

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

64.488

81.724

86.545

90.794

94.321

97.855

99.449

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

318.007

335.770

356.598

360.768

365.019

372.319

379.766

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

10.901

16.511

19.891

19.891

19.891

19.891

19.891

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

999.584

1.043.911

1.040.120

1.017.439

855.356

850.951

852.453

        

3. Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

       

Centraal Bureau voor de Statistiek

209.3473

225.677

     

Stichting COVA

1.6564

1.980

     

Raad voor Accreditatie

13.531

14.089

     

Bestuur Autoriteit Consument en Markt

712

802

     

TNO

582.6625

570.800

     

Kamer van Koophandel

183.196

253.051

     
X Noot
1

Om invulling te geven aan de Kaderrichtlijn, 2002/21/EG, zoals gewijzigd door 2009/140/EG, artikel 3 inclusief considerans 13, wordt opgemerkt dat van het totaalbedrag voor de apparaatsuitgaven van de ACM, een bedrag van circa € 18,1 mln. in 2023 specifiek voor toezicht op de elektronische communicatiesector wordt geraamd (inclusief betreffende kosten van het bestuur van de ACM).

X Noot
2

Vanaf 2022 is Nationaal Coördinator Groningen na de overheveling vanuit BZK als buitendienst opgenomen in de EZK-begroting.

X Noot
3

Bij het jaarverslag 2022 was het bedrag €200.011 opgenomen. Dit was de realisatie 2021, omdat de realisatie 2022 nog niet bekend was.

X Noot
4

Bij het jaarverslag 2022 was het bedrag €1.503 opgenomen. Dit was de realisatie 2021, omdat de realisatie 2022 nog niet bekend was.

X Noot
5

Bij het jaarverslag 2022 was het bedrag €559.522 opgenomen. Dit was op basis van de begroting 2022, omdat de realisatie 2022 nog niet bekend was.

In de bovenstaande tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZK gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.

Tabel 67 Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten (bedragen x € 1.000)
 

2024

Totaal apparaat

619.029

DG Klimaat en Energie

36.078

DG Bedrijfsleven en Innovatie

2.176

DG Groningen en Ondergrond

14.800

DG Economie en Digitalisering

460

Diensten CPB, ACM, SodM en NCG

145.686

Stafdirecties BBR, DC, DB, DEIZ, FEZ en WJZ (inclusief gezamenlijke onderdelen EZK/LNV)

419.829

In bovenstaande tabel worden de personeelsuitgaven van DG Klimaat en Energie, DG Bedrijfsleven en Innovatie, DG Groningen en Ondergrond en DG Economie en Digitalisering weergegeven. De onderdelen diensten en stafdirecties bevat zowel personele als materiële uitgaven.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Tabel 68 Budgettaire gevolgen artikel 41 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

Loonbijstelling

       

programma

       

apparaat

       
        

Prijsbijstelling

       

programma

       

apparaat

       
        

Beschermingsfonds economische veiligheid

       
        

Onvoorzien

       
        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 41 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats.

5. Begroting agentschappen

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Tabel 69 Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2024 (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Baten

       

- Omzet

351.078

356.700

374.000

379.186

384.454

392.143

399.986

waarvan omzet moederdepartement

249.827

239.268

259.623

263.221

266.879

272.217

277.661

waarvan omzet overige departementen

100.808

116.529

113.935

115.515

117.120

119.462

121.852

waarvan omzet derden

443

903

442

449

455

464

473

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

1.812

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

352.890

356.700

374.000

379.186

384.454

392.143

399.986

        

Lasten

       

Apparaatskosten

318.007

335.770

356.598

360.768

365.019

372.319

379.766

- Personele kosten

227.911

238.517

236.549

209.050

181.600

185.232

188.937

waarvan eigen personeel

92.055

101.882

117.857

120.214

122.618

125.070

127.572

waarvan inhuur externen

133.026

132.685

111.520

81.520

51.520

52.550

53.601

waarvan overige personele kosten

2.830

3.950

7.172

7.316

7.462

7.612

7.764

- Materiële kosten

90.096

97.252

120.049

151.717

183.419

187.087

190.829

waarvan apparaat ICT

13.449

25.189

36.605

66.605

96.605

98.537

100.508

waarvan bijdrage aan SSO's

24.444

21.100

25.832

26.347

26.874

27.412

27.960

waarvan overige materiële kosten

52.203

50.963

57.612

58.765

59.940

61.138

62.361

Rentelasten

75

5

300

305

312

318

325

Afschrijvingskosten

15.466

20.425

16.602

17.603

18.603

18.975

19.354

- Materieel

10.631

14.250

12.940

13.740

14.540

14.831

15.128

waarvan apparaat ICT

10.631

14.250

12.940

13.740

14.540

14.831

15.128

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

0

0

0

- Immaterieel

4.835

6.175

3.662

3.863

4.063

4.144

4.226

Overige lasten

865

500

500

510

520

531

541

waarvan dotaties voorzieningen

0

500

500

510

520

531

541

waarvan bijzondere lasten

865

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

334.413

356.700

374.000

379.186

384.454

392.143

399.986

        

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

18.477

0

0

0

0

0

0

Mutatie POK/Wau gelden

307

0

0

0

0

0

0

        

Saldo van baten en lasten

18.784

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is een van de grotere ICT-dienstverleners binnen de Rijksoverheid. DICTU ondersteunt met name de primaire processen van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en hun uitvoeringsorganisaties. Na een afvlakking van de omzet in recente jaren, zien we in 2024 een groei als gevolg van stijgende tarieven (10 a 15%) die vooral veroorzaakt wordt door inflatie. De omzetgroei wordt beperkt door een afname van ontwikkelopdrachten van € 25 miljoen en door beperkte groei van het aantal werkplekken.

Tabel 70 Omzet moederdepartement per soort dienst (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Applicatiebeheer (applicatieservices)

75.443

78.308

90.689

91.946

93.224

95.089

96.990

Ontwikkelopdrachten

105.750

92.485

50.462

51.161

51.873

52.910

53.969

Generieke Diensten

  

40.834

41.400

41.976

42.815

43.671

Werkplekservices

60.149

60.441

69.869

70.836

71.819

73.257

74.722

Overige omzet

1.205

1.266

512

520

527

537

548

Generieke eBS

7.280

6.767

7.257

7.358

7.460

7.609

7.761

Totaal

249.827

239.268

259.623

263.221

266.879

272.217

277.661

In 2022 en 2023 werd de omzet Generieke Diensten gerapporteerd onder Ontwikkelopdrachten. Om het type dienstverlening beter inzichtelijk te maken wordt deze omzet nu apart gepresenteerd.

De omzetgroei bij het moederdepartement blijft beperkt door de afname van ontwikkelopdrachten.

Tabel 71 Omzet overige departementen per soort dienst (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Applicatiebeheer (applicatieservices)

48.132

43.932

54.375

55.129

55.896

57.013

58.154

Ontwikkelopdrachten

28.050

43.772

10.851

11.002

11.154

11.377

11.605

Generieke Diensten

  

17.115

17.352

17.593

17.945

18.304

Werkplekservices

19.177

21.059

22.287

22.596

22.910

23.369

23.836

Overige omzet

4.049

6.134

7.911

8.021

8.132

8.295

8.461

Generieke eBS

1.400

1.633

1.396

1.415

1.435

1.463

1.492

Totaal

100.808

116.529

113.935

115.515

117.120

119.462

121.852

Tabel 72 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Ministerie van BZK

29.033

35.844

37.493

38.013

38.542

39.311

40.099

Ministerie van Fin

579

557

556

563

571

583

594

Ministerie van IenW

9.400

12.225

10.782

10.931

11.083

11.305

11.531

Ministerie van J&V

1.933

1.713

2.702

2.739

2.777

2.833

2.890

Ministerie van LNV

47.067

46.852

50.192

50.889

51.595

52.626

53.679

Ministerie van OCW

131

260

196

199

202

206

210

Ministerie van SZW

911

2.075

1.659

1.682

1.705

1.740

1.774

Ministerie van VWS

11.059

15.751

9.584

9.717

9.852

10.049

10.250

Overig

695

1.252

771

782

793

809

825

Totaal

100.808

116.529

113.935

115.515

117.120

119.462

121.852

De omzet overige departementen is naar beneden bijgesteld in 2024 op grond van de gerealiseerde omzet in het jaar 2022. De omzet derden betreft vanaf 2024 voornamelijk de klant Staatsbosbeheer (SBB).

Toelichting op de lasten

Personele kosten

Door snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en daardoor snel wisselende expertises is zelf alle kennis in huis hebben vaak niet mogelijk en zinvol. Ten opzichte van 2023 is een indexatie toegepast op kosten eigen personeel conform de nieuwe CAO en bij kosten extern personeel conform de marktontwikkeling. Daarnaast wordt ingezet op verambtelijking van het personeelsbestand. De implementatie van een nieuwe bedrijfsstrategie, waarbij mede wordt ingezet op een andere sourcingsstrategie, wordt vanaf 2024 zichtbaar in een daling van de post «waarvan inhuur externen». De realisatie van deze doelstelling is afhankelijk van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor ICT-personeel en het tempo waarmee de sourcingsstrategie kan worden gerealiseerd. Daarnaast hebben toekomstige Rijksbrede keuzes op ICT-gebied gevolgen voor DICTU als één van de ICT dienstverleners binnen de Rijksoverheid.

De overige personele kosten nemen toe door o.a. meer reiskosten vanwege minder thuiswerken en een toename van de kosten voor training en coaching.

Materiële kosten

De post «waarvan apparaat ICT» zal naar verwachting vanaf 2024 stijgen als gevolg van de nieuwe sourcingsstrategie en de hierboven vermelde afname van de post inhuur externen.De kosten Bijdrage aan SSO’s zijn hoger door indexatie van de huisvestingskosten. De overige materiele kosten stijgen met name door hogere licentiekosten als gevolg van inflatie.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten dalen in 2024 door minder investeringen vanwege implementatie van de sourcingsstrategie waarbij meer dienstverlening wordt gedaan door marktpartijen. Vanaf 2025 wordt een stijging verwacht door de ontwikkeling van platformdiensten.

Tabel 73 Kasstroomoverzicht over het jaar 2024 (bedragen x € 1.000)
  

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

1.

Rekening courant RHB 1 januari +  depositorekeningen

31.107

15.407

15.407

15.407

15.407

15.407

15.407

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

347.134

356.700

374.000

379.185

384.454

392.143

399.986

 

-/- totaal uitgaven operationele kasstroom

‒ 314.743

‒ 336.275

‒ 357.398

‒ 361.582

‒ 365.851

‒ 373.168

‒ 380.632

2.

Totaal operationele kasstroom

32.391

20.425

16.601

17.603

18.603

18.975

19.354

 

-/- totaal investeringen

‒ 18.407

‒ 22.000

‒ 20.000

‒ 25.000

‒ 30.000

‒ 20.000

‒ 20.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 18.407

‒ 22.000

‒ 20.000

‒ 25.000

‒ 30.000

‒ 20.000

‒ 20.000

 

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

‒ 15.700

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

307

0

0

0

0

0

0

 

-/- aflossingen op leningen

‒ 20.157

‒ 20.425

‒ 16.601

‒ 17.603

‒ 18.603

‒ 18.975

‒ 19.354

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

18.416

22.000

20.000

25.000

30.000

20.000

20.000

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 17.134

1.575

3.399

7.397

11.397

1.025

646

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand  depositorekeningen (=1+2+3+4)

27.957

15.407

15.407

15.407

15.407

15.407

15.407

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom geeft de kasstroom weer uit de reguliere bedrijfsuitoefening.

Investeringskasstroom

DICTU verwacht in 2024 en latere jaren op een lager investeringsniveau uit te komen vanwege implementatie van de sourcingstrategie. In 2024 en 2025 zijn investeringen voorzien in platformdiensten.

Financieringskasstroom

DICTU begroot een financieringskasstroom die aansluit bij het begrote investeringsniveau. Het beroep op de leenfaciliteit volgt hierbij de verwachte investeringsbehoefte.

Tabel 74 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Stand Slotwet 2022

Vastgestelde begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Omschrijving generiek deel

       

Kostprijzen per product (groep)

       

a. Basistarief werkplek CW

3.126

3.026

2.960

3.019

3.080

3.141

3.204

Tarieven/uur

       

a. Senior medewerker (ontwikkeling)

135

141

161

164

168

171

174

b. Medior medewerker (bouw)

111

116

132

135

137

140

143

c. Junior medewerker (test en beheer)

99

103

118

120

123

125

128

Indicatoren

       

Aantal werkplekken CW

18.042

18.559

19.431

19.431

19.431

19.431

19.431

FTE-totaal (excl. externe inhuur)1

927

991

1.058

1.058

1.058

1.058

1.058

Aantal interne FTE’s in percentage van het totale aantal FTE’s

54,0%

56,0%

65,0%

71,6%

79,7%

79,7%

79,7%

Saldo van baten en lasten (%)

5,24%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Ziekteverzuim

6,3%

4,0%

4,0%

4,0%

4,0%

4,0%

4,0%

Klanttevredenheid

7,7

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

Beschikbaarheid applicaties

99,5%

98,0%

98,0%

98,0%

98,0%

98,0%

98,0%

Aantal grote verstoringen2

4

max 5.

max 5.

max 5.

max 5.

max 5.

max 5.

Eindgebruikerstevredenheid afhandeling incidenten3

8,4

7,0 ‒ 7,5

7,0 ‒ 7,5

7,0 ‒ 7,5

7,0 ‒ 7,5

7,0 ‒ 7,5

7,0 ‒ 7,5

Oplospercentage 1e lijn helpdesk

81%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

Servicedesk; in 1 keer geholpen

  

80%

80%

80%

80%

80%

Servicedesk; dienstverleningsniveau volgens afspraken

  

85%

85%

85%

85%

85%

X Noot
1

Gemiddeld aantal FTE over het jaar.

X Noot
2

Dit zijn nieuwe indicatoren. Een grote verstoring is minimaal een type C1 verstoring conform de prioriteitenmatrix Incidenten DICTU.

X Noot
3

Dit zijn nieuwe indicatoren. Een grote verstoring is minimaal een type C1 verstoring conform de prioriteitenmatrix Incidenten DICTU.

Basistarief werkplek CW

De toerekening van kosten aan de Cloud Werkplek is in lijn gebracht met rijksbrede afspraken. Dit heeft enerzijds geleid tot een daling van het tarief met 10% maar anderzijds is door stijging van de kosten vanwege inflatie het tarief in 2024 maar licht gedaald ten opzichten van 2023.

Aantal werkplekken CWIn de ontwerpbegroting is gerekend met een gemiddeld aantal van 19.431 werkplekken CW.

Aantal interne FTE’s in percentage van het totale aantal FTE’sEr wordt ingezet op verambtelijking van het personeelsbestand. De implementatie van een nieuwe bedrijfsstrategie en andere sourcingsstrategie, wordt vanaf 2024 zichtbaar in een daling van externe inhuur.

ZiekteverzuimHet terugbrengen van het ziekteverzuim naar het streefgemiddelde van 4% blijft een aandachtspunt en is daarom ook zo opgenomen in de ontwerpbegroting 2024.

KlanttevredenheidIedere maand ontvangt een aantal willekeurige eindgebruikers een vragenlijst, waarin een oordeel gegeven kan worden over de werkplek, kantoor applicaties en bedrijfsapplicaties.

Beschikbaarheid applicaties De beschikbaarheid van frontend-applicaties wordt gemeten door middel van tooling (BSM). Er wordt per applicatie gemeten per maand over beschikbaarstellingsperiode, exclusief overeengekomen onderhoudsperioden. De in de doelmatigheid indicatoren opgenomen % betreffen basis en basis 24, doel 98%.

Bij basis gaat het om beschikbaarheid werkdagen van 7.00 ‒ 18.00 uur. Bij basis 24 op alle dagen 00.00 ‒ 24.00 uur.

Aantal grote verstoringenEen grote verstoring is minimaal een type C1 verstoring conform de prioriteitenmatrix Incidenten DICTU.

Eindgebruikerstevredenheid afhandeling incidentenIedere dag wordt aan een aantal willekeurig gekozen personen die een incident hebben ingediend dat de dag ervoor is opgelost, een uitnodiging voor een onderzoek gestuurd dat betrekking heeft op de afhandeling van incidenten. De respondent kan op een tienpuntschaal aangeven in hoeverre hij tevreden is over de afhandeling van het betreffende incident. De KPI wordt gemeten per kalendermaand.

Oplospercentage 1e lijn helpdeskGeeft aan welke percentage van de calls wordt opgelost door de 1e lijn.

Servicedesk: in1 keer geholpen

In één keer geholpen (nieuw): 80% van elk contact van een gebruiker met de Servicedesk dient direct afgehandeld te worden.

Servicedesk: dienstverleningsniveau volgens afspraken

85% van de meldingen van gebruikers bij de Servicedesk dienen binnen afgesproken dienstverleningsniveaus afgehandeld te worden.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) is de onafhankelijke nationale autoriteit voor de uitvoering van en het toezicht op marktinstrumenten die bijdragen aan een klimaatneutrale samenleving. De NEa ondersteunt de uitvoering van het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) en de uitvoeringssystematiek Energie voor Vervoer (EV) in Nederland en houdt daar toezicht op. Dat doet de NEa door bedrijven te informeren, te adviseren en door toezicht te houden.

Daarnaast is de NEa de uitvoerder van de nationale CO2-heffing en ziet NEa toe op de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen.

De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa valt onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is.

Tabel 75 Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2024 (bedragen x € 1.000)
 

Stand Slotwet 2022

1e suppletoire begroting 2023

2024

2025

2026

2027

2028

Baten

       

- Omzet

11.904

17.570

20.824

20.824

20.824

20.824

20.824

waarvan omzet moederdepartement

7.441

12.593

15.712

15.712

15.712

15.712

15.712

waarvan omzet overige departementen

4.463

4.977

5.112

5.112

5.112

5.112

5.112

waarvan omzet derden

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

15

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

22

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

11.941

17.570

20.824

20.824

20.824

20.824

20.824

        

Lasten

       

Apparaatskosten

10.901

16.512

20.006

19.891

19.891

19.891

19.891

- Personele kosten

8.229

12.689

14.644

14.529

14.529

14.529

14.529

waarvan eigen personeel

7.520

10.955

12.523

12.523

12.523

12.523

12.523

waarvan inhuur externen

455

1.092

1.367

1.252

1.252

1.252

1.252

waarvan overige personele kosten

254

642

753

753

753

753

753

- Materiële kosten

2.672

3.823

5.363

5.363

5.363

5.363

5.363

waarvan apparaat ICT

673

1.799

1.282

1.282

1.282

1.282

1.282

waarvan bijdrage aan SSO's

1.378

1.555

1.571

1.571

1.571

1.571

1.571

waarvan overige materiële kosten

621

469

2.510

2.510

2.510

2.510

2.510

Rentelasten

0

29

80