Vragen van het lid Irrgang aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat in vier van de vijf bedrijven de opslag van vuurwerk ten onrechte als "veilig" wordt aangemeld en dat erkende keuringsbedrijven worden omgekocht om deze keurmerken af te geven.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag kwam aan het licht dat uit een geheim rapport, waarop het Algemeen Dagblad de hand had weten te leggen, blijkt dat vier op de vijf opslagplaatsen van vuurwerk in Rotterdam ten onrechte als veilig zijn bestempeld. Eind oktober schreef het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu in een brief aan de Kamer nog, dat de sanering van vuurwerkopslag in Nederland zo goed als afgerond was. Zes jaar na de ramp in Enschede hebben wij blijkbaar de veiligheid van de vuurwerkopslag in Nederland nog steeds niet op orde.

De belangrijkste vraag is hoe dit mogelijk is. Je zult er maar naast wonen. Wat betekent dit voor de vuurwerkopslag op deze locaties? Worden deze vuurwerkopslagplaatsen gesloten? Of gaan wij gevaarlijke situaties gedogen?

Deze situatie is het gevolg van het feit dat de door gemeenten en provincies ingehuurde commerciële keuringsdiensten hun werk niet goed blijken te doen. Ook dit gebeurde al eerder, in 2004. Toen ontstonden problemen rond de certificering van sprinklerinstallaties voor vuurwerkopslag. Waarom heeft de VROM-inspectie na de blunder in 2004 niet alle bedrijven gecontroleerd? Waarom is de alarmbel niet toen al gaan rinkelen?

In reactie op dit schokkende nieuws stelt het ministerie nu met de keuringsdiensten in gesprek te zullen gaan. Dat is echt veel te mager. Moet de overheid deze controles niet zelf uitvoeren nu de commerciële keuringsdiensten opnieuw blijken te falen?

Wat betekent een en ander voor de veiligheid van de vuurwerkopslag, niet alleen in de regio Rotterdam, maar in heel Nederland?

Graag verneem ik op al deze vragen de reactie van het kabinet.

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Allereerst moet ik de koppeling die de heer Irrgang legt met de discussie over de sprinklerinstallaties, waarbij hij het bovendien heeft over blunders op dat vlak, verre van mij werpen. Het was een totaal andere situatie, waarin wij ons rug recht hebben gehouden en tegen de druk van anderen in hebben vastgehouden aan onze eis dat deze sprinklerinstallaties er zouden komen. Dat was de casus, niet meer en niet minder. Achteraf is gebleken dat het goed is geweest dat wij hieraan hebben vastgehouden. Uiteindelijk bleken de vuurwerkhandelaren er in hoge mate aan te voldoen. Er was sprake van stevig optreden van de VROM-inspectie. Ik heb dat zeer gewaardeerd.

Het artikel in het Algemeen Dagblad is gebaseerd op een rapport dat ook wij onlangs hebben ontvangen. Reeds voordat het artikel was verschenen, had ik opheldering gevraagd bij de Raad voor Accreditatie en deze verzocht mij te informeren over de vervolgstappen. Eveneens nog voor het verschijnen van dit artikel, heeft de inspecteur-generaal van VROM al het bevoegd gezag op de hoogte gesteld van de uitkomsten van het DCMR-rapport en hen verzocht om bij alle komende inspecties extra aandacht te besteden aan de juiste certificering van de brandbeveiligingsinstallaties. Op zeer korte termijn wordt een overleg gestart met alle betrokken partijen over de vraag of nadere verbeteracties nodig zijn. Morgen vindt het eerste gesprek plaats tussen de DCMR en de inspectie-instellingen, waarbij VROM toehoorder is. Daarna wordt overleg gestart tussen zowel de inspectie- als de beleidskant van VROM, DCMR, Binnenlandse Zaken en de brandweer om de reële problematiek scherp in beeld te krijgen en vast te stellen wat onveilig is.

Het verdriet ook mij dat wij gezamenlijk met de handhavingspartners prioriteiten hebben gesteld in het kader van de ketenhandhaving terwijl nu blijkt dat daaraan geen daadwerkelijke uitvoering wordt gegeven. Daarvan maakte dit aspect onderdeel uit. Wij zullen een stevig gesprek voeren met de andere ketenpartners.

In het artikel kwam ook een zinsnede voor over eventuele omkoping. Het lijkt mij goed om vast te stellen dat daarvoor geen aanwijzingen aanwezig zijn. Er zijn geen signalen die daarop wijzen. In 2005 is in een rapportage van een onderzoek van DCMR hiervan een voorbeeld genoemd. Voor zover wij weten is er geen feitelijke omkoping aangetroffen. Wij zullen nagaan of aanknopingspunten bestaan voor nader, eventueel strafrechtelijk, onderzoek.

Het is een weerbarstige materie, maar de VROM-inspectie houdt op alle terreinen scherp in de gaten dat serieus aandacht wordt geschonken aan de handhaving van alle regels die met vuurwerk te maken hebben. Er bleken verbeterpunten te zijn. Toen wij kennisnamen van het rapport van DCMR, hebben wij deze onmiddellijk opgepakt.

De heer Irrgang (SP):

Het lijkt mij toch goed als er antwoord wordt gegeven op de vraag of deze vuurwerkopslagplaatsen nu werkelijk veilig zijn. Wij krijgen nu het bericht dat er sprake is van onveiligheid. Er zijn vuurwerkopslagplaatsen die zijn goedgekeurd maar in de praktijk onveilig blijken te zijn. Ik vind dat de staatssecretaris daarover hier helderheid moet geven. Ik vind ook dat als dit probleem zich ook buiten Rotterdam voordoet en als ook daarbuiten dit risico speelt, wij heel snel alle vuurwerkopslagplaatsen moeten controleren, omdat blijkbaar de controle door commerciële keuringsbedrijven niet goed is. De staatssecretaris zegt dat de vergelijking met 2004 niet belangrijk is, maar volgens mij is dit wel het geval. Ook in 2004 waren er namelijk commerciële keuringsbedrijven die een certificaat voor veiligheid afgaven, terwijl dat achteraf onterecht afgegeven bleek te zijn. Had de staatssecretaris toen niet al veel meer achter de commerciële keuringsbedrijven aan moeten zitten? Had hij niet toen al meer moeten onderzoeken of de certificaten terecht werden afgegeven en of de vuurwerkopslagplaatsen écht veilig waren?

Staatssecretaris Van Geel:

Op de eerste vraag kan ik antwoorden dat ik al heb aangegeven welke acties er ondernomen zijn van de zijde van zowel de beleidskant als van de kant van de inspectie, toen wij deze informatie kregen. Ik heb ook aangegeven dat wij niet reageren op krantenberichten, maar alleen op de inhoud van de rapportage zelf. Ik heb een zestal punten genoemd. Het laatste punt dat ik noemde was, dat wij overleg starten met VROM, BZK en de brandweer, om inderdaad te bezien wat nu de reële problematiek inhoudelijk is en of er echt sprake is van onveilige situaties. Wat de heer Irrgang mij vraagt, doen wij dus al; wij gaan kijken wat er feitelijk en inhoudelijk aan de hand is.

De heer Irrgang (SP):

Wanneer kunt u zeggen of het veilig is?

Staatssecretaris Van Geel:

Ik heb niet het exacte werkschema bij de hand, maar ik heb u zojuist aangegeven hoe strak het tijdschema is. Morgen wordt er al overleg gevoerd, vorige week zijn er brieven gestuurd en zijn de bevoegde gezagen geïnformeerd. Als wij hierop zo snel reageren, blijkt daaruit een heldere mate van urgentie. Ik kan u ook verzekeren dat wij deze kwestie zo snel mogelijk zullen aanpakken, want wij staan absoluut geen onveilige situaties toe.

Afgezien van een probleem met een Belgisch bedrijf voor certificering was in 2004 het probleem veel meer dat wij eisen stelden waaraan een groot deel van de sector weigerde te voldoen. Men had daarvoor toen allerlei argumenten. De certificering zou te moeilijk zijn, het zou allemaal zo lang duren en er zou geen capaciteit zijn om de dingen te monteren. Wij hebben toen strak aan onze eisen vastgehouden, juist vanwege het veiligheidsbelang, door te zeggen: u kunt mij wat, u moet gewoon voldoen aan de eisen en als u daaraan niet voldoet, treden wij handhavend op. Dit is mijn perceptie van wat er toen is gebeurd.

De tweede vraag van de heer Irrgang heb ik al beantwoord. Wij gaan zo snel mogelijk bezien welke situatie nu écht onveilig en inhoudelijk is en welke slechts procedureel. Ik wil immers ook graag weten of er in de komende maanden, waarin er sprake is van de uitrol van vuurwerk, sprake is van onveilige situaties. Dit heeft mijn allergrootste aandacht.

Mevrouw Kruijsen (PvdA):

Terecht wordt er uiteraard nu snel opgetreden om de duidelijkheid over de veiligheidssituatie te verkrijgen. Wij misgunnen niemand het genieten van prachtig vuurwerk, maar dat moet wel veilig gebeuren. Er speelt enige tijdsdruk. In hoeverre wordt er samen met gemeenten opgetrokken? Ook in de gemeenten moet worden bezien in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van veiligheid. Zowel de VROM-inspectie als de lokale gemeenten hebben daarbij een belangrijke rol.

Staatssecretaris Van Geel:

Zoals u weet – als u het nog niet weet, dan weet u het nu – doe ik niet graag aan het spelletje zwartepieten. Toch heb ik op dit punt redelijk onverbloemd aangegeven dat ik enigszins teleurgesteld ben, omdat de afspraken die in het kader van de ketenhandhaving zijn gemaakt, in mijn ogen niet goed zijn nagekomen. Ik wil het probleem niet afschuiven op de gemeenten, maar ik zeg dit wel onverbloemd. De prioriteitsstelling moet liggen bij de feitelijke handhaving. Als dit niet gebeurt, krijgen dit soort ontwikkelingen de ruimte. Wij zullen uitdrukkelijk dus ook overleg voeren met de gemeenten en met de bevoegde gezagen. Zij moeten geïnformeerd worden over de vervolgstappen die nodig zijn en daarover moet overlegd worden.

De heer Van Bochove (CDA):

Wat is de rol van de Raad voor Accreditatie in dit verband? De staatssecretaris heeft in zijn eerste antwoord gezegd dat hij op dit punt gebeld heeft en de Raad heeft aangesproken, maar ik ga ervan uit dat de overheid binnen de Raad voor Accreditatie een scherpere rol zou kunnen spelen dan waarover de staatssecretaris het in zijn algemene opmerking had. Kan hij dit punt nog wat nader toespitsen? Verder zijn wij nu geïnformeerd over een aantal incidenten in een bepaald gebied. Hoe staat het er echter in de rest van Nederland voor? Is de staatssecretaris bereid daar de overheden nog eens nadrukkelijk op deze kwestie aan te spreken? Wanneer een overheid de opdracht uitbesteedt aan een, weliswaar gecertificeerde, instelling die zich kennelijk niet aan het eigen kwaliteitshandboek houdt, is het doen van onderzoek door zo'n overheid niet automatisch overbodig. De overheden blijven immers uiteindelijk aansprakelijk voor de controle op de vergunningen die zijn verleend.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik begin met de laatste vraag. De waarschuwingen hebben niet alleen betrekking op dit gebied. Die gelden landelijk. Dat lijkt mij duidelijk. Ik onderschrijf de opmerking dat de verantwoordelijkheid ook ligt bij degenen die moeten handhaven.

Dan de eerste vraag over de positie van de Raad voor Accreditatie. Ik wil dat wel bekijken, maar het gaat mij eerst om wat er feitelijk is gebeurd. Ik maak dus onderscheid tussen de principiële positie, die wij in breder verband moeten bezien, ook met andere collega's, en de wijze waarop in dit geval is geopereerd. Ik wil daar eerst opheldering over. Ik wil weten wat er is gebeurd. Over de meer formele positie moeten wij wellicht op een ander moment spreken.

De heer Van Bochove (CDA):

Het gaat bij accreditatie juist om georganiseerd vertrouwen, maar dat lijkt nu niet gerechtvaardigd. Dat moet worden aangepakt.

Staatssecretaris Van Geel:

Het lijkt mij verstandig eerst opheldering te vragen. Dat geldt ook voor andere dossiers. Wij moeten eerst weten hoe het zit. Onmiddellijk na het DCMR-onderzoek hebben wij al om opheldering gevraagd.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Voorzitter. Ik ben blij dat de staatssecretaris niet alleen controleert, maar zich ook bezorgd maakt. De burgemeesters spelen er ook een rol bij, want het gaat om gemeenten. Gaat de staatssecretaris die gemeenten aanpakken? Gaat hij burgemeesters persoonlijk op het matje roepen? Na Enschede bleek dat de gemeente een enorme blunder had gemaakt. Na Volendam bleek dat de gemeente ook een enorme blunder had gemaakt. Het is de taak van de staatssecretaris om dat te controleren, maar als het niet klopt, ben ik benieuwd wat hij gaat doen.

Staatssecretaris Van Geel:

Vanwege de incidenten die zich in het verleden hebben voorgedaan, zijn wij al een aantal jaren bezig om de professionalisering van de handhaving op de agenda te krijgen, maar dat is een ingewikkeld traject. Het gaat onder andere om de kennisniveaus van mensen die erbij zijn betrokken, om awareness, alertheid van bestuurders en om goede handhavingsplannen op lokaal niveau, zodat gemeenteraden hun bestuurders kunnen aanspreken en hun democratische taak kunnen vervullen. Dit proces is gericht op kwaliteitsverhoging en professionalisering van de handhaving. Wij hebben inmiddels forse stappen gezet. In mijn rapportages naar de Kamer heb ik aangegeven dat wij ook nog een flink aantal stappen te gaan hebben. Nu is een en ander vooral procedureel goed op orde. Er is gezorgd voor een functiescheiding, maar uiteindelijk valt of staat de kwaliteit van de handhaving met scherpte, alertheid en een prioriteitenstelling in de organisaties. Er is voorts sprake van controlerende mechanismen door middel van de bevoegde gezagen van gemeenten en provincies. Die moeten ook alert en scherp zijn. Wij zijn dat ook in het bestuurlijk en ambtelijk overleg over de handhaving. In dat kader maken wij ook afspraken met elkaar. Wij hadden al afgesproken, ook met het oog op de ketenhandhaving, dat dit een van de vijf prioriteiten zou zijn, maar daar ben ik enigszins in teleurgesteld. Dat heb ik al aangegeven in het antwoord op de vraag van mevrouw Kruijsen.

Naar boven