35 561 Parlementair onderzoek aardgaswinning in Groningen

Nr. 2 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Leden

Den Haag, 4 februari 2021

Het Presidium legt hierbij aan u voor het onderzoeksvoorstel van de Tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen bij brief van 20 januari 2021 inzake de uitvoering van een parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen. Het Presidium stelt u voor om in te stemmen met dit onderzoeksvoorstel.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib

Onderzoeksvoorstel parlementaire enquête aardgaswinning Groningen

Den Haag, 20 januari 2021

Op 22 september 2020 heeft de Tweede Kamer de tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen ingesteld. De tijdelijke commissie had als taak voorstellen te doen voor de opzet van een parlementaire enquête over de aardgaswinning in Groningen.

Hierbij ontvangt u het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen voor de uitvoering van deze parlementaire enquête. Namens de tijdelijke commissie verzoek ik u het onderzoeksvoorstel ter besluitvorming door te geleiden naar de Tweede Kamer.

De tijdelijke commissie stelt voor dat de parlementaire enquêtecommissie kort na besluitvorming door de Tweede Kamer over het onderzoeksvoorstel wordt geconstitueerd, zodat de bevoegdheden van de parlementaire enquêtecommissie met voortvarendheid kunnen worden ingezet.

De voorzitter van de tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen, Van der Lee

De griffier van de tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen, Israel

Inhoudsopgave

blz.

       

1

Aardgaswinning in Nederland, van succesverhaal naar schaduwkanten die overheersen

3

 

1.1

Aanleiding

3

 

1.2

Leeswijzer

3

2

Probleemstelling en doelstelling van het onderzoek

4

 

2.1

Probleemstelling

4

 

2.2

Doelstelling

5

 

2.3

Onderzoeksperioden

6

3

Onderzoeksvragen

8

 

3.1

Hoofdvragen

8

 

3.2

Onderzoeksvragen

8

4

Onderzoeksaanpak

11

 

4.1

Fasering onderzoek

11

 

4.2

Planning

12

 

4.3

Onderzoeksstaf en externe klankbordgroep

12

 

4.4

Contacten met andere commissies

13

 

4.5

Begroting

13

5

Werkzaamheden tijdelijke commissie en dankwoord

13

1 Aardgaswinning in Nederland, van succesverhaal naar schaduwkanten die overheersen

1.1 Aanleiding

«Van grote betekenis voor de energievoorziening van het land», zo introduceert de Nederlandse Minister van Economische Zaken in 1961 de gasbel die bij Slochteren is gevonden. Een bijzondere vondst, want dit Groningenveld is een van de grootste gasvelden ter wereld. Men gaat voortvarend van start met de winning, distributie en verkoop van het aardgas. De aardgaswinning wordt een belangrijk onderdeel van de Nederlandse energievoorziening en levert Nederland veel extra inkomsten op. Desondanks spreekt de Minister van Economische Zaken en Klimaat in 2017 over de gevolgen van dezelfde aardgaswinning als «een overheidsfalen van on-Nederlandse proporties».

In een kleine 60 jaar is de aardgaswinning van succesverhaal verworden tot hoofdpijndossier. In dit tijdsbestek leiden de bovengrondse risico’s en schade die de aardgaswinning veroorzaakt uiteindelijk tot het besluit de aardgaswinning te stoppen voordat het gasveld leeg is. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Deze vraag vormt voor de Tweede Kamer aanleiding om een parlementaire enquête te starten naar de gang van zaken rond de aardgaswinning.

1.2 Leeswijzer

Dit onderzoeksvoorstel geeft een nadere beschrijving van de opzet van deze parlementaire enquête. In hoofdstuk 2 wordt de doelstelling van het onderzoek geformuleerd en de probleemstelling uitgewerkt. Hoofdstuk 3 vermeldt de onderzoeksvragen. Vervolgens staat in hoofdstuk 4 de onderzoeksaanpak centraal, inclusief planning en begroting. Hoofdstuk 5 bevat een overzicht van de werkzaamheden van de tijdelijke commissie en een dankwoord.

Onderzoeksvoorstel opgesteld door tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen

Op 5 maart 2019 heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen een motie aangenomen (Kamerstuk 33 529, nr. 584) die uitspreekt dat een parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen wenselijk is. Op 24 augustus 2020 heeft de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat een voorstel aan de Tweede Kamer gedaan om een tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen in te stellen, die als opdracht krijgt een onderzoeksvoorstel uit te werken voor de opzet van een parlementaire enquête over de aardgaswinning in Groningen (Kamerstuk 35 561, nr. 1).

Deze tijdelijke commissie aardgaswinning Groningen is op 22 september 2020 geconstitueerd en bestaat uit de leden Tom van der Lee (GroenLinks, voorzitter), Stieneke van der Graaf (ChristenUnie, ondervoorzitter), Dennis Wiersma (VVD), Roy van Aalst (PVV), Anne Kuik (CDA), Tjeerd de Groot (D66), Peter Kwint (SP) en Kirsten van den Hul (PvdA).

2 Probleemstelling en doelstelling van het onderzoek

2.1 Probleemstelling

Zoals in de inleiding is geschetst, wil de Tweede Kamer inzicht krijgen in de besluitvorming rond de aardgaswinning en de gevolgen daarvan voor de Groningers. De centrale vraag van het onderzoek luidt:

Hoe is de besluitvorming over de aardgaswinning in Groningen, de schadeafhandeling en de versterking op cruciale momenten verlopen, welke effecten had dit, welke belangen en afwegingen speelden een rol en hoe is hierbij omgegaan met de belangen van de Groningers?

Bij besluitvorming over aardgaswinning gaat het zowel om het volume te winnen gas als om het besluit de aardgaswinning stop te zetten. Versterking betreft de operatie om huizen en gebouwen aan te passen, zodat deze voldoen aan de veiligheidsnorm en verdere schade als gevolg van aardgaswinning wordt voorkomen.

Bij de besluitvorming over deze aardgaswinning spelen veel verschillende instanties een rol: de oliemaatschappijen die de winning verzorgen, de overheid die de concessie verleent, de samenwerkingsverbanden tussen deze partijen, de toezichthouders en kennisinstellingen die problemen al dan niet signaleren, decentrale overheden die vergunningen verlenen, belangenorganisaties die gedupeerden vertegenwoordigen, et cetera. In het onderzoek zal van de meest relevante actoren in kaart worden gebracht wat hun belangen zijn, welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden ze hebben en welke afwegingen ze hebben gemaakt om tot bepaalde besluiten te komen. Het onderzoek beslaat een lange periode. De tijdelijke commissie brengt daarom focus aan door zich te richten op cruciale momenten in de besluitvorming.

Het onderzoek zal tevens specifiek ingaan op de belangen van de Groningers. Het gaat hierbij om brede welvaartsbelangen zoals veiligheid, gezondheid, werkgelegenheid en welzijn van Groningers, zowel van particulieren als ondernemers.

De tijdelijke commissie is zich ervan bewust dat de gevolgen van de aardgaswinning zich ook in de rest van Noord-Nederland voordoen. Omdat de problematiek zich echter hoofdzakelijk in de provincie Groningen voordoet, wordt er in dit onderzoeksvoorstel consequent gesproken over Groningen en Groningers.

2.2 Doelstelling

De tijdelijke commissie heeft zowel vanuit de eerdergenoemde motie over een parlementaire enquête inzake de gaswinning in Groningen, als vanuit de opdracht van de vaste commissie Economische Zaken en Klimaat, kaders meegekregen voor het doel van het onderzoek. In de motie en de opdracht aan de tijdelijke commissie wordt gesproken over waarheidsvinding, het trekken van lessen, het afleggen van publieke verantwoording en de hoop dat de enquête bijdraagt aan herstel van vertrouwen. Op basis daarvan heeft de tijdelijke commissie de volgende doelstelling voor het onderzoek geformuleerd:

Het doel van het onderzoek is waarheidsvinding en het verkrijgen van verklarend inzicht in de besluitvorming over de aardgaswinning, de schadeafhandeling en de versterking in Groningen. Dit maakt het mogelijk te komen tot oordeelsvorming over de gehele periode en lessen te trekken, om daarmee bij te dragen aan toekomstperspectief voor Groningen en de ontwikkeling van toekomstig beleid.

Een parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksinstrument van het parlement. Deze parlementaire enquête is bedoeld om feitelijk vast te stellen wat er precies is gebeurd, om publieke verantwoording te laten afleggen door diegenen die verantwoordelijkheid droegen, om een beoordeling te geven van de gang van zaken in de hele periode en van besluitvormingsprocessen van publieke, private, landelijke en lokale actoren en de informatie die daaraan ten grondslag lag, alsmede om lessen te trekken die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van toekomstig beleid. De Tweede Kamer acht de inzet van dit instrument gerechtvaardigd vanwege de ernst, lange duur en complexiteit van de problematiek. Voor het realiseren van de bovenstaande doelstelling zijn enquêtebevoegdheden nodig.

De tijdelijke commissie is zich ervan bewust dat het moeizame proces van schadeherstel en versterking het vertrouwen van Groningers in de overheid heeft geschonden. Dat geschonden vertrouwen vormt een belangrijke aanleiding voor deze parlementaire enquête. In de opdracht aan de tijdelijke commissie wordt ook de hoop uitgesproken dat een parlementaire enquête kan bijdragen aan herstel van vertrouwen. De tijdelijke commissie heeft herstel van vertrouwen niet als expliciet doel van het onderzoek zelf geformuleerd. Niet omdat ze niet zou wensen dat het onderzoek daaraan kan bijdragen, maar wel omdat ze zich bewust is van het feit dat vertrouwen moet worden verdiend. Daar zal meer voor nodig zijn dan alleen dit onderzoek. De tijdelijke commissie hoopt dat het in kaart brengen van wat gebeurd is en het openbaar horen van betrokkenen, deskundigen en verantwoordelijken, bijdraagt aan herkenning en erkenning van de schaduwkanten van de aardgaswinning.

2.3 Onderzoeksperioden

De gehele onderzoeksperiode beslaat het moment tussen de vondst van het aardgas in Slochteren in 1959 en het moment waarop de Eerste Kamer de wettelijke verankering van de versterkingsoperatie aanvaardt.1 Bij het in kaart brengen van wat er is gebeurd, onderscheidt de tijdelijke commissie drie perioden:

  • 1. «na Slochteren» (voortvarende gaswinning)

  • 2. «na Assen» (bodemdaling en aardbevingen)

  • 3. «na Huizinge» (afbouw gaswinning; schadeherstel en versterking)

Iedere periode richt zich op een aantal illustratieve gebeurtenissen en cruciale momenten en kent daarmee haar eigen opzet en onderzoeksvragen. De enquêtecommissie zal de gehele onderzoeksperiode op hoofdlijnen beschrijven en een aantal cruciale momenten en effecten per periode diepgaander onderzoeken en analyseren. Cruciale momenten zijn niet alleen fysieke gebeurtenissen, zoals bepaalde aardbevingen die al dan niet leiden tot een betekenisvolle reactie, maar kunnen ook besluitvormingsmomenten zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van een advies of rapport. Het kunnen eveneens momenten zijn waarop besluiten hadden kunnen worden genomen, maar niet genomen zijn. Ook actuele ontwikkelingen zal de enquêtecommissie op hoofdlijnen volgen en mogelijk betrekken in haar onderzoek. Zij zal echter geen documenten vorderen die na de einddatum van de onderzoeksperiode tot stand zijn gekomen.

1. Na Slochteren

Begin jaren zestig wordt gestart met de exploitatie van het gasveld dat bij Slochteren is ontdekt. Dit «Groningenveld» blijkt een enorme omvang te hebben en staat in dit onderzoek centraal. De winning en toepassing van aardgas neemt in deze periode een grote vlucht. De gaswinning leidt tot een omslag in de Nederlandse energievoorziening en de opbrengsten van de gaswinning leveren een positieve bijdrage aan de nationale welvaart. Een cruciaal moment in deze periode is de totstandkoming van het zogeheten Gasgebouw: een samenwerkingsconstructie tussen overheid en private oliemaatschappijen (Esso en Shell) die een belangrijke rol zal spelen bij de aardgaswinning.

2. Na Assen

In 1986 vindt een aardbeving bij Assen plaats. Naderhand zal blijken dat dit de eerste grote aardbeving is in een reeks van zogenoemde «geïnduceerde aardbevingen» in Noord-Nederland. Dit zijn aardbevingen die het gevolg zijn van menselijk handelen, in dit geval de aardgaswinning. Na de eerste aardbevingen in Drenthe vinden de aardbevingen vooral in Groningen plaats. Cruciale momenten in deze periode betreffen het uitblijven van (beleids)veranderingen naar aanleiding van de talrijke aardbevingen. Het enquêteonderzoek richt zich voor deze periode hoofdzakelijk op de manier waarop wordt omgegaan met effecten van gaswinning voor de bodem, in de vorm van bodemdaling en aardbevingen. In het onderzoek zal gekeken worden naar het ontstaan hiervan, de risico’s en gevolgen ervan, en in hoeverre dit aandacht krijgt van de exploitant, de wetenschap en de politiek.

3. Na Huizinge

In 2012 trilt de aarde heftig nabij het Groningse dorp Huizinge. Deze aardbeving markeert het begin van een periode waarin de aandacht voor veiligheid, schadeherstel en versterking van huizen en gebouwen steeds meer (politieke) aandacht krijgt. In tegenstelling tot de voorgaande periode verandert er in deze periode veel in het beleid, zowel «ondergronds» als «bovengronds».

3a. Ondergronds beleid richt zich op de oorzaak van de problematiek in de vorm van nadrukkelijker sturing op omvang en afbouw van de aardgaswinning uit het Groningenveld en heeft betrekking op de diepere ondergrond. Cruciaal in deze periode zijn de verschillende adviezen, rechterlijke uitspraken en kabinetsbesluiten die uiteindelijk uitmonden in het op termijn volledig stopzetten van de aardgaswinning. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen (2013), de omvang van de gaswinning in het jaar 2013, de uitspraak van de Raad van State (2015) en de verschillende kabinetsbesluiten tot verlaging respectievelijk beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld (2017, 2018, 2019).

3b. Bovengronds beleid richt zich op de gevolgen van de problematiek in de vorm van schadeherstel en versterking. Bovengronds is hier bedoeld als de «niet diepe ondergrond», want schadelijke gevolgen aan funderingen, kelders en dergelijke manifesteren zich uiteraard ook ondergronds. Cruciaal in deze periode zijn het ontstaan van verschillende initiatieven, regelingen en organen gericht op herstel en versterking. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de introductie van het wettelijk bewijsvermoeden in de Mijnbouwwet (eind 2016), de stopzetting van de schadeafhandeling door het Centrum Veilig Wonen (2017), de invoering van een tijdelijk schadeprotocol (2018), de opschorting van de versterkingsoperatie (2018) en de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen en de start van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (2020).

In onderstaande figuur is de opdeling in onderzoeksperioden schematisch weergegeven. Iedere periode heeft een herkenbare titel die de belangrijkste ontwikkeling in die periode samenvat. Dat betekent niet dat genoemde ontwikkelingen beperkt zijn tot die periode. Zo zijn bijvoorbeeld effecten van bodemdaling al snel na de start van de gaswinning aan de orde en komen aardbevingen nog steeds voor.

Opdeling in onderzoeksperioden

Opdeling in onderzoeksperioden

3 Onderzoeksvragen

3.1 Hoofdvragen

Om de centrale vraag (probleemstelling) van het onderzoek te beantwoorden en de doelstelling te bereiken, heeft de tijdelijke commissie de volgende hoofdvragen voor de gehele onderzoeksperiode geformuleerd.

  • 1. Wat is op hoofdlijnen in de periode 1959–2021 gebeurd met betrekking tot de aardgaswinning in Groningen en de bijbehorende risico’s? Wat zijn mijlpalen en cruciale momenten in de geschiedenis van de Groningse aardgaswinning en waarom? Welke kennis was op welk moment bij wie beschikbaar?

  • 2. Hoe functioneert het Gasgebouw? Welke partijen zijn betrokken binnen het Gasgebouw en welke belangen en afwegingen spelen een rol? Welke besluiten zijn genomen? Welke afspraken zijn gemaakt en hoe zijn deze in de tijd veranderd?

  • 3. Welke besluiten nam het kabinet over de aardgaswinning in Groningen? Hoe kwamen die besluiten tot stand, hoe is de Tweede Kamer geïnformeerd en op welke momenten had de Tweede Kamer invloed op de besluitvorming?

  • 4. Wat waren de rollen in de besluitvorming van kabinet, Tweede Kamer, private partijen, decentrale overheden en lokale actoren en wat waren de gevolgen van hun handelen voor de Groningers? Op welke manier zijn de Groningers betrokken bij de besluitvorming, welke rol hadden zij en hoe is rekening gehouden met hun belangen?

  • 5. Welke lessen kunnen uit de analyse van de Groningse aardgaswinning worden getrokken?

3.2 Onderzoeksvragen

Om antwoord te geven op bovenstaande hoofdvragen, heeft de tijdelijke commissie een aantal specifieke onderzoeksvragen geformuleerd, die ingaan op een aantal cruciale momenten. De precieze keuze van deze momenten zal de parlementaire enquêtecommissie nader bepalen. Die is afhankelijk van de inzichten die gedurende het onderzoek ontstaan, onder meer op basis van gevorderde documenten en inlichtingen. Te onderzoeken cruciale momenten moeten inzicht geven in de vraag hoe in de onderscheiden periodes wordt gedacht en gehandeld, binnen welke kaders dat gebeurt en wat de effecten daarvan zijn. Per periode kan het accent anders liggen, afhankelijk van welk (publiek) belang een centrale rol speelt, zoals opbrengstmaximalisatie, veiligheid en gezondheid, schadeherstel en leveringszekerheid.

Het onderzoeken van de Groningse gaswinning vanaf 1959 is nadrukkelijk niet bedoeld om te komen tot een uitputtende geschiedschrijving, maar heeft vooral de functie om het heden zo goed mogelijk te kunnen begrijpen. Onderzoek en analyse van het verleden is noodzakelijk voor een goede beantwoording van de vraag: Hoe heeft het zover kunnen komen? Om bijvoorbeeld te begrijpen hoe uiteindelijk tot het besluit is gekomen om de gaskraan dicht te draaien, is het ook nodig terug te gaan naar afspraken die al in de jaren zestig zijn gemaakt.

Gegeven het voorgaande, is een aantal meer specifieke onderzoeksvragen per periode geformuleerd. Het zwaartepunt van de onderzoeksvragen ligt in de genoemde perioden, maar deze vragen kunnen ook (ten dele) van toepassing zijn op de andere tijdvakken. Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen die betrekking hebben op periode 1 zal de enquêtecommissie naar verwachting meer op dossieronderzoek zijn aangewezen dan bij periode 2 en 3.

Periode 1: na Slochteren, voortvarende gaswinning

  • Hoe is het Gasgebouw ingericht en welke afspraken zijn daarbij tussen overheid en private partijen gemaakt over de aardgaswinning?

  • Hoe werd in deze periode besloten over hoeveel gas er werd opgepompt en tegen welke prijs het aan wie werd verkocht? Wat waren redenen om hierover gemaakte afspraken ter discussie te stellen of aan te passen?

  • In hoeverre waren bij de betrokken private partijen, het Ministerie van Economische Zaken, de toezichthouder en lokale actoren de mogelijke risico’s van aardgaswinning in beeld en hoe werd daarmee omgegaan?

Periode 2: na Assen, bodemdaling en aardbevingen

  • Wanneer was bij welke partij bekend dat de aardgaswinning mogelijk leidde tot bodemdaling, respectievelijk tot aardbevingen? Wat was de reactie van die partijen daarop?

  • Welke onderzoeken naar bodemdaling en aardbevingen in Groningen zijn in deze periode uitgevoerd en wat is met de resultaten gedaan? Welke partijen waren daarbij betrokken? Wie bepaalde welk onderzoek werd uitgevoerd en hoe werd dat gefinancierd?

  • Welke afspraken zijn in deze periode gemaakt tussen overheid, Energie Beheer Nederland (EBN), Maatschap Groningen en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)/oliemaatschappijen over de afhandeling van schadegevallen? Wat was de invloed van de private partijen op deze afspraken?

  • In hoeverre is bij de invoering van de Mijnbouwwet in 2003 bezien of aanpassing van het Gasgebouw en van de concessie van het Groningenveld nodig of wenselijk was?

  • Wat verklaart dat verschillende betrokken partijen, zoals de NAM, relatief lang geen direct verband hebben gelegd tussen de aardgaswinning en het ontstaan van aardbevingen? Wat heeft tot een omslag in denken en handelen op dit punt geleid? Wat was hierbij de rol van de betrokken overheden en toezichthouders?

  • In hoeverre is in deze periode gesproken over financiële compensatie voor Groningen en waartoe heeft dat geleid?

Periode 3a: na Huizinge, afbouw gaswinning

  • Hoe zijn en worden de baten en lasten van de aardgaswinning verdeeld?

  • Wat is de reden van het opschroeven van de aardgaswinning in 2013, kort na de aardbeving in Huizinge, hoe is dat proces verlopen en wie was daarin leidend? Hoe is omgegaan met adviezen die afbouw van de aardgaswinning bepleitten?

  • Wat was de betekenis van de veertien onderzoeken die in 2013 naar aanleiding van het toegenomen aantal aardbevingen in opdracht van de Minister van Economische Zaken zijn uitgevoerd?

  • Hoe is het proces van de afbouw van de aardgaswinning verlopen? Welke argumenten zijn hiervoor gebruikt? Welke afwegingen zijn gemaakt ten aanzien van het tempo waarmee wordt afgebouwd en het gekozen eindniveau? Welke rol hebben gerechtelijke uitspraken, het belang van leveringszekerheid en mogelijke financiële gevolgen hierbij gespeeld? Wat was de invloed van private partijen op de besluitvorming?

  • Welke afspraken zijn hierover tussen kabinet en de betrokken partijen in het Gasgebouw gemaakt?

Periode 3b: na Huizinge, schadeherstel en versterking

  • Hoe heeft de afhandeling van schadegevallen onder verantwoordelijkheid van de NAM vorm gekregen? Welke werkinstructies kregen schade-experts en bouwbegeleiders mee? Wat was hierbij de rol van de betrokken overheden en toezichthouders? Is de manier van denken en handelen van de betrokken partijen veranderd in de loop van de tijd?

  • Waarom zijn de schadeafhandeling en versterkingsoperatie gefragmenteerd tot stand gekomen, zowel in tijd als in opzet? Wat is de reden dat een conceptwetsvoorstel ter versterking van de positie van de Nationaal Coördinator Groningen niet is ingediend?

  • Hoe heeft de omslag van schadeafhandeling in een privaatrechtelijk kader naar een publiekrechtelijk kader vorm gekregen? Hoe werkt dit in de praktijk? Welke werkinstructies kregen schade-experts en bouwbegeleiders mee? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de private partijen? Wat was de invloed van private partijen op de inrichting van de processen van schadeafhandeling en versterking?

  • Hoe zijn bij de aardgaswinning betrokken publieke en private partijen omgegaan met het vraagstuk rond de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aardgaswinning? Welke consequenties had dat voor gedupeerden? Wat was hierbij de rol van verzekeraars?

  • Hoe zijn de bestuursakkoorden tussen de rijksoverheid en de decentrale overheden uitgevoerd en op welke wijze werden de Groningers daarin betrokken?

  • In hoeverre borgt het beleid en de uitvoering daarvan dat geleden schade daadwerkelijk wordt verholpen en/of vergoed? Hoe werd in de concrete beleidsinitiatieven omgegaan met de mate van inspraak of beslisruimte voor de gedupeerde bewoner en in welke mate werd dit in de praktijk waargemaakt? In hoeverre borgt het beleid een uniforme behandeling van schadegevallen en versterking in verschillende dossiers?

  • In hoeverre hebben de aanbevelingen uit de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2015 en 2017 opvolging gekregen?

4 Onderzoeksaanpak

4.1 Fasering onderzoek

Bij de uitvoering van het gehele onderzoek is een aantal fasen te onderscheiden:

  • Fase 1: Dossieronderzoek

  • Fase 2: Besloten voorgesprekken

  • Fase 3: Openbare verhoren

  • Fase 4: Opstellen onderzoeksrapport

  • Fase 5: Behandeling onderzoeksrapport Tweede Kamer

Fase 1: Dossieronderzoek

Kort na de installatie van de parlementaire enquêtecommissie zal deze overgaan tot het vorderen van informatie en documenten. De enquêtecommissie maakt tijdens de hele enquêteperiode van deze bevoegdheid gebruik en zal in dit onderzoek zo veel mogelijk digitale documenten en/of digitale afschriften van documenten vorderen. De enquêtecommissie kan, wanneer het verloop van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, te allen tijde aanvullende of nieuwe vorderingen bij alle betrokken partijen doen. Deze informatievergaring is een belangrijke basis voor het dossieronderzoek. Het onderzoek van de enquêtecommissie bouwt mede voort op eerder verricht onderzoek, zoals door de Onderzoeksraad voor Veiligheid.2

Fase 2: Besloten voorgesprekken

Na het dossieronderzoek zal de enquêtecommissie als voorbereiding op de openbare verhoren een aantal besloten voorgesprekken voeren. Besloten voorgesprekken hebben tot doel het vergroten van kennis van en inzicht in de materie, het toetsen van de bevindingen uit het dossieronderzoek en het selecteren van cruciale momenten en getuigen en deskundigen voor de openbare verhoren.

Fase 3: Openbare verhoren

Na afronding van de besloten voorgesprekken zal de enquêtecommissie personen als getuige of als deskundige onder ede horen. Het doel van de verhoren is waarheidsvinding, publieke verantwoording, het ophelderen van onduidelijkheden en het publiek een beeld geven van de onderzochte gebeurtenissen. Het onderzoek beslaat een lang tijdvak, ruim 60 jaar, en kent daardoor een groot aantal onderzoeksvragen. De tijdelijke commissie verwacht daarom dat er vele tientallen getuigen of deskundigen in aanmerking komen voor een openbaar verhoor. Om die reden stelt de tijdelijke commissie voor deze verhoren in drie blokken te organiseren. In dat geval zouden de openbare verhoren gesplitst kunnen worden in een blok over gaswinning, bodemdaling en bevingen, een blok over de afbouw van de gaswinning en een blok over schadeherstel en versterking.

Fase 4: Opstellen onderzoeksrapport

In het onderzoeksrapport presenteert de enquêtecommissie haar bevindingen en conclusies. Daarnaast spreekt de enquêtecommissie in het onderzoeksrapport oordelen uit en presenteert zij haar aanbevelingen.

Fase 5: Behandeling onderzoeksrapport Tweede Kamer

De laatste fase van een parlementaire enquête bestaat uit de behandeling van het onderzoeksrapport in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer kan schriftelijke vragen stellen aan de enquêtecommissie, waarna de Kamer debatteert met de enquêtecommissie. Daarna volgt de behandeling met het kabinet. Gebruikelijk is dat ook deze behandeling bestaat uit het stellen van schriftelijke vragen aan het kabinet en bespreking van het onderzoeksrapport in een plenair debat.

4.2 Planning

De planning voor deze parlementaire enquête is gebaseerd op de hiervoor beschreven onderzoeksopzet en tot stand gekomen op grond van de ervaringen van voorgaande parlementaire enquêtecommissies. De ervaring leert dat een grondige dataverzameling en een zorgvuldig feitenonderzoek het verloop van het onderzoek ten goede komen. De voorziene planning voor de parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

Tijdvak

Fase

Werkzaamheden

Februari 2021 – november 2021

Fase 1

– Werving en selectie onderzoeksstaf

– Dataverzameling

– Feitenonderzoek

December 2021 – mei 2022

Fase 2

– Voorbereiding besloten voorgesprekken

– Besloten voorgesprekken

– Verwerken besloten voorgesprekken

Juni 2022 – oktober 2022

Fase 3

– Voorbereiding openbare verhoren

– Openbare verhoren in drie periodes

November 2022 – februari 2023

Fase 4

– Opstellen en presentatie rapport

Voorjaar 2023 – zomer 2023

Fase 5

– Behandeling in Tweede Kamer

Uitgezet in een tijdlijn ziet dat er, tot en met het moment van publicatie van het onderzoeksrapport, als volgt uit:

4.3 Onderzoeksstaf en externe klankbordgroep

De enquêtecommissie wordt ondersteund door een ambtelijke staf. De staf van de tijdelijke commissie zal ook de enquêtecommissie ondersteunen en zal worden uitgebreid met een aantal nog te werven onderzoekers en specialisten. De voltallige onderzoeksstaf komt te bestaan uit een griffier, een adjunct-griffier, een commissie-assistent, een onderzoekscoördinator, een plaatsvervangend onderzoekscoördinator, acht onderzoekers, een informatiespecialist, een juridisch adviseur, een communicatieadviseur en een data-analist.

Met het oog op kwaliteitsborging zal de enquêtecommissie een externe klankbordgroep instellen. Deze zal de enquêtecommissie gedurende de uitvoering van het onderzoek en bij het opstellen van het onderzoeksrapport voorzien van adviezen over de aanpak, uitvoering en resultaten van het onderzoek.

4.4 Contacten met andere commissies

Het ligt in de rede dat de enquêtecommissie contact onderhoudt met de vaste Kamercommissies voor Economische Zaken en Klimaat en voor Binnenlandse Zaken over de (mogelijke) samenloop van werkzaamheden. Hoewel de enquêtecommissie voornamelijk terugkijkt, zal de enquêtecommissie ook lopende en komende ontwikkelingen in het gasdossier aandachtig volgen om met haar aanbevelingen aan te kunnen sluiten bij de actuele situatie. De onderzoeksopzet is zodanig ingericht dat lopende beleidsprocessen zoals de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie tot geen enkele vertraging hoeven te leiden.

4.5 Begroting

De kosten van het totale onderzoek in de vorm van een parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen zijn, overeenkomstig de voor parlementair onderzoek reguliere ramingssystematiek, begroot op een bedrag van 4,3 miljoen euro. De benodigde middelen voor het onderzoek zullen, conform artikel 3 van de Wet op de parlementaire enquête 2008, worden toegevoegd aan de begroting van de Tweede Kamer. De begroting is afgestemd met de Stafdienst Financieel-Economische Zaken van de Tweede Kamer.

5 Werkzaamheden tijdelijke commissie en dankwoord

De tijdelijke commissie heeft in de periode september 2020 tot en met januari 2021 gewerkt aan het opstellen van dit onderzoeksvoorstel. De tijdelijke commissie heeft een aantal besloten technische briefings gehouden met deskundigen en vertegenwoordigers van gedupeerde Groningers om zich te laten informeren over de verschillende aspecten van de aardgaswinning in Groningen en over onderzoeksmethodieken. Op vrijdag 4 december 2020 heeft de tijdelijke commissie in tweetallen een werkbezoek aan Groningen gebracht.

Op basis van de informatie uit de briefings, het werkbezoek aan Groningen, eerdere onderzoeken op dit terrein en bestudeerde literatuur, is een onderzoeksvoorstel tot stand gekomen. Het concept van dit voorstel is in een bijeenkomst besproken met een reflectiegroep van externe deskundigen. De bijlage bevat een lijst van de door de tijdelijke commissie geraadpleegde personen en organisaties.

De tijdelijke commissie heeft de bereidwilligheid van alle deskundigen tijdens de briefings en de reflectiebijeenkomst en de bereidwilligheid van burgers en partijen in Groningen om hun ervaringen en inzichten met haar te delen, zeer op prijs gesteld. De tijdelijke commissie dankt hen allen voor de waardevolle inbreng.

BIJLAGE Lijst van geraadpleegde personen en organisaties

Technische briefings

  • Prof. dr. ir. (Marjolein) van Asselt, MBA (Onderzoeksraad voor Veiligheid)

  • Dr. I.E. (Ihsan) Bal (Hanzehogeschool Groningen)

  • Dr. I.D.C. (Inge) van Balkom (Lentis)

  • Dr. ir. K. (Kees) Boersma (Vrije Universiteit Amsterdam)

  • Prof. mr. dr. H.E. (Herman) Bröring (Rijksuniversiteit Groningen)

  • Prof. dr. L.G. (Läslo) Evers (Technische Universiteit Delft)

  • Dr. A.F. (Aad) Correljé (Technische Universiteit Delft)

  • Dr. R. (Rob) Govers (Universiteit Utrecht)

  • Prof. ir. R.P.J. (Rob) van Hees (Technische Universiteit Delft)

  • Prof. dr. B. (Bas) Jacobs (Erasmus Universiteit Rotterdam)

  • Ir. G.W. (Erwin) Medendorp (Onderzoeksraad voor Veiligheid)

  • Prof. mr. dr. E.R. (Erwin) Muller (Rijksuniversiteit Leiden)

  • Prof. dr. mr. M.M. (Martha) Roggenkamp (Rijksuniversiteit Groningen)

  • Dr. K.E. (Katherine) Stroebe (Rijksuniversiteit Groningen)

  • Dr. A.E. (Elianne) Zijlstra (Rijksuniversiteit Groningen)

Reflectiegroep

  • Dr. ir. K. (Kees) Boersma (Vrije Universiteit Amsterdam)

  • Prof. mr. dr. H.E. (Herman) Bröring (Rijksuniversiteit Groningen)

  • Dr. A.F. (Aad) Correljé (Technische Universiteit Delft)

  • Dr. W.D. (Mirjam) Bult-Spiering (Technische Universiteit Twente)

  • Dr. K.E. (Katherine) Stroebe (Rijksuniversiteit Groningen)

Gesprekken met betrokkenen bij eerdere parlementaire enquêtes

  • M.M. (Madeleine) van Toorenburg en R.J. (Rob) de Bakker (voorzitter resp. onderzoekscoördinator parlementaire enquêtecommissie Fyra)

  • J.M.A.M. (Jan) de Wit en G. (Gerald) van Leiden (voorzitter resp. griffier parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel)

  • A.A.G.M (Ronald) van Raak (voorzitter tijdelijke commissie evaluatie Wet Parlementaire Enquête)

  • A.C. (Anouschka) Verbruggen-Groot (juridisch adviseur parlementaire enquêtecommissies Woningcorporaties en Fyra)

Gesprekken met betrokkenen uit Groningen

  • C. (Ciska) van Aken (bestuurslid Groninger Bodem Beweging)

  • T. (Trudy) Aleven

  • K. (Karel) de Bakker (staf Groninger Gasberaad)

  • B. (Bea) Blokhuis

  • J. (Japke) Boelstra

  • F. (Femke) Braamhorst

  • (Anneloes) de Bruijn

  • M. (Martin) Ettema en P. (Pieta) Ettema

  • (Coert) Fossen (bestuurslid Groninger Bodem Beweging)

  • P. (Pieter) 't Hart

  • J. (Jelle) van der Knoop (voorzitter Groninger Bodem Beweging)

  • (Itamar) Kool en E. (Eveline) van Duyl

  • J. (Johanna) Kroes

  • J. (Jan-Willem) Lobeek (lid Groninger Gasberaad, directeur Natuur & Milieufederatie Groningen)

  • Y. (Yvonne) Morselt

  • J. (Jan) Munneke en L. (Liefke) Munneke-Bos

  • E. (Erik) van Raalte en H. (Henny) Paré

  • K. (Koen) van Rooijen en M. (Marjolein) van Rooijen

  • (Derwin) Schorren (vicevoorzitter Groninger Bodem Beweging)

  • J. (Jan) en E. (Esther) Sietsema

  • H. (Henk) Spiekman

  • J. (Jolanda) Jager-Smit (staf Groninger Gasberaad)

  • S. (Susan) Top (secretaris Groninger Gasberaad)

  • M. (Marjan) Torie

  • (Irene) Venditti

  • J. (Jan) Wigboldus (voorzitter Groninger Gasberaad)


X Noot
1

Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstuk 35 603).

X Noot
2

Rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» (2015) van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Naar boven