29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 312 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2022

Gasleveringszekerheid staat sinds afgelopen winter extra hoog op de agenda in Nederland en de Europese Unie. In eerste instantie vanwege de relatief lage vulgraden in Europa voorafgaand aan afgelopen winter en daarna door de brute invasie van Rusland in Oekraïne. Het kabinet heeft al in een eerder stadium crisismaatregelen voorbereid conform het Bescherm- en Herstelplan Gas1 (hierna: BH-G) en daarnaast wordt hard gewerkt aan maatregelen op korte, middellange en lange termijn om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk te verminderen. Uw Kamer is hierover via diverse Kamerbrieven en Commissiedebatten geïnformeerd (onder andere Kamerstuk 29 023, nr. 302 en Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 308).

De diverse gebeurtenissen op de gasmarkt van de afgelopen periode en de afgelopen dagen geven aanleiding tot concrete zorgen over een mogelijke verslechtering van de gasleveringssituatie, met name voor aankomende winter. Recent zijn al diverse leveringscontracten door Gazprom niet meer nagekomen2, in het kader van het niet voldoen aan het Russische roebeldecreet. Daar is echter bij gekomen dat sinds enige dagen zonder duidelijke reden de levering via de Nord Stream pijpleiding aanzienlijk is gedaald, alsmede verminderde levering aan bedrijven in Italië, Frankrijk en Oostenrijk. Het valt niet te voorspellen of en wanneer de levering weer naar het normale niveau zal terugkeren. De levering van Russisch gas is niet betrouwbaar. Dat onderstreept nogmaals onze inzet om de afhankelijkheid van Russisch gas in Europa zo snel mogelijk af te bouwen. Hoewel Nederland minder dan andere landen afhankelijk is van Russisch gas, is Nederland wel kwetsbaar voor Europa-brede gasonderbrekingen, waarbij Nederland op basis van de Verordening (EU) 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid (hierna: de Europese verordening gasleveringszekerheid) gevraagd kan worden substantieel bij te dragen aan de leveringszekerheid voor door solidariteit beschermde afnemers in buurlanden. Zeker als door de huidige situatie de beoogde vulgraden van de gasbergingen in Europa niet gehaald worden.

Als gevolg van de recente ontwikkelingen ga ik over tot het per onmiddellijk afkondigen van het crisisniveau van een vroegtijdige waarschuwing zoals vastgelegd in de Europese verordening gasleveringszekerheid. Dit doe ik in navolging van andere EU-lidstaten3 die dit eerder hebben gedaan vanwege een grotere afhankelijkheid van Russisch gas dan Nederland. Op dit moment is er in ons land geen acute dreiging voor de leveringszekerheid, maar gezien de meest recente ontwikkelingen in de landen om ons heen acht ik het nodig om nu op te schalen, dit ook om optimaal voorbereid te zijn voor de aankomende winterperiode en om te voorkomen dat we door een verslechtering van de gasleveringssituatie in een hoger niveau van gascrisis terechtkomen. Conform de voornoemde Europese verordening gasleveringszekerheid breng ik de Europese Commissie en de bevoegde instanties van de buurlanden waarmee het Nederlandse gassysteem is verbonden, op de hoogte van deze stap.4

Met het afkondigen van dit eerste niveau van gascrisis treedt het BH-G in werking. Het BH-G voorziet in maatregelen voor drie in ernst oplopende niveaus van gascrisis. In bijlage 1 bij deze brief worden de onderscheiden niveaus van het BH-G nader toegelicht. De maatregel waarin het BH-G voor het eerste niveau van crisis voorziet is het uitwisselen van informatie. Gasbedrijven dienen in het kader van deze maatregel dagelijks informatie over gasstromen ter beschikking te stellen aan mij, zoals prognoses van de dagelijkse gasvraag en het aantal dagen, waarvoor gaslevering aan beschermde afnemers kan worden gewaarborgd. Hiermee kan nog specifieker het risico dat een verslechtering van de leveringssituatie zich voordoet, worden gemonitord.

Zoals ik in mijn brief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302) heb aangekondigd, wordt er hard gewerkt aan diverse andere maatregelen om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk te verminderen. In de eerste plaats door in te zetten op besparing en door de energietransitie te versnellen. Nederland heeft hier onder meer gevolg aan gegeven via de campagne «zet ook de knop om», en in het vervolg van de brief licht ik toe welke aanvullende maatregelen verder worden genomen, waaronder inzet van fossiele alternatieven voor Russische fossiele brandstoffen (zoals extra LNG-importfaciliteiten) en het realiseren van gemiddeld 80% vulgraad voor bergingen, conform de aangekondigde EU-verordening.

Naast dat ik genoodzaakt ben om een eerste niveau van gascrisis af te kondigen, acht ik het nodig om extra maatregelen nemen, waaronder ook maatregelen die onderdeel uitmaken van hogere crisisniveaus. Deze maatregelen neem ik nu uit voorzorg, juist om te voorkomen dat ik tot het afkondigen van deze hogere crisisniveaus moet overgaan. Ik wil energiebesparing strenger handhaven door aanscherping en inzet van meer middelen voor toezicht en handhaving. Daarnaast heb ik besloten om de wet tijdelijke productiebeperking voor kolen, die geldt voor de periode 2022–2024, per direct niet meer te handhaven om zo gasverbruik in de elektriciteitssector te besparen. Ik bereid hiervoor een wetsvoorstel tot intrekking van deze beperking voor. Ook tref ik voorbereidingen voor een tijdelijke gasbesparingstender. Tot slot kondig ik aan welke aanvullende voorstellen voor CO2-reductie nodig zijn, als gevolg van de intrekking van de productiebeperking kolen.

Het Groningenveld zal vanaf 1 oktober van dit jaar op de waakvlam gaan. Daarbij zullen, om maximale flexibiliteit te houden in het licht van de leveringszekerheid, nog geen productielocaties worden gesloten. Definitieve sluiting van het veld in 2023 of 2024 is het doel van het kabinet. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat informeert uw Kamer parallel hierover.

Voorbereiding op risico’s die verbonden zijn aan een grootschalige en langdurige onderbreking van het gasaanbod vanuit de Russische Federatie wordt niet alleen nationaal, maar ook Europees ter hand genomen. Ik noemde al dat verschillende lidstaten het niveau van een vroegtijdige waarschuwing hebben afgekondigd en eigen maatregelen nemen. Ook de Europese Commissie wil de risicoparaatheid voor komende winter vergroten en zet in op importdiversificatie (LNG) en gasopslag. Eerder bracht de Commissie al het RePowerEU-pakket uit, dat zich richt op diversificatie, besparing en het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie, om zo versneld de afhankelijkheid van Russische energie te kunnen afbouwen. Volgende maand brengt de Commissie een aanvullende mededeling uit waarin, naast good practices vanuit lidstaten, ook vervolgmaatregelen worden geïdentificeerd, waaronder sturing op het vrijwillige energieplatform voor gezamenlijke inkoop, netwerkoptimalisatie en een Europees besparingsplan. Vanwege de grote onderlinge verwevenheid en de noodzaak tot solidariteit acht ik het van groot belang dat deze gezamenlijke opgave door alle lidstaten wordt opgepakt. Ik zal hier tijdens de Energieraad van 27 juni a.s. ook toe oproepen.

In het vervolg van deze brief ga ik nader in op de aanvullende maatregelen en informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de al ingezette acties rond vullen gasbergingen, extra LNG-importcapaciteit en crisisvoorbereiding en ga ik in op de gevolgen van bovengenoemde maatregelen op de kortetermijn-klimaatdoelen en mogelijke mitigerende maatregelen.

Toelichting maatregelen

Besparing

Uw Kamer5 en ik zijn beide overtuigd van het grote belang van energiebesparing. Energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet te produceren, te betalen of te importeren. Bedrijven, instellingen en burgers kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Nederland heeft in de eerste vijf maanden van dit jaar ruim 30% minder energie verbruikt ten opzichte van vorig jaar. Die energiebesparing moeten we structureel vasthouden om onze afhankelijkheid van (Russische) fossiele energie verder af te bouwen. Ik roep bedrijven en Nederlanders op om op korte termijn maximaal in te zetten op energiebesparing en dit prioriteit te geven.

Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer in een aparte brief over mijn overige inzet op energiebesparing bij bedrijven en instellingen. In deze brief zal ik onder andere ingaan op nationale doelen voor energiebesparing, de aanscherping van de energiebesparingsplicht voor bedrijven, en mijn acties om tot meer toezicht- en handhavingscapaciteit te komen. Daarnaast intensiveer ik de campagne «zet ook de knop om» en lanceer ik binnen enkele weken met MKB Nederland een speciale campagne om mkb’ers te ondersteunen bij versnelde verduurzaming.

Opheffen productiebeperking kolencentrale

Ik zal toezichthouder NEa de aanwijzing geven de productiebeperking voor het opwekken van elektriciteit met kolen per direct niet meer te handhaven en bereid een wetsvoorstel voor tot de intrekking van de productiebeperking voor de kolencentrales die met terugwerkende kracht vanaf vandaag in werking zal treden. Dit draagt er aan bij dat in Nederland minder gas verbruikt wordt. Het zorgt voor minder gasimport en minder bijbehorende betalingen naar Rusland. Het intrekken van de productiebeperking is een lastige keuze omdat de andere doelstelling waar ik hard aan werk, het tegengaan van klimaatverandering, hierdoor direct wordt geraakt. De wettelijke productiebeperking in de periode 2022–2024 levert immers een belangrijke bijdrage aan de korte termijn CO2-reductie in Nederland, en daarmee aan het voldoen aan het Urgenda-vonnis. Op jaarbasis wordt naar verwachting tussen de 2,5 en 3 miljard m3 gas in Nederland extra verbruikt als gevolg van de productiebeperking wanneer Nederlandse gascentrales het weggevallen aanbod overnemen. Door de beperking nu op te heffen, verlagen we de gasvraag op de steeds krapper wordende gasmarkt. Het intrekken van de productiebeperking betekent niet dat de Wet verbod op kolen in 2030 ook wordt ingetrokken. De CO2-reductie die met dit verbod in de sector wordt gerealiseerd, wordt met het intrekken van de productiebeperking nog steeds gerealiseerd. In bijlage 2 licht ik dit besluit en het proces van het intrekkingsvoorstel nader toe.

In de laatste paragraaf van deze brief ga ik in op hoe om te gaan met de additionele CO2-uitstoot ten gevolge van dit besluit.

Tijdelijke besparingstender

Voor de korte termijn onderzoek en tref ik voorbereidingen voor ontwikkeling van een tijdelijke gasbesparingstender. Bij openstelling van deze tender kunnen gasverbruikers met een nog nader te bepalen minimale gebruiksvolume een voorstel indienen om tegen een vergoeding hun gasafname te reduceren. Doel is te onderzoeken hoe de regeling zodanig ontwikkeld kan worden dat deze ingezet kan worden voor tijdelijke afnamebeperkingen ten behoeve van leveringszekerheid. Ik zal deze maatregel en de bijbehorende voorwaarden op zo kort mogelijk termijn onderzoeken en uitwerken, en ik beoog deze op zo doelmatig en doeltreffend mogelijke wijze vorm te geven, zodat het kabinet uiterlijk in augustus kan besluiten over een tender.

Daarbij zal ook het gedeeltelijk vrijvallen van de budgetruimte die met het intrekken van de productiebeperking voor kolen betrokken worden. Een deel van het gereserveerde budget zal reeds als nadeelcompensatie worden betaald aan de kolencentrales die de eerste helft van het jaar al nadeel hebben ondervonden van de maatregel.

Systeemonbalans

Met bovengenoemde maatregelen wil ik voorkomen dat we op het tweede niveau van gascrisis (alarm) terechtkomen, of dat er zelfs een noodsituatie (het derde niveau) ontstaat.

Bij een abrupte onderbreking van de aanvoer van gas bestaat de kans dat een onbalans in het gassysteem ontstaat. Zo’n situatie brengt de levering aan alle afnemers, ook door solidariteit beschermde afnemers, in gevaar. Om dit te voorkomen heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat aan Gasunie Transport Services B.V. (GTS), GasTerra B.V. en de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. instructies gegeven hoe te handelen in de eerste uren of dagen van een systeemonbalans in het transportnetwerk van GTS ten gevolge van een abrupte onderbreking van de toevoer van gas uit Rusland.

Een acute systeemonbalans zal als volgt worden opgevangen. Allereerst wordt gekeken wat op te lossen is met behulp van bestaande middelen. Het gaat dan om de import van gas uit andere landen (en de inzet van stikstofinstallaties voor de conversie van hoogcalorisch gas naar laagcalorisch gas), de inzet van gasbergingen en de reguliere winning uit het Groningenveld die is toegestaan binnen het op dat moment geldende vaststellingsbesluit. Ten tweede kan in de zomer het vullen van de gasbergingen tijdelijk worden stilgelegd. Ten derde, en enkel wanneer het voorgaande ontoereikend blijkt te zijn, biedt het vaststellingsbesluit voor het Groningenveld over het huidige gasjaar (artikel 4) GTS de ruimte voor een incidentele verhoging van de Groningenproductie met maximaal 1,5 miljard m3. Een dergelijk artikel is al sinds 2019 onderdeel van het vaststellingsbesluit voor de Groningenproductie en was in vergelijkbare vorm onderdeel van voorgaande besluiten. Het gaat hierbij om het opvangen van acute tekorten in de eerste uren en dagen nadat de systeemonbalans is ontstaan. Nogmaals, van een dergelijke acute systeemonbalans is op dit moment geen sprake. Het voorgaande geeft slechts aan hoe een dergelijke situatie, als die zich zou voordoen, kan worden opgevangen.

Stand van zaken lopende maatregelen

Al vanaf begin dit jaar is het kabinet bezig om Nederland zo goed mogelijk voor te bereiden op aankomende winter. Hierbij geef ik u de stand van zaken van de maatregelen die reeds getroffen zijn en ook in de reeds genoemde Kamerbrieven verder zijn onderbouwd (onder meer Kamerstuk 29 023, nr. 302 en Kamerstukken 29 023 en 36 045, nr. 308).

Vullen bergingen:

Een belangrijke bijdrage aan de leveringszekerheid voor komende winter wordt geleverd door het vullen van de gasopslagen. De vulling van de laagcalorische gasbergingen verloopt voorspoedig en ligt inmiddels al op het niveau van gemiddeld 54%. De vulling van hoogcalorische gasopslagen verloopt eveneens voorspoedig en ligt inmiddels op een niveau van 31%. Beide niveaus liggen boven de niveaus van exact een jaar geleden. Het Europese streefdoel voor alle bergingen tezamen per 1 november 2022 is 80%. Een belangrijke hoogcalorische gasopslag is de berging te Bergermeer. Zoals eerder aangekondigd zal ik nog voor het reces uw Kamer per brief informeren over de voortgang met betrekking tot het vullen van de berging te Bergermeer en meer in het bijzonder over de resultaten van de subsidiemaatregelen die ik hiervoor heb ontwikkeld en die in afrondende fase zijn beland. Als onderdeel van de subsidiemaatregelen wordt aan staatsbedrijf Energie Beheer Nederland de opdracht gegeven om een deel van gasopslag Bergermeer te vullen. Middels deze maatregelen wordt gestimuleerd dat de gasopslag te Bergermeer, inclusief het Gazprom-gedeelte, goed wordt gevuld.

Het verloop van de vulling van alle gasopslagen houd ik op dagelijkse basis nauwlettend in de gaten en gegeven de onzekere situatie op de gasmarkt wil ik mij inspannen om de opslagen te vullen boven de Europese streefdoelen, om de leveringszekerheid in Nederland en onze buurlanden met behulp van de gasopslagen zo goed mogelijk te borgen.

Extra LNG-importcapaciteit:

Zoals eerder met uw Kamer gedeeld wordt ingezet op een verdubbeling van de LNG-importcapaciteit (max. 24 miljard m3) nog dit jaar te realiseren ten behoeve van Nederland en omringende Europese lidstaten. Veel Europese lidstaten willen ook importcapaciteit realiseren, maar dit zal pas de komende jaren beschikbaar komen. Gasunie heeft onlangs capaciteitsveilingen gehouden voor de beschikbare capaciteit van de drijvende LNG-terminals in de Eemshaven. Ik informeer u op korte termijn over de uitkomsten.

Ik werk goed samen met Gasunie, provincie Groningen, gemeente het Hogeland en andere bevoegde instanties aan de vergunningen die nodig zijn om de drijvende LNG-terminal in de Eemshaven vanaf half september aanstaande in bedrijf te kunnen nemen. Aangezien het volgen van een standaardprocedure voor het verkrijgen van vergunningen zou betekenen dat de benodigde vergunningen niet tijdig gereed kunnen zijn om te starten met import in september, is een gedoogconstructie nodig waarbij activiteiten worden toegestaan vooruitlopend op de besluiten over de vergunningen. Dit zal op korte termijn door Gasunie aan de desbetreffende bevoegde instanties worden gevraagd. Gezien de uitzonderlijke situatie en het grote belang van leveringszekerheid ondersteun ik dit verzoek van Gasunie van harte.

Inzicht in scenario’s van gastekorten en crisisoefeningen:

De Europese vereniging van gasnetwerkbedrijven (ENTSOG) heeft een aantal weken terug de Summer Outlook gepresenteerd6 en werkt nu aan een Yearly Outlook die medio juli uitkomt. Deze analyses geven inzicht in hoe de leveringszekerheid er deze zomer en aankomende winter mogelijk uit gaan zien uitgaande van scenario’s met aanbodonderbrekingen. GTS gebruikt deze data in combinatie met haar eigen gegevens om inzichtelijk te maken hoe het systeem reageert bij een onderbreking van Russisch gas. Ik zal voorbereidingen treffen, met mijn crisisorganisatie en interne betrokkenen, voor een interdepartementale crisisoefening met experts en betrokken partijen. Met deze partijen vindt wekelijks afstemming plaats. Zoals aangegeven in het Commissiedebat (internationale) gasmarkt / leveringszekerheid van 9 juni jl., zal ik uw Kamer aan het eind van de zomer informeren over de analyses en simulatiesessie en daarbij ingaan op de uitkomst, knelpunten en voorgenomen vervolgacties.

Voorbereiden opties bij verslechtering van de crisissituatie

In het geval de gasleveringssituatie aanzienlijk zou verslechteren, kan worden overgegaan tot het afkondigen van het tweede niveau van gascrisis (alarm). Ook gedurende dit niveau is het aan marktpartijen om de verslechtering van de leveringssituatie op te vangen met marktgebaseerde maatregelen.

Wanneer de marktgebaseerde maatregelen uit de eerste twee niveaus van het BH-G niet langer toereikend zijn om gaslevering te garanderen kan het derde en hoogste niveau van gascrisis, een noodsituatie, worden afgekondigd. De maatregelen waarin het BH-G voorziet voor noodsituaties zijn opgenomen in een maatregelenladder. Indien vrijwillige maatregelen (o.a. oproep minder gasverbruik en besparingstender) onvoldoende resultaat opleveren, kan de overheid dwingende maatregelen overwegen, zoals het gedwongen om- en afschakelen van afnemers. Zoals onder andere aangegeven in mijn brief van 22 april jl. (Kamerstuk 29 023, nr. 302), werk ik verder aan de voorbereiding van de eventuele toepassing van deze maatregelen. Het afschakelen van niet beschermde (onder andere industriële) afnemers heeft grote maatschappelijke consequenties waar we op dat moment allemaal mee te maken krijgen in ons dagelijks leven. Daarom heb ik reeds afgelopen winter onderzoek laten doen door een extern adviesbureau naar de gevolgen van het afschakelen van grootste niet-beschermde afnemers, die daarvoor bedrijfsvertrouwelijke informatie hebben aangeleverd. Dit onderzoek wordt op dit moment geactualiseerd en verdiept waarbij met name gekeken wordt naar de effecten van afschakeling op de totale waardeketen. Op basis van dit onderzoek worden verschillende scenario’s voor een afnamebeperking van gas uitgewerkt. Hierover ben ik nauw contact met de brancheorganisaties en andere betrokken partijen.

Gevolgen voor CO2-uitstoot en alternatieve maatregelen

Het kabinet staat aan de lat om de komende jaren de CO2-uitstoot sneller te reduceren. De productiebeperking kolen zou hier in belangrijke mate aan bij moeten dragen. De uitstoot in 2021 was op basis van voorlopige cijfers van het CBS 23,9% lager dan in 1990. Dat is ruim 2 Mton hoger dan benodigd om het Urgenda-doel van 25% emissiereductie te realiseren. Hoewel het door het warme voorjaar en de hoge gasprijzen steeds waarschijnlijker wordt dat het Urgenda-doel dit jaar wel gehaald gaat worden, is dat voor 2023 en 2024 nog onzeker. Het opheffen van de tijdelijke productiebeperking voor kolencentrales betekent dat voor die jaren de productiebeperking op kolen niet van kracht zal zijn en het nog onzekerder wordt of die jaren de doelstellingen worden behaald. Naar verwachting levert de maatregel ca. 4 tot 4,5 Mton CO2-reductie/jaar op onder de huidige marktomstandigheden.

De nu aangekondigde maatregelen gaan een impact hebben op het behalen van de Urgenda-doelen voor de komende jaren en de doelstelling van het kabinet voor CO2-reductie in 2030. Het intrekken van de productiebeperking voor de elektriciteit opgewekt met kolen betekent immers ceteris paribus cumulatief zo’n 10 Mton extra uitstoot (2,5 jaar keer 4 tot 4,5 Mton CO2-reductie per jaar) die in de periode tot 2030 in enige vorm, bij voorkeur door structurele maatregelen zoals door normering en beprijzing, en met eventuele financiering binnen de ruimte van het Klimaatfonds en de overige reeds beschikbare middelen, gecompenseerd dient te worden. Het kabinet blijft immers gecommitteerd aan het behalen van de Urgenda-doelstellingen. Om het bereiken van deze doelstellingen te waarborgen werk ik aan een pakket aanvullende maatregelen dat ik uiterlijk met Prinsjesdag aan uw Kamer zal presenteren. Ik wil hierbij een pakket maatregelen ontwikkelen dat het besparen van energie nastreeft en het weglekken van emissies en bedrijvigheid naar het buitenland voorkomt. Het is van groot belang om in de samenstelling van het pakket maatregelen een brede invalshoek te kiezen. Immers, in alle geledingen en sectoren van de samenleving doen zich kansen voor om energie te besparen en CO2-uitstoot te reduceren. Dat heb ik ook tot uitdrukking gebracht in het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat dat ik op 2 juni jl. naar uw Kamer heb gestuurd.7

Het kabinet heeft verder bij de aankondiging van het Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat reeds aangekondigd aan de slag te gaan met het in kaart brengen en uitwerken van mogelijke aanscherpingen van het beleid. Dit biedt inzicht welke aanvullingen op het beleidsprogramma denkbaar zijn om structureel tot versnelling van de transitie te komen en daarmee een bijdrage te leveren aan het realiseren van 55% emissiereductie in 2030. Het intrekken van de productiebeperking kolen versterkt de noodzaak hiertoe. De besluitvorming over de aanscherping van het beleidsprogramma vindt uiterlijk plaats in het voorjaar van 2023 en zo mogelijk eerder, waarbij het kabinet gebruik zal maken van de inzichten uit de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief

BIJLAGE 1: BESCHERM- EN HERSTELPLAN GAS EN DE VERSCHILLENDE CRISISNIVEAUS

Het Bescherm- en Herstelplan Gas treedt in werking als Nederland een niveau van gascrisis als bedoeld in de Europese verordening gasleveringszekerheid afkondigt.

De verordening onderscheidt drie niveaus van gascrisis:

  • 1. Vroegtijdige waarschuwing

  • 2. Alarm

  • 3. Noodsituatie

Vroegtijdige waarschuwing: wanneer uit concrete, ernstige en betrouwbare informatie blijkt dat er zich een gebeurtenis kan voordoen die de gasleveringssituatie aanzienlijk kan doen verslechteren en kan leiden tot het ontstaan van een alarm- of een noodsituatieniveau.

Alarmniveau («alarm»): wanneer er zich een verstoring van de gaslevering of een uitzonderlijk hoge gasvraag voordoet die de gasleveringssituatie aanzienlijk doet verslechteren, maar de markt nog in staat is deze verstoring of vraag op te vangen zonder gebruik te moeten maken van niet-marktgebaseerde maatregelen.;

Noodsituatieniveau («noodsituatie»): wanneer zich een uitzonderlijk hoge gasvraag, een aanzienlijke verstoring van de gaslevering of een andere aanzienlijke verslechtering van de gasleveringssituatie voordoet, en alle relevante marktgebaseerde maatregelen zijn toegepast maar de gaslevering niet volstaat om aan de resterende gasvraag te voldoen en er dus bijkomend ook niet-marktgebaseerde maatregelen moeten worden genomen, met name om gasleveringen aan beschermde afnemers veilig te stellen.

BIJLAGE 2: OVERWEGINGEN RONDOM INTREKKEN VAN DE PRODUCTIEBEPERKING KOLEN

In deze bijlage ga ik achtereenvolgens in op de maatregelen die in de kolensector zijn genomen, de CO2-uitstoot in Nederland en de impact van de productiebeperking van de kolencentrales hierop en de relatie tussen de productiebeperking, de gascrisis en leveringszekerheid. Ik zal daarna het dilemma uitwerken waar ik tegenaan loop bij de productiebeperking, waarbij ik enerzijds zoveel mogelijk CO2 wil reduceren en anderzijds zo goed mogelijke voorbereidingen voor volgende winter wil treffen.

Achtergrond en stand van zaken kolenmaatregelen

In de brief van 24 april 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 496) heeft het kabinet aangekondigd forse CO2-reductie te willen realiseren door de komende jaren de elektriciteitsproductie met kolen substantieel terug te brengen. Hiervoor is een tweetal maatregelen getroffen, (1) een call for proposals voor een subsidie voor het stoppen van kolenstook voor elektriciteitsproductie bij een kolencentrale en (2) een productiebeperking in de jaren 2022–2024. Deze maatregelen in de kolensector zijn genomen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis op de korte termijn. Eerder is de Hemwegcentrale al gesloten als gevolg van een kolenverbod per 2020 om een bijdrage te leveren aan het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 303).

Op 31 maart 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1006) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat Onyx afziet van de subsidie en daarmee haar kolencentrale niet zal sluiten. Hiermee valt zij, net als de andere kolencentrales in Nederland, onder de wettelijke productiebeperking. Zoals aangegeven betreur ik het besluit van Onyx ten zeerste; ik wil lessen trekken uit het doorlopen proces ten einde een volgende keer te voorkomen dat een partij zich zo dicht bij de eindstreep terugtrekt, ook naar aanleiding van de vragen die hierover zijn gesteld door het lid Leijten. Hierover verder in deze bijlage meer.

Tot dit moment gold voor kolencentrales een wettelijke beperking van de productie van elektriciteit met kolen tot 35%. Omdat de wettelijke productiebeperking niet te voorzien was voor de exploitanten van kolencentrales en er met deze maatregel eigendom wordt gereguleerd, moet er nadeelcompensatie worden betaald aan de exploitanten. De nadeelcompensatie moet zo nauwkeurig mogelijk het nadeel van de partijen reflecteren. De wijze waarop het nadeel wordt berekend is vastgesteld in het Besluit nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales, dat is voorgehangen bij uw Kamer (Kamerstukken II 2020/2021, 35 668, nr. 46) voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet eind december 2021. De methode om de nadeelcompensatie vast te stellen gaat uit van de meest recente prijsinzichten in de markt, de dag voordat de inwerkingtredingsdatum van de productiebeperking is gepubliceerd. Die datum is 21 december 2021. In die periode was er weliswaar nog geen invasie van Rusland in Oekraïne, maar was er al wel grote onzekerheid in de markt. Deze onzekerheid heeft zich vertaald in hoge prijsverwachtingen waarop de nadeelcompensatie moet worden gebaseerd. De aangevraagde nadeelcompensatie is als gevolg hiervan zeer substantieel. Dit komt overeen met de zeer hoge winstgevendheid van de kolencentrales op dit moment. Er is in totaal door de drie eigenaren van de kolencentrales (Uniper, RWE en Onyx) tezamen voor circa € 1,9 miljard aan nadeelcompensatie aangevraagd voor de productiebeperking in de jaren 2022-2023-2024. Het overgrote deel van de kosten is voor het jaar 2022, omdat op de peildatum van 21 december 2021 de prijsverwachtingen voor 2022 ten opzichte van 2023 en 2024 aanzienlijk hoger waren.

Vanaf 2030 geldt het verbod op het gebruik van kolen voor de elektriciteitsproductie waarmee in de kolensector vanaf dat moment CO2-reductie wordt bewerkstelligd. RWE en Uniper zijn diverse juridische procedures gestart tegen deze maatregel, zowel nationaal als internationaal. De zittingen van de nationale procedures zullen plaatsvinden op 21 en 23 juni 2022. Zoals ik eerder heb aangekondigd (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 90) voert de Staat deze procedures op een zo transparant mogelijke wijze. Ik zal u over de voortgang van deze procedures informeren. Ik heb vertrouwen in de uitkomst van deze procedures.

Tijdens het Commissiedebat van 20 april 2022 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 930) heb ik aan het lid Bontenbal de toezegging gedaan dat ik gesprekken met de verschillende producenten zal voeren om het toekomstperspectief voor de langere termijn te bespreken. De wet verbod op kolen verbiedt alleen de kolenstook voor elektriciteitsopwekking na 2030, maar laat alternatieve aanwending van de productielocaties onverlet. Ik kan meedelen dat hierover op hoogambtelijk niveau gesprekken hebben plaatsgevonden met de exploitanten van kolencentrales. Op basis van dit overleg kom ik vooralsnog tot de conclusie dat er voor producenten voldoende alternatieve mogelijkheden zijn om actief te blijven op de productielocaties. Het is hierbij van belang dat de overheid niet verantwoordelijk is voor het slagen van een individuele business case, maar in algemene zin initiatieven ondersteunt die de energietransitie ten goede komen, zoals op het gebied van infrastructuur en waterstof. De producenten kunnen hier, net als ieder ander, voor in aanmerking komen. Een gesprek over of, en zo ja welke, concrete ondersteuning nodig is om die alternatieve mogelijkheden te versnellen is alleen mogelijk wanneer de lopende juridische procedures van tafel gaan.

CO2-uitstoot in Nederland en de impact van de productiebeperking hierop

Het is belangrijk om CO2-reductie te bewerkstelligen op de korte termijn om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te behalen. Dat is van onverminderd belang, zeker gegeven het feit dat PBL in de laatste KEV concludeert dat de komende jaren onzeker blijft of het Urgenda-doel wordt behaald. De combinatie van structurele emissiedalingen enerzijds en externe factoren (zoals het weer en ontwikkelingen van gasprijzen) anderzijds, zijn de komende jaren bepalend voor het halen van het Urgenda-doel. Door de ontwikkeling van externe factoren wordt het voor 2022 steeds waarschijnlijker dat het Urgenda-doel van 25% reductie wordt gehaald (zie tekstbox). Tegelijkertijd zijn garanties op dit punt niet te geven. Bovendien streeft Nederland ernaar in 2030 55%-60% CO2-reductie te realiseren. Een structurele daling van de uitstoot van CO2 is dus cruciaal.

Voor de jaren na 2022 geeft de laatste KEV aan dat op weg naar 2025 het risico op overschrijding van het Urgenda-doel steeds kleiner wordt. In de komende jaren kunnen zich daarbij nog ontwikkelingen voordoen (zoals een jaar met twee koude winterperiodes) waardoor de uitstoot substantieel hoger wordt, zodat mogelijk het Urgenda-doel niet gehaald wordt.

De wettelijke productiebeperking levert een belangrijke bijdrage aan de CO2-reductie in Nederland. Als gevolg van de huidige marktomstandigheden zijn kolencentrales op dit moment erg winstgevend en staan zij in de zogeheten merit order vóór gascentrales. Dat betekent dat onder normale marktverhoudingen een kolencentrale eerder elektriciteit produceert dan een gascentrale. Echter de kolencentrales draaiden juist relatief weinig het eerste half jaar van 2022. Dat duidt erop dat de wettelijke productiebeperking reeds leidt tot verminderde koleninzet en de maatregel dus effectief is in het reduceren van onze broeikasgasemissies. De verwachting is dat met de huidige marktomstandigheden in de kolensector de productiebeperking jaarlijks circa 8 tot 9 megaton CO2-reductie realiseert. Tegelijk is er wel sprake van extra uitstoot in de gassector, aangezien de weggevallen productie daar (deels) wordt overgenomen. Wanneer de volledige weggevallen productiecapaciteit in Nederland wordt opgevangen en er dus geen sprake is van verhoogde import uit het buitenland, is het netto effect van de productiebeperking circa 4 tot 4,5 megaton CO2-reductie onder de huidige marktomstandigheden. Als er wel sprake is van extra import uit het buitenland, wordt het netto effect van de productiebeperking in Nederland hoger, omdat een deel van de CO2-uitstoot die gepaard gaat met de overname van de weggevallen productie in een ander land wordt uitgestoten.

Ontwikkeling CO2-uitstoot in 2021 en 2022

De uitstoot in 2021 was op basis van voorlopige cijfers van het CBS 23,9% lager dan in 1990. Dat is ruim 2 Mton hoger dan benodigd om 25% emissiereductie te realiseren, voortvloeiend uit het Urgenda-vonnis. De temperatuur in de eerste 4 maanden van dit jaar behoort tot de hoogste in de afgelopen 20 jaar. Daardoor is er minder gas gebruikt door huishoudens en in de glastuinbouw, zo’n 25–33% minder in de eerste vijf maanden van dit jaar t.o.v. 2020/2021. Door de hoge gasprijzen schakelen bepaalde bedrijven en tuinbouwers de productie terug en besparen meer huishoudens ook onafhankelijk van het weer gas door bijvoorbeeld de thermostaat lager te zetten. Zoals bekend ben ik hier een brede publiekscampagne voor gestart. Er is in algemene zin dus sprake van minder energieverbruik, terwijl de opwek van elektriciteit in toenemende mate duurzaam is. Illustratief hiervoor is dat op 23 april voor het eerst een groot deel van de dag er meer elektriciteit opgewekt is met zonne- en windenergie dan dat er verbruikt werd.

De recente cijfers van CBS bevestigen dit beeld. Deze voorlopige cijfers laten zien dat de CO2-uitstoot in het eerste kwartaal van 2022 ruim 5 Mton lager was dan in dezelfde periode vorig jaar8. Dit komt onder andere door een lager aardgasverbruik door het warme voorjaar en de hoge gasprijzen en een toename van de productie van hernieuwbare energie. De uitstoot van mobiliteit was in deze periode ongeveer gelijk met het vorige jaar.

Relatie tussen productiebeperking, gascrisis en leveringszekerheid

De productiebeperking in kolencentrales leidt tot meer import van elektriciteit en ook tot meer elektriciteitsproductie door gasgestookte centrales. Het weggevallen elektriciteitsaanbod moet immers worden opgevangen door andere productiebronnen. De extra productie van gasgestookte centrales heeft tot gevolg dat de gasvraag hoger is en leidt er indien het aanbod van gas lager is ceteris paribus toe dat de gasopslagen in Noord-West Europa minder snel gevuld kunnen worden. Er kan echter niet worden gesteld dat een verlaging van het gasverbruik in gascentrales leidt tot een evenredige stijging in de gasopslagen, omdat het vullen van de gasopslagen door marktpartijen wordt gedaan en gas dat niet in de opslagen gaat ook gebruikt kan worden door andere partijen voor andere doeleinden (bijv. in de industrie).

Er wordt op jaarbasis naar verwachting tussen de 2,5 en 3 miljard m3 (bcm) gas in Nederland extra verbruikt als gevolg van de productiebeperking wanneer Nederlandse gascentrales het weggevallen aanbod overnemen. Het is niet te zeggen wat het extra gasverbruik exact is, omdat dit afhankelijk is van de inschatting hoeveel de kolencentrales zouden draaien zonder de productiebeperking. Dit is onder andere afhankelijk van de productie van zonne- en windenergie. Het totale Nederlandse aardgasverbruik was in 2021 ongeveer 40 bcm. Voor de productie van elektriciteit in Nederlandse gascentrales was dit in 2021 7,5 bcm. Op basis van ramingen van het European Network of Transmission System Operators for Gas (ENTSOG), de verenigde Europese netbeheerders, is de verwachting dat de opslagen voldoende gevuld kunnen worden, zolang de gastoevoer niet langdurig wordt onderbroken. TenneT is gevraagd te beoordelen of de leveringszekerheid op de elektriciteitsmarkt ook in de volgende winter voldoende op orde is. Uit het onderzoek van TenneT komt naar voren dat de leveringszekerheid niet in gevaar komt door de maatregelen, uitgaande van voldoende aanbod van gas voor verbranding in de gascentrales.

Keuze om de productiebeperking in te trekken

Bovenstaande schetst de afweging tussen gasvoorzieningszekerheid en CO2-reductie die speelt bij de instandhouding van de productiebeperking. De maatregel zorgt ervoor dat met grotere zekerheid het Urgenda-doel voor de komende jaren zal worden gehaald, maar zorgt er gelijktijdig voor dat er meer gasimport nodig is en dat er iets meer onzekerheid is of de gasvoorraden adequaat zijn voor volgende winter.

In andere landen in Europa speelt eenzelfde soort dilemma tussen kolen en gas. Voor de korte tot middellange termijn heeft de Europese Commissie aangegeven dat een verlengde inzet van kolenstook mogelijk zou moeten zijn wanneer dit leidt tot verminderde gasafhankelijkheid. De Commissie geeft aan dat landen die nog weinig gasinfrastructuur voor elektriciteitsopwekking hebben, zoals Polen, kunnen overwegen om de levensduur van kolencentrales te verlengen om geen of minder gasinfrastructuur aan te hoeven leggen (gas als transitiebrandstof) om daarna direct op hernieuwbare bronnen over te gaan. In Duitsland wordt de uitfasering van bruinkool- en steenkolencentrales vertraagd om te zorgen dat er voor de volgende winter meer zekerheid is over een voldoende aanbod van gas. Daarnaast heb ik recent signalen ontvangen dat Duitsland op korte termijn een verhoogde koleninzet overweegt om de vraag naar gas te verminderen en hiervoor een wetsvoorstel in voorbereiding heeft. Echter is het voor Duitsland een grotere opgave om onafhankelijk te worden van Russisch gas dan voor Nederland; in Nederland geldt voor de nog bestaande centrales daarbij dat zij ook na 2024 tot uiterlijk 2030 actief kunnen zijn. Ook in het Verenigd Koninkrijk worden kolencentrales langer open gehouden.

De aanname dat er voldoende aanbod van gas is in het kader van het voldoende vullen van onze gasvoorraden en voor de leveringszekerheid komt helaas steeds meer onder druk te staan. Daarom kies ik er nu voor om de productiebeperking in te trekken. Het is duidelijk dat Rusland gasleveranties als wapen inzet. In de sanctiepakketten wordt met volle steun van Nederland gekeken naar maatregelen om Rusland economisch te treffen en fossiele import uit Rusland te beperken. Daarbij komt dat het extra gasverbruik in de gascentrales als gevolg van de productiebeperking leidt tot extra gasimport naar Noordwest Europa, en mogelijkerwijs daardoor relatief extra import vanuit Rusland. Onder de geldende markomstandigheden is deze extra gasimport financieel zeer kostbaar en levert deze Rusland additionele middelen op. Het intrekken van de productiebeperking draagt dus ook bij aan het effect van de sancties tegen Rusland.

Operationeel is er sprake van een enige vertraging tussen het intrekken van de maatregel en het continu op vollast kunnen draaien van de kolencentrales. De eigenaren van de kolencentrales hebben aangegeven dat het vier tot zes weken duurt voordat de kolenbevoorrading op een voldoende niveau is dat er continu op vollast kan worden gedraaid. Omdat deze periode in de zomerperiode valt, waarin normaliter kolencentrales al minder draaien vanwege het grote aanbod van zonne- en windenergie, is de impact van deze vertraging relatief beperkt. Er is geen additionele personele inzet nodig, deze verandert niet wanneer wordt opgeschakeld van deellast naar vollast.

De Tweede Kamer heeft mij op 7 juni 2022 verzocht te schetsen wat de voor- en nadelen van het aanleggen van een strategische kolenvoorraad zouden zijn, om de tijd te verkorten tussen intrekking en het continu op vollast draaien. Dit levert alleen tijdswinst op in de situatie dat de productiebeperking vooralsnog zou worden gehandhaafd en op een later moment zou worden ingetrokken. Met het direct intrekken van de productiebeperking vervalt het voordeel van deze maatregel, maar blijft het nadeel van additionele kosten bestaan (het betalen voor verplichte aankoop-, handling-, opslag- en prijsfluctuatiekosten). Daarbij komt dat gedurende die korte periode van een aantal weken een beperkte bijdrage voor de leveringszekerheid en een beperkte gasbesparing wordt geleverd. In andere landen, met name in Duitsland, is er sprake van het in reserve houden van productie. Dit betreft echter een reserve van centrales die in geval van een noodsituatie operationeel gemaakt kunnen worden en niet een steenkolenreserve. Omdat ik de productiebeperking nu niet handhaaf vooruitlopend op de intrekking, is er geen sprake van een voordeel van het aanleggen van een strategische kolenvoorraad en daarom kies ik daar niet voor.

Ik heb in brief aangegeven dat ik toezichthouder NEa de aanwijzing geef de productiebeperking voor het opwekken van elektriciteit met kolen per direct niet meer te handhaven. Daarnaast bereid een wetsvoorstel voor tot de intrekking van de productiebeperking. Zodra het intrekkingsvoorstel tot wet is verheven, is de intentie het met terugwerkende kracht in werking te laten treden (vanaf het moment van verzending van deze brief aan uw Kamer). Het intrekken van de maatregel is voor de gehele periode vanaf nu tot en met het einde van de tijdelijke productiebeperking in 2024. De maatregel betreft namelijk regulering van eigendom in verband met de bescherming van het recht op eigendom in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit is ook zo uitgelegd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin de productiebeperking is voorgesteld. Deze regulering van eigendom is toegestaan indien voorafgaand aan de invoering van de maatregel rechtszekerheid wordt geboden over de wijze van regulering van de eigendom en de wijze waarop een fair balance wordt bereikt door bijvoorbeeld het vaststellen van (de parameters voor) de nadeelcompensatie. Hiermee verdraagt zich niet dat gedurende de looptijd de regels met betrekking tot die maatregel meermaals worden aangepast. Dit is de reden waarom de intrekking voor de gehele periode van de tijdelijke productiebeperking geldt.

Financiële gevolgen intrekken kolenbeperking

Zoals aangegeven kiest het kabinet ervoor het gedeeltelijk vrijvallen van de budgetruimte die met het intrekken van de productiebeperking voor kolen gepaard gaat te betrekken bij de besluitvorming over deze gasbesparingstender. Hier is echter niet het volledige budget voor beschikbaar. Een deel van het budget moet namelijk al als nadeelcompensatie worden betaald aan de kolencentrales die de eerste helft van het jaar al nadeel hebben ondervonden van de maatregel. Bij het vergoeden van de reeds gemaakte kosten als gevolg van de productiebeperking staat het uitgangspunt dat het geleden nadeel moet worden vergoed centraal. Dit uitgangspunt is ook in het besluit nadeelcompensatie vastgelegd. Gezien de marktprijzen zal het geleden nadeel in de eerste helft van het jaar al substantieel zijn, ook gezien het feit dat het grootste deel van de aangevraagde nadeelcompensatie ziet op schade in 2022. Bij de beoordeling hoeveel nadeelcompensatie er moet worden betaald ten opzichte van de in totaal aangevraagde € 1,9 miljard word ik ondersteund door een externe partij.

Daarnaast zal de Europese Commissie beoordelen of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Zonder goedkeuring van de Europese Commissie kan de nadeelcompensatie niet worden betaald. Ik kan op dit moment niet zeggen welk deel van de aangevraagde nadeelcompensatie zal worden verleend, maar gezien het feit dat het grootste deel van de aanvraag voor schade in 2022 is en de partijen al bijna een half jaar zijn beperkt, is mijn verwachting dat ook dit gedeelte fors zal zijn. Hier staat reeds gerealiseerde CO2-reductie in het begin van dit jaar tegenover.

Overzicht maatregelen voor CO2-reductie op de korte termijn

Hoewel het voor 2022 steeds waarschijnlijker wordt dat het Urgenda-doel gehaald gaat worden, is dat voor 2023 en 2024 nog onzeker. Intrekken van de maatregel betekent ook dat voor die jaren de productiebeperking niet van kracht zal zijn en het nog onzekerder wordt dat die jaren het Urgenda-doel wordt behaald. Zoals eerder beschreven, levert de maatregel 4 tot 4,5 Mton CO2-reductie op en zijn er geen alternatieven die op korte termijn zoveel CO2-reductie bewerkstelligen. Het Kabinet blijft gecommitteerd aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Om het bereiken van deze doelstellingen te waarborgen werk ik aan een pakket aanvullende maatregelen dat ik uiterlijk met Prinsjesdag aan uw Kamer zal presenteren.

Aan het einde van deze bijlage vindt u een globaal overzicht van de maatregelen die door voorgaande kabinetten en andere partijen de afgelopen jaren zijn geïnventariseerd. Deze maatregelen leiden niet direct, maar naar verwachting op zijn vroegst vanaf 2023 tot CO2-reductie. Hieruit blijkt dat er op korte termijn geen alternatieve maatregelen beschikbaar zijn die dit jaar en de komende jaren tot een zelfde CO2-reductie leiden als de maatregelen met betrekking tot kolencentrales, zonder dat dit gepaard gaat met drastische gevolgen voor burgers en bedrijven.

Stichting Urgenda – 54 puntenplan

Stichting Urgenda heeft de afgelopen jaren op diverse momenten verschillende maatregelen gepresenteerd, om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het vonnis.9 Het kabinet heeft in verschillende kamerbrieven inhoudelijk op deze voorstellen gereageerd en een aanzienlijk deel van deze maatregelen ook overgenomen.10 Het betreft maatregelen zoals:

Maatregel

Indicatie van CO2-reductie op korte termijn

Extra subsidie voor woningisolatie

+1

LED-verlichting bij kassen

+

Actieplan inwisselen koelkasten

+

Diverse maatregelen gericht op verbeteren van de naleving van de energiebesparingsplicht Wet Milieubeheer

+/++

Behoud van Salderingsregeling

+

«Minder koeien, niet minder winst» (krimp veestapel)

+/++

Een dag per week zonder vlees

+

X Noot
1

+ = 0–0,5 Mton, ++ = 0,5–2 Mton, +++ > 2 Mton

Deze maatregelen betreffen overwegend maatregelen die burgers en bedrijven moeten verleiden tot minder uitstoot, en daarom op draagvlak kunnen rekenen. Voorgaande kabinetten hebben om die reden een groot deel van deze maatregelen reeds overgenomen. Hiermee zijn op verschillende terreinen de benodigde investeringen van burgers en bedrijven in duurzame oplossingen toegenomen. Daarmee heeft een versnelling van de transitie plaatsgevonden. De meeste van deze maatregelen kennen echter een beperkt reductie-effect op korte termijn (< 0,5 Mton), en staan daarom niet in verhouding tot de productiebeperking. Nu de productiebeperking wordt opgeheven, is een combinatie van maatregelen nodig.

Onderzoek TNO

Recent heeft TNO op verzoek van uw Kamer een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor het reduceren van gasverbruik in Nederland, en daarmee ook aan reductie van de CO2-uitstoot.11 Ook uit dit onderzoek volgt dat maatregelen met een groot reductiepotentieel een implementatietermijn van tussen de 2–5 jaar kennen. Dit betreft o.a. de volgende maatregelen:

Maatregel

Indicatie van CO2-reductie op korte termijn

Extra bijstook biomassa in kolencentrales

+++

Versnelde uitrol offshore wind en hernieuwbaar op land

+++ (na 2024)

Extra installatie warmtepompen

+ (++ na 2024)

Energiebesparing door gedragsverandering bij huishoudens

++/+++

Energiebesparing door naleving energiebesparingsplicht wet milieubeheer

++

Voor deze maatregelen geldt dat ze, met uitzondering van de maatregel gericht op biomassa, reeds aansluiten bij de inzet van het kabinet zoals opgenomen in het recent aan uw Kamer aangeboden Ontwerp Beleidsprogramma Klimaat (Kamerstuk 32 813, nr. 1049). Met deze maatregelen waarborgt het kabinet dat in de periode na de productiebeperking effect eveneens een verdere reductie van de CO2-uitstoot plaatsvind. Maatregelen gericht op de extra bijstook van biomassa in kolencentrales kunnen mogelijk in de jaren 2022–2024 zorgen voor minder uitstoot – maar zijn niet in lijn met het uitgangspunt van het kabinet om het gebruik van houtige biogrondstoffen voor uitsluitend de productie van elektriciteit niet verder te stimuleren.


X Noot
1

Voor meer informatie over de verschillende stappen op de escalatieladder van het BH-G, zie Kamerstuk 29 023, nr. 252.

X Noot
2

Het betreft langetermijncontracten met bedrijven uit de volgende lidstaten: Litouwen, Polen, Bulgarije, Letland, Finland, Nederland, Denemarken, Slowakije en Duitsland.

X Noot
3

Eerder hebben Duitsland, Oostenrijk, Italië, Letland, Hongarije, Finland en Estland al een vroegtijdige waarschuwing uitgeroepen.

X Noot
4

Melding zal gedaan worden aan de bevoegde instanties in België, Duitsland en Ierland en – vanwege afhankelijkheden op de laagcalorische gasmarkt – ook aan de bevoegde instantie in Frankrijk.

X Noot
5

Bijvoorbeeld tijdens het debat (Internationale) Gasmarkt/Leveringszekerheid van 9 juni jl.

X Noot
7

Kamerstuk 32 813, nr. 1049.

X Noot
10

Zie Kamerstuk 32 813, nr. 400 d.d. 1 november 2019 en Kamerstuk 32 813, nr. 496 d.d. 24 april 2020.

Naar boven