Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2005 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (30105 XV).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Wij spreken in beginsel in één termijn. De Kamer heeft bij de bespreking van dit wetsvoorstel weliswaar recht op twee termijnen, maar ik wil ervoor pleiten het in één termijn te proberen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de suppletoire begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen wij natuurlijk niet voorbijgaan aan het armoedebeleid van dit kabinet en de stand van de armoede in Nederland. Ik wil een korte tussenbalans opmaken. Het economisch herstel blijft uit, de werkloosheid is onverminderd hoog. Dat is ernstig. Het beloofde zoet na al het zure dat over veel mensen is uitgestort, is niet gekomen. Je zou bijna zeggen dat mensen zoet worden gehouden, maar dat laatste lukt niet erg gezien de populariteit van het kabinet op dit moment. Ook ben ik somber gestemd over de manier waarop het kabinet de solidariteit níet organiseert. De kloof tussen arm en rijk, tussen oud en jong, tussen werkenden en niet-werkenden, tussen huurders en kopers en tussen ziek en gezond is groeiende. GroenLinks vindt het verontrustend dat de minister van Sociale Zaken hiervoor de ogen sluit. Zijn antwoorden op mijn Kamervragen over de explosieve groei van armenhulp door kerken en voedselbanken kan ik maar op één manier kwalificeren: struisvogelpolitiek. Hier zit een minister van Sociale Zaken die figuurlijk zijn kop in het zand steekt en weigert een verband te zien tussen zijn beleid en de toegenomen armoede. Hij ontkent het verband tussen de bevriezing van de uitkeringen en het gegeven dat tienduizenden gezinnen geen eten meer kunnen kopen en noodgedwongen moeten aankloppen bij voedselbank of kerk, tussen de bezuinigingen op de bijzondere bijstand en het feit dat kerken moeten betalen voor een nieuwe bril of nieuwe schoenen. De Voorjaarsnota heeft het tij niet kunnen keren.

Mijn collega Vendrik heeft zich opgeworpen om toch nog iets te doen voor de onderkant van de samenleving met het herstel van de koppeling, een meer inkomensafhankelijke kinderbijslag en een vergezicht naar een rechtvaardiger volgend jaar. Helaas, dit kabinet bedient met voorrang de huishoudens met modale en bovenmodale inkomens en laat de mensen aan de onderkant in de kou staan.

De voorzitter:

U zei dat uw tussenbalans kort zou zijn. Ik vraag mij af hoe lang deze algemene beschouwing gaat duren

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben bijna klaar, voorzitter, dit wordt mijn laatste zin.

Ik noem het vrijgeven van het spaarloon, de herziening van het zorgstelsel, de ontkoppeling van loon en uitkering. Kortom, op een groot aantal punten neemt de GroenLinks-fractie nadrukkelijk afstand van het kabinet en van de coalitiefracties. Zeker wanneer kinderen de dupe zijn van de bezuinigingen is de kloof tussen links en rechts enorm. Het is treurig dat arme ouders arme kinderen hebben die aan een heleboel dingen niet kunnen deelnemen. GroenLinks zou dat liever anders zien. Het leek erop dat wij op één punt zaken konden doen, en ik geef het niet op totdat vanavond de bel voor het zomerreces is gegaan. Het gaat om de Denktank armoedebestrijding en om de kinderclubcard, die wij hebben voorgesteld. In januari hebben wij een debat gevoerd over armoede onder kinderen, naar aanleiding van het eindrapport van de Denktank armoedebestrijding, onder leiding van oud-collega Ank Bijleveld van het CDA. De boodschap van de Denktank was helder: 372.000 kinderen groeien op in armoede. Vooral de extraatjes, zoals de muziekschool, de sportclub, vakanties en schoolreisjes schieten er vaak bij in. Sporten, met name, is leuk, gezond en goed voor de sociale contacten van jonge kinderen. Daar kan toch eigenlijk geen enkele fractie tegen zijn? Daarom heb ik bij amendement een voorstel ingediend om incidenteel € 1 mln. uit te trekken voor de zogenaamde kinderclubcard, georganiseerd via het Jeugdsportfonds. Dit betekent dat er een landelijke dekking komt in alle gemeenten, om ervoor te zorgen dat kinderen lid kunnen worden van een sportclub, zonder dat bekend wordt dat dit met subsidie gebeurt. Arme kinderen kunnen dan misschien prettig gemengd sporten met kinderen van rijkere ouders of van modale ouders, en hoeven niet aan de kant te blijven staan.

Bij VWS is er al de zogenaamde "BOS-impuls". Men zou kunnen denken: waarom begint mevrouw Van Gent hier nu over? Deze BOS-impuls is echter iets anders. Het is een mooi initiatief, maar de fractie van GroenLinks wil iets extra's, iets anders, doen. De BOS-impuls is gericht op eenmalige activiteiten in achterstandswijken, terwijl wij juist willen dat kinderen ook in clubverband kunnen sporten en zelf kunnen kiezen welke sport zij beoefenen en bij welke club. Wij willen ook dat er een mooie menging ontstaat. Er moeten geen eenzijdige clubs komen of eenzijdige acties alleen voor arme kinderen. Voor arme kinderen moet de drempel worden geslecht om naar de desbetreffende club toe te gaan.

De voorzitter:

U zei een minuut of drie geleden dat u met uw laatste zin bezig was.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, maar ik kom nu tot mijn voorstel.

De voorzitter:

Neen, kom nou! U gaat nu afronden. Dit is werkelijk geen goede manier om met elkaar om te gaan. Drie of vier minuten geleden vroeg ik u of u wilde afronden. U zei toen: ja, ik kom aan mijn laatste punt. Wij zijn nu drie, vier minuten verder en nu staat u er nog. Ik wil gewoon dat u nu afrondt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag afronden met een motie. Ik doe een beroep op de ministers van zowel VWS, Financiën als Sociale Zaken en werkgelegenheid om die € 1 mln. incidenteel mogelijk te maken. In de loop van de avond zal ik nog duidelijk maken welk van beide amendementen ik in stemming wil brengen, maar daarnaast dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het lidmaatschap van een sportclub leuk en gezond is en bijdraagt aan de sociale ontwikkeling van kinderen;

overwegende dat de Denktank armoedebestrijding in haar eindrapport heeft geconstateerd dat ongeveer 372.000 kinderen in Nederland in armoede opgroeien en door de zorgelijke financiële situatie van hun ouders niet in teamverband kunnen sporten;

overwegende dat de afschaffing van de categoriale bijzondere bijstand, bij de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand, ertoe heeft geleid dat een nog groter deel van de kinderen uit arme gezinnen buiten de boot dreigt te vallen;

overwegende dat de Denktank armoedebestrijding adviseert: "Initiatieven zoals het Jeugdsportfonds hebben zich inmiddels bewezen en dit model kan overal in het land worden gestimuleerd (...)." De Denktank stelt daarom voor om te onderzoeken of er een landelijk systeem van stimulering mogelijk is, dat analoog werkt aan kortingssystemen als het Cultureel Jongerenpaspoort en de Studentensportkaart die gebruikelijk zijn op universiteiten en hogescholen;

overwegende dat ernaar gestreefd moet worden dat ook kinderen die in armoede opgroeien, kunnen sporten, bijvoorbeeld door hun een kinderclubcard te verstrekken waarmee zij contributie en sportkleding kunnen betalen;

overwegende dat de Stichting Jeugdsportfonds in samenwerking met enkele gemeenten, provincies en het bedrijfsleven ervoor zorgt dat kinderen kunnen sporten door te betalen voor de contributie en sportkleding voor kinderen uit arme gezinnen;

overwegende dat een schaalsprong van het Jeugdsportfonds van lokaal naar nationaal niveau gewenst is;

verzoekt de regering, binnen de rijksbegroting voor 2005, bij voorkeur binnen de begrotingen van Financiën, Volksgezondheid, Welzijn en Sport of Sociale Zaken en Werkgelegenheid, € 1 mln. vrij te maken voor de kinderclubcard, dit bedrag als eenmalige subsidie uit te keren aan het Jeugdsportfonds en hierover voor 1 september 2005 aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(30105 XV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Vice-premier Zalm heeft bij de behandeling van de Voorjaarsnota gezegd dat hij het op zich wel een aardig plan vindt, maar dat je voor sympathieke harten bij Sociale Zaken moet zijn. Ik hoop dat het sympathieke hart vandaag over dit voorstel gaat spreken.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik geloof dat mijn bijdrage korter kan zijn dan de laatste zin van mevrouw Van Gent. Ook hier spreekt een sympathiek hart. Ik heb mede namens de heren Bruls en Weekers een amendement ingediend over cliëntenparticipatie en met name de ondersteuning daarvan en de scholingsmogelijkheden daarvoor.

Wij hebben het de afgelopen jaren meerdere malen over cliëntenparticipatie gehad. Het kabinet heeft er ook middelen voor ter beschikking gesteld om het mogelijk te maken dat cliëntenraden bij gemeenten, bij UWV enzovoorts tot scholing en ondersteuning komen. Daarbij zijn echter, als wij het nu overzien, uitgerekend de echte zelforganisaties die van onderop zijn ontstaan, buiten de boot gevallen. Dat heeft heel veel oorzaken waarop wij nu niet hoeven in te gaan, maar het heeft ons ertoe gebracht om het amendement in te dienen dat er nu ligt. Ik beveel het uiteraard in ieders warme belangstelling aan, in het bijzonder in die van de minister en de staatssecretaris.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een vraag aan de heer Bakker. Bij de begrotingsbehandeling vorig jaar is de subsidie van Sjakuus, de bundeling van alle organisaties die zich bezighouden met armoedebestrijding en cliëntenparticipatie de nek omgedraaid. In plaats daarvan kwam projectsubsidie, waaronder – dat is mij toen verzekerd door de staatssecretaris – ook scholing zit, het doel dat de heer Bakker voor ogen heeft. Ik vind het uitermate vreemd dat hij van die 63 organisaties die er waren – meer dan de helft daarvan bestond uit vanuit de basis ontstane zelforganisaties – twee uithaalt en daar subsidie voor vraagt. Ik begrijp dat werkelijk niet en ik vind het ook niet consistent.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Volgens mij hebben wij dit debat vorig najaar al gehad. Veel organisaties hebben erg goed voor zichzelf gezorgd. Dit amendement lag er in december ook. Daar was mevrouw Noorman toen ook al tegen en ik was er toen ook al voor. Ik weet niet of het veel zin heeft om dat debat uitgerekend op deze avond nog eens helemaal over te doen.

De voorzitter:

Dan zijn wij aan het eind van de inbreng van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister De Geus:

Voorzitter. Wij hebben de taken zo verdeeld dat ik zal reageren op het laatste amendement en collega Van Hoof zal reageren op het eerste punt.

Ik heb nog eens goed naar het amendement gekeken en ik neem het amendement over.

De voorzitter:

Gaat de Kamer ermee akkoord dat het amendement wordt overgenomen?

De heer Bakker (D66):

Ik denk dat ik daarmee mede namens de twee andere indieners kan instemmen.

De voorzitter:

Gaan de andere Kamerleden ermee akkoord? Het Reglement van Orde schrijft voor dat op een moment als dit alle Kamerleden, althans alle woordvoerders, akkoord moeten gaan met een overname.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dan heb ik een vraag aan de minister. Ik wil graag weten waarin deze twee organisaties zich onderscheiden van de andere organisaties die onderdeel uitmaakten van Sjakuus, waarin een deel van de organisaties ook zelf scholing voor cliëntenorganisaties reguleerde. Ik denk bijvoorbeeld aan EVA, ik denk aan de bijstandsvrouwen en aan een aantal andere organisaties uit de Arme Kant van Nederland. Gaat de minister die ook subsidiëren? Dan vindt hij mij aan zijn zij. Gaat hij dat ook een beetje gelijkelijk doen? Dan heb ik daar helemaal geen moeite mee. Worden dat projectsubsidies zoals de verordening van de minister dat voorstelt, of worden het structurele subsidies? Daar zou ik graag wat helderheid over willen hebben. Als de beantwoording naar tevredenheid is, heb ik geen probleem met het overnemen van dit amendement.

Minister De Geus:

Voorzitter. Het gaat hier om de organisaties in het amendement genoemd en niet om andere organisaties. Zoals u weet, gaat het om projectsubsidies en niet om instellingssubsidies.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik kan mij de tirade van mevrouw Noorman wel voorstellen.

De voorzitter:

Ik vond het een gewone vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik kan mij de vragen van mevrouw Noorman wel voorstellen.

De voorzitter:

Maakt u toch niet alles groter dan het is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Maar ik zou zeggen: beter iets dan niets. Daarom kan ik instemmen met het overnemen van het amendement.

De voorzitter:

Het amendement-Bakker c.s. (stuk nr. 6) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Het is bijzonder om over hetzelfde onderwerp zowel een amendement als een motie in te dienen, zoals mevrouw Van Gent heeft gedaan. Wat de invulling en de doelstelling van het amendement betreft, kan ik mij heel goed voorstellen dat mevrouw Van Gent dit onderwerp nog eens aan de orde stelt. Bij de bespreking van het rapport van de Denktank in een algemeen overleg hebben wij dit al aan de orde gehad. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Denktank is een initiatief genomen in de begroting van VWS om de stimuleringsregeling BOS – buurt, onderwijs en sport – op te nemen. Die regeling is gericht op gemeentelijke ondersteuning bij de aanpak van achterstanden van jeugdigen van vier tot negentien jaar. Daaronder valt dus ook de doelstelling die mevrouw Van Gent daarnet heeft beschreven. In die zin is dit dus wel degelijk een gericht middel om aan haar wens tegemoet te komen. Vanuit die optiek is dit amendement als overbodig te beschouwen. Wat zij vraagt, bestaat al.

Daarbij komt nog dat de dekking in het amendement niet juist is. Van deze dekking kan mevrouw Van Gent bij bestudering van de antwoorden op de vragen, met name het antwoord op vraag 12, weten dat het gaat om een dekking uit een bedrag dat al juridisch is belegd. Dit zou alleen maar betekenen dat mevrouw Van Gent iets vermindert wat al aan gemeenten is toegezegd en daar geld uit neemt. Los van het feit dat dit sowieso al niet netjes is, is dit ook juridisch niet mogelijk.

In het algemeen ben ik van mening dat zaken als deze – dat is ook de logica achter het BOS-fonds – niet thuishoren op de begroting van Sociale Zaken, maar op die van VWS.

Over de motie kan ik heel kort zijn, omdat de argumenten – anders dan het argument van de dekking – die ik daarnet heb gegeven voor het amendement één op één van toepassing zijn op de motie. Het grote probleem hierbij is dan nog dat in de motie wel wordt ingevuld wat er zou moeten gebeuren, terwijl er niet over dekking wordt gesproken. Het gat ligt er, en het wordt een beetje aan het kabinet overgelaten om maar eens ergens te gaan zoeken. Dat lijkt mij tegen de achtergrond van het feit dat er al een voorziening is geen goede weg. De aanneming van zowel het amendement als de motie moet ik daarom ten sterkste ontraden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat de BOS-impuls hetzelfde regelt als wat ik vraag. Naar mijn mening is dat niet juist. Ik wil iets regelen voor de 372.000 arme kinderen in Nederland die nu niet lid kunnen worden van een sportclub omdat hun ouders daarvoor geen geld hebben. Het Jeugdsportfonds is daarmee bezig in de Randstad. Dat wil graag een landelijke dekking. De BOS-impuls regelt dat niet, omdat het daarbij gaat om projecten in buurten waar arme kinderen met elkaar kunnen sporten. Ik zou het leuk vinden als arme kinderen ook gewoon naar een sportclub kunnen, kleding krijgen en met de andere kinderen kunnen sporten. Dat is wat ik graag wil regelen. Dat is niet geregeld in de BOS-impuls. Ik wil niet op het verkeerde been komen te staan.

Staatssecretaris Van Hoof:

U moet mij ook niet op het verkeerde been zetten. Ik heb precies aangegeven waarvoor de stimuleringsregeling BOS bedoeld is. Die is bedoeld voor het ondersteunen van de aanpak van achterstanden van jeugdigen van vier tot negentien jaar. Dat is zodanig geformuleerd dat alle activiteiten, ook de activiteiten die mevrouw Van Gent schetst, eronder gevangen kunnen worden. Ik heb niet gezegd dat het hetzelfde is. Ik heb gezegd dat de stimuleringsregeling zodanig is geformuleerd dat de activiteiten die zij bedoelt daaronder gevangen kunnen worden. De gemeenten zouden in dezen een rol kunnen spelen. Zij zouden daarbij van de stimuleringsregeling-BOS gebruik kunnen maken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over het amendement en de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven