Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 juni 2005 over de verpleeghuiszorg.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik zal het niet te lang maken, omdat wij alle inhoudelijke discussies al lang en breed gevoerd hebben. Sinds de eerste dag dat ik Kamerlid ben, voer ik die discussies met verschillende staatssecretarissen. Mijn wensen zijn duidelijk. Ik beperk mij dus gewoon tot het indienen van twee moties.

De eerste motie gaat over een noodfonds. Ik pleit daar al heel lang voor. De nood wordt steeds hoger, dus ik blijf daarvoor pleiten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorg in de verpleeghuizen tekortschiet;

van mening dat meer gekwalificeerd personeel de situatie zal verbeteren;

verzoekt de regering daarom, een noodfonds in te stellen:

  • - specifiek meer handen aan het bed en meer gekwalificeerd personeel;

  • - waarbij verpleeghuizen ook verantwoorden dat het daaraan uitgegeven wordt; - aangeven dat de situatie erdoor verbetert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 186(29800 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. In de tweede motie wordt wat specifieker ingegaan op de wens om minder managers en meer handen in de zorg te hebben. Het gaat dus om meer mensen op de werkvloer. Als men dan niet bereid is om in het algemeen meer geld uit te trekken om de werkdruk in de verpleeghuizen te verlagen, dan is dit misschien een optie waarvoor mogelijk een Kamermeerderheid te vinden is. Volgens mij is iedereen het hier inhoudelijk mee eens. Soms moet je iets stimuleren als je iets wilt bereiken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van een grote werkdruk in de verpleeghuizen;

verzoekt de regering, een plan op te zetten waarin verpleeghuizen een bonus ontvangen, indien zij kunnen aantonen dat er minder managers ingezet worden ten gunste van meer personeel op de werkvloer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187(29800 XVI).

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. Ik zal meteen mijn motie voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onderzoek van de commissie-Kennedie helaas geen antwoord heeft opgeleverd op de vraag of het budget voor de verpleeghuiszorg toereikend is;

van oordeel dat het uitblijven van dit antwoord remmend werkt op de noodzakelijke vernieuwingen in deze sector;

van oordeel dat in de verpleeghuiszorg op korte termijn nieuwe tarieven noodzakelijk zijn die gebaseerd zijn op de door de sector ontwikkelde normen voor verantwoorde zorg en die rekening houden met de toegenomen zwaarte van de te leveren zorg;

verzoekt de regering, het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) te vragen deze tarieven op te stellen en deze samen met de begroting VWS voor het jaar 2006 aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet, Lambrechts, Azough en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 188(29800 XVI).

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Nog steeds heeft de Kamer geen inzicht gekregen in de vraag waarom het ene verpleeghuis wel in staat is goede zorg te bieden en het andere niet. Ook de vraag of de bekostiging toereikend is om kwalitatief verantwoorde zorg te kunnen bieden, is nog steeds niet beantwoord. D66 acht het een taak van de Kamer om ervoor te zorgen dat die vragen worden beantwoord. Als Kennedie en Twijnstra Gudde ons die antwoorden niet kunnen geven, moet de Algemene Rekenkamer dat maar doen, in samenwerking met het CTG. De Algemene Rekenkamer heeft al vaker bewezen, met dit soort vragen om te kunnen gaan. Ik snap overigens dat het verbetertraject niet op de uitkomst van dat onderzoek kan wachten. Als het onderzoek leidt tot nieuwe inzichten, moet het mogelijk zijn het beleid te wijzigen. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tweede Kamer er behoefte aan heeft te weten waarom sommige verpleeghuizen wel uitkomen met de financiële middelen die hen ter beschikking staan en andere verpleeghuizen niet;

overwegende dat de Tweede Kamer het als haar taak beschouwt, inzicht te verwerven in de toereikendheid van de financiële middelen voor verantwoorde verpleeghuiszorg en inzicht in de doelmatigheid van de inzet;

verzoekt de regering, de Algemene Rekenkamer en het CTG te verzoeken, gezamenlijk onderzoek te doen naar de toereikendheid en de doelmatigheid van de bekostiging van verpleeghuiszorg, gerelateerd aan de normen voor verantwoorde zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Verbeet en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189(29800 XVI).

Mevrouw Kant (SP):

We zitten natuurlijk niet te wachten op een onderzoek waar wij niets aan hebben. Ik ben blij dat ook u vindt dat verbeteringen niet kunnen wachten op dat het onderzoek. Daarom neem ik aan dat u de net ingediende moties zult steunen. Wordt in het door u bepleite onderzoek het management en het budget dat het verpleeghuis krijgt in relatie gebracht met de geleverde zorg? Anders hebben wij er weer niets aan.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Vanzelfsprekend. Er wordt onder andere een relatie gelegd tussen de omvang van de financiële middelen en de geleverde zorg.

De voorzitter:

De staatssecretaris krijgt de gelegenheid om de laatst ingediende motie even te bekijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Mevrouw Kant vraagt om een noodfonds. Op dit moment ben ik bezig met de voorbereiding van de zorgzwaartebekostiging die per 1 januari 2007 moet ingaan. Ik had het plezierig gevonden als het eerder was gebeurd, maar het kon nu eenmaal niet sneller. Zolang die bekostiging er niet is, zet ik € 40 mln. in om de knelpunten op te lossen in deze sfeer. Ik doe er op dit moment dus alles aan om tussentijds middelen te verschaffen voor de knelpunten en daarna structurele oplossingen te vinden voor de zorgzwaarteproblematiek. De constatering dat "de" zorg in "de" verpleeghuizen tekortschiet, is voor mij al voldoende reden om de motie te ontraden. Ik ben het daar volstrekt niet mee eens. Verder heb ik al voldoende maatregelen genomen.

De tweede motie van mevrouw Kant gaat over een bonus voor verpleeghuizen als deze kunnen aantonen dat zij minder managers inzetten ten gunste van meer personeel op de werkvloer. Deze motie lijkt mij op het eerste gezicht sympathiek, omdat zij streeft naar zo weinig mogelijk overhead en zo veel mogelijk handen aan de bedden. Ik vraag mij echter af of je daar een bonus voor moet geven, omdat dit streven me normaal lijkt. Een goed voorbeeld doet goed volgen, vele voorbeelden laten zien dat het mogelijk is. Het idee vind ik sympathiek, maar een bonus lijkt mijn geen juiste prikkel. Ik kan mij voorstellen dat wij zoiets kunnen bewerkstelligen door goede voorbeelden te laten zien aan verpleeghuizen en die tot norm te stellen, zodat dit ook elders de praktijk wordt. Overigens, voorzover mij bekend is de overhead in verpleeghuizen gering. Op dit moment zie ik veel in ontbureaucratisering en vermindering van de werkdruk door minimalisering van het schrijf- en regelwerk op de werkvloer. De strekking van de motie is dus sympathiek, maar een bonus lijkt mij geen goede prikkel. Hetzelfde doel streef ik na met ander maatregelen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben het helemaal met de staatssecretaris eens dat dit sowieso al moet gebeuren, maar dat betekent niet dat zo'n bonus geen prikkel kan vormen. Het is wel vaker zo dat wat stimuleringsmaatregelen beogen, sowieso al moet gebeuren; dat neemt echter niet weg dat die toch een steuntje in de rug kunnen vormen. Dat steuntje zullen ze in de sector echt wel voelen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik begrijp wat u wilt bewerkstelligen, maar vermindering van het management kan ook door andere prikkels worden bereikt dan een bonus. Ik kan mij zelfs voorstellen dat zorgverzekeraars in een bepaald verpleeghuis teveel management, overhead of kader in vergelijking met mensen op de werkvloer constateren en hun inkoop van zorg daardoor heroverwegen. U zoekt het in de positieve prikkel, ik zoek het eerder in het stellen van normen en in goede voorbeelden die moeten worden gevolgd. Ik ontraad de motie dus, maar zie het positieve dat u wilt bewerkstelligen. Ik acht het niet uitgesloten dat positieve prikkels kunnen werken, maar ik zie een financiële bonus niet zitten.

Nu de moties over onderzoeken. Ik zal in gesprek gaan met het CTG en met de Algemene Rekenkamer om de mogelijkheden van deze moties na te gaan. In de motie van mevrouw Verbeet c.s. staat dat de tarieven al met de begroting voor 2006 aan de Kamer moeten worden gepresenteerd. Ik zal met het College moeten overleggen of het mogelijk is. Het moet werkbaar zijn, en ik zal met hen daarover spreken. Gezien de mogelijkheden die ik voor ogen zie, lijkt het mij een schier onmogelijke taak, maar ik zal samen met het college bezien wat mogelijk is en de Kamer daarover berichten.

Over een onderzoek door de Algemene Rekenkamer heeft mevrouw Lambrechts gezegd: als het lang moet duren, zij het zo, maar het moet wel worden afgestemd met het CTG. Ik begrijp van haar dat zij vindt dat zaken niet zo door elkaar moeten lopen dat wij niets meer zouden hebben aan de uitkomst, maar wij moeten ook doorgaan met het proces van het vaststellen van tarieven voor zorgzwaarte. Daarmee kan ik niet wachten. Ik zal in gesprek gaan met de Algemene Rekenkamer en bezien hoe de motie kan worden uitgevoerd. Ik ben van mening dat onderzoek, in combinatie met ontwikkeling en zorgzwaartefinanciering en de tarieven voor de functiegerichte bekostiging, als eenheid bezien moeten worden. Deze trajecten zijn essentieel voor de toekomstige financiering in de zorg.

Mevrouw Lambrechts (D66):

U zult begrijpen dat het niet tot sint-juttemis moet duren; hoe eerder, des te beter. Ik wil echt de druk op de ketel houden. Goed onderzoek heeft soms echter tijd nodig, dus ik noem geen termijn.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik herinner mij dat het onderzoek van de heer Kennedie is voorgelegd aan het Onderzoeks- en verificatiebureau van de Tweede Kamer. Ik kan mij voorstellen dat u wilt dat het onderzoek van de Algemene Rekenkamer dezelfde toets der kritiek moet kunnen doorstaan. Ik zal bezien wat daarmee kan worden gedaan. Ik zeg de Kamer toe dat ik met beide colleges zal overleggen en dat ik de Kamer zal berichten over de wijze waarop de motie uitgevoerd zou kunnen worden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties aan het einde van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven