43 Transitie Jeugdzorg

Aan de orde is het VAO Transitie Jeugdzorg (AO d.d. 27/6).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Als het verkeerslicht op rood staat of op oranje, dan minder je vaart en stop je. Oranje is ook het signaal dat je moet gaan stoppen. Maar dat geldt niet voor deze staatssecretarissen. De transitiecommissie heeft oranje en rode lichten geformuleerd als het gaat om de vraag of gemeenten klaar zullen zijn om de taken in de jeugdzorg te organiseren. Maar wat doen deze staatssecretarissen? Ze geven gas. Ik vind dat onverstandig. Dat weten zij van mij.

In het debat heb ik gevraagd of zij wilden bekijken of de uitkomsten van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg wel in de wet zitten. Vanmiddag is er nog over gesproken. Ik had daar een motie over voorbereid, maar we hebben net in de procedurevergadering besloten om ons Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven die vergelijking te laten maken. Ik hoef er dus geen motie over in te dienen. We kunnen er allemaal over oordelen als we dat onderzoek krijgen.

De vaart gaat te snel, maar ik ben ook bang voor de positie van de medewerkers in de jeugdzorg. In de thuiszorg werden mensen geconfronteerd met loondumping, slechtere arbeidsvoorwaarden en soms zelfs met ontslag en dan weer aan het werk voor behoud van hun uitkering. Dat mag niet gebeuren in de jeugdzorg en bij de overheveling van de jeugdzorg. Wij willen immers een goede jeugdzorg. Deze taken worden overgeheveld naar de gemeenten, maar dat mag geen operatie van uitholling van professionaliteit zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de jeugdzorg sprake is van dreigende loondumping en gedwongen ontslagen;

verzoekt de regering, bij de overheveling van jeugdzorgtaken naar gemeenten ervoor te zorgen dat er geen loondumping en gedwongen ontslagen in de jeugdzorg zullen ontstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (31839).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Tussen de datum van het algemeen overleg en vandaag hebben wij inmiddels de wet ontvangen. Ik dank de bewindslieden daarvoor. Ik heb al snel even kunnen zien wat de doelstellingen van de stelselwijziging zijn, namelijk: gerichte preventie, demedicalisering, eerder de juiste hulp op maat bieden, integrale hulp aan gezinnen en meer ruimte voor professionals. Dat klinkt ons in eerste instantie als muziek in de oren. We zullen nog uitgebreid een hoorzitting hierover houden om precies te weten wat de mensen in het veld hiervan vinden.

Maar om ook in 2014, het overgangsjaar, de gemeenten zo veel mogelijk ruimte te geven om al te kunnen experimenteren, heb ik in het vorige overleg een pleidooi daarvoor gehouden. Ik heb ook heel goed gehoord dat de staatssecretaris heeft toegezegd om gemeenten zo veel mogelijk de ruimte te geven om te experimenteren in 2014, als zijnde het jaar 2015. Daar heb ik verder geen motie over. Ik wacht de hoorzitting met belangstelling af. Dan gaan we met elkaar het debat aan over de wet.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. De komende maanden worden cruciaal. Dat heeft de staatssecretaris ook aangegeven in zijn brief. We vinden het heel erg belangrijk dat er nog een hoorzitting plaatsvindt over dit onderwerp. We hebben nog veel vragen, maar in het algemeen overleg zijn een aantal vragen goed beantwoord. Er blijven nog wel een aantal zorgen over. Maar goed, we gaan met elkaar het proces in. Ik heb het dan over de hoorzitting en de behandeling van de wet.

Door middel van de volgende motie wil ik graag aandacht vragen voor de positie van de mensen die werken in de jeugdzorg. Deze motie dien ik ook in namens mevrouw Ypma.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg te decentraliseren naar gemeenten;

constaterende dat de arbeidsvoorwaarden in de jeugdzorg de uitkomst zijn van onderhandelingen tussen organisaties van werknemers en werkgevers in de jeugdzorg;

overwegende dat goede arbeidsvoorwaarden randvoorwaardelijk zijn voor het leveren van kwalitatief hoogstaande jeugdzorg;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de wijze waarop gemeenten bij hun inkoopbeleid oog zullen hebben voor het behouden van specifieke kennis en de arbeidsmarkteffecten, en de Kamer hierover ter gelegenheid van het bespreken van de transitieplannen te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300 (31839).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ook mijn fractie is voorstander van de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten. Dat is nodig, omdat wij deze zorg nu vanuit vijf financieringsbronnen financieren. Waar echter in de Jeugdwet geen rekening mee wordt gehouden, is dat straks de gemeenten op zes verschillende niveaus opnieuw met de jeugdzorg aan de gang gaan. Wij zien grote problemen maar geen oplossingen.

De analogie met het stoplicht wordt in dit kader vaak gebruikt, ook in de stelselmeter die wij bij de rapportage van de Transitiecommissie voor het algemeen overleg hebben meegekregen. Slechts 7 van 40 stoplichten staan op groen. Natuurlijk zou je een keer door oranje kunnen rijden, maar 33 keer is wat al te onverantwoord.

Ik heb gevraagd naar twee "go/no go"-momenten. Verantwoord besturen doe je met "go/no go"-momenten: ga je door, ga je niet door? Die zijn er niet en dat vind ik onverantwoordelijk. Wij pleiten voor uitstel en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg in haar tweede rapportage concludeert dat de risico’s voor het decentralisatieproces nog groter zijn geworden;

overwegende dat de decentralisatie van de jeugdzorg, in het belang van de kinderen, zorgvuldig moet verlopen;

van mening dat de kinderen te allen tijde belangrijker zijn dan de centen;

verzoekt de regering, de decentralisatie van de jeugdzorg uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (31839).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zal mij beperken tot het indienen van twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de transitie jeugdzorg voor kinderen en hun ouders veel veranderingen en onzekerheid met zich meebrengt;

overwegende dat regionale monitoring vanuit een cliëntenperspectief kan bijdragen aan een geslaagde transitie door goede voorbeelden en eventuele knelpunten op lokaal en bovenlokaal niveau tijdig te signaleren;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor regionale monitoring vanuit een cliëntenperspectief, waarbij eventuele onbedoelde gevolgen van de transitie jeugdzorg worden opgemerkt en zo spoedig mogelijk worden verholpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kwetsbare jongeren tussen de 18 en 23 jaar een andere zorgvraag kunnen hebben dan beschikbaar is in de volwassenenzorg;

overwegende dat het voor deze kwetsbare jongeren van groot belang is dat zij de opgebouwde vertrouwensband met hun zorgverlener kunnen behouden wanneer zij de leeftijd van achttien jaar bereiken;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg en zo veel als mogelijk de continuïteit van zorg voor deze jongeren te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (31839).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Iedere maandag en vrijdag bezoek ik, net als veel collega's, veel scholen, instellingen en gemeenten om te zien wat er in de jeugdzorg gebeurt. Ik zie heel veel supergemotiveerde professionals, die steeds meer wijkgericht werken en de zorg dichter bij de kwetsbare kinderen brengen. Er worden, kortom, veel stappen gezet door alle partijen. Het succes is afhankelijk van deze transformatie. Wij hebben daarom gevraagd om drie dingen. Wij hebben daarover ook toezeggingen gekregen.

In de eerste plaats hebben wij gevraagd, gemeenten de ruimte te geven om te experimenteren en daarbij ook de belemmeringen weg te halen. In de tweede plaats willen wij dat in 2014 de gemeenten zelf de zorg kunnen inkopen en dat ook de zorgverzekeraars wordt gevraagd om dat te gaan organiseren. Sterker nog, in het laatste kwartaal van 2013 moeten zij daarmee beginnen wat ons betreft. Wij hebben daarover een toezegging gekregen. Ten derde heb ik gevraagd of er in het professionaliseren ook ruimte komt voor het integraal werken en voor het "Eigen Kracht"-denken. Ook op dat derde punt hebben wij een toezegging gekregen. Ik hoef dus geen motie in te dienen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO heeft de CDA-fractie met name aandacht gevraagd voor de jeugdpsychiatrie, de psychiatrische zorg voor kinderen die dat nodig hebben. Het wetsvoorstel ligt er inmiddels en we zullen dat ook gaan beoordelen.

Voor het overige dien ik twee moties in. De eerste dien ik in samen met mevrouw Bergkamp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met de komst van het wetsvoorstel Jeugd gemeenten zich pas een beeld kunnen vormen van de verplichtingen die dit wettelijk kader hen biedt;

overwegende dat de gemeenteraden uiterlijk in december 2013 moeten instemmen met de uitgewerkte voorstellen door de colleges van burgemeester en wethouders;

constaterende dat de bestuurlijke partners tegelijkertijd hebben afgesproken dat al uiterlijk 31 oktober 2013 regionale transitiearrangementen tot stand moeten zijn gebracht;

constaterende dat de Transitiecommissie Jeugd opmerkt dat deze twee trajecten in combinatie met het beschikbare tijdpad een aanmerkelijk risico in zich dragen;

verzoekt de regering, in overleg met de VNG kritische succesfactoren te formuleren die per 1 januari 2014 gehaald moeten zijn, zodat de transitie per 1 januari 2015 kan plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het is in het AO ook gegaan over de innovatieve nieuwe kleine zorgverleners. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat innovatieve, nieuwe, kleine zorgverleners — zoals de opvoedpoli — belangrijk zijn om vernieuwing in de zorg te bewerkstelligen;

van mening dat een aanjaagfunctie/regiefunctie voor vernieuwing in zorg en vernieuwende zorgconcepten momenteel ontbreekt;

van mening dat bij transitie van de jeugdzorg gemeenten behoefte kunnen hebben aan vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de zorgkantoren en zorgverzekeraars, en hen uit te nodigen een actief beleid te voeren ten aanzien van vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):

Als de laatste motie wordt aangenomen, hebben wij het beeld dat de staatssecretaris vriendelijk doch beslist het gesprek aangaat. Hem inmiddels kennende, weten wij dat hij dat ook zal doen.

De voorzitter:

Waarmee er een einde gekomen is aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangegeven, vrijwel direct over te kunnen gaan tot het beantwoorden van de vragen en het beoordelen van de ingediende moties. Er zijn geen vragen gesteld aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die dus het woord niet hoeft te voeren.

Wij wachten heel even tot de staatssecretaris van VWS ook de laatste motie heeft ontvangen en gaan dan luisteren naar zijn beantwoording.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. De heer Voordewind en mevrouw Ypma hebben een bevestiging gevraagd dat wij in de aanloop naar 2015 al zo veel mogelijk willen doen aan experimenten en vernieuwing, en dat wij deze ook willen bevorderen. Dat wil ik graag doen. Ik bevestig dan ook wat ik in het debat al heb gezegd. Ik ben daarover reeds in overleg met de zorgverzekeraars, met gemeenten en met zorgaanbieders, om te bezien hoe we dat verder kunnen bevorderen.

Dan ga ik in op de ingediende moties. Mevrouw Leijten vroeg mij om geen loondumping en gedwongen ontslagen te accepteren en om deze te voorkomen. Wij staan voor een ingrijpende hervorming van de jeugdzorg. We gaan — het is net al aan de orde geweest in de bijdrage van mevrouw Keijzer — misschien ook samenwerken met andere organisaties, of op een andere manier werken of het werk anders organiseren. Dat zal werkgelegenheidseffecten met zich meebrengen. Gedwongen ontslagen kun je niet voorkomen in termen van garanties. Wij kunnen er wel voor zorgen dat die werkgelegenheidseffecten zo goed mogelijk in beeld worden gebracht, dat er sprake is om-, her- en bijscholing waar dat nodig is, dat er transitieplannen worden gemaakt waarin iedereen kan zien wat er in de loop van de tijd gaat gebeuren en dat werkgevers en werknemers met een sectorplan voor de zorg komen om de arbeidsmarkteffecten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Garanties kun je niet geven, maar je kunt het wel zo netjes mogelijk proberen te regelen. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie-Bergkamp/Ypma op stuk nr. 300 wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met de VNG over de wijze waarop gemeenten bij hun inkoopbeleid oog zullen hebben voor het behouden van kennis en voor arbeidsmarkteffecten, en de Kamer de gelegenheid te geven om hierover te spreken. Ik ben in overleg met de VNG en met zorgaanbieders over het ontwikkelen van de arbeidsmarkteffectrapportage en de sectorplannen. Ik begrijp de vraag om dat bij de VNG onder de aandacht te brengen, want hiervoor moet oog zijn in het inkoopbeleid. Ik vind dat de motie aansluit bij de plannen die ik zelf heb, dus ik laat het oordeel erover aan de Kamer.

In haar motie op stuk nr. 301 verzoekt mevrouw Agema de regering, de decentralisatie van de jeugdzorg uit te stellen. Zij verwijst naar het rapport van de Transitiecommissie Stelselwijziging Jeugd, die nu juist zegt dat je niet moet uitstellen. Mevrouw Agema wijst op een aantal risico's en een aantal zaken dat moet plaatsvinden. Zij wijst op de stoplichten die nog niet op groen staan. Zij had het over 7 van de 40. Ik heb nog even geteld. Ongeveer 25 ervan zijn stoplichten die in de toekomst liggen, dus het zou merkwaardig zijn als die al op groen staan. Wij hebben afspraken met alle betrokkenen over de transitieplannen. Iedereen is op stoom aan het komen om ervoor te zorgen dat het op 1 januari 2015 gerealiseerd is. Uitstel brengt de oplossing van de problematiek niet dichterbij, maar alleen maar verderaf. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Agema (PVV):

Dit is een wel heel creatieve interpretatie van de voortgangsrapportage van de transitiecommissie. Als de staatssecretaris echt zegt dat het allemaal wel goed komt en positief is, heeft hij dat stuk echt niet gelezen. Op elke pagina van die rapportage worden de risico's van doorgaan genoemd. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om gezien de risico's die op al die pagina's worden geformuleerd aan te geven wat het "go/no go"-moment is. Wanneer ga je door en wanneer niet? Daar kan hij geen antwoord op geven. Dat heeft hij tot op de dag van vandaag niet gedaan. Het is echt grote onzin om te stellen dat de rapportage positief was.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat er best kritische elementen in zitten. Mevrouw Agema haalde het rapport van de transitiecommissie aan en stelde dat daaruit naar voren komt dat het proces moet worden uitgesteld. Dat lees ik niet in het rapport. Ik heb mij natuurlijk ook even verstaan met de voorzitter van de commissie, want anders ga je immers interpreteren. De conclusie van dat onderhoud is ook dat het advies is om juist niet uit te stellen, maar om door te gaan en de risico's met elkaar te beheersen en te tackelen. Daar baseer ik mijn oordeel op. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 302 van mevrouw Voortman en mevrouw Ypma wordt de regering verzocht om zorg te dragen voor een regionale monitoring vanuit het cliëntenperspectief, zodat onbedoelde gevolgen van de transitie jeugdzorg kunnen worden opgemerkt en zo spoedig kunnen worden verholpen. Dat acht ik een belangrijke ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Voortman verzoekt de regering in haar motie op stuk nr. 303 zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen jeugdzorg en volwassenenzorg en zo veel mogelijk de continuïteit van zorg voor jongeren te waarborgen. Dat is een belangrijk aandachtspunt, ook in mijn beleid en mijn gesprekken met de gemeenten en de verzekeraars. Ik ben gaarne bereid om daar nader overleg over te voeren met de VNG. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 304 verzoeken mevrouw Keijzer en mevrouw Bergkamp de regering om met de VNG kritische succesfactoren te formuleren die per 1 januari 2014 gehaald moeten zijn, zodat de transitie per 1 januari 2015 kan plaatsvinden. Ik ben blij met het oordeel van mevrouw Keijzer ten aanzien van 1 januari 2015. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer. Ik kom op de motie-Keijzer op stuk nr. 305. Daarin wordt de regering verzocht, in gesprek te gaan met de zorgkantoren en zorgverzekeraars, en hen uit te nodigen om een actief beleid te voeren ten aanzien van vernieuwende zorgverleners en kleinschalige zorgprojecten. Ook wordt de regering verzocht, de Kamer hierover te informeren. Volgens mij is het zeer van belang dat we niet alleen de transitie rond de jeugdzorg bewerkstelligen, maar ook de transformatie. Daarbij horen twee dingen. Enerzijds moeten we in gesprek gaan met bestaande zorgaanbieders om te onderzoeken of de vernieuwende werkwijze ook door bestaande zorgaanbieders tot stand kan worden gebracht. Anderzijds moeten we zeker ook in gesprek gaan met nieuwe en vernieuwende zorgverleners. Er zijn nu al zulke zorgverleners en er komen er misschien nog bij. Ik ga graag in gesprek met de zorgkantoren, om ervoor te zorgen dat de vernieuwing daadwerkelijk tot stand komt. Dat sluit volgens mij ook aan bij wat mevrouw Van der Burg hierover tijdens het debat heeft opgemerkt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb een paar debatten geleden een motie ingediend over precies dit punt. Die motie heb ik aangehouden met het oog op dit gesprek. Ik ben daarom nu heel benieuwd wanneer de Kamer een verslag krijgt van dit gesprek. Welke stappen worden er gezet? Dit is immers wel een concreet probleem. Met het oog op het feit dat de staatssecretaris tijd nodig had voor dit gesprek met deze partijen heb ik de motie aangehouden. Wanneer krijgen wij te horen wat de uitkomsten zijn?

Staatssecretaris Van Rijn:

Het liefst zou ik dit willen koppelen aan het proces van totstandkoming van de transitieplannen. Daarbij moet namelijk iedereen gaan nadenken over de voornemens voor contractering in het komende jaar. Hierop krijgen wij wat zicht in oktober van dit jaar. Ik denk dat wij dit dan kunnen meenemen in de gesprekken die wij met de zorgkantoren zullen hebben. Dan is er een integraal inzicht in de transitie en hoe die zich zal voltrekken. Dan weten we ook in welke mate er daarbij vernieuwing zou kunnen worden gerealiseerd. Wat mij betreft doen wij dit dus in oktober van dit jaar.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik merk op dat zorgkantoren op dit moment hun inkoopvoorwaarden aan het formuleren zijn. Dit is volgens mij een belangrijke wens die breed wordt gedragen in de Kamer. Daarom had de staatssecretaris gisteren al moeten bellen met de zorgkantoren en moet hij ons niet in oktober pas een brief sturen.

Staatssecretaris Van Rijn:

De Kamer heeft eigenlijk de volgende wensen, die ikzelf overigens ook heb. De Kamer vraagt hoeveel vernieuwing zorgkantoren in het algemeen aanbrengen in hun inkoopbeleid, dus niet alleen ten aanzien van de jeugd, maar ook ten aanzien van de langdurige zorg. Ik heb al eerder met de Kamer afgesproken dat ik daarvoor de aandacht van de zorgkantoren zou willen vragen. Ik meen zelfs dat ik de Kamer daarover een berichtje heb gestuurd. Dit is dus een specifieke vraag op het gebied van de vernieuwing van de jeugdzorg. Ik wil daarvoor dus nogmaals specifiek de aandacht van de zorgkantoren vragen. Daarom is wat er in de motie wordt gevraagd volgens mij ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel over de motie van mevrouw Keijzer aan de Kamer.

Ik meen dat mijn reactie mede namens mijn collega van Veiligheid en Justitie is gegeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen vanavond aan het einde van de vergadering stemmen over de ingediende moties.

Naar boven