Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 december 2008 over kinderopvang.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik weet dat ik meteen moet beginnen met het indienen van mijn moties, dus dat doe ik dan ook braaf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de motie-Van Aartsen/Bos (30300, nr. 14) tot doel had, de opvang op school tussen 7.30 uur en 18.30 uur te regelen;

constaterende dat wij nog ver van dit ideaal verwijderd zijn nu 95% van de scholen de opvang uitbesteedt, terwijl de wachtlijsten voor buitenschoolse opvang lang zijn;

overwegende dat daardoor veel ouders met hun handen in het haar zitten en dat er ook nog geen einde is gekomen aan het gesleep met kinderen;

overwegende dat er te weinig brede scholen zijn en dat het kabinet het niet tot zijn verantwoordelijkheid rekent om dat aantal fors uit te breiden;

verzoekt het kabinet, ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk dagarrangementen komen voor kinderen;

verzoekt de staatssecretaris, de regie hiertoe op zich te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(31322).

De Van GentKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gevolgen voor ouders van het bevriezen van de maximumuurprijs steeds buiten beeld zijn gebleven;

overwegende dat de uurprijs voor kinderopvang in 2009 vaak boven de maximumuurprijs van € 6,10 uitkomt en dat ouders alles daarboven uit hun eigen portemonnee moeten betalen;

overwegende dat hierdoor de belofte dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen, onder druk komt te staan;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het bevriezen van de uurprijs in de kinderopvang niet leidt tot een extra kostenstijging voor de ouders met de laagste inkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(31322).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie-Van Aartsen/Bos (30300, nr. 14) tot doel had arbeidstijden van werkende ouders en schooltijden van kinderen beter op elkaar aan te sluiten;

overwegende dat dit doel nog niet is bereikt, omdat bijna alle scholen de opvang van kinderen hebben uitbesteed aan kinderopvangorganisaties die bovendien vaak lange wachtlijsten hebben;

constaterende dat op dit moment slechts 14% van alle basisscholen een brede school is (en dat het kabinet streeft naar 17% in 2011);

verzoekt de regering, te stimuleren dat elke nieuw te bouwen school geschikt wordt gemaakt voor voor-, tussen- en naschoolse opvang, knelpunten zo veel mogelijk op te lossen en de Kamer daarover voor 1 maart 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Kraneveldt-van der Veen en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(31322).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik ga nu niet spreken over de kosten van de kinderopvang, want daar praten wij later over. Ik wil wel de staatssecretaris danken voor haar toezegging dat zij in elk geval gaat bekijken of het mogelijk is dat er een toezichthouder komt bij de kinderopvang. Deze toezegging deed mij goed.

Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tussenschoolse opvang de blinde vlek van de schooldag is en dat het niet meer van deze tijd is dat ouders of vrijwilligers op het schoolplein moeten lopen omdat een andere oplossing niet mogelijk is;

verzoekt de regering, in het voorjaar van 2009 met voorstellen te komen om de kwaliteit, professionaliteit en financiering van de tussenschoolse opvang te optimaliseren en de Kamer voor mei 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Van Gent, Dezentjé Hamming-Bluemink en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(31322).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachtlijsten binnen de kinderopvang blijven groeien en dat per juni 2008 ruim 27.000 kinderen op de wachtlijsten voor kinderdagverblijven stonden en ruim 21.000 voor de buitenschoolse opvang;

verzoekt de regering, de wachtlijsten op zijn minst met de helft terug te brengen en de Kamer voor Prinsjesdag 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(31322).

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. De kinderopvang en ook het creëren van de dagarrangementen zijn belangrijke onderwerpen. Ik reageer direct op de ingediende moties.

Allereerst kom ik op de motie-Van Gent/Koşer Kaya op stuk nr. 45. In deze motie wordt de regering verzocht ervoor zorg te dragen dat er daadwerkelijk dagarrangementen komen. Daarbij zou ik de regie op mij moeten nemen. Wij nemen echter wel degelijk een aantal zaken op ons om de dagarrangementen beter mogelijk te maken. Zo zijn wij bezig om de vorming van brede scholen flink te stimuleren. Dit doen wij onder andere met een impuls van 29 mln. uit FES-middelen. Daarnaast heeft het kabinet bij zijn aantreden afgesproken dat er 2500 combinatiefuncties komen op onder meer het terrein van de brede school, zoals de voor- en naschoolse opvang. Dit moet het voor docenten mogelijk maken om een programma neer te zetten. Met die ambitie zeg ik tegen mevrouw Koşer Kaya dat wij uiteraard uitvoering geven aan de motie, zoals het Kamerlid Van der Laan dit destijds voor ogen had. Dit is wel iets anders dan dat vanuit Den Haag de regie wordt genomen. Helaas wordt met het dictum van de motie eigenlijk verondersteld dat wij er vanuit Den Haag met een druk op de knop voor kunnen zorgen dat overal in het land arrangementen op deze manier worden aangeboden. Dit staat nog los van het feit dat men daar natuurlijk ook keuzevrijheid in heeft. Met de bedoeling van de motie ben ik het dus eens. Het dictum vraagt echter iets waarbij wij van een vraaggestuurd aanbod overgaan naar een aanbod dat als een dictaat zou kunnen worden gezien, ook ten opzichte van het onderwijs. Dat lijkt mij eerlijk gezegd de verkeerde weg. Om die reden moet ik aanneming van deze motie ontraden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als ik nu de zinsnede "verzoekt de staatssecretaris, de regie hiertoe op zich te nemen" schrap, kan zij dan wel een positief advies geven?

Staatssecretaris Dijksma:

Dan zou ik zeggen dat het een overbodige motie is, want de rest van het beleid doen wij al.

De voorzitter:

U handhaaft uw oordeel dus?

Staatssecretaris Dijksma:

Ja. Natuurlijk moeten er dagarrangementen komen. Wat ik ook niet goed vind aan deze motie, is dat daarin wordt verondersteld dat het kabinet het niet tot zijn verantwoordelijkheid rekent om het aantal brede scholen fors uit te breiden. Alleen dat soort overwegingen kan ik al niet delen.

Voorzitter. In de tweede motie wordt de regering verzocht, het bevriezen van de uurprijzen niet te laten leiden tot een extra kostenstijging voor ouders met de laagste inkomens. De systematiek is al sinds jaar en dag, in ieder geval sinds 2005, zodanig dat als kinderopvangondernemers boven de maximumuurprijs uitstijgen, hen dat vrij staat. De overheid kan daarvoor ook geen verantwoordelijkheid nemen. Alleen al om die reden zou dat een wijziging van de systematiek met zich meebrengen en moet ik de aanvaarding van deze motie ontraden.

In de derde motie van mevrouw Van Gent verzoekt zij de regering, te stimuleren dat elke nieuw te bouwen school geschikt wordt gemaakt voor voor-, tussen- en naschoolse opvang, de Kamer daarover voor 1 maart te informeren en knelpunten zo veel mogelijk op te lossen. Mijn dilemma ten aanzien van deze motie is dat wij dat bij mijn weten al doen. Wij hebben een aantal knelpunten in beeld gebracht en wij zijn bezig om daarmee aan de slag te gaan. Ik zou dus kunnen zeggen dat deze motie een ondersteuning van het beleid is. Uiteraard ben ik bereid, voor 1 maart nog eens precies op te schrijven op welke wijze wij nu al bezig zijn met de doelstelling achter deze motie, namelijk ervoor zorgen dat opvang zo veel mogelijk binnen het onderwijs een plek krijgt. Ik denk dat wij de motie in die zin kunnen uitleggen. Ik ben bereid, de Kamer voor 1 maart te laten weten op welke wijze wij dat doen.

Mevrouw Koşer Kaya verzoekt de regering in haar motie om in het voorjaar van 2009 met voorstellen te komen om kwaliteit, professionaliteit en financiering van de tussenschoolse opvang te optimaliseren en de Kamer voor mei 2009 te informeren. Ik heb al eerder gezegd dat dit onderwerp voor ons van groot belang is en dat wij bezig zijn om na te denken hoe wij binnen de bestaande kaders verder kunnen werken aan het verbeteren van de kwaliteit van tussenschoolse opvang, maar ook aan het zoeken naar nieuwe ideeën en initiatieven om op dit punt nog beter voor de dag te komen. Als met dat optimaliseren wordt bedoeld dat ik er heel veel extra miljoenen voor ga uittrekken, moet ik nu alvast aan verwachtingsmanagement doen, want die heb ik namelijk niet. Als dat de bedoeling achter deze motie is, moet ik aanneming ervan ontraden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb de motie juist zo geformuleerd zoals ik haar heb geformuleerd, omdat ik wil openstaan voor alle oplossingen die zowel de kwaliteit als de financiering als de professionaliteit ten goede komen. Of dat meteen tot enorme bedragen moet leiden, weet ik niet. Ik laat het aan de staatssecretaris over om met oplossingen te komen.

Staatssecretaris Dijksma:

Daar heb ik geen motie voor nodig. Bovendien weet mevrouw Koşer Kaya dat al van mij. Als de motie de bedoeling heeft om mij tot verdergaande actie aan te sporen dan datgene wat ik al aan de Kamer had medegedeeld, moet ik aanneming ervan ontraden. Alle dingen die wij al hebben aangekondigd, vormen namelijk het maximum van wat wij kunnen doen. Vervolgens een opmerking over de laatste motie van mevrouw Koşer Kaya. Deze motie handelt over de wachtlijsten, een onderwerp dat ook mij dagelijks bezighoudt. Geconstateerd wordt dat er 27.000 kinderen op de wachtlijst voor een plek in een kinderdagverblijf staan en dat er ruim 21.000 kinderen op de wachtlijst voor een plek in de buitenschoolse opvang staan. In de motie wordt verzocht deze wachtlijsten met de helft terug te brengen en de Kamer daarover voor Prinsjesdag 2009 te informeren. Het is inderdaad van groot belang dat wij heel hard werken aan het verkleinen van de wachtlijsten. Zoals bekend is er in de afgelopen periode al ongelooflijk veel gedaan door de sector, maar ook door de gemeenten en zelfs ook door het Rijk, met subsidieregelingen, om veel meer kinderen een plek te geven binnen de kinderopvang en de buitenschoolse opvang. De groei van het aantal kinderen in de opvang echter heeft misschien zelfs de verwachting van de Tweede Kamer verre overstegen. Tegelijkertijd is het ook helder dat wij niet vanaf hier kunnen aangeven op welke wijze en in welke mate wij de wachtlijsten kunnen terugbrengen, omdat wij daar ook de organisaties voor nodig hebben. Misschien is men voor gebieden buiten de Randstad wel te weinig optimistisch en voor andere gebieden te optimistisch. Het lijkt mij in elk geval onverstandig om de in de motie opgenomen doelstelling na te streven. Op sommige plekken kunnen wij misschien veel verder komen, terwijl wij op andere plekken door omstandigheden iets minder ver kunnen komen. Mede om die reden ontraad ik de aanneming van de laatste motie van mevrouw Koşer Kaya.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik zal het dictum van de motie in die zin wijzigen, dat in elke plaats waar een wachtlijst is, die wachtlijst met de helft teruggebracht kan worden.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat veronderstelt dat de wachtlijsten uiteindelijk vanuit Den Haag met een druk op een knop beïnvloedbaar zijn. Helaas is dat niet het geval, zeg ik er maar bij. Ik zou willen dat ik dat zou kunnen beïnvloeden, want in dat geval had ik het allang gedaan. Maar het kan dus niet. Daarvoor is het nodig dat allerlei partijen samenwerken en dat gemeenten ervoor zorgen dat zij snel aan de bak gaan met de gevallen waarin capaciteitsuitbreiding door locatiegebrek een probleem is. Op dat punt helpen wij de gemeenten ook om dat mogelijk te maken. Wij hebben soms ook te maken met personeelsgebrek. Zoals bekend kunnen wij de markt niet zomaar beïnvloeden. Dus ik blijf bij mijn oordeel over de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen vanavond stemmen over de ingediende moties.

Naar boven