Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 juni 2005 over werknemersverkeer met de nieuwe EU-landen uit Midden- en Oost-Europa.

De heer Bruls (CDA):

Voorzitter. Onder het motto: laat de Nederlandse chauffeurs rijden, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laag- en ongeschoolde werkgelegenheid onder druk staat in diverse sectoren inclusief de transportsector;

overwegende dat de invloed Brulsvan arbeidsmigratie op met name het aanbod van laag- en ongeschoold werk aanzienlijk is;

constaterende dat het beleid inzake de vrijstelling van sectoren en beroepen van de arbeidsmarkttoets in de tewerkstellingsvergunningsprocedure steeds beperkter wordt ingevuld;

verzoekt de regering om in overleg te treden met het CWI teneinde de vrijstelling van de individuele arbeidsmarkttoets voor internationale chauffeurs in het beroepsgoederenvervoer zo spoedig mogelijk op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruls en Weekers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(29407).

Ik zie dat de staatssecretaris van SZW meteen wil antwoorden. Dat is nóg sneller dan de bewindspersoon uit het vorige overleg.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Ik stel vast dat de heer Bruls zich met mij bewust is van het feit dat tewerkstellingsvergunningen en de vrijstelling daarvan een bevoegdheid zijn van het CWI. Ik stel ook vast dat er op dit moment een vrijstelling geldt van vacaturemelding en individuele arbeidsmarkttoets tot 31 juli, binnenkort dus. Tegelijkertijd acht ik het interessant om vast te stellen dat het aantal tewerkstellingsvergunningen ten opzichte van vorig jaar nog niet echt gestegen is. Dat is een gegeven dat ogenschijnlijk in strijd is met de ontwikkeling waar de heer Bruls aan refereert. Het neemt allemaal niet weg dat ook ik mij afvraag wat de gang van zaken in de sector precies is en wat de consequenties zouden kunnen zijn voor het personeel dat in Nederland beschikbaar is voor deze sector. Het is in dat verband goed om te weten dat op 8 juli a.s. het CWI overleg zal plegen met de sector. Daarbij zal in ieder geval worden gesproken over de vraag wat te doen na het aflopen van de huidige periode, die tot 31 juli geldt. Ik zeg daar overigens bij dat de heer Bruls waarschijnlijk ook weet dat er bij intrekking van de vrijstelling een overgangstermijn is van twee weken. Wij moeten dus niet uitsluiten dat deze discussie mogelijk een impuls zal zijn om meer tewerkstellingsvergunningen te vragen dan noodzakelijk en dan ons waarschijnlijk lief is.

Dat neemt niet weg dat ik ook vind dat in dat overleg met het CWI zal moeten worden bekeken hoe vanuit de Nederlandse arbeidsmarkt zo veel mogelijk mensen uit eigen land aan de slag kunnen komen. In lijn met datgene wat de heer Bruls vraagt, zal ik daarover de komende dagen ook in contact treden met het CWI. De aandacht die de voorzitter daarbij heeft gevraagd, zal ik ook overbrengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om over de ingediende motie aan het einde van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven