33 529 Gaswinning

Nr. 1076 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2022

Nu steeds meer bewoners van het aardbevingsgebied een schadevergoeding hebben ontvangen en (uitzicht hebben op) een veilige woning, worden er ook meer verschillen in de uitkomsten zichtbaar. Sommige verschillen zijn naar hun aard of omvang niet of moeilijk uitlegbaar en leiden tot onvrede en aantasting van de sociale cohesie. Verschillen in de behandeling van bewoners passen niet bij het goed uitlegbare en ruimhartige schadeherstel en afronding van de versterkingsopgave die het kabinet zich ten doel heeft gesteld. Juist in Groningen, waar de aardbevingen al tot zoveel individueel materieel én immaterieel leed hebben geleid, vind ik dat voor dergelijke verschillen aandacht en perspectief moet zijn.

Het afgelopen half jaar heb ik tientallen mensen gesproken over hun ervaringen met het schadeherstel en de versterking. Ik wil uit de eerste hand horen waarom sommige mensen niet tevreden zijn, waar zij tegenaan lopen en waarom de bestaande regels en werkwijzen in hun situatie tot voor hen onbevredigende uitkomsten leiden. De verhalen van de mensen in het aardbevingsgebied halen soms veel emoties en pijn naar boven en hebben mede daardoor veel indruk op mij gemaakt. Deze verhalen, de inbreng van de maatschappelijke organisaties en de ervaringen van medewerkers van Stut & Steun, vormen de basis voor de brief die nu voor u ligt.

Met deze brief kom ik mijn toezegging uit het commissiedebat van 30 juni jl. na om uw Kamer nader over dit onderwerp te informeren. Daarnaast geef ik invulling aan de gewijzigde motie van het lid Nijboer c.s. over mijn inspanningen om mensen in soortgelijke situaties in aanmerking te laten komen voor dezelfde regelingen (Kamerstuk 33 529, nr. 981). Graag ga ik eerst in een volgend commissiedebat met uw Kamer in gesprek over de analyse van de problematiek alsook verken ik graag met u mogelijke oplossingsrichtingen. In deze brief doe ik daartoe een aanzet zodat ik na het gesprek met uw Kamer tot een concrete aanpak kan komen waar gedupeerden mee geholpen zijn.

Het ontstaan en de duiding van verschillen

Het ontstaan van verschillen tussen bewoners in het schadeherstel en de versterkingsopgave is onvermijdelijk en kent meerdere oorzaken. Verschillen ontstaan onder andere vanwege de omvang, complexiteit en de doorlooptijd. Dit is niet te voorkomen bij een aanpak waarbij honderdduizenden woningen zijn betrokken over een langere periode. Ook ontstaan verschillen doordat iedere woning en iedere bewoner anders is. Zelfs als een woning op het eerste oog vergelijkbaar is met een andere woning, kunnen verschillen in onderhoud, de gekozen vloer of een verbouwing, tot andere uitkomsten leiden. Verschillen ontstaan bijvoorbeeld ook doordat sommige bewoners het gesprek aangaan en anderen juist niet. Maar ook doordat sommige mensen meer financiële mogelijkheden hebben om zelf aanpassingen te realiseren die voor de veiligheid of het schadeherstel niet strikt noodzakelijk zijn.

Met het bovenstaande wil ik verduidelijken dat er veel oorzaken van verschillen zijn en dat niet alle verschillen te voorkomen of naar tevredenheid van iedereen op te lossen zijn. Voor verschillen die ik onwenselijk vind, wil ik nadenken over mogelijke oplossingen. Een onwenselijk verschil ontstaat vanwege een complex samenspel van verschillende factoren. Deze factoren heb ik hieronder opgesomd. Hierover wil ik met uw Kamer van gedachten wisselen. Juist omdat de weging van verschillen subjectief is. De zeven meest bepalende factoren bij het beoordelen van de verschillen zijn in mijn ogen:

  • 1. De grootte van de afwijking tussen bewoners: Verschillen in maatregelen, vergoedingen of doorlooptijd tussen bewoners zouden niet onevenredig groot mogen zijn. Grote verschillen in op het eerste oog vergelijkbare situaties zijn onwenselijk.

  • 2. De voorspelbaarheid van overheidshandelen: Het handelen van de overheid, en de communicatie over eventuele (beleids)veranderingen, moet voldoende tijdig, begrijpelijk en inzichtelijk zijn. Relevant is in hoeverre bewoners tijdig en volledig zijn geïnformeerd over veranderingen die tot verschillen leiden en in hoeverre het handelen van de overheid hierin voldoende voorspelbaar is.

  • 3. Mate van technische en juridische onderbouwing: Van belang is in hoeverre het beleid vanuit technisch of juridisch perspectief onderbouwd is.

  • 4. De handelingsruimte van bewoners: Ook belangrijk is in hoeverre bewoners zelf invloed hebben gehad op het ontstane verschil, bijvoorbeeld door bepaalde maatregelen wel of niet te (laten) nemen, zoals onderhoud of een verbouwing. Dit blijkt in het algemeen van buitenaf echter moeilijk te beoordelen.

  • 5. De sociale nabijheid en zichtbaarheid van verschillen: Bepalend is in hoeverre verschillen die zich voordoen, zijn ontstaan tussen bewoners die dicht bij elkaar wonen (bijvoorbeeld in dezelfde straat, of in hetzelfde huizenblok), sociaal dicht bij elkaar staan (bijvoorbeeld omdat zij familie zijn) of zichtbaar zijn (bijvoorbeeld als gevolg van langdurige bouwwerkzaamheden of in het oog springende uiterlijke veranderingen aan woningen). Grote (sociale) nabijheid maakt in mijn ogen dat verschillen meer ontwrichtend kunnen zijn.

  • 6. Overlast: De overlast die bewoners hebben ondervonden door het verschil is uiteraard ook van belang. In hoeverre hebben mensen last van het bouwverkeer doordat hun buren sloop-nieuwbouw krijgen of bijvoorbeeld lang moeten wachten op een beslissing over hun schademelding of versterkingsadvies?

  • 7. De vergelijkbaarheid van situaties: Relevant is ook in hoeverre situaties waarvoor verschillende maatregelen van toepassing zijn geweest op elkaar lijken. Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld of woningen constructief en of esthetisch op elkaar lijken maar ook bijvoorbeeld hoe sterk de trillingen op locatie zijn geweest. Ik heb vastgesteld dat hoe groter deze gelijkenissen zijn, hoe moeilijker verschillende uitkomsten voor bewoners te accepteren zijn.

Hieronder analyseer ik een aantal concrete verschillen. Ik maak daarbij gebruik van bovengenoemde factoren zonder deze individueel langs te lopen. Onderstaande analyse is bedoeld om de complexiteit van deze situaties en mogelijke oplossingsrichtingen te beschrijven. Hierover ga ik graag met uw Kamer in gesprek. Zoals aangegeven, kennen de verschillen in de schadeafhandeling en versterkingsopgave veel verschillende oorzaken, het is dan ook niet mogelijk deze allemaal individueel te bespreken. Ik gebruik drie componenten om de informatie over verschillen te categoriseren en merk hierbij op dat de drie componenten kunnen overlappen en ook niet uitputtend zijn. Een bewoner kan dus te maken hebben met meerdere componenten en mogelijk ook nog aanvullende componenten.

1. Toepassing van beoordelingskaders (de menselijke component)

Tijdens mijn gesprekken met bewoners in Loppersum, sprak ik een mevrouw die mij liet mij zien hoe schadedeskundigen tot verschillende oordelen kunnen komen over de oorzaak van fysieke schades. Mevrouw had een plattegrond gemaakt, waarop ze had aangegeven welke bewoners in haar straat met dezelfde twee-onder-één kap woningen een vergoeding voor fysieke schade hadden ontvangen en welke niet. Op haar plattegrond waren 10 woningen groen gearceerd, en 2 woningen, waaronder haar eigen woning, rood. Op de groen gearceerde woningen waren inmiddels ook zonnepanelen aangelegd dankzij de extra subsidie van € 4.000 die bewoners met erkende fysieke schade kunnen aanvragen. Voor mevrouw was dit verschil niet te begrijpen, omdat zij in haar ogen vergelijkbare scheuren in haar woning en garage had als de buren, maar die niet beoordeeld werden als aardbevingsschade.

Schadeafhandeling

Ik ben er mee bekend dat in de schadeafhandeling verschillen zijn ontstaan vanwege het verschillend toepassen van het beoordelingskader. Een bepaalde mate van variatie in uitkomsten als gevolg van individuele beoordelingen van deskundigen lijkt mij uitlegbaar. Dit is inherent aan de keuze voor maatwerk. Het ongemak dat ik voel zit in de situaties waarbij relatief grote afwijkingen ontstaan tussen vergelijkbare woningen bij directe buren en buurtgenoten. Dit soort afwijkingen zijn voor de bewoners die het betreft moeilijk te verteren.

Ook het IMG ziet deze verschillen en heeft maatregelen genomen om deze in de toekomst zo veel als mogelijk te voorkomen. Zo zijn er onder andere aanpassingen in het beoordelingskader doorgevoerd die bijdragen aan eenduidigheid. Het IMG constateert daarnaast dat door het verschillend toepassen van het beoordelingskader in het verleden, er onredelijke verschillen in het aardbevingsgebied zijn ontstaan. Het IMG heeft mij laten weten dat deze verschillen ook door bewoners als onbillijk worden ervaren en leiden tot sociale onrust en dat het IMG deze groep binnen zijn bestaande bevoegdheden tegemoet kan komen. Dat steun ik, omdat ook blijkt dat het gaat om relatief grote verschillen tussen vergelijkbare situaties in nabijheid van elkaar.

Om de ervaren onbillijkheid en sociale onrust te verkleinen, gaat het IMG Groningers die in het verleden van het IMG en de TCMG geen of een geringe schadevergoeding kregen, de keuze bieden om dit aan te vullen tot een vaste vergoeding van 5.000 euro. Zij krijgen daarmee ook toegang tot de huidige forfaitaire regeling waarvoor momenteel alleen bewoners die nog nooit schade hebben gemeld in aanmerking komen. De voorwaarde voor vergoeding is dat hiermee alle schade die er tot op dit moment is als vergoed wordt beschouwd. Een nieuwe aanvraag is mogelijk na een nieuwe aardbeving of nieuwe of verergerde zettingsschade. Bij bewoners die eerder een vergoeding hebben ontvangen van NAM/CVW die lager was dan 5.000 euro geldt dat er daarna sprake moet zijn geweest van een nieuwe schade. Ik steun het IMG in zijn aanpak en ben ook van mening dat deze aanpak verschillen in de schadeafhandeling vermindert door deze niet alleen in de toekomst te voorkomen maar ook met terugwerkende kracht weg te nemen.

Gezien de complexiteit van de verschilaanpak van het IMG, waarvoor veel historische data over schadetoekenningen moet worden gebruikt, verwacht het IMG niet eerder dan in de tweede helft van 2023 zijn verschilaanpak te kunnen implementeren.

Om daarnaast in situaties waarbij schrijnende verschillen bestaan recht te kunnen doen zal ik ook kijken naar de mogelijkheid om bestaande initiatieven die zowel betrekking hebben op schade als versterking (zoals het Interventieteam Vastgelopen Situaties) en budgetten beter te benutten en waar nodig flexibeler in te zetten. Ook zal ik de signalen die ik ontvang over verschillen die ik zelf onwenselijk vind, blijven bespreken met het IMG en gemeenten, zodat zij hier waar nodig op kunnen handelen.

Versterkingsopgave

Verschillen door toepassing van het beoordelingskader door deskundigen in de versterkingsopgave

Een oorzaak van verschillen in de versterkingsopgave is ook het verschillend toepassen van het beoordelingskader door individuele deskundigen. Hierdoor ontstaan situaties waarin vergelijkbare woningen anders beoordeeld worden. Net zoals in de schadeafhandeling geldt ook hier dat een bepaalde mate van variatie in uitkomsten mij uitlegbaar lijkt. Ook hier zit het ongemak in situaties waarbij relatief grote afwijkingen ontstaan tussen vergelijkbare woningen bij directe buren en buurtgenoten. Sociale cohesie staat hier onder druk. Hier wil ik iets aan doen.

Ik breng momenteel de situaties waarin deze afwijkingen zich voordoen in kaart en onderzoek in welke gevallen interventie nodig is. Voor het einde van het jaar informeer ik uw Kamer over de stand van zaken. Hierbij betrek ik ook de uitkomsten van de gespreksronde van dhr. Wientjes in het kader van de dorpenaanpak. Ik heb dhr. Wientjes gevraagd eind oktober zijn advies aan mij uit te brengen. In dit advies gaat dhr. Wientjes ook in op oplossingen om verschillen weg te nemen.

Verschillen door toepassing van het beoordelingskader op constructief verbonden panden

In het commissiedebat van 30 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1059) signaleerde het lid Agnes Mulder dat bij constructief verbonden panden (zoals twee-onder-één-kapwoningen) soms verschillende versterkingsadviezen worden afgegeven. Ook gemeente Eemsdelta geeft aan dat woningen die op het oog op elkaar lijken binnen de typologie-aanpak een ander veiligheidsoordeel krijgen. De oorzaak hiervoor is niet altijd te wijten aan het verschillend toepassen van het beoordelingskader. Deze woningen kunnen er weliswaar aan de buitenkant hetzelfde uitzien, maar qua constructie verschillen. Dit kan bijvoorbeeld doordat bij een verbouwing bij één woning een dragende muur is weggehaald. Dit vraagt om maatregelen die duurder of ingrijpender kunnen zijn, waardoor sloop/nieuwbouw vanuit financieel oogpunt meer voor dan hand ligt, dan versterking. Omdat bij constructief verbonden panden sloop/nieuwbouw van een deel van het pand niet mogelijk is, moeten bewoners in deze gevallen samen tot een oplossing komen. Bewoners in het pand dat minder versterking behoeft, moeten vaak méér financieel bijleggen om dit te kunnen realiseren.

In dit geval is er geen sprake van vergelijkbare woningen. Hierdoor zijn de verschillende versterkingsadviezen technisch goed verklaarbaar. Echter liggen deze verschillen dusdanig in de nabijheid van elkaar dat het een grote impact heeft op de relatie tussen buren. Vooral omdat de mate van verschil best groot kan zijn. Dit vind ik redenen om hier maatwerk te bieden. Ik ga in gesprek met gemeenten en de NCG om in deze gevallen de ruimhartigheid te bieden die nodig is om tot een uitkomst te komen waar de betreffende bewoners goed mee kunnen leven. Hierbij wijs ik op het dilemma dat bij het bieden van een oplossing weer nieuwe verschillen ontstaan. Een eigenaar waarvan zijn woning niet constructief verbonden is met een woning die de mogelijkheid heeft om te kiezen voor sloop/nieuwbouw, krijgt namelijk geen maatwerk aangeboden.

Verschillen ontstaan door toepassing typologie aanpak

Ook bij de beoordeling van de veiligheid van woningen met behulp van de typologie-aanpak ontstaan verschillen. Het gaat bijvoorbeeld om woningen die net buiten het gebied vallen waarbinnen woningen van een bepaalde typologie onveilig zijn, of om woningen die esthetisch op elkaar lijken, maar constructief van elkaar verschillen en daardoor verschillende typologische uitkomsten hebben. Deze verschillen vloeien dus voort uit een correcte toepassing van wetenschappelijke inzichten en in deze gevallen is de omvang van de verschillen niet heel groot. Het gaat bijvoorbeeld niet om het verschil tussen een woning die aan de veiligheidsnorm voldoet en een woning die gesloopt en opnieuw gebouwd moet worden. Het feit dat het om niet vergelijkbare woningen gaat, de uitkomsten van de beoordeling technisch goed uitlegbaar zijn en de verschillen niet groot zijn maakt dat ik geen aanleiding zie om deze verschillen weg te nemen.

2. Veranderingen in beleid en werkwijzen (de tijdscomponent)

Een meneer die ik tijdens mijn gesprekken met bewoners ontmoette, vertelde mij hoe moeilijk het te accepteren is dat hij en zijn buren al jaren wachten op een versterkingsadvies, terwijl bewoners aan de overkant van de straat reeds jaren geleden – op basis van de toen geldende veiligheidsinzichten – een beoordeling hebben gehad. De overburen komen in aanmerking voor sloop/nieuwbouw. Nu de gaswinning versneld is afgebouwd, de veiligheidsrisico’s zijn verminderd en de beoordelingskaders hierop zijn aangepast, verwacht meneer dat het versterkingsadvies voor zijn woning zal uitwijzen dat sloop/nieuwbouw voor hem niet nodig is. Meneer vindt dit niet eerlijk: hij heeft langer in onzekerheid gezeten, heeft straks wél de lasten van een opengebroken wijk en krijgt mogelijk niet de lusten van een nieuwe woning met méér wooncomfort, lagere energielasten en een hogere woningwaarde.

De snelle afbouw van de gaswinning, nieuwe technische inzichten en steeds meer praktijkervaring leidden de afgelopen jaren tot aanpassingen in beleid en werkwijzen ten aanzien van de afhandeling van schade en de versterkingsopgave. Deze aanpassingen zijn gedaan met als doel om zo snel mogelijk een veilige leefomgeving te realiseren, de schadeafhandeling te verbeteren en bewoners eerder duidelijkheid te kunnen bieden. De realiteit is echter dat deze aanpassingen in beleid en werkwijzen ook tot onwenselijke effecten hebben geleid die onvoldoende zijn voorzien.

Schadeafhandeling

In de schadeafhandeling leidt het toepassen van nieuwe inzichten en het aanpassen van beoordelingsmethoden soms tot verschillen die moeilijk te billijken zijn. Het IMG probeert de uitvoering van de schade-afhandeling te verbeteren door nieuwe wetenschappelijke inzichten, praktijkervaringen en recente jurisprudentie te betrekken bij zijn werkwijze.Ook onderzoekt het IMG of schadevergoedingen sneller en efficiënter kunnen worden toegekend, bijvoorbeeld door te werken met vaste vergoedingen in plaats van individuele woningopnames. Dit leidt er enerzijds toe dat schademeldingen met meer kennis, eenduidigheid en snelheid kunnen worden beoordeeld. Anderzijds leidt dit tot situaties waarin voorheen schademeldingen zijn toegekend, aanvragen nu soms lager uitvallen of worden afgewezen omdat deze niet meer in het werkgebied van het IMG vallen. Bewoners kunnen hier zorgen over hebben, mede over het bewijsvermoeden rondom gasopslag Norg. Ik begrijp dit omdat mensen het gevoel hebben gekregen dat de spelregels tijdens de wedstrijd werden gewijzigd terwijl niet duidelijk was wat de nieuwe spelregels precies zouden worden. Dit heeft mijn aandacht, ook in het kader van het lopende omgevingstraject over de gasopslagen Norg en Grijpskerk. Ik merk hierbij op dat het bovengenoemde verschil naast een tijdscomponent ook een geografische component bevat. De aanpak van het IMG om verschillen te verkleinen zoals hierboven beschreven, verkleint enkel de verschillen binnen het huidige werkgebied van het IMG. Daarom spreek ik ook graag met uw Kamer door over de wenselijkheid, uitvoerbaarheid en de voor- en nadelen van een eventuele financiële oplossing.

Versterkingsopgave

De versterkingsopgave is in 2013 gestart. In de loop van de jaren zijn geregeld geactualiseerde veiligheidsinzichten toegepast. Het toepassen van actuele veiligheidsinzichten zorgt ervoor dat er geen versterkingsmaatregelen worden getroffen die voor de veiligheid niet nodig zijn. De lange doorlooptijd, de wijzigingen in de beoordelingswijze en verschillende pilots met aangepaste regels, hebben er echter ook toe geleid dat het moment van beoordeling veel invloed heeft gehad op de mate waarin versterkingsmaatregelen nodig bleken. Bewoners hadden hier weinig invloed op. Met de bestuurlijke afspraken van 20201 is al afgesproken dat de beoordelingskaders in beginsel in de toekomst niet meer worden aangepast om de voorspelbaarheid van het vervolg van de versterkingsopgave te vergroten. Ook is toen al een eerste stap gezet om verschillen weg te nemen. Bewoners hebben van Rijk en regio tussen de 30 en 17 duizend euro gekregen om verschillen te overbruggen. In de praktijk blijkt dat er echter nog steeds onuitlegbare verschillen zijn.

Soms zijn de verschillen in versterkingsmaatregelen op straat- of buurtniveau zo groot geworden dat ze tot zichtbaar ongemak leiden: zowel voor de bewoners die zich «bevoordeeld» voelen, als voor de mensen die het langst hebben moeten wachten en soms nog steeds in onzekerheid verkeren. Ik vind het pijnlijk om te zien hoe dit het welbevinden van mensen en de sociale cohesie in de buurt aantast. Dit komt door een combinatie van factoren: de soms grote omvang van de verschillen (tussen bijvoorbeeld sloop/nieuwbouw en een op-norm-verklaring), de hoge mate van zichtbaarheid van deze verschillen omdat ze zich in dezelfde straat, buurt of wijk kunnen voordoen, én het feit dat de technische en wetenschappelijke kaders waarop besluiten zijn genomen weliswaar inhoudelijk goed te verdedigen waren, maar voor bewoners niet goed voorspelbaar en navolgbaar waren. Dit maakt dat ik samen met gemeenten en de NCG in gesprek ben en deze gevallen in kaart zal brengen. Daarbij weeg ik in elk geval mee hoe dicht mensen met verschillende versterkingsadviezen bij elkaar in de buurt wonen, in hoeverre de woningen van deze mensen vóór aanvang van de versterkingsopgave vergelijkbaar waren en in hoeverre de voorgestelde versterkingsmaatregelen verschillen. Hierbij wil ik ook bekijken in hoeverre bestaande budgetten en afspraken (zoals de middelen die met de bestuurlijke afspraken uit 2020 al aan de regio zijn toegekend om verschillen weg te nemen, het zogenaamde «blok B») effectiever kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door de bestedingsvoorwaarden te verruimen. Ook betrek ik hierbij de uitkomsten van de gespreksronde van dhr. Wientjes in het kader van de dorpenaanpak.

3. Verschillen in toepassingsgebieden (de geografische component)

Tijdens één van mijn bezoeken aan Groningen ontmoette ik een echtpaar dat mij drie zware multomappen overhandigde met het schadedossier van hun woning. Meneer en mevrouw hadden een lange juridische strijd gevoerd om de schades aan hun woning door de NAM vergoed te krijgen. Zij vertelden over hun verbazing toen zij hoorden dat zij niet in aanmerking komen voor een vergoeding voor schade door waardedaling omdat hun woning buiten het vastgestelde postcodegebied valt. Hun verbazing maakte plaats voor ongeloof toen bleek dat vrienden in de buurt, die geen vergoeding voor fysieke schade hadden ontvangen, wél een vergoeding voor waardedaling konden aanvragen, en enige tijd later ook € 10.000 subsidie voor verbetering en verduurzaming van hun woning. Meneer en mevrouw vonden dit onlogisch, en aangezien het om significante bedragen gaat, niet rechtvaardig.

De diverse regelingen in het aardbevingsgebied hebben verschillende toepassingsgebieden. Ik vind de (geografische) afbakening van diverse regelingen redelijk als deze aansluit op de feitelijk aanwezige veiligheidsrisico’s, schades en ervaren overlast.

Schadeafhandeling

De toepassingsgebieden zoals die in de verschillende regelingen worden gehanteerd, zijn niet lichtzinnig tot stand gekomen. Het gebied waar het IMG schade door waardedaling vergoedt zoals genoemd in het voorbeeld, is afgebakend op basis van uitgebreid onderzoek door Atlas Research en een onafhankelijk advies aan het IMG van een deskundige commissie.2 Per postcodegebied is op basis van ruim 100 omgevingskenmerken berekend of er sprake is geweest van schade door waardedaling. Het toepassingsgebied is vervolgens zekerheidshalve ruim afgebakend, zodat mensen op de grens daarvan niet tekort wordt gedaan.

Het hebben van fysieke schade betekent echter niet altijd dat er ook sprake is van schade door waardedaling en hetzelfde geldt andersom. Een woning zonder schade kan bijvoorbeeld toch te maken hebben met schade door waardedaling doordat deze zich bevindt in een gebied waar veel andere woningen wél schade hebben (imago-effect). Hoewel ik begrijp dat het voor individuele bewoners met fysieke schade die net buiten het waardedalingsgebied wonen wrang kan zijn als hun buurtgenoten wel een vergoeding krijgen, zie ik geen rechtvaardiging bewoners buiten dit toepassingsgebied te compenseren. Er is bij deze mensen immers geen sprake van waardedaling en dus niet van een vergelijkbare situatie. Daarmee is er geen inhoudelijke of juridische grond voor een tegemoetkoming. Bovendien zou compensatie tot een nieuwe, onmogelijk uit te werken afbakeningsvraag leiden en daarmee tot nieuwe verschillen.

Versterkingsopgave

Tot slot leidt ook de afbakening van de subsidieregeling waarmee mensen € 10.000 kunnen aanvragen voor woningverbetering en verduurzaming tot veel vragen. Deze subsidieregeling is bedoeld voor mensen die langere tijd in onzekerheid hebben gezeten of hun woning nog versterkt zou moeten worden. Daardoor hadden zij soms onderhoud aan hun woning of andere woningverbeteringen uitgesteld. De subsidieregeling is daarom gericht op het gebied waar woningen staan die onderdeel zijn van de versterkingsopgave en waar veel woningen staan met fysieke schade. Omdat dit gebied goed overeenkomt met het hierboven beschreven waardedalingsgebied, hebben regio en rijk in bestuurlijke afspraken dezelfde afbakening gekozen, aangevuld met een drietal postcodes in Oldambt omdat hier ook woningen worden versterkt.

Ik kan deze keuzes die in het verleden zijn gemaakt goed verklaren. Ik zie echter ook dat het onbedoelde effect van deze keuze op individuele bewoners aan de randen van het toepassingsgebied groot kan zijn. Bewoners hebben hier geen invloed op gehad en vinden dit moeilijk te accepteren, vooral wanneer in andere woningen aan de overkant van de straat, of elders in de wijk, veel zichtbare verbeteringen worden aangebracht, zoals zonnepanelen, warmtepompen of nieuwe keukens.

Ik zit met deze verschillen en de emoties en gevoelens die ze bij de betrokken mensen oproepen in mijn maag. Enerzijds voel ik het ongemak en hoor ik hoe de ongelijkheid tussen bewoners ontwrichtend kan uitwerken op families, buurten en dorpen, die soms al veel onzekerheid te verduren hebben gehad. Anderzijds is een oplossing wat mij betreft niet gelegen in het compenseren van bewoners buiten het gebied: daar is geen inhoudelijke rechtvaardiging voor en het verleggen van de grens leidt bovendien alleen maar tot het verschuiven van het probleem: hoe is aan de mensen die bij die nieuwe grens er nét buiten vallen te beargumenteren waarom de grens daar getrokken is? Dat is complex omdat er dan géén inhoudelijke grond voor is. Dit zou ook afbreuk doen aan het uitgangspunt dat deze regeling vooral ten goede komt aan de meest getroffen bewoners, die het langst in onzekerheid hebben gezeten. Daarom ligt het niet voor de hand om deze verschillen weg te nemen.

Maatregelen en inzet

Met deze brief heb ik u willen meenemen in de dilemma’s, vragen en knelpunten die ik de afgelopen tijd ben tegengekomen. De verschillen die ik hierboven heb beschreven, zijn veelal ontstaan door keuzes en wijzigingen in het verleden, die weliswaar inhoudelijk vaak zijn te verdedigen, maar hebben geleid tot gevolgen en gevoelens van onredelijkheid en oneerlijkheid die onvoldoende zijn voorzien en te lang zijn onderschat. De vraag welke verschillen opgelost moeten worden, is niet zonder meer eenduidig te beantwoorden.

Graag ga ik met uw Kamer in gesprek over de analyse en mogelijke oplossingsrichtingen die ik in deze brief beschrijf om vervolgens tot een concrete aanpak te komen waar gedupeerden mee geholpen zijn. Ook bij het uitwerken van oplossingen is er sprake van een samenspel van verschillende factoren. Daarbij zal ik ook aandacht vragen voor de inzet van bestaande vangnetten zoals de Commissie Bijzondere Situaties, de knelpuntenpot van de NCG en Interventieteam Vastgelopen Situaties voor de uitvoerbaarheid van eventuele oplossingen, en de ongewenste neveneffecten die bepaalde keuzes kunnen hebben, effect op tempo van de uitvoering, woonklimaat etc. Wanneer er bijvoorbeeld voor wordt gekozen om in een groot aantal woningen aanvullende versterkingsmaatregelen toe te passen die voor de veiligheid niet strikt noodzakelijk zijn, dan heeft dit gevolgen voor het tempo waarmee andere bewoners geholpen kunnen worden. Ook het aanpassen van de afbakening van regelingen, of het ontwerpen van nieuwe tegemoetkomingen voor specifieke (sub)groepen, kan leiden tot nieuwe verschillen en nieuwe gevoelens van oneerlijkheid bij andere bewoners. Voor de verschillen binnen de schadeafhandeling heeft het IMG reeds maatregelen afgekondigd. Zoals gezegd, steun ik die.

De mensen in Groningen verdienen duidelijkheid, een eerlijk verhaal en een zorgvuldige aanpak. Ik ga met deze aanpak na het eerste gesprek met uw Kamer de komende maanden in samenspraak met bewoners, uitvoeringsorganisaties, de medeoverheden en alle andere betrokkenen aan de slag. Na deze gesprekken kom ik terug bij uw Kamer met een voorstel. Mijn inzet is om voor het einde van het jaar de praktische, uitvoeringstechnische, juridische en financiële gevolgen in kaart te brengen van een mogelijke aanpak om de als onbillijk ervaren verschillen die ik in deze brief heb gesignaleerd, te verkleinen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
2

Zie Adviescommissie Hammerstein, bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 608.

Naar boven