Aan de orde zijn de stemmingen over de aanbevelingen in hoofdstuk 8.1. van het rapport van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (29283), te weten:

- aanbeveling 1: Om de koppeling te leggen met bestaande wet- en regelgeving en om de Procedureregeling Grote Projecten een meer bindend karakter te geven, wordt voorgesteld deze op te waarderen tot een protocol Procedure- en Informatieregeling Grote Projecten dat dient te worden overeengekomen tussen kabinet en Tweede Kamer;

- aanbeveling 2: Om de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de integrale beleidsafweging (inclusief financiering) van potentiële grote projecten te vergroten, wordt een wijziging van de Wet Fonds Economische Structuurversterking voorgesteld;

- aanbeveling 3: Om de verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer bij grote projecten tot zijn recht te laten komen, wordt voorgesteld de Tracébesluiten van grote infrastructurele projecten te integreren in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en daarin tevens een evenwichtiger rolverdeling tussen de verschillende bewindspersonen te regelen;

- aanbeveling 4: Om de contacten tussen leden van de Tweede Kamer en rijksambtenaren te normaliseren en de informatievoorziening aan de Tweede Kamer over technische aspecten van grote projecten te verbeteren, wordt voorgesteld de "Aanwijzing externe contacten rijksambtenaren" te versoepelen;

- aanbeveling 6: Voor de onderwerpen projectorganisatie, projectbeheersing en risicomanagement, publiek-private samenwerking en contractering liggen er fundamentele beleidsopgaven, waarover wordt voorgesteld het kabinet te verzoeken om op korte termijn met fundamentele beleidsnota's en beleidswijzigingen te komen. Ten aanzien van de projectorganisatie vraagt de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten bijzondere aandacht voor de herijking van de gedragsregels, waar het gaat om ingehuurd personeel en hun geheimhoudingsplicht;

- aanbeveling 9: Om in aanvulling op de activiteiten van het kennis- en controlecentrum over meer specialistische kennis te kunnen beschikken, wordt voorgesteld om de planbureaus een onafhankelijke positie te geven door wettelijk een gelijkwaardige toegang voor kabinet en Tweede Kamer tot de onderzoekscapaciteit van de planbureaus vast te leggen. Daarnaast wordt voorgesteld om de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) een planbureaustatus te geven, wellicht door samenvoeging met het Ruimtelijk Planbureau;

- aanbeveling 10: Omdat tussen een rondetafelgesprek en een parlementair onderzoek een grote afstand zit, wordt voorgesteld om het instrument van de parlementaire hoorzitting te herijken. Dit instrument moet kunnen worden ingezet als een onderzoeksmethode waarbij gehoorden moeten kunnen worden ondervraagd door leden van een Kamercommissie met het oog op onderwerpen die bij de Tweede Kamer in behandeling zijn. Daarbij moet ook de mogelijkheid geopend worden dat direct verantwoordelijke ambtenaren bij een project of een wetsvoorstel zonder tussenkomst van de minister kunnen worden gehoord.

(Zie vergadering van 8 juni 2005.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie meent dat de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten, de commissie-Duivesteijn, een goede basis heeft gelegd voor transparante en afgewogen besluitvorming over grote projecten. Wij stemmen daarom ook in met de meeste aanbevelingen van de commissie met uitzondering van de aanbevelingen 2 en 10. De toezegging van de minister in het debat inzake aanbeveling 2 is in onze ogen sterker dan het conceptwetsvoorstel in het rapport. De Kamer krijgt met het voorstel van de minister meer inzicht in en greep op de besteding van FES-middelen. Dit geldt ook voor de afweging tussen projecten. Bij aanbeveling 10 blijft voor ons een probleem dat het horen van ambtenaren bij hoorzittingen zonder tussenkomst van de minister een ongewenst uitholling van de ministeriële verantwoordelijkheid is. Wel zijn wij voorstander van herijking van het instrument parlementair hoorzitting. Onze fractie zal om deze redenen unaniem tegen beide aanbevelingen stemmen.

In stemming komt aanbeveling 1.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze aanbeveling met algemene stemmen is aangenomen.

Ik merk op dat de Groep Nawijn niet aanwezig is.

In stemming komt aanbeveling 2.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Lazrak, de Groep Wilders, D66, de ChristenUnie, de SGP en de LPF voor deze aanbeveling hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt aanbeveling 3.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze aanbeveling met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt aanbeveling 4.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze aanbeveling met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt aanbeveling 6.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze aanbeveling met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt aanbeveling 9.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze aanbeveling met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt aanbeveling 10.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de Groep Lazrak, de Groep Wilders, D66 en de LPF voor deze aanbeveling hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven