Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Voorjaarsnota 2005 met bijbehorende suppletoire begrotingen (30105).

(Zie vergadering van 28 juni 2005.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister van Financiën op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Zalm:

Voorzitter. Bijna iedereen heeft gesproken over de economische ontwikkelingen. Helaas moet worden geconstateerd dat het Centraal Planbureau de zaken weer ietsje naar beneden heeft bijgesteld. Gelukkig houdt het CPB de moed er wel in, want in de publicatie van juni werd in een apart kopje gemeld dat er licht aan het einde van de tunnel is. De prognose is neerwaarts bijgesteld, vooral op grond van de internationale conjunctuur en de hoge olieprijs. Overigens is dat niet een exclusief Nederlandse aangelegenheid; het verschijnsel dat de kortetermijnramingen neerwaarts worden bijgesteld doet zich ook in andere landen voor.

Het consumentenvertrouwen staat niet op een historisch dieptepunt, in tegenstelling tot wat de heer Crone zei. Sinds medio 2003 is er een trendmatige stijging van het consumentenvertrouwen, hoewel de laatste twee maanden een daling laten zien. Ook heeft de heer Crone een vergelijking gemaakt met de periode-Lubbers, 1982-1984, toen er volgens hem wel vertrouwen was. Het consumentenvertrouwen in die periode stond op min 34, terwijl het tijdens de kabinetsperiode-Balkenende I min 26 bedroeg. Het consumentenvertrouwen was toen dus nog een stuk somberder dan thans. Dat komt waarschijnlijk mede door de toen zeer omvangrijke begrotingstekorten van 5 à 6%. Dat heeft destijds, denk ik, niet bijgedragen aan het vertrouwen.

Ook het niveau van de particuliere consumptie en het niveau van de besparingen wijzen niet op een geweldige spaarwoede. De individuele spaarquote beloopt, los van de contractuele verplichtingen, zo'n 2%. Historisch gezien is dat aan de lage kant. Dit is natuurlijk wel een jaar waarin de koopkracht van de mensen gemiddeld in de min staat. Het CPB heeft het in de publicatie waarover ik al eerder sprak over een mediane koopkracht van min 1,5%. De consumptie doet min 3,75%. Dat is volgens mij de hoofdverklaring en daar hoef je niet al te veel vertrouwenselementen bij te voegen om te duiden hoe dat zit. Ook als je naar omringende landen kijkt, dan geeft een uitbundiger begrotingsbeleid geen garanties voor een gunstige economische ontwikkeling. De Italianen hebben de enorme daling van de rentelasten inmiddels door middel van uitgaven weer de deur uitgewerkt. Het is niet zo dat de Italiaanse economie nu floreert dankzij het ruime bestedingsbeleid dat daar is gevoerd. Integendeel: de Italiaanse economie is ook in grote problemen gekomen. Dat geldt eigenlijk ook voor de Duitse economie, waar lastenverlagingen naar voren zijn getrokken zonder dat dit een merkbaar effect had op de economie.

De heer Crone (PvdA):

Hartelijk dank dat u uitgebreid op dit punt ingaat, want dit is voor mij het kernpunt. Ik heb juist gezegd dat het helemaal niet zo is dat je de economie uit de prut trekt als je lastenverlichting geeft of tekorten opvoert. Dat zou plat keynesiaans denken zijn. Ik heb juist benadrukt dat iedere lastenverlichting paarlen voor de zwijnen is als de burgers er geen vertrouwen in hebben, zelfs die van ons. Wat betreft het consumentenvertrouwen in de tijd van Lubbers kunt u gelijk hebben, maar het vertrouwen van de burgers was kennelijk wel zo groot dat zij gingen ontsparen.

De voorzitter:

Gezien het schema moet ik alle woordvoerders vragen om korte vragen te stellen, want anders zitten wij hier zondagmiddag nog.

Minister Zalm:

Ik accepteer gaarne de lofzang op het CDA/VVD-kabinet Lubbers. Blijkbaar waren dat de echt goede tijden, maar ik geloof niet dat de toenmalige oppositie dat destijds zo zag. Ik verwijs naar de feiten. Het consumentenvertrouwen is wat burgers vooral drijft in hun economisch gedrag. Dat was toen nog aanzienlijk negatiever dan het thans is.

Vervolgens kom ik op de opmerking van de heer Crone over de opeenstapeling van hervormingen. Zijn betoog is dat er zoveel wordt hervormd dat de mensen daar zeer onzeker van worden. Het gaat bijvoorbeeld om de WW, de WAO, VUT/prepensioen en het zorgstelsel. In eerste instantie merk ik op dat dit allemaal zaken zijn die in 2006 ingaan. Dit is ook een reactie op de heer Bakker en zijn boter-bij-de-visbetoog. Het is niet ondenkbaar dat mensen vooruitkijken, maar de consumptieontwikkeling in verhouding tot de koopkrachtontwikkeling laat geen vreemde afwijking zien. Het is niet zo dat plotseling de spaarwoede heeft toegeslagen. Het is meer de algemene loonmatiging annex het krappe budgettaire beleid vanwege de aanpassingen die de binnenlandse bestedingen wat afknijpt. Dat is niet anders. Het is nodig om de zaak voor de middellange termijn weer op orde te brengen.

Hoewel de heer Crone veel spreekt over het teveel aan hervormingen, fasering van hervormingen en de stapeling van hervormingen, is het opvallend dat er op dit punt niets in zijn tegenbegroting staat. Er wordt geen voorstel gedaan om iets uit te stellen of een andere fasering toe te passen. Ik constateer met enige vreugde dat er blijkbaar vanuit wordt gegaan dat alle hervormingen van het kabinet gewoon doorgaan op het moment dat zij zijn gepland.

De heer Crone (PvdA):

Ik moet dit helaas weerspreken. De tegenbegroting komt in september. Pas vanavond wordt in de Kamer gedebatteerd over de vraag of de hele zorg wel doorgaat. In september zult u zien welke hervormingen wij veranderen. Ik heb bijvoorbeeld voorgesteld om de nominale premie een stuk lager vast te stellen, want dan hoeft u 6 miljoen mensen niet onzeker te maken met het rondpompen van geld. Dat is maar één voorbeeld. Ik heb echter ook de pensioenen en andere zaken genoemd. Onze voorstellen komen in september, maar ik kan ze u alvast sturen. Dan kunt u er rekening mee houden en dan hoef ik geen tegenbegroting te maken.

Minister Zalm:

Ik heb hier een stukje van de PvdA waarin € 2,2 mld. wordt uitgetrokken. Dat is niet mis. Ik stel alleen vast dat er met betrekking tot de hervormingen geen voorstellen met financiële gevolgen bij zitten.

De heer Crone (PvdA):

Dan hebt u de zin niet gelezen waarin staat dat het de voorstellen voor 2005 zijn. Deze voorstellen lopen hooguit vooruit, maar er komen nog aanvullende voorstellen in de tegenbegroting. Dat is toch vanzelfsprekend?

Minister Zalm:

Dan wachten wij dat wel af. De rekening wordt ongetwijfeld nóg hoger en het is nu al niet mis. De PvdA zet in 2006 € 2,2 mld. in. Daar zit een dekking bij, namelijk de aardgasbaten. Die zijn echter ook al in het CPB-beeld vervat. Die baten zitten al in de ramingen van het CPB. Uit het openbare stuk van het CPB van medio juni blijkt dat het tekort voor 2005 op 2,1% zal uitkomen – dat is gunstiger dan de Voorjaarsnota – maar dat het volgend jaar weer oploopt. Als wij die € 2,2 mld., dus 0,4 tot 0,5% van het bbp, erbij optellen – er kan eventueel 40% van worden afgetrokken voor de inverdieneffecten – komen wij als wij het PvdA-voorstel volgen op een tekort van rond de 2,5% uit en zitten wij weer in de gevarenzone waar wij net uitgekomen zijn. Dan loopt het tekort fors op in een jaar waarin de conjunctuur weer aantrekt. Of dat verstandig beleid is, durf ik te betwijfelen.

De heer Crone (PvdA):

Om de tijd te bekorten, vraag ik de minister om te reageren op wat wij hebben voorgesteld. Dat gaat over de begroting van 2005. Er staat nadrukkelijk in de tekst dat de begroting voor 2006 nog zal volgen. Daarin zullen wij alles keurig dekken, net als vorig jaar. Wij kunnen uren tijd verliezen als de minister voortdurend dingen roept die ik niet heb gezegd.

Minister Zalm:

Ik heb hier een stuk dat ik denk ik ook namens de heer Crone heb ontvangen.

De heer Crone (PvdA):

Dat stuk is via het ANP verspreid, dus daar is niets geheims aan.

Minister Zalm:

Er staat op "PvdA Alternatieven Voorjaarsnota". Er staat een tabel in met "kosten 2005" en "kosten 2006". De kosten 2006 van de voorstellen die nu bij de Voorjaarsnota worden gedaan, belopen € 2230 mln., dus € 2,23 mld. De gasbaten staan daar als grote dekking tegenover. Die gasbaten zitten ook in het CPB-beeld. Ik stel vast dat in dat stuk dat waarschijnlijk nog verder wordt aangepast in september – dan zal het bedrag waarschijnlijk nog wat oplopen – € 2,2 mld. aan extra uitgaven wordt voorgesteld. Die zijn ongedekt, dus die zullen ten laste van het begrotingstekort komen. Dat betekent dat het kleine oploopje dat het CPB nog voorziet – het zal allemaal wel weer anders blijken in september – gewoon een grote oploop wordt.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter, ik wil de discussie afronden om de tijd te bekorten. Ik verzoek u om onze alternatieve voorjaarsnota aan de Handelingen toe te voegen zodat iedereen kan lezen dat de minister nu ongeveer zeven onwaarheden heeft gesproken over dat stuk. Dan hoef ik die niet allemaal te herhalen. Wij geven in het stuk alleen maar aan dat wij de kosten voor 2005 in structurele termen voor 2006 weergeven, juist om ons kwetsbaar op te stellen. Wij waren veel goedkoper uit geweest, namelijk met € 600 mln., als wij alleen maar hadden aangegeven wat de kosten voor 2005 zijn. Dan had de minister hier een verhaal gehouden dat de PvdA-fractie het goedkoop maakt met € 600 mln., maar dat dit de facto € 2,2 mln. is in 2006. Dan had ik hem ook gelijk gegeven. Hij maakt nu werkelijk een canard van dit soort debatten. Het is hier sinds jaar en dag gebruikelijk dat wij bij de Voorjaarsnota alleen maar maatregelen kunnen voorstellen voor het lopende begrotingsjaar. Dat staat ook in de Comptabiliteitswet. De voorstellen voor het volgende jaar komen in september, zowel van de minister als van mij.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

Minister Zalm:

Met het laatste ben ik het eens mijnheer Crone, maar dan moet u zich er ook aan houden. Als u alleen maar voorstellen voor 2005 wilt doen, moet u natuurlijk geen voorstellen voor 2006 doen. De lijst is vooral voor 2006 zeer omvangrijk en volumineus. Wij komen daar bij prinsjesdag nog wel weer op terug. Dan krijgen wij een nog grotere lijst en dan zal wel blijken hoe het precies zit. Op dit moment zou ik in elk geval het plan van de PvdA-fractie als ondeugdelijk willen kwalificeren.

De heer De Nerée heeft met vreugde vastgesteld dat er in de Voorjaarsnota toch nog voor een paar zaken geld is gevonden. Dat stemt mij ook tevreden. Ik ben het ook met hem eens dat een groot deel van het tekort een conjunctureel karakter heeft, maar daarmee is natuurlijk niet de hele kous af. Zijn pleidooi om nu wel hervormingen door te voeren en geen extra bezuinigingen en lastenverzwaringen, kan ik delen. Ik heb al het een en ander gezegd over het economisch herstel. Overigens is in 2004 ook gebleken dat, in afwijking van eerdere verwachtingen, de Nederlandse ontwikkeling veel minder afwijkt van het Europese gemiddelde dan eerder was gedacht. Ik sluit niet uit dat wij dat voor 2005 ook kunnen vaststellen. De prognoses voor Nederland van internationale organisaties zijn niet zo verschrikkelijk afwijkend van die voor andere landen. Het punt ten aanzien van het EMU-saldo en de lagere overheden heb ik schriftelijk beantwoord, net als het punt over de link van de bouwplannen met het milieu en de luchtkwaliteit.

Voor 2006 bepleit de heer De Nerée om vooral oog te hebben voor de hoge kosten voor gezinnen met kinderen. Dat onderwerp leeft ook in het kabinet. In het kabinet hebben wij afgesproken dat wij in augustus zullen kijken of wij nog ruimte kunnen vinden voor kinderopvang, in het bijzonder voor een tabelaanpassing, en voor afschaffing van het lesgeld. Op dit moment bestaat deze ruimte nog niet.

De heer De Nerée stelt terecht kritische kanttekeningen bij het werkgeversgedrag ten aanzien van de kinderopvang. Tegelijkertijd met het sociaal akkoord is door de vakbeweging en werkgevers een oproep gedaan aan de bij hen aangesloten leden en organisaties om van de kinderopvang een belangrijk punt te maken in het cao-overleg. Wij zullen in de komende maanden vanzelfsprekend nauwlettend volgen of daar wat van terecht komt.

Er kan een moment ontstaan om andere manieren te overwegen als het via de cao niet blijkt te kunnen worden geregeld. Het zou dan ook bij wet geregeld kunnen worden. Daarvoor is het nu echter nog te vroeg.

De sociale partners hebben naar mijn mening het recht op een laatste kans. Zelf willen zij die ook graag. Als die laatste kans echter niet wordt gegrepen, is het naar mijn mening tijd om de werkgevers op een andere manier op hun verantwoordelijkheid aan te spreken.

Mevrouw Kant (SP):

Dat klinkt heel goed en vraagt om meer. Als minister Zalm zegt dat hij de werkgevers gaat aanspreken, wil dat dan zeggen dat hij het verplicht gaat stellen?

Minister Zalm:

Er zijn verschillende mogelijkheden. Het komt inderdaad neer op een wettelijke verplichting.

Mevrouw Kant (SP):

Zoals u weet mag dat van mij nu al. Misschien zit het er aan te komen en misschien dat deze druk zal helpen. Ik neem aan dat de minister bedoelt dat er verbeteringen kunnen komen in de sfeer van de tegemoetkomingen, wanneer hij het heeft over andere manieren om wat te doen voor de kinderopvang?

Minister Zalm:

De nieuwe tabel heeft de lagere inkomens een voordeel gebracht. Dit is ten laste gegaan van de middeninkomens en de hogere inkomens. Mede met het oog op de arbeidsparticipatie willen wij kijken of voor hen verbeteringen kunnen worden aangebracht. Ik merk daarbij wel op, dat ik er nog geen geld voor heb gevonden.

Bij de Miljoenennota toonden de uitgavenkaders nog een aanzienlijke onderschrijding. De heer Vendrik heeft daarover een opmerking gemaakt. Inmiddels zijn die echter, als ik het even huiselijk mag uitdrukken, volgelopen. Wij dreigen er zelfs overheen te gaan. In de aanloop naar augustus heb ik dus echt nog wel het nodige te doen om de ruimte die het kabinet wil vinden ten behoeve van de kinderopvang en de afschaffing van het lesgeld te vinden binnen de bestaande uitgavenkaders.

Ik ben daarom terughoudend om nu al enthousiast te zijn over de afschaffing van het lesgeld met ingang van dit schooljaar.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Blok nog een vraag wil stellen over het vorige onderdeel.

De heer Blok (VVD):

Ik kom nog even terug op de kinderopvang. De minister wijst terecht op de rol van de werkgevers. Bij cao-onderhandelingen zitten echter twee partijen aan tafel. Zetten de vakbonden in op vroegpensioen? Op het tweede ziektewetjaar? Kennelijk doen zij dat te weinig op de kinderopvang. Ik zou het terecht vinden als de minister ook daarop zou wijzen.

Minister Zalm:

Laat ik dan ook de vakbeweging maar aanspreken. Ook zij zijn gehouden om de kinderopvang als pièce de résistance in te brengen bij de cao-onderhandelingen. Op dit moment zijn nog niet zoveel cao's afgesloten. In augustus zullen wij er wat meer zicht op hebben. Dan zal het kabinet zich erop moeten beraden wat terecht is gekomen van de oproep aan de aangesloten vakbonden en de werkgevers om iets te doen aan de kinderopvang.

De kwestie van de tabel staat los daarvan. Deze regardeert de overheid. Deze zomer zal ik met de stofkam door de begroting en de ramingen gaan om te proberen hiervoor ruimte te vinden.

De voorzitter:

Betreft uw vraag dit punt of het lesgeld, mijnheer Van As?

De heer Van As (LPF):

Het is een combinatie van beide. De minister gedraagt zich als een in zekere zin behoudende minister van Financiën. Ik bedoel dat in de goede zin van het woord, als voorzichtig. Daar heb ik alle respect voor. Ik wil de minister wel het volgende verzoeken.

Ik meen dat de wens tot lastenverlichting voor de burgers en het bedrijfsleven Kamerbreed wordt gedragen. Dat kun je invullen door het gedeeltelijk verlagen van de energiekosten, de kinderopvang of afschaffing van het schoolgeld. Dat zijn allemaal prima, oorbare voorstellen. Ik verzoek de minister dan echter wel om dat duidelijk te maken. Ik neem aan dat hij nog op de beleidsaanbevelingen van de Raad van Economische Adviseurs ingaat, alsmede op de wijze waarop hij daarmee zal omgaan bij de presentatie van de begroting 2006. Kan de minister ook een zuiver beeld geven van de mogelijkheden, zodat de Kamer met voorstellen voor lastenverlichting kan komen? Ik pleit ervoor dat wij niet worden geconfronteerd met een situatie die vergelijkbaar is met die van de heer Verhagen. Toen moest er in het kader van de gezondheidszorg een dekking worden gevonden en kreeg minister Zalm de opdracht om de dekkingswijze aan te geven.

Minister Zalm:

Uiteraard staat het de Kamer altijd vrij om wijzigingen aan te brengen in de voorstellen van het kabinet, zeker als er in een dekking is voorzien. In de motie van de heer Verhagen, waarop de heer Van As doelt, was wel degelijk een dekkingsvoorstel opgenomen.

De heer Van As (LPF):

Ja, maar die dekking is door de minister aangegeven.

Minister Zalm:

Dat is niet juist. De coalitie heeft zelf een dekkingsvoorstel gedaan. Wij hebben toen echter wel assistentie verleend en zijn nagegaan of het dekkingsvoorstel goed was, want daartoe zijn wij altijd bereid. Mijn probleem bij het lesgeld is dat er een paar complicaties zullen optreden als wij dat met ingang van het nieuwe schooljaar afschaffen. In de eerste plaats moet dat bij wet gebeuren. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel niet eerder dan in oktober aanstaande zal worden aanvaard. Als wij desalniettemin aan de wens van de Kamer tegemoet willen komen om geen lesgeld meer te heffen en dat niet meer te compenseren via de WTOS, zou dat contra legem zijn. Ik zeg niet dat dit volstrekt onmogelijk is als daarvoor een brede Kamermeerderheid is, maar het zal wel lastig zijn.

De tweede complicatie is van financiële aard, namelijk dat er op dit moment nog geen structurele dekking is voor die maatregel die ook door ons gewenst is. Als die structurele dekking in tweede termijn door de Kamer zal worden aangewezen, kan ik daarover namens het kabinet een oordeel geven. Het zou ook ons heel wat waard zijn om zo snel mogelijk van dat lesgeld af te komen. Inhoudelijk is er naar mijn oordeel dus geen verschil van mening. De dekking die tot nu toe is besproken, is incidenteel van aard. Ook de heer Rouvoet heeft daarvoor suggesties gedaan. Het is gecompliceerd om uit te leggen waarom het ook niet mogelijk is om uit te gaan van die incidentele dekking. Dat is de eindejaarsmarge 2004 die naar 2005 is gegaan en die vervolgens is gebruikt om een probleem in 2006 op te lossen. Dat is een soort intertemporele compensatie. Wij spreken over een structureel bedrag van € 150 mln. dat moet worden ingepast in de uitgavenkaders zoals wij die kennen. Het is mogelijk om te fantaseren over allerlei opties, maar iedere optie zal schade aanrichten aan andere doelstellingen. Ik zit hier nogal mee, zeker in eerste termijn. Ik hoor van degenen die dit bepleiten, graag aan welke dekking wordt gedacht. Je kunt de regering naar huis sturen met het verzoek om dekking te zoeken, maar dat is iets te gemakkelijk. Het leidt tot een onplezierige precedentwerking, want dan zouden wij elke week naar huis worden gestuurd. Nogmaals, ik hoor graag in welke richting de dekking wordt gezocht. Het is mogelijk dat ik het geld zelf weet te vinden, maar daar kan ik nu geen garantie voor geven. De door de Kamer aangewezen dekking zou ik dan al of niet kunnen gebruiken, afhankelijk van het vinden van een andere inpassingsmogelijkheid in de aanloop naar september.

De heer Van As (LPF):

Een afbouw van de lesgelden is dus wel mogelijk.

Minister Zalm:

Het is uitvoeringstechnisch nóg lastiger om de lesgelden te halveren.

De heer Van As (LPF):

Maar wetstechnisch is het geen probleem.

Minister Zalm:

Nee, maar wij zitten ook met een zorgvuldige uitvoering. Er wordt vanaf augustus geïnd of gerestitueerd. Een aantal dingen moet daarvoor volstrekt helder zijn. Als wij besluiten om de lesgelden niet te innen, gaan wij natuurlijk de onkosten ook niet vergoeden. Daarmee anticipeer je in feite op een wetswijziging die met terugwerkende kracht moet worden aangebracht. Terugwerkende kracht is jegens de burger geen probleem als het voor hem gunstig is, maar er zit een andere kant aan. Stel dat de Eerste Kamer de wetswijziging afstemt. Dan moeten wij alsnog gaan innen en de WTOS weer aanpassen en komen wij in een vrij gecompliceerd traject terecht. Het zou eenvoudiger zijn als wij in september dekking hebben gevonden en het voorstel kunnen doen om ingaande het schooljaar 2006-2007 het lesgeld af te schaffen. Dan is sprake van een zorgvuldige voorbereiding, zowel qua wetgeving als qua uitvoering. Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar er zitten dus een paar complicaties aan: anticiperen op een wetswijziging, de dekking en de IBG-uitvoering. De IBG moet plotseling de zaak kantelen, hetgeen tot bepaalde complicaties in de uitvoering kan leiden. Ik geef de overwegingen aan, zonder apodictisch "no pasaran" te willen zeggen.

De heer Crone (PvdA):

Het afschaffen van het lesgeld en wel nu, is een punt waar D66 en wij terecht op hebben gewezen. Het contra-legemaspect lijkt mij zwaar overtrokken. Als de Kamer bij meerderheid zou beslissen om het lesgeld af te schaffen en het kabinet onmiddellijk de bijbehorende wetgeving voorbereidt, dan is het als wij dat willen per 1 september klaar. Zoiets doen wij wel vaker. Ik denk aan de afschaffing van het pc-privéproject.

Een tweede punt is de dekking. Er komt een amendement om daar het FES-bruggetje voor te benutten. De minister zal het zich herinneren. Gisteren was het vijf jaar geleden dat de Kamer geld uit het FES overhevelde naar FES-waardige projecten, bijvoorbeeld een brug. Verkeer en Waterstaat kon daarmee 150 mln. doorschuiven naar OCW. Dat is een FES-waardige en Zalmwaardige dekking.

Minister Zalm:

Ik ken de techniek van het FES-bruggetje. Je brengt bestaande infrastructuurprojecten ten laste van het FES en daarmee valt ruimte op de begroting vrij die je vervolgens voor iets anders aanwendt. Het is overigens niet eenvoudig te beredeneren dat de afschaffing van het lesgeld valt onder de criteria van het FES. Je zou kunnen zeggen dat het wegvallen van het lesgeld mogelijk leidt tot minder schooluitval, maar die redenering is wat moeizaam.

Wij weten dat wij over 2005 en 2006 meevallers in het FES hebben. Daar zijn tal van goede bestemmingen voor te verzinnen, ook in de sfeer van de kennis, een zeer populair onderwerp. Verder rekenen wij er niet mee dat de hoge olieprijs een structureel karakter heeft. Voorshands gaan wij er voorzichtigheidshalve vanuit dat wij de hoge olieprijs wel kunnen noteren voor 2005 en 2006, maar wij willen niet anticiperen op een hoge olieprijs in 2007 en latere jaren. Als de olieprijs weer zou dalen, zouden wij een aanslag doen op de FES-ruimte voor latere jaren. Daarmee is het mogelijk dat bestaande voornemens voor infrastructuur- en kennisprojecten moeten worden gekort.

De heer Crone (PvdA):

Ik stel vast dat u het FES-bruggetje als zodanig een deugdelijke techniek vindt. Wat de financiering betreft, is het voldoende voor 2005 en 2006. Structurele dekking hoeft dus niet in 2006 plaats te vinden, maar zelfs nog in 2007. Maar als we in 2007 geen € 150 mln. structureel kunnen verdienen, krijgen we erg vrolijke verkiezingen. Ik vraag de coalitiepartijen daarom of zij ermee akkoord gaan het schoolgeld onmiddellijk af te schaffen, aangezien voor 2005 en 2006 dekking is voorzien. Mijn amendement is nog niet ingediend, ik sta open voor medeondertekening.

Minister Zalm:

De filosofie rond het FES en de aardgasbatenvoeding is geweest dat vermogen onder de grond wordt omgezet in vermogen boven de grond. Het voorstel voor het gebruiken van het FES-bruggetje betekent in feite dat die redenering wordt losgelaten, door te zeggen: die € 150 mln. mag worden gebruikt voor inkomensondersteuning. Er staat niet in de Grondwet dat dat verboden is, maar het is wel in strijd met de filosofie over de voeding van het FES en de manier waarop daarmee wordt omgegaan. Als de Kamer dit veel belangrijker vindt dan allerlei investeringen in andere nuttige zaken, is dat voor mij een belangrijk punt. Wij wijken wel af van de hele filosofie van ondergronds vermogen naar bovengronds vermogen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Crone sprak over zijn amendement dat nog niet is ingediend. Mijn amendement is wel ingediend, en ik heb mij opengesteld voor medeondertekening, welk aanbod nog steeds geldt. De heer Crone zegt dat hij altijd al voor afschaffing van lesgeld is geweest. Maar in het plan van afgelopen maandag lees ik nog dat de voorkeur wordt gegeven voor een andere route, waarin niet wordt gekozen voor afschaffing. Wij hebben in 2001 al een soortgelijk voorstel ingediend, en toen werd onder andere door de PvdA tegengestemd.

De minister zegt iets te makkelijk dat je de regering niet op pad moet sturen met de opdracht om een dekking te vinden. Ik heb een dekking gegeven, waarover ik wil praten, maar wel proportioneel. We praten over de laatste vier maanden van 2005. Het gaat mij erom om vast te stellen of de politieke wil aanwezig is om het lesgeld met ingang van komend cursusjaar af te schaffen. Dat is een betrekkelijk gering bedrag. Wij sturen de regering niet op pad om een dekking te vinden, nee, ik heb een dekking aangegeven, deels uit de WTOS. Wij hebben de eindejaarsmarge 2004 doorgeschoven. Het is een politieke keuze of je het doorschuift naar 2006, of dat je het geld nu wilt inzetten voor een aangelegen punt, namelijk afschaffing lesgeld.

Minister Zalm:

Ik ben niet nerveus over de dekking voor 2005: een eenmalig bedrag is altijd wel te vinden, nog even los van het feit dat de incidentele dekking die u aanwijst vanuit de eindejaarsmarge is benut voor andere budgettaire problemen bij onderwijs. Mijn zorg is het vinden van een structurele dekking, waarvoor ik nog niets heb gevonden. Ik ben door het kabinet op pad gestuurd om daarvoor ruimte te vinden, zowel voor verbetering van de kinderopvang als voor afschaffing lesgeld. Ik ben nog niet in staat geweest dat te vinden. Ik ga deze zomer niet naar het buitenland op vakantie, zodat ik alle tijd heb om te gaan zoeken. Bovendien stimuleer ik op die manier de binnenlandse bestedingen! Ik hoor in tweede termijn graag suggesties van de Kamer, hoe zij structurele dekking wil vinden. Ik zal u niet lastig vallen over de dekking voor 2005.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Volgens mij moeten wij ergens kunnen komen. Wij spreken nu over de Voorjaarsnota die ziet op 2005. Straks krijgen wij nog de besprekingen het kader van de Miljoenennota en de begroting voor de komende jaren. Ik wil hier best een keer het vertrouwen in het kabinet uitspreken dat wij er wat betreft de structurele dekking wel uit zullen komen bij de besprekingen die in het najaar plaatsvinden, maar laten wij er nu eerst voor zorgen dat wij wat betreft 2005, dus voor die vier maanden, de oplossing vinden in dit debat.

Minister Zalm:

Dat vind ik iets te gemakkelijk. Binnen de theorie van de openbare financiën is er de bekende camel-nose. De neus komt om de hoek en de bulten komen er achteraan. Als wij alleen maar de neus dekken, komen die bulten vanzelf wel. Ik ga ervan uit dat de heer Rouvoet ook wel weet dat hij op het randje van de budgettaire discipline loopt. Nogmaals, mijn probleem ligt in de structurele dekking. Ik dank de heer Rouvoet overigens voor zijn vertrouwen in het kabinet dat wij het wel zullen oplossen. Tegelijkertijd vind ik dat wanneer de Kamer nu al een besluit meent te moeten nemen – het kabinet is nog niet zo ver – ik een zeker comfort moet hebben dat mocht ik er niet uitkomen, er een adequate en acceptabele structurele dekking is.

De heer De Nerée heeft gesproken over de premieontwikkeling. In het kader van het EMU-saldo spreken wij over de inkomsten en uitgaven van alle overheden. Of je premies verlaagt of belastingen verlaagt, ze doen beide een aanslag op het EMU-saldo. De Kamer heeft in het verleden dekking aangewezen in de premiesfeer onder het motto dat het goed zou zijn voor het EMU-saldo zodat er in de belastingsfeer iets kon worden gedaan. Dat heeft bij het Vpb-pakket destijds een rol gespeeld. Er zijn nog andere voorbeelden waarbij de Kamer zich bewust heeft getoond van het feit dat premieverlagingen niet gratis zijn in termen van het EMU-saldo. Dat geldt nog steeds.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb dat gezien bij het Vpb-pakket. Het was bewust niet opgenomen in de motie-Verhagen, maar het is naderhand door ons wel geaccordeerd. Ik pleit veeleer voor kostendekkende premies. Als je meer middelen aan premies binnenkrijgt dan er aan gelden uit de fondsen gaat, dan is dat goed voor het EMU-saldo. Echter, als door de maatregelen die het kabinet genomen heeft de instroom afneemt, moet het zichtbaar worden dat de burger er voordeel van heeft. Dat is mijn pleidooi. Kom dan met kostendekkende premies. Die kunnen dan waarschijnlijk omlaag omdat de instroom terugloopt.

Minister Zalm:

Dat is een redenering die ik op zichzelf goed kan volgen. Wij moeten dan wel bezien hoe het uitpakt voor de koopkracht en de onderlinge verhoudingen. Dat is nu juist een van de complicaties geweest. Anders hadden wij namelijk wel kunnen reshuffelen. Op zichzelf ben ik het ermee mee eens dat je lastendekkende premies als oriëntatie moet hanteren. Als de verlaging bijvoorbeeld neerslaat in de WW-premie hebben alleen mensen met een modaal en een hoger inkomen daar wat aan. Als die neerslaat in de WAO-premie hebben alleen werkgevers daar wat aan. Dus er zitten ook inkomenspolitieke aspecten aan. Tussen droom en daad staan praktische bezwaren in de weg, in dit geval vooral inkomenspolitieke bezwaren, die vooral door de fractie van de heer De Nerée op waarde worden geschat. Bij de Miljoenen nota komen wij uiteraard nog op deze kwestie terug.

Verder heeft de heer De Nerée gesproken over de rol van de Raad van economische adviseurs en het financieel toezichtskader. Er is ook in Europese regelgeving vastgelegd dat pensioenfondsen te allen tijde voldoende activa moeten hebben om de verplichtingen na te komen. Dat is praktisch vormgegeven door een zekere buffer te hanteren, die is gesteld op 130%. Als je het punt nadert waarbij de verplichtingen niet meer gedekt dreigen te worden door de activa, moet je snel aanpassen. Als je onder de 130% zit, krijg je volgens het huidige kader vijftien jaar de tijd voor aanpassing. Dat is een redelijke periode. Als dreigt dat je niet meer voldoende activa hebt om bestaande verplichtingen te kunnen dekken, moet je in één jaar aanpassen, maar als je terugvalt van de buffer van 130% naar 125% geldt die termijn niet. Die geldt alleen als je in de gevarenzone komt. Daarnaast is maatwerk mogelijk. Een aanpassing die langer dan een jaar in beslag neemt, terwijl je onder de 105% zit, vereist goede gesprekken met de toezichthouder, zodat een en ander geloofwaardig plaats kan vinden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

In de Europese Unie zijn niet veel landen die een pensioenstelsel met een kapitaaldekkingsstelsel kennen. Nederland behoort tot die gelukkigen. Er gaat echter een verlammende werking uit van de angst dat men onder de 105% zakt. De fondsen die tussen de 105 en de 130% zitten, volgen een dusdanig voorzichtig beleggingsbeleid dat het pensioensysteem daardoor in gevaar kan komen. Daarom mijn pleidooi om de fondsen die onder de 105% zakken, wat meer tijd te geven dan één jaar om hun buffers weer vol te laten lopen. Dit geldt met name als men tussen de 105 en 130% zit, want daar slaat die angst toe. Wij komen hier ongetwijfeld nog op terug bij de behandeling van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

Minister Zalm:

Daar hebt u gelijk in. Dan komt dit punt weer op de agenda van de Kamer. De termijn van één jaar is geen wet van Meden en Perzen. De toezichthouder vindt het top als dat wel het geval is en dan krijg je zonder meer een goedkeuring, maar als je aangeeft dat je het lastig vindt om het in één jaar te doen, moet je een plan voorleggen dat de goedkeuring van de toezichthouder heeft. Dat er voldoende activa moeten zijn om aan de verplichtingen te voldoen, vind ik goed, want er is geen omslagstelsel als achtervang. Als je eenmaal kiest voor een systeem met kapitaaldekking, conform de pensioenrichtlijn, moet de toezichthouder erop toezien dat degenen die zo'n systeem hebben – of dit nu verzekeraars of pensioenfondsen zijn – hun verplichtingen kunnen nakomen en dat de activa daaraan voldoen. Bij de behandeling van de Pensioen- en spaarfondsenwet komen wij hierop terug.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Vendrik het woord geef voor een interruptie, merk ik op dat hij al sinds tien over half elf in ons midden is! Dit om te voorkomen dat hij later enorme verwijten krijgt van zijn kiezers. Nu weten zij dat hij, nadat het gisteren zo laat was, weer vroeg aanwezig is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank voor deze opmerking. Ik denk inderdaad dat veel kiezers het einde van het debat gisteravond, over twaalven, niet hebben meegemaakt.

Voorzitter. De minister van Financiën doet tamelijk laconiek. Ik was blij dat de heer De Nerée in zijn termijn flink aanzette dat in het REA-rapport met nadruk een link wordt gelegd tussen de werking van het FTK en de huidige slechte economische situatie vanwege de procyclische werking van het huidige toetsingskader. Ik vraag om een reactie op dat punt. Wij moeten niet wachten tot de behandeling van de Pensioen- en spaarfondsenwet, want het is een urgent thema.

Minister Zalm:

Gelukkig heeft maar een beperkt aantal fondsen een dekkingsgraad beneden de 105%. Ik dacht in totaal acht, terwijl wij honderden fondsen hebben. Wij moeten het dus ook niet dramatiseren. Soms gaat het om fondsen die in goede tijden jaren lang wat de premiebetaling betreft op de nullijn zaten of verbeteringen in pensioenrechten hebben aangebracht onder het motto "het loopt wel lekker". Dat is "part of the game". Je kunt wel stellen dat sommige zaken procyclisch werken, maar daar staat tegenover de zekerheid die pensioengerechtigden en deelnemers moeten hebben dat de activa voldoende zijn om hun rechten na te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Alweer is de minister te laconiek. Dat pensioenfondsen in de gouden jaren van de aandelenhausse feest hebben lopen vieren met premie-holidays en stortingen aan sponsoren is niet goed. Die fout rechtvaardigt niet dat wij opnieuw in de fout gaan in de slechte jaren. Het FTK behoort geen procyclische werking te hebben. Dat heeft het helaas tot op dit moment wel. Dat is strijdig met de geest van het begrotingsbeleid. Dat moet deze minister toch aanspreken?

Minister Zalm:

Het FTK als zodanig heeft geen procyclische werking. Die kent geen terugwerkende kracht. De grote holidays, in feite rechtenverbeteringen zonder adequate dekking, zouden niet in diezelfde mate zijn opgetreden als het FTK twintig jaar eerder in werking was getreden. Er moet gestreefd worden naar een buffer van 30% bovenop 100%. Dat betekent een veel bredere marge als er problemen optreden in slechte tijden. Het FTK als zodanig is dus goed. De termijn van een jaar is overigens geen wet van Meden en Perzen. Van die regel kan met toestemming van de toezichthouder worden afgeweken met een ander aanpassingspad. In een redelijk snel tempo moet echter worden voldaan aan de minimale eis van voldoende kapitaal om de verplichtingen na te komen van 105%. Dit onderwerp komt nog terug in de Kamer. Dit is een soort voorronde van het debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Misschien bevalt dat debat de Kamer beter. Die minister zal de pensioenwetten verdedigen.

De heer De Nerée sprak over de administratieve lasten. De REA heeft daarover een stuk uitgebracht. Hij heeft gelijk dat er mooie plannen liggen, maar dat de gemiddelde ondernemer nog niet het gevoel heeft dat de lastendruk wordt verlicht. Dat zit natuurlijk ook een beetje in de aard van het beestje. Als een ondernemer niet door het CBS bezocht wordt, heeft die niet het gevoel dat er sprake is van verlichting. Een ondernemer die het toeval heeft het CBS wel op bezoek te krijgen, heeft zelfs het gevoel dat de administratieve lasten worden verzwaard in plaats van verlicht.

Voor een deel is dat gevoel te begrijpen. De administratieve lasten staan op € 16 mld. Wij willen daar € 4 mld. vanaf halen. Wij zijn in de realisatie gevorderd tot een afname van € 1 mld. In de planning is het bedrag van € 4 mln. volgemaakt. Een afname van € 16 mld. naar € 15 mld. betekent vooral dat de ondernemers zien dat er last van € 15 mld. overblijft. Ik heb gisteren gesproken met MKB Nederland over dit onderwerp.

Een deel van het probleem is de communicatie. Wij krijgen soms klachten binnen over zaken die al afgeschaft zijn of op de lijst staan om afgeschaft te worden. Wij moeten dus beter communiceren wat wij allemaal gerealiseerd hebben en nog van plan zijn te realiseren. Naast de kwantitatieve kant moeten wij ook meer aandacht besteden aan de ergernissen. De grootste ergernissen staan immers niet altijd voor de grootste kostenposten. Ik hoop in de Miljoenennota met nadere voorstellen te komen, die verder gaan dan de in het regeerakkoord afgesproken afname met een kwart. Ik wil graag met ondernemersorganisaties aan de slag. De heer Kraaijeveld is bezig met de taskforce voor vergunningen. Daarbij is nog veel winst te behalen. Ook heeft de heer Stevens samen met ondernemers een soort klaaglijst samengesteld. Hopelijk komen zij in het volgende traject met concrete voorstellen. Wij zijn dan ook nog lang niet klaar met het onderwerp van de administratieve lasten. Het zal ook in een volgende kabinetsperiode verder moeten gaan. Ik wil in deze periode zo ver mogelijk komen, verder dan de kwart die reeds in de boeken staat.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik vraag mij af wat de burgers ervan merken. Ook op de lagere niveaus is sprake van enorm veel ergernis. De doelstellingen zijn echter volstrekt gelijk.

Minister Zalm:

Ik sprak over bedrijven, want burgers zitten in de portefeuille van minister Pechtold. Ook daarmee zijn wij aan de slag gegaan. Ik heb bij mijn collega al voorstellen ingediend om de administratievelastendruk van burgers op het terrein van de fiscus te verlagen. Ook op het terrein van Financiën heb ik concrete voorstellen ingediend om de lastendruk met een kwart te reduceren. Wij zitten dus niet stil.

Op de motie van mevrouw Van Vroonhoven over de kanjermonumenten heb ik al schriftelijk gereageerd. Het lijkt mij dat de Najaarsnota een mooi moment is om te kijken of wij een eenmalig bedrag kunnen vinden. Wij hebben natuurlijk een onderuitputtingstaakstelling van 700 mln. voor het lopende jaar, maar ik hoop dat de begroting zich zodanig ontwikkelt dat wij de kanjermonumenten bij Najaarsnota van een financiering kunnen voorzien. Kanjermonumenten hebben mijn grote sympathie. Ze staan net als vorig jaar bovenaan de lijst. Het heeft de vorm van een subsidie, maar het is natuurlijk een investering in de toekomst van cultureel Nederland. Laat ik ook eens warme woorden spreken als cultuurbarbaar. Ik hoop dat wij mevrouw Van Vroonhoven bij de Najaarsnota helemaal blij kunnen maken.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Het probleem is dat die kanjermonumenten telkens wachten op het moment waarop het geld ter beschikking komt. Dat is altijd onzeker en dat is wurgend voor de voortgang. Uit de woorden van de minister maak ik op dat het geld er gewoon komt.

Minister Zalm:

Nee, dat mag ik natuurlijk niet zeggen, want anders is de beer los. U kent mijn inzet. Vorig jaar hebben wij in de Najaarsnota een bedrag van 20 mln. geregeld. Het zou mooi zijn als wij dat nog wat steviger zouden kunnen aanzetten bij de aanstaande Najaarsnota, zodat wij de financiering voor een paar jaar geregeld hebben. Het staat bovenaan mijn lijst. Als wij bij Najaarsnota nog enige ruimte weten te vinden, dan is dit het eerste punt dat wij gaan regelen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Die inzet en het feit dat het bovenaan de lijst staat, is voor mij voldoende. Dat wil zeggen dat het geld er komt. Dank u.

Minister Zalm:

De heer Rouvoet heeft gevraagd wat er tegen herstel van de koppeling per 1 juli 2005 is. De inzet van het kabinet was natuurlijk een pas op de plaats in 2005: in de markt, in de publieke sector, overal. Het feit dat de markt de loonmatiging iets minder serieus opvat dan wij wenselijk achten, wil niet zeggen dat wij dat in de publieke sector moeten navolgen. Ik neem aan dat wij het niet alleen hebben over de koppeling, want wij hebben ook nog de ambtenaren en de werkers in de zorg. De afspraak is dat wij per 2006 de koppeling en het referentiemodel voor de overheidswerkers herstellen. Daar houd ik aan vast. Als de marktsector die loonmatiging wat steviger had betracht en de nullijn niet alleen had nagestreefd voor 2004 maar ook voor 2005, dan hadden wij dat probleem überhaupt niet gehad. Het is voor het kabinet geen aanleiding om het verkeerde voorbeeld van de marktsector te volgen.

Over de stelselherziening is in 2005 natuurlijk volop gedebatteerd en daarom associeert iedereen dat met de huidige ongunstige economische situatie. De implementatie van de maatregelen voor VUT/prepensioen, van de maatregelen voor de WAO, de meeste maatregelen voor de WW en de stelselherziening in de gezondheidszorg vindt echter pas plaats in 2006. In dat jaar zal de conjunctuur volgens de huidige prognoses aantrekken met een groei van 2%. Bovendien voorzien wij voor dat jaar een lastenverlichting. Dat is het boter-bij-de-visprincipe van de heer Bakker. Wij hebben 1 mld. gereserveerd voor een algemene koopkrachtondersteuning in 2006. Ik heb dus het gevoel dat het REA-commentaar op dit punt de plank niet helemaal raak slaat. Het is niet waar dat wij in een conjuncturele depressie stelselhervormingen doorvoeren. Wij spreken er wel over tijdens een periode van conjuncturele zwakte, maar de invoering is voorzien voor 2006.

Dan heeft de heer Rouvoet gevraagd waarom wij het nu zoveel matiger doen dan de andere landen in Europa, terwijl wij in de jaren negentig nog het grote voorbeeld waren. Het is waar dat Nederland in de jaren negentig op het gebied van de werkgelegenheid en economische groei veel beter scoorde dan de rest van Europa. Het ging zelfs veel beter dan wij zelf ooit hadden verwacht. Er is een Engels spreekwoord dat zegt: "succes carries the seeds of its own destruction". Eind jaren negentig tot aan 2000 toe ontstonden er bovenmatige arbeidsmarktspanningen waardoor er geen werknemer meer te krijgen was en de lonen sterk uitliepen, ook in vergelijking met het buitenland. De correctie van de nationale economie die daarop volgde, was dan ook groter dan in het buitenland. Als wij de stand van 2005 afzetten tegen de situatie in 1994, is de conclusie dat wij de voorsprong die wij hebben opgebouwd niet helemaal kwijt zijn, maar er is wel een zekere correctie waar te nemen.

Naar het oordeel van de internationale instituten wijkt Nederland in 2005 en 2006 niet veel af van het Europese gemiddelde. De "consensus forecast" van een groep van economen die zelf prognoses opstellen en de verwachtingen van het IMF wijzen uit dat Nederland zelfs al in 2005 het gemiddelde dicht nadert. Er is een soort algemene consensus dat Nederland in 2006 vrijwel in de pas loopt met het Europese gemiddelde. Nederland heeft dus wel een snelle correctie gemaakt, ook op budgettair terrein. De Commissie heeft Nederland dan ook ten voorbeeld gesteld aan andere landen die er veel langer over doen om hun beleid te corrigeren en daarmee veel langer in een pijnlijk proces zitten doordat zij de staart er in stukjes afknippen. Er is ook een uitdrukking die zegt dat je een staart er beter in een keer kunt afknippen dan in stukjes.

Ik ben op een aantal vragen van de heer Rouvoet al schriftelijk ingegaan. Ik zal nog kort ingaan op de gemeenten en de decentralisatie van taken. Wij hebben als regel dat het geld mee gaat als er een taak wordt overgeheveld naar de gemeenten. Ik meen dat wij dit keurig doen. Volgens de systematiek van het Gemeentefonds loopt de uitkering van het Gemeentefonds parallel met de rijksuitgaven. Als de gemeenten tekort zijn gekomen, komen zij in het bestuurlijk overleg met de lijsten. Aan de andere kant worden er soms rijksuitgaven gedaan waarvoor de gemeenten een soort bonus krijgen, terwijl zij parallel niets hoeven te doen. Als de rijksoverheid kiest voor intensivering van de bestrijding van het terrorisme en € 200 mln. uittrekt voor de AIVD en andere diensten, krijgen de gemeenten daarvan automatisch een aandeel van 20%. Er wordt dan € 40 mln. extra in het Gemeentefonds gestort terwijl er geen parallelle inspanning van de gemeenten wordt gevraagd. Het systeem is dus globaal van aard.

Het kabinet en de VNG hebben goede overeenstemming kunnen bereiken over de financiële afwikkeling van de WMO. Er is zelfs een bedrag voor de invoeringskosten ter beschikking gesteld. Ik vind dat wij de gemeenten netjes behandelen. Er vindt regelmatig bestuurlijk overleg plaats en ik ben daar altijd zelf bij.

Ik ben het met het grootste deel van het betoog van de heer Blok eens. Dit geldt ook voor zijn opmerking dat wij de staatsschuld niet zo maar mogen vergeten. Wij maken er nog elk jaar staatsschuld bij terwijl wij er toch graag vanaf willen. Dit betekent dat wij ons de discipline van het tekortbeleid voor ogen moeten houden en niet, hetzij omdat er geld binnenkomt, hetzij omdat de bestedingen moeten worden gestimuleerd, het tekort mogen laten oplopen.

Ik vond zijn citaat van een Harvard-econoom over de hervormingen interessant, namelijk beter niet boven de markt laten hangen maar duidelijkheid scheppen, maar dit zal de heer Blok niet verbazen.

De rijksbijdrage aan de kinderopvang is € 800 mln. Met enkele tientallen miljoenen kun je dus al een hoop goeds doen in de correctie van de schalen. Los van het feit dat ik die dekking nog moet vinden, wil ik mij nu niet vastleggen op bedragen. Nogmaals, ook met enkele tientallen miljoenen kunnen wij al veel nuttigs doen.

Ik kom te spreken over het spaarloon. Zoals de heer Blok al zei, staat er op dit moment zo'n € 4,5 mld. geblokkeerd op de rekeningen van degenen die deelnemen aan het spaarloon. De filosofie erachter is dat mensen een fiscale faciliteit krijgen voor spaarloon als zij het geld vier jaar lang vastzetten. Het is technisch mogelijk om het spaarloon te deblokkeren, maar wij moeten niet de illusie hebben dat die € 4,5 mld. in zijn geheel in de bestedingen terechtkomt. Bij eerdere ervaringen met deblokkering bleken veel mensen het gespaarde geld te blijven sparen. Deblokkeren van het spaarloon is geen bestedingsdwang. De heer Blok heeft gelijk dat een deblokkering budgettair geen kosten met zich meebrengt, omdat de faciliteit in het verleden al is verstrekt. De heer Vendrik heeft ook gelijk met zijn opmerking dat wat nu wordt gedeblokkeerd en benut, op enig later moment niet meer in te zetten is. Ik denk dat er op "enig later moment" een iets betere conjunctuur zal zijn dan op dit moment.

Zelfs rekening houdend met de kanttekening van de heer Vendrik kan ik hiertegen vanuit budgettair oogpunt geen bezwaar maken. Wel wil ik de bestedingsimpuls die hiervan kan uitgaan, wat relativeren. Mensen krijgen echter de vrijheid om geld dat zij nu niet mogen besteden, wel uit te geven. Voor zover liquiditeitsbeperkingen voor sommigen een knelpunt vormen, kan dat met de deblokkering van het spaarloon worden verholpen. Het gaat om 3 miljoen mensen, dus het is een redelijk wijdverspreid verschijnsel.

Ik zit wel even met de techniek, want dit vereist een wetswijziging. Hier doet zich de vraag voor of wij via een beleidsbesluit zullen anticiperen op de wetswijziging zodat het spaarloon per 1 juli kan worden gedeblokkeerd. Dit staat los van wat de banken zullen doen, maar dat kunnen wij niet in de hand houden. De koninklijke route is om een wetsvoorstel respectievelijk een nota van wijziging in te dienen. Dat was de reden waarom ik de stemmingen over het wetsvoorstel inzake de vennootschapsbelasting even liet aanhouden. Als er brede steun is in de Kamer voor dit idee, kan ik een nota van wijziging indienen. In augustus zou de Eerste Kamer deze kunnen behandelen, zodat de maatregel op 1 september kan ingaan. De minder koninklijke route is om met een beleidsbesluit met een terugwerkende kracht tot 1 juli te anticiperen op de afschaffing. Ik laat het even in het midden.

De heer Blok (VVD):

De minister sprak over de vraag hoe groot de bestedingsimpuls zou zijn. Nu zal ik als liberaal natuurlijk niet pleiten voor verplichte bestedingen. De ervaring van 2003 heeft ons echter geleerd dat het toen zo'n 0,2% extra economische groei heeft opgeleverd. Kan de minister daar iets over zeggen?

Minister Zalm:

Dat was een ex-anteberekening van het CPB met zekere marges over hoeveel ervan zou worden besteed. Het jaar 2003 was daarmee niet gered, als ik het eufemistisch mag zeggen. In 2003 was namelijk sprake van een daling van de particuliere consumptie. In 2004 was er een plusje. Wel duidelijk is dat een dergelijke maatregel zeker niet negatief zal uitwerken op de consumptie. Over de mate waarin het geld daadwerkelijk zal worden besteed, kan ik verder geen garanties geven. Als dat een miljard van de€ 4,5 mld. zou zijn, kom je al gauw uit op 0,2% BBP aan extra bestedingen. Als het niets is, is het effect ook niets. Budgettair heb ik er niet echt last van. Het enige bezwaar is dat de filosofie wordt doorbroken dat het geld vier jaar op de rekening moet staan om de fiscale faciliteit te verdienen. Het is echter een maatregel in begunstigende zin, dus ik neem aan dat er geen burger zijn beklag zal komen doen. Als je het wilt laten staan, dan laat je het staan en als je het niet wilt laten staan, dan laat je het niet staan. Ik sta hier betrekkelijk neutraal tegenover. Ik geloof dat de heer Vendrik mij zelfs enthousiast vindt, want voor mijn doen ben ik enthousiast als ik neutraal ben.

De heer Crone (PvdA):

Ik waardeer de voortvarendheid om dit bestuurlijk-technisch snel op te lossen. De wet was indertijd natuurlijk wel voorzien om loonmatiging te ondersteunen. Daartoe diende mede die spaartermijn. Dat was niet om mensen te pesten, maar om een soort binding aan het cao-traject te vinden. Komt er op langere termijn geen terugslag? Kunt u in die ministeriële regeling meteen meenemen dat het schoolgeld ook wordt afgeschaft? Op die manier kunnen wij het contra-legemprobleem, dat u hier niet ziet, met het schoolgeld ook op deze manier regelen. Het kan nu namelijk heel snel. De dekking hadden wij namelijk al rond en dan zijn wij helemaal klaar.

Minister Zalm:

De schoolgeldkwestie valt buiten de portefeuille Financiën. Ik houd er natuurlijk wel een beetje kijk op, maar dat zal echt een wetswijziging moeten zijn die vanuit OCW bij de Kamer wordt ingediend. Ik heb al geschetst hoe je zou kunnen anticiperen op een terugwerkendekrachtformule, ook bij het schoolgeld. Ik zie geen principiële hobbel en ik heb ook gewezen op de uitvoeringsproblemen die er zijn. Wij moeten er een klein beetje rekening mee houden dat wij niet de IBG over de knie te leggen, omdat wij ze op zo'n korte termijn hebben gevraagd om niet alleen het lesgeld niet te innen, maar ook de WTOS op een andere manier in te vullen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik bezie met grote glimlach de licht keynesiaanse oprisping van de heer Blok in dit debat om toch eens wat leven in de economie te brengen via een kleine bestedingsimpuls. Ik vind dat niet erg, dus de minister krijgt van mij alle ruimte om dat gekke spaarloon vrij te geven. De vraag is wel wat dit voor de toekomst van het spaarloon betekent. Wat de GroenLinks-fractie betreft zou het spaarloon eigenlijk op moeten gaan in de nieuwe levensloopregeling. Dat is tot op heden nog niet het geval. Als je nu ineens opgebouwde tegoeden vrijgeeft, wat is dan nog de rechtvaardiging om die vierjaarstermijn weer te hanteren bij nieuwe tegoeden?

Minister Zalm:

Het is de uitzondering op de regel, dus die vierjaarstermijn gaat in de toekomst gewoon weer in werking totdat de Kamer besluit dat er weer gedeblokkeerd moet worden. Ik denk dat het dan misschien praktisch is om de deblokkering per ministeriële regeling mogelijk te maken, want dit is een beetje een gedoe. Wij moeten dit echt zien als de uitzondering op de regel. De argumentatie is dat dit een goed moment is nu mensen wat betreft hun koopkracht in de min staan, ook de modale en dubbel modale inkomens. Zij hebben de spaarpot op de bank staan, maar mogen er niet aan komen. Daarom is dit een moment om de uitzondering op de regel toe te passen, maar de regel gaat voor de toekomst weer gewoon in werking.

In het Hoofdlijnenakkoord is ook afgesproken dat spaarloon en levensloop op een gelijkwaardige manier naast elkaar blijven bestaan. Er zijn ook mensen die liever spaarlonen, dan levenslopen. Levensloop kan alleen maar worden benut voor tijd, terwijl spaarloon voor tijd én voor aanschaffingen kan worden benut. Sommige mensen hebben niet zo'n behoefte aan meer tijd, maar wel aan het doen van een consumptieve investering. Die keuzemogelijkheid is er in het nieuwe systeem en dat vind ik ook goed. Des te meer keuzemogelijkheden, des te beter.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik gun de minister graag de uitzondering, maar ik vind het wel jammer dat wij niet een fundamenteel debat voeren over de regel. Het is natuurlijk toch een beetje raar. Ik begrijp dat het kabinet niet met nadere voorstellen komt, bijvoorbeeld bij het Belastingplan 2006, over de toekomst van het spaarloon. De minister heeft daar in het verleden interessante dingen over gezegd.

Minister Zalm:

Het spaarloon staat. Wij hebben het nu over een vervroegde deblokkering. Ik denk dat ik er voor mijn ambtsopvolgers verstandig aan doe om die deblokkeringsmogelijkheid wat gemakkelijker te maken, zodat je niet de hele wet moet wijzigen. Het gaat dan een beetje functioneren als een wiebeltaks. Dat is meer een opmerking terzijde, want het raakt niet de kern van het debat. Wat mij betreft hoeven wij ook niet te spreken over de merites van levensloop versus spaarloon. Dat kunnen wij op andere momenten doen.

Vanuit de Kamer is gevraagd of het nu niet een mooi moment is om het spaarloon te deblokkeren. Dat voorstel is redelijk breed gesteund, voor zover ik uit de kranten begrijp. Ik zeg namens het kabinet dat ik daar geen bezwaar tegen heb. Als de Kamer dat wenst, kom ik vandaag nog met een nota van wijziging voor het wetsvoorstel inzake de vennootschapsbelasting dat als hamerstuk voorligt. Dan kan het gelijk in de wet worden opgenomen. Het wetsvoorstel moet ook nog naar de Eerste Kamer. Het is de vraag of wij via het beleidsbesluit al gaan anticiperen op dit voorstel. Maar misschien kan ik in tweede termijn nog horen hoe de Kamer er tegenaan kijkt. Ik ben op zich altijd wel voorstander van de koninklijke weg. Ik wijk alleen maar af van de koninklijke weg als de Tweede Kamer zegt dat zij een nog mooiere republikeinse weg kent, of iets dergelijks.

De heer Blok (VVD):

Dat vindt de CDA-fractie niet goed.

Minister Zalm:

Dat republikeins moet u maar niet letterlijk nemen. Hoewel, de Statenvertaling uit de zeventiende eeuw is ook uit de tijd van de Republiek, zoals bekend.

De heer Vendrik ziet in het voetspoor van de heer Crone ook veel ruimte. Hij noemt € 1,5 mld. en is dus iets bescheidener dan de heer Crone. Ik heb er in zijn afwezigheid al op gewezen dat uit het CPB-stuk van 21 juni blijkt dat er, ook als rekening wordt gehouden met de extra aardgasbaten, sprake is van een oplopend tekort. De heer Vendrik merkte op dat ik een tekort van 2,6% al had geaccepteerd. Dat was een node, want de doelstelling van het kabinet is het wegwerken van het tekort. Die 2,6% heb ik niet met plezier geaccepteerd. Het percentage moet ook niet als benchmark gaan dienen, dus dat alles beneden de 2,6% weer kan worden uitgegeven. Wij moeten de trend van het dalende tekort vasthouden. Die trend dreigt al te worden doorbroken als wij niets leuks doen, om het even huiselijk te formuleren. Volgens het CPB gaat het tekort oplopen van 2,1% naar 2,2%.

Wij zitten in de planning al met een lastenverlichting voor 2006. Dat speelt ook een zekere rol in de sommen. Er zit ook wat vertraging in de uitwerking van de zwakke economie van 2005 naar 2006. Ook structureel dreigt het tekort op te lopen. Als daar nog een flink pakketje bovenop wordt gezet, gaat het echt oplopen en handelen wij in strijd met de afspraken die wij hebben gemaakt rond het vernieuwde stabiliteitspact. Ik wil mij daar graag aan houden. Die afspraken zijn ook naar de zin van de heer Vendrik veranderd. In die afspraken staat dat zo lang men nog niet close to balance of op het middellange termijndoel is – dat zijn wij nog niet – men gemiddeld genomen een marge van 0,5% moet nastreven. Er kan worden besloten om iets minder dan 0,5% te doen als de economie wat minder is. Daar is ook overeenstemming over. Dat is weer wat anders dan het vergroten van het structurele tekort. Dan wordt het wat knellend op dat punt. Ik wil niet spreken van een ruimte van € 1,5 mld.

De heer Vendrik maakte nog een interessante opmerking. Toen wij nieuwe cijfers hadden over de tegenvallende economie, zeiden de minister-president en ik dat er toch geen extra bezuinigingen of lastenverzwaringen zouden komen. De heer Vendrik vroeg of dat een koerswijziging was. Dat is niet het geval. Het is eigenlijk de normale lijn. Mijn lijn is steeds geweest dat er een trendmatig begrotingsbeleid moet worden gevoerd en dat wij ons niets moeten aantrekken van wat er in de inkomstenkant van de begroting gebeurt, tenzij wij met het begrotingstekort in de risicozone terechtkomen. Dat laatste is gebeurd. Wij hebben toen ook behoorlijk ingegrepen. Op dit moment ligt het tekort onder de 2,5%. Als zich nu iets voordoet op het gebied van belastinginkomsten of een verzwakte economie geldt in principe weer de regel van het trendmatige begrotingsbeleid, dus niet op reageren. Dat is dus eigenlijk een hervatting van de normale regel van het trendmatige begrotingsbeleid waar de heer Vendrik en ik allebei groot voorstander van zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is geestig. De regel is trendmatig begrotingsbeleid. De minister zegt vervolgens dat wij daar nog niet aan toe zijn gekomen sinds dit kabinet is aangetreden en dat wij nu terug zijn op de oude koers.

Minister Zalm:

Dat is toch prachtig?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ja, maar dat is toch uiteindelijk wel een koerswijziging.

Minister Zalm:

Neen, neen, neen, neen. Zo is het ook geformuleerd in het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord. De inkomstenkant van de begroting is gescheiden van de uitgavenkant. Wij hebben nu afgesproken dat wij ruimte hebben voor lastenverlichting en dat wij de inkomstenkant verder op zijn beloop laten, tenzij wij boven de 2,5% komen. Wij hebben ons geheel overeenkomst deze afspraken gedragen. Wij zitten weer onder de 2,5%. Dat betekent dat de oude afspraak gewoon weer herleeft en wij de uitzonderingssituatie achter ons hebben gelaten. Ik ben blij dat de heer Vendrik aangenaam verrast was, maar als hij de stukken goed zou hebben gelezen, had hij het kunnen voorspellen.

De heer Van As (LPF):

Het kabinet komt toch volgens de toezegging van deze minister met voorstellen om het spaarloon te deblokkeren?

Minister Zalm:

Ja.

De heer Van As (LPF):

Ik ga ervan uit dat net als in 2003 daarvan ongeveer € 1 mld. zal worden besteed. Dat houdt toch in dat de minister nu al rekening kan houden met een fiscale meevaller van pakweg 30%, dus zo'n € 300 mln.

Minister Zalm:

Ook dat valt weer onder de regels van het trendmatig begrotingsbeleid. Wij kijken niet naar de inkomstenkant van de begroting. Wij kijken niet naar de ontwikkeling van de belastingenopbrengsten, tenzij wij in de gevarenzone zouden komen. Ik heb overigens wel enige relativering geplaatst bij de bestedingseffecten van de deblokkering van het spaarloon. Dat is echt koffiedik kijken. Er kan hierdoor wat extra consumptiebelasting binnenkomen, maar geen inkomstenbelasting. Het zou kunnen gaan spelen bij de BTW, maar dat hangt af van de manier waarop mensen zich gaan gedragen. Ik zou het niet onwenselijk achten als de belastingopbrengsten € 100 mln. tot € 200 mln. hoger uitvallen. Wij spreken dan wel over een eenmalige stijging. Het heeft geen structurele effecten, maar het is iets dat een stukje naar voren wordt gehaald in de tijd. Dat bedrag loopt het saldo in en geeft mij geen aanleiding er iets mee te doen.

Ik ben het eens met de manier waarop de heer Vendrik de situatie rond het REA verwoordt. Wij moeten ons niet fixeren op het feitelijk saldo. Dat past in het trendmatig begrotingsbeleid. Het is echter niet ongevaarlijk je helemaal te focussen op het structurele saldo. Zelfs tot aan het einde van 2001, in de septemberraming van de commissie, werd nog beweerd dat wij een oplopend structureel overschot zouden hebben in de daaropvolgende jaren. Dat is toch echt niet meer de opinie van vandaag de dag. Het een sluit het ander niet uit. Het is altijd mijn beleid geweest dat wij ons, behoudens als wij in de bekende gevarenzone geraken, niet moeten fixeren op het feitelijk saldo. Je moet wel proberen er een goede lijn in te houden. Een sterk oplopend tekort als gevolg van beleidsmaatregelen past er natuurlijk ook niet in. Enige afstandelijkheid ten aanzien van de inkomstenkant van de budgettaire ontwikkeling is ook mij lief.

Ik heb al gesproken over het financieel toezichtkader, evenals over het tekort. De heer Vendrik heeft terecht opgemerkt dat in de Miljoenennota nog een substantiële ruimte bestond in de uitgavenkaders. Ik zou willen dat dit nog steeds het geval was, maar ten gevolge van allerlei budgettaire bijstellingen die wij sindsdien hebben verricht, is deze ruimte inmiddels echter volgelopen. Wij lopen weer in de pas met de uitgavenkaders en ik hoop dat wij in de pas zullen blijven. In de Miljoenennota zal dit uitvoerig worden uiteengezet, maar vanuit de uitgavensystematiek hebben wij geen ruimte meer voor latere jaren.

Het onderwerp van de kinderclubkaart en de verschuiving van € 1 mln. binnen de begroting van Sociale Zaken laat ik graag over aan de Kamer en de minister van Sociale Zaken. De Kamer zal begrijpen dat er van mijn kant geen bezwaar tegen zal worden gemaakt wanneer dit een degelijke dekking van € 1 mln. is. Het moet op inhoudelijke overwegingen worden beoordeeld door de minister van Sociale Zaken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ben blij met de minimaal neutrale houding van de minister van Financiën. Zou hij, gelet op het idee, vanuit zijn hart misschien een kort sympathiek woord voor het voorstel willen uiten?

Minister Zalm:

Het kabinet moet met één mond spreken. De afdeling "sympathieke harten" is altijd beter toebedeeld aan de minister van Sociale Zaken dan aan de minister van Financiën.

Het punt met betrekking tot de WIA zal aan de orde zijn in 2007. De heer Vendrik heeft daarbij terecht opgemerkt dat het voor de omvang van de opslag voor het level playing field nogal wat uitmaakt of het een periode van vijf of tien jaar betreft. Met het oog op de korte termijn is een periode van vijf jaar aantrekkelijk. Ik doel dan op het beperken van die opslag op de premie voor het level playing field. Naarmate een particulier verzekeraar of iemand die eigenrisicodrager wordt korter verantwoordelijk is voor zijn WAO'ers of zijn gedeeltelijk arbeidsongeschikten, zal het effect van de inspanningen echter ook geringer zijn. Wat dat betreft zou een periode van tien jaar gunstiger zijn. De gedachte is dat wij daarover in de aanloop een nader besluit nemen. Daarbij dienen wij onder andere rekening te houden met het algemene budgettaire beeld. Uit de cijfers van het CPB blijkt dat het effect op degenen die bij het UWV blijven tussen de € 180 mln. en € 250 mln. zal zijn in het geval dat daar niets tegenover wordt gesteld. Dat is afhankelijk van het aantal jaar, namelijk vijf of tien. Er is gezegd dat men zich zal inspannen om te voorkomen dat hierdoor in 2007 sprake zal zijn van lastenverzwaringen voor werkgevers. Dat is een van de belangrijke punten in de discussie geweest. Dat houdt in dat wij voorsorteren op het Belastingplan 2007 met een bedrag in de orde van grootte van € 180 mln. tot € 250 mln. Dat bedrag is dan al belegd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In krappe tijden lijkt mij dat tamelijk veel geld. Het is pikant dat dit geld dan toch opeens voor 2007 beschikbaar wordt gesteld.

Minister Zalm:

Soms is het nodig om te investeren in een goed doel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is dat goede doel het bij elkaar houden van de coalitie en het tevreden stellen van de fractie van de VVD?

Minister Zalm:

Nee, het goede doel is het level playing field en ervoor zorgen dat de arbeidskosten niet zullen stijgen. Het laatste is ook uit macro-economisch oogpunt van betekenis. De overheid moet geen arbeidskostenstijging genereren door het beleid dat zij voert. Dit alles vind ik de moeite waard.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar waarom was dat niet opgenomen in de oorspronkelijke plannen van de minister van Sociale Zaken? Dat kwam pas om één minuut voor twaalf als een duiveltje uit een doosje in het pakket waarmee de coalitie naar buiten is gekomen.

Minister Zalm:

Het komt voor dat wij in de loop der tijd tot nog betere inzichten komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zal in tweede termijn op dit punt terugkomen.

Minister Zalm:

Mevrouw Kant heeft vooral een welluidende aanklacht uitgesproken tegen het kabinetsbeleid. Op het punt van de kinderbijslag heb ik schriftelijk gereageerd. Ook op het lesgeld ben ik uitvoerig ingegaan. Ik ben het overigens met mevrouw Kant eens dat de opmerking over het dekken door de WTOS-beperking uitsluitend betrekking zou moeten hebben op de lesgeldcomponent. Het is dus niet de bedoeling om op zoek te gaan naar een totaal budgettair neutrale operatie binnen de sfeer zelf, want dan komen wij inderdaad tot de optie dat de mensen met de lagere inkomens met kinderen in de leeftijd van 16 of 17 jaar de rekening voor de mensen met de hogere inkomens moeten betalen. Die optie vind ook ik niet aantrekkelijk. Ik heb wat vraagtekens bij die dekking geplaatst, maar daarop komen wij in tweede termijn terug.

Eerder hebben wij gesproken over verdergaande ideeën, waaronder het volledig afschaffen van de WTOS en het lesgeld en opties op het terrein van de kinderbijslag en de kinderkorting. Over die ideeën was niet iedereen enthousiast. Misschien kunnen wij daarover ooit nog eens spreken, maar dit is naar mijn idee een maatregel die tot enige administratievelastenverlichting voor de burger zal leiden. Nu moet men eerst het lesgeld betalen en dan weer terugvragen. Als wij dat er aan twee kanten uithalen, scheelt dat aan administratieve lasten. Zoals ik al zei, is het zeker niet de bedoeling dat de mensen met de lagere inkomens het kind van de rekening worden.

Mevrouw Kant (SP):

Nu de minister zijn hart laat spreken en opkomt voor de gezinnen met de laagste inkomens, stel ik mijn vraag over het algemene probleem van de verdieping van de armoede bij gezinnen met kinderen en bij mensen met een AOW-uitkering nogmaals aan de orde. Deze mensen zijn er al drie jaar op een rij op achteruit gegaan. Ik vraag de minister of hij hun de garantie kan geven dat dat volgend jaar niet opnieuw gebeurt.

Minister Zalm:

Met garanties ben ik altijd voorzichtig, sterker nog, die weiger ik te geven. Ik wil niet opnieuw Bolkestein aanhalen met zijn "op stofzuigers geef je garantie", maar in het beleid dat ons voor 2006 voor ogen staat, zit gelukkig wat meer ruimte, ook voor de inkomensontwikkeling en koopkracht, dan in 2005. In 2005 is over de hele linie de min gerealiseerd. Wij hebben geprobeerd de groepen die ook de sympathie van mevrouw Kant hebben, zoveel mogelijk te ontzien, maar ook zij zijn in de min beland. Middeninkomens en hogere inkomens staan nog wat dieper in de min. In 2006 hebben wij een paar voordelen die een rol spelen. Wij hebben lastenverlichting voorzien en de koppeling zal weer in werking treden. Dat geeft natuurlijk een betere bodem voor de koopkracht, ook voor AOW'ers en voor degenen die van een uitkering afhankelijk zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Betere bodem, geen garanties. Is het uitgangspunt van het kabinet dat de mensen die niets meer kunnen missen, er niet op achteruit gaan? Dat de minister het niet tot achter de komma kan zeggen en garanderen, oké, maar het gaat om het uitgangspunt.

Minister Zalm:

Als ik de achterdeur "komma" even mag meenemen, vind ik het een goed vertrekpunt voor de opstelling van de beleidsstukken.

De heer Crone (PvdA):

Gelukkig heeft minister Hoogervorst gisteren wél een garantie gegeven voor de Wajong'ers. Hij is ook een VVD'er, maar hij heeft wel een stofzuiger verkocht. In alle ernst, het is een belangrijke toezegging.

Minister Zalm:

Het gaat om uitwonende Wajong'ers van 18 en 19 jaar. Daarvan zijn er drie in Den Haag, dus voor hen kun je de envelop met de dienstauto langsbrengen. Het gaat om een zeer uitzonderlijke groep. Uitwonen op 18- of 19-jarige leeftijd is al vrij bijzonder. Als je dan ook nog gehandicapt bent, is het nog bijzonderder. Verder sluit ik niet uit dat Hoogervorst niet zo goed naar Bolkestein heeft geluisterd.

Mevrouw Kant maakte een interessante opmerking over de productiviteit. Volgens haar had het te maken met de bezuinigingen op het onderwijs en de loonmatiging. In de eerste plaats is de productiviteit in Nederland helemaal niet laag. Wij hebben een hoge productiviteit en kunnen op dit punt concurreren met Amerika.

Mevrouw Kant (SP):

Dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb juist altijd betoogd dat het kabinet daar te negatief over is. Ik heb alleen gezegd dat de groei eruit is.

Minister Zalm:

Wat de lage groei van de arbeidsproductiviteit betreft heeft mevrouw Kant gelijk qua loonmatiging. Bij loonmatiging zie je iets meer economische groei, maar ook dat de arbeidsintensiteit van de economische groei toeneemt. Dat heeft een matigende invloed op de arbeidsproductiviteitsontwikkeling. Als wij maar één doel zouden hebben – het verhogen van de arbeidsproductiviteit – dan heb ik een probate oplossing: een verdrievoudiging van het minimumloon. Dan heb je na een paar jaar een miljoen werklozen, maar de productiviteit heeft er ook iets mee te maken.

De relatie met onderwijsbezuinigingen zie ik niet. Het recente CPB-rapport geeft aan dat zeker het massaonderwijs in Nederland van goed niveau is. In de sciencetests van 14-, 15-jarigen die wereldwijd worden gedaan, scoren de Nederlandse kinderen altijd de eerste, tweede of derde plaats. In die zin is de output van ons onderwijs van internationaal goed niveau, zeker het massaonderwijs.

Mevrouw Kant (SP):

Ik had een vraag gesteld over extra geld voor verpleeghuiszorg. Daar is schriftelijk op geantwoord, maar daar vind ik dit onderwerp te belangrijk voor.

De voorzitter:

Als u vragen hebt over het schriftelijke antwoord, stelt u ze in tweede termijn.

Minister Zalm:

De heer Van As heeft, een leuk punt, gezegd dat steeds weer spreken over de hypotheekrente geen vertrouwen wekt. Dat gaat er bij mij goed in! Ik heb al geschetst wat in mijn ogen het lastenpakket kan zijn: deblokkering spaarloon, lesgeld en kinderopvang. Daarnaast is er nog de afgesproken afschaffing van het gebruikersdeel van de ozb per 1 januari 2006. Ik was gefascineerd door zijn opmerking over het kwartje van Kok. Als er destijds nu iets is binnengehaald, is het wel dat er € 0,5 mld. beschikbaar moet worden gesteld voor de infrastructuur. Het kwartje van Kok is destijds op die manier bestemd, met instemming van de LPF en van mij. Ik ben voorstander van minder procyclisch beleid. We moeten terug naar een trendmatig begrotingsbeleid, waarin je niet iedere keer hoeft te reageren op plotselinge ontwikkelingen aan de inkomstenkant van de begroting. Wat mij verder aanspreekt, is dat je pas over verhoging van de AOW-leeftijd moet gaan praten als de 55-plussers – 60% daarvan werkt nog steeds niet – meer aan het werk zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Intrigerende opmerking: u zegt dat, als de arbeidsparticipatie van 55-plussers boven een bepaald niveau is, verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd aan de orde is.

Minister Zalm:

Dit is een debat over de Voorjaarsnota! Ik ben het met de heer Van As eens dat de focus van het beleid vooral verhoging van de arbeidsparticipatie van degenen tussen de 55 en 65 jaar moet zijn.

De heer Bakker heeft een correct onderscheid gemaakt tussen de puur economische redenering dat je je in goede tijden de pleuris moet hervormen, en in slechte tijden relaxed moet zijn – dat is macro-economie – en political economie. De ervaring leert dat in goede tijden het geld "over de plinten heen klotst", terwijl hervormingen dan niet aan de orde zijn. Met dat dilemma zit je altijd weer. Mijn lijn is altijd dat je structurele hervormingen door moet voeren als dat mogelijk is, en je niet al te zeer door conjuncturele ontwikkelingen moet laten afleiden. Overigens is de conjunctuur niet te voorspellen, wat de REA is ontgaan. De raad dacht dat de lastenverlichting in 2000 was opgetreden, maar die is in 2001 doorgevoerd. Wij hadden toen een groei van minder dan 1,5%. Als je het hebt over een goede conjuncturele timing, dan was dat het wel. Niet dat dit wat mij betreft destijds een overweging was. Dat zou het ook nu niet moeten zijn. Als je een structuurwijziging wil doorvoeren, dan moet je die langere tijd voorbereiden en moet je die onafhankelijk stellen van conjuncturele overwegingen. Dat geldt ook voor de hervormingen die het kabinet nu heeft ingezet. Ik hoop dat ik met mijn reactie op het lesgeld, spaarloon en kinderopvang, ook enige ontspannenheid aan de dag heeft gelegd die de heer Bakker van mij vroeg.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik had de heer Bakker zo begrepen dat de ontspannenheid van D66 op dit moment zo ver gaat dat het EMU-saldo 2005 niet heilig is, maar uit de eerdere antwoorden van de minister begreep ik dat dit wel het geval is. Dus op dat punt is de minister het niet eens met de heer Bakker.

Minister Zalm:

Ik heb geen heiligverklaring van het EMU-saldo 2005 gedaan. Ik meen wel dat wij er verstandig aan doen om de blik vooral te richten op 2006. Wat betreft het lesgeld slaat het grootste deel van de betalingen op het schooljaar 2005/2006 en dus op driekwart gedeelte van 2006. Dat vind ik dan toch weer een andere kwestie dan dat je er in 2005 in paniek toe zou moeten overgaan om allerlei belastingmaatregelen door te voeren. De spaarloondeblokkering moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Wat betreft de kinderopvang is het evident dat ik de mensen dit jaar niet meer tegemoet kan komen. Als je met terugwerkende kracht voor 2005 iets zou wijzigen, levert dat een heleboel uitvoeringstechnische problemen op, terwijl de uitbetaling pas in 2006 bij de mensen terechtkomt. Dus lijkt het mij beter om nu even de tijd te nemen om de kinderopvangregeling goed te bekijken. Als wij de budgettaire ruimte vinden, kunnen wij de herstructurering van schalen op een goede manier vormgeven, zodat vanaf 1 januari 2006, als alles goed gaat, een nieuwe aangepaste regeling in werking kan treden.

De heer Bakker heeft gesproken over het bevriezen van lokale lasten. Dat is niet eenvoudig aangezien ook gemeenten te maken hebben met loon- en prijsstijgingen. Het Rijk heeft als voordeel dat veel van de belastingen automatisch geïndexeerd zijn aan de inkomens- en bestedingsontwikkeling. In het wetsvoorstel ter afschaffing van het gebruikersdeel ozb is een formule opgenomen voor het maximeren van de overige ozb-lasten. Wellicht dat de behandeling van dat wetsvoorstel het moment is om op dat punt verder met elkaar van gedachten te wisselen.

De MEP-regeling is eigenlijk een soort subsidieregeling buiten de begroting om, waarbij de kosten vervolgens verhaald worden via de aansluitkosten. De heer Bakker heeft gezegd het wat vreemd te vinden dat waar enerzijds een heffing wordt opgelegd vanuit het idee dat vuile stroom moet worden belast er anderzijds een heffing wordt opgelegd onder het motto dat de subsidie op groene stroom moet worden betaald. Ik wijs er wel op dat de ene heffing betrekking heeft op het marginale tarief en de andere heffing op het vaste tarief. Ik heb met mijn collega van EZ nagegaan of het niet verstandig zou zijn om in de toekomst de MEP-regeling regulier binnen de begroting terug te brengen in plaats van deze buiten het zicht van iedere prioriteitstelling via de elektriciteitsbedrijven te laten lopen. De groene stroom dreigt overigens zulke vormen aan te nemen in termen van succes en budgettair beslag, dat de aansluitkosten per huishouden fors de pan uit zouden kunnen rijzen. Om dat te vermijden is besloten om een moratorium toe te passen op dit soort projecten. Voordat je het weet staat anders de Noordzee helemaal vol met windmolens, allemaal door de Staat gesubsidieerd.

Het zou prettig zijn als het idee om bij elk rapport de rekening van eventuele externen te voegen in een motie vertaald kan worden. Er worden overigens heel wat rapporten door de regering gemaakt op verzoek van de Kamer. De aanleiding van het rapport moet dus ook vermeld worden.

De heer Crone (PvdA):

Dat zou oneigenlijke verzwaring van de administratieve lasten inhouden.

Minister Zalm:

Ik vind dat die kleine toevoeging mogelijk moet zijn.

De suggestie van de heer Bakker is dus interessant. Als het transparantie tot gevolg heeft, is bovendien te zien wie er duur is en wie niet. De prijs-kwaliteitsverhouding komt dan in beeld. Wellicht betekent het een rem bij zowel Kamer als regering om steeds weer externe rapporten aan te vragen. Bij de inhuur van externen gaat het overigens maar voor een klein deel om consultants, naast ondermeer inkoop van knowhow op ICT-gebied, catering en portiersdiensten. Niettemin ben ik bereid om zijn nog in te dienen motie uit te voeren om bij alle rapporten voortaan de kosten van externen te vermelden.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

De heer Crone (PvdA):

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij heeft zeer ontspannen antwoord gegeven en dat respecteer ik al elf jaar, want zo lang zitten wij hier al samen. Hij scheidt de politieke opvattingen van de techniek en geeft een zo objectief mogelijk beeld van de economische situatie en de begrotingstechniek. Dan kun je natuurlijk van mening verschillen over de politieke accenten die je legt. Ik ben blij dat hij heeft gezegd dat het mogelijk is om een FES-bruggetje te gebruiken. Ik herinner mij nog goed het voorjaarsnotadebat uit 2000, dat was gisteren precies vijf jaar geleden, over de toepassing van het FES-bruggetje of het bruggetje van De Graaf, zoals het ook wel werd genoemd. De minister heeft gezegd dat het aan de Tweede Kamer is om te kiezen wat zij wil. Als het FES-bruggetje voor het ene wordt gebruikt, kan het alleen niet meer voor het andere worden gebruikt. Ik houd dit de coalitiepartijen, die de laatste twee jaar als geen ander hebben geroepen dat het schoolgeld weg moet, graag voor. De laatste week hebben zij voortdurend geroepen dat het onmiddellijk weg moet. De tussenvariant is dat de helft in ieder geval weg moet. Ik denk dus dat wij nu een brede consensus in de Kamer hebben. Ik zou geen partij weten die zich hier niet achter heeft gesteld in de laatste 24 uur.

De heer Bakker (D66):

Even voor de duidelijkheid: 48 uur geleden vond u nog dat het moest blijven en dat er wat meer subsidie bij moest.

De heer Crone (PvdA):

Integendeel, wij hebben altijd gezegd dat wij het sympathiek vinden als het schoolgeld wordt afgeschaft. Je kunt je echter ook voorstellen dat je dat geld op een andere manier besteedt. Een partij, zeker de onze, is er natuurlijk altijd op uit om resultaat te boeken. Dan zoek je naar politiek draagvlak voor het breedste voorstel. Ons voorstel voor een boekenbonus vond niet veel steun bij andere partijen, maar de andere kant van het sympathieke voorstel wel. Dan gaan wij toch doen waar wij het allemaal over eens zijn. U zou wel een oppositie willen die alleen maar dingen wil die anderen niet willen, maar dan zijn wij gauw klaar.

De heer Bakker (D66):

Ik verwelkom het pragmatisme van de heer Crone.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U ging net terug naar 2000. Ik ga terug naar 2001. Toen wilde de ChristenUnie de verhoging van het lesgeld afschaffen. Toen zat u echter aan de andere kant van de tafel en toen stemde u tegen. Zo lang is die Kamerbrede meerderheid er dus niet. Die is inderdaad van de laatste 24 uur, want afgelopen maandag had u duidelijk een andere voorkeur. Wij heten u overigens welkom in die coalitie.

De heer Crone (PvdA):

U weet dat niemand anders dan Peter Rehwinkel er in 2001 voor gepleit heeft om de WTOZ, de compensatie voor het schoolgeld voor lage inkomens en middeninkomens, te verhogen. Toen is besloten dat een grotere groep middeninkomens compensatie kreeg voor het lesgeld. Dat was het initiatief van de PvdA. Wij hebben dat toen binnen kunnen halen met een grote Kamermeerderheid, waardoor nu alleen de hogere middeninkomens en de hoge inkomens voluit lesgeld betalen. Toen hebben wij het accent gelegd: als je geld uittrekt, doe het dan in een betere compensatie en niet in het afschaffen voor de hoogste inkomens. Ik geef het toe, twee jaar geleden heeft mevrouw Hamer nog een motie ingediend bij de onderwijsbegroting. Zij vroeg de minister toen te onderzoeken hoe wij dit kunnen afschaffen. Het is dus niet waar dat wij dit pas de laatste 24 uur vinden. Ik wijs op 2001 en op twee jaar geleden. Ik begrijp dat de teleurstelling groot is dat de PvdA-fractie ook vindt wat u vindt, maar het is toch de bedoeling dat je elkaar overtuigt van je gelijk. Wij doen onmiddellijk het schoolgeld weg en daar is een deugdelijke dekking voor via het FES-bruggetje. Ik heb de minister al geprezen voor zijn sportiviteit. Hij gaat neutraal om met de spelregels. Wij bepalen als Kamer de politieke invulling. De coalitiepartijen roepen om het hardst dat het schoolgeld moet worden afgeschaft, maar als puntje bij paaltje komt, geven zij niet thuis. Ik zal nog voor de stemmingen een amendement indienen waarin € 150 mln. ten laste van de nieuwe gasbaten in het FES wordt overgeheveld naar het Infrastructuurfonds zodat daar € 150 mln. vrijvalt om het schoolgeld af te schaffen. Mijn amendement is net klaar en ter hand gesteld aan de collega's. Ik wacht nog even af wie van hen het wil medeondertekenen en dan zal ik het indienen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik incasseer maar dat de heer Crone zegt dat hij zich laat overtuigen en dat hij, zij het na een aantal jaren duwen en trekken, overtuigd is. Hij zou nu niet meer tegen het amendement stemmen waar hij toen wel tegen stemde en dat overigens ook was ondertekend door mevrouw Ross die nu aan de andere kant van de tafel zit. Dit zijn toch interessante rolwisselingen. De heer Crone heeft echter niet de reputatie dat hij initiatieven om het lesgeld af te schaffen royaal heeft gesteund.

De heer Crone (PvdA):

De heer Rouvoet gaat niet in op mijn weerwoord dat wij toen het accent hebben gelegd op het verbeteren van de ondersteuning van de lagere en middeninkomens via de vergoeding van de onderwijskosten. Als ik nu voor die keuze stond, zou ik dat weer doen, maar wij zijn nu een stap verder en dat is de heer Rouvoet ook. Wij schaffen nu immers de hele regeling af met uitzondering van de compensatie van overige onderwijskosten.

Ik kan mij niet voorstellen dat wij de minister naar huis sturen met de opdracht dat de Kamer het lesgeld wil afschaffen en dat hij maar moet zien hoe hij dit financiert. Ik weet dat de minister een goede financiering respecteert en zich dan eventueel bij een politieke meerderheid neerlegt, maar ik heb hem gedurende de afgelopen elf jaar nog nooit met een ongedekte cheque naar huis zien gaan. Dit respecteer ik ook. Dit brengt mij op de opmerking die hij maakte over onze alternatieve voorjaarsnota. Wij hebben daarin expres laten zien wat een aantal maatregelen nu en in 2006 kost, omdat wij willen laten zien dat wij geen ongedekte cheques hebben verwerkt. Vanzelfsprekend komt ons totale plaatje voor 2006 uit bij de Miljoenennota, maar daarvoor moeten wij eerst nog wachten op een aantal besluiten dat het kabinet nog moet nemen.

De coalitie durft vandaag weer niet door te bijten, geeft de minister de opdracht: zoek het maar uit, en vervolgens krijgen wij in de eerste termijn na prinsjesdag weer een motie-Verhagen. Niemand is van te voren van die motie op de hoogte gesteld, de minister niet en de andere partijen niet en er mag geen letter aan worden veranderd. Men vertrouwt elkaar zo dat men de motie niet eerst aan de minister durft te laten zien, want die zou er wel eens gaten in kunnen schieten. Als wij zo met elkaar omgaan, is de transparantie ver te zoeken. Bovendien is dit niet erg democratisch.

Ik vrees dat hetzelfde gebeurt met de kinderopvang. Wij hebben allen een zwaar beroep gedaan op de minister om iets te doen. De minister heeft heel royaal geantwoord dat hij de stofkam door de begroting zal halen, maar als hij niets vindt, hebben wij niets. De minister knikt nu. Zo zit hij in elkaar, hij accepteert geen ongedekte cheques. Ook hier laat de coalitie zich met een kluitje in het riet sturen; zij neemt genoegen met een stofkamoperatie. Zo bedrijf je toch geen politiek. Politiek is toch een kwestie van keuzes maken en durven zeggen wat je wel en wat je niet belangrijk vindt. Als de leden van de coalitie de kinderopvang zo belangrijk vinden, zeggen zij nu tegen de minister wat zij willen veranderen en hoe hij dit moet financieren. Zelfs daarvoor kan het FES-bruggetje worden gebruikt, want ik gebruik van de extra meevallers in de gasbaten van € 750 mln. slechts € 150 mln. voor het schoolgeld.

Zo kom ik op mijn laatste punt. Wij zouden het heel sympathiek vinden om waar de tekorten oplopen in de verpleeghuiszorg, in ieder geval dit jaar, per 1 juli, 1 september of 1 oktober, via het FES-bruggetje de verpleeghuiszorg ook een extra ruimte van € 50 mln. te geven. In de geest van het debat van 2000 zeg ik dat wij nu niet alle FES-meevallers via dat bruggetje moeten omzetten in uitgaven. Ik zou mij in dit debat daarom willen beperken tot de tijdelijke financiering van het schoolgeld en tot een eenmalige bijdrage voor de verpleeghuiszorg, want in 2006 kan dit structureel gefinancierd worden. Ik wil € 200 mln. van de aardgasbaten gebruiken voor deze twee topprioriteiten waar alle partijen over hebben gesproken.

Ik rond mijn betoog af met het indienen van een motie over het consumentenvertrouwen of, zou ik bijna zeggen, het politieke vertrouwen van de burgers in dit kabinetsbeleid. Ik heb gewezen op de onzekerheid die de stapeling van hervormingen heeft opgeroepen, maar dit geldt nog meer voor het feit dat de burger per hervorming onzekerheid wordt gebracht. De minister heeft hier niet op geantwoord. Ik heb dat als kernpunt naar voren gebracht. Mensen zullen structureel onzeker zijn, want zij moeten allerlei dingen zoals de VUT, het prepensioen en de ziektekosten zelf gaan betalen of zich ervoor herverzekeren. Een echte liberale econoom zal hierover tevreden zijn. Juist omdat je keuzevrijheid hebt, kun je ook foute keuzes maken. Dat is de tucht van de markt. Is het de bedoeling van de marktideologie van het kabinet en de ideologie van de eigen verantwoordelijkheid van de minister-president dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen en dus het risico lopen dat zij op de blaren moeten zitten omdat zij niets hebben? Ik dien op dit punt een motie in zodat hierover bij de Miljoenennota zal worden gesproken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onzekerheid van burgers over de effecten van beleidsmaatregelen op de koopkracht een belangrijke rol speelt bij het zeer lage consumentenvertrouwen;

overwegende dat mede daardoor de groei van de Nederlandse economie sterk achterblijft;

verzoekt de regering, in de besluitvorming over de Miljoenennota 2006 een deel van de extra aardgasbaten in te zetten voor versterking van de economie en voor verbetering van de koopkracht om een klimaat te scheppen waarin voortgezette loonmatiging kan bijdragen aan versterking van de economie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Vendrik en Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(30105).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik steun de heer Crone in zijn verzoek om extra gelden voor de verpleeghuiszorg. Hij sprak van een bedrag van € 50 mln. voor de verpleeghuiszorg in 2005. In zijn plan stond voor 2005 € 100 mln. ingeboekt. Welk bedrag moet ik aanhouden?

De heer Crone (PvdA):

Er is meer nodig, maar ik hoop steun te vinden van de Kamer om in ieder geval € 50 mln. te besteden aan de ergste knelpunten. Wij trekken dus € 150 mln. uit voor de onmiddellijke afschaffing van het lesgeld en € 50 mln. voor de verpleeghuiszorg.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De heer Crone heeft maandag een voorstel gedaan dat ik steun. Hij trok € 150 mln. structureel uit en € 50 mln. incidenteel. Voor 2005 komt dat neer op € 100 mln. Dat lijkt mij een prachtig bedrag voor de verpleeghuiszorg; er is zelfs meer nodig. Nu brengt hij dat terug tot een voorstel voor € 50 mln.

De heer Crone (PvdA):

Ons voorstel van € 100 mln. bestond uit een incidentele impuls en het eerste deel van een structurele impuls, dus € 50 mln. plus € 50 mln. De structurele € 50 mln. zou volgend jaar oplopen tot € 150 mln. Ik houd nu de incidentele impuls overeind, zodat er onmiddellijk actie kan worden ondernomen. Dat doe ik omdat ik geen structurele steun krijg, behalve van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks en de SP. Ik richt mij dan liever op wat ik kan binnenhalen, dus op die ene zwaluw van de heer Blok die misschien toch uit de lucht valt, dan op de vele zwaluwen die ik misschien zou kunnen aanbieden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Het is altijd een genoegen om de heer Crone te horen. Eerst dient hij in september een tegenbegroting in, om vervolgens dezelfde tegenbegroting bij de Voorjaarsnota in te dienen en daarbij een aantal plannen van andere partijen over te nemen. Maar dat terzijde. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige en heldere beantwoording. Op een paar puntjes wil ik nog kort ingaan.

Wat de kinderopvang betreft, heb ik gehoord dat de minister heeft gezegd dat hij gaat zoeken. Wij gaan er vanuit dat hij wat vindt, want hij is een heel goede zoeker. Dat zullen wij zien bij de Miljoenennota.

Mijn fractie heeft gepleit voor afschaffing van het lesgeld vanaf 2005. Wij hebben ermee geworsteld. Wij hebben gekeken hoe dat zou kunnen plaatsvinden, waarbij wij ons ook door de praktische mogelijkheden hebben laten leiden. Binnen mijn fractie en binnen die van de VVD en D66 bestaat een groot verlangen om het lesgeld per 1 september af te schaffen. Daartoe dien ik mede namens de fracties van de VVD en D66 de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lesgeld een belangrijke uitgavenpost is voor gezinnen met kinderen;

overwegende dat deelname aan het onderwijs essentieel is voor de ontwikkeling van Nederland tot kenniseconomie;

verzoekt de regering, het lesgeld in het voortgezet onderwijs en de beroepsopleidende leerweg van het middelbaar beroepsonderwijs voorzover het 16- en 17-jarigen betreft per 1 september 2005 af te schaffen;

verzoekt de regering, de dekking te vinden zoveel mogelijk binnen de uitgavenkaders en zo nodig uit het Fonds Economische Structuurversterking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Nerée tot Babberich, Blok en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(30105).

De heer Crone (PvdA):

Ik ben blij De Nerée tot Babberichdat u toevoegt: zo mogelijk uit het Fonds Economische Structuurversterking. Ik ken daar geen andere techniek voor dan het FES-bruggetje. Als je vanuit het FES geld wilt overhevelen naar de uitgavencategorieën bij onderwijs, dan is het FES-bruggetje de enige manier die technisch mogelijk is. Waarom kiest u er niet ronduit voor om nu zekerheid te bieden aan de burgers en de IBG die het allemaal moet uitvoeren? Bovenal bent u politicus van de grootste regeringspartij. Dan moet u toch durven kiezen? De politieke keuze is toch helder? U wilt het of u wilt het niet. U kunt beter niet zeggen dat deze minister zo goed kan zoeken, want u hebt geen garantie op vinden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb een motie ingediend en roep de regering op te doen wat er in de motie is neergelegd. Wij zullen dadelijk de reactie van de minister horen.

De heer Crone (PvdA):

Als de minister zegt "u hoort dat op de derde dinsdag van september en geen dag eerder", dan is het te laat.

De voorzitter:

Laten wij wachten op het antwoord van de minister. Dat lijkt mij beter voor de discussie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zou denken dat de tijd van doorbijten is gekomen, maar dat lees ik niet in de motie. Mijn vraag gaat echter over iets anders. Ik vind het prima dat het lesgeld wordt afgeschaft. Voor de portemonnee van gezinnen met lage inkomens heeft dat geen betekenis, omdat zij daarvoor nu worden gecompenseerd. Spreekt de CDA-fractie ook uit dat, naast afschaffing van het lesgeld, in 2006 voor díe gezinnen iets moet worden gedaan? In Nederland groeien meer dan 300.000 kinderen op in armoede. Zij worden hier niet beter van. Gaat de CDA-fractie zich daarvoor sterk maken?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb in eerste termijn ook al gezegd dat wij op dit moment pleiten voor de afschaffing van het lesgeld in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs voor 16- en 17-jarigen. Dat verandert niets aan de tegemoetkoming voor degenen die een uitkering krijgen uit de WTOS. Als het lesgeld wordt afgeschaft, hebben zij geen tegemoetkoming meer nodig. Het punt dat de heer Vendrik schetst, betreft een ander probleem. Misschien komen wij daar nog een keer op terug, maar niet nu.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Met permissie, maar ik vind dit echt een zwaktebod. Ik heb de heer De Nerée dinsdag toen ik mijn amendement besprak, horen zeggen dat hij de dekking die ik had aangegeven niet helemaal deugdelijk vond. De minister zei vanmorgen: stuur mij niet op pad om een dekking te zoeken. Voor een klein bedrag van mijn amendement zou hij dat nog moeten doen en daar kom ik in tweede termijn op terug. Nu zegt de heer De Nerée namens de coalitie precies datzelfde tegen de minister: wij willen het graag, maar zien geen kans om iets te organiseren en vind maar een dekking. Vanmiddag bij de suppletoire begroting is toch gewoon het moment om dat bij amendement te regelen? Dat is toch het instrument dat u ter beschikking staat? U kunt nog steeds met mij in gesprek over de dekking.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

In de motie hebben wij de richting van de dekking aangegeven. Ik wacht gewoon op het antwoord van de minister. Richting de heer Crone zeg ik nog dat hij slecht heeft geluisterd, want er staat in de motie: per 1 september 2005. Ik dacht dat de Miljoenennota een stuk later komt. In de Miljoenennota kan daarover dus niet veel meer staan, want dan is het te laat.

Misschien ben ik verkeerd ingelicht, maar ik dacht dat het lesgeld is opgenomen in een regeling tot vaststelling lesgeld. Wellicht kun je het lesgeld daarin op nul zetten. Dat is echter een technische kwestie.

Ik heb nog een ander punt betreffende de koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieu in relatie tot luchtkwaliteit. Er is gisteren ook over gediscussieerd. Ik heb er namens mijn fractie zorg over uitgesproken dat er voor € 7,5 mld. op de plank ligt bij gemeenten voor bouwplannen en andere plannen, maar dat deze plannen door de koppeling nauwelijks kunnen worden uitgevoerd. In de schriftelijke beantwoording van vragen heeft de minister gewezen op het nieuwe besluit luchtkwaliteit waarin de zogenaamde saldobenadering is opgenomen. Deze benadering houdt in dat als een beperkte lokale toename van emissies wordt gecompenseerd door de afname in een grotere regio, dit geen reden zou moeten zijn om projecten niet door te laten gaan. Het saldo van de emissies is dan immers een afname. Er zijn fracties in het parlement die pleiten voor het creëren van werkgelegenheid en die daarvoor de geldkraan open willen zetten. De PvdA-fractie pleit voor het creëren van 19.000 arbeidsplaatsen voor dit jaar en haalt daarvoor ongeveer € 1,2 mld. uit de aardgasbaten. Met alle andere maatregelen samen komen wij dan op die € 2,25 mld. Diezelfde fractie heeft echter moeite met het nieuwe Besluit luchtkwaliteit. Als dat besluit er niet snel komt, komen er mogelijk 100.000 werklozen in de bouw. Dank u wel, PvdA-fractie. Er staan 100.000 bestaande banen in de bouw op de tocht en er worden 19.000 nieuwe dure banen gecreëerd voor € 1,2 mld. Ik kan het niet uitleggen en ik hoef het ook niet uit te leggen, want het is uw zorg.

De heer Crone (PvdA):

Het is een erg evidente poging tot uitlokking waarin twee dossiers worden verknoopt die niets met elkaar te maken hebben. Wij moeten het probleem met betrekking tot de luchtkwaliteit oplossen. Dat wil niemand anders méér dan CDA-staatssecretaris Van Geel. Wij steunen hem bij het opnieuw invoeren van alle maatregelen die het kabinet heeft afgeschaft, zoals de subsidies voor zuinige auto's en voor duurzame energie. De luchtkwaliteit is eerst verslechterd doordat de kabinetten Balkenende I en II al die dingen hebben afgeschaft en dan krijgen wij de schuld? Zo heb ik het nog nooit meegemaakt.

De voorzitter:

Dit punt laten wij hierbij. Het was eigenlijk een interruptie vanaf de verkeerde plaats aan uw adres, dus deze discussie kan niet doorgaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo zout heb ik hem vandaag nog niet gegeten. Ik vraag aan de heer De Nerée waar de CDA-fractie was twee jaar geleden en waar het kabinet was drie jaar geleden. Iedereen die zich in de problematiek van de luchtverontreinigingsrichtlijn heeft verdiept, wist dat dit eraan zat te komen. Het kabinet heeft geen poot uitgestoken. De CDA-fractie heeft geen poot uitgestoken. En nu moet ineens op stel en sprong de richtlijn worden versoepeld omdat er anders werkgelegenheid op het spel staat. Waar was u mijnheer De Nerée toen iedereen die zich in de materie had verdiept al lang wist dat dit probleem eraan zou komen?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Als het probleem er is, en dat is nu in alle hevigheid het geval, moeten wij daar een oplossing voor vinden. Nederland is een van de weinige landen die een koppeling tot stand heeft gebracht tussen ruimtelijke ordening en milieubeleid, in afwijking van andere landen. Er is dus reden om daar aandacht voor te vragen. Ik zeg tegen de heer Crone dat het wel degelijk samenhangt met het onderwerp dat wij vandaag behandelen. Ik heb het in eerste termijn naar voren gebracht in het kader van het EMU-saldo van de gemeenten. Zij kunnen namelijk de gelden niet uitgeven door de koppeling van de besluiten. Wij willen graag dat de gemeenten kunnen gaan bouwen. Het kan niet zo zijn dat 100.000 arbeidsplaatsen in de bouw in gevaar komen, zeker niet als de PvdA-fractie tegelijkertijd voorstelt om 19.000 arbeidsplaatsen te creëren voor € 1,2 mld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een kanttekening bij de opmerkingen die de minister heeft gemaakt met betrekking tot de vooruitzichten. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd dat het optimisme enigszins voorbarig lijkt. De minister zei vanmorgen dat de economie in 2006 echt gaat aantrekken. Ik heb hem dat enkele keren eerder horen uitspreken. Ik ben van nature geen pessimist, maar wij hebben al ongeveer zeventien kwartalen achter elkaar met neerwaartse bijstellingen te maken gehad. Het is dus niet uit te sluiten dat dit weer gebeurt.

Ik blijf herhalen dat het vooral aankomt op herstel van het vertrouwen in brede zin bij de burger en de consument. Dat is de echte uitdaging voor dit kabinet. Van herstel van vertrouwen is veel afhankelijk. In dat licht heb ik mijn amendement over afschaffing van het lesgeld ingediend. Dat kan daar een bijdrage aan leveren. Het is ook noodzakelijk voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Ik heb dat toegelicht in mijn eerste termijn. Mij dunkt dat mijn fractie enig recht van spreken heeft. Wij hebben al eerder, in 2001, een amendement ingediend om de verhoging van het lesgeld terug te draaien. Wij kregen daar toen geen steun voor van de toenmalige coalitiefracties PvdA, D66 en VVD.

Het doet mij deugd dat het besef nu breder leeft dat wij echt iets moeten doen aan dat het lesgeld en dat er wordt gezocht naar mogelijkheden om dat te doen. Ik heb mijn amendement inmiddels aangepast ten aanzien van de cijfers. Het is waar dat er via de diensten niet de juiste cijfers in terecht waren gekomen. Dat is inmiddels gecorrigeerd. Ik heb er een plus op gezet ten bedrage van € 9 mln. voor de 18-plussers in het voortgezet onderwijs. Dat brengt het totaal op € 81 mln.

In eerste termijn hebben wij het met de minister over de dekking gehad. Ik waardeer het dat de minister zei dat zijn probleem niet in 2005 zit en dat wij daar wel uit komen. Hij was niet enthousiast over de dekking, maar gaf toe dat de kosten voor de vier maanden die het betreft in 2005 zijn te overzien. De Voorjaarsnota die wij vandaag bespreken, geldt nu eenmaal voor 2005.

Een deel van de dekking zoek ik inderdaad in de eindejaarsmarge 2004. De Voorjaarsnota schuift deze intertemporele compensatie door naar 2006. Dit is geen onzekere keuze, omdat het een doorgeschoven eindejaarsmarge van vorig jaar betreft. Er is dus geen sprake van een onzekere dekking. Het is mij opgevallen dat ook de PvdA-fractie gebruikmaakt van de eindejaarsmarge 2004 in een amendement dat mevrouw Hamer vanmiddag bij een ander onderwerp verdedigt. Dat gebeurt in dit geval in verband met de onzekerheid of het tekort in 2006 vanwege de grilligheid die wel zal ontstaan.

Ik ben ervan overtuigd dat wij elkaar hierover moeten kunnen vinden. Het is een politieke keuze of je de eindejaarsmarge 2004 wilt doorschuiven naar 2006 om een mogelijk tekort op te vangen, of op dit moment wilt gebruiken voor een reëel punt dat per 1 september opgelost zal kunnen worden, namelijk het punt van het lesgeld.

Dit brengt mij bij wat ik maar noem: "de kameel van Zalm". De minister heeft, natuurlijk niet helemaal ten onrechte, gezegd dat het voor 2005 wel kan worden opgelost, maar gevraagd om een begin van een aanwijzing hoe de Kamer denkt het structureel op te lossen. De neus van de kameel is mooi, maar er volgen nog twee bulten.

De FES-brug is een mogelijkheid. De heer Crone heeft erop gewezen dat deze voor 2006 een goede mogelijkheid zou bieden. Wij moeten het daarover naar mijn mening bij de algemene beschouwingen opnieuw hebben.

Dat brengt mij bij mijn laatste opmerking op dit onderdeel. Er is al eerder verwezen naar ons debat van gisteren over de luchtkwaliteit. Ook door staatssecretaris Van Geel is daarbij gewezen op de mogelijkheid om de vrijstelling van de mrb voor auto's ouder dan 25 jaar te schrappen. Dat levert € 90 mln. op. Wij hebben dit de laatste keer bij de algemene beschouwingen al voorgesteld. Toen kregen wij geen steun voor dit idee op grond van hetgeen waaraan wij het toen wilden besteden. Het doet mij deugd dat hierin nu ruimte komt. Ik zou zeggen dat de eerste bult van de kameel al binnen is. Wij hebben € 170 mln. nodig en dit levert daarvan de eerste € 90 mln. op. De eerste bult is getackeld.

De heer Crone heeft gesproken over de verpleeghuiszorg, mijn voorlaatste punt. Ik heb graag mijn naam verbonden aan het amendement dat hij over dit onderwerp heeft ingediend. Ook de fractie van de ChristenUnie acht het essentieel dat wij op dit moment een extra impuls geven aan de verpleeghuiszorg, lopende de debatten daarover met de staatssecretaris.

Mijn vragen over kinderkorting en accijnsvrijstelling voor biobrandstoffen zijn schriftelijk beantwoord. Ik zie het belastingplan 2006 op beide punten met spanning tegemoet. Naar aanleiding daarvan zullen wij het debat voortzetten.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording. Het is natuurlijk jammer wanneer er dankzij de antwoorden onvoldoende licht overblijft om nog een fel debat met elkaar te voeren. In ieder geval ligt er nog wel het onderwerp van het spaarloon om te verhelderen.

De minister heeft duidelijk gemaakt dat hij geen principiële bezwaren heeft. Dat is ongeveer de meest royale toezegging die je van een minister van Financiën kunt krijgen. Die incasseer ik dus graag.

Ik ben nog een reactie verschuldigd aan de heer Vendrik, die mij keynesiaans beleid verwijt. Allereerst wil ik met trots aansnijden dat de heer Keynes wel een liberaal politicus was. Ik kan hoogstens constateren dat ook een liberaal wel eens kan falen in zijn theorie. Mijn voorstel verschilt natuurlijk van keynesiaanse politiek in zoverre dat keynesiaanse politiek uitgaat van de verhoging van de schuld en van de premisse dat de bestedingsimpuls die daarvan het gevolg is, zichzelf zou terugverdienen. Mijn voorstel behelst geen verhoging van de schuld.

Dan rest het praktische punt van de timing. Ik heb een groot aantal interessante e-mails over het onderwerp spaarloon uit het land ontvangen. Daaronder bevond er zich een van een winkelier die mij prees om het voorstel, maar vroeg om de deblokkering pas in november te laten ingaan zodat het geld voor de sinterklaasuitgaven zou worden gebruikt en niet zou worden besteed op zonnige stranden.

Ik wil mij echter door meer praktische overwegingen laten leiden. Ik ben van mening dat de minister een goed voorstel heeft gedaan om zo snel mogelijk een voorstel in de wet op te nemen. Het lijkt mij daarom logisch om uit te gaan van zo snel mogelijke invoering, maar uiterlijk 1 september. Dan gunnen wij de senatoren toch nog de zonnige stranden, maar doen wij tevens een oproep aan hen om het zo snel mogelijk rond te maken. Ik zal op dat punt namens de coalitie een motie indienen. Wij hebben goed overleg gevoerd, ondanks het feit dat ik wel eens zorgelijke berichten lees over het coalitieoverleg. Dat is dus niet te wijten aan de financieel woordvoerders. Wij betreuren het wel eens dat wij alleen verantwoordelijk zijn voor de financiën. Naar mijn idee zouden wij het namelijk ook snel eens worden over een rechtstreeks door de bevolking gekozen boswachter. Ik begrijp nu dat de heer Bakker voor meer zaken verantwoordelijk is.

De heer Crone (PvdA):

Ik respecteer dat iedereen met elkaar overleg voert, zelfs als dit in achterkamertjes gebeurt. Er is ons echter niet gevraagd of wij ook wilden overleggen en of wij de motie mede wilden ondertekenen.

De heer Blok (VVD):

Ik weet al dat ik op de steun van de heer Crone kan rekenen, want ik heb zijn warme woorden over het schoolgeld gehoord.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat hogere consumentenbestedingen de Nederlandse economie een impuls kunnen geven;

overwegende dat consumenten circa € 4,5 mld. aanhouden in de vorm van spaarloonregelingen, waarover zij niet de vrije beschikking hebben;

overwegende dat deblokkering van deze tegoeden weliswaar goedkeuring van de overheid vraagt, maar niet ten laste komt van de overheidsfinanciën;

verzoekt de regering, deblokkering van spaarloonregelingen uiterlijk per 1 september 2005 mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Blok, De Nerée tot Babberich en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(30105).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister van Financiën voor zijn rustieke beantwoording en zijn lichte toon. Ik begrijp het: de coalitie heeft al voldoende problemen. Daaraan gaat de minister vandaag niets toevoegen. Daarbij komt dat dit een debat is waarbij de gedachte in mij opkomt dat de coalitiepartijen een keer moeten doorbijten. Nu ligt er een advies van de REA voor dat het begrotings- en het pensioenbeleid ter discussie stelt, maar de eindconclusie van dit debat is dat het een te duur advies is in vergelijking met datgene wat daarmee in deze Kamer gebeurt. Wat dat betreft moet ik de heer Blok gelijk geven. Misschien moeten wij de REA inderdaad afschaffen, want daarmee gebeurt nagenoeg niets.

De voorzitter:

De evaluatie vindt na een jaar plaats.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik neem aan dat ik het recht heb om nu al een tussenevaluatie te houden.

De voorzitter:

De heer Vendrik heeft dat recht inderdaad, maar ik herinner hem daaraan voor het geval dat hij dat was vergeten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Laat dit de eerste input zijn op weg naar die evaluatie: het eerste rapport van de REA ligt alweer in de prullenbak.

Op het punt van de duurzame energie heb ik in eerste termijn aandacht gevraagd voor de problemen die minister Brinkhorst veroorzaakt met het sluiten van de MEP-regeling "Wind op zee". Ik ben van mening dat de extra aardgasbaten een mogelijke nieuwe financieringsbron zijn. Ook de fractie van D66 maakt zich daar sterk voor. Iedereen heeft last van de hoge olieprijzen en wij stoppen de stimulering van duurzame energie opeens. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in de Miljoenennota 2006 voorstellen te doen voor extra financiering van de MEP uit de aardgasbaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(30105).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Blok heeft over het spaarloon een goede motie ingediend, al gaf hij de keynesiaanse theorie niet helemaal goed weer. Toch vind ik het een winstpunt in dit debat dat hij zich door die theorie heeft laten inspireren. Het lijkt mij goed dat het kabinet ook een keer doorbijt en dat het een principieel debat aangaat over de toekomst van het spaarloon. Naar mijn idee dient niet alleen te worden gesproken Vendrikover de uitzondering, maar moet ook de regeling ter discussie worden gesteld.

De discussie over het lesgeld was goed, al had ik enige tijd het idee dat er sprake was van een rondje ver plassen omdat niet duidelijk was van wie het idee is om het lesgeld af te schaffen. Afschaffing heeft onze steun. De vraag blijft wat er gebeurt met de gezinnen met kinderen die echt met een krappe beurs moeten rondkomen. Zij hebben geen baat bij afschaffing van het lesgeld. Daarbij komt dat gezinnen met meer inkomen volgend jaar ook een ongelooflijk douceurtje krijgen uit hoofde van het nieuwe zorgstelsel. Wat gebeurt er dan met die honderdduizenden kinderen die in Nederland in armoede moeten opgroeien? Ik heb geen antwoord gekregen van de CDA-fractie, maar hoop dat het kabinet die vraag wel beantwoordt. Graag wil ik de toezegging dat dit een topprioriteit wordt bij de invulling van het koopkrachtplaatje voor 2006, waarover in augustus zal worden gesproken.

Over de verpleeghuiszorg zal mevrouw Kant zo direct een motie indienen waar ik mijn naam graag onder gezet heb. Het is een schande die zo snel mogelijk moet worden aangepakt.

Over de WIA lees ik dat volgend voorjaar nog beraad zal worden gehouden over het eigenrisicodragerschap. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt dat het minimaal vijf en maximaal tien jaar is. In de antwoorden van de minister van Financiën staat dit niet. Niet alleen de coalitiepartijen zijn dus verdeeld over de afspraak die is gemaakt, maar ook in het kabinet is er verdeeldheid. De minister moet mij maar zeggen waar ik het mis heb. Kennelijk is er geen enkele afspraak gemaakt over de duur van het eigenrisicodragerschap. Het is niet begrensd. Dat is ook alweer winst in dit debat.

Ik vraag de minister van Financiën om een toelichting op de uitspraken van mevrouw Peijs, die eerder deze week in de Kamer zei dat zij miljarden over heeft. Met een deel van het geld gaat zij fietsenstallingen aanleggen. Daar ben ik voor, maar dan blijft er voor 2005 nog een hele bak geld over. Het is de vraag of de suppletoire wetten Verkeer en Waterstaat en Infrafonds nog wel de werkelijkheid weergeven. Het lijkt mij sowieso van belang om te constateren dat er in 2005 nog veel meer geld over is dan op dit moment het geval lijkt te zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de koopkracht over de hele breedte van de inkomensgroepen is verslechterd;

overwegende dat mensen met lage inkomens daardoor het zwaarst getroffen worden;

verzoekt de regering, de koppeling van minimumloon en uitkeringen per 1 juli 2005 te herstellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Crone en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30105).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik begon mijn eerste termijn met het consistente gebrek aan vertrouwen in het kabinet. De minister is daar helemaal niet op ingegaan. Het is natuurlijk ook niet zo'n leuk onderwerp, maar het is helaas wel waar. Wij hebben het ook uitgebreid over het consumentenvertrouwen gehad. Daar is de minister wel op ingegaan, maar ik vond hem daar nogal bagatelliserend over doen. Gelukkig heeft het CDA in het debat wel toegegeven dat ook het beleid van het kabinet een negatieve invloed heeft op het consumentenvertrouwen.

Het debat dat bij deze Voorjaarsnota grotendeels over het afschaffen van het lesgeld is gegaan, levert ook niet echt een belangrijke bijdrage aan het vertrouwen in de politiek. Wat is er gebeurd? Er is een stoelendans opgevoerd over de vraag wie het het eerste heeft geroepen. Wij zijn het er allemaal al jaren over eens dat wij er iets aan moeten doen. En dan wordt hier een stoelendans gehouden, een soap opgevoerd over de vraag wie daarover het hardste durft te roepen. Wat levert het uiteindelijk op? Niet echt een concreet voorstel vanuit de coalitie. Er ligt een motie zonder dekking. Ik vind dat een slappe uitkomst.

Ook wij zijn voor het afschaffen van het lesgeld, maar hebben daar wel een aantal belangrijke voorwaarden voor. Zo moet het op een fatsoenlijke manier gedekt worden, waarbij het zeker moet zijn dat het niet ten koste gaat van mensen met lagere inkomens. Dat vind ik gewoon heel belangrijk. Uit de motie kan ik niet afleiden dat dat niet gaat gebeuren. Het geld kan ook uit de begroting gehaald worden. Als dat ten koste gaat van andere voorzieningen in het onderwijs, dan heb ik daar wel een probleem mee. Ik vind het een makkelijke manier van scoren van de coalitiepartijen, ook al zijn wij het inhoudelijk eens over het afschaffen van het lesgeld.

Wij zijn ervoor dat het lesgeld afgeschaft wordt, maar voor groepen met lagere inkomens zijn er veel grotere problemen bij de onderwijskosten voor hun kinderen. Ik denk aan de schoolboeken, de ouderbijdrage, enz. Ik zou graag zien dat wij daar eens echt iets aan zouden gaan doen. Voor elk Nederlands kind zou het onderwijs gratis moeten zijn.

Ik kom op de koopkracht voor mensen met kinderen. Wij pleiten al jaren voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag. 350.000 kinderen in Nederland groeien in armoede op. Voor hen moet er iets extra's worden gedaan. Dat kan best door de kinderbijslag wat eerlijker te verdelen, want er zijn ook gezinnen in Nederland waarvan de ouders niet eens merken dat de kinderbijslag binnenkomt. Het is een mooie, budgettair-neutrale manier om de centen in dit land wat eerlijker te verdelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezinnen met kinderen en een laag inkomen, mede door de recente koopkrachtdalingen, in veel gevallen moeilijk kunnen rondkomen;

overwegende dat anderzijds een groot gedeelte van de kinderbijslag bij mensen terechtkomt die dit Kantgeld niet of nauwelijks nodig hebben;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen om de Algemene Kinderbijslagwet op een inkomensaf hankelijke manier vorm te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30105).

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Heeft u wel geluisterd naar de eerste termijn? U zegt dat het hele debat alleen maar over lesgeld is gegaan. Nu had ik al de indruk dat u buitengewoon selectief luistert, maar dat wordt nu totaal bevestigd. U hoort alleen maar wat u wilt horen, de rest vergeet u snel, niet alleen in dit debat, maar ook in eerdere debatten.

Mevrouw Kant (SP):

Dit debat is natuurlijk over heel veel dingen gegaan. Maar het lesgeld is daarin een prominent onderdeel, waarover u een motie hebt ingediend. Ik luister niet selectief, ik luister naar wat u blijkbaar op dit moment het meest belangrijk vindt: het lesgeld. U vindt niet het belangrijkste of dat lesgeld wordt afgeschaft – daar was u het allang over eens – maar dat u in de picture komt, daarmee alle andere gezinnen die in armoede leven het nakijken gevend. Nog los van dat ik het eens ben met afschaffing van het lesgeld. We kunnen hier heel veel praten, maar uiteindelijk gaat het om de daden. U zou een poging kunnen doen om uw fractie te overtuigen om ons voorstel te steunen voor de inkomensafhankelijke kinderbijslag. Dat betekent namelijk wezenlijk iets voor die gezinnen, iets wat het CDA zou moeten aanspreken!

Ik kom toe aan de algemene koopkracht voor mensen met lage gezinnen, een groeiend probleem. Ik vond de minister voor zijn doen behoorlijk ruimhartig, door toe te zeggen dat het uitgangspunt is dat deze mensen er niet wederom op achteruit gaan. Hij kon het niet tot achter de komma garanderen, maar het worden in ieder geval geen procenten. Dat is voor mij niet genoeg, maar van deze minister is het een heel belangrijke toezegging. Maar toch wil ik verder gaan; vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen die moeten rondkomen van een minimuminkomen, er dit jaar voor het derde jaar achtereen in koopkracht op achteruit gaan;

overwegende dat het aantal huishoudens en gezinnen dat moet rondkomen van een inkomen onder het bestaansminimum de afgelopen jaren sterk is toegenomen;

verzoekt de regering, bij de voorbereiding van de volgende rijksbegroting ervoor te zorgen dat de koopkracht van huishoudens met een minimuminkomen volgend jaar niet verder daalt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Vendrik en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(30105).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Deze minister doet alvast een voorschot: volgend jaar valt er niet al te veel geld te verdelen. Hij doet dat bij herhaling, zodat we vooral geen hooggespannen verwachtingen hebben. Natuurlijk is het bij een begroting altijd een kwestie van kiezen waaraan je je geld uitgeeft, maar hij kan niet zeggen dat er geen geld is. Het is altijd een kwestie van kiezen, en volgend jaar kan een andere keuze worden gemaakt dan de afgelopen jaren is gedaan. Hij kan niet ieder belangrijk onderwerp afdoen met de uitspraak dat er geen geld is. Zo'n belangrijk onderwerp is natuurlijk de verpleeghuiszorg. Al jarenlang zijn er grote noden, er is meer geld nodig voor mensen die deze zorg verlenen. Dat geld moet er volgend jaar nu eindelijk eens komen!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de basiszorg in verpleeghuizen in veel gevallen onder de maat is;

verzoekt de regering om in de begroting voor het jaar 2006 een substantieel bedrag uit te trekken voor het verhogen van het budget voor de verpleeghuiszorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Vendrik en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(30105).

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn duidelijke beantwoording van de vragen die wij aan hem hebben gesteld. Ik vond zijn betoog helder. Het enige punt dat ik niet goed uit de verf vond komen, betreft de vraag op welke wijze dit kabinet iets wil gaan doen aan het herstel van het vertrouwen van de burger in deze economie, met name om te komen tot een verhoging van het consumptief bestedingspatroon. Wij zouden graag zien dat middels een communicatieplan hieraan wordt gewerkt. Met betrekking tot de Europese grondwet is door het kabinet alles uit de kast gehaald op het gebied van de voorlichting, hetgeen echter een averechts effect had. Wij zouden graag willen dat het kabinet met een duidelijke visie komt op de wijze waarop het denkt het vertrouwen van de burger in de economie te kunnen herstellen. Wij dienen hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de burgers weinig vertrouwen in de economie hebben en een en ander leidt tot een laag consumptief bestedingspatroon;

van mening dat de economie gestimuleerd kan worden door het vertrouwen van de burgers in de economie te herstellen;

verzoekt de regering, op prinsjesdag met een plan van aanpak en Van Aseen communicatieplan te komen waarin zij aangeeft hoe zij het vertrouwen van de burgers in de economie wil gaan herstellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(30105).

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Verder hebben wij geconstateerd dat ook minister Zalm van oordeel is dat er structureel iets moet worden gedaan aan de economie. Zoals wij elk jaar bij de financiële beschouwingen benadrukken, is het niet langer verantwoord om door te gaan met het hanteren van de kaasschaafmethode. Wij pleiten voor een structurele aanpak. Het is dan niet verstandig om tijdelijk op bepaalde zaken te bezuinigen, in de zin van eerst het zuur en daarna het zoet. Nee, als iets zuur is, moeten wij dat gewoon durven doorzetten. Bepaalde taakstellingen zal je dan misschien moeten afbouwen. Wij zouden dan ook graag zien dat de rijkstaken goed tegen het licht worden gehouden. De IBO's zetten weinig zoden aan de dijk, althans het gaat mondjesmaat. Het is van belang om vanaf nu stevig door te pakken zodat op termijn sprake is van een structurele verbetering. Daarbij is het ook van belang om het uitgavenpatroon van de rijksoverheid neerwaarts bij te stellen, zodat wanneer er onzekere tijden aanbreken, we niet meteen te maken krijgen met zware klappen. Mevrouw Kant heeft het zo-even gehad over de positie van de mensen met lagere inkomens. Hoewel zij ook de dupe zijn, worden zij voor een groot deel ontzien door het kabinet. Ik zou met name aandacht willen vragen voor de positie van de middeninkomens die zwaar de dupe zijn door de toename van lasten op het gebied van huur, energie etc. Wij dienen hiertoe dan ook een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de middeninkomens het financieel zeer zwaar hebben en door dit kabinet onvoldoende ontzien worden;

verzoekt de regering, op prinsjesdag met substantiële maatregelen te komen waarbij de koopkracht van de middeninkomens versterkt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(30105).

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Wij kunnen ons vinden in de deblokkering van het spaarloon. Wij betreuren het in hoge mate dat de coalitie onderling de moties hierover met elkaar heeft doorgesproken maar ons daarin geen inzage heeft gegeven, hetgeen niet wegneemt dat wij er als zodanig achter staan. Wij zijn ook voor afschaffing van het lesgeld. Wat betreft de impuls aan de verpleeghuiszorg zullen wij afhankelijk van het antwoord van de minister over de dekking – die is namelijk niet door de heer De Nerée aangegeven – ons beraden of wij het voorstel van de heer Crone terzake kunnen ondersteunen. Tenzij minister Zalm zelf nog met een voorstel in die zin komt. Wij staan in ieder geval positief tegenover de voorstellen die door een aantal fracties hierover zijn gedaan.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik kan dit typeren als een ontspannen debat. Ik had opgeroepen tot ontspanning in verband met conjunctuur en structuur. Ik zal die discussie niet overdoen, maar mij beperken tot een paar punten.

Ik vind het prachtig om te zien hoeveel vaders een goed idee hebben, zoals over het lesgeld. Ik heb geen behoefte om er nog eens aan te herinneren dat dit het eerst in ons verkiezingsprogramma stond. Het CDA volgde snel, daarna sloot de heer Blok zich aan en nu de hele oppositie. Ik vind het fantastisch. Het moet dus gebeuren.

Ik begrijp iedereen die vraagt waar het uit moet komen. Het zou kunnen zoals de heer Rouvoet of de heer Crone het doen. Ik heb de minister zo verstaan dat hij zegt: als de Kamer het wil, zullen wij het doen. Ik ken hem goed genoeg om te weten dat hij enige flexibiliteit wil hebben bij de manier waarop hij dat financiert. Ik ga ervan uit dat de motie-De Nerée tot Babberich c.s., die door mij is meeondertekend, betekent dat het lesgeld in september wordt afgeschaft, als deze vanavond wordt aangenomen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is precies het probleem. U zegt dat het zo of zo zou kunnen, maar het maakt mijn fractie nogal wat uit waardoor het wordt gedekt. Dat moet niet ten koste gaan van andere zaken in het onderwijs.

De heer Bakker (D66):

Ik heb goed gehoord dat u in uw termijn hebt gezegd dat het niet ten koste moet gaan van lage inkomens of van het onderwijs en dat ben ik met u eens.

Mevrouw Kant (SP):

Zo heb ik nog een heel verlanglijstje. Het moet ook niet ten koste gaan van de zorg. Er wordt geen goede dekking aangegeven, zodat de minister daarmee kan doen wat hij wil.

De heer Crone (PvdA):

De heer Bakker zei in eerste termijn dat alles in dit land stilstaat, maar dat de gasbaten binnenstromen. Hij heeft letterlijk gezegd dat hij wil dat er wat terugstroomt om het vertrouwen van de burgers te herstellen. Hij heeft als geen ander de laatste dagen gezegd dat het schoolgeld dit jaar weg moet. Toen hij dat eergisteren zei, kreeg ik een idee en toen ben ik gaan zoeken hoe dat ook alweer heet. Dit heet het bruggetje van Thom de Graaf. Ik geef hem het eerstgeboorterecht voor het afschaffen van het schoolgeld en de dekking. Als de fractie van D66 daarmee instemt, is het vanavond geregeld, want zij maakt het verschil van een meerderheid of een minderheid voor de oppositie. D66 haalt deze week alles binnen op allerlei dossiers, zoals de omroep en Borssele.

De heer Bakker (D66):

Ik ben het met de heer Crone eens dat het vanavond geregeld moet zijn en dat er na vanavond geen misverstand meer over mag bestaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De vraag is dan hoe dat wordt ingevuld. De heer Bakker zegt dat het op allerlei manieren kan. Mag ik het zo verstaan dat hij in feite aan de minister vraagt om het amendement-Rouvoet tot afschaffing van het lesgeld uit te voeren en te zorgen dat dit wordt betaald? Waarom heeft hij dan een aparte motie ingediend?

De heer Bakker (D66):

Ik heb in eerste termijn al gezegd dat het zou kunnen zoals u het doet, met die uitgeschoven post op de onderwijs begroting die weer wordt teruggehaald. Dan heb je in 2006 een probleem, maar dan heb je het voor 2005 gedekt. Dat zou kunnen, maar ik heb in eerste termijn ook een paar andere posten genoemd. Volgens mij blijft er geld over binnen de uitgavenkaders van VWS in verband met uitstel van de WMO, is er nog 32 mln. van de eindejaarsmarge van Justitie niet verdeeld, en noem maar op. Er zijn meer mogelijkheden om het voor de korte termijn te dekken. Ik wil de minister graag de flexibiliteit geven om daarnaar te zoeken, want zo ken ik hem. Ik kan niet helemaal overzien in welke mate de FES-gelden al zijn belegd, maar hij mag het wat mij betreft ook zoeken bij het FES-bruggetje, als het maar gebeurt. Dat is het enige waar ik als volksvertegenwoordiger in geïnteresseerd ben. Ik doe dit niet als regering, maar als volksvertegenwoordiger met een opdracht. Ik ga ervan uit dat de motie wordt uitgevoerd, als deze wordt aangenomen, maar ik kan er ook een vraag aan de minister van maken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is een cruciaal misverstand. Wij zijn hier niet alleen als volksvertegenwoordiger, maar wij zijn ook wetgever. Wij bespreken vanmiddag de suppletoire begroting voor OCW. Mijn enige vraag is waarom 77 leden van de coalitiepartijen niet in staat zijn om een amendement te bespreken van een van de andere fracties. Zij willen wel dat dit gebeurt, maar zij leggen het op het bordje van de regering, terwijl wij het vandaag via een amendement kunnen regelen.

De heer Bakker (D66):

Met alle respect, het wordt geregeld. Of dat door een amendement-Rouvoet, een amendement-Crone, een motie-De Nerée of een initiatief van de minister is, doet helemaal niet terzake, want volgens mij telt voor de mensen alleen wat de uitkomst is van dit debat. Dat wil ik morgen in de krant terugzien. Van wie het komt of door wie een amendement of motie is ingediend, doet hier niet terzake. Wij zijn het toch allemaal eens? Wat zitten wij dan spijkers op laag water te zoeken? Het gebeurt gewoon.

Ik ben het met de minister eens dat er bij de kinderopvang een beroep op de werkgevers kan worden gedaan. De heer Blok heeft daarover een vraag gesteld. Ik heb er eveneens weinig vertrouwen in. Het komt in het cao-overleg immers niet aan de orde. Ik ga ervan uit dat het niet zal gebeuren voor 1 januari 2006. Na die datum zal het trouwens ook niet gebeuren. Het is dan ook nodig dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu reeds aanvangt met de wetgeving die daarvoor eventueel nodig is. Ik hoor graag dat het kabinet dit toezegt.

Over de lokale lasten hebben wij niet uitgebreid gesproken. Ik heb mijn standpunt naar voren gebracht. In september komen wij te spreken over het wetsvoorstel-ozb. Dan is ook de vraag naar maximering en bevriezing aan de orde. Dat geldt ook voor MEP en duurzame energie. Het gaat met name om projecten in 2006. Ik heb mijn zorg uitgesproken dat in de huidige vormgeving de consumenten de duurzame en trouwens ook de vuile energie betalen. Dat moet veranderen. Wij mogen echter niet de investeringen in duurzame energie verminderen. Een koppeling tussen aardgasbaten, het FES als het gaat om natuur, milieu en infrastructuur, en dit element kan ik mij goed voorstellen. Ik roep het kabinet op om dit punt op te lossen. Wij kunnen niet blijven toekijken terwijl de olieprijzen stijgen, waardoor op langere termijn onze gehele energievoorziening in gevaar komt. Wij mogen dus niet korten op de investeringen in duurzame energie. Ik laat het hierbij voor vandaag. Waarschijnlijk komen wij snel na de zomervakantie weer over dit onderwerp te spreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Staat de heer Bakker sympathiek tegenover de motie die ik op dit punt heb ingediend?

De heer Bakker (D66):

Ja. De motie spitst het echter wel heel erg toe. Ik laat het kabinet de ruimte om eventueel een andere oplossing te zoeken. De piketpalen daarbij heb ik al genoemd. Ik zal de motie dus niet steunen. Ik sluit mij echter bij de intentie aan. In het najaar zien wij hoe het probleem wordt opgelost.

De heer De Nerée is in eerste termijn begonnen over de kanjermonumenten. De minister heeft gezegd dat die hoog op zijn lijstje staan. Ook voor ons en naar ik denk voor de gehele Kamer is dit een belangrijk punt. Het zal dus moeten gebeuren.

De minister heeft mij uitgedaagd om een motie in te dienen die hij dan ook zal uitvoeren. Dat kan ik niet op mij laten zitten. De motie waarvan de minister ooit riep "Wij voeren hem niet uit" was immers van mij.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met grote regelmaat door de regering en de departementen een beroep wordt gedaan op externe adviesbureaus, waarvan het resultaat ook altijd naar de Tweede Kamer wordt gezonden;

van mening dat daarbij niet altijd duidelijk is wat de meerwaarde of de noodzaak is van dergelijke rapporten;

verzoekt de regering, voortaan elke keer wanneer een dergelijk extern rapport naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, dit vergezeld te doen gaan van een goede motivering van de noodzaak van dit rapport, alsmede van de met het rapport gemoeide kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker, De Nerée tot Babberich en Blok. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(30105).

Minister Zalm:

Voorzitter. De laatste dag voor het reces is altijd levensgevaarlijk. Dan spat het bloed soms tegen de muren. Het kan blijkbaar ook op een geheel andere wijze. Ik vind de sfeer in het debat zeer aangenaam. Er kunnen mogelijk later natuurlijk nog enige slachtoffers vallen. Ik lijk vandaag echter goed weg te komen.

De heer Crone heeft correct het FES-bruggetje geschetst. Wij moeten er geen algemene grabbelton van maken. Wij hebben niet voor niets de aardgasbaten als voeding aan het FES gekoppeld vanuit het idee daarmee de economische hoofdstructuur te versterken. Als de bruggetjes steeds worden gebruikt, valt de filosofie en grondslag onder de FES-gedachte echter weg. Volgens mij hebben wij deze techniek in het verleden één keer gebruikt. De heer Crone heeft zelfs geopperd om maar direct te beslissen dat als ik het niet kan vinden binnen het uitgavenkader ik die brug maar moet oversteken. Als ik dan direct daarna hoor spreken over bijvoorbeeld de verpleegzorg waar dan ook wel met dat bruggetje iets aan kan worden gedaan, dan voel ik mij direct wat ongemakkelijk en vrees ik toch dat die hele FES-gedachte verdwijnt. Dat zou ik betreuren.

Voorzitter. Je zou wel kunnen zeggen dat de motie van de leden Crone, Vendrik en Van As niet in strijd is met wat wij nu besproken hebben, maar het is wel een heel algemene motie, zoiets van: doe er eens wat leuks mee! In dit debat hebben wij ons gefocust op deblokkering van het spaarloon, maar dat staat natuurlijk los van het budgettaire kader. Van de lesgelden is gezegd dat ik daar zo nodig maar de FES-brug voor moet gebruiken. Dan zijn er nog de kinderopvangtabellen. Daarvoor moet ik binnen het uitgavenkader maar wat zien te vinden. Het is een brede, zeer algemene motie die eigenlijk geen enkele begrenzing stelt. Ik begrijp wel dat die ruimte bewust wordt gezocht, maar ik moet aanvaarding ervan toch ontraden.

De heer Crone (PvdA):

Dit ziet niet op het FES-deel van de aardgasbaten, maar echt alleen maar op de 58% inkomstenmeevallers uit die baten. Ik snap wel dat u daarmee het tekort wil verkleinen, want dat is inderdaad de Zalm-systematiek, maar het is in ieder geval geen oneindige oprekking, zeker niet van het bruggetje!

Minister Zalm:

Dan heb ik er nog meer bezwaar tegen, want als de olieprijs stijgt, heeft dat ook repercussies voor de internationale economie en leidt dat tot een negatief effect op de belastingopbrengsten. Volgens het CPB springen wij daar budgettair uit dankzij het feit dat die aardgasbaten dan ten gunste komen van het tekort. Overigens is die berekening volgens mij zelfs inclusief het FES-deel van de gasbaten, maar dat terzijde. Normaal gesproken moet die 60% dan ook worden gebruikt voor vermindering van het financieringstekort als wij althans een oplopend tekort willen vermijden.

De heer Crone (PvdA):

Dit is eigenlijk een vertaling van het gas stroomt wel en dat moet ook terugstromen, dus eigenlijk de motie-Bakker!

Minister Zalm:

Dat laat ik graag aan u en de heer Bakker over, maar voorlopig staat er wel de naam Crone onder!

Voorzitter. Laat ik dan tegelijk maar de motie-De Nerée meenemen. Ik kan daarmee wel uit de voeten. Dat had ik niet gekund als er zoiets had gestaan als "zoek het maar uit, zoek het maar binnen de uitgavenkaders". Ik vind het prettig dat dit wel als eerste route wordt genoemd, ook ter afscherming van het FES. Ik ben zeker van plan om die zoektocht ook te ondernemen. Nu gaat "zoekt en gij zult vinden" lang niet altijd op, zeker niet bij mij, maar ik zou dit toch wel als voorkeursoptie willen proberen. Ik durf op dit moment dan ook wel te zeggen dat het lesgeld per 1 september kan worden afgeschaft, want het prettige van de motie is toch dat ik altijd nog als terugvalpositie heb dat, mocht ik het niet binnen mijn uitgavenkader kunnen vinden, het FES als dekking kan worden gebruikt. Ik heb gewezen op de effecten die dat kan hebben. Tijdelijk hebben wij wel geld genoeg, maar structureel kan het ten laste gaan van voorgenomen projecten in de kennis, infrastructuur, natuur en milieu, maar de Kamer blijkt dat risico wel te willen lopen. Voor mij is de dekking op zich in ieder geval helder en kan ik met mijn collega van Onderwijs wel bepleiten om het lesgeld af te schaffen.

Dat is overigens volgens mij niet hetzelfde als waarom het amendement-Rouvoet vraagt, want tot nu toe hebben wij gesproken over het lesgeld voor 16- en 17-jarigen. Het valt mij op dat in het amendement ook over 18-jarigen wordt gesproken. Bovendien is de dekking nogal gecompliceerd. Met de motie van de coalitie zou ik zo nodig ook de dekking 2005 kunnen regelen, want ook dan zou je als regel kunnen stellen: het uitgavenkader geldt en kijk maar of je het daarbinnen kunt vinden. 2005 is gemakkelijker dan 2006 en latere jaren. Even los van de inhoud van het amendement dat wat ruimer is dan de 16- en 17- jarigen, pleit ik ervoor, ook al klinkt dat misschien een beetje gek, om het dekkingsdeel achterwege te laten. Zo niet, dan ontstaan er complicaties met de begroting van Onderwijs die na een intern probleem met budgetten en de bijstelling van ramingen door wat heen en weer schuiven weer netjes op orde is gebracht. Als de heer Rouvoet nu die eenmalige dekking zo aanwijst, ontstaan er echt problemen met de begroting van OCW in 2006. Het is toch niet de bedoeling dat de begroting van het ministerie van OCW door de afschaffing van het lesgeld in de problemen komt.

Dus nogmaals, hoewel het wat gek klinkt, ik geef de heer Rouvoet in overweging dit te beperken tot de uitgavenverhogingkant. In de motie-De Nerée is de dekkingskant nog open gelaten, maar de Kamer is bereid daarvoor het FES in te zetten. Dit is voor mij voldoende garantie dat er geen budgettaire ongelukken gebeuren en dat wij alles ingepast en gedekt hebben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is een boeiende ontwikkeling dat de minister mij nu vraagt om het amendement zo aan te passen dat alleen de besteding er in staat en de dekking niet. Het is voor het eerst dat ik hem hoor vragen of wij met een ongedekt amendement willen komen.

In eerste instantie zei de minister dat wij de regering niet op pad moeten sturen met de boodschap: ga er maar naar zoeken. Nu zegt hij dat hij uit de voeten kan met een motie van de coalitie die zegt: voer het amendement-Rouvoet uit en zorg maar dat het betaald wordt. Ik snap niet hoe de minister dit kan rijmen met zijn eerdere oordeel over onder andere mijn amendement waarin juist richting wordt gegeven.

Minister Zalm:

Die dekking legt het probleem bij het ministerie van OCW. Ik kan een heel verhaal houden over schuifpartijen en intertemporele compensaties, maar ik volsta ermee te zeggen dat daarvoor de eindejaarsmarge is gebruikt. Als de heer Rouvoet die marge voor iets anders wil gebruiken, ontstaat er dus een probleem. Dit is dan uiteindelijk toch geen echte dekking.

Waarom kan ik uit de voeten met de motie van de coalitie? Die motie komt erop neer dat ik primair een oplossing moet zoeken binnen het uitgavenkader. Dit was ook mijn voornemen, maar ik weet natuurlijk nog niet zeker of ik daarin ruimte kan vinden. Als dit niet mocht lukken, kan volgens de motie gebruik worden gemaakt van het FES. Dit is ook helder.

Als de heer Rouvoet in zijn amendement – als hij daarbij persisteert – wil verwijzen naar die aanvaarde motie, want daar zit de dekking van het lesgeld in, acht ik dit in dit geval een voldoende degelijke dekking.

De heer Van As (LPF):

Ik ben heel verbaasd. Ik begrijp de minister nu echt niet meer, terwijl ik toch echt alle vertrouwen in hem had. Nu komt de aap uit de mouw. De coalitie komt met iets dat de hele Kamer mooi vindt en zegt daarbij dat de minister de dekking moet zoeken in het uitgavenkader. In antwoord op de motie-Crone wijst hij financiering via het FES echter af.

Minister Zalm:

Ik was zelf al van plan om de route van de uitgavenkaders te bewandelen, maar ik kan daar nu nog geen zekerheid over verschaffen. Ik zal dit de komende maanden bekijken. Dat de Kamer nu zegt dat het mooi zou zijn als dit zou lukken, is natuurlijk geen degelijke dekking. Vervolgens zegt de motie dat dit ook gefinancierd kan worden uit het FES als het niet kan via de uitgavenkaders. De Kamer weet natuurlijk ook dat dit dan ten laste gaat van infrastructuur, natuur en milieu, kennisprojecten, enz. Dit lijkt op de korte termijn niet zo'n probleem, omdat wij voor 2005 en 2006 voldoende meevallers hebben. Het kan structureel wel een probleem zijn als de aardgasbaten weer het normale peil bereiken. Ik versta de motie zo dat de Kamer zich realiseert dat dit gevolgen kan hebben voor de structurele niveaus die uit het FES worden betaald voor infrastructuur, natuur en milieu en kennis. Die keuze kun je maken, ik kan die keuze accepteren en ik beschouw dit als een voldoende dekking.

De heer De Nerée heeft nog gewezen op de Regeling vaststelling lesgelden. Bij mijn weten zijn het lesgeld en de indexatie in de wet geregeld. Dit is een praktisch punt voor de uitwerking; over de inhoudelijke kant zijn wij het eens.

De heer Rouvoet zei terecht dat al vaker is gezegd dat er economisch herstel komt en dat het nu al zeventien kwartalen tegenzit. Het moet dan een keer goed gaan, zou ik zeggen. Het zijn nog niet de zeven magere jaren, geloof ik, maar wij komen al aardig in de buurt. Ik kan op dit punt geen garanties geven. Ik kan alleen zeggen dat dit volgens de internationale instellingen en ons eigen CPB de verwachting is. Wij moeten het daarvan hebben. Ik kan daarover verder geen zekerheid verschaffen.

Op de oude auto's komen wij eventueel terug bij het Belastingplan. Ik heb de oude auto's dus niet nodig ter dekking van de lesgeldkwestie. Wij zullen die discussie bij de milieucomponent van het Belastingplan wel weer aangaan. Er kleeft een aantal bezwaren aan het niet vrijstellen van oude auto's. Mensen kunnen zeer veel gebruik gaan maken van een aanvraag om de auto slechts enkele dagen per jaar te mogen rijden. Die oude auto's staan meestal gewoon netjes in de schuur en men maakt er af en toe eens een ritje mee. Daarvoor bestaat een regeling die veel administratieve rompslomp oplevert. Hoe dat per saldo uitvalt, weet ik niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb dit vorig jaar voorgesteld ter dekking van andere voorstellen. Toen is het afgewezen. Ik zou het onderwerp niet weer naar voren hebben gebracht, ware het niet dat staatssecretaris Van Geel gisteren de suggestie heeft laten ontstaan dat het kabinet overweegt om die vrijstelling af te schaffen. Daarom heb ik het nog even opgebracht, want ik vind het op zichzelf een interessante opening.

Minister Zalm:

Dat zullen wij dan nog wel bespreken binnen het kabinet.

Voorzitter. Ik ben toch wel blij dat de heer Blok voor de koninklijke weg kiest inzake het spaarloon, dus de wet wijzigen en de maatregel per 1 september laten ingaan. Daar ontvalt mij een rillerig gevoel. Het is op tijd. De nationale winkeliers hebben iets meer kans om het te benutten dan anders het geval zou zijn. Dat vind ik ook een overweging. Dat is altijd goed, die e-mails die je soms krijgt.

Op de MEP en dergelijke zaken komen wij op prinsjesdag terug.

De heer Vendrik heeft gezegd te willen debatteren over de afschaffing van het spaarloon. Een bezwaar tegen het afschaffen van het spaarloon is dat je het nooit meer kunt deblokkeren in een conjunctureel zwakke periode. Dat zou ik toch wel jammer vinden! De heer Vendrik heeft gelijk dat na afschaffing van het lesgeld geen vergoeding meer hoeft te worden gegeven aan degenen die het lesgeld nu volledig gecompenseerd krijgen op grond van de WTOS. De betrokkenen zijn dan af van de administratieve rompslomp van aan de ene kant betalen en aan de andere kant een WTOS-aanvraag doen, maar zijn daarmee financieel niet beter uit. Daarin heeft de heer Vendrik gelijk. Inkomenspolitiek gezien is deze maatregel uitdrukkelijk gericht op de middeninkomens. De middeninkomens zijn, zoals ook anderen hebben vastgesteld, behoorlijk in de min gegaan, meer dan de laagste inkomens. Ik heb daar dus niet zo'n probleem mee.

Over het punt van de WIA zou verschil van mening bestaan. Ik heb gezegd dat wij nog even openlaten of wij kiezen voor vijf jaar of tien jaar. Ik heb de voor- en nadelen van beide mogelijkheden genoemd. Een keuze voor tien jaar werkt beter aan de incentive-kant, maar de opslag op de premies moet dan ook hoger worden. Die overwegingen zullen uiteindelijk bepalen waarvoor wij kiezen. Noch ideologisch noch anderszins bestaat hierover een groot meningsverschil. Wij moeten de keuze tussen vijf of tien jaar nog maken; daar nemen wij gewoon nog even de tijd voor. Ik zie het problematische aspect daarvan niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als die keuze valt, geldt er dan een bandbreedte van vijf tot tien jaar of is ook een andere periode voor het eigenrisicodragerschap denkbaar? Daar ging het meningsverschil namelijk over.

Minister Zalm:

Dat zou misschien nog wel kunnen. Vijf en tien zijn natuurlijk mooie getallen: vijf vingers aan één hand en tien aan twee. Zeven is het getal der volheid, dus dat zou ook nog kunnen. Zes lijkt mij niets, acht en negen ook niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Vier zou ook kunnen?

Minister Zalm:

Nee, naarmate je de periode korter maakt, wordt het effect op het gedrag van werkgevers kleiner. Daar is het natuurlijk ook om te doen. De discussie is eigenlijk vijf of tien jaar, althans zo heb ik het steeds ervaren. Als iemand vraagt "kan het er ook iets tussenin wezen?" dan is dat ook niet uit te sluiten. De heer Vendrik zoekt er allerlei complotscenario's, ruzies en dergelijk achter, maar dat is mij volstrekt ontgaan.

De heer Vendrik heeft mij meegedeeld dat mevrouw Peijs miljarden overhoudt. Dat vind ik een interessante mededeling, maar ik heb het van haar nog niet gehoord. Wij kijken of er bij het infrafonds sprake is van onderuitputting. Vanwege "in is uit" voor de begroting 2005 moeten wij ook nog € 700 mln. onderuitputting voor rijksbegroting en sociale zekerheid samen zien te vinden. Voordat het jubelfeest toeslaat, zullen wij die taakstelling ook nog moeten vervullen. Dat zit ook in de veronderstellingen bij de begroting. Ik heb nog geen concrete bedragen gehoord uit het infrafonds die onbesteed zouden blijven. Overigens blijven onbestede bedragen altijd beschikbaar voor het infrafonds, dus dat schuift ook weer door.

Mevrouw Kant heeft gesproken over de vertrouwenskwestie. Wij hebben die discussie bij een aantal gelegenheden gevoerd. Ik begrijp dat zij niet moe wordt om het onderwerp iedere keer ter sprake te brengen. Zij zal mij misschien vergeven dat ik het even zo laat omwille van de kortheid.

Het kabinet ziet niet veel in een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Wij hebben al een vrij gedifferentieerd instrumentarium. Kinderbijslag dient ook voor de horizontale rechtvaardigheid, dus niet alleen voor rechtvaardigheid tussen hoge en lage inkomens. Als je gezinnen met hetzelfde inkomen hebt, maar het ene gezin heeft kinderen en het andere niet, dan weet je dat het gezin zonder kinderen de facto een hoger welvaartsniveau heeft dan het gezin met kinderen. De kinderbijslag dient als een stuk compensatie. Daarnaast zijn er inkomensafhankelijke elementen via de kinderkorting en de WTOS. Dat lijkt mij een goede combinatie.

Tot slot loop ik nog even de moties langs voor zover ik die nog niet heb behandeld. Ik hoop dat de Kamer de motie op stuk nr. 7 aanvaardt, want soms is het een steun in de rug voor de minister van Financiën als de Kamer zelf de dekking heeft aangewezen. Ik kan mijn collega's dan voor een fait accompli stellen en dat is soms wel eens prettig. De motie op stuk nr. 8 over de deblokkering van het spaarloon lijkt mij uitvoerbaar. Dat is echter afhankelijk van de medewerking van de Eerste Kamer. Ik zal heden een nota van wijziging indienen op een liggend wetsvoorstel dat als hamerstuk was gedacht. De facto hebben wij hier het debat daarover gevoerd. Ik hoop dan ook dat het wetsvoorstel toch nog hamerstuk zal kunnen blijven.

Ik ontraad aanname van de motie op stuk nr. 9 over extra financiering uit de aardgasbaten. Wij hebben de regeling niet voor niets afgeknepen, overigens met instandhouding van de doelstellingen die door de regering waren geformuleerd. Daar dreigden wij verder overheen te schieten. Windenergie is een vrij kostbare vorm van energieopwekking. Ik zou de windmolens niet als een prioritair onderwerp van de FES willen zien. Dat neemt niet weg dat wij de meevallende aardgasbaten niet alleen gebruiken voor kennis en infrastructuur, maar ook voor natuur en milieu. Ik raad echter af om de aardgasbaten in te zetten voor het onderwerp dat in de motie wordt voorgesteld.

Het aannemen van de motie over het herstel van de koppeling per 1 juli raad ik ook af. Ik ben er al uitvoerig op ingegaan dat het feit dat anderen geen nullijn hanteren voor ons geen aanleiding is om dat punt te herzien. Wij zijn tegen een inkomensafhankelijke kinderbijslag dus het aannemen van de motie daarover van mevrouw Kant en de heer Vendrik raad ik ook af. Ik zit even met de motie van mevrouw Kant en de heer Vendrik over gezinnen met een inkomen rond het bestaansminimum. Het is mogelijk dat die motie verder gaat dan wat ik heb gezegd. Dan moet ik het aannemen ervan afraden. Het kan ook zijn dat is bedoeld om weer te geven wat ik heb toegezegd. Dan is zij overbodig. Ik raad het aannemen ervan voor de zekerheid toch maar af, tenzij zij wordt ingetrokken.

Bij de verpleeghuizen is niet alleen de budgettaire kant een punt van kwaliteitsverschil. Dat blijkt ook uit het rapport van Kennedie. Soms is het kwaliteitsverschil tussen verpleeghuizen met vergelijkbare budgetten onverklaarbaar. Ik heb in de schriftelijke beantwoording al aangegeven dat er alvast 40 mln. is gereserveerd voor de kwaliteit bij aantoonbare zwaardere zorgvormen. Als er een objectieve factor kan worden gevonden waaruit blijkt dat er eigenlijk extra kosten moeten worden gemaakt, zijn er middelen beschikbaar. Daar wil ik het bij laten. Een algemene verhoging en verneveling over de verpleeghuiszorg leidt niet de oplossing van het probleem.

Mevrouw Kant (SP):

Ik had toch nog een stille hoop dat het kabinet voor het volgend jaar bij de volgende Miljoenennota met extra geld voor verpleeghuizen zou komen. U zegt hier eigenlijk dat dit er niet inzit. Dat vind ik wel heel teleurstellend.

Minister Zalm:

Ik heb gezegd wat het beleid is. Dat heb ik ook schriftelijk gedaan. Ik kan verder niet vooruitlopen op de stukken voor prinsjesdag.

Mevrouw Kant (SP):

U zegt dus ook niet dat het niet mogelijk is? Dat zei u net eigenlijk wel en daar schrok ik een beetje van. Ik vind het ook jammer dat u het nu nog niet wilt toezeggen, maar ik zou het nog erger vinden als u zou zeggen dat u zeker weet dat het er niet komt.

Minister Zalm:

Als ik zou weten wat wij op prinsjesdag allemaal presenteren, had ik het koffertje al meegenomen. Dat heb ik niet gedaan. Ik neem kennis van de opvattingen van de Kamer. U mag daar niet uit afleiden dat er toch extra budget komt. Ik heb een schriftelijk antwoord gegeven. Dat is het staande beleid. Discussie over de begroting 2006 voeren wij aan de hand van de begrotingsstukken van prinsjesdag.

De heer Bakker (D66):

Durft de minister met mij de stelling aan dat, indien de problemen in de verpleeghuiszorg – die wij natuurlijk geregeld horen – louter een kwestie zouden zijn van geld, deze allang waren opgelost?

Minister Zalm:

Er is natuurlijk in de afgelopen jaren veel geld aan de AWBZ toegevoegd. Het gaat er nu ook om dat het management moet worden aangesproken op zijn vaardigheden respectievelijk zijn gebreken. Daar heeft de regering voornemens voor geformuleerd. Er is ook al een prioritering voor een bepaald budget gegeven zodat eventuele financiële knelpunten kunnen worden opgelost. Wat mij betreft is dat het voorlopig. Ik raad dus het aannemen van die motie af.

De heer Van As heeft een motie ingediend over een plan van aanpak voor communicatie. Een plan van aanpak zullen wij zeker presenteren op prinsjesdag. De Miljoenennota en de troonrede vormen ons plan van aanpak voor 2006. Ik weet niet of het opstellen van een communicatieplan om het vertrouwen van burgers in de economie te versterken de goede route is. Het kabinet moet wel duidelijk maken waarom de maatregelen die worden getroffen nodig zijn. Wij moeten ook vertellen dat wij de burger meer lucht gaan geven in 2006. De ozb wordt afgeschaft. De afschaffing van het lesgeld voor 16- en 17-jarigen is nu mede dankzij de Kamer rond. Het spaarloon wordt gedeblokkeerd. Die zaken kunnen een extra steuntje in de rug zijn voor het vertrouwen van de burger in de economie. Ik heb er een beetje mijn twijfels over of wij nu allerlei voorlichters weer een communicatieplan moeten laten ontwerpen. Ik dacht dat de heer Van As ook niet zo weg is van al dat "paper shuffelen", wat al snel gebeurt als alle spindoctors en voorlichtingsgoeroes zich gaan werpen op een communicatieplan. Ik heb een beetje een aarzeling bij die motie.

De laatste motie van de heer Van As betreft de middeninkomens. De middeninkomens, zeker die met kinderen, staan er volgend jaar inderdaad goed voor. Zij maken onderdeel uit van het beleid, zoals wij dat al geformuleerd hebben. Mijn beantwoording geeft aan dat er wordt voldaan aan datgene wat de heer Van As met zijn motie beoogt, zeker toegespitst op middeninkomens met kinderen. Dat brengt mij weer tot het bekende dilemma: overbodig of, als er meer achter zit, afraden. Ik moet de heer Van As in deze situatie op dezelfde manier behandelen als mevrouw Kant.

De motie van de heer Bakker had ik uitgelokt. Ik zal er in het kabinet dan ook als een leeuw voor vechten dat deze motie wordt uitgevoerd, hoewel wij natuurlijk altijd met één mond spreken. Het moet gek gaan, als die motie niet tot vreugdekreten leidt op het ministerie van Financiën. De collega's moeten voortaan maar gaan doen wat in de motie gevraagd wordt. Wij weten dan ook wat al dat papier kost.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om de suppletoire begrotingen naar aanleiding van de Voorjaarsnota, waarvoor zich geen sprekers gemeld hebben, te weten 30105, hoofdstukken I t/m IV, VI, VII, IXA, IXB, X, XI, XIII en XIV, alsmede de hoofdstukken B, C, E, F en G, zonder stemming aan te nemen.

Tevens stel ik voor, over de ingediende moties en over de Voorjaarsnota, alsook over de suppletoire begrotingen die in de loop van de dag nog behandeld worden, aan het eind van de vergadering, vannacht dus, te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.28 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Ik geef het woord aan mevrouw Van Oerle-van der Horst tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven.

Mevrouw Van Oerle-van der Horst:

voorzitter der commissie

Mijnheer de voorzitter. De commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer E.A.W. van der Sande te Engelen. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden of de verklaringen en de beloften af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)3

De voorzitter:

De heer Van der Sande is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Van der Sande door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen u als eerste te mogen feliciteren met uw benoeming. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en na een korte schorsing in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven