Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2023
In het commissiedebat van de Commissie voor Economische Zaken en Klimaat over de contourennota
aanpassing Mijnbouwwet van 23 maart jl. hebben de leden Beckerman en Nijboer vragen
gesteld over het strafrechtelijke onderzoek «Waterinjectie Borgsweer». Ik heb toegezegd
op korte termijn een brief te sturen. Met deze brief beantwoord ik deze vragen.
Het betreffende rapport «Waterinjectie Borgsweer» heb ik u op 21 maart 2023 toegezonden
(Kamerstuk 33 529, nr. 1134). De vragen van de leden hadden betrekking op het verlenen van vergunningen zolang
het strafrechtelijke onderzoek en de rechtszaak loopt, het «nee tenzij» principe als
uitgangspunt nemen bij hernieuwde vergunningverlening en het breder actualiseren van
bestaande vergunningen.
In antwoord op de vragen bevestig ik allereerst dat ik mij niet alleen richt op nieuwe
vergunningen. Het is inderdaad belangrijk om bestaande vergunningen te herzien en
te actualiseren, gelet ook op de manier waarop we nu mijnbouwwinning beschouwen, zoals
ik heb verwoord in de contourennota. Er loopt al ruim een jaar een programma waarin
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Staatstoezicht op de
Mijnen (SodM) samen optrekken in milieuversterking. Onderdeel van dit programma is
het actualiseren van vergunningen. Ik zal u van de voortgang hiervan voor de zomer
op de hoogte stellen.
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie betreft met name het niet voldoen aan de
vergunningvoorschriften door de NAM. Ik volg het strafrechtproces vanzelfsprekend
met grote aandacht. Alle voor het bevoegde gezag relevante inzichten die in de strafzaak
naar boven zijn gekomen, zijn door het Openbaar Ministerie vertaald naar het op 21 maart
jl. naar u toegezonden rapport. Zoals ik in mijn begeleidende brief heb aangegeven,
zal ik de bestuursrechtelijke adviezen uit het rapport van het Openbaar Ministerie
overnemen. Onderdeel hiervan is het in samenspraak maken van een sectorplan inzake
de omgang met de betreffende waterstromen. Deze zal kaderstellend zijn voor af te
geven vergunningen en ik zal deze toepassen bij de actualisatie van de bestaande en
vigerende vergunningen voor Borgsweer, Den Helder en Farmsum.
Ik hecht er overigens aan te benadrukken dat het onderzoek van het Openbaar Ministerie
is gericht op de juridische kwalificatie van – een beperkt deel van – de afvalstromen
als gevaarlijke afvalstof. Die kwalificatie heeft vooral een relatie met de wijze
van transport en handeling van de afvalstromen. Het betreft afvalstromen van winningslocaties,
waarbij stoffen worden teruggebracht naar een vergelijkbare aardlaag waar deze voor
het overgrote deel vandaan komen. Dit is een gebruikelijke verwijderingswijze. Deze
techniek wordt overal in Europa toegepast, aangezien dit over het algemeen juist de
minste risico’s voor het milieu met zich meebrengt én vaak het meest energie-efficiënt
is. Ook bij nieuwe activiteiten kan injecteren in de ondergrond vergunbaar zijn, mits
aan alle voorwaarden is voldaan, waaronder veiligheid voor mens en milieu, het genoemde
sectorplan en de «nee tenzij» aanpak.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief