54 Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 03/07).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom.

Ik geeft als eerste het woord aan de heer Bisschop van de SGP. Wederom gelden restricties van tijd, namelijk twee minuten voor zowel de moties als hetgeen de woordvoerder te zeggen heeft.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Vanmorgen is het mislukt, want toen was ik te laat om de tweede motie in te dienen. Dat zal mij nu niet overkomen. Dank voor het overleg over het passend onderwijs. Ik wil daarover twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landelijk het budget beschikbaar blijft voor de bekostiging van ongeveer 70.000 plekken in het (voortgezet) speciaal onderwijs, op grond van het feit dat het wetsvoorstel passend onderwijs niet als doelstelling heeft gehanteerd dat het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs zou moeten worden verminderd;

overwegende dat het uitgangspunt van passend onderwijs is om de keuzes voor speciaal of regulier onderwijs over te laten aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen, daarbij rekening houdend met de gevolgen van de verevening;

verzoekt de regering, scholen en samenwerkingsverbanden op korte termijn over genoemde uitgangspunten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (31497).

Ik zie daar allemaal papieren liggen. Hoeveel had u er nog?

De heer Bisschop (SGP):

Eén! Ik vind het leuk om een stapel papier op mijn desk te hebben. Ik lees nu de tweede motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van passend onderwijs de komende jaren bijzonder veel inzet vraagt van leraren en scholen;

verzoekt de regering, uiterste terughoudendheid te betrachten met nieuwe plannen en verplichtingen die niet direct aan de wettelijke kern en de kwaliteit van het onderwijs raken, teneinde voldoende ruimte te bieden om het passend onderwijs op verantwoorde wijze in te kunnen voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (31497).

De heer Bisschop (SGP):

En ik zeg u dank voor de leiding, voorzitter!

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Smaling.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. U bent streng en daarom zal ik het retorische geleuter achterwege laten en meteen overgaan tot het indienen van de moties. De eerste motie dien ik mede namens mevrouw Ypma in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het beeld bestaat dat de kwaliteit van scholen voornamelijk wordt vastgesteld op basis van Cito-scores en andere indicatoren van leeropbrengsten;

overwegende dat scholen hierdoor terughoudend zouden kunnen zijn bij het aannemen van leerlingen met een extra zorg- of ondersteuningsbehoefte in het kader van passend onderwijs;

verzoekt de regering, een gedifferentieerd toezichtmodel te ontwikkelen dat herkenbaar rekening houdt met de specifieke leerlingpopulatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voortgangsrapportage Passend Onderwijs nog steeds een zwaar accent legt bij de bestuurlijke vormgeving;

constaterende dat een recent onderzoek van het CNV laat zien dat leraren zich over het algemeen zwaar overbelast voelen;

constaterende dat TNO en het CBS recentelijk bekendmaakten dat het onderwijs met een burnoutpercentage van ongeveer 20 heeft te kampen;

constaterende dat leraren zich zorgen maken over de instroom van kinderen met een extra zorg- en ondersteuningsbehoefte;

overwegende dat de aandacht die aan deze kinderen geschonken moet worden ten koste kan gaan van andere leerlingen, wat tot verveling en pestgedrag kan leiden;

overwegende dat het basisonderwijs vanwege krimp en lagere bekostiging geneigd zal zijn eigen leraren in dienst te houden en daardoor niet de voor passend onderwijs meer geschikte ambulante medewerkers aan te stellen;

verzoekt de regering, een representatieve steekproef te houden onder leraren om een goede momentopname te krijgen van kansen en bedreigingen bij de invoering van het passend onderwijs in het klaslokaal en daarvan verslag te doen tijdens de eerstvolgende voortgangsrapportage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (31497).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ieder kind moet de kans krijgen om het beste uit zichzelf te halen. Elke leerkracht moet in staat zijn om leer- en opgroeiproblemen tijdig te signaleren en zelf over de vaardigheden beschikken om kinderen daarbij te ondersteunen. Dat moet gebeuren in zowel het reguliere onderwijs als in het speciaal onderwijs. Dat is de reden waarom wij de eerste motie van de heer Bisschop ondersteunen. Daarnaast moeten de inspanningen die reguliere scholen doen voor passend onderwijs, beloond worden, oftewel het toezicht moet niet alleen gericht zijn op de Citoscores, maar ook op de inspanningen op een school om kinderen die wat kwetsbaarder zijn, mee te laten doen. Dat is de reden waarom wij de tweede motie, van de heer Smaling, ondersteunen.

Verder willen wij graag dat scholen en leerkrachten, maar ook ouders, invloed en inzicht krijgen in de richting die het samenwerkingsverband opgaat met passend onderwijs. Daarop hebben wij een mooie toezegging gekregen van de staatssecretaris, dus daar is geen motie voor nodig.

De voorzitter:

Ik geef nog heel even het woord aan de heer Bisschop, om een ingewikkelde procedure om eventueel een motie te wijzigen te vermijden. Ga uw gang.

De heer Bisschop (SGP):

Er blijkt een communicatiestoornis te zijn, maar op een dag als deze zal dat niet de enige zijn. Onder de tweede motie die ik heb ingediend, heb ik met vrijmoedigheid de naam van collega Straus genoemd, maar dat blijkt niet helemaal terecht te zijn. Dat was te vrijmoedig. Ik verzoek u om haar naam te schrappen.

De voorzitter:

De onderhandelingen waren nog niet afgerond. Oké, we zullen dat aanpassen. Ik zie dat de staatsecretaris in staat is om onmiddellijk te antwoorden.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik zal de moties successievelijk langslopen, te beginnen met de motie-Bisschop op stuk nr. 102, die gaat over het informeren van …

De voorzitter:

Dit is ongebruikelijk, maar u mag iets zeggen.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is zeer ongebruikelijk, maar mijn collega Voordewind verzocht mij om zijn naam ervoor in de plaats te zetten. Dat leek me een mooie actie.

De voorzitter:

Als het daarmee zo’n beetje klaar is, vind ik het akkoord.

De voorzitter:

De motie-Bisschop/Voordewind (31497, nr. 103) is ondertekend door de leden Bisschop en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij houdt nr. 103 (31497).

De heer Bisschop (SGP):

Ik beloof dat ik niet meer terugkom op deze motie.

De voorzitter:

Ook bij de volgende keer zou enige terughoudendheid … Ga uw gang.

Staatssecretaris Dekker:

Over de eerste motie, over de balans tussen het uitgangspunt "regulier waar het kan" en "speciaal waar het moet", hebben wij een debat gehad, maar ook over het uitgangspunt dat het uiteindelijk aan de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen is om daarin een juiste afweging te maken. Dat is iets wat aan de basis van dit wetsvoorstel ligt. Wat mij betreft is het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als wij daar uitvoering aan zouden geven, wijs ik erop dat wij dit in het verleden ook steeds hebben aangegeven en dat onze accounthouders dat ook in de toekomst zullen doen.

De motie-Bisschop op stuk nr. 103 vind ik ingewikkelder, ook nu deze mede is ondertekend door de heer Voordewind. Deze vraagt eigenlijk om een soort moratorium als het gaat om beleid. Dat veronderstelt dat als wij hier beleid naar de Kamer brengen, dat niet zou raken aan de kern van de kwaliteit van het onderwijs. Ik zou haast zeggen dat alles wat wij hier bespreken, over dat soort fundamentele dingen gaat. Als wij dat constateren, is het onverstandig om een motie als deze aan te nemen, dus ik zou deze willen ontraden.

De motie op stuk nr. 104 van de heer Smaling en mevrouw Ypma gaat over het inzichtelijk maken van de inspanningen die scholen leveren om leerlingen die wat extra aandacht en soms wat extra zorg nodig hebben, en die soms misschien ook wat meer moeite hebben met leren, toch goed op te vangen in het regulier onderwijs en over de vraag of daar dan voldoende waardering voor is. In de eerste considerans staat de constatering dat het beeld soms bestaat bij scholen dat de Citotoets daarbij leidend is. Ik hecht eraan om nog even te onderstrepen dat dit beeld niet klopt. De inspectie kijkt naar veel meer dan alleen naar de Citoscores. Tegelijkertijd wordt het verzoek gedaan om in de inspectiekaders meer ruimte te bieden voor differentiatie, voor de verschillen tussen leerlingen en scholen daarvoor te waarderen. Dat is iets waar ik ook vanuit wil gaan, dus ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Tot slot ga ik in op de motie van de heer Smaling op stuk nr. 105, over een representatieve steekproef onder leraren om een goede momentopname te krijgen van kansen en bedreigingen bij de invoering van passend onderwijs. De desbetreffende wet is vorig jaar aangenomen. Overal in dit land wordt nu hard gewerkt om daaraan uitvoering te geven. In de commissie heb ik al toegezegd dat ik bij de volgende voortgangsrapportage graag in kaart breng of leraren bij de uitwerking van dit beleid en bij het opstellen van ontwikkelingsplannen voldoende worden betrokken. Het gaat mij echt een stap te ver om nu een heel nieuwe steekproef, een soort enquête onder leraren, te houden. Ik wil deze motie daarom ontraden.

De heer Smaling (SP):

Het is jammer dat de staatssecretaris deze motie ontraadt. Zij biedt hem namelijk een buitenkansje om bij het hele lerarenkorps ineens een stuk populairder te worden. Dat is toch een zaak die nog ontbreekt bij de invoering van het passend onderwijs. Hij heeft ook sociale vaardigheden om dat lerarenkorps aan zich te binden. Heeft de staatssecretaris wellicht nog een suggestie voor een wijziging van deze motie, waardoor hij daarvan toch kan profiteren mocht de motie worden aangenomen?

Staatssecretaris Dekker:

Ik weet niet of ik een suggestie heb voor een wijziging van deze motie. Het is immers een lange motie, met daarin consideransen waar wij dan ook nader naar zouden moeten kijken. Misschien kan ik wel een toezegging doen gericht op het enthousiasmeren van leraren voor het passend onderwijs en de kansen die dat biedt. Ik weet overigens niet of ik mezelf veel populairder maak met een enquête, maar ik kan natuurlijk wel het land in gaan om op scholen en bijeenkomsten te vertellen waarom dit zo belangrijk is en waarom het zo belangrijk is dat leraren daarbij betrokken zijn. Wellicht dat ik de heer Smaling met deze toezegging enigszins gerust kan stellen.

De voorzitter:

Ik zie de heer Smaling enigszins aarzelen, maar dat lijkt het geval te zijn.

Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hedenavond zullen wij nog stemmen over de ingediende moties.

Ik zie dat de spelers voor het volgende agendapunt al aanwezig zijn.

Naar boven