35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2023

Op 19 december 2022 informeerde ik uw Kamer1 over de voortgang van de Nederlandse implementatie van de Brexit Adjustment Reserve (hierna: BAR). Daarin vermeldde ik ook dat er een risico bestaat op onderuitputting van de gelden. Inmiddels is op dit punt een aantal ontwikkelingen te melden. Het beeld van de onderuitputting is duidelijker en er is zicht op de omvang. Ook is gekeken naar mogelijkheden deze onderuitputting op te vangen en gekozen voor een overheveling naar de Herstel- en Veerkracht Faciliteit (hierna: HVF), waarvoor door de Europese Commissie goedkeuring is verleend op 6 maart jl.

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over deze ontwikkelingen.

Onderuitputting verwacht op de BAR

De implementatie van de BAR in Nederland verloopt langs drie onderdelen: Algemeen Bedrijfsleven; Publieke Kosten; Visserijsector. Op onderdelen van de BAR: Visserijsector en Publieke kosten, voorzie ik op basis van de inzichten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het Ministerie van Financiën (FIN) momenteel geen onderuitputting. Op het onderdeel Algemeen bedrijfsleven verwacht ik grote onderuitputting.

Grote onderuitputting op het onderdeel Algemeen bedrijfsleven

Zowel op beide regelingen ontwikkeld voor het Algemeen bedrijfsleven (reeds gemaakte kosten en nog te maken kosten) als op het internationaliseringsprogramma (EU Handelsprogramma) komen significant minder aanvragen binnen dan verwacht.

De regeling te maken kosten is op 15 januari jl. gesloten voor aanvragen. De regeling reeds gemaakte kosten en het EU Handelsprogramma sluiten op 31 maart 2023 voor aanvragen. Het is niet aannemelijk dat er de komende tijd nog veel aanvragen binnenkomen. Als gevolg hiervan houdt de Managementautoriteit (hierna: MA) rekening met een onderuitputting van +/– € 280 miljoen op dit onderdeel van de BAR.

Op basis van het aantal aanvragen kan de conclusie worden getrokken dat de oorspronkelijke inschatting van aanvragen, op basis waarvan de beschikbare middelen naar de onderdelen binnen de BAR zijn gealloceerd, te hoog is geweest. Op basis van de toen beschikbare informatie is een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van de te verwachten aanvragen, samen met brancheorganisaties die de doelgroepen vertegenwoordigen en de uitvoerende organisatie, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die ervaring heeft met dergelijke regelingen.

Ondernomen actie om regelingen aantrekkelijker en toegankelijker te maken

Na openstelling van de regelingen op 1 november jl., zijn vanuit vertegenwoordigers van koepelorganisaties en brancheverenigingen, uitvoeringsorganisatie RVO en aanvragers een aantal concrete signalen gekomen betreft de regelingen. Deze signalen zijn onder te verdelen naar twee categorieën:

  • a) De regelingen sluiten niet volledig aan bij de behoefte. Verbreed de scope van de regeling; zowel qua doelgroep als qua type kosten die onder de regeling vallen.

  • b) Het aanvraagproces is te ingewikkeld. Vergemakkelijk het aanvraagproces; zowel qua aan te leveren documentatie (dit werd in gevallen ervaren als buitenproportioneel) als qua helderheid in het proces (onduidelijkheden betreft wat er exact aangeleverd dient te worden).

De suggesties onder punt a) zijn verkend en beoordeeld als niet haalbaar en/of wenselijk. Onder andere eisen uit de BAR-verordening maken een verbreding van de scope onmogelijk.

Onder punt b) zijn een aantal zaken direct opgepakt: het aanvraagproces is op onderdelen verduidelijkt en de openstellingstermijn van de te maken kosten regeling is verlengd. Dit heeft tot op heden niet geleid tot significant meer aanvragen.

Mogelijkheden om de BAR onderuitputting op te vangen

Om de voorziene onderuitputting op het onderdeel Algemeen bedrijfsleven op te vangen, is prioritair gekeken naar mogelijkheden om deze binnen de BAR (bij voorkeur binnen datzelfde onderdeel van de BAR) op te vangen. Hoewel de MA het bestaan van enige ruimte om de onderuitputting op te vangen niet uitsluit, is dit bij lange na niet genoeg om de volledige verwachte onderuitputting te ondervangen.

Keuze tot overhevelen van € 280 miljoen naar HVF-budget

Op initiatief van de Raad van de Europese Unie is tijdens de REPowerEU onderhandelingen in de BAR-verordening de mogelijkheid opgenomen om BAR-middelen te kunnen overhevelen naar de Herstel- en Veerkracht Faciliteit (HVF).

Omdat de MA geen mogelijkheid ziet om de volledige via de BAR aan Nederland gealloceerde middelen onder de BAR uit te geven, heeft Nederland, evenals twee derde van de andere Europese lidstaten, aangegeven mogelijk gebruik te willen maken van deze optie.

Lidstaten die gebruik willen maken van deze mogelijkheid, moesten voor 1 maart jl. het over te hevelen bedrag communiceren naar de Europese Commissie.

Het laten verlopen van deze deadline, zou betekenen dat de optie tot overhevelen van middelen niet langer beschikbaar zou zijn voor Nederland, en de gelden die komend jaar niet meer onder de BAR worden aangewend, terugbetaald moeten worden aan Brussel in 2024.

De MA heeft daarom – met instemming van de Minister van Financiën – op 28 februari jl. de Europese Commissie formeel geïnformeerd over haar intentie € 280 miljoen van de middelen die via de BAR aan Nederland zijn gealloceerd, beschikbaar te stellen voor het REPowerEU hoofdstuk van het NL HVP. Hiermee komt het totale voor Nederland beschikbare bedrag onder REpowerEU uit op € 735 miljoen.

Consequenties overhevelen van deel van het BAR budget naar de HVF

Het formeel notificeren van de Europese Commissie dat Nederland € 280 miljoen vanuit de BAR wil overhevelen naar de HVF betekent dat deze gelden niet langer onder de BAR kunnen worden aangewend.

Om aanspraak op deze middelen te kunnen maken, dient het kabinet een aangepast HVP, inclusief een aangevuld REPowerEU-hoofdstuk, in te dienen bij de Europese Commissie. Het kabinet streeft ernaar dit voor het zomerreces te doen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstuk 35 393, nr. 48.

Naar boven