33 529 Gaswinning

Nr. 1087 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2022

Tijdens het commissiedebat Mijnbouw/Groningen van 29 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1069) heb ik aangegeven dat ik het onwenselijk en moeilijk uit te leggen vind dat er bewoners in onder meer een deel van de omgeving van de gasopslag Norg geen schade meer kunnen melden en vergoed krijgen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), terwijl dit voorheen wel het geval was. Deze aanpassing van het effectgebied van het IMG heeft tot een onwenselijke situatie geleid waarin er sprake is van verschillende regels voor de afhandeling van schade in de omgeving van een gasopslag die van essentieel belang is voor de sluiting van het Groningenveld. Ik heb toegezegd uw Kamer hierover nader te informeren, waarbij ik heb aangegeven de mogelijkheid van een wetswijziging of aanwijzing te betrekken. Hierbij ga ik zoals aangekondigd ook uitgebreider in op de peer review die ik op 7 november jl. aan uw Kamer heb aangeboden.1

Peer review

Bewoners die ik de afgelopen tijd heb gesproken voelen zich niet gehoord in hun zorgen over schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten in de directe omgeving van hun woning. Waar voorheen een schademelding bij het IMG leidde tot een beoordeling van de schade ter plaatse, is met het stopzetten van de schadeafhandeling door het IMG voor deze mensen deze mogelijkheid vervallen. In navolging van de toezegging van mijn ambtsvoorganger en in constructief overleg met bewoners van de omgeving van de gasopslag bij Norg, gemeenten Noordenveld en Westerkwartier en de provincie Drenthe, heb ik daarom dit voorjaar opdracht gegeven tot een wetenschappelijke peer review van de in opdracht van het IMG door TNO en TU Delft en Deltares uitgevoerde onderzoeken. Deze peer review is onlangs opgeleverd door Movares en heb ik recent aan uw Kamer aangeboden.2

In het rapport stellen de reviewers dat, hoewel de onderliggende onderzoeken goed zijn uitgevoerd en geen evidente fouten bevatten, er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de betrouwbaarheid van de conclusies van de studie naar de directe effecten van diepe bodemdaling en -stijging als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg. Dit in verband met beperkingen ten aanzien van de gebruikte gronddata en de mate waarin rekening is gehouden met onzekerheden in de berekeningen. Deze onzekerheden leiden er volgens de reviewers toe dat dat de kans op schade door diepe bodemdaling en -stijging op specifieke plekken mogelijk wordt onderschat. Onduidelijk is in hoeverre meer gedetailleerd onderzoek met medeneming van deze kanttekeningen tot een andere eindconclusie zou leiden. De potentiële consequenties van bovenstaande constatering voor de beoordeling van schade in individuele situaties vallen buiten de scope van deze review.

Deze uitkomst onderstreept het belang van het bestaan van een wettelijk bewijsvermoeden voor mijnbouwactiviteiten waarvan de gevolgen dermate omvangrijk en complex zijn, zoals de gaswinning in Groningen. Ik heb dit onder de aandacht gebracht van het IMG, dat momenteel werkt aan de opvolging van de handreikingen in de peer review. Ik verwacht dat het hierover begin 2023 meer duidelijkheid zal kunnen geven.

Toelichting werking bewijsvermoeden en wettelijk kader

Het bewijsvermoeden is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en is van toepassing op zowel de gaswinning uit het Groningenveld als de gasopslag Norg. Met deze bepaling wordt geregeld dat bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade veroorzaakt door het Groningenveld of de Gasopslag Norg kan zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk. Dit is een uitzondering op de standaardregel in het burgerlijk recht dat «wie stelt, bewijst». Met het wettelijk bewijsvermoeden is beoogd bewoners in het aardbevingsgebied te ontlasten, doordat zij geen relatie van hun schade met de gaswinning of -opslag hoeven aan te tonen, maar het IMG moet aantonen dat die relatie er niet is.

Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet Groningen is er bewust voor gekozen om ruimte te laten voor de invulling van de toepassing van het bewijsvermoeden op basis van actuele inzichten. Door dit niet expliciet vast te leggen in het wettelijk kader, is er namelijk ook de ruimte om snel in te springen op een eventuele noodzaak tot uitbreiding van het effectgebied, in het geval van bijvoorbeeld een beving waarvan de impact verder strekt dan het effectgebied van de beving bij Huizinge (2012). Tegelijkertijd stel ik vast dat het bestaan van deze ruimte ten koste gaat van de voorspelbaarheid en duidelijkheid voor bewoners waar het gaat om de wijze waarop schade wordt afgehandeld.

Ik onderschrijf het belang van een onafhankelijke, in het publieke domein georganiseerde afhandeling van de schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg. Ik zie echter ook dat het vertrouwen in de wijze waarop dat gebeurt onder druk is komen te staan. Ik heb daarom in gesprek met het IMG toegelicht dat een oplossing voor bewoners in onder meer de omgeving van de gasopslag Norg gezocht moet worden in het hervatten van de schadeafhandeling in de gebieden waar het IMG op basis van bovengenoemde onderzoeken in 2021 besloot de schadeafhandeling te stoppen. Dit gaat naast een gebied in de omgeving van de gasopslag bij Norg, ook om een gebied ten zuidoosten van het Groningenveld.3 Daarbij heb ik aangegeven dat ik overweeg het toepassingsgebied voor het bewijsvermoeden middels een wetswijziging geografisch te specificeren, uitgaande van het oorspronkelijke effectgebied van het IMG. Dit zou inhouden dat bewoners in deze gebieden weer een beroep kunnen doen op een schadeopname en beoordeling die uitgaat van de specifieke omstandigheden van een woning, dan wel kunnen kiezen voor een vaste vergoeding van 5.000 euro. Ik acht een wetswijziging hiervoor een geschikter middel dan een aanwijzing4, omdat een aanwijzing van deze aard verder zou gaan dan de toepassing die de Kaderwet zbo’s mogelijk maakt.

Toepassing van het bewijsvermoeden staat niet gelijk aan de onvoorwaardelijke toekenning van een schadevergoeding. Ook met toepassing van het bewijsvermoeden zal het IMG verzoeken moeten afwijzen als blijkt dat schade niet het gevolg kan zijn van bodembeweging door de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg. Daar zijn decentrale overheden en bewoners waarmee ik gesproken heb zich ook van bewust. Daarbij wijs ik er tevens op dat een wetstraject doorgaans een lange doorlooptijd kent en een termijn voor de afronding hiervan op voorhand niet goed te bepalen is. Het IMG heeft aangegeven snel te komen met een reactie op de peer review. Deze reactie zal onderdeel zijn van de uiteindelijke vormgeving van de oplossing voor bewoners in de betreffende gebieden. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren.

Toezeggingen en motie schadeafhandeling Norg en Grijpskerk

Tot slot ga ik graag in op een aantal gerelateerde toezeggingen die ik heb gedaan aan het lid Mulder (CDA) over de schadeafhandeling nabij de gasopslag Norg ten algemene. Tijdens het tweeminutendebat van 6 juli jl. vroeg het lid Mulder mij of de voorwaarde voor het opnieuw kunnen aanvragen van de vaste vergoeding die het IMG aanbiedt binnen zijn werkgebied ook geldt voor nieuwe schade die is ontstaan door bijvoorbeeld bodemdaling en -stijging en niet alleen schade door nieuwe trillingen. Dit is het geval. Ook bij nieuwe of verergerde zettingsschade is een nieuwe aanvraag mogelijk.

Daarnaast heb ik toegezegd terug te komen op de vraag naar in hoeverre het IMG onderscheid maakt tussen schade veroorzaakt door bevingen en schade veroorzaakt door bodemdaling in de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslagen bij Norg en Grijpskerk. Het IMG vergoedt op grond van het hierboven genoemde bewijsvermoeden alle schade waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, al dan niet gedeeltelijk, kan zijn veroorzaakt door de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg, zowel door bevingen als door bodemdaling (of een combinatie daarvan). Dit zal ook gaan gelden voor de gasopslag bij Grijpskerk, waarvoor de schadeafhandeling met een wijziging van de Tijdelijke wet Groningen en het Burgerlijk Wetboek ook bij het IMG wordt belegd. Deze wetswijziging heb ik aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling heeft deze op 28 oktober in behandeling genomen. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan het verzoek van de Kamer met de gewijzigde motie van de leden Beckerman en Nijboer, om deze wetswijziging uiterlijk dit najaar aan de Raad van State door te geleiden.5 Deze motie verzoekt de regering daarnaast om te zorgen voor een milieueffectrapport van de gasopslag en om met omwonenden in gesprek te gaan over de door hen gewenste (frequente) metingen, zoals bodemdalingmetingen aan de randen van het veld, drukmetingen en tiltmetingen, en de Kamer daarover te rapporteren. Dit wordt meegenomen in het recent gestarte omgevingstraject Grijpskerk en Norg, waarin het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in gesprek is met omwonenden van beide gasopslagen over onder meer monitoring en ontzorging. De onderwerpen worden op basis van de behoefte van omwonenden en het inzicht van de onafhankelijk procesbegeleider besproken. Ik zal over de invulling van dit deel van de motie uitgebreider aan uw Kamer rapporteren nadat ik de wensen van bewoners rondom de gasopslag hieromtrent heb vernomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 33 529, nr. 1074.

X Noot
2

Kamerstuk 33 529, nr. 1037.

X Noot
3

Dit betreft onder meer delen van de gemeenten Veendam, Pekela, Westerwolde en Oldambt.

X Noot
4

Indien uw Kamer besluit de aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 21 van de Kaderwet zbo’s toe te passen op het IMG.

X Noot
5

Kamerstuk 33 529, nr. 1054.

Naar boven