Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 oktober 2006 over de Nota Ruimte.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een algemeen overleg gehad over de voortgang van de Nota Ruimte en de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. Ik heb daar gesproken over volkstuinen en daarover een mooie toezegging van de nieuwe minister Winsemius gehad. Hij gaat overleggen met ProRail over het behouden van volkstuinen langs de treinrails. Hij gaat verder in gesprek met de gemeenten over de achteruitgang van het areaal volkstuinen. Ik zeg altijd: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Daarmee kom ik op een aantal grote projecten waarover wij hebben gesproken, namelijk de Hoekse Waard en de Moerdijkse Hoek. Het gaat hierbij om de aanleg van twee grote, bovenregionale bedrijventerreinen waarvan nut en noodzaak niet zijn aangetoond. Het kabinet zegt hierover nu tegen de Kamer: u gaat nu knopen doorhakken en u gaat nu akkoord of niet. Het zal de Kamer niet verbazen dat de SP-fractie niet akkoord gaat. Daarom dien ik de volgende motie in over de Hoekse Waard.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de aanleg van een grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoekse Waard (120 ha) mogelijk wil maken;

overwegende dat een dergelijk voornemen al vele jaren onderdeel uitmaakt van de beraadslagingen, maar dat nimmer nut en noodzaak van een dergelijk havengerelateerd bedrijventerrein overtuigend is aangetoond;

voorts overwegende dat het dringend gewenst is dat een eind wordt gemaakt aan de onzekerheid omtrent de bestemming van dit gebied en er tevens ruimte wordt geboden voor de aanleg van een regionaal bedrijventerrein (60 ha);

verzoekt de regering, af te zien van de aanleg van een grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoekse Waard,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Staaij, Verdaas en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 177(29435).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het tweede bedrijventerrein waarover wij hebben gesproken, betreft een nieuw bedrijventerrein op Moerdijkse Hoek. Daarvoor geldt hetzelfde. Ik dien daar de volgende motie over in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nut en noodzaak van een extra industrie- en bedrijventerrein in de Moerdijkse Hoek niet zijn bewezen;Van Velzen

constaterende dat in de meeste toekomstscenario's van de gezamenlijke planbureaus de behoefte aan industrie- en bedrijventerreinen zal teruglopen;

constaterende dat er amper aanmeldingen zijn voor nieuwe bedrijven op de Moerdijkse Hoek, terwijl er in de regio op bestaande bedrijfsterreinen ruimte beschikbaar is, zowel qua braakliggend terrein als qua leegstaande bedrijfspanden;

constaterende dat de vruchtbare grond in Moerdijkse Hoek grote meerwaarde heeft voor de landbouw;

verzoekt de regering, te stoppen met de verdere planvorming en ontwikkeling van nieuwe bovenregionale industrie- en bedrijventerreinen in de Moerdijkse Hoek totdat nut en noodzaak onomstotelijk bewezen zijn en in de wijde regio inbreiding op bestaande terreinen en benutting van leegstaande bedrijfspanden geen opties meer bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178(29435).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Is de aanleg van een groot havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoekse Waard nuttig en nodig? Ja, zegt de staatssecretaris in een brief aan de Kamer, die hij ook al heeft toegelicht. Neen, zegt onder andere de SGP-fractie. Daarom heb ik de motie van collega Van Velzen meeondertekend, waarin de Kamer uitspreekt dat in deze slepende kwestie een knoop moet worden doorgehakt en dat er duidelijk neen moet worden gezegd tegen zo'n bedrijventerrein. Wij zijn overigens wel voorstander van een regionaal bedrijventerrein.

De motie die ikzelf wil indienen, heeft betrekking op een terugvaloptie of een subsidiaire positie, mocht de eerste motie geen meerderheid krijgen, want daarmee geeft de Kamer automatisch groen licht voor zo'n bedrijventerrein. Ik vind het waardevol als dan nog sprake is van een interessante tussenpositie, inhoudend dat op zijn minst nader onderzoek moet plaatsvinden. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Nota Ruimte een ruimtelijke reservering is gepleegd ten behoeve van een grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoekse Waard, onder de voorwaarde dat nut en noodzaak daarvan in een onafhankelijk onderzoek zouden worden aangetoond;

overwegende dat het in dit verband door BCI uitgevoerde onderzoek, anders dan het kabinet meent, nut en noodzaak van een dergelijk grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein niet overtuigend heeft aangetoond;

spreekt uit, dat nader onafhankelijk onderzoek naar nut en noodzaak van een grootschalig havengerelateerd bedrijventerrein in de Hoekse Waard noodzakelijk is alvorens hierover een verantwoorde beslissing kan worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Verdaas, Van Velzen en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179(29435).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb de moties van de collega's Van Velzen en Van der Staaij met veel plezier en enthousiasme meeondertekend. Ook mijn fractie verzet zich al heel lang tegen de aanleg van het bovenregionale bedrijventerrein in de Hoekse Waard. Wij zien werkelijk niet wat er nu aan feitelijk nieuwe argumenten ligt om er anders naar te kijken dan wij tot nu toe deden. Ik vind het oprecht heel spijtig dat de CDA-fractie in een heel dun rapportje, voorzien van een slechte onderbouwing, blijkbaar reden heeft gezien het verzet van de vele bewoners in de Hoekse Waard te laten voor wat het is en akkoord te gaan, zij het onder een paar kleine voorwaarden, met de aanleg van dat bedrijventerrein.

Vervolgens zal er nog een discussie worden gevoerd over de inpassing van het bedrijventerrein: hoe kun je het bedrijventerrein nog zo aanleggen dat het landschap niet heel erg verpest wordt? Nu is dit volgens het rapport van het milieuonderzoek bijna niet mogelijk; het grote euvel is dat er in de oksel van de twee grote wegen in de nabijheid nog een soort voorpost van het bedrijventerrein zal worden gebouwd, los van de rest, als een loket, een "zichtlocatie". Mijn fractie zou in ieder geval daarmee nu al korte metten willen maken en daarom dien ik een motie hierover in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Hoekse Waard een nationaal landschap is en dat om die reden een bedrijventerrein in de Hoekse Waard landschappelijk goed moet worden ingepast;

constaterende dat de provincie Zuid-Holland een plan ontwikkelt om naast het grote bedrijventerrein in de noordoosthoek van de Hoekse Waard ook een bedrijventerrein van 10,5 ha te ontwikkelen in de oksel van de A29 en de N217, dat moet dienen als "entree" tot en als "visitekaartje" voor het grotere bedrijventerrein;

overwegende dat dit kleinere bedrijventerrein op zichzelf landschappelijk ongewenst is en dat hiermee bovendien het totale bedrijventerrein Hoekse Waard een uitstraling krijgt tot aan de snelweg A29;

spreekt uit dat een bedrijvenlocatie van 10,5 ha in de oksel van de A29 en de N217 geen goede landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Hoekse Waard is,Duyvendak

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180(29435).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter, wij hebben ook gesproken over de vele bedreigingen van het Groene Hart en de ontoereikende aanpak van de regering om het Groene Hart echt als een groen hart te ontwikkelen. Een van de bedreigingen ervan is de aanleg van de snelweg A2,5, zoals die in het jargon heet, een weg ten westen van de huidige A2 door het Groene Hart heen. In het algemeen overleg hierover heeft minister Veerman klip en klaar gezegd dat deze weg er niet zal komen. Je zou je kunnen afvragen waarom ik er dan nog verder op inga. Wel, wij hebben gisteren met minister Peijs overleg gevoerd over het Meerjarenprogramma Transport en Infrastructuur, het MIT. Zij zei daarin dat zij samen met de regio Utrecht gaat studeren op de mogelijkheden, de noodzaak en de kansen van zo'n snelweg. Dit lijkt mij hoogst ongewenst en ik vind het ook inconsistent kabinetsbeleid. Daarom zou de Kamer glashelder moeten uitspreken, niet van deze weg gediend te zijn. Ik heb besloten om hierover nu een motie in te dienen in plaats van gisteren, omdat nu de coördinerend bewindspersoon voor het Groene Hart aanwezig zou zijn, zij het dat hij nu vervangen wordt door minister Winsemius. En in dít debat gaat het om de coördinatie van het behoud en de bescherming van het Groene Hart.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in de bestuursovereenkomst met de provincie Utrecht wil afspreken, een verkennende studie voor een snelweg A2,5 uit te voeren;

constaterende dat de aanleg van een dergelijke snelweg in strijd is met het geformuleerde Groene Hartbeleid;

overwegende dat het onverstandig is, een studie te doen voor een weg waarvan op voorhand al vaststaat dat die in strijd is met het rijksbeleid;

spreekt uit, het onwenselijk te vinden dat er een snelweg A2,5 wordt aangelegd;

verzoekt de regering, hiernaar te handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181(29435).

De heer Verdaas (PvdA):

Ik heb minister Veerman glashelder horen zeggen dat deze weg er niet zal komen. Wat kan een minister tegenwoordig nog doen om te voorkomen dat er een motie wordt ingediend? Dit intrigeert mij.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik zei het al, als het daarbij was gebleven, zou er niets aan de hand zijn geweest. Maar gisteren was in het overleg met minister Peijs over het MIT de bestuursovereenkomst met de regio Utrecht aan de orde. Zij gaf aan dat zij samen met de regio een studie voor deze weg zal verrichten. En toen ik haar confronteerde met de uitspraak van minister Veerman, persisteerde zij bij die studie, zodat de onrust over de mogelijkheid dat deze weg alsnog op de agenda terechtkomt, niet is weggenomen. Ik vind dit ongewenst en zo'n studie is ook verspilling van tijd, energie en geld. Wij moeten er geen misverstand over laten bestaan dat wij het Groene Hart echt willen beschermen. U vraagt wat de minister zou moeten doen; wel, hij zou de motie moeten overnemen en tegen minister Peijs moeten zeggen dat die studie onmiddellijk gestaakt moet worden. Dan zijn wij klaar, dan is er geregeld wat wij allen willen, zoals althans uit het algemeen overleg bleek.

De heer Van Bochove (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Vorige week hebben wij een plezierig algemeen overleg gehad over een aantal elementen in de voortgang bij de Nota Ruimte. Uitvoerig is daarbij gesproken over de problematiek van de Hoekse Waard. Uit die discussie blijkt dat je naar de rapporten kunt kijken vanuit de filosofie "het glas is half vol of het glas is half leeg". De CDA-fractie heeft de conclusie getrokken dat er onvoldoende argumenten zijn om te zeggen dat de aanleg van het bedrijventerrein niet moet plaatsvinden.

In debat vorige week en ook in het debat over de Nota Ruimte heeft de CDA-fractie aangegeven dat zij niet op basis van een, maar op basis van drie elementen de afweging wil maken. Het lijkt mij goed dat deze Kamer een uitspraak doet inzake die andere twee elementen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat provincie en regio aandringen op realisatie van een bovenregionaal bedrijventerrein in de Hoekse Waard;

overwegende dat – gelet op de status van Nationaal Landschap van de Hoekse Waard – een goede landschappelijke inpassing van dit bedrijventerrein is geboden;

overwegende dat ook een goede infrastructurele ontsluiting van het bedrijventerrein is geboden;

overwegende dat het Rijk in het kader van de FES-middelen voor de uitvoering van de Nota Ruimte middelen ten behoeve van de integrale gebiedsontwikkeling ter beschikking zal stellen en dat het Rijk, de provincie en andere partijen in de regio nadere afspraken maken over de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein en de ontsluiting ervan;

overwegende dat het Rijk voorwaarden inzake landschappelijke inpassing en ontsluiting van het bedrijventerrein Hoekse Waard heeft verbonden aan instemming met het betreffende streekplan van de provincie;

verzoekt de regering, de Kamer over de wijze van de landschappelijke inpassing en ontsluiting van het te ontwikkelen bedrijventerrein in de Hoekse Waard te informeren voordat wordt ingestemd met het desbetreffende definitieve streekplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182(29435).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. In het debat waaraan ik zojuist refereerde, is ook gesproken over het Groene Hart en de A2. A2,5, moet ik eigenlijk zeggen. In dat debat – ik zeg dit in de richting van de heer Verdaas, anders gaat hij mij zo dezelfde vraag stellen – was de minister van LNV volstrekt helder over de A2,5. In het debat met de minister van Verkeer en Waterstaat gisteren is ons gebleken dat er op dat punt toch vragen zijn. Daarom nodig ik de Kamer uit tot de volgende uitspraak om te voorkomen dat de A2,5 er komt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de onlangs aan de Kamer toegezonden netwerkanalyse Regio Utrecht een nieuwe wegverbinding A2,5 wordt genoemd als mogelijke oplossing van toekomstige knelpunten in het wegennet van de regio;

van mening dat deze wegverbinding een ongewenste aantasting van het Groene Hart zou zijn;

roept de regering op, bij het oplossen van toekomstige knelpunten in het wegennet niet te kiezen voor deze nieuwe wegverbinding, maar voor een betere benutting dan wel verbreding van het bestaande wegennet en verbetering van de openbaarvervoersverbindingen in deze regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bochove. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 183(29435).

Minister Winsemius:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Zowel de heer Duyvendak als de heer Van Bochove heeft een motie ingediend over de A2,5. Eigenlijk kan ik beide moties tegelijkertijd bespreken. Minister Veerman heeft zich over de A2,5 duidelijk uitgesproken. Hij zei met zo veel woorden: dat ding komt er niet. Mevrouw Peijs heeft aangegeven dat het nog onderdeel is van een studie. Binnen de kringen van het kabinet is er in ieder geval weinig warmte voor het desbetreffende deel van de A2,5. Over het deel dat betrekking zou kunnen hebben op het noorden van Utrecht praten wij op dit moment niet. Wij hebben het nu over de westkant van de Leidsche Rijn dwars door het Groene Hart. Wel is er genuanceerde warmte binnen de regio Utrecht voor dit plan. Wat betreft Utrecht zou je kunnen spreken van een verkeersinfarct, een situatie die niet verbetert als er niets gebeurt. Door de regio Utrecht is samen met Verkeer en Waterstaat benadrukt dat de gehele verkeersproblematiek aldaar ten principale moet worden bezien. De regio heeft daarbij een lichte voorkeur uitgesproken voor de A2,5. Het Rijk heeft te kennen gegeven daar weinig in te zien, maar heeft, zoals het bij ruimtelijke ordening hoort, niet uitgesloten dat het in het overleg aan de orde komt. Beide moties vragen om zich hierop goed te bezinnen. Het uitgangspunt van het kabinet zoals dat klip en klaar door minister Veerman is verwoord, blijft het uitgangspunt. Wij hopen dat er in het kader van het overleg nog een evangelisatie kan plaatsvinden en dat er bij wijze van late bekering in de regio Utrecht gekeken wordt naar de waarden die op de schop zouden worden genomen als aan de verkeerde kant van de Leidsche Rijn een hoofdinfrastructuur tot stand wordt gebracht.

Formeel ontraden wij derhalve aanneming van beide moties, maar ik zeg er meteen bij dat het een licht ontraden is, aangezien wij de intenties van deze moties ten volle delen. Met die inzet gaan wij genoemd overleg in en de Kamer mag ons vervolgens aanspreken op de uitkomst van dat overleg.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Over de Hoekse Waard hebben mevrouw Van Velzen en ik uitgebreid van gedachten gewisseld in het algemeen overleg. Gelet op haar inbreng in dit debat lijkt het erop dat wij het hierover niet met elkaar eens worden. Het zal haar dan ook niet verrassen dat ik aanneming van haar motie op dit punt ontraad, mede in het licht van mijn reactie op de moties die hierna volgen. Dit kabinet is van mening dat nut en noodzaak wel degelijk zijn aangetoond. Wel wil het ervoor zorgen dat het bedrijventerrein op zo'n manier wordt aangelegd dat het goed in het landschap past.

Mevrouw Van Velzen diende een tweede motie in over de Moerdijkse Hoek. Dat is een wat andere discussie, die wij in het AO kort hebben gevoerd. De belangrijkste reden daarvoor is dat er op dit moment een proces aan de gang is in de regio dat de ruimte moet krijgen. De regio is op dit moment erg goed bezig, en ik adviseer de Kamer om dat proces de ruimte te geven en niet allerlei constateringen te doen. Ik ontraad de Kamer aanneming van deze motie, aangezien wat daarin wordt gevraagd het proces in de regio doorkruist. Als dat proces is afgerond, moeten wij daar uiteraard inhoudelijk over praten.

Ik kom toe aan de inbreng van de heer Van der Staaij. In het AO is gesproken over het onderzoek naar nut en noodzaak van de Hoekse Waard. Wij zijn overtuigd van nut en noodzaak van het bovenregionale bedrijventerrein aldaar, wat is gebaseerd op een aantal onderzoeken, waaronder dat van BCI. Er is dus erg veel materiaal waarop deze conclusie is gebaseerd, zodat wederom een onafhankelijk onderzoek een gepasseerd station is. Ik ontraad de Kamer derhalve aanneming van deze motie.

De heer Van Bochove heeft terecht gevraagd of het glas nu half vol of half leeg is. Voor de betrokken regio hebben wij erg veel gedaan. Als wij zien dat nut en noodzaak van een bovenregionaal bedrijven aanwezig zijn, moet dat wel landschappelijk gezien goed worden ingepast, en moet er wel een goede infrastructurele ontsluiting zijn. Het advies van het College van Rijksadviseurs, waarin daarop ongetwijfeld zal worden ingegaan, zal naar de Kamer worden gezonden voor bespreking. In de motie wordt om informatie gevraagd over de wijze van landschappelijke inpassing en ontsluiting van het te ontwikkelen bedrijfsterrein in de Hoekse Waard, voordat wordt ingestemd met het definitieve streekplan. Dat zeg ik graag toe, op de bovenbeschreven manier. Daarmee zie ik de motie van de heer Van Bochove als ondersteuning van beleid.

Ik kom terug op de vierde motie die is ingediend door de heer Duyvendak. Ik verzoek hem om niet op het proces vooruit te lopen, omdat bij de beoordeling van het hele plan de vraag komt kijken of de ontwikkeling van een bedrijventerrein van 10,5 ha in de oksel van de A29 en de N217 gewenst is en landschappelijk kan worden ingepast. Hij constateert dat het er sowieso niet inpast, maar wij kunnen dat pas beoordelen als wij het hele plan zien. Ik ontraad derhalve de aanneming van de vierde motie van de heer Duyvendak. Als hij ervoor wil zorgen dat wij hier over de hele inpassing een discussie voeren, dan adviseer ik hem om de motie mee te nemen bij de behandeling van de zesde motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt aan het einde van de vergadering gestemd.

Naar boven