6 Natuur- en milieueducatie

Aan de orde is het VAO Natuur- en milieueducatie (AO d.d. 03/07).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken van harte welkom.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Wij hadden gisteren al een stevig debat, maar dat zijn wij gewend bij onderwerpen als natuur- en milieueducatie. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de komende drie jaar in totaal 3 miljoen euro wordt bezuinigd op natuur- en milieueducatie rond nationale parken;

constaterende dat de staatssecretaris in overleg met de provincie een inspanningsverplichting aangaat om de gelden voor plattelandsontwikkeling in te zetten voor natuur- en milieueducatie;

overwegende dat vanwege het belang dat de Kamer hecht aan natuur- en milieueducatie die zekerheid van financiering wel gewenst is;

overwegende dat er in de begroting van Economische Zaken dekking voor die 3 miljoen ruimschoots te vinden is in bijvoorbeeld de 6%, van de budgetten voor groen onderwijs van hoge kwaliteit, artikel 17, dat nog niet juridisch gebonden is of de in de jaarrekening van 2012 opgenomen eindejaarsmarge;

verzoekt de regering, wanneer het niet lukt de tekorten voor uitvoering van educatieactiviteiten in nationale parken uit POP-gelden te dekken, zich tot het uiterste in te spannen binnen haar eigen begroting te zoeken naar overbrugging van de financiering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (20487).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur adviseert om natuureducatie in het basisonderwijs nieuw leven in te blazen en dat additionele investeringen daarvoor noodzakelijk zijn;

overwegende dat onderzoek aantoont dat natuur- en milieueducatie de betrokkenheid bij natuur vergroot en zorgt voor duurzamer gedrag op latere leeftijd, waarmee het een belangrijke bijdrage levert aan verschillende doelstellingen van het kabinet op het gebied van een duurzame leefstijl, een gezonde leefomgeving en draagvlak voor natuur of natuurbeleid;

verzoekt de regering, in de begroting voor 2014 tegemoet te komen aan het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur om extra te investeren in natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (20487).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zeg erbij dat het wat ons betreft niet uit de begroting van OCW hoeft te komen. Wij zien nadrukkelijk een verantwoordelijkheid bij het ministerie van EZ, maar ik kan mij ook voorstellen dat vanuit VWS in het kader van preventie een kleine bijdrage kan worden verwacht. Ik zeg er ook bij dat wij behoorlijk wat posten hebben waar iets soberder begroot kan worden, bijvoorbeeld bij het inhuren van entertainment op de Grüne Woche. Ik noem maar wat. Ook zit bij het groene onderwijs, artikel 17 op de begroting van de staatssecretaris van EZ, misschien nog wel wat ruimte. Ik laat het dus echter aan het kabinet.

Ik dien mijn tweede motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel kinderen nauwelijks weten waar het voedsel dat zij eten vandaan komt;

overwegende dat eigen ervaring met het zaaien en oogsten van voedselgewassen bijdraagt aan een bewuste houding tegenover voedsel en aan waardering voor boeren en tuinders;

gunt ieder kind de mogelijkheid om ten minste eenmaal in de basisschooltijd de ervaring van het zelf zaaien en oogsten van eigen voedsel op te doen;

verzoekt de regering, (in de begroting voor 2014) een aanpak te presenteren om deze ambitie een impuls te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (20487).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de bijdrage aan het IVN-programma Voorlichting en Educatie Nationale Parken vanaf 2014 wil verminderen en alleen nog de coördinerende rol van IVN wil financieren;

overwegende dat vanaf 2015 0,5 miljoen beschikbaar is voor de coördinerende rol van IVN, terwijl hiervoor minimaal 1 miljoen nodig is;

overwegende dat IVN zeer succesvol is geweest in het genereren van cofinanciering voor Voorlichting en Educatie Nationale Parken;

spreekt uit dat natuur- en milieueducatie belangrijk is voor de bewustwording van de waarde van natuur, milieu en duurzaamheid en zorgt voor meer draagvlak voor natuurbeleid;

verzoekt de regering, structureel 1 miljoen beschikbaar te stellen voor de coördinerende rol van IVN en het benodigde budget te zoeken in het programma Duurzaam Door, bijvoorbeeld door het budget voor kennisinfrastructuur met 0,5 miljoen te verminderen en hier ook cofinanciering verplicht te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (20487).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ter variatie dien ik geen motie in. Ik wil wel een paar statements maken. Wij hebben gisteren een goed debat gevoerd over natuur- en milieueducatie. De staatssecretaris van Economische Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs hebben dit onderwerp omarmd. Er zijn absoluut problemen met de financiën voor natuur- en milieueducatie vanuit de nationale parken. Daar is net door onder andere de ChristenUnie een motie over ingediend. Wij hebben daar zeker zorgen over, maar door de toezegging van de staatssecretaris om met provincies te overleggen en naar groenfondsen en de POP-gelden te kijken, staat de deur wat ons betreft nog op een kier. Daarom dien ik geen motie in. Mocht de zaak er in het najaar echter nog zo voor staan, voorzien wij amendementen in de richting van steun voor coördinatie en natuur- en milieueducatie.

De integrale benadering kan wat ons betreft ook nog strakker en beter, maar daarvoor roepen wij de staatssecretarissen op om er in het overleg met de provincies, en waar mogelijk ook in het overleg met andere departementen, een schepje bovenop te doen. Het hoeft niet meer geld te zijn, maar wel een versterking van integraliteit en doelmatigheid.

De voorzitter:

De staatssecretaris is in staat om de moties meteen te becommentariëren.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik neem aan dat de tekst van de laatste motie zo bij mij langs wordt gebracht. Ik begin alvast met praten, en vooral met antwoorden.

De voorzitter:

Kijk, zo zien wij het vandaag graag.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik zal de moties behandelen die door leden Van Gerven en Dik-Faber zijn ingediend. Staatssecretaris Dekker neemt de moties van mevrouw Ouwehand voor zijn rekening.

Zowel in de motie van het lid Van Gerven op stuk nr. 42 als in die van mevrouw Dik-Faber op stuk nr. 45 wordt een poging gedaan om het een en ander te regelen voor de mensen van IVN. Ik heb gisteren al gezegd dat ik mij tot het uiterste wil inspannen om het voor elkaar te krijgen. Mevrouw Jacobi refereerde daar ook aan. Ik moet dus beide moties ontraden, omdat ikzelf nadrukkelijk heb aangekondigd dat ik ernaar zal kijken. Ik heb die moties dus niet nodig om aangespoord te worden. Ik heb van mevrouw Jacobi zo begrepen dat wij elkaar tijdens de begrotingsbehandeling wel weer spreken als de Kamer niet tevreden is. Beide moties lopen vooruit op de zoektocht. Mevrouw Dik-Faber wil ook oormerken binnen het programma Duurzaam Door, maar dat zou ik heel jammer vinden. Op die manier moeten wij het niet doen.

De heer Van Gerven (SP):

Als ik het debat en de inhoud van mijn bescheiden motie goed interpreteer — ik heb het voor mijn doen tamelijk rustig gehouden; ik vermoed dat de staatssecretaris dit ook vindt — is de motie dan niet gewoon een ondersteuning van beleid? Ik wijs ook op de lijn in het debat van gisteren. Ik wil dat er een uiterste inspanning wordt gedaan. Ik heb ook dekkingssuggesties gedaan, maar het is eigenlijk een aansporing. Ik begrijp daarom niet dat de staatssecretaris de motie ontraadt.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik snap wel wat de heer Van Gerven zegt; hij heeft voor zijn doen een tamelijk bescheiden motie ingediend. Desalniettemin is de motie helaas nog net iets te vergaand. Dat heeft ermee te maken dat hij op voorhand al zegt dat binnen de eigen begroting middelen moeten worden gereserveerd. De suggesties voor dekking die hij doet, vind ik ook echt niet verstandig. Die zijn niet goed. Ik probeerde juist te zeggen dat de aansporing ook gisteren luid en duidelijk is overgekomen — die is goed gehoord — maar timmer het nu dan niet dicht met een motie die ik helaas niet verstandig vind.

De voorzitter:

De heer Van Gerven mag nog heel kort reageren.

De heer Van Gerven (SP):

Volgens mij is mijn dekkingsvoorstel valide. Er is namelijk 6% niet juridisch verplichte ruimte op artikel 17. Wil de staatssecretaris nog ingaan op de vraag of het technisch wel of niet mogelijk is, even los van het politieke oordeel?

Staatssecretaris Dijksma:

Technisch is alles mogelijk, maar ik vind het politiek zeer onwenselijk. Ik wil niet het hele debat over groen onderwijs met u voeren, maar dat krijgen wij ook nog. Dan staat u mij op precies dezelfde plek te vertellen dat daar meer geld naartoe moet. In mijn hart ben ik het daar misschien ook wel mee eens. Volgens mij moeten wij het dus echt niet zo doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik waardeer de inspanningen van de staatssecretaris om op zoek te gaan, bijvoorbeeld binnen de POP-gelden, maar ook daar zit cofinanciering bij. Zou de staatssecretaris de motie wellicht anders beoordelen als wij het IVN vragen om zelf voor cofinanciering te zorgen?

Staatssecretaris Dijksma:

Nee, want u wilt toch op voorhand geld vastleggen binnen het programma Duurzaam Door? Zoals ik gisteren heb uitgelegd, moet je dit doen op basis van de kwaliteit van de plannen en niet op basis van sympathie voor een organisatie, die ik overigens deel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Duurzaam Door moet zich nog gaan bewijzen. IVN is een organisatie die staat, die bewezen heeft veel draagvlak te kunnen genereren voor natuurbeleid en veel bewustwording te kunnen realiseren. Duurzaam Door staat nog in de kinderschoenen. Het zal duidelijk zijn dat wij niet moeten weggooien wat wij met elkaar hebben opgebouwd.

Staatssecretaris Dijksma:

Volgens mij heb ik dat gisteren ook gezegd. Als de redenering van mevrouw Dik-Faber klopt, betekent dit dat IVN op basis van kwaliteit zeker kwalificeert binnen het programma, maar ook IVN zal dat moeten bewijzen.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Er resteren twee moties van de hand van mevrouw Ouwehand. De motie op stuk nr. 43 gaat over extra investeringen in natuur- en milieueducatie. Ik ontraad die motie. Er wordt op dit moment al geïnvesteerd in natuur- en milieueducatie. Dit is een van de basistaken voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het staat in de kerndoelen. Mijn collega heeft daarnaast al iets gezegd over het programma Duurzaam Door. Deze educatie is dus al geborgd. Wij moeten bovendien reëel zijn. In deze financieel ingewikkelde tijden is er daarbovenop geen ruimte voor extra investeringen.

Met de motie op stuk nr. 44 vraagt mevrouw Ouwehand om een plan van aanpak om meer te doen om kinderen kennis te laten maken met en zaken te leren over voedsel. Ik heb gisteren wat gezegd over de ruimte die scholen daarin hebben. Wij stellen de kerndoelen op en scholen kunnen daaraan een invulling geven. Er zijn heel veel scholen die dit al doen, maar je kunt het ook op een andere manier doen. Ik wil die vrijheid van scholen niet aantasten. Het zou ook raar zijn als wij voor alles wat wij kinderen graag gunnen, zoals mevrouw Ouwehand het in haar motie noemt, plannen van aanpak zouden gaan formuleren en scholen verplichtingen zouden gaan opleggen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris is een slimmerik, want hij heeft het voortdurend over verplicht opleggen terwijl ik dat helemaal niet bedoeld heb. Volgens mij weet hij dat best goed.

Ik ben een beetje verbaasd dat de staatssecretaris van EZ de beantwoording naar de staatssecretaris van OCW heeft geschoven, want ik kan mij juist voorstellen dat het de waardering voor boeren vergroot als kinderen weten waar hun voedsel vandaan komt. Ik kan mij voorstellen dat de voedselvisie van het kabinet, die er nog aankomt, enorm gebaat zal zijn met een betere kennis bij kinderen over waar hun voedsel vandaan komt. Ik zou het kabinet willen aanraden om die ambitie wat serieuzer te bekijken, maar ik begrijp dat daarvoor vandaag geen ruimte is. Wij komen hierop terug door middel van amendementen.

De voorzitter:

Dank u. Ik zie de heer Van Gerven naar mij zwaaien. Wat wilt u van mij, mijnheer Van Gerven?

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil de motie op stuk nr. 42 graag aanhouden. Ik acht de creativiteit en innovativiteit van de staatssecretaris dermate hoog dat er vast een mooie oplossing komt.

De voorzitter:

Nu krijgen wij een keer een rustige motie van u en dan houdt u hem aan!

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben de heer Van Gerven daarvoor erkentelijk.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (20487, nr. 42) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ook ik zal mijn motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (20487, nr. 45) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij gaan vandaag nog over de twee overige moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven