Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 juni 2005 over het ACVZ-advies Tegen de wil achtergebleven vrouwen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Gisteren voerden wij een uitgebreid debat over de positie van achtergelaten vrouwen in Marokko, Turkije en andere landen. Een deel van het debat ging over de uitvoering van de motie van mevrouw Hirsi Ali. De minister wil hieraan geen uitvoering geven. Mijn motie gaat daarover.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer de motie-Hirsi Ali c.s. (29742, nr. 5) heeft aangenomen;

overwegende dat deze motie de regering vraagt om voor de vrouwen die aantoonbaar slachtoffer zijn van achterlating en die zorg hebben voor kinderen met een Nederlandse nationaliteit, de terugkeer naar Nederland te bespoedigen en om hun een zelfstandige verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd te geven;

overwegende dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij brief van 27 juni 2005 (535004/05/DVB) aan de Kamer heeft laten weten dat zij de genoemde motie niet zal uitvoeren en onder meer heeft aangevoerd:

  • 1. dat uitvoering van de motie-Hirsi Ali c.s. indruist tegen het emancipatiebeleid van dit kabinet;

  • 2. dat het risico bestaat dat vrouwen kinderen kunnen gaan krijgen om binnen drie jaar een zelfstandige verblijfstitel te bemachtigen;

  • 3. dat uitvoering van de motie het risico van misbruik in de hand werkt;

overwegende dat deze argumenten op geen enkele manier recht doen aan de schrijnende situatie van vrouwen en kinderen die tegen hun wil in landen als Marokko en Turkije worden achtergelaten;

verzoekt de regering, alsnog de motie-Hirsi Ali c.s. uit te voeren en zorg te dragen voor steun en hulp aan vrouwen met kinderen met de Nederlandse nationaliteit om naar Nederland terug te keren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(29742).

Minister Verdonk:

Voorzitter. Wij hebben eerder deze week inderdaad een debat gevoerd over de schrijnende situatie waarin achtergelaten vrouwen en ook kinderen terechtkomen als zij in het land van herkomst worden achtergelaten zonder geldige verblijfspapieren. Ik heb in dat debat gezegd dat ik de motie-Hirsi Ali wel degelijk uitvoer. In de brief staat ook dat ik de motie niet naar de letter, maar naar de bedoeling zal uitvoeren. Dit betekent dat ik op individuele basis ga bepalen of vrouwen wel of niet in aanmerking komen voor een snellere reis naar Nederland. Ook ga ik individueel beoordelen of zij in aanmerking komen voor een zelfstandige verblijfsvergunning. In deze motie wordt de regering verzocht, alsnog de motie-Hirsi Ali c.s. uit te voeren en zorg te dragen voor steun en hulp aan vrouwen met kinderen met de Nederlandse nationaliteit om naar Nederland terug te keren. Ik zie in deze motie geen enkele toegevoegde waarde en ik ontraad de aanneming ervan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie aan het einde van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven