Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 98, pagina 6026-6027 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 98, pagina 6026-6027 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 juni 2005 over de doorgifte van publieke omroep via de kabel.
Mevrouw Örgü (VVD):
Voorzitter. Ik dien mede namens de heer Van Dam de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de publieke omroep afstand wil doen van de zogenaamde "nuloptie", door aan kabelbedrijven een vergoeding te gaan vragen voor openbaarmaking van zijn programma's;
constaterende dat de Europese Commissie de "nuloptie" in een eerste oordeel over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep beschouwt als concurrentievervalsing;
van mening dat van concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht op de kabel moet worden doorgegeven en de commerciële omroep op de kabel mag worden doorgegeven;
spreekt uit dat de publieke omroep uit de hem ter beschikking staande financiële middelen de vergoedingen betaalt voor de openbaarmaking van zijn programma's en de consument derhalve niet via de kabeltarieven of de tarieven van andere distributiekanalen met extra kosten voor openbaarmaking van zijn programma's (Nederland 1, 2, en 3 en radio 1, 2, 4, 3 FM en 747 AM) mag confronteren;
verzoekt de regering, in aanstaande besprekingen met de Europese Commissie over de structurele rijksbijdrage aan de publieke omroep, het standpunt in te nemen en uit te dragen dat de nuloptie niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing;
verzoekt de regering tevens, te bewerkstellingen dat de bestaande "nuloptie" onverkort en ongewijzigd wordt gehandhaafd zolang niet onomstotelijk vaststaat dat deze in strijd is met de Europese regelgeving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Örgü en Van Dam. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 239(29800 VIII).
Staatssecretaris Van der Laan:
Voorzitter. Wij hebben al vaker gesproken over de nuloptie en over de mogelijkheid van de publieke omroep om een vergoeding te vragen voor de doorgifte van haar programma's, en ook nu kan en wil ik niet anders dan de aanneming van deze motie ontraden, omdat wij de afgelopen jaren reeds door middel van een uitgebreide briefwisseling en in gesprekken met de Commissie over dit punt van gedachten hebben gewisseld. Herhaaldelijk hebben wij daarbij ook argumenten rond staatssteun en concurrentievervalsing gewisseld. Wij hebben voor de publieke omroep vooral de vrijheid bepleit om al dan niet te kiezen voor een nuloptie respectievelijk voor het doorberekenen van kosten of voor het vragen van vergoedingen voor de exploitatie van zijn rechten. Ook nu geef ik aan, juist in verband met de ontwikkelingen op de reclamemarkt en de derving van inkomsten, dat het voor de publieke omroep mogelijk moet zijn om op andere wijze, namelijk via de rechten, gebruik te maken van de exploitatie van die rechten.
Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. De argumenten zijn in de afgelopen debatten uitgebreid gewisseld en ik denk dat zij bekend zijn. Ik begrijp dat de leden een laatste poging van mij vragen om met de Europese Commissie hierover in gesprek te gaan, maar ik kan de indieners van de motie aangeven dat ik er de afgelopen twee jaar echt alles aan heb gedaan om de publieke omroep überhaupt de vrijheid te geven, een eigen afweging te kunnen maken tussen nuloptie en het exploiteren van de eigen rechten. Helaas heeft de Europese Commissie zeer standvastig aan haar opvatting vastgehouden dat de publieke omroep zelfs moet worden verplícht om voor haar rechten een vergoeding te vragen.
Voorzitter. Ik kan niet anders dan de aanneming van deze motie ontraden, omdat er een heel duidelijk standpunt ligt van de Europese Commissie. Ik heb noch de hoop, noch de verwachting dat de Europese Commissie op dat punt van mening zal veranderen.
De heer Van Dam (PvdA):
Voorzitter. Dat was natuurlijk allemaal bekend bij mevrouw Örgü en bij mij. Toch ligt die motie er, omdat wij vinden dat de staatssecretaris terug moet naar Brussel en daar maar zoveel mogelijk ruzie moet maken. Als die motie wordt aangenomen, gaat zij hem dan uitvoeren?
Staatssecretaris Van der Laan:
Voorzitter. Ook op een eerdere motie heb ik reeds aangegeven dat het kabinet ervoor kiest om die motie niet uit te voeren, omdat wij ten principale van mening zijn dat een publieke omroep bepaalde mogelijkheden moet hebben. Anders kan onbedoeld iedere commerciële partij ter wereld profiteren van het feit dat de publieke omroep duur betaalde producten verplicht gratis moet aanbieden. De financiële middelen die bij exploitatie van de rechten vrijkomen, vloeien weer terug naar de publieke omroep en komen ten goede aan de kwaliteit van de programma's. Ik ben dus ook zelf van mening dat het mogelijk moet zijn. Dat heb ik ook in vorige debatten gezegd en ik verschuil mij dus niet achter de Europese Commissie. Wanneer u mij echter vraagt om de Commissie daarin te weerstaan, geef ik aan dat wij daar de afgelopen twee, drie jaar uitgebreid over hebben gesproken met de Commissie en dat ik geen enkele illusie heb dat de Commissie op dat punt nog te vermurwen valt. Die illusie wil ik u dus ook niet geven. De Commissie is er zeer helder en zeer expliciet in, er zat geen millimeter tussen. Dan ga ik bij u ook niet de illusie wekken dat ik daar nog iets aan kan doen. Het is een procedure waarin de Europese Commissie per definitie een zeer zelfstandige rol heeft en een eigen bevoegdheid om een bindend oordeel uit te spreken over de positie van een land in relatie tot staatssteun. Uit onze communicatie met de Europese Commissie blijkt dat de Commissie daar zeer subiet in is.
De heer Van Dam (PvdA):
Voorzitter, voor alle helderheid. Op dit punt is al een keer een motie aangenomen. Die weigerde de staatssecretaris uit te voeren. Er ligt nu weer een motie en de staatssecretaris zegt: als die motie wordt aangenomen, voer ik haar weer niet uit.
Staatssecretaris Van der Laan:
Voorzitter. Het is geen kwestie van willen. U vraagt mij te handelen in strijd met het recht. Ik kan niet een motie uitvoeren die in strijd is met het recht. Het Europese recht wil het anders. Wij hebben met de Commissie de argumenten gewisseld, maar de Commissie heeft het recht om de regelgeving te interpreteren zoals zij dat wil. Zij heeft een uitspraak gedaan en staat in haar recht om dat te doen zoals zij dat wil. Als u mij vraagt te handelen in strijd met het recht, dan kunt u mij niet kwalijk nemen dat het kabinet zegt: wij kunnen die motie niet uitvoeren. Want ook op basis van jurisprudentie in andere landen, waar zich dezelfde voorvallen hebben voorgedaan, blijkt gewoon dat de rechter het steeds weer aftikt en partijen in het gelijk stelt over valse concurrentie. Wij hebben ook jurisprudentie waarin het auteursrecht prevaleert boven andere zaken. Het auteursrecht is dusdanig sterk dat dat een organisatie niet mag worden ontnomen. Ik heb geprobeerd dat uit te leggen in de vorige debatten. Het gaat wel heel ver om het kabinet te vragen in strijd te handelen met het recht.
Mevrouw Örgü (VVD):
Wij vragen het kabinet niet om in strijd met de wet te handelen, maar datgene te doen waarop wij recht hebben, namelijk dat wij ook in Europa een eigen inbreng kunnen hebben. Europa heeft op dit moment een eerste oordeel uitgesproken. Hier geven wij de staatssecretaris richtlijnen mee hoe zij zich in dit debat moet mengen. Als deze motie wederom wordt aangenomen, vraag ik mij af waarom de staatssecretaris die niet zou kunnen uitvoeren. Het is immers een normale gang van zaken dat moties door het kabinet worden uitgevoerd. Dat is de normale afspraak die wij hier in dit parlement hebben.
Staatssecretaris Van der Laan:
Ik heb gezegd dat ik de aanneming van deze motie ontraad. Van de andere motie heeft het kabinet gezegd die niet te kunnen uitvoeren. Als er een meerderheid voor deze motie is, zal ik daarmee terug moeten naar het kabinet, om te bezien in hoeverre zij uitvoerbaar is, net als de vorige, waarvan wij hebben uitgesproken dat zij naar het oordeel van het kabinet niet in redelijkheid uitvoerbaar is. Ik zeg niet dat ik deze motie niet zal uitvoeren, maar wel dat ik de aanneming sterk ontraad. Dat mag ik hier ook uitspreken. Dit wordt dan de handelwijze.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over de ingediende motie te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-6026-6027.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.