33 400 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2013

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Inhoudsopgave

   

pagina

     

A

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL

2

     
 

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

2

 

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)

2

     

B

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1

Leeswijzer

3

     

2

Het beleid

7

2.1

De beleidsagenda

7

2.2

De beleidsartikelen

26

2.3

De niet-beleidsartikelen

135

     

3

De agentschappen

141

     

4

De Bijlagen

161

4.1

ZBO’s en RWT’s

161

4.2

Overzichtsconstructie Milieu

164

4.3

Moties en toezeggingen

169

4.4

Verdiepingshoofdstuk

214

4.5

Subsidieoverzicht

242

4.6

Evaluatie- en overig onderzoek

248

4.7

Begrotingsakkoord

253

4.8

Afkortingenlijst

255

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Rijkswaterstaat, Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Emissieautoriteit voor het onderhavige jaar vastgesteld.

De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Voor u ligt de begroting 2013 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, hoofdstuk XII van de Rijksbegroting. De begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. De beleidsagenda: De beleidsagenda beschrijft de gevolgen van het Begrotingsakkoord voor IenM en de beleidsprioriteiten van IenM voor 2013. Tevens wordt in de agenda een begroting op hoofdlijnen en een totaaloverzicht van de beleidsdoorlichtingen gepresenteerd.

  • 2. De beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen: De beleidsartikelen bieden systematisch inzicht in de algemene doelstellingen, de rollen en verantwoordelijkheden, de financiële instrumenten en het evaluatieoverzicht. In de niet-beleidsartikelen worden uitgaven verantwoord die niet zinvol of doelmatig kunnen worden toegerekend aan de beleidsartikelen.

  • 3. De agentschappen: In deze paragrafen zijn de relevante financiële gegevens van het KNMI, Rijkswaterstaat, de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Nederlandse Emissieautoriteit opgenomen.

  • 4. Bijlagen: De volgende bijlagen zijn opgenomen in deze begroting:

    • a) Overzicht ZBO’s en RWT’s.

    • b) Overzichtsconstructie Milieu.

    • c) Overzicht van moties en toezeggingen.

    • d) Verdiepingshoofdstuk.

    • e) Subsidie-Overzicht: Hierin wordt een overzicht van alle via IenM verstrekte subsidies opgenomen.

    • f) Evaluatie- en onderzoeksbijlage: Hierin wordt een totaaloverzicht van alle onderzoeken effectenonderzoek expost, overig evaluatieonderzoek) opgenomen.

    • g) Bijlage Verwerking Begrotingsakkoord

    • h) Lijst met afkortingen.

Naast deze begroting, hoofdstuk XII van de Rijksbegroting, kent IenM ook de begroting van het Infrastructuurfonds, fonds A van de Rijksbegroting, waarin de concrete investeringsprojecten en programma’s worden geraamd. Met dit aparte fonds voor de infrastructuur wordt invulling gegeven aan de doelstellingen zoals genoemd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, nr. 319), te weten het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur.

Vanaf dit jaar kent IenM ook de begroting van het Deltafonds, fonds J van de Rijksbegroting. In de Waterwet is opgenomen dat er een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterkwantiteit en waterveiligheid, zijn als gevolg van de bij de behandeling van het wetvoorstel Deltawet aangenomen amendement (Kamerstukken II, 2010/11, 32 304, nr. 29) niet in het Deltafonds opgenomen en worden verantwoord op de begroting van hoofdstuk XII, artikel 12.

De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl.

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

De begroting is dit jaar gewijzigd door invoering van een nieuwe begrotingsstructuur, verdere doorvoering van het «verantwoord begroten» en maatregelen om meer transparantie te bieden.

Begrotingsstructuur

Als gevolg van de vorming van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kent de IenM-begroting een nieuwe begrotingsstructuur. Deze structuur is begin 2012 aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt en vanaf de voorjaarsnota 2012 van kracht (Kamerstukken II, 2011/2012, 33 000 XII, nr. 111). De vaste commissie voor IenM heeft op basis van deze structuur aangegeven welke wensen zij graag verwerkt zou zien in de begroting 2013 (Kamerstukken II, 33000-XII-111/2012D25435). IenM heeft aangegeven hoe het invulling kan geven aan die wensen, onder andere door middel van een aangepaste begrotingsstructuur (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865). Deze begroting is op basis van die begrotingsstructuur opgebouwd.

De uitgaven met betrekking tot Hoofdwatersystemen, Ruimte voor de rivier en Maaswerken, Hoogwaterbeschermingprogramma en de daaraan gerelateerde netwerkgebonden kosten zijn per 2013 overgebracht van het Infrastructuurfonds naar het recent opgerichte Deltafonds.

Verantwoord Begroten

De begroting 2012 is al significant gewijzigd als gevolg van de veranderingen die worden doorgevoerd in de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstukken II, 2010/2011, 31 865, nr.26). In de begroting 2012 is «Verantwoord Begroten» gedeeltelijk doorgevoerd, onder andere door invoering van een centraal apparaatartikel, en het opnemen van overzichten van beleidsdoorlichtingen en evaluatie-onderzoeken en een subsidieoverzicht.

De ontwerpbegroting 2013 is conform de voorschriften van «Verantwoord Begroten « opgebouwd. Dat betekent dat voor alle beleidsartikelen rollen en verantwoordelijkheden worden beschreven, bijbehorende indicatoren en kengetallen worden gepresenteerd alsmede de in te zetten financiële instrumenten.

Nog niet in alle gevallen is sprake van een sluitende set aan indicatoren en kengetallen. Het streven is om de begroting 2014 te voorzien van een set aan indicatoren en kengetallen die de verantwoordelijkheid van de Minister conform «Verantwoord Begroten» afdekt.

Transparantie

In begrotingsonderzoeken en tijdens begrotingsbehandelingen is geconstateerd dat meer transparantie van de begrotingen van IenM wenselijk is. Recent heeft de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport van de Tijdelijke Commissie Onderhoud en Innovatie Spoor deze wens nog eens herhaald.

In de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor (Kamerstukken II, 2011/2012, 32 707, nr. 16) is een pakket maatregelen aangekondigd om de informatievoorziening naar de Tweede Kamer beter en transparanter te maken. De maatregelen zijn – voor zover van toepassing op de begroting – in deze begroting doorgevoerd. Het betreft onder andere het inzichtelijk maken van significante kasschuiven en begrotingsmutaties over een langere periode (tot en met 2028) dan de reguliere meerjarenramingen (t+4).

Verder heeft de vaste Kamercommissie IenM geconstateerd dat met het toedelen van de bijdrage aan het Infrastructuurfonds aan de verschillende beleidsartikelen, veel sterker de inhoudelijke relatie gelegd kan worden tussen beleidsdoelstellingen, de ministeriële verantwoordelijkheid en het geld dat via het Infrastructuurfonds besteed wordt. Hiertoe is een nieuw beleidsartikel, artikel 26 Bijdrage investeringsfondsen, geïntroduceerd. In de brief (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr. 42) is verder aangegeven hoe IenM deze relatie wil versterken. In deze begroting is die lijn doorgevoerd.

Deze ontwikkelingen hebben hun uitwerking op de diverse onderdelen van de begrotingen van IenM. De volgende zaken zijn concreet gewijzigd ten opzichte van de begroting van 2012:

  • De nummering van de artikelen is vanaf 2013 gewijzigd. De «oude» artikelen 1 tot en met 10 worden nog tot en met het jaar 2012 weergegeven. De «nieuwe» artikelen (11 tot en met 26) worden vanaf 2013 gepresenteerd. In de verdiepingsbijlage is beschreven hoe de conversie van de oude naar de nieuwe artikelen heeft plaatsgevonden.

  • Per beleidsartikel worden rollen en verantwoordelijkheden beschreven, bijbehorende indicatoren en kengetallen gepresenteerd alsmede de in te zetten financiële instrumenten.

  • Er is een nieuw beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen. Dit artikel kent de artikelonderdelen bijdrage aan het Infrastructuurfonds en bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2028.

  • In de bijlagen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds zijn de uitgaven per modaliteit weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft voornamelijk de overige ontvangsten van de fondsen.

  • Op de beleidsartikelen van hoofdstuk XII waarop de bijdragen betrekking hebben wordt direct onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals extracomptabel opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren. De investerings-productie-indicatoren (projecten, programma’s, areaalgegevens e.d.) blijven verantwoord binnen de begrotingen van de fondsen. De opzet en terminologie van de verschillende artikelen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds is conform mijn brief (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr. 42) aangepast om meer uniformiteit te brengen in de artikelen.

  • Op de productartikelen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds worden onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2028.

  • Mutaties op de beschikbare budgetten (zowel hoofdstuk XII, Infrastructuurfonds en Deltafonds) worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2028 toegelicht.

  • In deze begroting wordt de nog niet aan sectoren toebedeelde investeringsruimte voor deze en volgende kabinetten tot en met 2028 op artikel 18 van het Infrastructuurfonds en op artikel 5 van het Deltafonds geraamd, zodat deze voor de Tweede Kamer zichtbaar en navolgbaar wordt. Dit is ook zichtbaar onder de «extracomptabele» tabellen behorend bij artikel 26 van hoofdstuk XII (Bijdrage Investeringsfondsen). Zie voor een nadere toelichting op de investeringsruimte de brief over de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 A, nr. 83)

  • De Infrastructuurfonds-artikelen 11 (Hoofdwatersystemen) en 16 (alle Megaprojecten niet Verkeer en Vervoer, met uitzondering van Project Mainportontwikkeling Rotterdam) zijn geconverteerd naar het Deltafonds en begrotingshoofdstuk XII.

  • Het inzicht in de budgetten van de planuitwerkingen/verkenningenprogramma’s tot en met 2028 wordt verhoogd door de nieuwe tabellen planuitwerking/verkenning in het Infrastructuurfonds en het Deltafonds (zie toelichting hieronder).

Tabel planuitwerking/verkenningen

Deze begroting bevat nieuwe tabellen voor programma’s/projecten die zich bevinden in de fase van planuitwerking/verkenning en voor het eerst informatie over de mate van verplichting van het budget. Dit leidt tot meer inzicht in planuitwerking en verkenning, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de toezegging om de budgetflexibiliteit voor de periode tot en met 2028 inzichtelijk te maken. Het hele programma is daartoe per modaliteit ingedeeld in drie categorieën, te weten:

A: «Verplicht»

Hieronder vallen alle projecten/programma’s waarover met (bestuurlijke) partijen concrete afspraken zijn gemaakt over scope/tijd/geld/risico’s met het oog op de realisatie. Doorgaans worden deze neergelegd in bestuursovereenkomsten of convenanten, bijvoorbeeld de Afsluitdijk. Daarnaast vallen projecten onder deze categorie, die onvermijdelijk zijn om aan wettelijke normen te kunnen voldoen zijn. Het belangrijkste voorbeeld is het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP).

B: «Gebonden»

Deze categorie is voor projecten die niet onder (A) vallen, maar waarbij taakstellende projectbudgetten zijn vastgesteld en extern gecommuniceerd (bijvoorbeeld bij Voorkeursbeslissing), moties/amendementen erover zijn aanvaard en/of globale intentie/procesovereenkomsten zijn gesloten. Voorbeelden zijn Beter Benutten en het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

C: «Bestemd»

De overige projecten, programma’s, planuitwerkingen, verkenningen, niet zijnde (A) of (B), die geacht worden bij te dragen aan de geformuleerde beleidsdoelen vallen onder deze categorie. Het gaat dan bijvoorbeeld om MIRT-verkenningen of ERTMS (European Rail Traffic Management System). Ook bekende risico’s, zoals gemeld in correspondentie richting de Tweede Kamer kunnen hier opgenomen worden. Kenmerkend is dat er nog geen politiek vastgestelde budgetten per project beschikbaar zijn. Indien beschikbaar wordt een kostenindicatie/bandbreedte opgenomen.

Deze aanpak is een groeiproces en wordt in de loop van het jaar geëvalueerd en indien nodig in de ontwerpbegroting 2014 aangepast.

2. HET BELEID

2.1 BELEIDSAGENDA IenM 2013

Inleiding

Het ministerie van IenM levert in 2013 zijn bijdrage aan het herstel van de economie, met inachtneming van de keuzes uit het Begrotingsakkoord, door middel van investeringen in infrastructuur, verkeersveiligheid, waterveiligheid en leefomgeving. In het licht van de noodzakelijke bezuinigingen is het zaak om bij die investeringen maximaal gebruik te maken van de aanwezige kennis en innovatiekracht om zo tot slimme, creatieve oplossingen te komen. Ook blijft het ministerie zich inzetten voor minder en eenvoudiger regels en voor maatwerk in de ruimtelijke ordening en milieuwetgeving; er wordt zo veel mogelijk ruimte gemaakt voor bewoners, ondernemers, gemeenten en provincies gericht op ondernemerschap, eigen verantwoordelijkheid en innovatie bij de ontwikkeling van hun eigen omgeving of gebied.

IenM werkt daarnaast aan een gerichte investeringsinhaalslag in Caribisch Nederland op een aantal IenM gerelateerde sectoren en basisvoorzieningen. De omvang, fasering en samenstelling van een noodzakelijke tijdelijke investeringsimpuls is nog niet afgerond. De verwachting is dat de budgettaire verwerking daarvan in de ontwerp-begroting 2014 zal plaatsvinden.

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een beleidsarme agenda 2013, met uitzondering van de keuzes uit het Begrotingsakkoord. Op die gevolgen gaat deze Beleidsagenda allereerst in. Daarna worden beknopt de belangrijkste beleidsthema’s toegelicht. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

Begrotingsakkoord

De gevolgen van het Begrotingsakkoord voor de IenM-begrotingen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • 1. Rijksbrede («departementale») taakstellingen;

  • 2. Specifieke taakstellingen;

  • 3. BTW-verhoging;

  • 4. Intensiveringen;

  • 5. Prijsbijstelling-2012.

Departementale taakstellingen

De volgende Rijksbrede («departementale») taakstellingen uit het Begrotingsakkoord werken door in de begroting van IenM vanaf 2013:

  • 1. De inkooptaakstelling Rijk van € 125 miljoen. Deze taakstelling is over de departementen verdeeld naar rato van de toe te kennen prijscompensatie. Voor IenM betekent dit een taakstelling van € 38 miljoen per jaar;

  • 2. De generieke taakstellingen van € 250 miljoen en € 500 miljoen die naar rato van de begrotingsomvang worden verdeeld over de departementen. Voor IenM levert dit taakstellingen op van respectievelijk € 33 miljoen en € 65 miljoen per jaar. Het totaal bedraagt dus € 98 miljoen per jaar.

De inkooptaakstelling is op dezelfde wijze verwerkt als de rijksbreed toebedeelde taakstellingen, te weten op basis van toe te kennen prijscompensatie. De generieke taakstellingen zijn pro rato over de artikelen van Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verdeeld. In beide gevallen zijn zowel het door de Waterschappen gefinancierde deel van het HWBP, de geïntegreerde contractvormen en de apparaatskosten buiten de grondslag gehouden.

Specifieke taakstellingen: het Infrastructuurfonds

In het Begrotingsakkoord wordt het Infrastructuurfonds structureel verlaagd met € 200 miljoen. Conform het Begrotingsakkoord is deze taakstelling in 2013 verwerkt op de aanlegbudgetten van Wegen en Vaarwegen. Vanaf 2014 is de taakstelling verdeeld over alle budgetten binnen de investeringsfondsen. In het Begrotingsakkoord is verder een kasschuif opgenomen van € 230 miljoen van 2013 naar 2014 en 2015. In lijn met het Begrotingsakkoord is deze voor € 200 miljoen verwerkt op wegen en vaarwegen. De overige € 30 miljoen is verwerkt op Spoor en Regionaal, lokale infrastructuur. Naast deze specifieke bezuinigingen dragen het Infrastructuurfonds en het Deltafonds samen voor € 99 miljoen bij aan de generieke bezuinigingen uit het Begrotingsakkoord. In de periode tot en met 2028 gaat het in totaal om een bezuiniging van € 4,8 milard voor het Infrastructuurfonds en het Deltafonds tezamen (zie onderstaande tabellen).

Taakstelling voor IenM door Begrotingsakkoord (x € miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Korting infrastructuurfonds

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

Kasschuif infrastructuurfonds

– 230

130

100

         

Generieke taakstelling

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

Inkoop taakstelling

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

Totaal

– 566

– 206

– 236

– 336

– 336

– 336

– 336

– 336

(vervolg) Taakstelling voor IenM door Begrotingsakkoord (x € miljoen)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Som

Korting infrastructuurfonds

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 3200

Generieke taakstelling

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 98

– 1568

Inkoop taakstelling

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 38

– 608

Totaal

– 336

– 336

– 336

– 336

– 336

– 336

– 336

– 336

– 5376

In onderstaande tabel is aangegeven hoe de departementale en specifieke taakstellingen zijn toegerekend aan de begrotingen van IenM.

Toerekening taakstelling Begrotingsakkoord (x € 1 000,-)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Som

Infrastructuurfonds

– 511 474

– 117 960

– 133 251

– 256 911

– 264 112

– 271 635

– 284 823

– 282 292

– 260 411

– 262 114

– 261 871

– 260 368

– 259 594

– 259 883

– 259 894

– 259 883

– 4 206 478

Deltafonds

– 17 312

– 55 375

– 66 492

– 46 034

– 37 377

– 28 793

– 15 312

– 18 191

– 40 071

– 38 369

– 38 612

– 40 115

– 40 889

– 40 600

– 40 589

– 40 600

– 604 731

Hoofdstuk XII

– 37 214

– 32 664

– 36 256

– 33 055

– 34 511

– 35 571

– 35 865

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 35 517

– 564 792

wv. BDU

– 26 076

– 24 260

– 25 962

– 23 798

– 24 944

– 25 755

– 25 977

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 25 713

– 408 189

wv. Overig

– 11 138

– 8 404

– 10 294

– 9 257

– 9 567

– 9 816

– 9 888

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 9 804

– 156 603

Totaal

– 566 000

– 206 000

– 236 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 336 000

– 5 376 001

Voor de bezuinigingen op de investeringsfondsen in 2013 zijn in deze begroting concrete maatregelen getroffen; voor de jaren daarna zijn – gezien de huidige politieke situatie – de bezuinigingen meer op hoofdlijnen verwerkt. Dit geeft een nieuw kabinet ruimte voor eigen afwegingen. De bezuinigingen zijn vanaf 2014 naar rato verdeeld over het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. Daarbinnen zijn de taakstellingen naar rato verdeeld over aanleg en Beheer en Onderhoud. In de fondsen wordt dit expliciet zichtbaar als «min-regel» bij de planuitwerkingstabellen. Deze tabellen bevatten ook het aandeel dat begrotingstechnisch in mindering is gebracht op de budgetten voor Beheer en Onderhoud.

2013

De taakstelling voor 2013 is hieronder uitgesplitst per modaliteit.

Invulling taakstelling Infrastructuurfonds Begrotingsakkoord
(x € 1 000)
   

  2013

5512u

Hoofdwegen

– 327 530

5513u

Spoorwegen

– 66 883

5514u

Regionale/lokale infra

– 9 264

5515u

Hoofdvaarwegen

– 105 884

5517u

Grote projecten

– 803

5518u

Overige uitgaven

– 1 110

Totaal Infrastructuurfonds

– 511 474

Invulling taakstelling Deltafonds Begrotingsakkoord (x € 1 000)
   

2013

6501

Waterveiligheid

– 9 312

6502

Zoetwatervoorz.

– 8 000

6503

Beheer, onderhoud & verv.

0

6505

Overige uitgaven

0

Totaal Deltafonds

– 17 312

Om de effecten van de bezuinigingen in 2013 te verlichten, is zoveel mogelijk ingezet op de mogelijkheid om projecten te faseren zonder dat het substantiële gevolgen heeft voor mijlpalen en/of politiek-bestuurlijke afspraken. Binnen Spoor, Regionale en lokale investeringen en Water is dat mogelijk gebleken. Echter, een deel van de geplande uitgaven voor planuitwerking- en aanlegprogramma’s voor wegen en vaarwegen wordt door de taakstellingen met tenminste één jaar uitgesteld.

Dit heeft in voorkomende gevallen invloed op de planning van projecten, omdat bijvoorbeeld grondaankopen moeten worden getemporiseerd en/of andere voorbereidende werkzaamheden nog niet kunnen plaatsvinden. Voor deze projecten zullen de start van de realisatie en/of de oplevering naar verwachting in de tijd naar achteren worden geschoven. Daarbij is zo veel mogelijk geprobeerd om de nadelige effecten te beperken. Het betreft de volgende projecten:

  • Wegen: A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere, A27 Houten–Hooipolder, A12/A15 Bereikbaarheid regio Arnhem–Nijmegen, Geluidsaneringsprogramma wegen, A27/A1 Utrecht Noord-knooppunt Eemnes-aansluiting Bunschoten, N35 Wijthmen–Nijverdal, Amsterdam Zuidas (A10 Knopen), A12 Ede–Grijsoord, N33 Assen (zuid)-Zuidbroek, A1 Beekbergen–Apeldoorn Zuid, Beter Benutten, Verzorgingsplaatsen, Stalen kunstwerken.

  • Vaarwegen: Impuls Dynamisch Verkeersmanagement, Maasroute modernisering fase 2, Vaarweg Meppel–Ramspol, Zuid-Willemsvaart, Achterstallig onderhoud o.b.v. Nota Mobiliteit, Volkeraksluizen, Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Rijn-Scheldeverbinding, Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel, Lichteren Buitenhaven IJmuiden, Toekomstvisie Waal.

De verwerkte taakstellingen voor 2013 gaan uiteindelijk ten koste van de bestemde middelen voor met name de doelstellingen voor mobiliteit en water uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Mede hierdoor komen deze beleidsdoelstellingen verder onder druk te staan.

In de betreffende projectbladen van het MIRT Projectenboek staan de precieze gevolgen per project.

2014 en daarna

De structurele doorwerking van de taakstelling van € 200 miljoen is naar rato verdeeld over alle modaliteiten van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. Voor deze taakstellingen zijn nog geen uitgavenbeperkende maatregelen getroffen. Na 2023 is de structurele doorwerking van de taakstellingen ten laste gebracht van de ruimte voor toekomstige kabinetten (5/8e van het verlengd Infrastructuurfonds/Deltafonds). Ook dit is naar rato gebeurd. Een en ander vraagt de komende tijd om scherpe prioriteitstelling, gericht op het vooral daar investeren waar het maximaal bijdraagt aan het economisch herstel. Voorbeelden daarvan zijn mainports, brainports, greenports en achterlandverbindingen.

BTW

In het Begrotingsakkoord is besloten tot een verhoging van het hoge btw-tarief met 2%-punt. Dat raakt IenM als eindafnemer van producten en diensten, inclusief de infrastructurele uitgaven waarvan de ramingen inclusief BTW luiden. Een prijsverhoging van 2%-punt van de prijsgevoelige uitgaven komt neer op ruwweg € 30 miljoen in 2012 en ongeveer € 120 miljoen per jaar vanaf 2013. Het precieze effect hangt onder meer af van de doorwerking van de BTW-verhoging in de relevante indexcijfers en daarmee van de vanaf 2013 te ontvangen prijsbijstellingen (zoals IBOI). De BTW-verhoging betekent dus voor IenM ten dele een aanvullende impliciete taakstelling en ten dele een budgettair risico voor de programma’s. Deze opgave zal, afhankelijk van de mate van compensatie, de komende jaren moeten worden opgevangen binnen de diverse investeringsdomeinen.

Prijsbijstelling

De prijsbijstelling voor het jaar 2012 inclusief structurele doorwerking is toegekend aan de begroting. De prijsbijstelling voor het Infrastructuurfonds, Deltafonds en de begroting hoofdstuk XII is geboekt op artikel nominaal en onvoorzien van de begroting hoofdstuk XII. Per Voorjaarsnota zal de toedeling worden verwerkt en de consequenties voor programmering worden aangegeven.

Intensiveringen

De voor IenM relevante intensiveringen uit het Begrotingsakkoord zijn verdeeld over twee thema’s:

  • a) Openbaar vervoer en intensivering regionaal spoor: € 100 miljoen structureel vanaf 2013. In 2013 wordt dit als volgt ingezet:

    • i. € 75 miljoen voor de BDU (waarvan € 30 miljoen voor de G3’ en € 45 miljoen voor de rest van Nederland);

    • ii. € 25 miljoen voor een aantal specifieke regionale OV-projecten.

  • b) Intensivering natuur: € 200 miljoen structureel vanaf 2013, waarvan € 20 miljoen voor IenM voor hydrologische maatregelen. Deze middelen staan gereserveerd op de «Aanvullende Post» bij het Ministerie van Financiën. In aanvulling op de € 20 miljoen zal IenM € 10 miljoen bijdragen aan deze maatregel; dit bedrag is nog niet in deze begroting verwerkt.

Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

Een van de maatregelen in het Begrotingsakkoord is de afschaffing van de belastingvrijstelling van de reiskostenvergoedingen voor het woon-werkverkeer. De uitwerking van deze maatregel wordt vormgegeven in het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer dat tegelijkertijd met deze begroting op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden. In dit wetsvoorstel wordt in de memorie van toelichting nader ingegaan op de beleidseffecten van deze maatregel. Door deze maatregel kunnen mobiliteitspatronen wijzigen. De mogelijke beleidseffecten hiervan zijn nog niet in deze begroting verwerkt.

Belangrijkste beleidsthema’s Infrastructuur en Milieu 2013

Ruimte

IenM werkt samen met andere betrokken partijen aan een veilig, leefbaar, bereikbaar en concurrerend Nederland. IenM maakt daardoor ruimte voor groei van de economie en legt verband tussen uitdagingen op het gebied van energie, klimaat en leefbaarheid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) biedt hiervoor het ruimtelijk kader.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de eerste helft van 2012 is de SVIR vastgesteld, met daarin een integrale aanpak van infrastructuur en ruimte. Het Rijk gaat door met de acties die horen bij de 13 nationale belangen (zie de realisatieparagraaf van de SVIR).

Dit gebeurt door :

  • 1. Uitwerkingen per gebied (o.a. voorbereiding Tracébesluit Zuidas);

  • 2. Uitwerkingen per thema (o.a. Wind op land, Ondergrond);

  • 3. Uitvoeren van het mobiliteitsbeleid;

  • 4. Systeemverantwoordelijkheid (o.a. omgevingsrecht).

In de gebiedsagenda’s wordt de inhoudelijke samenhang tussen nationale ruimtelijke projecten, verstedelijking, infrastructuur en (openbaar) vervoer in kaart gebracht. Daarmee vormen zij de basis voor de investeringsafspraken tussen Rijk en regio. In 2013 wordt naar verwachting de ontwerp-Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (RAAM) vastgesteld, die een besluit bevat over de drievoudige ambitie voor verstedelijking, natuur en water («groen/blauw») en infrastructuur, de financiering van de bijbehorende projecten en de vervolgstappen. De Rijksstructuurvisie Wind op Land zal de ruimtelijke kaders aangeven voor de ontwikkeling van grootschalige windenergie op land en ligt begin 2013 ter visie. Het Rijk stelt een structuurvisie op voor duurzaam en efficiënt gebruik van de ondergrond met behoud van natuurlijke functies van de bodem (o.a. drinkwatervoorziening); deze ligt medio 2013 ter visie. Ook worden de activiteiten waarvoor IenM op grond van het op 27 juni 2012 gesloten convenant om de leegstand van kantoren terug te dringen aan de lat staat, uitgevoerd en wordt het convenant herstructurering bedrijventerreinen geëvalueerd.

Vereenvoudiging omgevingsrecht

De Omgevingswet stroomlijnt het complex aan ruimtelijke wet- en regelgeving. De wet maakt het omgevingsrecht inzichtelijker, meer voorspelbaar en makkelijker te gebruiken. De besluitvorming over ruimtelijke projecten en activiteiten wordt sneller en doelmatiger. IenM biedt het voorstel voor de 1e tranche van de Omgevingswet in 2013 aan de Tweede Kamer aan.

Bij het ontwerp van de Omgevingswet worden de volgende ontwerpprincipes gehanteerd:

  • Uitgangspunt is om het beschermingsniveau gelijkwaardig te houden. In sommige gevallen kan de bescherming op een andere wijze worden vormgegeven. Voor wat betreft gezondheid en veiligheid is de inzet om de kwaliteit waar deze goed is te behouden en te verbeteren waar deze tekort schiet;

  • De wet stelt de gebruiker centraal, is ontwikkelingsgericht en bevordert integrale oplossingen;

  • De wet sluit beter aan op Europese wet- en regelgeving;

  • Er wordt uitgegaan van de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling, waarbij rekening wordt gehouden met de Bestuursafspraken 2011–2015, het Bestuursakkoord Water, het Bestuursakkoord Natuur en de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen bestuursorganen;

  • Uitgangspunt is onderling vertrouwen in overheden en in marktpartijen. Betrokkenen krijgen de ruimte die daarvoor nodig is, waarbij een gedegen stelsel van toezicht en handhaving onontbeerlijk is.

In 2013 bereidt IenM het eerste concept Omgevingsbesluit en de Invoeringswet voor. In de invoeringswet wordt een groot aantal wetten aangepast aan de nieuwe Omgevingswet.

Daarnaast werkt het Rijk in 2013 verdere ideeën uit over hoe de onderliggende regelgeving beter ingedeeld kan worden volgens de principes van de Omgevingswet. Ook dit maakt betere besluitvorming mogelijk en geeft meer inzicht in het omgevingsrecht. Publicatie is voorzien in 2014.

Sneller en beter

Op 1 januari 2012 is de herziene Tracéwet in werking getreden. Hierin zijn de aanbevelingen van de commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten (Commissie Elverding) geïmplementeerd. Hiermee kan de duur van de besluitvorming rond infrastructurele projecten en projecten in het fysiek ruimtelijke domein worden verkort en de kwaliteit ervan worden verbeterd. In het bijstuk bij de begroting, het projectenboek MIRT 2013, wordt een update gegeven over de voortgang van de MIRT projecten.

Bereikbaarheid

Wegen en verkeersveiligheid

Goede bereikbaarheid is van levensbelang voor de economie en de leefbaarheid. Om de bereikbaarheid van de main-, brain-, greenports en hun achterlandverbindingen op peil te houden, investeert IenM tot en met 2020 substantieel in het hoofdwegennet. Voorbeelden van projecten die eind 2012 en in 2013 zullen worden opengesteld zijn de A12 Bunnik-Veenendaal (3 ZSM projecten), de A2 Den Bosch-Eindhoven, de A28 Utrecht-Amersfoort, de A10/A5 Coentunnel-Westrandweg. Verder zal de planuitwerking van belangrijke projecten als de Ring Utrecht en de nog ontbrekende schakels in het Hoofdwegennet A13/16 en aansluiting A15-A12 worden gestart of voortvarend worden voortgezet. Daarnaast is het de planning om een besluit te nemen over de nieuwe Westelijke Oeververbinding nadat nadere informatie hierover aan de Tweede Kamer is toegezonden. De ambitie op lange termijn (2040) is dat de hoofdwegen in de Randstad bestaan uit 2x4 rijstroken en de hoofdverbindingen buiten de Randstad met structurele files uit 2x3 rijstroken, tenzij aangetoond kan worden dat met 2x2 rijstroken kan worden volstaan.

Het kabinet zet in op meer publiek-private samenwerking (PPS). Het is geen doel op zich, maar wel een middel dat leidt tot meer kwaliteit voor minder geld bij aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur. Bovendien bevordert PPS ondernemerschap en innovatie in de markt. Ook wordt bezien hoe kan worden gewerkt met een inflatiegerelateerde financiering. Hiervoor is bij de N33 een pilot gestart. De uitkomsten zullen eerst worden geëvalueerd alvorens een dergelijke vorm van financiering nogmaals wordt toegepast.

Intelligente Transport Systemen (ITS) bieden nieuwe oplossingen voor het halen van doelstellingen voor bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. In samenwerking tussen markt, overheid en kennisinstellingen worden diverse mogelijkheden beproefd. Denk aan regionale maatregelen uit Beter Benutten (zie onder), de Praktijkproef Amsterdam en de testomgeving DITCM (Dutch Integrated Testsite Coöperative Mobility). De resultaten leggen de basis voor verdere ontwikkeling van het publieke verkeersmanagement en dragen bij aan kwalitatief hoogstaande verkeersinformatie voor weggebruikers. Op Europees niveau maakt IenM afspraken over met name standaardisatie en protocollen.

Het aantal verkeersdoden is in 2011 voor het eerst in jaren licht gestegen. Het kabinet wil samen met andere overheden deze onwenselijke ontwikkeling weer ten goede keren, vooral bij de kwetsbare verkeersdeelnemers zoals ouderen en fietsers. Hiervoor heeft IenM een Beleidsimpuls opgesteld, als aanvulling op het Strategisch Plan Verkeersveiligheid. Voor andere doelgroepen zet IenM het huidige beleid voort. Daarnaast wordt onderzocht of en hoe de seniorenkeuring voor het verlengen van het rijbewijs kan vervallen.

Spoor en OV

De verstoringen in de afgelopen jaren laten zien dat de grenzen van wat het spoorsysteem aan kan, in zicht beginnen te komen. Dit betekent dat het van belang is om goede afwegingen te kunnen maken ten aanzien van extra wensen en eisen aan het spoorsysteem. Om die reden is in 2012 gestart met het uitwerken van de Lange Termijn Spooragenda. Deze agenda bevat concrete doelstellingen voor het spoor, die vertaald worden naar operationele doelen en vervolgens naar keuzes voor de toekomst. Deze keuzes omvatten onder meer de programmering van projecten en programma’s en de samenhang daartussen, afwegingen omtrent de ordening en vormgeving van de aansturing en bijbehorende prestatie indicatoren voor de sector alsmede de vormgeving van de nieuwe beheersconcessie en vervoerconcessie van het hoofdrailnet. In 2013 zal er besluitvorming over deze Lange Termijn Spooragenda plaatsvinden.

Om de betrouwbaarheid en kwaliteit van het spoorvervoer te vergroten wordt € 4,4 miljard geïnvesteerd in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Dit maakt het mogelijk dat in 2020 op werkdagen op de drukste corridors zes intercity’s en zes sprinters per uur kunnen rijden («spoorboekloos reizen»). Eind 2012 wordt een besluit genomen over de definitieve invulling van OV SAAL middellange termijn, ter verbetering van het treinvervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad. In 2013 zal een eerste realisatiebeschikking worden afgegeven voor het PHS-project Doorstroomstation Utrecht, waarmee de capaciteit en betrouwbaarheid op het belangrijkste knooppunt van Nederland wordt vergroot. Medio 2013 zal de eerste fase van de MER Oost Nederland worden afgerond. Op basis van de MER kunnen vervolgens nadere keuzes worden gemaakt ten aanzien van de uitwerking van de goederenroutering in Oost-Nederland.

IenM heeft samen met NS en ProRail een winterweerprogramma opgesteld. De komende winter zullen NS en ProRail eerder een aangepaste dienstregeling gebruiken om te voorkomen dat de treindienst ontregeld raakt. Ook start ProRail met een Zwitserse aanpak van wissels op emplacementen Amsterdam, Schiphol en Utrecht. Deze wissels zijn cruciaal voor de treindienst. Daarnaast zet ProRail komende winter meer storingsploegen in om eventuele storingen sneller te verhelpen.

Het Europese beveiligingssysteem ERTMS (European Rail Traffic Management System) wordt in ons land ingevoerd. Dit principebesluit is in juni 2012 genomen. IenM werkt dit uit in de «Roadmap ERTMS», waarin de overgang van het huidige systeem (ATB) naar ERTMS wordt geschetst. Tegelijk wordt in 2013 een proefproject met ERTMS gecontinueerd op het traject Amsterdam-Utrecht. Om ook op korte termijn de veiligheid op het spoor te verbeteren wordt het Verbeterplan Passages Stoptonend Sein uitgevoerd, waarmee beoogd wordt dat op het spoor minder door rood sein gereden wordt.

In het beleidsvoornemen voor de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet is een zware inspanningsverplichting aangekondigd voor bediening van HSL-stations net over de grens. Voorwaarden zijn dat de infrastructuur gereed is aan beide zijden van de grens en dat overeenstemming met buitenlandse vervoerautoriteit/-vervoerder (o.a. kostendeling op de grens) wordt bereikt. Waar nodig zal IenM NS daarbij ondersteunen in gesprekken met andere vervoerders/overheden en/of via cofinanciering. Zo lopen nu bijvoorbeeld de onderhandelingen over een betere internationale bereikbaarheid van brainport Eindhoven, in het bijzonder met NoordRijn Westfalen. Bovendien stelt het beleidsvoornemen dat NS in ieder geval de verbindingen die zij nu zelf rijdt in stand houdt onder diezelfde voorwaarden. Het betreft Amsterdam-Rheine/Oberhausen-Berlijn, Amsterdam-Arnhem-Düsseldorf-Keulen en Amsterdam-Brussel. Dankzij de HSL-Zuid is er sprake van goede verbindingen vanuit Nederland met HSL-stations in België en Frankrijk.

In 2012 heeft de kwartiermaker Meijdam een voorstel gedaan voor het inrichten van een permanente structuur voor overleg en besluitvorming over concessieoverstijgende onderwerpen met betrekking tot de OV-chipkaart. De betrokken partijen (overheden, vervoerders, consumentenorganisaties) werken aan een intentieovereenkomst en een procesconvenant op basis waarvan de permanente structuur uiterlijk in 2013 operationeel moet zijn. Parallel hieraan wordt wetgeving voorbereid waarmee enerzijds overheden en vervoerders verplicht worden om te participeren in de permanente structuur en waarmee anderzijds de wettelijke mogelijkheden voor de minister van IenM worden uitgebreid (en eventueel versneld) om in te grijpen wanneer de partijen er onderling niet uitkomen op de verschillende concessieoverstijgende onderwerpen.

Infrastructuurautoriteit

Afhankelijk van de indiening van het wetsvoorstel afschaffing WGR-plusregio’s waarover het Kabinet aan de hand van het advies van de Raad van State nog nader zal beslissen, zal worden gewerkt aan de vorming van twee vervoerregio’s in de Randstad en aan de decentralisatie van de BDU. Dit zal zorgen voor minder bestuur en minder bestuurlijke drukte in de aansturing van het openbaar vervoer.

Maritieme zaken

De internationale concurrentiekracht van de mainport Rotterdam en de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt door het realiseren van een efficiënte, betrouwbare, veilige en duurzame zee- en binnenvaart alsmede een goed netwerk van achterlandverbindingen. Voor de realisatie van de Tweede Maasvlakte wordt in 2013 de zogenaamde «doorsteek» naar de Yangtzehaven gerealiseerd, die de Tweede Maasvlakte toegankelijk maakt voor zeeschepen. Tevens wordt verder gewerkt aan de terminalinfrastructuur en de aansluiting op het spoor- en wegennetwerk. Daarnaast wordt gewerkt aan verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond.

Ter versterking van de andere zeehavens wordt in 2013 gewerkt aan de planuitwerking voor de Zeesluis Kanaal Gent-Terneuzen, de Zeetoegang IJmond en aan een nieuw tracébesluit voor de verdieping van de Eemsgeul. Op het hoofdvaarwegennet worden definitieve besluiten genomen over nieuwe sluiskolken bij Eefde (Twentekanaal) en de Beatrixsluis (Lekkanaal), wordt de verdieping van de vaarweg Harlingen – Kornwerderzand («Boontjes») opgeleverd en wordt gestart met de realisatie van de verbreding van het Wilhelminakanaal bij Tilburg, de verruiming van de Wilhelminasluis in de Zaan en de ombouw van de sluis bij Zwartsluis. Tevens worden in 2013 diverse binnenhavenprojecten in het kader van de quick win regeling binnenhavens opgeleverd.

Voor de zeevaart wordt een groot pakket internationale regelgeving omgezet in nationale wet- en regelgeving.

Beter Benutten

Het bestaande netwerk van wegen, spoor- en vaarwegen kan slimmer worden gebruikt. Het kabinet wil met het programma Beter Benutten het onderste uit de kan halen, onder andere door een betere spreiding van vervoersstromen en reizigers. Op die manier kunnen meer mensen gebruik maken van onze infrastructuur, vermindert de filedruk en verbetert de leefbaarheid. Denk hierbij aan het vaker openstellen van spitsstroken, aanleg van nieuwe spitsstroken, P&R-faciliteiten, concrete afspraken met werkgevers om medewerkers flexibel te laten werken en buiten de spits te laten reizen, aanleg van nieuwe snelfietsroutes, betere afstelling van stoplichten, op maat gesneden reisinformatie en uitbreiding van havens.

Het Rijk werkt samen met regionale overheden en bedrijfsleven in tien verschillende regio’s. Het programma Beter Benutten moet de trajecten met de zwaarste/langste files met 20% verlichten ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten. Het spoorvervoer moet aan de stijgende vraag van het aantal reizigerskilometers op de PHS-corridors kunnen blijven voldoen. Ook moet de spitsdruk beter worden verdeeld over de dag.

In 2013 zullen onder andere de volgende projecten worden uitgerold:

  • In 8 regio’s worden ruim 10 projecten op het gebied van ITS-reisinformatie aan de markt gegund;

  • In Rotterdam worden bij 20 metrostations ongeveer 2000 fietsparkeervoorzieningen gerealiseerd. Ook komen er extra fietsstallingen bij grote publiekstrekkers als De Kuip, Blijdorp en grote bioscopen;

  • Aan de fietsverbinding tussen Schiedam en Rotterdam worden ontbrekende schakels toegevoegd zodat één geheel ontstaat;

  • Met werkgevers worden in de diverse Beterbenutten regio’s afspraken gemaakt over het nieuwe werken, zodat medewerkers buiten de spits kunnen reizen

  • Het fietsveer Capelle-Krimpen a/d IJssel gaat in 2013 van start zodat de druk op Brienenoordcorridor en de Algerabrug wordt verminderd. Ook het fietsveer Kralingen-Feijenoord levert hieraan een bijdrage;

  • In en rondom de metropool Amsterdam worden aansluitingen tussen het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet verbeterd, zoals de A10-S116, A1-N525 (Laren),

  • A1-N527 (Crailo) en A9-N203 (Castricum).

Luchtvaart

Het kabinet streeft naar een veilig, duurzaam en efficiënt luchtvaartsysteem. Om dat te bereiken worden afspraken gemaakt met de luchtvaartsector en de omgeving over maatregelen zodat er groei kan plaatsvinden en tegelijkertijd aan milieu- en geluidsnormen wordt voldaan. Dit zijn belangrijke uitgangspunten in de door de Tweede Kamer vastgestelde Luchtvaartnota.

De internationale concurrentiepositie van Nederland is gebaat bij de hub-functie van de mainport Schiphol, zoals vastgesteld door het kabinet in de Luchtvaartnota. De kwaliteit van de services van de luchthaven en het uitgebreide aanbod aan rechtstreekse verbindingen van met name KLM, maken de luchthaven tot een hoogwaardig transportknooppunt en een aantrekkelijke vestigingsplaats voor het (inter)nationale bedrijfsleven. Goed ontwikkelde regionale vliegvelden zijn daar onlosmakelijk mee verbonden en bovendien van belang voor de regionale economie. Dat geldt voor Rotterdam/The Hague Airport maar met name ook voor de luchthavens van Lelystad en Eindhoven. Op basis van het Alders-advies uit 2008 en met instemming van de Tweede Kamer is afgesproken dat Schiphol tot 2020 mag groeien tot jaarlijks maximaal 510 000 vliegtuigbewegingen. Het gaat om een selectieve ontwikkeling, die erop gericht is om op Schiphol ruimte te houden voor het Mainportgebonden verkeer. Voor de resterende 70 000 vliegtuigbewegingen zal ruimte worden gezocht op de luchthavens van Eindhoven en Lelystad.

Voor de periode 2013–2015 wordt door Schiphol rekening gehouden met een gemiddelde groei van het aantal vliegtuigbewegingen van 2,5 à 3 procent.

Om de bovengenoemde ambities te realiseren, worden in 2013 de volgende stappen gezet:

  • Er wordt verder uitwerking gegeven aan de ontwikkeling van de luchthavens Lelystad en Eindhoven op basis van de Aldersadviezen die hierover zijn uitgebracht.

  • Er wordt een besluit genomen over een nieuw normen- en handhavingstelsel en over hinderbeperkende maatregelen rond de luchthaven Schiphol op basis van het advies van de Alderstafel.

  • In 2012 wordt begonnen met de verlenging van de baan van vliegveld Eelde. De ambitie van de luchthaven is om de verlenging in april 2013 gereed te hebben. Op dat moment is het mogelijk om ook bestemmingen verder weg binnen en buiten Europa non-stop vanaf Eelde te bereiken.

  • In 2013 worden verdere stappen gezet met betrekking tot de lopende aanbesteding van luchthaven Twente. Afhankelijk van een succesvolle aanbesteding wordt in 2013 ook een luchthavenbesluit voor deze luchthaven genomen.

  • Voor luchthavens waarvoor een luchthavenbesluit wordt genomen, worden Commissies Regionaal Overleg (CRO’s) opgericht om met betrokkenen een gebruik van de luchthaven te bevorderen dat zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van die betrokkenen.

  • In het Rijksprogramma SMASH worden keuzes gemaakt over de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Schipholregio, inclusief het oplossen van mogelijke ruimtelijke knelpunten.

  • In 2013 wordt gestart met de uitwerking van de Beleidsagenda Luchtruimvisie. Hierin zijn acties en beleidsmaatregelen opgenomen waar het Rijk samen met de luchtverkeersdienstverleners uitwerking aan geeft (onder andere de integratie van civiele-militaire luchtverkeersdienstverlening, luchtruimherindelingsprojecten en de modernisering van luchtverkeersleidingsconcepten op nationaal en Europees niveau).

  • De mondiale afspraken om tot een werkend Emissiehandels systeem in de luchtvaart te komen (ETS) blijven in 2013 punt van aandacht. In Europees verband is zowel de terugstoot van broeikasgassen als een mondiaal level playing field voor de luchtvaartsector een prioriteit.

  • De Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid (2011–2015) wordt verder uitgevoerd: nationale regels worden vervangen door Europese regels en het risico van vogelaanvaringen wordt verder beperkt. Daarvoor is in 2012 met alle betrokken partijen een intensivering van de aanpak overeengekomen door onder andere foerageermogelijkheden van risicovolle vogels te beperken, populatiebeheer en de invoering van radar voor vroegtijdige vogeldetectie.

  • De regelgeving voor luchthaventarieven wordt herzien op basis van de evaluatie van de Wet Luchtvaart.

  • Op Europees niveau vindt actualisatie van de consumentenrechten in de luchtvaart plaats.

  • Voor de luchtvaartterreinen van de BES-eilanden zullen in 2013 nieuwe aanwijzingen worden vastgesteld conform de Luchtvaartwet BES.

Leefomgeving en Milieu

IenM draagt bij aan een schoon en duurzaam Nederland met een concurrerende en circulaire economie. Rekening houdend met mondiale trends op het gebied van biodiversiteit, grondstoffenschaarste, klimaat en energie, is de opgave om economische groei te realiseren in goede balans met een gezonde en veilige leefomgeving. Dit vraagt om efficiënt omgaan met afval en zuinig gebruik van natuurlijke hulpbronnen door het terugdringen van emissies in de bodem, de lucht en het water en door het beperken van geluidshinder en risico’s. Daarbij blijven de in Europees verband afgesproken doelstellingen voor IenM het uitgangspunt.

In 2013 werkt IenM aan:

  • het beheersbaar houden van risico’s voor de leefomgeving, onder meer door bescherming van de lucht- bodem en waterkwaliteit;

  • het samen met burgers en bedrijven stimuleren van duurzame initiatieven in de samenleving;

  • het bevorderen van de circulaire economie.

Luchtkwaliteit en geluid

Ook in 2013 zal samen met de partners in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gekeken worden welke knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit om een oplossing vragen. Met regionale en lokale overheden zullen met en voor de drie clusters transport, industrie en landbouw gerichte maatregelen genomen worden om de pieken in de uitstoot verder te reduceren. De basis hiervoor zal de NSL monitor vormen die eind 2012 naar de Kamer wordt gestuurd. Dankzij de subsidieregeling in de periode tot 1-1-2015, zullen schonere Euro VI-voertuigen vroegtijdig worden aangeschaft. Daarmee wordt de uitstoot van stikstof gereduceerd, wat bijdraagt aan het realiseren van de afspraken uit het NSL. Ook zal in 2013 gekeken worden naar de wijze van monitoren van luchtkwaliteit na 2015, wanneer het NSL eindigt.

In 2012 heeft de Tweede Kamer unaniem ingestemd met het eerste deel van een nieuwe geluidswetgeving (SWUNG-1) die het nemen van geluidsreducerende maatregelen rond nationale infrastructuur overzichtelijker en meer praktisch heeft gemaakt. Voor decentrale infrastructuur en industrielawaai werkt IenM in 2013 samen met provincies en gemeenten aan modernisering en vereenvoudiging van de geluidwetgeving (SWUNG-2).

In de Lokale Klimaat Agenda maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over met name de kennisuitwisseling om te zorgen dat initiatieven die goed zijn voor klimaat en economie op grotere schaal worden uitgevoerd. Ook worden zoveel mogelijk barrières bij overheden aangepakt om decentrale klimaatinitiatieven ruim baan te geven.

Bodem en Water

Ook zal IenM zich in 2013 blijven inzetten op het zorgvuldig gebruik van ecosysteemdiensten. Het uitgangspunt is een zodanige kwaliteit van het bodem- en watersysteem, dat voldaan wordt aan de maatschappelijke behoefte van een gezonde en veilige leefomgeving.

Energie uit de samenleving, ruimte door de overheid

De consumenten en het bedrijfsleven zijn de drijvende krachten achter duurzaamheid. De overheid hoeft het werken aan een schoon leefmilieu en duurzaam omgaan met onze hulpbronnen steeds minder op te leggen, mits zij volop ruimte biedt aan initiatieven voor groene groei uit de samenleving.

Om een groene economie te bevorderen ontwikkelt IenM duurzaamheidcriteria. Duurzaamheidscriteria zorgen voor een duidelijk handelingsperspectief en investeringszekerheid in de markt. Een voorbeeld van duurzaamheidcriteria zijn de criteria die IenM ontwikkelt voor duurzaam inkopen. Door toepassing van deze criteria draagt de overheid als launching customer flink bij aan verduurzaming van de markt. Ook in de Omgevingswet zullen duurzaamheidcriteria een plek krijgen in de vorm van omgevingsnormen. In EU -verband zal IenM zich in 2013 inzetten voor het vaststellen van wettelijke duurzaamheidcriteria voor vaste biomassa voor energie.

Green deals

Burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden vinden zelf steeds vaker oplossingen om efficiënter en duurzamer te leven en te werken. ELenI en IenM helpen graag bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. Ze doen dit door Green Deals aan te gaan met initiatiefnemers van duurzame projecten en ideeën.

Halverwege 2012 heeft de Rijksoverheid ruim 130 Green Deals afgesloten met burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden. Daarmee is het doel voor 2012 (100 Green Deals) ruimschoots gehaald. De 75 Green Deals die in 2011 zijn afgesloten, hadden vooral betrekking op energie. De 56 Green Deals die er in juni 2012 zijn bijgekomen, beslaan een veel breder terrein en gaan ook over water, grondstoffen, mobiliteit en biodiversiteit. De komende jaren wil de Rijksoverheid nog meer Green Deals afsluiten.

In 2013 wordt de uitvoering van de getekende Green Deals voortvarend ter hand genomen, zoals de deal gericht op nuttige toepassing van bodemassen, maar ook de deals over duurzame zwembaden, duurzame geleiderails, zonnepanelen voor asbestdaken, performance based contracting en de productieketens van fosfaat, beton en papier.

Afval is een grondstof

Voor het ontwikkelen van een circulaire economie gaat het erom grondstoffen en afval steeds efficiënter te (her)gebruiken in grondstoffenketens. Dat leidt niet alleen tot minder verspilling en meer waardecreatie uit afval, maar biedt ook meer voorzieningszekerheid die nodig is in verband met toenemende grondstoffenschaarste en maakt Nederland minder afhankelijk van die landen die de toegang tot schaarse grondstoffen monopoliseren.

Nederland loopt voorop in de wereld als het gaat om het afvalbeleid: de groei van onze afvalproductie is gestopt, het afval wordt hoogwaardig verwerkt en de afvalsector is een duurzame en innovatieve sector. Nederland heeft nu de meest ambitieuze en haalbare doelen in Europa: 83% van al het afval recyclen we in 2015. Steeds meer afval recyclen we zonder dat het geld kost en zelfs zo dat het geld oplevert, zoals bij matrassen en plastics.

Per 1 januari 2013 wordt de verpakkingenbelasting definitief afgeschaft. IenM en het verpakkende bedrijfsleven hebben in 2012 een overeenkomst getekend waarmee producenten, importeurs en verkopers van verpakte producten garanderen dat zij de komende 10 jaar de kosten voor inzameling en hergebruik van kunststof verpakkingsmateriaal betalen. Bovendien is met deze overeenkomst het ambitieniveau voor hergebruik voor alle verpakkingsmaterialen fors verhoogd.

De Afval Verbrandingsinstallaties in Nederland voldoen aan de hoogste Europese standaarden. Ook dragen zij bij aan de verdere verduurzaming van onze energievoorziening. In 2013 zal overleg worden gevoerd over de benodigde capaciteit in Nederland.

Afval is een prima secundaire grondstof, bouwstof en brandstof. Het aantal grondstoffenrotondes in Nederland zal daarom in 2013 worden uitgebreid.

Uitvoering en handhaving milieutaken

In 2013 krijgt de vorming van het landelijke netwerk van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) vorm. Daarmee wordt een randvoorwaarde voor betere uitvoering van de VTH-taken (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) door de overheid vervuld. Het wetsvoorstel VTH-taken, waarvan de parlementaire behandeling in 2013 wordt verwacht, voorziet in kwaliteitscriteria, uniforme interventiestrategieën en optimale informatie-uitwisseling. Ik verwacht dat alle RUD’s per 1 januari 2013 zijn opgericht.

Er komen 28 Regionale Uitvoeringsdiensten. Zes daarvan hebben een specialisatie in BRZO-taken. De bestuurlijke besluitvorming over de bedrijfsplannen en het opstellen van (concept)bedrijfsplannen is in volle gang. De meeste (concept-)bedrijfsplannen vormen een voldoende solide basis voor de oprichting van de RUD’s, al zijn er -inherent aan het bottom-up proces – wel verschillen tussen de regio’s. De bedrijfsplannen worden in samenwerking met het IPO uitgewerkt in inrichtingsplannen. Verder coördineert het IPO de organisatie en ontwikkeling van de ICT die nodig is voor de bedrijfsvoering van de RUD’s, alsmede de nagestreefde regionale aanpak van de handhaving in samenwerking met de ketenpartners.

Samen met de andere betrokken departementen blijft IenM in 2013 aandacht geven en vragen voor de problemen en uitdagingen met betrekking tot asbest.

Water

Nederland leeft met water. De beschikbaarheid van voldoende zoet en schoon water en de bescherming tegen te veel water is een opdracht die IenM samen met de waterschappen en decentrale overheden ten uitvoer brengt. Het waterveiligheidsbeleid vormt de prioriteit binnen het waterbeleid. De uitvoering van het in 2011 getekende Bestuursakkoord Water is voor de financiering, efficiency en effectiviteit van het waterbeleid ook in 2013 van essentieel belang.

Waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Het doel van het waterveiligheidsbeleid is te komen tot een duurzame beheersing van overstromingsrisico’s op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Ingezet wordt op meerlaagsveiligheid, opgebouwd uit 3 lagen:

  • Preventie als primaire pijler van het beleid;

  • Duurzame ruimtelijke planning;

  • Rampenbeheersing op orde krijgen en houden.

In het Deltafonds worden projecten verantwoord die bijdragen aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

De lijn die in het Nationaal Waterplan is uitgezet, is de huidige veiligheid op orde krijgen en voorbereiden op de toekomst. Dit gebeurt via de lopende uitvoeringsprogramma’s. Dit zijn de grote projecten HWBP-2 (waaronder Zwakke Schakels Kust), Ruimte voor de Rivier, Maaswerken alsmede de deelprogramma’s van het Deltaprogramma waarin de deltabeslissingen worden voorbereid. Het nieuwe (derde) Hoogwaterbeschermingsprogramma krijgt vorm; in de loop van 2013 stelt IenM een eerste groslijst van afgekeurde dijkvakken op en beginnen de voorbereidingen van de projecten die als eerste moeten worden aangepakt. Het wetsvoorstel dat de co-financiering van het nieuwe HWBP wettelijk verankert, ligt nu voor advies bij de Raad van State. Conform afspraak in het Bestuursakkoord Water is inwerkintreding voorzien op 1 januari 2014. Een nadere toelichting op de programma’s is te vinden in het MIRT-projectenboek 2013 alsmede het Deltaprogramma 2013 waar wordt ingegaan op het voorbereiden van maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Het programma topsector Water werkt mee aan een concurrerend Nederland. Daartoe wordt samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen gewerkt aan innovatie, vergroting van de export en sectoraal human capital.

Aanleg

In 2013 wordt voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere aan de grote projecten HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. Voor het HWBP-2 is de verwachting dat er zes projecten (waaronder de Lekdijk en de Zwakke Schakels Noord-Holland) in realisatie gaan. Voor het programma Maaswerken zijn ondertussen 20 projecten afgerond en de overige in realisatie met het doel om de hoogwaterdoelstellingen van de deelprogramma’s Zandmaas en de Grensmaas in 2015 respectievelijk 2017 te realiseren. De prioritaire kaden in kader van de sluitstukken van het programma Maaswerken worden voor eind 2020 gerealiseerd.

Ook het programma Ruimte voor de Rivier blijft in 2013 volop in uitvoering. Verwachting is dat voor de uiterwaardvergravingen langs de Rijn, dijkverleggingen bij Zutphen en de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld in 2013 de feitelijke uitvoering van het werk (spade in de grond) van start gaat. Het oplossen van de legger problematiek op de Waddeneilanden en de permanente bemensing van de vuurtoren op de wadden zal uiterlijk in 2013 zijn gerealiseerd.

In 2011 is circa 600 miljoen euro gereserveerd om de Afsluitdijk veilig te maken. Daarnaast is 200 miljoen euro gereserveerd in extra spuicapaciteit zodat de afvoer van overtollig IJsselmeerwater wordt verbeterd. In 2013 zal de planuitwerkingsfase worden voortgezet, zoals is overeengekomen in de bestuursovereenkomst Afsluitdijk.

Beheer en onderhoud

In 2012 zijn voor het Beheer en Onderhoud voor de periode 2013 en volgende jaren prestatieafspraken gemaakt voor het watermanagement, beheer en onderhoud waterveiligheid (waar onder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken dammen en duinen). Deze prestatieafspraken zijn nader toegelicht in artikel 3 van deze Deltafondsbegroting. Hiervoor zijn nieuwe indicatoren opgesteld die beter aansluiten bij de doelstelling van het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten houdt.

Waterkwaliteit

Om de waterkwaliteit te verbeteren continueert IenM in 2013 de uitvoering van maatregelen, zoals vastgelegd in de Stroomgebiedbeheerplannen 2009 van de Kaderrichtlijn Water. Voorts wordt gewerkt aan de actualisatie van de plannen, die in 2015 gereed dienen te zijn. IenM begint in 2013 met de uitvoering van maatregelen om hydrologische condities in Natura 2000-gebieden te verbeteren. De uitwerking van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water wordt voortgezet.

Governance

Georganiseerd vertrouwen; dat is in 2013 het leidende principe voor aansturing en toezicht op de zelfstandige organisaties op IenM-terrein. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) gaat op 1 januari 2013 in en verandert zowel de bevoegdheden van de minister als de governancestructuur van de zbo’s. De Kaderwet geeft duidelijkheid rond rollen en verantwoordelijkheden. De zelfstandige organisaties krijgen zoveel mogelijk ruimte om hun publieke taken effectief en efficiënt uit te voeren. Dit gebeurt op basis van een algemene toezichtvisie op sturing van en toezicht op zbo’s en rwt’s (rechtspersonen met een wettelijke taak), maar ook door specifieke toezicht- en sturingsarrangementen per organisatie. IenM hanteert hierbij de volgende kernbegrippen: selectief, slagvaardig, samenwerkend, onafhankelijk, transparant en professioneel.

Tot slot; in 2012 is de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur ingesteld. De raad gaat regering en parlement in de breedte adviseren over hoofdlijnen van beleid; onder andere over ruimte, wonen, milieu, water, landbouw, voedsel, natuur, verkeer en vervoer, ruimtelijk- economische ontwikkeling en externe veiligheid.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2012. Een volledig overzicht van de mutaties staat in het verdiepingshoofdstuk.

(Bedragen x € 1 000)
 

art

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerp-begroting 2012

 

10 805 896

10 484 705

10 560 769

9 421 228

10 044 892

9 939 627

Nota's van wijziging

             

Mutaties 1e suppletoire wet 2012

 

– 125 059

– 170 946

74 642

254 352

62 484

46 619

Stand Voorjaarsnota 2012

 

10 680 837

10 313 759

10 635 411

9 675 580

10 107 376

9 986 246

Belangrijke mutaties Hoofdstuk XII

 

168 737

– 566 065

– 204 219

– 232 994

– 334 213

– 310 147

1. Taakstellingen Begrotingsakkoord IenM

Alle artikelen

 

– 136 000

– 136 000

– 136 000

– 136 000

– 136 000

2. Taakstellingen Begrotingsakkoord Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

97

 

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

3.Kasschuif Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

97

 

– 230 000

130 000

100 000

   

4. Loon- en prijsbijstelling

99

162 467

162 842

167 399

149 477

168 348

159 101

5. HGIS

11, 17, 19 en 98

 

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

6. Zuidas

97

         

20 000

7. Diverse bijdragen voor onderzoek PBL

98

4 764

500

500

500

500

500

8. Van ELI: Algemene Energieraad

98

313

313

313

313

313

233

9. Van SZW: Compensatie Waterschappen en Asbest

11 en 22

200

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

10. Diverse bijdragen voor Basisregistratie Adres Gebouw van het Kadaster

13

1 292

3 562

3 562

3 562

3 562

3 562

11. Van OCW en ELI: Cie Mer

13

2 243

         

12. Naar Defensie: 5 MASS-radar en SAR-helikopter

13 en 26

– 600

– 2 340

– 2 340

– 1 140

– 1 140

– 1 140

13. Naar OCW: onderzoeksprogramma NWO en Archiefdepots

19 en 98

– 842

– 1 092

– 1 167

– 1 167

– 375

– 375

14. Naar VWS: overdracht ICT

98

 

– 2 375

– 167

– 143

– 120

– 120

15. Naar ELI: Zeeuwse tong

99

       

– 2 000

2 000

Diversen

Diverse

– 1 100

328

– 10

– 10

– 10

136

Stand ontwerp-begroting 2013

 

10 849 574

9 910 497

10 598 501

9 591 972

9 773 454

9 835 143

Ad 1. Deze mutatie betreft de taakstelling uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Conform het Begrotingsakkoord is een kasschuif op het aanlegprogramma van het Infrastructuurfonds aangebracht in de jaren 2013 tot en met 2015. In lijn met het Begrotingsakkoord is deze voor € 200 miljoen verwerkt op wegen en vaarwegen, en de overige € 30 miljoen op wegen, vaarwegen, spoor en regionale investeringen

Ad 3. Naast de specifieke bezuinigingen (zie ad 1 en 2) dragen het Infrastructuurfonds, Deltafonds en HXII samen voor € 136 miljoen bij aan de generieke bezuinigingen uit het Begrotingsakkoord. Een substantieel deel hiervan (te weten ca € 99 miljoen) komt ten laste van het Infrastructuurfonds.

Ad 4. Dit betreft de loon- en prijsstellingsbranche 2012.

Ad 5. Dit betreft de korting op HGIS/non-ODA.

Ad 6. Dit betreft de uitwerking van de BTW compensatie € 40 miljoen in de jaren 2017 en 2018 (bijdrage van het Ministerie van Financiën) conform eerdere afspraak uit 2005 over het verlagen van de BTW-druk op het project (Handelingen 2004–2005, 29 800 XI, nr. 102).

Ad 7. Dit betreft uitgaven voor het apparaat van het Planbureau voor de Leefomgeving die gefinancierd worden uit derden, met name de RIVM en de EU.

Ad 8. Betreft een overboeking van het ministerie van ELI ten behoeve van het secretariaat van de algemene Energieraad.

Ad 9. Dit betreft een bijdrage van het ministerie van SZW ter compensatie van een fiscale maatregel bij de Waterschappen (vanaf 2013 € 2 miljoen). Voor het jaar 2012 krijgt IenM een bijdrage voor de ontwikkeling van het landelijk Asbest Volgsysteem (€ 0,2 miljoen).

Ad 10. Deze mutatie betreft de bijdragen van participerende deelnemers in het budget basisregistratie ten behoeve van het Kadaster.

Ad 11. Dit betreft de bijdragen van de ministeries van ELI en OCW aan de subsidie ten behoeve van de Cie-Mer.

Ad 12. Deze overboeking naar Defensie betreft het aandeel van IenM in de financiering van de upgrade van 4 van de 5 MASS-radars (waarvoor Defensie verantwoordelijk is). Vanaf 2013 wordt tevens 1,1 miljoen naar Defensie overgeboekt ter financiering van de SAR-(Save and Rescue) helikopters.

Ad 13. Betreft overboekingen naar de begroting van OCW ter financiering van het onderzoeksprogramma NWO en de archiefdepots.

Ad 14. In verband met de overdracht van ICT naar BZK worden de middelen die door VWS naar IenM waren overgeboekt teruggeboekt.

Ad 15. Met het ministerie van ELI is in voorgaande jaren een afspraak gemaakt over de financiering van de sanering kottervisserij in de Noordzee.

2.2 DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1 Integraal waterbeleid

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 1 Integraal waterbeleid per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 1 Integraal waterbeleid (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

47 181

         

Uitgaven:

 

51 483

         

01.01

Algemeen waterbeleid

 

39 807

         

01.01.01

Opdrachten

 

4 643

         

01.01.02

Subsidies

 

16 001

         
 

– Partners voor Water (HGIS)

 

14 684

         
 

– Overige subsidies

 

1 317

         

01.01.03

Bijdragen aan baten-lastendiensten

 

19 163

         
 

– Bijdragen aan RWS

 

19 163

         

01.02

Waterveiligheid

 

3 347

         

01.02.01

Opdrachten

 

3 347

         

01.03

Waterkwantiteit en kwaliteit

 

5 955

         

01.03.01

Opdrachten

 

2 971

         

01.03.02

Subsidies

 

122

         

01.03.04

Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

 

2 862

         

01.04

Grote oppervlaktewateren

 

2 374

         

01.04.01

Opdrachten

 

2 374

         

Ontvangsten

 

470

         
Artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 2 Ruimtelijke ontwikkeling (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

 2013

 2014

 2015

 2016

2017

Verplichtingen:

 

136 047

         

Uitgaven:

 

180 809

         

02.01

Ruimtelijk Instrumentarium

 

21 392

         

02.01.01

Opdrachten

 

13 160

         

02.01.02

Subsidies

 

8 232

         

02.01.04

Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden

 

0

         
                 

02.02

Geo informatie

 

37 708

         

02.02.01

Opdrachten

 

4 029

         

02.02.05

Bijdrage aan ZBO en RTW

 

33 679

         
                 

02.03

Gebiedsontwikkeling

 

72 306

         

02.03.01

Opdrachten

 

3 561

         

02.03.04

Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden

 

68 745

         
 

– Bufferzones ILG

             
 

– Projecten BIRK

 

32 155

         
 

– Projecten Nota Ruimte

 

36 590

         
 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebeid

             
                 

02.04

Ruimtegebruik bodem

 

49 403

         

02.04.01

Opdrachten

 

3 698

         

02.04.02

Subsidies

 

20 381

         
 

– Bedrijvenregeling

 

5 294

         
 

– Overige subsidies

 

15 087

         

02.04.04

Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden

 

13 024

         
 

– Meerjaren programma Bodem

 

6 066

         
 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

 

6 958

         
                 

02.04.07

Bekostiging

 

12 300

         
 

– Uitvoering klimaatadaptie

 

12 300

         

Ontvangsten

 

2 545

         
Artikel 3 Wegen en Verkeersveiligheid

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 3 Wegen en verkeersveiligheid vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 3 Wegen en verkeersveiligheid (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

39 067

         

Uitgaven:

 

54 276

         

03.01

Netwerk

 

27 502

         

03.01.01

Opdrachten

 

18 340

         

03.01.02

Subsidies

 

6 016

         
 

– CO2 reductieplan

 

0

         
 

– Auto vn de toekomst

 

0

         
 

– Overige subsidies

 

6 016

         

03.01.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

3 146

         

03.02

Veiligheid

 

26 774

         

03.02.01

Opdrachten

 

9 884

         

03.02.02

Subsidies

 

16 168

         

03.02.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

722

         

03.09

Ontvangsten

 

6 782

         
Artikel 4 Openbaar vervoer en spoor

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 4 Openbaar vervoer en spoor vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar de afzonderlijke artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 4 Openbaar vervoer en spoor (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

27 938

         

Uitgaven:

 

56 966

         

04.01

Spoor

 

45 044

         

04.01.01

Opdrachten

 

4 739

         

04.01.02

Subsidies

 

40 228

         
 

– Subsidies Bijzondere Spoordiensten

 

25 000

         
 

– Subsidie bodemsanering NS percelen

 

9 076

         
 

– Overige subsidies

 

6 152

         

04.01.04

Bijdrage aan internationale organisatie

             
 

en medeoverheden

 

77

         

04.02

Openbaar vervoer

 

11 922

         

04.02.01

Opdrachten

 

9 763

         

04.02.02

Subsidies

 

1 173

         

04.02.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

986

         

Ontvangsten

 

0

         
Artikel 5 Mainports en Logistiek

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 5 Mainports en Logistiek vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar de afzonderlijke artikelen 17 Luchtvaart en 18 Scheepvaart en havens.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 5 Mainports en logistiek (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

33 404

         

Uitgaven

 

57 496

         

05.01

Luchtvaart

 

48 212

         

05.01.01

Opdrachten

 

45 155

         
 

– Opdrachten GIS

 

33 600

         
 

– Overige opdrachten

 

11 555

         

05.01.02

Subsidies

 

1 829

         

05.01.03

Agentschapsbijdrage

 

48

         

05.01.04

Bijdrage aan internationale organisatie en

             
 

medeoverheden

 

1 180

         
                 

05.02

Maritiem

 

9 284

         

05.02.01

Opdrachten

 

2 729

         

05.02.02

Subsidies

 

3 757

         

05.02.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

1 840

         

05.02.04

Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden

 

958

         

05.09

Ontvangsten

 

41 083

 

 

 

 

 

Artikel 6 Klimaat, lucht en geluid

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 6 Klimaat, lucht en geluid vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar de afzonderlijke artikelen 19 Klimaat en 20 Lucht en geluid.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 6 Klimaat, lucht en geluid (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

97 026

         

Uitgaven:

 

264 034

         

06.01

Klimaat

 

16 623

         

06.01.01

Opdrachten

 

2 628

         

06.01.02

Subsidies

 

7 508

         

06.01.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

6 487

         
 

– Waarvan bijdrage aan NEa

 

6 487

         

06.02

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

 

70 402

         

06.02.01

Opdrachten

 

7 663

         

06.02.02

Subsidies

 

10 855

         

06.02.04

Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

 

50 320

         
 

– NSL

 

34 430

         
 

– Wegverkeerlawaai

 

15 590

         
 

– Overige Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

 

300

         

06.02.07

Bekostiging

 

1 564

         

06.03

Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

 

177 009

         

06.03.01

Opdrachten

 

172 381

         
 

– Uitvoering CDM

 

99 904

         
 

– RIVM

 

30 281

         
 

– AgNL

 

38 540

         
 

– Overige opdrachten

 

3 656

         

06.03.04

Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

 

4 628

         

06.09

Ontvangsten

 

16 000

         
Artikel 7 Duurzaamheid

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 7 Duurzaamheid vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar het artikel 21 Duurzaamheid.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 7 Duurzaamheid (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

21 915

         

Uitgaven:

 

99 974

         

07.01

Afval en duurzaamheidagenda

 

93 800

         

07.01.01

Opdrachten

 

4 097

         
 

– Uitvoering AgNL

 

1 852

         
 

– Overige opdrachten

 

2 245

         

07.01.02

Subsidies

 

89 703

         
 

– Afvalfonds

 

89 703

         
 

– Overige subsidies

             

07.02

Preventie en milieugebruiksruimte

 

2 433

         

07.02.01

Opdrachten

 

2 433

         

07.03

Ecosystemen en landbouw

 

3 741

         

07.03.01

Opdrachten

 

300

         

07.03.02

Subsidies

 

1 078

         

07.03.04

Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

 

2 363

         

Ontvangsten

 

0

         
Artikel 8 Externe veiligheid en risico’s

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 8 Externe Veiligheid en risico’s vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar het artikel 22 Veiligheid en risico’s.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 8 Externe veiligheid en risico's (bedragen x € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

45 910

         

Uitgaven:

 

48 867

         

08.01

Veiligheid chemische stoffen

 

4 445

         

08.01.01

Opdrachten

 

3 965

         

08.01.04

Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

 

480

         

08.02

Veiligheid GGO's

 

3 621

         

08.02.01

Opdrachten

 

3 521

         

08.02.04

Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

 

100

         

08.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

 

40 801

         

08.03.01

Opdrachten

 

13 491

         

08.03.02

Subsidies

 

2 700

         

08.03.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

484

         

08.03.04

Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

 

24 126

         
 

– Bijdragen asbestsanering

 

15 311

         
 

– Bijdragen programma EV

 

5 715

         
 

– Overige bijdragen aan internationale

             
 

organisatie en medeoverheden

 

3 100

         

Ontvangsten

 

0

         
Artikel 9 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 9 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar het artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 9 Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (bedragen x € 1 000)

9 KNMI

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

41 568

         

Uitgaven

 

42 486

         

waarvan juridisch verplicht

             

09.01

Meteorologie en seismologie

 

30 757

         

09.01.01

Bijdrage aan de baten-lastendienst

 

29 839

         
 

Meteorologie

 

28 434

         
 

Seismologie

 

1 405

         

09.01.02

Bijdrage aan internationale organisatie

 

918

         
 

Contributie WMO (HGIS)

 

918

         

09.02

Aardobservatie

 

11 729

         

09.02.01

Bijdrage aan de baten-lastendienst

 

11 729

         
 

Aardobservatie

 

11 729

         
Artikel 10 Inspectie Leefomgeving en Transport

Dit artikel is alleen van toepassing op het begrotingsjaar 2012. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 10 Inspectie Leefomgeving en Transport vanaf de begroting 2013 geconverteerd naar het artikel 24 Handhaving en toezicht.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 10 Inspectie Leefomgeving en Transport (bedragen x € 1 000)

10 Inspectie Leefomgeving en Transport

2011

2012

2013

2014

2015

2017

Verplichtingen

 

151 891

       

Uitgaven

 

151 891

       

waarvan juridisch verplicht

           

10.01

Inspectie Leefomgeving en Transport

 

151 891

       

10.01.03

Bijdrage aan de baten-lastendienst

           
 

Risicovolle bedrijven

 

22 784

       
 

Rail en wegvervoer

 

31 897

       
 

Scheepvaart

 

19 746

       
 

Luchtvaart

 

18 227

       
 

Risicovolle stoffen en producten

 

37 972

       
 

Water, bodem, bouwen

 

21 265

       
Artikel 11 Waterkwantiteit

Algemene Doelstelling

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft.

(Doen) uitvoeren

Rol en Verantwoordelijkheden

Vanuit hoofdstuk XII wordt een bijdrage gedaan aan het Deltafonds (artikel 26.02). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de volgende onderdelen:

  • Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en rivierengebied volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn op het niveau van 2001 (basiskustlijn).

  • Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen ten behoeve van waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

  • Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken.

  • Het (doen) uitvoeren van beheer en onderhoud.

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. Daarnaast regisseert de minister de afstemming van het waterbeheer rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

De rol «regisseren» heeft op dit artikel ook betrekking op taken binnen de volgende onderdelen:

  • Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en daarvoor het hoofdwatersysteem zo te beheren dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden.

  • Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote rijkswateren.

  • Het beleid op de topsector Water is gericht op het versterken van de concurrentiekracht van de Nederlandse Watersector. Het gaat onder meer om het versterken van innovatiekracht en menselijk kapitaal en exportbevordering organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies en het ontvangen van buitenlandse delegaties. De financiële inzet van IenM op de Topsector Water is weergegeven in de overzichtstabel ‘Bedrijfslevenbeleid en Topsectoren’ in de beleidsagenda van de begroting van EL&I. Deze inzet bestaat oa. uit opdrachten in het kader van het versterken van de innovatiekracht, subsidies in het kader van Partners voor Water (internationale samenwerking) en programma’s voor Human Capital.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Onderstaande indicatoren geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006 en 2011.

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid per programma: HWBP2, RvdR en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende projecten. De beleidsinspanningen van de minister van IenM richten zich op hoofdstuk XII op de regie en uitvoer van deze projecten. In de begroting van het Deltafonds wordt nader ingegaan op de uitvoering van deze projecten. In het figuur is te zien dat de programma’s voortvarend worden aangepakt en de voortgang van maatregelen in voorbereiding via realisatie naar gereedheid volgens plan verloopt. Zo is te zien dat voor Ruimte voor de Rivier er in 2011 24 projecten van de voorbereidingsfase naar de realisatiefase zijn gegaan.

Aantal Kunstwerken

Aantal Kunstwerken

Aantal maatregelen per programma per fase d.d. einde van het jaar

Aantal maatregelen per programma per fase d.d. einde van het jaar

Beleidswijzigingen

Vanaf de ontwerpbegroting 2013 wordt het Deltafonds afgesplitst van het Infrastructuurfonds. Dit is in lijn met de Waterwet, waarin is opgenomen dat het Deltafonds moet zorgen voor de financiering en bekostiging van maatregelen en voorzieningen van met name waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In verband met het amendement Lucas (Kamerstukken II 2010, 32 304, nr. 29) worden uitgaven op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening niet verantwoord in het Deltafonds maar op de begroting van hoofdstuk XII, artikel 12 Waterkwaliteit.

Waterbeleid is een van de prioriteiten van de Europese Commissie. Zo stond het jaar 2012 in het teken van water. Dat jaar presenteert de Europese Commissie een nieuwe strategie voor waterbeleid, de Blueprint to Safeguard Europe’s Water. Eventuele beleidsaanpassing naar aanleiding van de evaluatie dient zoveel mogelijk binnen het bestaande EU beleidsinstrumentarium (o.a. stroomgebied benadering) haar beslag te krijgen.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 Waterkwantiteit (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

45 755

33 556

28 671

38 287

39 176

Uitgaven

 

40 946

39 567

37 892

38 287

39 176

Waarvan juridisch verplicht

 

87%

 

 

 

 

11.01

Algemeen waterbeleid

 

34 769

33 419

32 536

32 449

32 840

11.01.01

Opdrachten

 

3 760

4 168

4 006

4 238

4 629

11.01.02

Subsidies

 

12 305

11 536

11 105

10 886

10 886

 

– Partners voor Water (HGIS)

 

9 536

9 536

8 886

8 886

8 886

 

– Overige subsidies

 

2 769

2 000

2 219

2000

2000

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

18 704

17 715

17 425

17 325

17 325

               

11.02

Waterveiligheid

 

3 206

3 314

2 922

3 308

3 306

11.02.01

Opdrachten

 

3 206

3 314

2 922

3 308

3 306

               

11.03

Grote oppervlaktewateren

 

2 971

2 834

2 434

2 530

3 030

11.03.01

Opdrachten

 

2 971

2 834

2 434

2 530

3 030

Ontvangsten

 

470

470

470

470

470

Budgetflexibiliteit

De juridische verplichte uitgaven hebben met name betrekking op de subsidies, de uitvoering van het programma Partners voor Water welke gefinancierd wordt vanuit HGIS middelen, de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet, de uitvoering van de Scheldeverdragen en de bijdrage aan Rijkswaterstaat. Het restant heeft met name betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW) en de uitvoering van activiteiten in het kader van het Nationaal Waterplan (NWP).

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

449 025

653 767

641 772

771 388

556 909

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

87 689

142 239

198 561

181 000

181 000

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

536 714

796 006

840 333

952 388

737 909

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

361 409

667 727

688 784

723 262

480 455

1.02

Overige aanlegprojecten

163 298

121 736

149 872

227 732

257 104

1.03

Studiekosten

12 007

6 543

1 677

1 394

350

Extracomptabele verwijzing naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

156 150

170 376

190 488

187 375

157 756

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

         

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

156 150

170 376

190 488

187 375

157 756

waarvan

         

3.01

Watermanagement

11 794

10 685

11 010

10 263

10 261

3.02

Beheer en Onderhoud

144 356

159 691

179 478

177 112

147 495

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

Het in mei 2011 getekende Bestuursakkoord Water (Kamerstukken II 2010–2011, 27 625, nr. 204) wordt momenteel uitgevoerd. Daarbij is voor onderdelen beleidsonderzoek noodzakelijk. De opdrachten hiervoor betreffen bijvoorbeeld de monitoring van de doelmatigheidswinst en de integratie en stroomlijning van plannen zoals de integrale omgevingsvisie van het rijk.

Het huidige Nationaal Waterplan loopt tot 2016. Conform het Bestuursakkoord Water zal er geen nieuw afzonderlijk waterplan meer worden opgesteld. Het is de bedoeling dat het nationale waterbeleid onderdeel wordt van de nationale omgevingsvisie op basis van de Omgevingswet. De inhoudelijke voorbereiding van het waterdeel van de omgevingsvisie vraagt om verkennend beleidsonderzoek, bijvoorbeeld om te kunnen komen tot een goede selectie van prioritaire beleidsthema’s.

Het wettelijk instrumentarium wordt ingrijpend herzien met de totstandkoming van de Omgevingswet. Dit heeft ook consequenties voor het Omgevingsloket online, waar sinds 2012 ook het Waterloket onderdeel van is. Naast de beheerskosten van het loket is ook budget nodig voor de inhoudelijke aanpassingen als gevolg van nieuwe wetgeving.

Naast activiteiten op het gebied van de programmering van de projecten die in de Deltafondsbegroting worden verantwoord vindt ook monitoring plaats met het opstellen van «Water in Beeld» en worden bijdragen geleverd aan de «Balans voor de Leefomgeving». Water in beeld is de jaarlijkse voortgangsrapportage over het waterbeleid in Nederland. Hierin wordt ingegaan op de uitvoering van de acties uit het Nationaal Waterplan 2009–2015 en het Bestuursakkoord Water die worden verricht om de delta veilig, sterk en leefbaar te houden. Dit betreft ook het informatiehuis water met het doel om waterinformatie efficiënt en effectief uit te wisselen tussen de waterpartners en ter beschikking te stellen aan derden. De inzet hiervoor betreft met name ICT-applicaties.

Zoals toegezegd (Kamerstukken 2010–2011, 30 825, nr. 79) is 2012 een overgangsjaar voor de programma’s «Leren voor Duurzame Ontwikkeling» en «Natuur en Milieu Educatie». Inmiddels is als vervolg op de eerdere meerjarenprogramma’s Natuur- en Milieu- Educatie (NME) en Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvDO) een concept programma met onderliggende visie opgesteld met de titel «Duurzaam Door: sociale Innovatie voor een groene economie» (2013–2016). Een besluit ten aanzien van een meerjarig commitment vanuit het Rijk op zowel de inhoud als de financiering van het uitvoeringsprogramma 2013–2016 wordt overgelaten aan het nieuwe Kabinet. In het algemeen geldt dat de activiteiten van het ministerie op het gebied van watereducatie met name gericht zijn op de doelstellingen van het Bestuursakkoord Water en de Topsector Water ten aanzien van de ontwikkeling van de arbeidsmarkt.

De helpdesk water voorziet in een behoefte bij publiek en mensen die professioneel werkzaam zijn op het terrein van water. De helpdesk wordt samen met Rijkswaterstaat bekostigd. Met het oog op de komst van de Omgevingswet wordt onderzocht welke aanpassingen in de organisatie gewenst zijn en of integratie met vergelijkbare organisaties gewenst is.

De Raad voor het Deltaonderzoek wordt ondersteund in hun secretariaatvoering. Het beleid wordt geëvalueerd en de resultaten van de evaluaties worden waar mogelijk verankerd waarmee de effectiviteit wordt vergroot. Ook worden de mogelijkheden verkend voor het inzetten van innovatie en kennis in de reguliere beleidsprocessen, met name door de beleidsprioriteiten uit het Nationaal Waterplan.

11.01.02 Subsidies
  • Sinds de verzelfstandiging van het Kadaster in 1994 heeft het ministerie de waterschappen gecompenseerd voor de kadastrale kosten. De kosteloze informatievoorziening aan waterschappen kwam toen namelijk te vervallen. De compensatie wordt in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve lasten bij doelmatig waterbeheer, waarbij verantwoordelijkheden (ook de financiële) bij de waterschappen neergelegd worden, sinds 2011 in drie stappen afgebouwd. Ook wordt dit gedaan om invulling te geven aan de taakstelling subsidies uit het Regeerakkoord. In 2013 vindt voor het laatst een vergoeding plaats voor een derde deel van de kosten.

  • Sinds 1 januari 2012 mogen lokale overheden op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen in het kader van de kwijtschelding rekening houden met de netto-kosten van kinderopvang. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt geld beschikbaar ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten en waterschappen. Voor de waterschappen gaat het om € 2 miljoen per jaar. Dit geld komt in de vorm van een subsidieregeling van het ministerie van IenM beschikbaar voor de waterschappen.

  • HGIS Partners voor Water: Het programma Water Mondiaal is een belangrijk instrument bij het realiseren van de mondiale ambities. Door de krachten te bundelen en daarmee de internationale positie van de Nederlandse watersector te verbeteren wordt bijgedragen aan de oplossingen voor de wereldwaterproblematiek. De interdepartementale samenwerking tussen de ministeries van IenM, BuZa (incl. HGIS) en EL&I wordt gecontinueerd. Onderdeel hiervan is het uitvoeringsprogramma Partners voor Water dat loopt tot en met 2015. De uitgaven worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Deze bijdrage heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan Rijkswaterstaat verstrekt. Tot deze opdracht behoren de bijdragen aan de uitwerking van de deelprogramma’s in het kader van het Deltaprogramma, zoals de deelprogramma’s veiligheid, zoetwater, rivieren en kust.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

In 2013 wordt in een samenwerking tussen Rijk, koepelorganisaties en regio’s uitvoering gegeven aan het vervolmaken van de risicokaarten en de overstromingsrisicobeheerplannen (ORBP-en) voor de vier stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en Schelde. De kaarten moeten uiterlijk 22 december 2013 aan de EU-commissie zijn gerapporteerd en via www.risicokaart.nl aan het publiek ter beschikking zijn gesteld. Voor zowel de kaarten als de plannen wordt gezamenlijk opdracht gegeven voor ondersteuning.

Op basis van de derde ronde toetsing op veiligheid wordt in 2013 gewerkt aan het voorbereiden van de programmering van hoogwaterbeschermingsmaatregelen als onderdeel van het Deltaprogramma. Daarnaast wordt de vierde toetsing op waterveiligheid (2017) voorbereid.

Het wettelijk toetsinstrumentarium, te weten de Hydraulische Randvoorwaarden en het Voorschrift Toetsen op Veiligheid, wordt op basis van technische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht geactualiseerd. Hiervoor worden opdrachten gegeven voor onderzoek, kwaliteitsborging en het organiseren van kennisuitwisseling.

Tenslotte vragen de huidige wettelijke normen aandacht. De huidige normen dateren grotendeels uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Sindsdien is het aantal mensen en de economische waarde achter de dijken flink toegenomen. Bovendien krijgen we steeds meer nieuwe technische inzichten. Op basis hiervan zijn studies uitgevoerd en met de uitkomsten wordt in het kader van het Deltaprogramma bezien in hoeverre de wettelijke normen aangepast moeten worden.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

IenM werkt mee aan integrale gebiedsontwikkeling in het Waddengebied, onder andere met het doel om de veiligheid van het Waddengebied voor de lange termijn te kunnen waarborgen. Tevens zijn er activiteiten om Nederlandse beleidsdoelen te realiseren in samenhang met activiteiten in Duitsland en Denemarken en worden werkzaamheden uitgevoerd ter ondersteuning van de deelname door IenM aan het Regiecollege Waddengebied.

Op de Noordzee wordt ecologisch monitoringsonderzoek gedaan naar de effecten van het aanleggen van windenergie gebieden op zee. Ook wordt onderzoek verricht voor de aanwijzing van windenergiegebieden op zee. In 2013 wordt gestart met het voorbereiden van een opvolger voor de beleidsnota Noordzee, waarvoor samen met de belanghebbenden toekomstgericht onderzoek zal worden uitgevoerd. Ook wordt samengewerkt met de buurlanden bij ontwikkelingen met grensoverschrijdend effecten, waarvoor in Nederland een consultatie wordt gehouden. In voorkomende gevallen wordt onderzoek gedaan teneinde de Nederlandse belangen veilig te stellen. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld een second opinion gevraagd naar de economische-, ecologische- en veiligheidsimpact van het windpark «Norther» in België. Ten slotte wordt een jaarlijkse bijdrage verstrekt voor het Noordzeeloket; een online loket voor informatie over de Noordzee.

Voor de Zuid-Westelijke Delta wordt een Rijksstructuurvisie uitgevoerd. Besluitvorming over de samenhangende ontwikkeling van de Grevelingen en het Volkerak–Zoommeer vindt naar verwachting plaats in 2014–2015, op basis van de rijksstructuurvisie en in samenhang met deltabeslissingen.

In het Schelde-estuarium wordt door de Vlaams-Nederlandse Schelde Commissie (VNSC) onderzoek gedaan (waaronder monitoring) ten behoeve van de uitvoering van de Scheldeverdragen met het oog op de (lange termijn) doelstellingen van deze verdragen: een duurzame balans tussen de pijlers veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid. In 2012 is op grond van het Verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium een evaluatie gestart over de samenwerking tussen het Vlaams Gewest en Nederland op weg naar een veilig, duurzaam en vitaal Schelde-estuarium. Daarbij wordt de verbinding gelegd met de ontwikkelingen van het Deltaprogramma.

Wat betreft de Watertoets is in 2012 is de tweede fase van de evaluatie afgerond. Fase drie zal worden uitgevoerd in de periode 2013–2015. In het Nationaal Waterplan 2009–2015 is opgenomen dat de watertoets zal worden geëvalueerd in drie fasen. Uit de eerste twee fasen die zijn afgerond, bleek dat de watertoets in de praktijk een nuttig instrument is om vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder bij ruimtelijke ordeningsprocessen te borgen. Tegelijkertijd zijn tien aanbevelingen gedaan om het functioneren in de praktijk op bepaalde punten te versterken, met name bij strategische planvorming. Daarom zal in de derde fase een visie en actieprogramma ter verbetering van de praktijk worden opgesteld en uitgevoerd.

Artikel 12 Waterkwaliteit

Algemene Doelstelling

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

(Doen) uitvoeren

Rol en Verantwoordelijkheden

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit worden verantwoord op dit artikel. De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op taken binnen het volgende onderdeel:

  • Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.

  • Het nemen van de nodige maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken en te behouden in het Nederlandse deel van de Noordzee, in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie1 .

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. Daarnaast regisseert de minister de afstemming van het waterbeheer rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de volgende onderdelen:

  • Het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de Noordzee en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in 3 planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.2

  • Ten aanzien van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) geldt dat de coördinerende verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van IenM, in afstemming met de minister van EL&I.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

KRW-maatregelen per fase per einde van het jaar (Rijkswateren).

KRW-maatregelen per fase per einde van het jaar (Rijkswateren).

De kengetallen hierboven geven informatie over de stand van zaken van de KRW-maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende projecten. De beleidsinspanningen van de minister van IenM richten zich op hoofdstuk XII op de regie en uitvoer van deze projecten.

In het figuur is te zien dat de programma’s voortvarend worden aangepakt en de voortgang van maatregelen in voorbereiding via realisatie naar gereedheid volgens plan verloopt. Zo is te zien dat in 2011 14 maatregelen van voorbereiding naar realisatie gaan. Ook zijn in 2011 enkele maatregelen getemporiseerd als gevolg van de taakstellingen uit het regeerakkoord.

Beleidswijzigingen

Vanaf de ontwerpbegroting 2013 wordt het Deltafonds afgesplitst van het Infrastructuurfonds. Dit is in lijn met de Waterwet, waarin is opgenomen dat het Deltafonds moet zorgen voor de financiering en bekostiging van maatregelen en voorzieningen van met name waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In verband met het amendement Lucas (Kamerstukken II 2011, 32 304, nr. 29) worden uitgaven voor maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening niet verantwoord in het Deltafonds maar op dit artikel.

De onderwerpen waterkwaliteit en KRW uit het voormalig artikelonderdeel 54.16 Verbeteren van milieukwaliteit van bodem en water zijn ook geïntegreerd in dit artikel.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 12 Waterkwaliteit (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen:

 

48 085

54 669

20 626

44 129

15 335

Uitgaven:

 

100 756

101 590

53 171

8 259

15 335

Waarvan juridisch verplicht

 

97%

       

12.01.01

Opdrachten

 

2 818

2 967

2 649

3 176

3 175

12.01.02

Subsidies

 

22 166

12 036

10 000

1 201

 
 

– Synergie KRW

 

22 000

12 000

10 000

1 201

 
 

– Overige subsidies

 

166

36

     

12.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

72 883

83 699

37 626

1 174

9 455

 

– Verbeterprogramma Waterkwaliteit rijkswateren

 

59 856

70 864

31 131

 

7 000

 

– Natuurcompensatie Perkpolder

 

7 067

7 000

1 199

 

2 000

 

– Natuurlijker Markermeer/IJmeer

 

5 000

5 285

4 749

534

 
 

– Verruiming vaargeul Westerschelde

 

960

550

547

640

455

12.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

 

2 889

2 888

2 896

2 708

2 705

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op de subsidies, de maatregelen op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening, de contributies voor de internationale riviercommissies en Oslo–Parijs (OSPAR) en de bijdrage aan UNESCO3. Het restant heeft met name betrekking op de uitvoering van activiteiten in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

29 617

4 606

2 187

8 568

8 567

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

2 500

       

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

32 117

4 606

2 187

8 568

8 567

waarvan

         

2.02

Ov.waterinvest.zoetwatervoorz.

27 917

2 146

2 146

8 568

8 567

2.03

Studiekosten

4 200

2 460

41

   
12.01 Waterkwaliteit

Toelichting op de financiële instrumenten

12.01.01 Opdrachten

De stroomgebiedbeheerplannen onder de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), beschikbaar op www.kaderrichtlijnwater.nl, kennen een 6-jaarlijkse cyclus. Doel is om in 2027 de doelstelling van schoon water en een gezond watersysteem bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in Water in Beeld de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De voortgang van de uitvoering van de eerste generatie stroomgebiedbeheerplannen (die in 2009 werden afgerond) wordt eind 2012 ook aan de Europese Commissie gerapporteerd. In aanloop naar de volgende cyclus vinden diverse beleidsonderzoeken plaats, onder meer naar een verdieping van de kennis over ingreep-effectrelaties en verbetering van de kosten-baten module. De volgende versie van de stroomgebiedbeheerplannen moet in 2015 klaar zijn. Proces en producten zijn beschreven in het Werkprogramma Stroomgebiedbeheerplannen 2015, dat op 21 maart 2012 ter inzage is gelegd. De middelen voor de daadwerkelijke uitvoering van de KRW maatregelen staan onder 12.01.03.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene strategie (KRM) kent, net als de KRW, een 6-jarige plancyclus. Nu wordt tot aan 2016 gewerkt in de eerste plancyclus. In 2013 en 2014 worden op basis van de Mariene Strategie Deel I (Initiële Beoordeling, de Goede Milieu Toestand en bijbehorende milieudoelen voor 2020 en indicatoren) de volgende stappen in de implementatie voorbereid, samen met het ministerie van EL&I. Een maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA) maakt hier onderdeel van uit. In 2014 vindt besluitvorming plaats over Mariene Strategie Deel II, het KRM-monitoringsprogramma. In 2015 volgt Mariene Strategie Deel III, het programma van maatregelen voor onderwerpen waar aanvullend beleid nodig is om aan de richtlijn te voldoen. Daarnaast vindt een beleidsverkenning plaats naar de betekenis van kunstmatige harde substraten (zoals wrakken) en beleidsontwikkeling op het gebied van onderwatergeluid. Uitbestedingen zijn er voor het opstellen van een concept-monitoringprogramma (vaststelling 2014), de uitwerking daartoe van indicatoren en kennisontwikkeling op het gebied van zwerfvuil en onderwatergeluid. Hierbij wordt maximaal ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU-programmering) en op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden.

12.01.02 Subsidies
  • Subsidies worden verstrekt aan de Wageningen Universiteit IMARES voor het onderzoeksprogramma Monitoring and Evaluation of Spatially Managed Areas (MESMA) en het NWO voor het nationaal programma voor Zee- en Kustonderzoek. Daarnaast is sprake van een subsidie aan Stichting de Noordzee voor het programma op weg naar een gezonde zee en een subsidie aan Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) voor het Van Iersel Drainage systeem.

    Deze subsidies lopen in 2013 af.

  • Synergie KRW/Waterbeheer 21e eeuw; In 2009 zijn de eerste subsidiemiddelen uitgegeven. Het merendeel van de middelen is reeds via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) aan de provincies verstrekt (overeenkomstig het afgesproken kasritme). De projecten moeten uiterlijk op 31 december 2012 zijn gestart en uiterlijk op 31 december 2015 zijn afgerond.

12.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Maatregelen in het hoofdwatersysteem op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening, worden als servicepakket waterkwaliteit van Rijkswaterstaat verantwoord op dit artikel.

  • Verbeterprogramma waterkwaliteit Rijkswateren:

    In 2010 is gestart met de realisatie van het Verbeterprogramma Water kwaliteit Rijkswateren (eerste planperiode Kaderrichtlijn Water). Het Verbeterprogramma bevat een maatregelenpakket, dat opgenomen is in het Beheerplan Rijkswateren (BPRW2009). Het maatregelenpakket voor de eerste planperiode, zal met uitzondering van het deel dat door de taakstelling van Regeerakkoord Rutte tot na 2015 is getemporiseerd, in 2015 gereed zijn. Tegen die tijd wordt bezien welke maatregelen na 2015 nog moeten worden uitgevoerd. Daar dienen dan in elk geval de getemporiseerde maatregelen, de resultaten van het Innovatieprogramma KRW, de toestand van de waterkwaliteit en de financiële situatie op dat moment bij worden betrokken.

  • Natuurcompensatie Perkpolder:

    Project «Natuurcompensatie Perkpolder» maakt onderdeel uit van het wettelijk verplichte natuurcompensatieprogramma voor de tweede verdieping van de Westerschelde. Dit project is inmiddels betrokken bij de gebiedsontwikkeling Perkpolder. De gebiedsontwikkeling combineert de natuurdoelstelling met functies als wonen en recreatie en innovatieve concepten voor de lange termijn waterveiligheid. Tweede helft 2012 zal de gunning van het realisatiecontract plaatsvinden. De realisatie vindt plaats in de jaren 2013–2015.

  • Verruiming vaargeul Westerschelde:

    De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 miljoen op Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingbescherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring.

  • Natuurlijker Markermeer / IJmeer:

Door de afsluiting van het Markermeer en IJmeer van het IJsselmeer door de Houtribdijk kan het water niet vrij meer stromen. Bij harde wind wordt er veel slib van de bodem losgemaakt, wat het water vertroebelt. Hierdoor is sprake van een voortdurende verslechtering van de ecologische situatie, waarbij de Natura2000 instandhoudingsdoelstelling voor het gebied in gevaar komt. Het programma Natuurlijker Markermeer/ IJmeer heeft tot doel om mogelijke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit te onderzoeken en in de praktijk te toetsen. Hieruit volgt een pilot om te experimenteren met de maatregelen in het klein. De resultaten zullen in 2015 leiden tot een advies aan het Kabinet over welke mogelijke maatregelen in de toekomst nodig zijn voor het op peil brengen en houden van de waterkwaliteit van het Markermeer en IJmeer.

12.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken, op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld. Daarnaast worden de commissies ondersteund in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

Voor de internationale zee bestaat het OSPAR-verdrag, wat een soortgelijke commissie kent als de riviercommissies, maar dan voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee. Ook voor OSPAR is jaarlijks contributie verschuldigd.

Door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU’s) wordt UNESCO ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning van het grondwaterinstituut «IGRAC» en om capacity building door UNESCO-IHE. De activiteiten versterken de langjarige samenwerking in de Deltalanden uit het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid is een van de prioriteiten van de Europese Commissie. Zo stond het jaar 2012 in het teken van water. Dat jaar presenteert de Europese Commissie een nieuwe strategie voor waterbeleid, de Blueprint to Safeguard Europe’s Water. Eventuele beleidsaanpassing naar aanleiding van de evaluatie zal zoveel mogelijk binnen het bestaande EU beleidsinstrumentarium (o.a. stroomgebied benadering) haar beslag krijgen.

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

Het Rijk kiest bij het ruimtelijk beleid voor een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de uitvoering. Het Rijk blijft daarnaast verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan meer eenvoudige regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. In 2013 wordt deze nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling vormgegeven. De uitvoering van het rijksbeleid op de 13 nationale belangen is beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR – Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. 50).

Door een goede afstemming met de andere overheden en met maatschappelijke partners kan de rijksrol zo efficiënt mogelijk worden ingevuld. De Minister van Infrastructuur en Milieu is vanuit deze rol verantwoordelijk voor:

  • De vernieuwing en vereenvoudiging van het omgevingsrecht.

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders.

  • Vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Rijksstructuurvisie Wind op Land, de Rijksstructuurvisie Ondergrond en de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer.

  • Verdere ontwikkeling van kennis op het ruimtelijke vlak en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen (nationale) ruimtelijke projecten, verstedelijking, infrastructuur en (openbaar) vervoer op een zodanige wijze dat het afgestemde investeringsbeslissingen tussen Rijk en regio in het BO-MIRT ondersteunt.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zal in samenwerking met het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) de bestaande tweejaarlijkse monitor van de Nota Ruimte ombouwen naar een tweejaarlijkse monitor Infrastructuur en Ruimte. De monitor Infrastructuur en Ruimte zal primair de realisatie van de nationale belangen onderzoeken, afgezet tegen de gestelde ambities. Op basis hiervan wordt verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer en kunnen eventuele aanpassingen in het beleid worden gedaan.

De monitor omvat alle dertien nationale belangen uit het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Voor dit artikel zijn de volgende kengetallen van belang (SVIR- Kamerstukken, 2011/2012, 32 660, nr. A/50):

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen monitor Infrastructuur en Ruimte

Nulmeting 2010

1.

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

– Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

Zie de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012, nulmeting. www.pbl.nl/publicaties/2012 of www.compendiumvoordeleefomgeving.nl

Bereikbaarheid

– Nabijheid wonen-werken

– 0,4% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2010

Vestigingsklimaat

– Fysiek vestigings-klimaat

Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012, nulmeting. www.pbl.nl/publicaties/2012 of www.compendiumvoordeleefomgeving.nl

2.

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energie voorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

– Toename netlengte hoogspannings-lijnen met spanning 220 kV en hoger

– -----

Transitie duurzame energie

– Verbruik hernieuwbare energie

– 4,2% (2011)

Doelstelling windenergie

– Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

– 2 237 MW in 2010

3.

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

– Toename rode ontwikkelingen buisleiding-stroken

– -----

4.

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning oppervlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

– Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

13

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

– Ladder voor duurzame verstedelijking

– Evaluatie in 2014

Bron: www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/ Monitor Infrastructuur en Ruimte, nulmeting 2012

Kengetallen Geo-informatie (zie verder 13.02)
 

Basis-waarde

Peil-datum

Streef-waarde 1

Periode

Realisatie 2011

Streefwaarde 2

Periode

1 Gebruik nationaal

Georegister

1a deelnemende

Organisaties

1b beschreven datasets

1c unieke gebruikers

Index is 100

100% = 75

100% = 2 548

100% = 10 944

31-12-2011

Index is > 100

2011

133% = 100

181% = 4 616

141% = 15 481

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2014

2 Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

15-5-2010

Beter dan 2010-

2013

nvt

Volledig Inspire Compliant

2016

Beter conform Inspire

nvt

3 Basisregistraties:

             

BAG

opbouw registratie

gebruik

100%

100%

31-12-2011

100%

>50%

2011

>99%

>35%

100%

>90%

2014

BRT

opbouw registratie

gebruik

100%

100%

31-12-2011

100%

>75%

2011

100%

>60%

nvt

>90%

2014

BGT

opbouw registratie

gebruik

100%

100%

31-12-2011

>40%

nvt

2011

>30%

nvt

>90%

>90%

2014

BRK

opbouw registratie

gebruik

100%

100%

31-12-2011

100%

100%

2011

100%

100%

nvt

nvt

 

BRO

opbouw registratie

gebruik

100%

100%

31-12-2011

>10%

nvt

2011

<10%

nvt

>90%

>90%

2015

Beleidswijzigingen

In 2012 is de koers ingeslagen naar een andere ruimtelijke ordening. Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden zijn gemeenten en provincies in staat om de opgaven integraal, doeltreffend en met kwaliteit aan te pakken. In 2013 zal het Rijk de overgang naar de nieuwe rol- en taakverdeling samen met de andere overheden definitief vorm geven en komen tot een heldere verdeling van verantwoordelijkheden.

Het Rijk vindt, zoals uiteengezet in de SVIR, de 9 stedelijke regio’s van de mainports, brainport, greenports en de valleys van nationale betekenis. De opgaven in deze gebieden worden opnieuw bekeken en vervolgens wordt de vernieuwde rijksrol bepaald. Om gebiedsontwikkelingen van de grond te krijgen zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van samenwerking en financiering.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen:

 

157 114

136 317

248 607

254 471

188 563

Garantieverplichtingen

 

65 344

65 344

65 344

65 344

 

Uitgaven:

 

147 634

108 299

195 601

188 907

188 563

Waarvan juridisch verplicht

 

85%

       

13.01

Ruimtelijk Instrumentarium

 

20 485

15 549

11 729

10 660

10 655

13.01.01

Opdrachten

 

17 238

13 999

10 579

10 410

10 405

13.01.02

Subsidies

 

3 247

1 550

1 150

250

250

               

13.02

Geo-informatie

 

30 556

30 141

30 031

29 908

29 802

13.02.01

Opdrachten

 

1 980

2 030

2 035

2 036

2 037

13.02.05

Bijdrage aan ZBO en RTW

 

28 576

28 111

27 996

27 872

27 765

               

13.03

Gebiedsontwikkeling

 

39 530

24 059

14 179

2 583

2 582

13.03.01

Opdrachten

 

757

725

2 119

33

32

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

38 773

23 334

12 060

2 550

2 550

 

– Bufferzones

 

5 303

       
 

– Projecten BIRK

 

19 642

15 529

12 060

   
 

– Projecten Nota Ruimte

 

13 828

7 805

     
 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

       

2 550

2 550

               

13.04

Ruimtegebruik bodem

 

57 063

38 550

139 662

145 756

145 524

13.04.01

Opdrachten

 

9 321

7 824

6 706

6 505

6 369

13.04.02

Subsidies

 

18 138

14 538

4 538

   
 

– Bedrijvenregeling

 

6 400

6 400

     
 

– Overige subsidies

 

11 738

8 138

4 538

   

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

20 904

14 588

128 418

139 251

139 155

 

– Meerjarenprogramma Bodem

 

13 946

14 588

128 418

139 251

139 155

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

6 958

       

13.04.07

Bekostiging

 

8 700

1 600

     
 

– Uitvoering klimaatadaptie

 

8 700

1 600

     
 

Ontvangsten

 

934

934

934

934

934

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op de uitvoering van het omgevingsloket, bijdragen aan de Nota Ruimte-, de BIRK- en de NSP-projecten, de bodemsaneringen van NS terreinen, de bedrijvenregeling, lopende incidentele subsidies, bijdragen in onderzoeksinspanningen met betrekking tot de klimaatadaptatie, de uitvoering van de basisregistraties en opdrachten in de sfeer van de geo-informatie/Inspire. Het restant heeft enerzijds betrekking op mogelijke knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming en incidentele subsidies. Anderzijds gaat het om budgetten die nodig zijn voor de uitvoering van het lopende ruimtelijke beleid, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Deltaprogramma en dergelijke.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering SVIR

De financiële middelen omvatten het houden van zicht op de realisatie van de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur en het zorgdragen voor kennis. Hiertoe behoren bijdragen aan de uitvoering van de monitor Infrastructuur en Ruimte, evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en tot slot financiële bijdragen aan kennisinstituten, hoogleraren en het op peil houden van de vakkennis. De actieve ondersteuning van provincies en gemeenten in krimpregio’s door middel van kennis en experimenten wordt voortgezet.

Ontwerp en geo-analyse

Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor «een goed systeem van ruimtelijke ordening»; één van de dertien nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Goed ontwerp en goede ontwerpers dragen bij aan de samenhang, duurzaamheid en het verdienvermogen van de samenleving en leveren zo meerwaarde op maatschappelijk, economisch en cultureel terrein. De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken. Dit is enerzijds gericht op de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk en anderzijds op het versterken van lokale en regionale ontwerpkwaliteit en -kracht. In de Actieagenda architectuur en ruimtelijk ontwerp 2013–2016 «Werken aan Ontwerpkracht» is dit uitgewerkt. De Actieagenda is een interdepartementaal werkprogramma dat gelijktijdig met deze begroting aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

Naast geld voor het ontwerp omvat het budget tevens financiële middelen voor de ontwikkeling en het beheer van geo-analyse en voor de digitale verplichtingen die aan ruimtelijke plannen worden gesteld.

Vernieuwing omgevingsrecht

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter wordt gewerkt aan de integrale Omgevingswet (Ow) en de implementatie van de Crisis- en Herstelwet (Chw). De Omgevingswet stroomlijnt het complex aan ruimtelijke wet- en regelgeving. In 2013 bereidt IenM het eerste concept Omgevingsbesluit en de Invoeringswet voor. In de invoeringswet wordt een groot aantal wetten aangepast aan de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast werkt het Rijk in 2013 verdere ideeën uit over hoe de onderliggende regelgeving beter ingedeeld kan worden volgens de principes van de Omgevingswet. Ook dit maakt betere besluitvorming mogelijk en geeft meer inzicht in het omgevingsrecht. De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken en testen van de instrumenten die landen in de Ow, het stroomlijnen van de onderliggende regelgeving, voor de doorlopende consultatie van de Ow, voor het omgevingsmanagement en voor de implementatie van de Ow en de implementatie van de Chw.

Digitalisering ruimtelijk instrumentarium

Een van de kerntaken voor de komende jaren is de digitalisering van het omgevingsrecht inclusief de ruimtelijk juridische instrumenten. De doorontwikkeling van Omgevingsloket online, RO-online en de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB) vormen onderdeel van de digitalisering van het omgevingsrecht. Het Omgevingsloket online is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunning worden gedaan. RO-Online is de landelijke digitale registratie voor alle ruimtelijke plannen in Nederland. De WKPB heeft tot doel de toegankelijkheid van belastende overheidsbesluiten (publiekrechtelijke beperkingen) te verbeteren. De komende jaren wordt het omgevingsloket toekomstvast gemaakt en wordt RO-online aangepast voor de uitvoering van de omgevingswet.

Deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering

Het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma verkent hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het beperken van de gevolgen van overstroming, een hevige regenbui, langdurige droogte en extreme hitte. De voorstellen vanuit het deelprogramma vormen onderdeel van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie.

VerDuS

Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS) is een onderzoeksprogramma van NWO waarin hetRijken private partijen nauw samenwerken aan onderzoek naar actuele vraagstukken en innovaties op het gebied van de bereikbaarheid, leefbaarheid en ruimtelijke ordening van stedelijke gebieden in delta’s. Inzet van middelen is bedoeld voor het ontwikkelen, delen en toepassen van kennis voor het realiseren van duurzame gebiedsontwikkeling in het stedelijke deltagebied.

13.01.02 Subsidies
  • Klimaatbuffers: Het programma klimaatbuffers ondersteunt de realisatie van natuurprojecten die de effecten van klimaatverandering tegengaan. Een coalitie van natuurorganisaties krijgt hiertoe subsidies. De verplichtingen hiervoor zijn in het verleden reeds aangegaan. De projecten binnen het programma zijn allen in uitvoering.

  • Afronding voorbeeldprojecten landschap: Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. 58 Voorbeeldprojecten kregen in dit kader medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd. Naar aanleiding van de motie Wiegman is geld van het innovatieprogramma ook beschikbaar gesteld voor «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap». Deze pilot-projecten worden medio 2015 afgerond.

13.02 Geo-informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen voor de Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens.

Verder zijn hier opgenomen de opdrachten aan onder meer Geonovum, SAGEO en Geofort in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie.

13.02.05 Bijdragen aan ZBO/RWT

Het betreft een bijdrage aan het Kadaster. De investeringen zijn bestemd voor de ontwikkeling en realisatie van de basisregistratie grootschalige topografie en voor de gezamenlijke ontsluiting van geo-informatie in Nederland. In 2013 omvat dit het daadwerkelijk in beheer nemen/geven nationale geo-informatie infrastructuur (PDOK), brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het nationaal georegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire.

De middelen voor exploitatie, beheer en toezicht betreffen de basisregistraties (grootschalige) topografie, kadaster en adressen en gebouwen.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

Het MIRT is het programma van projecten/programma’s in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op projecten en programma’s waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook projecten en programma’s waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar die wel van rijksbelang zijn, worden in het MIRT besproken. Het streven is een brede afstemming van alle (samenhangende) projecten van verschillende overheidslagen en in verschillende beleidssectoren, om te komen tot een efficiënte inzet van overheidsmiddelen. In het MIRT wordt ook de samenhang met decentrale belangen en regionale opgaven besproken. Dit doet het Rijk met de regio voor alle ruimtelijke en mobiliteitsonderwerpen in de bestuurlijke overleggen MIRT aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s van Rijk en regio.

13.03.04 Bijdragen mede overheden
  • bufferzones: Bufferzones betreffen de oude rijksverplichtingen uit het Investeringsfonds ILG. De resterende verplichtingen van het Rijk voor de bufferzones zullen via een decentralisatie-uitkering in het provinciefonds worden opgenomen. Het Rijk en IPO hebben mede hierover overeenstemming bereikt in het kader van het bestuursakkoord natuur.

  • projecten nota ruimte: Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Beoogd wordt alle projecten te decentraliseren. De financiële reeks betreft alleen uitgaven voor bestaande afspraken.

  • projecten BIRK: Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. De financiële bijdrage van een groot aantal projecten is in 2011 al overgemaakt naar het gemeentefonds, waarmee de projecten gedecentraliseerd zijn.

  • Nieuwe Sleutel Projecten (NSP): het budget is ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving.

  • Bestaand Rotterdams Gebied (BRG): de financiële middelen voor BRG zijn bijdragen tot en met 2021 om de doelstellingen zoals verwoord in de uitwerkingsovereenkomst van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied van 2 september 2005 te kunnen bereiken.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

Het beleidsonderbouwend onderzoek betreft onder meer onderzoek ten behoeve van de Structuurvisies «Ondergrond» en «Wind op land», de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming en de aanpassing van de financiering van de Commissie MER. Ten behoeve van het opstellen van de structuurvisies en bijbehorende besluitvorming worden voor iedere structuurvisie onder meer onderzoeken, een plan-m.e.r. en publieksconsultatie uitgevoerd.

13.04.02 Subsidies
  • Bedrijvenregeling: Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies in het kader van de bedrijvenregeling vastgelegd.

  • NS bodem: Dit betreft de subsidie aan de Stichting Bodemsanering NS op basis van het convenant Bodemsanering NS- percelen (d.d. 21 december 1995).

  • Programma Commissie MER: Het betreft een vergoeding aan de, bij wet ingestelde, Commissie voor de milieueffectrapportage. De vergoeding wordt door IenM (60 procent), EL&I (30 procent) en OCW (10 procent) bekostigd. Voorzien is dat de financiering van de Commissie in de komende jaren zal wijzigen zoals in het Regeerakkoord VVD – CDA 2010 is vastgelegd. In 2012 wordt vastgelegd hoe het wettelijk instrument MER na 2013 wordt gefinancierd. De subsidie vanuit IenM wordt afgebouwd. De bedoeling is dat de MER kostendekkend gaat worden door de tarieven van een vrijwillige MER stapsgewijs te verhogen.

  • Incidentele subsidies: Dit betreft o.a. subsidies aan de Stichting Kennisontwikkeling Bodem.

13.04.04 Bijdragen mede overheden
  • Meerjarenprogramma bodem: De bijdragen voor de sanering van vervuilde bodem worden verleend aan het bevoegde gezag voor het uitvoeren van een bij wet toegekende taak. De budgetten t/m 2014 zijn grotendeels toegekend via Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en de Decentralisatie-uitkering (DUB) bij het ministerie van BZK. In de periode t/m 2014 is ook budget voorzien voor knelpunten zoals het project «Cadmium in de Kempen» en Moerdijk.

  • Programma Gebiedsgericht Instrumentarium; Onder dit programma vallen o.a. de budgetten die onderdeel vormden van het Investeringsbudget Landelijk Gebied en waarvan de resterende middelen via een decentralisatie-uitkering in het provinciefonds kunnen worden opgenomen.

13.04.07 Bekostiging
  • Kennis voor klimaat: Het onderzoeksbudget is aan de Stichting Kennis voor Klimaat toegekend ten behoeve van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat.

  • Klimaat voor Ruimte: Het onderzoeksbudget is aan de Stichting Klimaat voor Ruimte toegekend ten behoeve van het Onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte.

  • MKB krediet: Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering te krijgen. IenM sluit aan bij de garantieregeling van EL&I.

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Om weggebruikers snel, veilig, betrouwbaar en duurzaam van A naar B te laten reizen via de weg ontwikkelt, beheert en benut IenM het hoofdwegennet. Er wordt ingezet op samenwerking met decentrale wegbeheerders en er worden ontwikkelingen aan voertuigen en gedrag aangejaagd.

Dit draagt bij aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland

(Doen) Uitvoeren

Rol en verantwoordelijken

De minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de minister zorgt voor:

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur en gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten.

  • De uitvoering van het beheer en onderhoud door Rijkswaterstaat als beheerder van het hoofdwegennet. De beheer en onderhoud activiteiten zijn op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen) terug te vinden.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het meerjarenprogramma Geluid (MJPG).

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van Rijkswaterstaat in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur.

Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • Een slim gebruik van de huidige en toekomstige infrastructuur, wordt met het programma Beter Benutten -naast investeringen in de infrastructuur- gewerkt aan het terugdringen van de files met 20 procent op specifieke corridors in de drukste gebieden van het land, ten opzichte van een situatie zonder het programma Beter Benutten (zie ook artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor). Samen met de regio’s worden de afgesproken gebiedspakketten in het kader van Beter Benutten uitgevoerd om zo op basis van maatwerk de beoogde effecten te realiseren. Daarbij is er nadrukkelijk ook samenwerking met het bedrijfsleven.

  • Met de inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid wordt het aantal verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden verminderd. Dit Plan richt zich op verbetering van het gedrag van diverse gebruikers als ook hun voertuigen en de infrastructuur.

  • De vaststelling in 2012 van een beleidsimpuls aan het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020. Dit is een uitwerking van de strategie met focus op verbetering van de verkeersveiligheid van de prioritaire aandachtsgebieden: fietsers, ouderen en jonge beginnende bestuurders.

  • Samen met decentrale overheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders.

  • Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet door middel van maatregelen (zowel generaal en locatie specifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: acceptabele reistijd
 

Basis- waarde 2001

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2020

percentage trajecten waar de streefwaarde wordt gehaald1.

86%

80%

80%

84%

83%

80%

100%

Bron: Rijkswaterstaat/DVS, 2012

X Noot
1

De reistijd op een traject is acceptabel als de streefwaarde voor de reistijd wordt gehaald. De streefwaarde voor trajecten van het hoofdwegennet tussen steden is een reistijd in de spits van maximaal 1,5x de reistijd buiten de spits (referentiesnelheid 100 kilometer/uur). Op trajecten rond de vijf grote steden en trajecten op niet-autosnelwegen van het hoofdwegennet is de streefwaarde maximaal 2,0. Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn er 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits omdat dit de minst drukke trajecten zijn.

Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknel-punten langs hoofdwegen

 

Basis-waarde peildatum

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Streef-waarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

             

0 knelpunten langs rijkswegen 2015

Geluids-knelpunten langs hoofdwegen

12 000

12 000

12 000

12 000

12 000

7 500

7 500

0 knelpunten langs rijkswegen 2015

Bron: Rijkswaterstaat DVS

Voor lokale luchtkwaliteit geldt dat uiterlijk per 1 januari 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor NO2 gehaald moet worden. Tussenliggende waarden zijn niet vastgesteld. Voor PM10 wordt op alle locaties langs rijkswegen aan de grenswaarde voldaan die geldt vanaf 11 juni 2011.

Het saneringsprogramma aanpakken geluidsknelpunten langs spoor- en hoofdwegen is in 2011 van start gegaan. Het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG) pakt de geluidsknelpunten langs hoofdwegen (>65 dB Lden) aan, zoals in de Nota Mobiliteit geformuleerd. Voor 10 procent van de woningen zal de aanpak bestaan uit gevelisolatie en zal de belasting boven de 65 dB blijven. Indien mogelijk wordt nu al meteen bij reconstructie van een (spoor)weg om andere redenen dan geluid een geluidsknelpunt aangepakt.

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde 2002

2008

2009

2010

20111

Doelstelling 2010

Streefwaarde 20132

Doelstelling 20203

aantal verkeersdoden

1 066

750

720

640

661

750

675

500

ernstig verkeersgewonden

16 100

17 600

18 600

19 200

 

14 800

13 540

10 600

Bron: Rijkswaterstaat DVS

X Noot
1

Het aantal ernstig verkeersgewonden over 2011 is niet eerder beschikbaar dan in het najaar van 2012.

X Noot
2

De streefwaarde voor 2013 is berekend door lineaire interpolatie tussen de doelstelling voor 2010 en de doelstelling voor 2020.

X Noot
3

De streefwaarden voor 2020 zijn onder de aanname van invoering van Anders Betalen voor Mobiliteit volgens het volledige scenario Nouwen.

Beleidswijzigingen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een actualisatie van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt o.a. de Nota Ruimte en Structuurvisie Randstad 2 040, de Mobiliteitsaanpak en de Nota Mobiliteit. Daarmee is de SVIR «Kapstok»voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties.

De Monitor Infrastructuur en Ruimte zal zicht houden op de effecten van het SVIR-beleid en zal eens per twee jaar worden opgesteld. In 2012 is de eerste nulmeting aan de Tweede Kamer gezonden, in 2014 is de eerste vervolgmeting beschikbaar (Kamerstukken II, 2011/2012, 32 660, nr. 51).

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

40 180

30 303

30 847

27 996

27 950

Uitgaven

 

40 405

36 136

30 547

27 996

27 947

waarvan juridisch verplicht

 

54%

       

14.01

Netwerk

 

20 215

16 880

12 849

10 334

10 293

14.01.01

Opdrachten

 

17 079

14 274

8 683

7 734

7 713

14.01.02

Subsidies

 

856

26

1 586

20

0

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2 280

2 580

2 580

2 580

2 580

14.02

Veiligheid

 

20 190

19 256

17 698

17 662

17 654

14.02.01

Opdrachten

 

6 191

5 764

6 897

6 861

6 853

14.02.02

Subsidies

 

13 215

13 014

10 335

10 335

10 335

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

 

784

478

466

466

466

 

Ontvangsten

 

6 782

6 782

6 782

6 782

6 782

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op subsidies en bijdragen aan de diverse verkeersveiligheidsorganisaties. Het restant heeft met name betrekking op het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verschillende verkeersveiligheidscampagnes

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2 466 758

2 890 111

2 100 030

2 381 094

2 353 439

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

262 105

182 025

57 573

490 329

112 698

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2 728 863

3 072 136

2 157 603

2 871 423

2 466 137

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

22 072

18 734

20 539

20 412

19 700

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

413 383

494 538

350 416

361 701

475 926

12.03

Aanleg

1 451 135

1 595 467

895 243

1 858 548

1 405 260

12.04

GIV/PPS

420 256

566 737

508 980

251 390

188 606

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

422 017

396 659

382 425

379 372

376 644

Belastinguitgaven (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid

             

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

 

 

 

 

 

 

 

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

0

0

0

0

0

0

0

Motorrijtuigenbelasting

             

Nihiltarief OV-bussen op LPG

0

0

0

0

0

0

0

Vrijstelling taxi's

50

52

53

55

57

58

60

Vrijstelling wegenbouw

0

0

0

0

0

0

0

Nihiltarief MRB zeer zuinige auto's

108

190

250

6

11

0

0

Belastingen op personenauto's en motorrijwielen

             

Teruggaaf taxi's

70

71

74

77

81

84

87

Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto's

1

1

9

       

Verlaging lastendruk op arbeid

             

b) gericht op werknemers

             

Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's

196

240

254

245

215

215

214

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

             

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

71

72

74

75

77

78

80

Heffingskorting groen beleggen

62

41

42

43

43

44

45

Energiebelasting

             

Teruggaaf kerkgebouwen

7

7

8

8

8

9

9

Teruggaaf non-profit

22

23

26

28

29

30

31

Vrijstellingen grootverbruik in de energiebelasting

8

8

8

8

8

8

8

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van lucht, geluid en wegmaatregelen.

Daarnaast vinden uitgaven plaats voor de inrichting van het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU). Dit register vormt het hart van de nieuwe Europese verordening voor het opleggen van aanvullende voorwaarden voor de toegang tot het beroep van internationaal goederen- en personenvervoer.

Opdrachten aan de Landsadvocaat worden gegeven ten behoeve van het bijstaan van de Minister in bezwaar- en beroepsprocedures.

Er worden uitgaven gedaan voor het sectorakkoord logistieke efficiency, tunnelveiligheid en vindt in 2013 de eindafrekening plaats van het stimuleringsprogramma Duurzame logistiek.

Voor het programma Beter Benutten vindt opdrachtverlening plaats voor het Beter Benutten communicatieplan, monitoring en evaluatie, expertgroepen en voor de gebiedspakketten. Tenslotte worden uitgaven gedaan ten behoeve van het Nationaal programma Beter benutten bestaande uit Intelligent Transport Systems (ITS), knooppunten, fiscaliteit en logistiek.

14.01.02 Subsidies

Uitgaven hebben betrekking op in voorgaande jaren verstrekte stimuleringssubsidies proeftuinen duurzame mobiliteit en het CO2 reductieprogramma. Daarnaast worden subsidies verstrekt aan het Instituut voor duurzame Mobiliteit (IvDM) voor het uitvoeren van het programma het Nieuwe Rijden, aan de stichting VERN voor het verbeteren van het imago van de logistieke sector, aan de Stichting Carbon-Light Mobility (CLIM) voor het uitvoeren van «De Stille Klimaat Coalitie».

In het kader van Beter Benutten wordt subsidie verstrekt aan de Koninklijke vereniging MKB Nederland.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Rijkswaterstaat voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

In het kader van vereisten aan voertuig en technologie vinden ISA-pilots (intelligente snelheidsassistent) plaats met een verzekeraar en leasemaatschappij. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP. Euro NCAP beoordeelt realistisch en onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s best verkochte auto’s.

Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoek naar botsvriendelijke autofronten.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig verkeer Nederland (VVN), ANBO, Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

Voor het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers vindt samenwerking met ouderenbonden en andere maatschappelijke organisaties plaats. Er wordt uitvoering gegeven aan het meerjarenprogramma Blijf Veilig Mobiel. Het meerjarenprogramma Blijf Veilig Mobiel heeft tot doel om een bijdrage te leveren aan de verkeersveilige mobiliteit van senioren bij gelijkblijvende of toenemende mobiliteit. Het programma biedt een stimulans voor het aanbod van activiteiten voor senioren, waarmee zij hun verkeersveilig gedrag kunnen vergroten.

Daarnaast ontvangt het CBR een vergoeding voor de onderzoeken naar de rijvaardigheid alsmede de geestelijke en lichamelijke geschiktheid die zij uitvoeren en waarvan de kosten ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) voor rekening van het Rijk komen.

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Rijkswaterstaat voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

Artikel 15 Openbaar vervoer

Algemene doelstelling

Reizigers veilig, betrouwbaar en snel vervoeren gericht op gemak en eenvoud door een optimaal openbaar vervoer netwerk. De verantwoordelijkheid van de minister inzake spoor wordt toegelicht in artikel 16.

Regisseren

Rol en verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het beleid inzake regionaal openbaar vervoer (o.a. regionaal openbaar vervoer, taxi, waddenveren). Ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De rol «regisseren» heeft specifiek betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het stellen van regels en de kaders (wetgeving) voor het openbaar vervoer (overheden, marktpartijen en reizigers). De regels en kaders hebben betrekking op het openbaar vervoer per bus, tram en metro, het CVV (Regiotaxi) en het openbaar vervoer over water.

  • Het faciliteren (waar nodig) van de decentrale overheden om ervoor te zorgen dat zij optimaal hun rol kunnen vervullen (denk daarbij aan het stimuleren van fietsgebruik, het landelijk fietsdiefstalregister en de nationale database voor reisinformatie voor het openbaar vervoer).

  • Het faciliteren van pilot-projecten de sociale veiligheid in het openbaar vervoer (in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie).

  • Het financieren van grote regionale en lokale projecten, vanuit artikel 14 op het Infrastructuurfonds: Regionaal, lokale infrastructuur. Via artikel 25 Brede doeluitkering (op hoofdstuk XII) wordt het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken gefinancierd.

  • Het verlenen van concessies voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel). De decentrale overheden verlenen concessies aan het regionaal openbaar vervoer (onder andere bus, tram, metro, gedecentraliseerde treindiensten, boot en CVV). Marktpartijen verrichten het vervoer en zijn concessienemers.

  • Het opstellen van wet- en regelgeving voor het taxivervoer om de vakbekwaamheid, tarieven en de toegang tot de markt te reguleren. De meeste besloten busregelgeving wordt in EU en internationaal verband voorbereid en vastgelegd in internationale verdragen, welke worden ingepast in nationale regelgeving.

  • Het beschikbaar laten maken van reisinformatie en waar nodig optreden als regisseur.

  • De implementatie van de OV-chipkaart en de invulling van de permanente structuur voor de governance daarvan.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen en indicatoren

Kengetal Overzicht reizigerskilometers regionaal openbaar vervoer (x 1 mrd)
 

2007

2008

2009

2010

2011

Stadsregio's

3,6

3,6

3,7

3,9

4,0

Provincies

2,9

2,8

2,81

2,8

2,9

Totaal

6,5

6,4

6,5

6,7

6,9

Bron: WROOV

X Noot
1

Gebaseerd op een raming.

Toelichting

De reizigerskilometers hebben alleen betrekking op de kilometers die zijn afgelegd met bus, trein en metro. De reizigerskilometers die met de regionale treinen zijn afgelegd worden niet meegeteld.

Kengetal klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2007

2008

2009

2010

2011

Algemeen oordeel

7,0

7,2

7,2

7,2

7,2

Informatie en veiligheid

7,3

7,5

7,5

7,5

7,5

Rijcomfort

7,0

7,2

7,2

7,2

7,3

Tijd en doorstroming

6,0

6,2

6,5

6,5

6,6

Prijs

6,3

6,5

6,3

6,3

5,9

Bron: KpVV – Klantenbarometer 2011

Toelichting

Cijfers 2004–2006 zijn in 2007 aangepast (Kamerstukken II, 2007–2008, 23 645, nr. 191 dd 12 maart 2008)4

Kengetal Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer (1)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

         

– Reizigers (1)

7,6

7,8

7,8

7,9

7,9

7,9

7,9

– Personeel (2)

6,5

6,3

nb

6,3

nb

6,5

nb

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

           

– Reizigers (3)

25

25

23

23

24

23

nb

– Personeel (4)

56

65

nb

69

nb

64

nb

Bron: KpVV – Klantenbarometer 2011 en KpVV – Reizigersmonitor, 2010

www.kpvv.nl/templates/mercury.asp?page_id=2035&onderwerp_sub=6

(1) Alle gegevens in de tabel hebben betrekking op het stads- en streekvervoer.

(2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het voertuig.

(3) Dit is het ongewogen gemiddelde van de bus-, tram-, metro- en regionale trein reizigers, die ooggetuige en/of slachtoffer zijn geweest van één of meerdere incidenten.

(4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Bij (3) en (5). Voor personeel wordt tweejaarlijks gemeten.

Kengetal waardering consument en prijsontwikkeling taxi

Output

Verwachte

ontwikkeling

Landelijke ontwikkeling

relatief

4 grote steden

Waardering consument (gebruikers)1

Verbetering

Constant hoog:

Iets lager dan het landelijk gemiddelde

       
   

2005: 7,2 (precies: 7,16)

2005: niet gemeten

   

2006: 7,2 (precies: 7,22)

2006: 7,2

   

2007: 7,2

2007: 7,1

   

2008: 7,3

2008: 7,4

   

2009: 7,2

2009: 7,2

   

2010: 7,5

2010: 7,2

   

2011: 7,8

2011: 7,1

       

Prijsontwikkeling

(straattaxi)2

Prijsdaling

   
   

2005: +1,7%

2005: + 1,6%

   

2006: + 1,9%

2006: + 2,6%

   

2007: + 3,9%

2007: + 3,6%

   

2008: 1,2 %

2008: – 24,6% tot + 6%

   

2009: varieert van 1,2% voor stadsrit en 1,1% voor buitenrit (2)

2009: varieert van 0,1% voor stadsrit en – 0,1% voor buitenrit (2)

   

2010: varieert van + 1,2% voor stadsrit en + 1,1 % voor buitenrit

2010: +0,2% voor een stadsrit en +0,4% voor een buitenrit

   

2011: stadsrit + 2,6%

buitenrit + 2,2,%

2011: stadsrit 0,0%

buitenrit –0,4%

Bron: TNS Consult, I&O Research.

X Noot
1

Waardering consument: Vier grote steden: Mysteryshopper Onderzoek 2011 ; TNS Consult, landelijke ontwikkeling: taximonitor gebruikers 2011 ; I&O Research.

X Noot
2

Prijsontwikkeling: De ontwikkeling van bedrijven en hun tarieven in de Nederlandse taximarkt in 2011: TNS Consult (rapportage nog niet gereed), Taxitarieven 2011: De ontwikkeling van de taxitarieven in de Nederlandse taximarkt in de periode 2007–2011; TNS Consult.

Toelichting

Jaarlijks vindt onderzoek plaats naar zowel de waardering van de consument als de prijsontwikkeling van het taxivervoer. In 2011 is gekozen voor een gewijzigde onderzoeksopzet, waarbij niet langer een algemene waardering van het taxigebruik wordt gevraagd. De waardering is nu gebaseerd op de ervaring van de klant tijdens zijn meest recente taxirit. In de 4 grote steden vindt jaarlijks mystery shopper onderzoek plaats naar de kwaliteit van de straattaxi. De landelijke prijsontwikkeling van de straattaxi wordt jaarlijks gemeten voor een tweetal referentieritten; één met 5 kilometer lengte (meest voorkomende rit in de steden) en één met een lengte van 15 kilometer (vooral kleinere steden en platteland).

Beleidswijzigingen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een actualisatie van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt o.a. de Nota Ruimte en Structuurvisie Randstad 2 040, de Mobiliteitsaanpak en de Nota Mobiliteit. Daarmee is de SVIR «kapstok» voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 15 Openbaar vervoer (bedragen x € 1 000)

15 Openbaar vervoer

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

6 362

6 325

7 362

7 247

7 241

Uitgaven

 

8 316

8 122

7 362

7 247

7 241

Waarvan juridisch verplicht

 

75%

       

15.01 Openbaar vervoer

 

8 316

8 211

7 362

7 247

7 241

15.01.01 Opdrachten

 

6 470

6 243

5 434

5 192

5 186

15.01.02 Subsidies

 

851

884

933

1 060

1 060

15.01.03 Bijdrage aan agentschappen

 

995

995

995

995

995

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op een bijdrage aan Rijkswaterstaat en subsidies. Het restant heeft met name betrekking op het uitvoeren van taken inzake de implementatie van de OV- Chipcard, de implementatie van de Boord Computer Taxi en de ontwikkeling en bouw van de Nationale Databank Openbaar Vervoergegevens, maar ook onderzoeken op het gebied van decentraal/regionaal vervoer en uitgaven ter stimulering van de marktwerking in het openbaar vervoer.

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1000)

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

135 983

261 728

153 353

256 606

398 886

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

         

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Infrastructuurfonds

135 983

261 728

153 353

256 606

398 886

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

60 771

104 304

99 025

44 005

234 585

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

30 257

13 276

319

150

1 015

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

44 955

144 149

54 009

212 451

163 286

Belastinguitgaven (x € 1 000)

Artikel 15: Openbaar vervoer

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Omzetbelasting verlaagd tarief

             

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

769

831

958

998

1 039

1 082

1 127

15.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Dit betreft voornamelijk (lopende) opdrachten ten behoeve van de implementatie van de OV- Chipcard, de implementatie van de Boord Computer Taxi en de ontwikkeling en bouw van de Nationale Databank Openbaar Vervoergegevens. Daarnaast maken uitgaven voor het OV-Loket, de concessie Waddenveren en het fietsbeleid onderdeel uit van deze middelen.

15.01.02 Subsidies

Het betreft een subsidie aan de Fietserbond, de subsidie voor de Geschillencommissie taxi en de subsidies voor de (monitoring van) sociale veiligheid in het openbaar vervoer.

15.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de jaarlijkse Agentschapbijdrage aan Rijkswaterstaat voor de beleidsondersteunde en adviserende taken ten behoeve van het openbaar vervoer.

Artikel 16 Spoor

Algemene doelstelling

Optimaal personen- en goederenvervoer per spoor voor reizigers, verladers en afnemers en een veilige en betrouwbare hoofdspoorweginfrastructuur met voldoende capaciteit.

(Doen) Uitvoeren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor aanleg en beheer van de spoorweginfrastructuur.

Om hier invulling aan te geven wordt ProRail als uitvoerder ingeschakeld. De rol «uitvoeren» heeft betrekking op:

  • Verkenningen en planuitwerkingen

  • Aanleg van projecten

  • Beheer waaronder: inframanagement, verkeersleiding en capaciteitsmanagement

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het spoorbeleid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid van IenM heeft betrekking op de volgende onderdelen:

  • Het vormgeven van de «Lange Termijn Spooragenda». Dit is de agenda voor wat vanuit maatschappelijk belang bereikt moet worden op het gebied van spoorvervoer.

  • Het aansturen van het beheer van en vervoer over spoor via concessies. Tot 1 januari 2015 heeft ProRail de beheerconcessie voor een doelmatig en doeltreffend beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur. Vanaf 2015 wordt een nieuwe beheerconcessie verleend. Het vervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd in de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet met de Nederlandse Spoorwegen, die tot 1 januari 2015 loopt. Vanaf 2015 wordt tot de verlening van een nieuwe concessie overgegaan. Met ingang van 2015 wordt ook de Hogesnelheidslijn (HSL) onder de hoofdrailnet concessie gebracht.

  • Het realiseren van een betrouwbare, duurzame en veilige spoorweginfrastructuur door eisen te stellen aan het hoofdspoor en de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van betrokkenen helder te omschrijven in de spoorwegwetgeving.

  • Het zorgen voor veilige lokale spoorwegen (tram en metro) door de wet lokaal spoor (in werking vanaf medio 2013).

  • Het zorgdragen voor de vormgeving van en implementatie van de internationale regelgeving en het opstellen van regels en kaders voor het vervoer per spoor. Daarbij gaat het onder andere om de capaciteitsverdeling op het spoor. Marktpartijen verrichten het vervoer.

  • Het opstellen van kaders voor het goederenvervoer per spoor, knooppunten met andere modaliteiten en achterlandverbindingen. Samen met overheden en infrastructuurbeheerders werken we aan de drie Europese spoorgoederencorridors (naar Frankrijk, Italië en Polen/Tsjechië) die in ons land beginnen, waarbij de regelgeving zoveel mogelijk wordt afgestemd op de Nederlandse situatie.

  • De roadmap European Railway Traffic Management System (ERTMS), een algemene veiligheidsaanpak, het plan van aanpak voor snelheidsverhoging op het spoor en daaropvolgend de uitvoering ervan.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen en indicatoren

Indicator: Geleverde treinpaden (1)
 

2007

2008

2009

2010

2011

Grenswaarde 2012

Beschikbaarheid infrastructuur

99,40%

99,62%

99,51%

99,55%

99,39%

 

Geleverde treinpaden

     

97,80%

98,70%

98%

Toelichting

Tot 2010 werd «beschikbaarheid van de infrastructuur» als belangrijkste indicator gehanteerd. Vanaf 2010 is daarnaast ook de indicator «geleverde treinpaden» in beschouwing genomen. Dit is waar het de vervoerders als gebruiker van het spoor uiteindelijk om gaat. Vanaf 2012 wordt daarom alleen nog maar de indicator «geleverde treinpaden» gemonitord worden en zal de indicator «beschikbaarheid infrastructuur» komen te vervallen.

Indicator: Punctualiteit Hoofdrailnet (HRN)
 

Basiswaarde 2003

2007

2008

2009

2010

Grenswaarde Vervoerplan 20111

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

Indicator: 3 minuten punctualiteit HRN2

83,1%

87,0%

86,8%

86,6%

86,5%

is voor 2011 niet meer bepaald

89,6%

 

Indicator: 5 minuten punctualiteit HRNn102

   

93%

92,8%

92,5%

93%1

94,7%

93%

Reizigerspunctualiteit

         

90%

91,5%

 

Klantoordeel op tijd rijden (% dat een 7 of hoger geeft)

52%

51%

 

Bron: NS, vervoerplan 2012

X Noot
1

Met het oog op de internationale vergelijkbaarheid is vanaf het Vervoerplan 2011 de indicator gewijzigd van 3 minuten punctualiteit in 5 minuten punctualiteit.

X Noot
2

afhankelijk van de uitvoering van de 2e fase van het Herstelplan (2007–2012).

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorwegveiligheid toegelicht. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers, aangegeven in NRV (national reference value) en MWA (moving weighted average). De Europese systematiek wordt ook toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Niet voor iedere indicator bestaat een NRV. De tabel met de ontwikkeling van de MWA’s wordt dan ook alleen getoond daar waar een NRV aanwezig is.

     

Beoordelingsjaar 2011

2010

Nr.

Risico-drager

Omschrijving indicator

Indicator berekend

NRV

MWA 2011

MWA 2010

1.1

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigertreinkm’s

0

3,43

3,04

3.42

1.2

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerkm’s

0

0,03

0,02

0.03

2

Personeel

FWSI onder spoorpersoneel / jaar / mld treinkm’s

0,67

1,27

1,15

1.22

3.1

Overweg-gebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / mld treinkm's

76,51

106,92

85,79

105.84

3.2

Overweg-gebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / ((treinkm’s*aantal overwegen)/ lijnkm’s)

87,36

117,02

94,79

115.32

4

Anderen

FWSI onder onbevoegden op het spoor / jaar / mld treinkm’s

26,27

2,38

8,72

2,38

5

Onbevoegden

FWSI onder «anderen (derden)» / jaar / mld treinkm»

6,74

4,09

4,22

4,09

6

Overall

Totaal FWSI / jaar / mlrd treinkm’s

110,47

120,9

98,85

119,8

Bron: Zie het rapport Railveiligheidsindicatoren 2011, Kamerstuk 29 893 nr.135.

Kengetal aantal treinbewegingen per week op A15-tracé van Betuwelijn
 

2009

2010

2011

Aantal treinbewegingen

220

400

450

Bron: KeyRail

In 2012 neemt het aantal treinen verder toe. Het gebruik van de Betuweroute in de eerste helft van 2012 is hoger dan de eerste helft 2011.

Kengetal Leefomgeving spoorwegen
 

Basiswaarde peildatum

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Geluidknelpunten langs spoorwegen. Bron: Prorail

12 500 woningen

7 500 woningen

8 900 woningen

7 200 woningen

(1)

(1)

(1)

Aantal opgeloste MJPO knelpunten. Bron: RWS/DVS.

0 in 2004

0

0

0

3

2

2 (2)

http://www.mjpo.nl/downloads/100267-DWW-Jaarverslag09_LR1.pdf

 

 

 

 

 

 

 

(1) De regelgeving liggend onder Swung-1 is nog niet afgerond. Zodra dit het geval is, zal de saneringsvoorraad bekend worden en kan het MJPG (meerjarenprogramma geluidsanering) formeel starten. Vanaf dat moment zal over de knelpunten uit het MJPG worden gerapporteerd.

(2) De ecoducten bij Hulshorst en Nijverdal zijn gerealiseerd.

Bron: Prorail, RWS/DVS

Kengetal sociale veiligheid NS
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Klantoordeel veiligheid reizigers (1)

74

76

78

78

78

79,1

Reizigers die slachtoffer/ooggetuige zijn geweest van tenminste één incident

29

28

26

24

28

(3)

Percentage NSR-medewerkers dat haar/zijn gevoel van veiligheid overdag in de werkomgeving met een 7 of hoger beoordeelt

88

91

(2)

91

(2)

(4)

Percentage NSR-medewerkers dat haar/zijn gevoel van veiligheid 's avonds in de werkomgeving met een 7 of hoger beoordeelt

55

63

(2)

60

(2)

(4)

Percentage NSR-medewerkers dat één of meerdere incidenten heeft meegemaakt

21

19

20

20

20

20

Bron: Nederlandse Spoorwegen

Toelichting

(1) In het Vervoerplan5 van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en »s avonds in de trein en overdag en »s avonds op stations.

(2) Wordt niet jaarlijks door NS gemeten. NS houdt gemiddeld een keer per twee jaar een enquête onder medewerkers. Sociale veiligheid is een van de onderwerpen die aan bod komen.

(3) Ten tijde van het ter perse gaan was dit jaarverslag nog niet beschikbaar. Komt eind april.

(4) Het percentage NSR-medewerkers dat haar/zijn gevoel van veiligheid ’s avonds en overdag in de werkomgeving met een 7 of hoger beoordeelt wordt door NS onderzocht in de enquête die gemiddeld een keer per twee jaar onder haar medewerkers wordt gehouden. De enquête wordt nog wel uitgevoerd, maar op een andere wijze waarin hierboven genoemde vraagstellingen niet meer voorkomen. IenM zal deze percentages daarom in het vervolg niet meer in deze tabel opnemen.

Beleidswijzigingen

De vigerende visie op de toekomst van het spoor heeft geleid tot de huidige prioriteiten in het spoordossier in brede zin en tot het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) meer in het bijzonder. Het is van belang om de doelen voor het spoor voor de komende jaren te actualiseren, in samenhang te bezien en daarin te prioriteren. Hiervoor wordt een langetermijnvisie opgesteld: de «Lange Termijn Spooragenda». Deze zal bestaan uit een zevental hoofddoelen, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de Tijdelijke commissie Onderhoud en Innovatie spoor. Dit is de agenda voor wat vanuit maatschappelijk belang bereikt moet worden op het gebied van spoorvervoer. De Lange Termijn Spooragenda zal concrete hoofddoelen bevatten voor het spoor, die vertaald worden naar operationele doelstellingen op basis waarvan keuzes voor de toekomst gemaakt kunnen worden. In dit verband zals zoals aangegeven in de kabinetsreactie de programmering van projecten en programma’s en de samenhang daartussen.

De afgelopen jaren is ook duidelijk geworden dat stappen moeten worden gezet voor wat betreft betrouwbaarheid van de treindienst tijdens bijvoorbeeld winterweer of andere verstoringen. Daarnaast is het aantal passages van stoptonend seinpassages nog steeds te hoog en is door ProRail een ambitie om naar maximaal 10 van dergelijke passages per jaar te gaan neergezet. Op deze ambities zal actief worden gestuurd.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een actualisatie van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt o.a. de Nota Ruimte en Structuurvisie Randstad 2040, de Mobiliteitsaanpak de Nota Mobiliteit. Daarmee is de SVIR «Kapstok» voor uitwerkingen van beleid met ruimtelijke consequenties.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 16 Spoor (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

9 473

6 030

6 020

5 868

5 865

Uitgaven

 

38 049

25 106

15 096

5 868

5 865

Waarvan juridisch verplicht

 

97%

       

16.01.01

Opdrachten

 

3 595

3 760

3 750

3 598

3 595

16.01.02

Subsidies

 

34 377

21 346

11 346

2 270

2 270

 

– Subsidies Bijzondere Spoordiensten

 

25 170

12 170

2 170

2 170

2 170

 

– Subsidie bodemsanering NS percelen

 

9 076

9 076

9 076

   
 

– Overige subsidies

 

131

100

100

100

100

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisatie

 

77

       

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op subsidies, bijdragen aan internationale organisaties, medeoverheden en aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Het restant heeft met name betrekking op het uitvoeren activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies, het programma Hoogfrequent Spoor en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda.

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2 137 752

2 328 957

2 346 105

2 269 030

2 364 576

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

60 000

59 999

237 999

181 999

194 207

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2 197 752

2 388 956

2 584 104

2 451 029

2 558 783

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1 324 515

1 236 384

1 236 800

1 111 748

1 210 581

13.03

Aanleg

706 311

986 382

1 181 055

1 172 552

1 181 262

13.04

GIV/PPS

148 776

148 040

148 099

148 580

148 790

13.07

Rente en aflossing

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 17.02 Betuweroute van het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 (Betuweroute) van het Infrastructuurfonds

4 699

6 000

6 000

   
16.01 Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreft voornamelijk (lopende) opdrachten ten behoeve van de nieuwe beheer- en vervoerconcessie, het vervolg van de exploitatie Betuweroute en een bijdrage aan het Platform transportveiligheid. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor (o.a. de Vervoerkamer). De Vervoerkamer reguleert vooral de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies
  • Subsidies bijzondere spoordiensten: betreffen subsidies voor lijnen die na de gunning van het hoofdrailnet in 2005 aan het hoofdrailnet zijn toegevoegd. Met de Nederlandse Spoorwegen (NS) is in 2009 afgesproken dat deze subsidies per 2015 naar nul gaan omdat de exploitatie van het HRN in zijn geheel behoorlijk winstgevend is.

  • Subsidie bodemsanering NS-percelen: sinds 1996 dragen het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (en zijn voorganger) en de Nederlandse Spoorwegen jaarlijks geld aan de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) voor de landelijke aanpak van bodemverontreiniging in NS-percelen.

  • Overige subsidies: dit betreft voornamelijk lopende maatregelen in het kader van het actieplan Groei op het Spoor, een jaarlijkse bijdrage ten behoeve van de Complete Lijn Uitschakeling en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s alsmede enkele kleine subsidies (Expert Netwerk Veiligheid Spoorvervoer (ENVS) en Rover).

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les transports internationaux ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Artikel 17 Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de mainports van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rol en verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de minister normen (en handhaaft deze). Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de minister naar een internationaal level playing field. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA) en anderen.

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de luchthavengebieden de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd. IenM zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security en handhaaft de regelgeving om de publieke belangen te waarborgen. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand.

  • De minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en efficiënter gebruiken van de capaciteit in het luchtruim en op verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding, intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen de Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot mainportbeleid.

  • Voorts geeft IenM invulling aan de wettelijke verplichtingen, zoals het nemen van omzettingsbesluiten (aanpassing aan nieuwe wetgeving) en luchthavenbesluiten voor de regionale luchthavens van nationale betekenis, en het vrijwaren van de veiligheidssloopzone van Schiphol.

  • Voorts zet de minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse mainportbeleid, zoals in de Europese Raad van Transportministers.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicatoren

Indicator: Stand van zaken aanwijzingen en beroepsprocedures regionale en kleine luchthavens (huidige wetgeving)

Veld

Stand van zaken/planning aanwijzing gereed

Beslissing Op Bezwaar

Beroep/RvS

Lelystad

2009

nvt

2011

Budel

Gereed

nvt

 

Ameland

Gereed

nvt

 

Hoogeveen

Gereed

nvt

 

Texel

Gereed

nvt

 

Terlet

Gereed

nvt

 

Seppe

Gereed

nvt

 

Noord-Oost polder

Gesloten

nvt

 

Teuge

Gereed

2009

2011

Maastricht

Gereed

2011

2012

Midden-Zeeland

Gereed

nvt

 

Eelde

Gereed

2010

2012

Rotterdam

2010

nvt

2011

Hilversum

Gereed

nvt

 

Drachten

Gereed

nvt

 

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012

Voor alle regionale luchthavens zijn in het verleden onder het regime van de (oude) Luchtvaartwet aanwijzingen geslagen. De tabel geeft een beeld van de luchthavens waar op grond van het aanwijzingsbesluit een bezwaar- en/of beroepsprocedure is doorlopen.

In 2001 is het AanwijzingbesluitGroningen Airport Eelde gewijzigd om de baanverlenging op de luchthaven mogelijk te maken en nieuwe geluidszones voor de luchthaven vast te stellen. De Raad van State heeft op 15 februari 2012 uitspraak gedaan in de laatste beroepsprocedure: de baanverlenging is goedgekeurd, de Aanwijzing van Groningen Airport Eelde met een verlengde landingsbaan is onherroepelijk geworden.

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Gerealiseerd 2010

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegbewegingen t.o.v. plafond 510 000

390 000

386 000

420 000

510 000

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2012

Voor de luchthaven Schiphol is tot 2020 een plafond aan het aantal vliegbewegingen aan de orde. Met het oog op netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainport gebonden verkeer. In het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» is tussen Schiphol en het Rijk overeen gekomen dat op het moment dat 95 procent van het plafond van 510 000 vliegbewegingen op Schiphol gerealiseerd wordt de afspraken uit het convenant in werking treden. Het Rijk is hierbij verantwoordelijk voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. De marktontwikkeling op Schiphol wordt daarom nauwlettend gevolgd.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2020

Luchthavencapaciteit Eindhoven

0

0

0

10 000

25 000

Luchthavencapaciteit Lelystad

0

0

0

5 000

35 000 – 45 000

Bron: De individuele luchthavenbesluiten van het kabinet

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70 000 extra vliegbewegingen per jaar) vindt plaats in een tempo en uitvoering waarmee de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt doordat Schiphol hiermee meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».

Op basis van het Aldersadvies Eindhoven heeft het kabinet in 2010 besloten tot uitvoering van de afspraken over het accommoderen en in een luchthavenbesluit vastleggen van 25 000 extra vliegbewegingen waarmee het totaal in 2020 uitkomt op circa 43 000 vliegbewegingen.

De feitelijke toevoeging van capaciteit vindt plaats op het moment dat deze is vastgelegd in het luchthavenbesluit. De procedure is gestart in 2011 en zal naar verwachting in 2012 worden afgerond.

Voor de ontwikkeling van Lelystad is aan de heer Alders gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken voor een scenario van de ontwikkeling van totaal 35 000 – 45 000 vliegbewegingen. Voorjaar 2012 heeft de Alderstafel Lelystad haar advies uitgebracht. Na de zomer van 2012 volgt hierop de kabinetreactie.

Indicator: Stand van zaken omzettingsregelingen en luchthavenbesluiten

Veld

Gereed

 
 

Luchthavenbesluit

Omzettingsbesluit

Midden-Zeeland

 

2012

Hoogeveen

 

2011

Teuge

 

2010

Seppe

 

2011

Budel

 

2011

Drachten

 

2011

Ameland

 

2011

Stadskanaal

 

2012

Terlet

 

2011

Hilversum

 

2012

Texel

 

2012

Maastricht

voor 2015

 

Lelystad

voor 2015

 

Rotterdam

voor 2015

2012

Groningen–Eelde

voor 2015

2012

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012

Het bevoegd gezag over de luchthavens die geen functie hebben voor groot handelsverkeer en internationale bereikbaarheid en daarmee een beperkt nationaal belang dienen, is met de wet Regelgeving Burgerluchthaven en Militaire Luchthavens (RBML) gedecentraliseerd naar de provincies, omdat die beter in staat zijn om op regionaal niveau de kosten en baten van deze luchthavens af te wegen. Dit zijn de zogenaamde luchthavens van regionale betekenis. De wet RBML is op 1 november 2009 in werking getreden. Voor de burgerluchthavens van regionale betekenis moet het Rijk omzettingsregelingen vaststellen.

In de loop van 2012 zijn de laatste omzettingsregelingen van deze groep luchthavens gerealiseerd.

De omzettingsregelingen voor de luchthavens van nationale betekenis zullen in de loop van 2012/2013 worden geslagen. Vervolgens moet voor de luchthavens van nationale betekenis uiterlijk op 1 november 2014 een luchthavenbesluit onder RBML zijn vastgesteld.

Indicator: Stand van zaken experimenten

Omschrijving experiment

Start

Besluit obv evaluatie

Bochtstraal Hoofddorp/Nieuw Vennep

2010

2011

Uitbreiden CDA's

2012

 

Alternatief M17

2011

LVB in procedure

Nieuw normen en handhavingsstelsel

2010

begin 2013

Overige routemaatregelen

vanaf eind 2011

 

Bron: voor start Staatscourant en voor besluiten brieven aan de Tweede Kamer

De geplande experimenten komen voort uit de Aldersafspraken middellange termijn. IenM is verantwoordelijk voor de formele procedure (Artikel 8.23a Wet Luchtvaart). Voorwaarde hierbij is dat de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) bij advies heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan hebben op de hinderbeleving. Belangrijke ijkpunten zijn de start van het experiment nadat de regeling gepubliceerd is en, volgend op de evaluatie, het besluit over het al dan niet definitief uitvoeren van de maatregel.

Ten aanzien van de Continuous Descent Approaches (CDA’s) is aan de Alderstafel afgesproken om in 2012 te starten met het vliegen van nieuwe routes. Ten aanzien van maatregel 17, die voorziet in het verlengen van de nachtprocedure tot 06.30 in de ochtend, is afgesproken deze te continueren, zolang het verkeersvolume dit toelaat. Een alternatief hiervoor is vooralsnog nog niet aan de orde.

Ten aanzien van het nieuwe normen en handhavingsstelsel is geen formeel experiment gestart cf 8.23a. Een formeel experiment is immers eerst aan de orde op het moment dat de grenswaarden in handhavingspunten moeten worden aangepast. Wel is afgesproken het experiment na het eerste jaar (eind 2011/begin 2012) en na het tweede jaar (eind 2012/begin 2013) te evalueren. Op basis van de eindevaluatie wordt besloten het nieuwe stelsel al dan niet in te voeren en de wetgeving hiervoor aan te passen.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012 e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

 

Parijs (CDG)

3

3

 

Frankfurt (FRA)

2

2

 

Gatwick

6

5

 

Schiphol

5

7

< LHR, FRA, CDG

Zürich

4

6

 

München

7

4

 

Brussel

8

8

 

Madrid

9

9

 

Bron: SEO, Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2011

Het streven is om de huidige positie van Schiphol onder die van Londen Heathrow, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle te houden.

Kengetallen

Kengetal: Jaarlijkse TRG-score voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit
 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Grens

TRG score

6,36

6,55

6,62

6,057

6,118

6,47

9,72

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol (AAS) 2011

Het totale risicogewicht (TRG) is de som van de vermenigvuldiging van het maximale startgewicht met de ongevalkans per vliegbeweging. Het streven is dat het TRG van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar niet meer dan 9,724 ton bedraagt (vastgelegd in het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol). Door het hanteren van een grenswaarde wordt het door het luchtverkeer veroorzaakte risico beheerst. De overheid ziet erop toe dat de gestelde grenswaarde niet wordt overschreden.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Amsterdam

245

250

258

246

253

263

271

Frankfurt

279

285

288

291

284

283

288

London Heathrow

181

188

181

177

171

165

174

Parijs Charles de Gaulle

239

249

260

273

272

271

268

Brussel

132

131

158

190

183

188

200

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS) , op basis van APGdat (DIIO), januari 2012

Kengetal: Aantal vliegbewegingen per luchthaven (x 1 000)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Amsterdam

405

423

436

428

391

386

420

Frankfurt

482

482

485

480

458

458

481

London Heathrow

472

471

476

473

460

449

476

Parijs Charles de Gaulle

514

533

544

551

518

492

507

Brussel

231

232

241

236

212

205

214

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Kengetal: Aantal passagiers in miljoenen per luchthaven
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Amsterdam

44

46

48

47

44

45

50

Frankfurt

52

53

54

53

51

53

56

London Heathrow

68

67

68

67

66

66

69

Parijs Charles de Gaulle

54

57

60

61

58

58

61

Brussel

16

17

18

19

17

17

19

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Kengetal: Vrachttonnage per luchthaven (x 1 000 ton)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Amsterdam

1 450

1 527

1 610

1 568

1 286

1 512

1 524

Frankfurt

1 864

2 031

2 074

2 021

1 808

2 199

2 133

London Heathrow

1 306

1 306

1 314

1 401

1 278

1 473

1 484

Parijs Charles de Gaulle

1 767

1 884

2 053

2 039

1 819

2 177

2 088

Brussel

700

706

762

659

449

476

475

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

2,8

2,44

2,08

1,72

1,4

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

nb

Gerealiseerd

3,1

1,8

1,2

1,2

1,3

1,4

1,6

1,9

1,2

2,8

1,6

Bron: Eurocontrol /CFMU, Performance Review Report, jaar 2011

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim.

Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning en human resource management. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
 

2010

Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht

2,8

Gerealiseerd

3,1

Bron: Eurocontrol /CFMU, Performance Review Report, jaar 2011

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde en-route vertraging per controlled flight in het Nederlandse luchtruim en de gemiddelde vertraging op Schiphol tezamen.

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

54.44 dB(A)

Bron: Luchthavenverkeerbesluit 2004

Beleidswijzigingen

De komende jaren wordt verder uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota. De uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota is hierbij leidend.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

14 958

9 782

8 186

12 207

10 704

Uitgaven

 

23 341

22 305

23 883

11 728

11 719

Waarvan juridisch verplicht

 

74%

       

17.01

Luchtvaart

 

23 341

22 305

23 883

11 728

11 719

17.01.01

Opdrachten

 

20 836

19 922

21 637

9 484

9 475

 

– Opdrachten GIS

 

14 312

13 473

16 625

2 914

2 914

 

– Overige opdrachten

 

6 524

6 449

5 012

6 570

6 561

17.01.02

Subsidies

 

1 277

1 155

1 018

1 016

1 016

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

48

48

48

48

48

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

 

1 180

1 180

1 180

1 180

1 180

 

Ontvangsten

 

42 751

44 851

28 111

6 628

25

Kengetal: Vrachttonnage per luchthaven (x 1 000 ton)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Accijnzen

             

Vrijstelling accijns luchtvaartuigen

958

990

1 012

1 033

1 053

1 073

1 093

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven (een bedrag van € 18,9 miljoen) heeft betrekking op uitgaven voor geluidsisolatie, subsidies, verschuldigde contributies, de baanverlenging Maastricht en voor de uitvoering van toezichtstaken door de NMa en is juridisch verplicht. De resterende budgettaire ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 47) en de vogelaanvaringsproblematiek.

17.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten Geluidsisolatie

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van de geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie, de behandeling en uitbetaling van schadeclaims en aankopen van woningen in de geluids- en sloopzones uit het LIB (Luchthaven Indelings Besluit). Naar verwachting zullen onder GIS-3 ca 1 110 woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden geïsoleerd.

Overige opdrachten

1. Luchtvaartnota en de Alderstafels

Het Nederlandse mainportbeleid is gericht op een selectieve ontwikkeling van de mainport Schiphol, in samenhang met de ontwikkeling van de regionale luchthavens van nationale betekenis. In overleg met stakeholders worden kaders ontwikkeld om in Nederland een ontwikkeling van de luchtvaart mogelijk te maken die enerzijds bijdraagt aan de economische potentie en welvaartsgroei van ons land en anderzijds tegemoet komt aan de wens van leefbaarheid en duurzaamheid. In de Luchtvaartnota is het beleidsveld in samenhang geschetst voor zowel de korte als langere termijn. In de (uitvoeringsagenda bij de) Actualisatiebrief Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 27) is een specificatie van beleidselementen opgenomen. Naast versterking van het nationale luchthavennetwerk dient de ontwikkeling van die regionale luchthavens ook de versterking van de economische ontwikkeling van die regio’s. Conform het Aldersakkoord uit 2008 wordt voor 70 000 vliegbewegingen ruimte gezocht op de regionale luchthavens, in het bijzonder Eindhoven en Lelystad. De Alderstafels Eindhoven en Lelystad zijn ingesteld met het doel om samen met de regio mogelijkheden hiervan te bezien. In 2011 is het Aldersadvies Eindhoven door het Kabinet en de Tweede Kamer overgenomen. Voorjaar 2012 heeft de Alderstafel Lelystad haar advies uitgebracht. Na de zomer van 2012 volgt hierop de kabinetreactie.

2. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel afgesproken kaders. Op 1 november 2010 is gestart met een tweejarig experiment met een nieuw normen- en handhavingsstelsel (NNHS) voor de luchthaven Schiphol. Het nieuwe normen- en handhavingsstelsel wordt eind 2012 geëvalueerd, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de bescherming voor de omgeving, operationele uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en begrijpelijkheid. In 2013 wordt besloten of het vigerende normen- en handhavingsstelsel door het nieuwe stelsel wordt vervangen.

3. Vogelaanvaringen

In 2012 zijn de activiteiten om het risico op vogelaanvaringen rondom Schiphol te verminderen geïntensiveerd en onderling beter afgestemd. Hiertoe zijn door IenM afspraken gemaakt met de regio, de sector en de milieuorganisaties. Deze meerjarige afspraken zijn vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst, en omvatten de voorbereiding en uitwerking van maatregelen om de vogelaanvaringsproblematiek rondom Schiphol te verminderen door: ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, extra maatregelen in het kader van het populatiebeheer, en een aanscherping van de ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de fourageer,- rust- en broedgebieden. Vanaf 2013 zal de effectiviteit van deze maatregelen worden gemonitoord en indien noodzakelijk zullen de maatregelen worden bijgesteld of geïntensiveerd.

4. Beleidsonderzoek vliegveiligheid

Voor de uitvoering van de acties uit de in 2011 vastgestelde Beleidsagenda Luchtvaartveiligheid 2011–2015 zijn middelen nodig voor beleidsonderzoek en voor de periodieke evaluatie van de effectiviteit van het gevoerde beleid (meldingsbereidheid voorvallen in de burgerluchtvaart, protocol preventie overmatig gebruik alcohol, drugs en medicijnen, meerjarig veiligheidsonderzoek Nederlandse luchtvaartsysteem).

5. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Onderzoek in kader van luchtruimvisie betreft het ontwikkelen van een set van afwegingen voor het niveau en de omvang van dienstverlening voor alle (inter)nationale luchthavens en regionale vliegvelden in Nederland. Als onderzoekstappen in de ontwikkeling van een conceptuele schets kunnen worden onderscheiden: concretiseren van behoeftestelling en vormgeving eerste concept, opzet kwalitatief toetsingskader (bepalende ATM-systeem elementen, criteria voor wijze van ATM-dienstverlening), detaillering van kwantitatief toetsingskader, nadere vormgeving toetsingskader (incl. vastlegging van de belangrijkste veronderstellingen, ontwerpkeuzen en gebruiksmogelijkheden van het toetsingskader).

Daarnaast worden middelen ingezet voor de toezichthoudende taken van de NMA, technische assistentie op het gebied van luchtvaartveiligheid voor het Caribische gebied en Oost-Afrika in de vorm van kennisoverdracht en training en het kennisnetwerk Airneth.

17.01.02 Subsidies

1. CROS

IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen. Met als doel om hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,261 miljoen.

2. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om de Schiphol operatie te innoveren. IenM draagt financieel bij aan het KDC, hiervoor is jaarlijks een bedrag van € 0,910 miljoen begroot.

3. EASTO

IenM draagt financieel bij aan het trainingscentrum Joint Aviation Authorities/European Aviation Safety Training Organisation (JAA/EASTO). Deze bijdrage, gefinancierd via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), wordt gefaseerd afgebouwd.

In 2013 vindt de laatste betaling plaats; deze bedraagt € 0,1 miljoen.

17.01.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de ICAO, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal binnen de permanente organen van ICAO), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) is in 2013 een bedrag begroot van € 1,18 miljoen, waarvan € 1,015 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

Artikel 18 Scheepvaart en havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rol en verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen.

Vanuit hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer.

Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer en onderhoud uit. De uitgaven aan beheer en onderhoud worden verantwoord op het infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering, waaronder het toezicht op de uitvoering, van de wet- en regelgeving (zowel de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)) van het mainportbeleid. De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:

  • De minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De minister ijvert internationaal (bijvoorbeeld in internationale gremia als de Europese Raad van transportministers) en regionaal voor deze normen, ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van (International Maritime Organisation (IMO) en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als (European Maritime Safety Agency (EMSA) en andere organisaties;

  • Daarnaast wordt mede uit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd;

  • IenM zorgt voor »state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security;

  • Met de programma’s Beter Benutten en Impuls Dynamisch Verkeersmanagement Vaarwegen stimuleert de minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut;

  • De minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot mainportbeleid;

  • IenM draagt binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek.

  • Voorts zet de minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicatoren

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven
 

Basiswaarde

2007

Realisatie

2008

Realisatie

2009

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Streef- waarde

2012

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen voor de totale haven

17

0

0

0

0

17

Bron: IenM, 2012

Indicator: Gehercertificeerde beveiligingsplannen voor schepen & havenfaciliteiten
 

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Streef- waarde

 

2004

2008

2009

2010

2011

2014

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen schepen

700

0

700

0

175

700

Aantal gehercertificeerde beveiligingsplannen havenfaciliteiten

350

10

3501

0

75

350

Bron: IenM, 2012

X Noot
1

Cumulatief

In de Europese Security Richtlijn 65/2005 is bepaald dat alle zeehavens die havenfaciliteiten hebben die onder Verordening 725/2004 vallen per 15 juni 2007 moeten beschikken over een op een havenveiligheidsbeoordeling (analyse)gebaseerd goedgekeurd havenbeveiligingsplan (voor de hele haven).

Indicator: Passeertijd sluizen1)
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Streefwaarde 2011

Realisatie 20111

Streefwaarde 2012

Hoofdtransportas

63%

75%

68%

85%

67%

85%

Hoofdvaarweg

84%

85%

81%

70%

80%

75%

Overige vaarweg

92%

90%

88%

70%

91%

70%

Bron: Rijkswaterstaat DVS, 2012.

X Noot
1

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Elk type vaarweg correspondeert met een te realiseren percentage passages. Dit normpercentage biedt inzicht in het percentage schepen dat is gepasseerd binnen de normtijd.

De realisatie voor de hoofdtransportassen blijft achter bij de streefwaarden. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door (de aanpak van) achterstallig onderhoud en anderzijds door capaciteitsproblemen bij enkele sluizen. Achterstallig onderhoud zorgt allereerst voor het frequenter optreden van storingen, maar ook de aanpak van het achterstallig onderhoud zelf leidt tot tijdelijke stremmingen die de passeertijden beïnvloeden. Daarnaast is er sprake van capaciteitsproblemen bij de Zeeuwse sluizen. Via het MIRT-aanlegprogramma wordt daaraan gewerkt met studies naar de capaciteit van de Volkeraksluizen en de sluis bij Terneuzen.

Kengetallen

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg–Le Havre range»)

 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Totaal Nederlandse Zeehavens

45,5

45,9

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

47,2

Mainport Rotterdam

35,0

35,6

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

36,3

Overige Nederlandse Zeehavens

10,5

10,3

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

10,9

Bron: 2001–2010 Nationale Havenraad, 2011 IenM

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde Hamburg–Le Havre range). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg–Le Havre range») ten minste te handhaven. Na een aanzienlijke stijging van het marktaandeel in 2009 en 2010, is er in 2011 een lichte daling van het marktaandeel te zien. Waar de Mainport Rotterdam het in 2009 en 2010 relatief beter deed dan de voornaamste concurrenten, levert zij in 2011 een klein deel marktaandeel in.

Kengetal: Ontwikkeling toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens van 2003 tot en met 2009 (in € mld, lopende prijzen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Directe toegevoegde waarde zeehavengebieden

18,2

19,8

22,4

23,1

24,9

26,5

20,5

21,8

In % van het BBP

3,8%

4,0%

4,4%

4,3%

4,4%

4,5%

3,6%

3,7%

Indirecte toegevoede waarde

9,6

9,8

10,6

11,7

13,0

13,8

11,9

13,3

In % van het BBP

2,0%

2,0%

2,1%

2,2%

2,3%

2,3%

2,1%

2,3%

Totale zeehavengerelateerde toegevoegde waarde

27,8

29,6

33,0

34,8

37,9

40,4

32,5

35,1

In % van het BBP

5,8%

6,0%

6,4%

6,4%

6,6%

6,8%

5,7%

6,0%

Bruto binnenlands product (BBP)

476,9

491,2

513,4

540,2

571,8

594,5

571,1

588,4

Bron: Erasmus universiteit Rotterdam (RHV BV), Havenmonitor 2010, de economische betekenis van de Nederlandse zeehavens , Rotterdam, mei 2012

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde van Nederlandse zeehavens in de periode 2003–2010. Om de versterking van het netwerk van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens te monitoren wordt de toegevoegde waarde samenhangend met het haven- en industrieel complex gemeten. Nadat in 2009 het aandeel dat zeehavens van de Nederlandse economie uitmaken fors is afgenomen, heeft zich in 2010 weer een duidelijk herstel ingezet. Met name de chemische industrie heeft een belangrijk aandeel in deze groei gehad, de aardolie industrie daarentegen had in 2010 een slecht jaar, wat een temperend effect op de toegevoegde waarde van met name de haven van Rotterdam heeft.

Kengetal: Directe toegevoegde waarde zeevaart en maritieme cluster (in € mld)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Zeevaart

1,1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

0,9

0,7

Overige maritieme sector/ dienstverlening

3,5

3,2

3,1

3,2

3,3

         

Totaal brede maritieme sector1

4,6

4,3

4,2

4,3

4,5

         

Totaal maritieme cluster2

         

10,3

11,2

11,4

10,6

10,8

Cijfers 2001–2005 uit Ecorys, Beleidsmonitor 2008; Cijfers 2006–2009 uit PRC Maritieme monitor 2010; Cijfers 2010 uit Ecorys, Maritieme Monitor 2011. De cijfers over 2009 en 2010 betreffen voorlopige cijfers.

X Noot
1

totaal brede maritieme sector: Zeevaart, Binnenvaart, Laad-, los en overslagactiviteiten, Opslag, Expediteurs, Dienstverlening vervoer water, Nieuwbouw en reparatie van schepen, Natte waterbouw (baggeren etc.), Verhuur van schepen, Groothandel in scheepsbenodigdheden.

X Noot
2

totaal maritieme sector: Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Havens, Marine, Visserij, Maritieme dienstverlening, Watersportindustrie en Maritieme toeleveranciers.

De laatst genoemde definitie sluit aan bij de clusteractiviteiten van Nederland Maritiem Land (NML) en bij de behoefte aan informatie over een breder spectrum van de onderdelen van de maritieme sector.

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde zeevaart en maritieme sector in constante prijzen en meet hoe sterk de zeevaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren.

Kengetal: Toegevoegde waarde binnenvaart in lopende prijzen (in € mld)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Binnenvaart

0,76

0,68

0,73

0,78

0,72

0,78

0,80

0,83

0,76

0,74

Bron: cijfers tot 2006 Goederenvervoermonitor Ecorys, december 2008 en cijfers vanaf 2006 De Nederlandse Maritieme Cluster Monitor, 2011.

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde binnenvaart in constante prijzen en meet hoe sterk de binnenvaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren. De binnenvaart heeft in de topjaren 2006 tot 2008 (achteraf gezien) teveel geïnvesteerd in nieuwe schepen. Met het wegvallen van de vraag in 2009 is overcapaciteit ontstaan. De effecten hiervan op de economische situatie in de binnenvaart zijn af te leiden uit de sterke daling van de toegevoegde waarde in de jaren 2009 en 2010.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantallen

                       

Handelsvaart

591

607

619

622

600

570

574

566

640

688

725

770

Zeesleepvaart

164

176

191

164

168

164

174

212

222

222

249

263

Waterbouw

150

156

157

156

160

151

148

139

118

121

120

127

Totaal

905

939

967

942

928

885

896

917

980

1 031

1 094

1 160

Bruto tonnage (GT) (x1000)

                       

Handelsvaart

4 393

4 760

4 780

4 755

4 934

4 932

5 031

5 114

5 980

6 313

6 075

6 886

Zeesleepvaart

194

205

228

188

186

178

181

243

264

237

310

307

Waterbouw

466

509

521

535

570

498

509

477

375

441

450

494

Totaal

5 053

5 474

5 529

5 478

5 690

5 608

5 721

5 834

6 619

6 991

6 835

7 487

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2012

X Noot
1

Schepen, 100 GT en pontons, 1 000 GT

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantallen

                       

Handelsvaart

309

411

448

435

418

375

434

462

395

410

433

422

Zeesleepvaart

246

262

272

301

306

329

284

332

358

406

459

456

Waterbouw

29

37

33

31

34

37

39

45

52

66

63

55

Totaal

584

710

753

767

758

741

757

839

805

882

955

933

Bruto tonnage (GT) (x1000)

                       

Handelsvaart

3 740

5 718

5 656

5 384

5 244

4 692

5 566

6 278

4 542

5 057

5 259

5 232

Zeesleepvaart

312

1 071

1 773

1 741

1 786

2 704

2 782

1903

1 423

1 217

1 011

1 298

Waterbouw

90

76

86

79

75

99

102

122

184

225

251

210

Totaal

4 142

6 865

7 515

7 204

7 105

7 495

8 450

8 303

6 149

6 499

6 521

6 740

Bron: cijfers tot 2006 uit Ecorys (december 2008); cijfers 2006–2009 uit Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010–2011 uit Inspectie Leefomgeving en Transport (maart 2012). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

X Noot
1

Schepen, 100 GT en pontons, 1 000 GT

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: Aantal significante ongevallen1 met schepen op de Nederlandse binnenwateren
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

 

Aantal significante scheepsongevallen

117

96

123

150

127

121

164

159

 
X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Kengetal: Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet-Nederlandse vlag)
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Aantal doden

4

7

3

4

4

4

4

8

Aantal gewonden

29

49

54

30

51

56

45

63

Bron: Rijkswaterstaat, 2012

Kengetal: Aantal scheepvaartongevallen (inclusief vissersvaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Zeer ernstige scheepvaartongevallen

1

1

1

0

0

1

1

0

Ernstige scheepvaartongevallen

7

4

2

6

3

7

9

4

Totaal

8

5

3

6

3

8

10

4

Bron: SOS database RWS-DVS, 2012

Kengetal: Uitstoot luchtverontreinigende stoffen
 

realisatie

prognose

 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2015

2020

NOx -emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                     

Binnenvaart

27,1

25,1

24,8

24,2

24,9

24,5

19,8

21,3

23,7

22,5

21,7

Zeevaart (NL grondgebied)1

17,3

17,8

18,0

19,1

19,4

23,3

21,2

21,9

19,4

20,2

21,1

PM10-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                     

Binnenvaart

1,1

1,0

1,0

1,0

1,0

0,9

0,7

0,7

0,9

0,8

0,8

Zeevaart (NL grondgebied)1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,1

1,3

1,2

1,0

2

2

2

VOS-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                     

Binnenvaart

3,6

3,3

2,3

1,4

1,4

1,4

1,1

1,2

1,3

1,1

1,0

Zeevaart (NL grondgebied)1

0,7

0,7

0,7

0,7

0,7

0,9

0,8

0,8

0,7

0,8

0,8

SO2-emissies goederenvervoer (x mln. kg)

                     

Binnenvaart

2,0

1,9

1,8

1,8

1,8

1,1

0,9

0,5

0,9

0,0

0,0

Zeevaart (NL grondgebied)1

10,0

10,2

10,0

10,6

9,8

9,5

8,6

5,8

5,0

0,8

1,0

CO2-emissies (x mln. kg) 3

                     

Binnenvaart

1 871

1 734

1 713

1 672

1 721

1 693

1 390

1 525

1 700

1 785

1 877

Zeevaart (NL grondgebied)1

936

969

983

1 041

1 067

1 466

1 349

1 370

1 220

1 389

1 558

X Noot
1

De cijfers over 2008 en latere jaren zijn met een andere, nauwkeuriger methode berekend dan in voorgaande jaren, waarbij ook de invloed van de vaarsnelheid is meegenomen; om die reden zijn de cijfers over 2008 en latere jaren niet volledig vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. De cijfers van de SO2-emissies over 2008 en latere jaren zijn bovendien beïnvloed door een verplicht lager zwavelgehalte voor scheepsbrandstof vanaf augustus 2007 en verdere aanscherping vanaf juli 2010 (vanwege MARPOL Annex VI-regelgeving).

X Noot
2

Geen prognose beschikbaar

X Noot
3

Bij de CO2-emissie is de eenheid gecorrigeerd in miljoen kg. In de begrotingen van 2009 en 2010 stond per abuis de eenheid in Mld.kg.

De gerealiseerde emissies van de binnenvaart in de jaren 2009 en 2010 zijn fors lager dan in de voorgaande jaren. Tevens is de emissie in 2010 lager dan de prognose. Dit heeft vooral te maken met de economische crisis, waardoor het aantal scheepvaartbewegingen is afgenomen. De lagere emissie van SO2 in 2010 is ook te danken aan het gebruik van zwavelvrije brandstof in de binnenvaart, nog voordat het gebruik van deze schone brandstof verplicht werd per 1 januari 2011.

Beleidswijzigingen

Het maritieme beleid zoals weergegeven in de diverse maritieme beleidsbrieven6 en met het Parlement besproken, alsmede opgenomen in diverse brieven die met het Parlement zijn gewisseld en besproken, wordt gecontinueerd.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 18 Scheepvaart en havens (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

6 113

5 033

4 711

4 708

4 702

Uitgaven

 

6 464

5 428

4 711

4 708

4 702

Waarvan juridisch verplicht

 

84%

       

18.01

Scheepvaart en havens

 

6 464

5 428

4 711

4 708

4 702

18.01.01

Opdrachten

 

2 455

1 884

1 785

1 782

1 777

18.01.02

Subsidies

 

1 205

740

122

122

121

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1 846

1 846

1 846

1 846

1 846

18.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

 

958

958

958

958

958

 

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op subsidies, agentschapsbijdrage Rijkswaterstaat, verschuldigde internationale contributies en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

814 083

849 649

782 783

730 025

666 501

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

30 036

22 155

4 444

   

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

844 119

871 804

787 227

730 026

666 501

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

12 770

13 336

11 803

12 652

12 651

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

298 885

284 762

260 626

275 897

190 099

15.03

Aanleg

284 742

339 668

289 951

218 654

242 753

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

247 722

234 038

224 847

222 822

220 998

Extracomptabele verwijzing naar artikelonderdeel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds
 

2013

2014

2015

2016

2017

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 (PMR) van het Infrastructuurfonds

49 458

17 407

5 140

3 953

3 020

18.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

  • Het ministerie draagt financieel bij aan de NMA voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen. In 2013 wordt door IenM een evaluatie uitgevoerd van de Wet markttoezicht registerloodsen.

  • Voor beleidswerk gericht op havens (o.a. havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Ontwikkeling van een «web based toolkit» helpt vervoerende en verladende bedrijven bij het opstellen en beoordelen van de in de EU verplichte security plannen.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving). En onderbouwt dit met gedegen onderzoeken naar de effecten.

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

18.01.02 Subsidies
  • Uit de prijscompensatiegelden op het Europese Sloopfonds voor de binnenvaart wordt in 2012 en 2013 jaarlijks een bedrag van € 0,2 miljoen aangewend ten gunste van het Expertise en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB). Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM betaalt mee aan kennismakingstages voor potentiële studenten. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.

  • De stichting Nederland Maritiem Land (NML) promoot en versterkt de maritieme cluster en coördineert de inbreng in de topsector Water. In 2013 zal in het kader van een aflopende subsidierelatie € 336 000 subsidie verstrekt worden.

18.01.03 Bijdrage aan agentschappen Scheepvaart en havens

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met Rijkswaterstaat zijn er afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die Rijkswaterstaat uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij Rijkswaterstaat gereserveerd. In totaal doet de directie maritiem een beroep op 15,3 fte van Rijkswaterstaat voor deze taken, voornamelijk voor taken op het terrein van de binnenvaart.

18.01.05 Bijdrage aan internationale organisatie en medeoverheden Scheepvaart en havens

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen.

Artikel 19 Klimaat

Algemene Doelstelling

Klimaatverandering als gevolg van menselijk handelen tegen gaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Beperking van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, waaronder lagere energiekosten.

Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen haar grondslag op dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

De minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • Het door Nederland nakomen van de in UNFCCC7- en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.

  • De regie op de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van biobrandstoffen en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op brandstofkwaliteit, op productie en inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (ETS).

Stimuleren

Om de milieudoelen op gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Klimaatbrief en de Lokale Klimaatagenda tot succesvolle uitvoering te brengen. Green Deals en financiële incentives dragen hieraan bij.

  • Via de Lokale Klimaatagenda, initiatieven voor reductie van CO2-emissies. Ondernemers, burgers en andere overheden brengt zij beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie.

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen, wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA8/Vamil9 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt.

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te subsidiëren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • De versnelde jaardoelstelling voor hernieuwbare energie in de vervoersector door middel van een verplichting voor degenen die biobrandstoffen op de markt brengen en het verbreden van de toepassing van hernieuwbare energie naar de luchtvaart en binnenvaart.

Financieren

De minister van IenM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Clean Development Mechanism (CDM), één van de zogenoemde flexibele mechanismen van het Kyoto Protocol. De flexibele instrumenten bieden de mogelijkheid om emissiereducties (CER’s) ten behoeve van de nationale reductiedoelstelling in een ander land te behalen. Hoofddoelstelling van CDM is om zoveel mogelijk CER’s aan te kopen als nodig om de Nederlandse verplichtingen onder het Kyoto Protocol na te kunnen komen.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen en indicatoren

Verwachte realisatie non ETS doelstelling 2020
 

Verantwoordelijk ministerie

Nieuwe raming (Mton)

Doelstelling (Mton)

CO2 industrie en energie

EL&I

8,5

10,7

CO2 verkeer en vervoer

IenM

33,8

35,5

CO2 gebouwde omgeving

BZK

25,1

22,5

CO2 land- en tuinbouw

EL&I

6,6

5,75

Overige CO2 broeikasgasssen landbouw

EL&I

15,8

16

Resterende overige broeikasgassen

IenM

9,7

8,8

Totaal

 

99,5

99,25

Bron: Actualisatie van de Referentie Raming ECN/PBL

In deze tabel zijn de sectorale doelstellingen en de raming weergegeven. De raming geeft aan in welke mate het doelbereik in zicht is. In deze raming is het effect van het Begrotingsakkoord nog niet verwerkt.

De doelstelling voor de totale niet-ETS in 2020 is 105 Mton CO2-eq. Inclusief het extra beleid van huidige kabinet zijn de verwachte emissies in 2020 minder dan 100 Mton. Hiermee ligt Nederland goed op koers voor de 2020 doelstelling.

In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen – binnen de beschikbare middelen – in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat de reserveruimte10 om deze tegenvaller op te vangen.

Op dit moment is het beeld dat overschrijdingen met name veroorzaakt zijn door een betere monitoring (beter «meten») en nieuwe aannames over autonome ontwikkelingen zoals de economie en de demografie. Van beleidsveroorzaakte tegenvallers is niet of nauwelijks sprake.

Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (in procenten)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Oud *)

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Nieuw

         

4,5

6

7,5

8,75

10

10

10

10

10

realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

                 

*) Voor de jaren 2015 t/m 2019 waren er formeel nog geen verplichtingen vastgelegd, maar lineaire interpolatie tussen 2015 en 2020 leidt in de oude situatie tot een groei van 0,75 procent per jaar.

Bron voor «Nieuw»: Brief aan Tweede Kamer, kenmerk IenM/BSK-2012/16016, dd 9 maart 2012 (TK, vergaderjaar 2011–2012, 32 813, nr. 17)

Op 2 juli 2012 is in een brief aan de Tweede Kamer gemeld dat door de lopende (juridische) discussie over de condities waaronder de versnelde verhoging naar 2016 kan worden ingevuld het Besluit hernieuwbare energie vervoer pas op 1 januari 2013 in werking kan treden. Daarbij is aangegeven dat de jaarverplichting voor 2012 ongewijzigd blijft en dus 4,5 procent bedraagt. Om tot een gelijkmatiger groeipad te komen wordt de eerder voorgenomen jaarverplichting voor 2013 verlaagd van 6,25 procent naar 6,0 procent.

Beleidswijzigingen

Het kabinet zet mede uit oogpunt van investeringzekerheid voor bedrijven, in op het vaststellen van een Europese klimaatdoelstelling voor 2030, zoals in de Klimaatbrief 2050 is verwoord. De Europese Commissie is vooruitlopend op deze doelstelling door de lidstaten uitgenodigd om na te denken over een mogelijk pakket van maatregelen waarmee de 2030 mijlpaal in broeikasgasreductie doelstelling gerealiseerd zou kunnen worden. Het Kabinet zal ook zelf hierover haar gedachten formuleren ten einde hierover in de EU het gesprek aan te kunnen gaan. De Kamer zal hierover eind 2012 geïnformeerd worden. Voor een effectief mondiaal klimaatregime werkt het kabinet internationaal verder aan het uitvoeren van besluiten van de klimaattop in Durban en op de komende conferentie in Doha (Qatar), met focus op de ontwikkeling van een nieuwe, juridische bindende, mondiale overeenkomst. Conform de internationale afspraken dient een dergelijk nieuw instrument in 2015 te worden afgerond en vanaf 2020 operationeel te zijn. De verlenging van de verplichtingenperiode van het Kyoto Protocol is onderdeel van de transitie naar de nieuwe overeenkomst. De dialoog met het bedrijfsleven en de deelname aan de «Cartagena Dialoog» worden geïntensiveerd.

Vanaf 2013 treedt het geheel herziene pakket aan regelgeving voor het systeem van broeikasgasemissiehandel (ETS) in werking voor de periode tot en met 2020. De lidstaten voeren daarmee de toewijzing van emissierechten en de monitoring van de emissies op sterk geharmoniseerde wijze uit. Daarnaast gaan de lidstaten veel meer rechten veilen, ongeveer de helft van het totaal. Ten slotte draagt Nederland ook bij aan de verdere verbetering van het systeem, mede ter voorbereiding van wijzigingsvoorstellen van de Europese Commissie (bijvoorbeeld op gebied van het verkennen van opties voor uitbreiding en de harmonisatie van de uitvoering).

Budgettaire gevolgen van beleid art. 19 Klimaat (Bedragen in € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

29 252

49 942

51 967

47 618

48 357

Uitgaven

 

92 943

56 517

54 999

48 560

48 357

Waarvan juridisch verplicht

 

92%

       

19.01

Klimaat

 

18 319

16 732

21 086

14 066

13 892

19.01.01

Opdrachten

 

6 329

7 587

9 463

7 158

7 030

19.01.02

Subsidies

 

4 635

2 185

4 800

0

0

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

7 355

6 960

6 823

6 908

6 862

 

– Waarvan bijdrage aan NEa

 

7 355

6 960

6 823

6 908

6 862

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

 

74 624

39 785

33 913

34 494

34 465

19.02.01

Opdrachten

 

69 334

34 342

29 475

29 961

29 933

 

– Uitvoering CDM

 

31 686

2 806

0

0

0

 

– RIVM

 

26 640

26 404

24 381

24 457

24 433

 

– AgNL

 

5 438

1 239

219

219

219

 

– Overige opdrachten

 

5 570

3 893

4 875

5 285

5 281

19.02.05

Bijdrage aan internationale organisaties

 

5 290

5 443

4 438

4 533

4 532

Ontvangsten

 

120 000

200 000

200 000

200 000

200 000

Budgettaire gevolgen van beleid art. 19 Klimaat (Bedragen in € 1 000)

Belastinguitgaven (x € 1 000)

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

c) Investeringen ten behoeve van het milieu

             

VAMIL

36

24

24

40

40

40

40

Milieu-investeringsaftrek

71

101

101

111

111

111

111

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben met name betrekking op de opdracht aan de NEa vanwege wettelijke taken inzake emissies en biobrandstoffen, de opdracht aan het RIVM voortvloeiend uit wettelijke taken en monitoringsverplichtingen, de opdracht aan AgNL voor de uitvoering van subsidie- en fiscale regelingen, alsmede lopende CDM verplichtingen. Het restant heeft met name betrekking op opdrachten voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, enkele onderzoeksprogramma’s en incidentele bijdragen aan (inter-) nationale organisatie die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu en ruimte.

19.01 Klimaat

Toelichting op de financiële instrumenten

19.01.01 Opdrachten

Het ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie. In veel gevallen betreft het uitvoering door AgentschapNL (AgNL), waartoe jaarlijks budget wordt overgeboekt in het kader van de centrale opdrachtverlening (zie onderdeel 19.02). De voornaamste via AgNL lopende opdrachten zijn: de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving), de ondersteuning van emissiehandel en van het beleid inzake biobrandstoffen, alsmede technische expertise bij de reductie van overige broeikasgassen.

Verder kunnen als voornaamste opdrachten worden genoemd:

  • ondersteuning bij de uitwerking van de Lokale Klimaatagenda/lokale klimaatinitiatieven;

  • idem van de Roadmap / Klimaatbrief 2050;

  • onderzoek en uitvoering voor bereiken van de CO2-doelstelling bij voertuigen en brandstoffen.

19.01.02 Subsidies

In het verleden heeft het ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere overheden verstrekt, waarvan in de jaren tot en met 2015 nog de laatste betalingen moeten plaatsvinden. Het betreft subsidies in het kader van Lokale Klimaatinitiatieven, milieutechnologie en duurzame mobiliteit.

19.01.03 Bijdrage aan agentschappen: de NEa (Nederlandse Emissieautoriteit)

Jaarlijks verstrekt het ministerie van IenM een opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle betreffende werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede het register voor biobrandstoffen.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
19.02.01 Opdrachten

Uitvoering CDM

De uitgaven voor het Clean Development Mechanism betreffen de betalingen aan financiële instellingen voor de uitvoering van het Clean Development Mechanism. Deze instellingen doen in opdracht van het ministerie van IenM aankopen voor de levering van emissiererechten (CER’s), waarmee Nederland een deel van de verplichtingen onder het Kyoto Procol kan nakomen.

RIVM en AgentschapNL

Als uitvloeisel van de ontwikkeling naar kerndepartementen heeft IenM de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals het AgentschapNL (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en het RIVM (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek). De opdrachtverlening wordt binnen IenM centraal gecoördineerd door de Coördinerend Opdrachtgever.

De fusie van VROM en VenW tot het ministerie van IenM heeft geleid tot een heroverweging van de uitvoeringstaken van IenM bij AgentschapNL. Bodem+, Kenniscentrum InfoMil, de sectoren Materialen & Milieu en Mobiliteit & Ruimte en de bijbehorende medewerkers worden in 2013 ondergebracht bij Rijkswaterstaat, in de nieuwe Unit voor de Leefomgeving. De EVOA-vergunningverlening wordt onderdeel van de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport. Ten slotte wordt in 2013 een beperkt aantal taken toegevoegd aan de beleidskern. De uitvoering van IenM subsidieregelingen en financiële instrumenten gericht op het bedrijfsleven blijft bij AgentschapNL.

Overige opdrachten

Het ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke instellingen onderzoeksopdrachten o.a. op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van de EU-roadmap-2050. Tevens worden middelen aangewend voor activiteiten in het kader van internationale diplomatie waaronder het uitvoeren van bedrijfslevensmissies en het ondersteunen en faciliteren van de delegaties bij internationale bijeenkomsten.

Daarnaast wordt de deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van INTERREG11 bevorderd.

INTERREG is een Europese subsidieregeling, waarbinnen partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. Met de beschikbare middelen worden o.a. voorlichtings- en contactbijeenkomsten voor (potentiële) projectindieners gefinancierd, studies uitgevoerd en betalingen op subsidieregelingen uit voorgaande jaren verricht.

Tenslotte worden middelen ingezet voor de financiering van de MKBA’s. Jaarlijks worden thema’s geselecteerd en geanalyseerd op maatschappelijke kosten-baten, kosteneffectiviteit of herdefiniëring van de rol van het Rijk, mede in het licht van de ambitie van de Regering tot minder regels en andere rol van de overheid en worden opdrachten verstrekt die gericht zijn op het leveren van economische adviezen op het terrein van milieu en ruimte.

19.02.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Het ministerie van IenM is op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken gehouden om financiële bijdragen toe te kennen aan internationale organisaties. Het betreffen onder andere het Verdrag van Aarhus, het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het Montreal Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten. Daarnaast is IenM gebonden om een aantal contributieverplichtingen na te komen. Het betreffen o.a. de UNEP12-contributie, de contributie International Transaction Log UNFCCC en een contributie in verband met het lidmaatschap International Transport Forum ITF.

Naast deze financiële bijdragen heeft de minister van IenM de discretionaire bevoegdheid om financiële bijdragen toe te kennen voor activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de beleidsprioriteiten.

19.09 Ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Artikel 20 Lucht en geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de minister van IenM is verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om schadelijke luchtemissies door de verkeersector (auto’s, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan.

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies.

  • Het (doen) saneren van geluidgevoelige locaties langs infrastructuur. Met de implementatie van de vernieuwde geluidregelgeving (wet Swung-1) wordt een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen beoogd. Swung-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Hinder door trillingen (vooral bij spoorprojecten van belang) zal door wettelijke normstelling worden tegengegaan.

Stimuleren

Om de milieudoelen op gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot succesvolle uitvoering te brengen.

  • Schonere en stillere voertuigen. Dit gebeurt door samen met de verkeerssector een strategie te ontwikkelen, een internationale normering van voertuigen tot stand te brengen, samen met de minister van Financiën een stabiel fiscaal beleid gericht op de klimaatdoelen van 2050 te voeren, de voorlopers in de sector te subsidiëren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Mede overheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (fijn stof in 2011 en NO2 in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid. De minister werkt aan een follow-up van het NSL om voorbereid te zijn op de implicaties van nieuwe Europese normen voor luchtkwaliteit in 2020.

Kengetallen

Tegengaan geluidhinder (sanering verkeerslawaai).

 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

aantal woningen

Rijkswegen (incl. betreffend deel A-lijst)

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109 800

70 650

77 355

335 800

593 605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40 000

7 450

 

40 000

87 450

Uitgevoerd 1990 t/m 31-12-2010

57 628

14 646

45 650

35 764

153 688

Uitvoering 2011

674

1 592

3 000

957

6 223

Geplande uitvoering gereed 2012

39

1 214

3 000

1 659

5 912

Geplande uitvoering gereed 2013

112

1 314

3 000

1 559

5 985

Gepland restant per 31-12-2013

11 347

44 434

22 705

255 861

334 347

Gepland restant per 31-12-2020

nnb

nnb

nnb

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai, 31 juli 2012

Toelichting bij tabel:

  • Totalen categorie «Rijksinfrastructuur». Een herbeoordeling van de door gemeenten gemelde woningen tgv Rijksinfrastrucuur en een opschoning van de betreffende bestanden heeft geleid tot een licht gewijzigde totale omvang van de sanering van deze categorie.

  • A-lijst woningen. De begroting voor de A-lijst woningen (andere infrastructuur) is gebaseerd op de aanname dat de beschikbare ISV-middelen optimaal worden benut. Bureau Sanering Verkeerslawaai heeft geen informatie over de daadwerkelijke voortgang van de sanering van A-lijst woningen.

  • Rijksinfrastructuur. De begroting voor rijksinfrastructuur is gebaseerd op de projecten die nog onder de Wet geluidhinder worden afgehandeld. Aangenomen is dat in 2012 en 2013 nog geen woningen onder de nieuwe geluidswetgeving (Swung1) worden gesaneerd.

  • Geplande uitvoering «Andere infrastructuur». Gebaseerd op de subsidieplanning van BSV, eind juli 2012.

Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000 en 2009, doelstellingen en prognoses 2013, 2015 en 2020 (kton/jr).
 

1990

2000

2009

2010

2010

2013

2015

2020

       

Gotenburg Protocol

NEC-Richtlijn

Raming PBL1

Raming PBL

reductiepercentage voor Nederland t.o.v. 2005

SO2

192

73

38

50

50

40

41

28%

NOx

563

394

279

266

260

251

237

45%

NH3

356

162

125

128

128

118

117

13%

VOS

464

232

154

191

185

151

150

8%

PM2,5

         

14

 

37%

Bron: PBL, 12 juli 2012

Toelichting bij tabel: Voor wat betreft de emissieplafonds geldt dat begin mei 2012 in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen zijn vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. Naast voorgaande verandering geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS13) ook fijn stof (PM2,5) is toegevoegd.

Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer1.

in Kton

1990

2000

2010

2013²

Streefwaarde 20 123

NOx4

327

243

164

147,1

158,0 (2010)

SO2

18

9,2

1,2

0,3

4,0 (2010)

PM10

20

15

9

7,5

NH3

1

2,5

2,5

2,5

3,0 (2010)

NMVOS5

181

84

37

36

55,0 (2010)

CO2 (Mton)

30,4

37

37,9

37

35,5 (2020)6

  • 1 Bron: CBS, emissieregistratie/CBS, PBL, Wageningen UR (2012) (indicator 0 128, versie 20, 1 mei 2012).

  • 2 Raming van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen 2011–2015, PBL, Den Haag 2011 in samenwerking met ECN.

  • 3 De streefwaarde is conform de in het kader van de NEC-richtlijn vastgestelde emissieplafonds 2010.

  • 4 Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart.

  • 5 Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

  • 6 Routekaart Klimaat, maximum uitstoot verkeer 2020. Niet in NEC-plafond 2010.

Toelichting bij tabel: De streefwaarde 2012 is gelijk aan de in het kader van de NEC-richtlijn vastgestelde emissieplafonds voor 2010. Begin 2012 zijn in het kader van het Gotenburg-protocol nationale emissieplafonds voor 2020 vastgesteld. Binnen EU-verband worden deze plafonds in 2013 vastgelegd. Nederland zal deze emissieplafonds versleutelen naar emissieplafonds voor sectoren.

Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto’s in gr/CO2 per kilometer
 

2005

2009

2010

2015

2020

EU

164.4

145.7

140.3

1301

951

Nederland

169.9

146.9

135.8

   

Bron: European Environment Agency: Monitoring the CO2 emissions from new passenger cars in the EU: summary of data for 2010.

X Noot
1

Dit zijn verplichte Europese gemiddelde waarden.

Toelichting bij tabel: Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten leidde, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte naast een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015, een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2020, waarvan de technische en economische haalbaarheid nog moest worden bevestigd. Op 11 juli 2012 heeft de Europese Commissie bevestigd dat een CO2-norm van gemiddeld 95 g/km in 2020 inderdaad technisch en economisch haalbaar is. Deze norm is in 2009 op voorstel van Nederland aangenomen, en zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340,- aan brandstofkosten bespaart. Nederland zal zich in de onderhandelingen over CO2-normen – ook voor de periode na 2020 – blijven inzetten voor ambitieuze doelen.

Beleidswijzigingen

Met de brief van 12 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 27 664, nr. 79) is de Kamer geïnformeerd over het voornemen om de handel in emissierechten van stikstofoxiden te staken. Dit houdt overigens geen versoepeling van de milieudoelen in. Als en zodra een vernieuwde richtlijn voor nationale emissieplafonds (beter bekend als de NEC-richtlijn: national emission ceilings) wordt vastgesteld, ontvangt de Kamer een plan van aanpak voor het behalen van de uit de richtlijn voortvloeiende reductiedoelen. Voor de industrie zal een goede uitvoering van de Richtlijn Industriele Emissies hier een wezenlijk onderdeel van zijn.

Voor de EU is 2013 het jaar van de luchtkwaliteit. In dit jaar zal de Europese Commissie de Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen evalueren en, naar verwachting, aanbevelingen doen voor bijstellingen van het beleid. Bij de bespreking van en besluitvorming over eventuele beleidswijzigingen handhaaft Nederland haar positie dat Europese luchtkwaliteitsdoelen moeten worden onderbouwd met adequaat EU bronbeleid. In 2013 vindt i.h.k.v. het voertuigendossier besluitvorming plaats over Europese geluidseisen, hetgeen belangrijk is voor de vermindering van geluidhinder. Mogelijk komt de Europese Commissie in 2013 ook met voorstellen voor aanpassing van de richtlijn omgevingslawaai, gericht op verbetering van de kartering van geluidhinder en de aanpak daarvan.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 20 Lucht en geluid (Bedragen in € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

25 259

44 283

40 960

36 975

33 448

Uitgaven

 

78 823

48 480

44 360

36 975

33 448

Waarvan juridisch verplicht

 

88%

       

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

 

78 823

48 480

44 360

36 975

33 448

20.01.01

Opdrachten

 

6 928

4 561

5 030

3 660

3 643

20.01.02

Subsidies

 

4 500

15 000

2 800

0

0

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

65 879

27 419

35 030

31 815

28 305

 

– NSL

 

48 261

3 599

3 340

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

 

15 118

21 764

31 690

31 815

28 305

 

– Overige bijdrage medeoverheden

 

2 500

2 056

0

0

0

20.01.07

Bekostiging

 

1 516

1 500

1 500

1 500

1 500

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridische verplichte uitgaven hebben met name betrekking op wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai, het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het onderzoeksprogramma door ECN en diverse andere grote opdrachten, zoals steekproefcontroleprogramma's voor voertuigen. Het restant heeft met name betrekking op de nog niet juridisch verplichte subsidieregeling voor Euro-6 motoren bij taxi's en bestelwagens, voor de verstrekking van de resterende NSL-middelen aan de provincies en voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en luchtkwaliteit.

20.01 Luchtkwaliteit en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. In een aantal gevallen betreft het uitvoering door AgNL, zoals de uitvoering van Infomil (onderdeel luchtkwaliteit) en de monitoring luchtkwaliteit. Hiervoor wordt jaarlijks budget overgeboekt in het kader van de centrale opdrachtverlening. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies en voor het Expertisecentrum Milieuzones. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur. Daarnaast is opdracht verstrekt aan het RIVM voor het Kenniscentrum Geluid.

20.01.02 Subsidies

Het ministerie van IenM verstrekt subsidies in de aanschafkosten van nieuwe voertuigen, uitgerust met schone motoren, welke voldoen aan de Euro-6 normen.

20.01.04 Bijdrage aan medeoverheden

De uitgaven inzake het NSL betreffen de betalingen aan de provincies en gemeenten voor de uitvoering van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De uitvoering van het NSL en daarmee de betaling van het aandeel van het Rijk daarin, geschiedt in diverse tranches, conform de daarover met de medeoverheden gemaakte afspraken.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

De overige bijdragen betreffen betalingen inzake geluidskaarten

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van ECN te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn in het kader van de beleidsontwikkeling en –onderbouwing door IenM.

Artikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Het tegengaan van de afwenteling van de effecten van de Nederlandse productie en consumptie op andere leefgebieden en op toekomstige generaties. Dit gebeurt onder andere door het vermogen van bodem en water om ecosysteemdiensten te leveren zoveel mogelijk te behouden en de milieudruk in de hele levenscyclus van grondstoffen en producten te minimaliseren.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

De Minister wil bereiken dat duurzaamheid expliciet onderdeel gaat uitmaken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen. Verder borgt en verbetert IenM de milieukwaliteit van de milieugebruiksruimte om de vele functies ervan, zoals voedsel- en drinkwatervoorziening en natuur, te beschermen. De Minister heeft een regisserende rol bij:

  • De totstandkoming van Europese wet- en regelgeving en de doorvertaling daarvan in nationale wet- en regelgeving, zoals de Grondwater-, Zwemwater- en Drinkwaterrichtlijn, de Wet bodembescherming en de nieuwe Drinkwaterwet.

  • Het verbreden van het normstellingkader voor het bodem- en watersysteem met normen ten aan zien van ecosysteemdiensten (zoals watervasthoudend en zelfreinigend vermogen van de bodem, waterzuivering en natuurlijke plaagregulatie).

  • Het stellen van kaders om landbouwactiviteiten binnen milieurandvoorwaarden te laten plaats vinden, die onder meer zijn opgenomen in de Europese Richtlijn duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen en de Nitraatrichtlijn, en zijn uitgewerkt in algemene regels voor agrarische bedrijven (zoals het Activiteitenbesluit).

  • De op- en bijstelling van wet-en regelgeving op het gebied van afval- en productenbeleid op met name Europees niveau.

  • Het verder sturen van de hoogwaardigheid van afvalverwerking door de in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) opgenomen minimumstandaarden.

  • Het scheppen van kaders voor het duurzaam gebruik van biomassa door bij te dragen aan de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria.

  • Het actualiseren van criteria voor duurzaam inkopen door de overheid.

  • Het verder bevorderen van de markt voor duurzame producten en activiteiten door belemmeringen in bestaande regels weg te nemen en administratieve lasten te verlagen.

  • Het ontwikkelen van economisch instrumentarium, opdat bedrijven hun duurzame producten en diensten concurrerender in de markt kunnen zetten, zoals financieringsinstrumenten om de waarde van biodiversiteit en natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer.

  • Het coördineren van beleid in Europees en mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken.

  • Het voortzetten van de nauwe samenwerking met BZ bij de uitvoering van de afspraken die tijdens de wereldtop over duurzaamheid van juni 2012 zijn gemaakt. Hierbij is de staatssecretaris van BZ verantwoordelijk voor internationale duurzaamheid en daarmee het uitvoering geven aan de internationale afspraken die tijdens Rio+20 zijn gemaakt. IenM werkt nationaal aan deze afspraken.

Stimuleren

Voor het bereiken van haar doelstellingen geeft de minister van IenM ruimte aan de energie en de duurzame initiatieven die in de samenleving aanwezig zijn en ondersteunt zij deze waar mogelijk. Dit komt onder meer tot uitdrukking in:

  • Het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden, opdat duurzaamheid steeds meer onderdeel kan uitmaken van ieders afwegingen en besluiten.

  • Het duidelijk maken van met name de milieu-aspecten van duurzame ontwikkeling in eenvoudige afwegingskaders.

  • Het stimuleren van de markt voor duurzame producten en diensten door beïnvloeding van de consumentenvraag en via de inkoopkracht van het Rijk zelf.

  • Samenwerking met andere organisaties die begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet maken voor (kleine) bedrijven en burgers.

  • Het verduurzamen van het overheidsbeleid door coördinatie van de uitvoering van de Duurzaamheidsagenda.

  • De verduurzaming van productketens; bedrijven worden gestimuleerd en gefaciliteerd om slimmer om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen.

  • Het betrekken van het bedrijfsleven bij de Europese en mondiale beleidsvorming voor de verdere verduurzaming van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

  • Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren.

  • Het stimuleren van een duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem door andere overheden actief bodembeheer te laten oppakken, via experimenten voor duurzaam stortbeheer en via diverse tools met concrete handelingsperspectieven, zoals voor het gebruik van ecosysteemdiensten.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen

Wat betreft de duurzaamheid van de Nederlandse samenleving in algemene zin zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland 2011. Deze monitor is gepubliceerd door een samenwerkingsverband van het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Wat betreft specifieke duurzaamheidsdoelstellingen laat onderstaande grafiek kengetallen zien voor de hoogwaardigheid van afvalverwerking.

Grafiek: Ontwikkelingen in aanbod en toepassing van afval

Grafiek: Ontwikkelingen in aanbod en toepassing van afval

Toelichting:

In maart 2010 is het gewijzigde Landelijk Afvalbeheerplan 2009–2021 van kracht geworden. In dat plan zijn kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd. De indicatoren in bovenstaande grafiek zijn gekoppeld aan de kwantitatieve doelen voor 2015 en 2021 (punten bij 2015 en 2012).

  • De lijn «Afvalaanbod volgens BBP 1985–2000» geeft aan wat het afvalaanbod in de periode 1985–2000 zou zijn geweest als het afvalaanbod in die periode dezelfde groei als het BBP had gevolgd.

  • De lijn «Afvalaanbod prognose 2000–2012» geeft aan hoe in het eerste LAP werd voorzien dat het afvalaanbod zich zou ontwikkelen volgens een toen opgesteld beleidsscenario.

  • De lijn «Afvalaanbod prognose 2006–2021» geeft aan hoe in het tweede LAP wordt voorzien dat het afvalaanbod zich zal ontwikkelen volgens het beleidsscenario.

In 2000 en 2006 zijn breuken te zien in de afvalaanbodlijnen. Dat komt omdat in die jaren nieuwe scenario’s en prognoses in het eerste en tweede LAP zijn opgesteld, waarbij toen als starthoeveelheid het werkelijke afvalaanbod in dat jaar werd genomen. Daarom beginnen de afvalaanbodlijnen in 2000 en 2006 op de hoeveelheden van de lijnen «Werkelijke afvalhoeveelheid». Het verschil tussen de drie afvalaanbodlijnen en de lijn «Werkelijke afvalhoeveelheid» geeft aan hoeveel preventie is bereikt. Verder is in de grafiek te zien hoeveel afval nuttig is toegepast (recycling + inzet van afval als brandstof), is verbrand als vorm van verwijdering en is gestort.

Er zijn in het LAP, en dus bij dit kengetal, alleen (tussen)doelen voor 2015 en 2021 geformuleerd. Dat komt met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan.

Beleidswijzigingen

IenM maakt werk van duurzaamheid en benut daarbij steeds meer de energie en de beweging richting duurzaamheid die overal in de samenleving voelbaar is. De rol van facilitator en stimulator wordt groter, die van (nieuwe) regelgever kleiner, zoals dat onder andere de insteek is van de acties uit de Duurzaamheidsagenda. De inzet van IenM bestaat steeds meer uit stimuleren en faciliteren, met kleine financiële en vooral capacitaire impulsen op concrete projecten. Inhoudelijk wordt vooral ingezet op de verduurzaming van (product)ketens, specifiek het verder ontwikkelen en uitrollen van duurzaamheidseisen voor met name biomassa en het waarderen en beter benutten van ecosystemen, met oog voor de draagkracht van de aarde.

De vormgeving van het beleid zal (nog) meer internationaal plaats vinden. Randvoorwaarden voor markten voor duurzame producten en diensten worden bij voorkeur minimaal op EU-niveau gesteld.

Conform het regeerakkoord is de bijdrage aan het Afvalfonds per 2013 geschrapt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 21 Duurzaamheid (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

19 754

14 961

17 087

19 365

19 261

Uitgaven:

 

44 601

16 628

17 087

19 365

19 261

Waarvan juridisch verplicht

 

95%

       

21.01

Afval en duurzaamheidagenda

 

35 134

10 617

12 819

13 906

13 810

21.01.01

Opdrachten

 

9 022

10 097

12 299

13 386

13 290

 

– Uitvoering AgNL

 

6 427

6 859

7 355

7 245

7 152

 

– Overige opdrachten

 

2 595

3 238

4 944

6 141

6 138

21.01.02

Subsidies

 

26 112

520

520

520

520

 

– Afvalfonds

 

25 592

       
 

– Overige subsidies

 

520

520

520

520

520

21.02

Preventie en milieugebruiksruimte

 

2 751

2 603

2 590

3 773

3 767

21.02.01

Opdrachten

 

2 751

2 603

2 590

3 773

3 767

21.03

Ecosystemen en landbouw

 

6 716

3 408

1 678

1 686

1 684

21.03.01

Opdrachten

 

4 253

3 408

1 678

1 686

1 684

21.03.02

Subsidies

 

100

0

0

0

0

21.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

2 363

0

0

0

0

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridische verplichte uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op de jaarlijkse uitvoeringsuitgaven inzake het afvalbeleid, duurzaam inkopen en landbouw en voor de in 2013 voorziene afrekening van het Afvalfonds. Het restant heeft grotendeels betrekking op de uitvoering van de Duurzaamheidsagenda, voor projecten ter verduurzaming van ketens, voor beleidsonderbouwing op het gebied van drink- en zwemwater en stortbeleid en voor projecten ter bevordering van een duurzaam gebruik van ecosystemen.

21.01 Afval en duurzaamheidsagenda

Toelichting op de financiële instrumenten

21.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan AgentschapNL voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van landbouw en op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen en de uitvoering van het Landelijk Afvalbeheerplan) voor de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria. Daarnaast worden hier diverse uitvoeringopdrachten geboekt, zoals ten behoeve van de duurzaamheidsagenda, verduurzaming van ketens en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tot slot worden hier opdrachten verstrekt voor de uitvoering van taken voor de actualisatie van Duurzaam Inkopen

21.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de toekenning aan het Afvalfonds. In 2013 zal de laatste betaling plaatsvinden aan het Afvalfonds voor de periode 2007 tot en met 2012. Het betreft hier het laatste deel van de toezegging, noodzakelijk voor de financiële afwikkeling. Daarnaast is er budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van hun productieprocessen.

21.02 Preventie en milieugebruiksruimte
21.02.01 Opdrachten

De opdrachten hebben veelal betrekking op uitvoering van wettelijk voorgeschreven taken op het gebied van de kwaliteit van de milieugebruiksruimte. Hier komen onder andere aan de orde de kosten verbonden aan de werkzaamheden van de Commissie van deskundigen Drinkwaterwet, een bijdrage aan de WABO14 en werkzaamheden voor de coördinatie van normalisatie- en certificeringswerkzaamheden.

21.03 Ecosystemen en landbouw
21.03.01 Opdrachten

Het betreffen hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen. Verder betreffen het opdrachten op het gebied van de landbouw (o.a. het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, certificering).

21.03.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.

21.03.03 Bijdrage aan medeoverheden

In het kader van het beleid voor duurzaam gebruik van biodiversiteit in het landelijk gebied en de versterking van het lokale beleid voor de ondergrond is de betreffende bijdrage geraamd.

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden.

  • De vastlegging van het beschermingsniveau op (pan-)Europees of internationale niveau. Deze afspraken worden zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) en de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, weg en buisleidingen) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze Europese regels.

  • Waar Europese regels ontbreken, maar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels noodzakelijk maakt, het in dialoog met stakeholders zoeken naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij het wetsvoorstel «Basisnet» waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De vorming van Regionale Uitvoeringsdiensten is hierbij van belang.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s, bijvoorbeeld in geval van gentherapie proeven bij patiënten of veldproeven met genetisch gemodificeerde aardappelen. Het verlenen van vergunningen voor defensie inrichtingen waarvoor een strikt geheimhoudingsregime geldt. Hetzelfde geldt voor een beperkt aantal bedrijven (vooralsnog twee) met een verhoogd risico voor de externe veiligheid op de eilanden van Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en deze te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die – bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening – keuzen maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De minister stimuleert:

  • Het dragen van en het invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en overheden onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. Het ontwikkelen van de Risicokaart (in overleg met het ministerie van VenJ) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving.

  • Het in beeld brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij asbest in scholen en met betrekking tot de kwaliteit van het binnenklimaat in woningen, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals elektromagnetische velden.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

Tenslotte is de minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen

Bij de nationale doorwerking van het Europese stoffenbeleid (met name REACH) is het streven om prioritaire stoffen in de leefomgeving beneden een toelaatbaar risiconiveau te brengen en houden. Er wordt gewerkt aan een indicator, die in de loop van 2013 beschikbaar komt en die op dit punt uitdrukking moet geven aan de doorwerking van het Europees stoffenbeleid in Nederland.

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de inzet mede bepaald wordt door de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan welke producten het Europese systeem, mede met Nederlandse inbreng, naar verwachting in 2013 op zal leveren.

Tabel resultaten EU REACH in 2013:

Beoordeelde dossiers (leidend tot besluiten)

400

Stofevaluaties

50

Annex XV dossiers (ingediend en becommentarieerd):

 

– Zeer ernstige zorgstoffen

35

– Restricties

11

– Geharmoniseerde indeling en etikettering

70

Autorisatieaanvragen

30

Beleidswijzigingen

Naar verwachting zal in 2013 het wetsvoorstel Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid van kracht worden. Monitoring van het Basisnet zal dan prioriteit hebben. De VN-verdragen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden tweejaarlijks herzien. Door toenemende betrokkenheid van de Europese Commissie zal de beleidsdiscussie nu ook in Brussel gaan plaatsvinden.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. Voor het beheersen van die risico’s is de inzet om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wetgeving, zoals bijvoorbeeld de REACH-wetgeving (het Europese systeem van regulering van chemische stoffen) en de GGO-regelgeving.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus de komende jaren op de implementatie van Europese regelgeving. Nieuw Europees beleid is te verwachten voor hormoonverstorende stoffen en risico’s van cumulatie van stoffen.

De komende jaren zal nadrukkelijk gewerkt worden aan maatregelen die zowel de «safety-» als de «security-»aspecten van risicovolle activiteiten in samenhang adresseren.

De snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van synthetische biologie en gentherapie maken het noodzakelijk een beleidsvisie en waar nodig (beleids)instrumenten voor de toepassing van deze technieken te ontwikkelen.

Nieuwe Europese regelgeving op het vlak van genetische modificatie zal de komende jaren veel inzet vergen. De Nederlandse inzet zal daarbij gericht zijn op regelgeving die zowel de veiligheid garandeert als ook innovatie bevorderd. Voor bestaande regelgeving op dit vlak wordt gewerkt aan vereenvoudiging en reductie van de administratieve lasten.

Voor het (samen met de Inspectie SZW en de veiligheidsregio’s) beheersen van de risico’s van de bedrijven met de grootste risico’s wordt onder regie van het Interprovinciaal Overleg (IPO) gewerkt aan de vorming een zestal gespecialiseerde Regionale Uitvoeringsdiensten (BRZO-RUD’s). Dit is onderdeel van een bredere professionalisering van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) door overheden. Hieronder valt ook het vaststellen van kwaliteitscriteria en het bundelen van de uitvoering van VTH-taken van provincies en gemeenten in 25–30 RUD’s.

Op het gebied van milieu en gezondheid ligt de komende jaren de focus op signalering van milieu- en gezondheidsrisico’s, instrumentatie en het voorkomen en verminderen van de grootste milieu- en gezondheidsrisico’s die veel aandacht blijven vergen, zoals asbest.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 22 Externe veiligheid en risico's (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

12 122

15 397

41 600

69 011

69 793

Uitgaven

 

17 233

18 185

41 730

69 847

69 793

Waarvan juridisch verplicht

 

94%

       

22.01 Veiligheid chemische stoffen

 

4 136

4 130

5 102

5 085

5 081

22.01.01 Opdrachten

 

3 736

3 730

4 702

4 685

4 681

22.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

 

400

400

400

400

400

22.02 Veiligheid GGO's

 

2 708

3 165

5 130

3 120

3 119

22.02.01 Opdrachten

 

2 608

3 065

5 030

3 020

3 019

22.02.05 Bijdragen aan internationale organisaties

 

100

100

100

100

100

22.03 Externe veiligheid inrichtingen en transport

 

10 389

10 890

31 498

61 642

61 593

22.03.01 Opdrachten

 

6 057

5 771

6 563

6 603

6 593

22.03.02 Subsidies

 

2 000

2 000

2 000

3 000

3 000

22.03.03 Bijdrage aan agentschappen

 

486

486

486

486

486

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

 

1 746

2 533

22 349

51 453

51 414

 

– Bijdragen asbestsanering

     

52

23 923

23 884

 

– Bijdragen programma EV

 

3

10

19 718

19 951

19 951

 

– Overige bijdragen

 

1 743

2 523

2 579

7 579

7 579

22.03.05 Bijdragen aan internationale organisaties

 

100

100

100

100

100

Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De juridisch verplichte uitgaven hebben betrekking op de wettelijke taken inzake het stoffenbeleid/externe veiligheid, de vergunningverlening (veiligheid inrichtingen, GGO’s), het vervoer gevaarlijke stoffen en basisnetten (monitoringsverplichtingen) en op uitgaven in het kader van onder meer de subsidies voor mesothelioom slachtoffers, het uitvoeren van het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en het beheer en onderhoud van risicomodellen voortvloeiende uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het restant heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s Atlas Leefomgeving en Nationale Aanpak Milieu & Gezondheid.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan Agentschap NL en de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden hier opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoeksprogramma elektromagnetische velden (EMV), het Platform EMV en de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van kankerverwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening). Voorts worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie) en voor de ontwikkeling en implementatie van de Atlas Leefomgeving en Risicokaart.

22.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland geeft in het kader van «stoffenbeleid mondiaal» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de internationale strategie chemie en diverse verdragsverplichtingen (Verdrag van Stockholm, Verdrag van Rotterdam).

22.02 Veiligheid GGO’s
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) ten behoeve van het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Ook jaarlijks wordt aan het Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen (Bureau GGO) bij het RIVM een opdracht verstrekt ten behoeve van de vergunningverlening voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen die beoordeeld moeten worden op de risico's voor mens en milieu. Daarnaast worden in dit kader van vergunningverlening opdrachten verstrekt ten behoeve van onderzoek en beleidsontwikkeling toetsingscriteria nieuwe GGO’s.

22.02.05 Bijdrage aan internationale organisaties

Nederland geeft in het kader van het «Biosafety Protocol» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de ratificatie en implementatie van het supplementair protocol aansprakelijkheid en verhaal van GGO’s.

22.03 Externe veiligheid inrichtingen en transport
22.03.01 Opdrachten

Het betreffen hier opdrachten voor vergunningverlening defensie-inrichtingen en BRZO bedrijven, Caribisch Nederland, ontwikkeling en beheer van standaarden ten behoeve van vergunningverlening/toezicht/handhaving, onderzoek en implementatie risicoreductie maatregelen, monitoring vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water, spoor) en uitbreiding en onderhouden Activiteitenbesluit ten behoeve van het realiseren vermindering regeldruk bedrijven.

22.03.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesiothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Betreft de werkzaamheden van Rijkswaterstaat in het kader van de voorbereidingen saneringen basisnet.

22.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdragen aan medeoverheden zijn bedoeld voor het versterken van het externe veiligheidbeleid en de uitvoering daar van bij provincies en gemeenten en de sanering van risicovolle situaties waaronder saneringen die voortvloeien uit onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het programma buisleidingen.

22.03.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Bijdragen aan internationale organisaties voor activiteiten op het vlak van Externe Veiligheid ten aanzien van industriële activiteiten en transport.

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI garandeert als onafhankelijke autoriteit aan Nederland de best beschikbare informatie op het gebied van meteorologie en seismologie als bijdrage aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland, inclusief de openbare lichamen Saba, Sint Eustatius en Bonaire.

Financieren

Rol en Verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT15, ECMWF16, IPCC17 en WMO18.

(Doen) uitvoeren

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap KNMI zoals vastgelegd in de Wet op het KNMI (2002). De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van KNMI-gegevens;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;

  • Het verrichten van meteorologisch en seismologisch onderzoek;

  • Het adviseren van de minister op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen;

  • Het onderhouden van de nationale infrastructuur voor de meteorologie en andere geofysische terreinen,

  • Het ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen, en

  • Andere door Onze Minister aangewezen taken ten aanzien van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba op het terrein van de meteorologie en andere geofysische terreinen.

De minister van BZK is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de minister van EL&I is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet. De rol «uitvoeren» heeft voor beide wetten betrekking op het monitoren (verrichten van waarnemingen) en doen van onderzoek.

Indicatoren en kengetallen
 

Realisatie

Begroot

Indicatoren

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015 e.v.

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,28

– 0,24

– 0,06

ABS1 (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,34

– 0,21

– 0,33

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,18

0,04

– 0,03

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

98,4

99,3

99

> 99

> 99

> 99

> 99

Gereviewde publicaties

89

120

97

> 80

> 80

> 80

> 80

Kengetallen

             

Aantal uitgegeven weeralarmen

3

4

0

       

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

       

Bron: KNMI

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten ten behoeve van de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en anders afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

In het kader van de uitwerking van het regeerakkoord Rutte, wordt met ingang van de Voorjaarsnota 2013 het profijtbeginsel ingevoerd. Dit betekent dat de verschillende opdrachtgevers zullen moeten gaan betalen voor de niet-basistaken van het KNMI.

Om beleidsmatige redenen is ervoor gekozen in deze begroting de doelen inzake klimaat logisch te ordenen over artikel 19 Klimaat en artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie. Derhalve zijn de benamingen weer en klimaat, zoals voorheen gebezigd, gewijzigd in meteorologie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

47 046

50 964

46 030

42 870

44 161

Uitgaven

 

46 310

51 700

45 294

43 606

43 425

waarvan juridisch verplicht

 

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

 

30 396

29 169

28 433

28 323

28 151

23.01.01

Bijdrage aan het agentschap

           
 

Meteorologie

 

28 118

27 000

26 309

26 205

26 050

 

Seismologie

 

1 542

1 433

1 388

1 382

1 365

23.01.02

Bijdrage aan internationale organisatie

           
 

Contributie WMO (HGIS)

 

736

736

736

736

736

23.02

Aardobservatie

 

15 914

22 531

16 861

15 283

15 274

23.02.01

Bijdrage aan het agentschap

           
 

Aardobservatie

 

15 914

22 531

16 861

15 283

15 274

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

Het KNMI levert in ruil voor de bijdragen aan het agentschap de volgende producten:

23.01.01 Bijdrage aan het agentschap

meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Publieke doelgroepspecifieke weerdiensten op het gebied van met name mobiliteit, waterbeheer, milieubeheer, calamiteitenbeheersing, defensie en gezondheid;

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van meteorologische verschijnselen.

seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het kernstopverdrag (CTBT).

23.01.02 Bijdragen aan internationale organisatie: contributie WMO
  • De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan het WMO te voldoen. Deelname aan de activiteiten van het WMO wordt gefinancierd uit HGIS.

23.02 Aardobservatie

Het KNMI levert voor de bijdrage aan het agentschap in de hieronder weergegeven productgroep aardobservatie het volgende product:

Bijdrage aan het agentschap: aardobservatie

  • Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten in Europees verband (EUMETSAT).

Artikel 24 Handhaving en toezicht

Algemene doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rol en Verantwoordelijkheden

De minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De minister van EL&I heeft een medeverantwoordelijkheid voor nucleaire aangelegenheden. De minister van BZK heeft een medeverantwoordelijkheid inzake ruimte, wonen en bouwen. De minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

De taak van de Inspectie Leefomgeving en Transport is er voor te zorgen dat bedrijven, organisaties en overheidsinstanties (de ondertoezichtstaanden) de wet- en regelgeving op het terrein van duurzame leefomgeving en de fysieke veiligheid naleven. Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door haar gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd (administratieve lasten). Zij streeft samenwerking met andere overheidspartners na.

(Doen) uitvoeren

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap Inspectie, Leefomgeving en Transport. De minister van EL&I is medeverantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van nucleaire zaken, de minister van BZK is mede verantwoordelijk op het terrein van ruimte, wonen en bouwen.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Vergunningverlening;

  • toezicht door middel van objectinspecties, bedrijfsinspecties, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • incidentmelding en ongevallenonderzoek.

Een uitgebreidere toelichting op de producten is te vinden in de baten-lastenparagraaf van de Inspectie.

Indicatoren en kengetallen

 

Administratie

Audits

Convenanten

Digitale

Object

Reizigers-

Vergunningen

Domein

controles

   

inspecties

inspecties

klachten

 
               

Risicovolle bedrijven

335

155

7

 

805

 

170

Rail- en wegvervoer (incl. Gevaarlijke stoffen)

1 185

425

59

5 000

18 775

 

1 566

Scheepvaart

100

73

35

 

4 763

 

7 400

Luchtvaart

 

329

30

 

1 005

2 500

15 000

Risicovolle stoffen en producten

1 335

28

   

3 855

   

Water, bodem, bouwen

330

2

3

 

5 905

 

25

Deze aantallen zijn ontleend aan het Meerjarenplan 2012–2016. In het meerjarenplan 2013–2017 dat eind 2012 aan de Kamer wordt gezonden, staat per domein beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende meetbare gegevens ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht

Beleidswijzigingen

Als gevolg van departementale herindeling van taken op het gebied van ruimte, wonen en bouwen zijn de domeinen Water en bodembeheer en Ruimte, wonen en bouwen uit de ontwerpbegroting 2012 in de ontwerpbegroting 2013 geïntegreerd tot één domein: Water, bodem en bouwen.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 24 Handhaving en toezicht (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

136 654

131 188

128 442

127 548

126 205

Uitgaven

 

136 654

131 188

128 442

127 548

126 205

waarvan juridisch verplicht

 

100%

       

24.01

Handhaving en toezicht

 

136 654

131 188

128 442

127 548

126 205

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap

           
 

Risicovolle bedrijven

 

20 088

19 285

18 881

18 750

18 552

 

Rail en wegvervoer

 

28 971

27 812

27 230

27 040

26 755

 

Scheepvaart

 

17 765

17 054

16 697

16 581

16 407

 

Luchtvaart

 

16 262

15 611

15 285

15 178

15 018

 

Risicovolle stoffen en producten

 

34 983

33 584

32 881

32 652

32 309

24.01.06

Bijdrage aan het agentschap:

Water, bodem bouwen

 

18 585

17 842

17 468

17 347

17 164

24.01 Handhaving en toezicht

Toelichting op de financiële instrumenten

De Inspectie levert voor de bijdragen aan het agentschap in de hieronder weergegeven zes domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2013–2016 dat eind 2012 aan de Tweede Kamer wordt gezonden, staat per domein uitgebreid beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.

24.01.01 Bijdrage aan het agentschap: risicovolle bedrijven

Het toezicht richt zich op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen met betrekking tot (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.

Nucleair en straling

De Inspectie oefent toezicht uit op de nucleaire industrie en op alle andere branches waarin radioactieve stoffen en ioniserende straling wordt toegepast.

Veiligheid mens en omgeving

De Inspectie houdt toezicht op inrichtingen van het ministerie van Defensie en enkele andere inrichtingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de vergunningen die daaraan verbonden zijn. Daarnaast houdt zij toezicht op externe veiligheid rondom buisleidingen en de veiligheid rondom genetisch gemodificeerde organismen.

Nationale en Europese verplichtingen

De Inspectie ziet toe op toepassing van nationale normen en wettelijke regels die veelal door de EU zijn vastgesteld. Het toezicht richt zich met name op bedrijven op het gebied van luchtemissies, energie, klimaat en externe veiligheid. Het gaat om ruim 8 000 bedrijven, waaronder raffinaderijen, de chemische industrie, elektriciteitsproducenten, afvalverbrandingsorganisaties, LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en emitterende bedrijven inclusief intensieve veehouderijen.

24.01.02 Bijdrage aan het agentschap: rail en wegvervoer

De Inspectie richt het toezicht op railvervoer op:

  • Infrastructuur en materieel;

  • Bedrijven en keuringsinstanties;

  • Operaties (machinisten, conducteurs, baanwerkers, rangeerders);

  • Veiligheidsmanagement, cultuur en arbeidsomstandigheden.

De Inspectie richt het toezicht bij het wegvervoer op:

  • Bedrijven;

  • Vrachtwagens, bussen en taxi’s;

  • Chauffeurs.

Rail

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de spoorwegwet. De railsector wordt gekenmerkt door drie grote bedrijven: Prorail (infrastructuur), NS (personenvervoer) en DB Schenker (goederenvervoer). De markt voor het goederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, maar het hoofdspoor blijft een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de Inspectie toezichthouder voor interlokale tramlijnen, lightrail en metrosystemen.

Taxi

In de taximarkt is het veiligheidsbesef over het algemeen laag vanwege de lage toetredingsdrempel en de grote concurrentie, vooral in de vier grote steden. Fraude en illegaal taxivervoer komen dan ook voor. De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de rij- en rusttijden. De voornaamste ontwikkeling binnen het taxivervoer betreft de invoering van de Boordcomputer Taxi.

Bus

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de arbeidstijdenwetgeving (ATB-V) en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer met zijn relatief veilige status gaat de Inspectie convenanten afsluiten met goed presterende bedrijven. De Inspectie streeft er naar in 2016 met alle daarvoor in aanmerking komende bedrijven een convenant gesloten te hebben of bezig te zijn met het traject om daartoe te komen.

Goederenvervoer over de weg

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten en overbelading.

Door de enorme omvang van deze sector is het noodzakelijk gericht en selectief toezicht te houden. Veel ondernemers zoeken de grenzen van de regelgeving op vanwege de hoge concurrentiedruk.

24.01.03 Bijdrage aan het agentschap: scheepvaart

Binnenvaart

De taken van de Inspectie op het terrein van de binnenvaart zijn vastgelegd in de Binnenvaartwet, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De Inspectie is primair verantwoordelijk voor de handhaving van de Binnenvaartwet en het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen in de binnenvaart. De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en Rijkswaterstaat. De pleziervaart is een bijzonder terrein. De enige rol van de Inspectie is hier het toezicht op de aanwezigheid van het CE-keurmerk op nieuw verkochte pleziervaartuigen. De naleving van wet- en regelgeving in de binnenvaart blijft achter ten opzichte van de naleving in andere transportdomeinen. Het gaat daarbij met name om de voorschriften ten aanzien van instabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten en vaartijden/bemanningssterkte. Door eigen inspecties, thema acties en controles door handhavingspartners streeft de Inspectie er naar risico’s te beheersen. Daarnaast zet de Inspectie in op handhaving van de Binnenvaartwet en het afsluiten van convenanten met goed presterende bedrijven.

Koopvaardij en Visserij

Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen goed is (tussen de 80 en 95 procent). De Nederlandse koopvaardij scoort beter dan het gemiddelde over alle landen. Nederland is inmiddels ook weer teruggekeerd in de top tien van de best presterende landen. De naleving met name op het terrein van de bemanning in de visserij is een aandachtspunt; de visserij staat bekend als een risicovolle sector.

24.01.04 Bijdrage aan het agentschap: luchtvaart

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf haar ontstaan één van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de Inspectie wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften, met name op het gebied van geluid.

24.01.05 Bijdrage aan het agentschap: risicovolle stoffen en producten

De Inspectie houdt toezicht op:

  • preventie van afval, duurzaam produceren, nuttige toepassing en recycling van afvalstoffen en veilige inzameling en verwerking van (gevaarlijke)afvalstromen. Ondertoezichtstaanden zijn producenten, importeurs, ontdoeners, inzamelaars (inclusief tussenhandelaars), transporteurs, verwerkers en exporteurs van afval;

  • gebruikers, producenten en importeurs van milieugevaarlijke stoffen, preparaten en producten en voorwerpen voor professioneel gebruik;

  • het voorkomen van misbruik (in verband met security), onjuiste handelingen en gebruik van explosiegevaarlijke stoffen.

In het geval van afvalstoffen, (milieu)gevaarlijke stoffen en explosiegevaarlijke stoffen is sprake van een ketenbenadering. De Inspectie neemt voor enkele onderwerpen in dit domein de rol van ketenregisseur op zich. Voor REACH, biociden, en de Wet explosieven civiel gebruik is wettelijk bepaald dat de Inspectie deze rol heeft.

Afval

Bij grensoverschrijdend transport van afval richt de inspectie zich op het voorkomen van illegale import, export en doorvoer van afval; dit behelst ook het retour zenden van illegale afvaltransporten. De Inspectie werkt hierbij samen met politie en douane. De Inspectie voert in 2012 objectinspecties uit naar de naleving van de Ecodesign richtlijn die een beperking van het energieverbruik bij elektrische apparaten beoogt. De Inspectie voert in 2013 administratiecontroles uit naar de realisatie van de hergebruikdoelstellingen van o.a. kunststofverpakkingsafval en elektronica-afval en audits bij producenten en importeurs van verpakkingen naar het verminderen van het gewicht van verpakkingsproducten.

Milieugevaarlijke stoffen

Het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving rondom (milieu) gevaarlijke stoffen is verdeeld over rijk, provincie, waterschappen en gemeenten. De Inspectie is o.a. verantwoordelijk voor het toezicht op de sanering van asbestwegen, het toezicht op het verwijderen van asbest uit objecten en het verbod op het verhandelen van asbest, de industriële toepassingen van biociden en de kwaliteit en samenstelling van brandstoffen. Wat betreft de registratie en autorisatie van chemische stoffen (REACH) en Biociden investeert de Inspectie in de samenwerking met o.a. de AI, VWA, SodM, douane en provincies. Internationaal wordt geparticipeerd in het Europees REACH forum.

De Inspectie voert administratiecontroles uit naar ozonlaagafbrekende stoffen die, ondanks een verbod in de EU-verordening, nog steeds op de markt gebracht, verkocht en uitgestoten worden en naar de naleving van de REACH en biociden regelgeving.

De sanering van de binnen de saneringsregeling vallende asbestwegen wordt afgerond. Er blijft aandacht voor meldingen van asbestwegen die buiten de regeling vallen.

Explosiegevaarlijke stoffen

De Inspectie houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij o.a. producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering.

Bij vuurwerk richt de Inspectie zich enerzijds op het vergroten van de veiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk.

Transport van gevaarlijke stoffen

Het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen is belegd bij de vervoersdomeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart en Luchtvaart en richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de inspectiecapaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.

24.01.06 Bijdrage aan het agentschap: water, bodem en bouwen

Het toezicht op water en bodem richt zich op:

  • Waterkeringbeheerders: toezicht op uitvoering van de Waterwet in relatie tot de primaire waterkeringen;

  • Rijkswaterstaat en door Rijkswaterstaat gecontracteerde aannemers (toezicht en vergunningverlening op de eigen werken van Rijkswaterstaat);

  • Drinkwaterbedrijven, bedrijven met eigen drinkwaterwinning en bedrijven/instellingen met collectieve drinkwaterinstallaties op grond van de Drinkwaterwet;

  • Erkende bodemintermediairs, certificerende instellingen en andere bedrijven die werken met grond, bagger en bouwstoffen, op grond van het Besluit bodemkwaliteit; Provincies en gemeenten (bestuurlijk toezicht op de uitvoering van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming).

Het toezicht voor bouwen, wonen en ruimte is gericht op:

  • correcte CE-labeling op bouwproducten voor producten die onder een productnorm vallen; deze verplichting geldt voor producenten, distributeurs, importeurs en verkopers (ook aannemers) van bouwproducten;

  • het zichtbaar ophangen van energielabels in voor publiek toegankelijke gebouwen indien een label afgegeven is. Hieronder vallen overheidsgebouwen of gebouwen in gebruik door de overheid en gebouwen van particulieren waarin publiek komt;

  • provincies wat betreft borging van rijksbelangen met behulp van de provinciale verordening.

Daarnaast wordt er thema-onderzoek op het gebied van ruimte en bouwen uitgevoerd.

Artikel 25 Brede doeluitkering (BDU)

Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor regionale verkeers- en vervoersvraagstukken.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede doeluitkering (BDU), welke het mogelijk maakt dat er op decentraal niveau maatwerkoplossingen kunnen worden gemaakt voor verkeers- en vervoervraagstukken. De beleidsinhoudelijke beslissingen worden voornamelijk door de mede overheden gemaakt. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en artikel 15 Openbaar vervoer.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 25 Brede doeluitkering (bedragen x € 1 000)
   

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

1 746 573

1 710 174

1 729 220

1 736 774

1 723 249

Uitgaven

 

1 795 605

1 746 573

1 710 174

1 729 220

1 736 774

25 Brede doeluitkering (BDU)

 

1 795 605

1 746 573

1 710 174

1 729 220

1 736 774

25.01 Brede doeluitkering (BDU)

 

1 795 605

1 746 573

1 710 174

1 729 220

1 736 774

25.01 Brede doeluitkering

Toelichting op de financiële instrumenten

25.01 Brede doel Uitkering

Het betreft het verstrekken van een beschikking voor de Brede doeluitkering aan de regionale en lokale overheden. Deze wordt jaarlijks berekend op basis van in de regelgeving BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

Artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheid

De rollen en verantwoordelijkheden voor zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord is terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen.

Voor de indicatoren en kengetallen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Beleidswijzigingen

Met ingang van deze begroting worden de concrete investeringprojecten en programma’s die samenhangen met de doelstellingen zoals genoemd in de Deltawet (Stb. 2011, 604) verantwoord op het Deltafonds. Conform het amendement Lucas worden de uitgaven inzake waterkwaliteit geraamd op hoofdstuk XII in plaats van op het Deltafonds.

Budgettaire gevolgen van beleid art. 26 Bijdrage Investeringsfondsen (bedragen x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

6 761 720

7 670 509

6 700 232

7 064 160

6 979 119

Uitgaven

 

6 761 720

7 670 509

6 700 232

7 064 160

6 979 119

waarvan juridisch verplicht

 

100%

       

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

 

5 879 349

6 608 356

5 640 937

5 877 752

6 039 905

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

 

882 371

1 062 153

1 059 295

1 186 408

939 214

Ontvangsten

           
26.01 Bijdrage aan Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw artikelonderdeel 26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

12

Hoofdwegen

2 466 758

2 890 114

2 100 028

2 381 094

2 353 437

2 233 246

2 867 923

3 282 342

12.01

Verkeersmanagement

22 072

18 733

20 539

20 412

19 700

19 700

19 701

19 700

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

413 384

494 537

350 416

361 701

475 925

472 235

468 503

471 333

12.03

Aanleg

1 189 030

1 413 448

837 668

1 368 219

1 292 562

1 190 652

1 828 544

2 239 198

12.04

GIV/PPS

420 256

566 737

508 980

251 390

188 606

176 441

177 205

178 213

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

422 016

396 659

382 425

379 372

376 644

374 218

373 970

373 898

                   

13

Spoorwegen

2 137 753

2 328 958

2 346 105

2 269 030

2 364 576

2 297 299

1 921 801

1 827 049

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1 324 516

1 236 385

1 236 800

1 111 748

1 210 582

1 221 869

1 130 098

1 284 238

13.03

Aanleg

676 311

956 382

1 101 055

1 092 551

1 096 261

1 023 173

740 467

486 848

13.04

GIV/PPS

118 776

118 041

– 9 900

46 581

39 583

34 107

33 086

37 813

13.07

Rente en aflossing

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

135 983

261 729

153 352

256 606

398 887

355 235

233 456

78 822

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

60 771

104 830

99 343

44 156

235 601

218 604

116 825

39 129

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

30 257

12 750

           

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

44 955

144 149

54 009

212 450

163 286

136 631

116 631

39 693

                   

15

Vaarwegen

814 084

849 647

782 784

730 026

666 502

646 900

630 085

509 499

15.01

Verkeersmanagement

12 770

13 336

11 803

12 652

12 651

12 651

12 651

12 651

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

298 884

284 762

260 627

275 898

190 100

217 125

173 580

215 854

15.03

Aanleg

254 707

317 513

285 507

218 654

242 753

197 684

224 570

61 754

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

247 723

234 036

224 847

222 822

220 998

219 440

219 284

219 240

                   

17

Megaprojecten

51 157

23 407

11 139

3 953

3 019

2 573

1 936

1 846

17.02

Betuweroute

1 699

6 000

6 000

         

17.06

PMR

49 458

17 407

5 139

3 953

3 019

2 573

1 936

1 846

                   

18

Overige uitgaven

273 614

254 501

247 529

237 043

253 484

270 773

382 705

405 625

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

               

18.03

Intermodaal vervoer

3 196

2 000

3 000

         

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

42

42

42

42

42

42

42

42

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

270 376

252 459

244 487

237 001

238 024

237 355

232 502

232 380

18.11

Investeringsruimte

       

15 418

33 376

150 161

173 203

18.12

Reservering beheer, onderhoud en vervanging

               

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

               

TOTAAL

5 879 349

6 608 356

5 640 937

5 877 752

6 039 905

5 806 026

6 037 906

6 105 183

(vervolg) Opbouw artikelonderdeel 26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds (x € 1 000)
   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

12

Hoofdwegen

2 200 462

2 308 124

1 949 571

1 768 654

1 298 333

1 238 570

1 177 854

1 167 362

12.01

Verkeersmanagement

19 701

19 701

19 701

22 290

22 290

22 290

22 290

22 290

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

438 022

523 691

523 692

522 636

522 638

522 636

522 636

534 812

12.03

Aanleg

1 193 710

1 239 224

822 631

675 887

205 970

148 541

146 211

123 543

12.04

GIV/PPS

174 459

150 938

208 977

172 637

172 231

169 899

111 513

111 513

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

374 570

374 570

374 570

375 204

375 204

375 204

375 204

375 204

                   

13

Spoorwegen

1 557 598

1 310 954

1 415 107

1 441 156

1 270 053

1 303 383

1 299 133

1 296 610

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1 167 164

1 166 485

1 166 549

1 185 095

1 120 779

1 175 779

1 175 779

1 175 779

13.03

Aanleg

337 524

92 254

197 088

203 293

58 877

36 739

34 339

47 934

13.04

GIV/PPS

34 760

34 065

33 320

34 618

72 247

72 715

70 865

54 747

13.07

Rente en aflossing

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

18 150

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

143 539

143 500

143 506

0

0

0

0

0

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

143 539

143 500

143 506

         

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

               

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

               
                   

15

Vaarwegen

681 883

646 752

638 396

591 349

704 349

746 849

765 028

510 676

15.01

Verkeersmanagement

12 651

12 651

12 651

12 672

12 672

12 672

12 672

12 672

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

218 056

253 356

277 795

271 826

271 826

274 326

277 011

266 085

15.03

Aanleg

229 774

159 343

126 548

85 074

198 074

238 074

253 568

10 142

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

221 402

221 402

221 402

221 777

221 777

221 777

221 777

221 777

                   

17

Megaprojecten

11 518

0

0

0

0

0

0

0

17.02

Betuweroute

               

17.06

PMR

11 518

             
                   

18

Overige uitgaven

872 346

1 306 593

1 570 084

1 816 117

2 327 213

2 313 431

2 360 186

2 621 422

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

               

18.03

Intermodaal vervoer

               

18.07

Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise

               

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

232 766

232 766

232 766

233 794

233 794

233 794

233 794

233 794

18.11

Investeringsruimte

144 987

579 234

842 725

1 087 730

1 598 826

1 585 044

1 631 799

1 893 035

18.12

Reservering beheer, onderhoud en vervanging

494 593

494 593

494 593

494 593

494 593

494 593

494 593

494 593

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

               

TOTAAL

5 467 346

5 715 923

5 716 664

5 617 274

5 599 948

5 602 233

5 602 201

5 596 070

26.02 Bijdrage aan Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting hoofdstuk XII aan het Deltafonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw artikelonderdeel 26.02 Bijdrage aan het Deltafonds (x € 1 000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1

Investeren in Waterveiligheid

449 023

653 765

641 777

771 385

556 913

436 153

271 228

331 821

1.01

Grote projecten waterveiligheid

281 956

543 275

517 790

574 710

325 382

266 090

84 893

175 627

1.02

Overige aanlegprojecten

155 060

103 947

122 310

195 281

231 181

169 113

184 089

154 946

1.03

Studiekosten

12 007

6 543

1 677

1 394

350

950

2 246

1 248

                   

2

Investeren in zoetwatervoorziening

29 617

4 606

2 187

8 568

8 567

2 142

2 143

2 142

2.02

Ov.waterinvest.zoetwatervoorz.

25 417

2 146

2 146

8 568

8 567

2 142

2 143

2 142

2.03

Studiekosten

4 200

2 460

41

         
                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

156 150

170 376

190 488

187 375

157 756

147 722

147 925

141 551

3.01

Watermanagement

11 794

10 685

11 010

10 263

10 261

10 261

10 261

10 261

3.02

Beheer en Onderhoud

144 356

159 691

179 478

177 112

147 495

137 461

137 664

131 290

                   

5

Netwerkgeb. kosten & ov. uitgaven

247 581

233 406

224 843

219 080

215 978

222 620

222 485

221 145

5.01

Apparaat

198 231

186 152

177 675

172 771

170 590

177 234

177 097

175 757

5.02

Overige uitgaven

49 350

47 254

47 168

46 309

45 388

45 386

45 388

45 388

5.03

Investeringsruimte

               

TOTAAL

882 371

1 062 153

1 059 295

1 186 408

939 214

808 637

643 781

696 659

   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

1

Investeren in Waterveiligheid

614 132

349 054

269 769

236 104

236 104

236 104

236 104

236 022

1.01

Grote projecten waterveiligheid

211 893

             

1.02

Overige aanlegprojecten

402 239

349 054

269 769

236 104

236 104

236 104

236 104

236 022

1.03

Studiekosten

               
                   

2

Investeren in zoetwatervoorziening

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2.02

Ov.waterinvest.zoetwatervoorz.

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2 142

2.03

Studiekosten

               
                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

225 687

234 268

230 268

236 996

236 996

234 496

234 496

241 090

3.01

Watermanagement

10 261

10 261

10 261

10 284

10 284

10 284

10 284

10 284

3.02

Beheer en Onderhoud

215 426

224 007

220 007

226 712

226 712

224 212

224 212

230 806

                   

5

Netwerkgeb. kosten & ov. uitgaven

249 232

258 232

341 260

460 192

459 418

459 707

459 718

459 789

5.01

Apparaat

177 918

177 918

177 918

177 948

177 948

177 948

177 948

177 948

5.02

Overige uitgaven

43 463

43 463

43 463

43 790

43 790

43 790

43 790

43 790

5.03

Investeringsruimte

27 851

36 851

119 879

238 454

237 680

237 969

237 980

238 051

TOTAAL

1 091 193

843 696

843 439

935 434

934 660

932 449

932 460

939 043

2.3 DE NIET-BELEIDSARTIKELEN
Artikel 97 Algemeen departement

Algemene Doestelling

Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.

Beleidswijzigingen

Met ingang van deze begroting wordt de bijdragen aan het Infrastructuurfonds verantwoord op artikel 26.01 en de Brede doeluitkering Verkeer en Vervoer (BDU) op artikel 25.01.

Budgettaire gevolgen van beleid van art. 97 Algemeen departement (in € 1 000)
   

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

8 986 589

21 203

22 886

20 885

20 861

20 845

Uitgaven

 

9 280 003

23 429

22 887

20 886

20 862

20 850

Waarvan juridisch verplicht

   

70%

       

97.01

IenM-brede programmamiddelen

 

24 133

23 429

22 887

20 886

20 862

20 850

97.01.01

Opdrachten

 

15 699

15 726

15 460

14 866

14 843

14 833

 

– Regeringsvliegtuig

 

6 461

6 791

6 372

6 366

6 347

6 343

 

– Overige opdrachten

 

9 238

8 935

9 088

8 500

8 496

8 490

97.01.02

Subsidies

 

7 268

7 077

6 783

5 377

5 383

5 381

 

– Stichting Advisering Bestuursrechtspraak Milieu en Ruiumtelijke Ordening

5 468

5 377

5 383

5 377

5 383

5 381

 

– NWO

 

1 800

1 700

1 400

   

 

97.01.03

Bijdrage aan baten en lastendiensten

 

615

606

607

605

607

607

97.01.04

Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

 

551

20

37

38

29

29

97.02

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

 

7 174 709

0

0

0

0

0

97.02.06

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

 

7 174 709

0

0

0

0

0

97.04

Bijdrage aan BDU

 

2 081 161

0

0

0

0

0

97.04.04

Bijdrage aan BDU

 

2 081 161

0

0

0

0

0

Ontvangsten

 

2 771

2 685

2 685

2 685

2 685

2 685

Budgetflexibiliteit

Het bedrag dat juridisch verplicht is heeft met name betrekking op het Regeringsvliegtuig en subsidies aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) en aan het NWO voor het programma Duurzame Bereikbaarheid Randstad, alsmede enkele onderzoeksprojecten.

Het restant heeft met name betrekking op uitgaven voor grote publiekscampagnes als van A naar Beter en artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid en de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken. Ook uitgaven ten behoeve van het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing behoren tot dit beleidsmatig gebonden deel, voor zover deze niet reeds juridisch zijn verplicht.

97.01.01 Opdrachten

Toelichting op de financiële instrumenten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud en de exploitatie van het Regeringsvliegtuig.

Overige opdrachten

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake grote publiekscampagnes als van A naar Beter, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid en de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, alsmede uitgaven ten behoeve van het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing.

97.01.02 Subsidies

StAB

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

Onderzoeksprogramma Duurzame Bereikbaarheid Randstad

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM in samenwerking met EL&I verstrekt aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het onderzoeksprogramma Duurzame bereikbaarheid Randstad voor de periode 2008 tot en met 2014 (totaal € 9 miljoen tot maximaal € 9,5 miljoen)

97.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Rijkswaterstaat voor de capaciteitsinzet in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

97.01.04 Bijdragen aan internationale organisaties en medeoverheden

Verzameluitkering

Onder verzameluitkering zijn alle financieel geringe bedragen (kleiner dan 10 miljoen euro) aan medeoverheden opgenomen. Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk zonder de administratieve lastendruk te laten toenemen (zie ook Tweede Kamer 2007–2008, 31 327; Stb. 2008, 312)

De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering.

97.09 Ontvangsten

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd die IenM ontvangt inzake het Inspraakpunt, Regeringsvliegtuig en DGB.

Artikel 98 Apparaat Kerndepartement

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Apparaatsuitgaven Kerndepartement

Budgettaire gevolgen van artikel 98 Apparaat van het kerndepartement (x € 1 000)

Apparaat Departement 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen 

 

372 043

349 429

327 097

295 931

320 742

305 028

Uitgaven 

 

384 531

350 087

324 434

307 662

322 108

304 073

Personele uitgaven 

 

234 989

206 897

186 669

173 270

168 814

168 897

– waarvan eigen personeel1 

 

218 574

196 540

176 840

165 261

161 268

161 369

– waarvan externe inhuur 

 

16 415

10 357

9 829

8 009

7 546

7 528

Materiële uitgaven 

 

149 542

143 190

137 756

134 392

153 294

135 176

– waarvan ICT 

 

42 420

37 718

35 418

33 299

32 688

32 293

– waarvan bijdrage aan SSO's 

 

54 838

52 070

42 496

42 009

57 822

37 682

Ontvangsten 

 

6 698

2 434

2 434

2 434

2 434

2 434

X Noot
1

Postactieven maken in de ontwerpbegroting van 2013 van IenM onderdeel uit van de reeks «eigen personeel». Vanaf de begroting 2014 zal deze reeks hiervoor worden gecorrigeerd opdat de reeks «eigen personeel» conform de VB definities wordt ingevuld.

Personele uitgaven

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel en de externe inhuur voor het kerndepartement. Onder personele uitgaven vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie en de postactieven. Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting. Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke. Onder postactieven wordt verstaan alle uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft materieeluitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksgebouwendienst. De hogere uitgaven bijdragen aan SSO’s in 2016 worden veroorzaakt door een eenmalige bijdrage van het ministerie van Financiën aan het ministerie van IenM als gevolg van gemaakte afspraken in het kader van het Masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Deze bijdrage is reeds bij voorjaarsnota 2012 verwerkt.

Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)

Totaal apparaat Bestuurskern

350 087

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

38 519

Directoraat-Generaal Milieu en Internationale Coördinatie

30 199

Directoraat-Generaal Ruimte en Water

34 530

Beleids- en Bestuursondersteuning

44 813

Financiën en Bedrijfsvoering

175 072

Planbureau voor de Leefomgeving

26 954

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2013. In de Deltawet die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, is in art. 7.22.d – lid 6 opgenomen dat «Ten laste van het deltafonds komen tevens uitgaven ten behoeve van het bureau ter ondersteuning van de werkzaamheden van de deltacommissaris, de huisvestingskosten van het bureau en verdere aan de taakvervulling van de deltacommissaris verbonden uitgaven». Deze kosten worden begroot en verantwoord op artikel 5 van het Deltafonds.

Apparaatskosten agentschappen en ZBO's/RWT's

IenM is verantwoordelijk voor vier agentschappen: de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. De apparaatskosten en ontvangsten worden verder uitgesplitst en toegelicht in de agentschapsparagraven.

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatskosten agentschappen

1 096 110

1 254 535

1 206 043

1 143 965

1 093 588

1 072 332

1 064 716

ILT

1

151 228

142 791

139 138

132 859

131 965

130 622

KNMI

57 522

59 372

61 678

67 068

60 662

58 974

58 793

NEA

6 650

7 265

7 010

7 001

6 061

6 015

5 967

RWS

1 031 938

1 036 572

994 467

930 664

893 912

875 284

869 243

X Noot
1

De ILT bestaat sinds 2012

De apparaatskosten van de begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s betreffen kosten die zijn gelieerd aan de rijksbijdrage die door het departement wordt verstrekt. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenM zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Budgettaire gevolgen (x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's 

344 167

       

ProRail

325 175

       

Kadaster

13 592

       

StAB

5 400

       
Artikel 99 Nominaal en onvoorzien

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon-en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid van art. 99 Nominaal en onvoorzien (in € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

0

176 758

157 181

166 847

152 843

166 203

153 290

Uitgaven

0

176 758

157 181

164 847

152 843

166 203

153 290

3. DE AGENTSCHAPPEN
Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij Infrastructuur en Milieu belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.

De doelstelling van de inspectie is het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

De inspectie onderhoudt en versterkt de bereidheid tot naleving van verplichtingen vanuit een rechtskader waarbij rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en rechtmatigheid de leidende beginselen zijn. Een dienstverlenende houding en respect voor ondertoezichtstaanden en passagiers zijn bepalend bij haar optreden.

Producten en diensten

De producten en diensten van de Inspectie betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

1. Vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aan wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de inspectie één of meer vergunningen of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. Toezicht

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing.

Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De inspectie kent de volgende vormen:

  • objectinspecties;

  • administratie controles;

  • audits;

  • convenanten;

  • digitale inspecties.

Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de ondertoezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden gesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, bedrijfsinspecties, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.

3. Incidentmelding en ongevallenonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen, soms geheel (luchtvaart) opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In die gevallen levert de inspectie expertise en deskundigen. In de scheepvaart en het railvervoer heeft de inspectie een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Op de weg ligt de taak bij de politie. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en moeten gecoördineerd worden aangepakt. Crisismanagement is geen toezichtstaak, maar de (systeem)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak is belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten. Jaarlijks komen ongeveer 400 incidentmeldingen binnen bij de inspectie, waarvan een aantal follow-up krijgen. Daarnaast is 30 tot 45 keer per jaar sprake van een crisis waarbij de inzet van crisismanagement noodzakelijk is. Daarnaast vinden jaarlijks circa 30 oefeningen en preparaties op calamiteiten plaats.

De begroting van baten en lasten

INSPECTIE LEEFOMGEVING EN TRANSPORT

Begroting van baten en lasten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

             

BATEN

           

opbrengst IenM

151 891

136 654

131 188

128 442

127 548

126 205

opbrengst derden

8 382

8 382

8 382

8 382

8 382

8 382

rentebaten

200

200

200

200

200

200

             

Totaal baten

160 473

145 236

139 770

137 024

136 130

134 787

             

LASTEN

           

apparaatskosten

151 228

142 791

139 138

132 859

131 965

130 622

* personele kosten

102 434

100 978

98 006

95 384

94 833

94 324

waarvan eigen personeel

97 912

96 472

93 574

91 016

90 483

89 991

waarvan inhuur

4 522

4 505

4 432

4 368

4 351

4 334

* materiële kosten

48 794

41 814

41 132

37 475

37 132

36 297

waarvan apparaat ICT

13 625

14 411

15 114

14 973

14 875

14 840

waarvan bijdrage aan SSO's

12 611

13 397

14 100

13 959

13 861

13 826

rentelasten

150

150

150

150

150

150

afschrijvingskosten

4 015

4 015

4 015

4 015

4 015

4 015

* materieel

1 720

1 720

1 720

1 720

1 720

1 720

waarvan ICT

430

430

430

430

430

430

* immaterieel

2 295

2 295

2 295

2 295

2 295

2 295

             

totaal lasten

155 393

146 956

143 303

137 024

136 130

134 787

             

saldo van baten en lasten

5 080

– 1 720

– 3 533

0

0

0

Toelichting

Algemeen

De fusie van de VROM-Inspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat resulteerde in een samenvoeging van de meerjarig beschikbare budgetten van beide organisaties. Het lastenkader van de Inspectie Leefomgeving en Transport volgt een ander ritme dan de beschikbare budgetten. Het geraamde positieve saldo van baten en lasten zal ultimo 2012 worden toegevoegd aan het eigen vermogen van het agentschap. Het eigen vermogen van ILT dient als buffer voor het opvangen van fluctuaties in de financiering in de jaren 2013–2014.

Baten

Opbrengst IenM

De opbrengst IenM is een vergoeding voor de productgroep handhaving (toezicht) en incidentafhandeling.

Opbrengst derden

De opbrengsten derden zijn de doorberekende kosten aan de afnemers van de productgroep vergunningen. Daarnaast bestaat deze post voor circa € 0,9 miljoen uit opbrengsten die wettelijk zijn opgelegd aan bedrijven die met nucleair materiaal werken.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Personele kosten
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Aantal FTE's

1 149

1 137

1 102

1 072

1 066

1 060

Eigen personeelskosten

97 912

96 472

93 574

91 016

90 483

89 991

Inhuur

4 522

4 505

4 432

4 368

4 351

4 334

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen, communicatie, et cetera. In huisvestingsbudgetten zijn de gevolgen van de taakstelling Rutte verwerkt, daarbij is de norm van 0,7 werkplek per FTE gehanteerd.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (in € 1 000) ILT
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Rekening courant RHB 1

65 373

54 373

39 773

28 973

20 173

13 373

januari 2012 + stand deposito-rekening

         

2. Totaal operationele kasstroom

– 8 000

– 10 000

– 6 000

– 4 000

– 2 000

– 1 000

3a. totaal investeringen (–/–)

4 600

4 600

4 800

4 800

4 800

4 800

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

0

0

0

3. Totaal investeringskasstroom

– 4 600

– 4 600

– 4 800

– 4 800

– 4 800

– 4 800

             

4a. eenmalige uitkering aan

0

0

0

0

0

0

moederdepartement (–/–)

           

4b. eenmalige storting door het

0

0

0

0

0

0

moederdepartement (+)

           

4c. aflossingen op leningen (–/–)

– 3 000

– 4 600

– 4 800

– 4 800

– 4 800

– 4 800

4d. beroep op leenfaciliteit(+)

4 600

4 600

4 800

4 800

4 800

4 800

             

4. Totaal financieringskasstroom

1 600

0

0

0

0

0

             

5. Rekening courant RHB 31

54 373

39 773

28 973

20 173

13 373

7 573

december 2012 + stand deposito-rekening (=1+2+3+4)

     

(Maximale roodstand € 0,5 mln.)

           

Toelichting

Operationele kasstroom

De verwachting is dat de gereserveerde middelen voor het project Boordcomputer Taxi (BCT) vanaf 2012 tot betaling komen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in computersystemen en software (zelf ontwikkeld en licenties) en het wagenpark.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen in 2011.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

             

1. Kostprijzen per product (groep)

         

– Handhaving

147 893

139 456

135 803

129 524

128 630

127 287

– Vergunningverlening

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

2. Tarieven/uur

           

– Handhaving

120

120

120

120

120

120

– Vergunningverlening

110

110

110

110

110

110

3. Omzet per productgroep (pxq)

           

– Handhaving

152 973

137 736

132 270

129 524

128 630

127 287

– Vergunningverlening

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

             

4. FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1 149

1 137

1 102

1 072

1 066

1 060

             

5. Saldo van baten en lasten (%)

3,3%

– 1,2%

– 2,5%

0,0%

0,0%

0,0%

             

6. Kwaliteitsindicator 1: Binnen norm doorlooptijd vergunningen

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

< 60 sec.

             

Omschrijving Specifiek Deel Inspectiediensten

     
             

8. Kostprijs/product:

           

Inspectie

152 973

137 736

132 270

129 524

128 630

127 287

Vergunningverlening

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

7 500

Monsterafname

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

             

9. Kwaliteit Handhaving:

           

Klachten

25

25

25

25

25

25

Waarvan afgerond binnen wettelijke

         

termijn

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Toelichting

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de Inspectie Leefomgeving en Transport en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012.

Het aantal fte’s in de organisatie is gebaseerd op de formele formatie.

De kwaliteitsindicatoren zijn indicatief opgenomen. De overdracht van een groot deel van de vergunningverlening heeft geleid tot verschuivingen binnen de organisatie. De doorlooptijd van de niet overgedragen vergunningen moet opnieuw vastgesteld.

De indicator 9. heeft betrekking op het aantal ontvangen klachten. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, c.q.. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «afgerond binnen wettelijke termijn. »Conform de AWB moeten deze klachten binnen zes weken in behandeling worden genomen. De inspectie verwacht voor 95 procent van het aantal klachten aan deze norm te voldoen.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Introductie

De werkzaamheden van het KNMI zijn gericht op de algemene doelstelling van het KNMI: bijdragen aan de veiligheid, de economie en een duurzaam milieu in en van Nederland met informatie, kennis en data op het gebied van meteorologie en seismologie.

De KNMI richt zich op de publieke taken. Deze taken zijn vastgelegd in de Wet op het KNMI, die op 1 maart 2002 in werking is getreden. De daarbij behorende Ministeriële regeling is op 5 juli 2002 in werking getreden.

Producten en diensten

Om de bovengenoemde algemene beleidsdoelstelling te bereiken levert het KNMI voortdurend informatie, kennis en data op het gebied van meteorologie en seismologie. Deze worden permanent «up to date» gehouden volgens de modernste inzichten van wetenschap en techniek. Informatie, kennis en data moeten ook effectief op de plaatsen terechtkomen waar ze daadwerkelijk nodig zijn: bij burgers, brandweer, politie, water- en wegbeheerders, luchtvaartautoriteiten, bedrijven, beleidsmakers en rampenbestrijders. Daarbij spelen ook de particuliere weerbureaus en de media een belangrijke rol.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden.

Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in het beleidsartikel 23.

De begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten (x € 1 000) van het agentschap KNMI
 

Realisatie 2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Baten

             

opbrengst IenM

39 488

43 230

45 574

50 964

44 558

42 870

42 689

opbrengst overige departementen

1 099

1 288

1 288

1 288

1 288

1 288

1 288

opbrengst derden

18 082

18 520

18 520

18 520

18 520

18 520

18 520

rentebaten

115

25

25

25

25

25

25

vrijval voorzieningen

77

           

Totaal baten

58 860

63 063

65 407

70 797

64 391

62 703

62 522

               

Lasten

             

apparaatskosten

             

– personele kosten

33 206

29 328

28 856

27 617

26 901

26 754

26 597

* waarvan eigen personeel

31 790

28 916

28 444

27 205

26 489

26 342

26 185

* waarvan externe inhuur

1 416

412

412

412

412

412

412

– materiele kosten

24 316

30 044

32 822

39 451

33 761

32 220

32 196

* waarvan apparaat ICT

 

2 391

2 391

2 391

2 391

2 391

2 391

* waarvan bijdrage aan SSO's

             

rentelasten

210

242

280

280

280

280

280

afschrijvingskosten

             

– materieel

2 318

3 449

3 449

3 449

3 449

3 449

3 449

* waarvan ICT

 

1 986

1 986

1 986

1 986

1 986

1 986

– immaterieel

             

Totaal lasten

60 050

63 063

65 407

70 797

64 391

62 703

62 522

               

Saldo van baten en lasten

– 1 190

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Opbrengst IenM

De opbrengst IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie.

Bedragen x € 1 000

 

Realisatie 2011

Begroot 2012

Begroot 2013

Meteorologie

28 852

30 095

28 118

Seismologie

1 509

1 406

1 542

Aardobservatie

9 127

11 729

15 914

Totaal

39 488

43 230

45 574

De opbrengst Meteorologie 2012 is inclusief een bedrag van € 1,662 miljoen dat in voorgaande jaren reeds is ontvangen.

Opbrengst derden en overige departementen

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie 2011

Begroot 2012

Begroot 2013

Opbrengsten luchtvaart

9 428

9 621

9 421

Projecten extern gefinancierd

7 755

8 158

8 158

Dataverstrekkingen en licenties

599

660

780

Overige opbrengsten

1 398

1 369

1 449

Totaal opbrengst derden

19 180

19 808

19 808

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data. De overige opbrengsten zijn grotendeels bijdragen van het Ministerie van Defensie voor onderhoud en Rijkswaterstaat voor het leveren van meteorologische diensten.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie

Begroot

         

Personeel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Aantal fte's

403

381

375

358

348

346

343

Eigen personeelskosten

31 790

28 916

28 444

27 205

26 489

26 342

26 185

Inhuur

1 416

412

412

412

412

412

412

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie etc. In de huisvestingsbudgetten zijn de gevolgen van de taakstelling Rutte verwerkt, daarbij is de norm van 0,7 werkplek per FTE gehanteerd.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (in € 1 000) van het agentschap KNMI
   

realisatie 2011*

2012*

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2012

             
 

+ stand deposito rekening

13 349

13 942

14 960

15 877

16 718

17 162

17 771

                 

2.

Totaal operationele kasstroom

701

3 161

3 298

3 449

3 449

3 449

3 449

                 

3a.

totaal investeringen (–/–)

– 9 494

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

3b.

totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

100

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 9 394

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

                 

4a.

eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

0

0

0

4b.

eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

4c.

aflossingen op leningen (–/–)

– 1 814

– 2 143

– 2 381

– 2 608

– 3 005

– 2 840

– 3 290

4d.

beroep op leenfaciliteit (+)

5 100

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

4.

Totaal financieringskasstroom

3 286

857

619

392

– 5

160

– 290

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december 2012

           
 

+ stand deposito rekening (=1+2+3+4)

13 942

14 960

15 877

16 718

17 162

17 771

17 930

*

(maximale roodstand € 0,5 mln.)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen. In verband met de ontwikkelingen rond vraagsturing is de toekomstige investeringsomvang moeilijk in te schatten. Voorlopig is de ruimte om te investeren op een niveau van € 3 miljoen per jaar gesteld.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen in 2013.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kostprijzen per product (groep)

           

– percentage overhead1

106%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

– fte's overhead2

97

100

98

94

91

91

91

               

Tarieven/uur3

112

100

98

100

102

102

102

               

Omzet per productgroep

             

– Meteorologie

51 661

49 647

49 469

48 242

47 505

47 395

44 511

– Seismologie

1 897

1 405

1 542

1 433

1 388

1 382

1 365

– Aardobservatie

9 370

11 729

15 914

22 531

16 861

15 283

15 283

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

403

381

375

358

348

346

343

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 2%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Algemene weersverwachtingen en adviezen

         

– afwijking min.temperatuur (°C)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Luchtvaartverwachtingen

             

– tijdigheid TAF1 Schiphol (%)

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

X Noot
1

Geindexeerd: 2012:100

X Noot
2

De fte’s overhead en de omzetten per productgroep dalen als gevolg van het invullen van de bezuinigingen van het kabinet Rutte I.

X Noot
3

Het tarief per uur daalt in 2012 omdat er in dat jaar enkele incidentele materiële kostenposten wegvallen.

Indien in de begroting van baten en lasten, de lasten voor aardobservatie en het Nationaal Modellen en Data Centrum (NMDC, een specifiek project in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst) niet worden meegeteld, nemen de totale kosten jaarlijks af. Bij een gelijkblijvend productieniveau impliceert dit een stijging van de doelmatigheid.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Introductie

De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ondersteunt de uitvoering van emissiehandel en toetst als onafhankelijk toezichthouder de naleving van de regels. De NEa doet dat op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft. Op deze wijze wil de NEa emissiehandel betrouwbaar en vertrouwd maken. Vanaf begin 2011 is de NEa ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit en voor de toetsing van de naleving van de regels op dat terrein.

Producten en diensten

Het bestuur van de NEa is per 1 januari 2012 een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa vallen met ingang van dat moment onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig het ZBO zal zijn. Het gaat daarbij, waar het emissiehandel betreft, om een drietal hoofdtaken: verlenen en actualiseren van emissievergunningen, beheren van de CO2- en NOx- registers en toezicht en handhaving van de wetgeving. In de loop van 2012 zal nader in beeld gebracht worden op welke wijze de NEa de hoofdtaken op het gebied van biobrandstoffen zal gaan invullen.

De begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten (x € 1 000) van het agentschap Nea
 

Realisatie 2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Baten

             

opbrengst IenM

7 040

7 815

7 459

7 437

6 485

6 427

5 967

opbrengst derden

23

           

rentebaten

1

           

Totaal baten

7 064

7 815

7 459

7 437

6 485

6 427

5 967

               

Lasten

             

apparaatskosten:

             

– personele kosten

4 653

5 085

4 972

4 737

4 627

4 623

4 622

* waarvan eigen personeel

3 804

3 741

3 671

3 708

3 745

3 783

3 820

* waarvan externe inhuur

849

1 344

1 301

1 029

882

840

802

– materiële kosten

1 997

2 180

2 038

2 264

1 434

1 392

1 345

* waarvan apparaat ICT

1 094

953

811

807

803

799

795

* waarvan bijdrage aan SSO’s

             

rentelasten

 

69

48

36

24

12

0

afschrijvingskosten:

             

– materieel

11

1

1

0

0

0

0

* waarvan ICT

             

– immaterieel

480

400

400

400

400

0

bijzondere lasten

             

Totaal lasten

6 661

7 815

7 459

7 437

6 485

6 427

5 967

               

Saldo van baten en lasten

403

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Opbrengst IenM

De opbrengst van IenM betreft een vergoeding die voortkomt uit de opdracht van de directie Klimaat, Lucht en Geluid (KLG). In de opbrengst van 2013 zijn ook de werkzaamheden voor de projecten Validatie en Biobrandstoffen opgenomen. De definitieve opbrengst hangt af van de nog vast te stellen kostprijzen en de te leveren producten en diensten. Doordat de Europese wet- en regelgeving voor CO2-emissiehandel nog voortdurend verandert, is het moeilijk om het aantal producten in de toekomst goed in te schatten. De kostprijzen van de producten zullen kostendekkend worden vastgesteld want de NEa heeft geen winstoogmerk. In het overzicht doelmatigheidsindicatoren staan de baten naar productgroep gespecificeerd.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Personeel

Realisatie 2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

               

Aantal fte’s

38,1

43

43

43

43

43

43

               

Eigen personeelskosten (x € 1 000)

3 804

3 741

3 671

3 708

3 745

3 783

3 820

Inhuur (x € 1 000)

849

1 344

1 301

1 029

882

840

802

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie etc.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (in € 1 000) van het agentschap NEa
 

Realisatie 2011*

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Rekening-courant RHB 1 januari

             

+ stand deposito rekening

1 353

3 468

2 469

2 469

2 469

2 469

2 469

 

 

 

         

2. Totaal operationele kasstroom

2 068

481

400

400

400

400

0

 

 

 

         

3a. totaal investeringen (–/–)

– 953

– 2 000

         

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

             

3. Totaal investeringskasstroom

– 953

– 2 000

0

0

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (–/–)

             

4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)

             

4c. aflossingen op leningen (–/–)

 

– 480

– 400

– 400

– 400

– 400

 

4d. beroep op leenfaciliteit (+)

1 000

 1 000

0

0

0

0

 

4. Totaal financieringskasstroom

1 000

520

– 400

– 400

– 400

– 400

0

               

5. Rekening courant RHB 31 december

+ stand deposito rekening (=1+2+3+4)

3 468

2 469

2 469

2 469

2 469

2 469

2 469

* (maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen.

Investeringskasstroom

In 2013 worden er geen investeringen verwacht..

Financieringskasstroom

In 2013 zal er geen beroep gedaan worden op de leenfaciliteit. De raming van de aflossingen is gebaseerd op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

Doelmatigheidsindicatoren

In het algemeen kan worden gesteld dat de NEa op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel binnen Nederland vervult. De doelmatigheidsindicatoren in onderstaande tabel laten de komende jaren verbeteringen zien ten opzichte van voorgaande jaren.

Doelmatigheidsindicatoren
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kostprijzen per product (x € 1):

             

Vergunningaanvragen (per vergunning)

3 716

3 660

3 550

3 444

3 340

3 240

3 143

Onderhoud dossier (per dossier)

722

711

690

669

649

629

611

Audits (per audit)

7 131

7 024

6 813

6 609

6 411

6 218

6 032

Ad hoc onderzoeken (per onderzoek)

6 814

6 712

6 511

6 315

6 126

5 942

5 764

Afsluiten handelsjaar (per emissiejaarverslag)

430

424

411

399

387

375

364

Infodesk (per vraag)

140

138

134

130

126

122

119

Registeradministratie (per gemiddelde rekening in beheer)

610

601

583

565

549

532

516

               

Tarieven per uur (x € 1):

             

Laag

85

84

83

82

81

80

79

Midden

95

94

93

92

91

90

89

Hoog

116

115

114

113

112

111

110

               

FTE totaal (excl. externe inhuur en biobrandstoffen)

38,1

43

43

43

43

43

43

               

Omzet per productgroep (x € 1 000)

             

Vergunningaanvragen (p*q)

63

91

60

59

57

55

53

Onderhoud dossier (p*q)

334

359

319

309

300

291

282

Validatie en toewijzing rechten luchtvaart

 

81

79

75

74

73

72

Audits (p*q)

849

1 004

818

793

769

746

724

Ad hoc onderzoeken (p*q)

368

470

352

341

331

321

311

Diepte- en themaonderzoeken

145

160

155

150

146

141

137

Handhaving

190

209

203

197

191

185

180

Bezwaren en beroepen

72

83

81

79

76

74

72

Afsluiten handelsjaar (p*q)

215

212

206

199

193

188

182

Infodesk (p*q)

358

325

342

332

322

312

303

Registeradministratie (p*q)

580

571

554

537

521

505

490

Registeronderhoud

974

959

940

921

903

885

867

Rekeningbeheer overheid

 

88

85

82

80

78

75

Fraudebestrijding

139

43

250

250

250

250

250

Voorbereiding nieuwe regelgeving en beleidsafstemming

255

350

340

330

320

310

301

Toewijzing rechten nieuwkomers

21

96

72

68

65

62

59

Overige producten/diensten (vanaf 2015 incl. biobrandstoffen)

297

132

132

132

1 200

1 200

1 200

Projecten

2 180

2 582

2 471

2 583

687

751

409

Totaal

7 040

7 815

7 459

7 437

6 485

6 427

5 967

               

Saldo van baten en lasten (%)

5,82

0

0

0

0

0

0

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Validatie& vergunningen

             

% vergunningen verleend binnen wettelijke termijn

100%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

% meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn

100%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

Aantal bedrijven met een vergunning

463

500

463

463

463

463

463

               

Registratie Emissiehandel

             

Register CO2 online

99,30%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

Register NOx online

99,90%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

>99%

               

Toezicht en handhaving

             

Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven gebaseerd op RGT en Nieuwkomers

113

87

77

77

62

70

70

Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven gebaseerd op een steekproef

6

30

30

30

30

30

30

Aantal uitgevoerde ad hoc onderzoeken bij bedrijven

54

80

54

54

54

54

54

Aantal uitgevoerde thema onderzoeken

1

4

4

4

4

4

4

               

Algemeen

             

Aantal gegronde klachten over uitoefening taken

0

<3

<3

<3

<3

<3%

<3%

Aantal ongegronde klachten over uitoefening taken

0

<2

<2

<2

<2

<2

<2

% klachten afgerond binnen wettelijke termijn

Nvt

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Tevreden belanghebbenden

>65%

>65%

>68%

>69%

>70%

>70%

Ontevreden belanghebbenden

<10%

<10%

<10%

<10%

<10%

<10%

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

65%

>58%

>60%

>62%

>64%

>65%

>65%

Toelichting

% meldingen en vergunningen

Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.

Registers CO2 en NOx online

Met deze percentages wordt de beschikbaarheid van beide registers weergegeven.

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis.

Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu die, in opdracht van de minister en de staatssecretaris van IenM de nationale infrastructurele netwerken in Nederland aanlegt, beheert en ontwikkelt.

Rijkswaterstaat werkt aan:

  • droge voeten;

  • voldoende en schoon water;

  • vlot en veilig verkeer over water en weg;

  • bruikbare en betrouwbare informatie.

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. Rijkswaterstaat fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleids-Directoraten-Generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn) beleidsdoelstellingen en kaders welke door Infrastructuur en Milieu worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de begroting van Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

Rijkswaterstaat treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuur-netwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realiseerder van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. Rijkswaterstaat voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van instrumenten en objecten, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud & ontwikkeling: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem. Dit product voegt dus kwaliteit toe aan het netwerk.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

De begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten (x € 1 000) van RWS
 

Realisatie 2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Baten

             

opbrengst IenM

2 197 097

2 007 613

2 049 517

1 913 117

1 782 746

1 815 391

1 896 484

nog uit te voeren werkzaamheden

 

93 793

         

opbrengst overige departementen

38 556

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

opbrengst derden

143 116

81 504

81 504

81 504

81 504

81 504

81 504

rentebaten

1 838

800

800

800

800

800

800

Vrijval uit voorzieningen

             

bijzondere baten

4 608

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

Totaal baten

2 385 215

2 223 710

2 171 821

2 035 421

1 905 050

1 937 695

2 018 788

               

Lasten

             

apparaatskosten

1 031 938

1 036 572

994 467

930 664

893 912

875 284

869 243

– personele kosten

754 745

738 665

711 330

664 881

637 123

628 265

621 728

* waarvan eigen personeel

696 244

692 827

666 366

622 770

598 053

593 289

588 001

* waarvan externe inhuur

58 501

45 838

44 964

42 111

39 070

34 976

33 727

– materiële kosten

277 193

297 907

283 137

265 783

256 789

247 019

247 516

* waarvan apparaat ICT

 

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

30 000

* waarvan bijdrage aan SSO's

           

Onderhoud

1 246 209

1 108 896

1 099 112

1 026 515

932 896

984 169

1 071 303

rentelasten

8 714

8 748

8 748

8 748

8 748

8 748

8 748

afschrijvingskosten

53 331

53 994

53 994

53 994

53 994

53 994

53 994

– materieel

51 547

52 019

52 019

52 019

52 019

52 019

52 019

waarvan ICT

 

10 500

10 500

10 500

10 500

10 500

10 500

– immaterieel

1 784

1 975

1 975

1 975

1 975

1 975

1 975

Overige kosten

3 919

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

1 479

           

– bijzondere lasten

2 440

           

Totaal lasten

2 344 111

2 208 210

2 156 321

2 019 921

1 889 350

1 922 195

2 003 288

               

Saldo van baten en lasten

41 104

15 500

15 500

15 500

15 500

15 500

15 500

               

Dotatie aan reserve Rijksrederij

15 185

15 500

15 500

15 500

15 500

15 500

15 500

               

Nog te verdelen resultaat

25 919

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Opbrengst IenM

De opbrengst IenM betreft de omzet uit hoofde van activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die Rijkswaterstaat verricht voor IenM. De opbrengst IenM is onder andere een vergoeding voor:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van Rijkswaterstaat die verband houden met de aanleg, verkeers- & watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die Rijkswaterstaat levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken.

Met name als gevolg van schommelingen in de beschikbaarheid van middelen voor beheer en onderhoud door de jaren heen, fluctueert de post Opbrengst Moederdepartement.

Specificatie opbrengst IenM (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Hoofdwatersystemen

388 660

379 288

371 181

357 088

343 499

340 110

Hoofdwegen

820 181

836 879

765 797

692 747

765 470

877 140

Hoofdvaarwegen

468 770

518 624

480 852

447 714

432 131

404 728

Megaprojecten niet verkeer en vervoer

18 388

18 693

18 159

16 333

13 011

12 203

Kennis en expertise

27 001

25 657

24 669

24 377

24 279

24 279

Netwerkoverstijgende kosten

284 613

270 376

252 459

244 487

237 001

238 024

Totaal

2 007 613

2 049 517

1 913 117

1 782 746

1 815 391

1 896 484

Nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreft enerzijds middelen die RWS reeds in 2011 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2011, maar waarvan de uitvoering is doorgeschoven naar 2012 (€ 94 mln.).

Opbrengst derden

Deze opbrengsten hebben betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden.

Specificatie opbrengst derden (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Schaderijdingen/schadevaringen

21 000

21 000

21 000

21 000

21 000

21 000

Vergunningen WVO

22 500

22 500

22 500

22 500

22 500

22 500

Vergoeding provincies etc.

38 004

38 004

38 004

38 004

38 004

38 004

Totaal

81 504

81 504

81 504

81 504

81 504

81 504

Lasten

Personele kosten

Specifieke personele kosten
 

2012

2013

2014

2014

2015

2016

Aantal fte's

9 064

8 754

8 254

7 979

7 904

7 854

             

eigen personeelskosten

692 827

666 366

622 770

598 053

593 289

588 001

inhuur

45 838

44 964

42 111

39 070

34 976

33 727

 

738 665

711 330

664 881

637 123

628 265

621 728

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie. De taakstelling wordt onder meer ingevuld met een reductie van het aantal werkplekken per FTE. Daarbij is financieel rekening gehouden dat wordt toegewerkt naar de norm van 0,7 werkplek per FTE.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur. Deze post fluctueert als gevolg van schommelingen in de beschikbaarheid van middelen voor het uitvoeren van beheer en onderhoud.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht (x € 1 000) van RWS
   

realisatie 2011*

2012*

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2012+ stand depositorekening

424 111

149 204

80 405

108 599

136 793

165 087

200 381

2.

Totaal operationele kasstroom

– 126 126

– 24 299

69 494

69 494

69 494

69 494

69 494

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 31 908

– 67 000

– 88 500

– 106 500

– 85 000

– 85 000

– 85 000

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

2 144

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 29 764

– 67 000

– 88 500

– 106 500

– 85 000

– 85 000

– 85 000

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

12 900

8 400

9 400

8 700

7 300

15 800

14 200

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 42 173

– 52 900

– 50 700

– 50 000

– 48 500

– 50 000

– 50 000

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

23 790

67 000

88 500

106 500

85 000

85 000

85 000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 5 483

22 500

47 200

65 200

43 800

50 800

49 200

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekening) (=1+2+3+4)

262 738

80 405

108 599

136 793

165 087

200 381

234 075

 

* (maximale roodstand 0,5 miljoen Euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. Deels betreft het investeringen in activasoorten waarbij de omvang van de jaarlijkse investeringen op een constant niveau ligt.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. Rijkswaterstaat doet een beroep op de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën ter financiering van haar investeringen als agentschap. Daarnaast is in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die Rijkswaterstaat heeft op het moederdepartement.

Doelmatigheidsindicatoren
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Apparaatskosten B&O/VM per eenheid areaal (x € 1 000)

           

HWS

1 165

1 119

1 048

1 007

997

988

HWN

27 460

26 122

24 099

22 854

22 460

22 276

HVWN

25 289

24 293

22 744

21 851

21 635

21 450

             

aandeel apparaatskosten van omzet

24%

22%

18%

22%

19%

21%

             

Kosten per fte (x € 1 000,-)

123

123

122

122

121

121

             

Omzet per productgroep (x € 1 000)

           

HWS

388 660

379 288

371 181

357 088

343 499

340 110

HWN

820 181

836 879

765 797

692 747

765 470

877 140

HVWN

468 770

518 624

480 852

447 714

432 131

404 728

overig

330 032

314 726

295 287

285 197

274 291

274 506

             

Formatie / bezetting (fte)

9 064

8 754

8 254

7 979

7 904

7 854

% overhead

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

16,80%

             

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

0%

0%

0%

0%

             

Ontwikkeling pinwaarden

           

HWS

100

100

100

100

100

100

HWN

100

100

100

100

100

100

HVWN

100

100

100

100

100

100

             

Gebruikerstevredenheid

           

Publieksgerichtheid

66%

67%

68%

70%

70%

70%

             

Gebruikerstevredenheid HWS

66%

67%

68%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWN

76%

77%

78%

80%

80%

80%

Gebruikerstevredenheid HVWN

71%

72%

73%

75%

75%

75%

Toelichting

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van Rijkswaterstaat maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

% Apparaatskosten tov omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (incl GVKA-gelden) van Rijkswaterstaat. Een daling van dit percentage is een indicatie van een toenemende efficiëntie van de organisatie.

Kosten per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke FTE. Wanneer deze kosten minder snel stijgen dan de loon- en prijsstijging dan is dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn.

Omzet per productgroep

In de tabel is de Opbrengst Moederdepartement uitgesplitst naar de verschillende netwerken.

Organisatiegrootte in FTE

Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van Rijkswaterstaat zich ontwikkelt.

Percentage overhead

Deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in FTE) binnen Rijkswaterstaat zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet over de afgelopen 4 jaar. Een positief percentage duidt op een positief exploitatiesaldo.

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door Rijkswaterstaat beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2011. Omdat voor de jaren na 2012 nog afspraken moeten worden gemaakt over de gewenste serviceniveaus worden de PINwaarden van 2012 voor deze jaren constant verondersteld.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over Rijkswaterstaat zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van onze 3 netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

4. DE BIJLAGEN

BIJLAGE 1

Naam organisatie (1)

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-artikel(en)

Begrotingsraming (2)

(in € 1000)

Apparaatskosten/

Begrotingskosten

(in € 1000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart

 

X

Div. bevoegdheden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland

8.01

350

350

www.ctgb-wageningen.nl

Commissie Examens Scheepswerktuigkundigen#

 

X

Afnemen examens scheepswerktuigkundigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie Stuurliedenexamens#

 

X

Afnemen examens stuurlieden

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie van advies inzake opleidingen en examens betreffende vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht#

 

X

Adviseren over opleidingen en examens vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht

5.01

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie van Beroep Loodsenexamens#

 

X

Beroepsinstantie loodsenexamens

5.01

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie voor Beroep WRM 1993#

 

X

Beroepsinstantie examen rij-instructuur

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Commissie Zeevisvaartexamens#

 

X

Afnemen examens zeevisvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

2.02

32 378

13 592

www.kadaster.nl

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

4.02

n.v.t.

n.v.t.

www.rdw.nl

Examencommissies Loodsen#

 

X

Afnemen loodsenexamens

5.02

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Examencommissies Luchtvaart#

 

X

Afnemen luchtvaartexamens

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

5.02

n.v.t.

n.v.t.

div.

HISWA-vereniging#

X

X

Afgeven fabriekscodes

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.hiswa.nl

IBKI*

X

X

Afnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor IVW

div.

n.v.t.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Landelijke Examencommissie verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart)#

 

X

Afnemen examen verkeersinformatie en -aanwijzingen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

5.01

n.v.t.

n.v.t.

www.lvnl.nl

Nederlandse Emissieautoriteit*

 

X

Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen

19.01

n.v.t.

n.v.t.

www.emissieautoriteit.nl

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

5.02

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div

div

Beloodsen van schepen

5.02

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13.02

1 324 515

325 175

www.prorail.nl

Regionale Examencommissies verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen (scheepvaart)#

 

X

Afnemen examen verkeersinformatie- en aanwijzingen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

5.02

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Regionale luchthavens

X

 

Diverse regionale luchthavens

5.01

n.v.t.

n.v.t.

div.

Rijkshavenmeester Rotterdam

X

X

Havenverkeersleiding

5.02

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

6.03

5 400

5 400

www.stab.nl

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

x

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

3.09

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

3.02

2 400

n.v.t.

www.cbr.nl

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Afgeven vergunningen

4.01

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

5.02

n.v.t.

n.v.t.

www.sabni.nl

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

  • 1) Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet ZBO gebracht. Organisaties met een (#) zullen worden opgeheven of elders worden ondergebracht. Dit is voorzien bij inwerkingtreding van de Aanpassingswet IenM (t.b.v. de implementatie van de Kaderwet ZBO) per 1 januari 2013 (beoogde datum). Een groot aantal organisaties is deeltijd ZBO/RWT.

  • 2) Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende ZBO’s en RWT’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

BIJLAGE 2 OVERZICHTSCONSTRUCTIE MILIEU

Toelichting:

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de agentschappen, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.

Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en artikelonderdelen bij IenM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige artikelonderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelondereel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke doelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ict, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    De rijksuitgaven in het kader van het stedenbeleid zijn opgenomen in de begrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur & Milieu en maken onderdeel uit van het extracomptabel overzicht stedenbeleid. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is programmaminister voor het stedenbeleid.

    Gemeentes en Provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke- of verzameluitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene, integratie- of decentralisatieuitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is Fondsbeheerder voor beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastinguitgavenoverzicht in bijlage 5 en het belastingontvangsten overzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, basispakket duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen en personeelsuitgaven voor de milieu-uitvoeringsorganisatie.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit
 

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam artikel onderdeel

VII

BZK

4

1

Energie en bouwkwaliteit

VII

BZK

9

9.1

Energiebesparing Rijkshuisvesting

XII

IenM

15 en 16

15.02 en 16.01

Openbaar vervoer en spoor

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

19

19.01

Klimaat

XII

IenM

20

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

19

19.01

Klimaat

XIII

EL&I

14

3

Bevorderen van een duurzame en veilige energievoorziening

XIII

EL&I

16

1

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

 

Fin

Bijlage Milj.nota

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren
 

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam artikel onderdeel

V

BZ

6

2

Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden / partnerlanden

VII

BZK

9

9.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

XII

IenM

11

11.02

Waterveiligheid

XII

IenM

12

12.01

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

21

21.01

Afval en duurzaamheidsagenda

XII

IenM

21

21.02

Preventie en milieugebruiksruimte

XII

IenM

21

21.03

Ecosystemen en landbouw

XIII

EL&I

16

1

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

XIII

EL&I

16

3

Plant- en diergezondheid

XIII

EL&I

18

1

Versterking mainports, brainport, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

XIII

EL&I

18

2

Wederzijds versterken van ecologie en economie

XIII

EL&I

18

3

Behouden van (inter)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

XIII

EL&I

16

2

Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen , straling en GGO’s
 

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam artikel onderdeel

VI

VenJ

36

2

Contraterrorisme en Nationale Veiligheid

XII

IenM

22

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenM

22

22.02

Veiligheid GGO's

XII

IenM

22

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

XIII

EL&I

16

2

Borgen voedselveiligheid en -kwaliteit

XV

SZW

1

 

Subsidies, bekostiging en opdrachten

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid
 

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam artikel onderdeel

V

BZ

1

1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

V

BZ

2

4

Het bevorderen van energievoorzienings- en grondstoffenzekerheid

V

BZ

3

1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

V

BZ

3

2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s

V

BZ

3

3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

V

BZ

4

1

Toegenomen voedselzekerheid in partnerlanden

V

BZ

4

3

Private sector ontwikkeling

V

BZ

6

1

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

V

BZ

6

2

Efficiënt en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden / partnerlanden

VII

BZK

4

1

Energie en bouwkwaliteit

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht (ILT)

XII

IenM

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XIII

EL&I

12

2

Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen, delen en benutten

XIII

EL&I

12

1

Bevorderen van publiek/private kennisontwikkeling voor topsectoren en maatschappelijke vraagstukken

XIII

EL&I

13

 

Een excellent ondernemingsklimaat

XIII

EL&I

16

1

Versterken concurrentiekracht en verduurzaming agroketens en visserij

XIII

EL&I

18

1

Versterking mainports, brainport, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

XIII

EL&I

18

2

Wederzijds versterken van ecologie en economie

XIII

EL&I

18

3

Behouden van intern-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

XIII

EL&I

16

4

Kennisontwikkeling en innovatie ten behoeve van het groene domein

XVI

VWS

1

1

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

1

Voor iedere Nederlander die dat wil is een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig, dat bovendien toegankelijk is

XVI

VWS

9

6

Gezondheidsraad

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit
 

Ministerie

Artikel

Nr AO

Naam artikel onderdeel

V

BZ

6

2

Efficient en duurzaam watergebruik, veiliger delta's en stroomgebieden en verbeterde toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden / partnerlanden

VII

BZK

4

1

Energie en bouwkwaliteit

VII

BZK

9

9.1

Stim.architectonische kwaliteit

VII

BZK

4

3

Kwaliteit woon- en leefomgeving

XII

IenM

12

12.01

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Spoor

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart

XII

IenM

13

13.04

Ruimtegebruik bodem

XII

IenM

20

20.01

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

13

13.01 en 13.04

Ruimtelijk Instrumentarium en Ruimtegebruik bodem

XIII

EL&I

18

1

Versterking mainports, brainport, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

XIII

EL&I

18

2

Wederzijds versterken van ecologie en economie

XIII

EL&I

18

3

Behouden van intern-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

 

Fin

Bijlage Milj.nota

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota

BIJLAGE 3 MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Moties

(moties)

Datum indiening

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

28-04-2005

VAO HSL-Zuid

Motie Hofstra/Dijksma 22 026-231 over een actualisatie van de treinbediening in hoofdlijnen

Minister VenW

NS voorziet een actualisatie van de treinbediening op het Hoofdrailnet wanneer de hogesnelheidstrein Amsterdam – Brussel gaat rijden. De treinen op het Hoofdrailnet blijven hierbij hun nationale functie vervullen. Het internationale langeafstandsvervoer zal hierdoor meer over de HSL-Zuid worden geleid. Hierbij wordt rekening gehouden met de motie Van Hijum c.s. (22 026-224).

28-04-2005

VAO HSL-Zuid

Motie Dijksma c.s. 22 026-228 verzoekt duidelijkheid over de uitwerking van de overeenkomst tussen HSA en de NMBS teneinde er goedkeuring aan te kunnen geven.

Minister VenW

De gesprekken tussen de vervoerders HSA en NMBS om de samenwerkingsovereenkomst af te ronden lopen op dit moment nog, maar zullen moeten worden afgerond voor de start van het vervoer Amsterdam – Brussel over de HSL-Zuid. De minister heeft op verzoek van HSA bijstand verleend aan HSA om de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst te bevorderen. Zodra de overeenkomst gereed is zal deze aan de Staat worden toegezonden voor beoordeling. Daarna zal de samenwerkingsovereenkomst (vertrouwelijk) ter inzage aan de Tweede Kamer worden gezonden..

28-04-2005

VAO HSL-Zuid

Motie Van Hijum c.s. 22 026-224 over het onthouden van goedkeuring aan het vervoerplan van de NS.

Minister VenW

Tijdens het AO inzake het vervoerplan 2007 van NS van 21 maart 2007 is gemeld dat alleen kan worden ingestemd met eventuele voorstellen van NS om de dienstregeling op de bestaande conventionele lijnen te herzien als NS heeft aangetoond dat de vraag op deze lijnen nagenoeg is verdwenen. Eind 2012 vinden nog uitbreidingen van het vervoer op de HSL-Zuid plaats, daarom verschuift ook de tijdscope van deze motie mee.

14-02-2007

Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bodembescherming met het oog op nieuwe regels voor de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie (30522)

Motie Donner c.s. 30 522-10: Verzoekt de regering om binnen drie jaar na inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging een voorstel tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie in te dienen.

Minister VROM

In kamerstuk 30 015 nr. 44 is de kamer per brief geïnformeerd over het verdere verloop van de uitvoering van de motie. Het kabinet zal onverkort uitvoering geven aan de motie en heeft daar wat meer tijd voor nodig dan de periode tot 1 januari 2011. Naar verwachting wordt in 2012 beschikt over voldoende inzicht en evaluatiegegevens om tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie te komen. Om efficiencyredenen (voorkomen van een apart wetgevingstraject) zal daarbij worden aangesloten bij een andere en meeromvattende wijziging van de Wet bodembescherming, die in 2015 tot gewijzigde wetgeving moet leiden

26-11-2007

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) (30 844)

Motie Koopmans/Vermeij 30 844-23: Verzoekt de regering om nog in deze kabinetsperiode tot voorstellen te komen tot integratie van toetsingskaders tot één toetsingskader

Minister VROM

De uitvoering van deze motie zal worden betrokken bij de voornemens in het kader van de aanpak van het Actieprogramma Vernieuwing Instrumentarium Milieu en Ruimtelijke Ordening (kamerstukken II 30 844, nrs. 44 en 47). In dat kader is aan de Tweede Kamer gemeld dat de motie wordt betrokken bij de (aangehouden) motie van de heer Pieper over de gewenste «fundamentele herziening van het omgevingsrecht» (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XI, nr. 16). Dit actieprogramma krijgt een vervolg ter uitvoering van de voornemens in het regeerakkoord tot vereenvoudiging en bundeling van het omgevingsrecht. Een eerste wetsvoorstel is voorzien voor 2012.

Daarnaast wordt gewerkt aan de vergroting van de reikwijdte van de WABO door de integratie van de Ontgrondingenwet in de WABO en, voor wat betreft de rijkswateren, in de Waterwet. Na overleg met de betrokken partijen zal het desbetreffende wetsvoorstel aan de Kamer worden aangeboden.

06-12-2007

Begrotings-behandeling VenW

Motie Koppejan/Roefs 31200 XII-41 verzoekt de regering om:- zeer terughoudend te zijn met het in één bestek onderbrengen van zeer uiteenlopende werkzaamheden;- waar mogelijk omvang van de werkzaamheden per bestek zodanig te bepalen dat ook kleinere en middelgrote bedrijven op de werkzaamheden kunnen inschrijven

Stas VenW

De motie is verwerkt in de Aanbestedingswet, welke aanhangig is bij de Eerste Kamer

25-06-2008

VAO Milieuzonering personenauto`s

Motie Koopmans 31 305-45 spreekt uit dat de regering de benodigde RDW-gegevens voor de instelling van de milieuzones slechts ter beschikking mag stellen, indien:- Europese luchtkwaliteitsnormen ter plekke ook na gebruikmaking van de maatregelen uit het NSL overschreden worden;- het gekozen systeem gelijk is aan een landelijk vastgesteld systeem zodat er geen lappendeken kan ontstaan- de aanpak niet nadelig is voor mensen met een laag inkomen

Minister VenW

De motie wordt meegenomen in het in te stellen beleid rond de milieuzones.

03-07-2008

VAO Verkeersveiligheid en CBR

Motie Madlener 29398-112 over regels voor dekking van examencentra door heel Nederland

Minister VenW

Het CBR meldt volop bezig te zijn met de beleidsvisie op huisvesting. Het CBR stemt daarbij intensief af met de branche en geeft aan tweede helft 2012 het plan te kunnen opleveren.

03-12-2008 Begrotings-behandeling VenW

Motie Koppejan c.s. 31 700 XII-24 over herstel van de overgang tussen zoet en zout water in de Zuidwestelijke Delta

Stas VenW

De Tweede Kamer is d.d. 24 november 2011 over de stand van zaken van de uitvoering van deze motie geïnformeerd (27625-250)

15-12-2008

Notaoverleg MIRT

Motie Cramer en Vermeij 31 700 A-53 verzoekt de regering in overleg te gaan met de regio over gezamenlijke financiering van de OV-tunnel en de OV-knoop in Amstelveen en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren

Minister VenW

In het kader van de Zuid-As is voor de ombouw van de Amstelveenlijn een Rijksbijdrage van 75 miljoen € gereserveerd. Nadere afspraken hierover worden naar verwachting eind 2012 met Stadsregio Amsterdam gemaakt.

16-02-2009

Notaoverleg Mobiliteitsaanpak

Motie van de leden Cramer en Roefs 31 305-112 verzoekt de regering de druk maximaal op te voeren, zodat de convenanteneffectieve maatregelen opleveren en voor na de evaluatie (uiterlijkgereed medio 2010) de mogelijkheid open te houden om de mogelijkheid uit te werken om alle bedrijven met meer dan 50 werknemers die niet meedoen aan een convenant mobiliteitsmanagement, te laten vallen onder de ministeriële regeling die nu achter de hand wordt gehouden voor als de convenanten geen succes blijken.

Minister VenW

De Tweede Kamer heeft d.d.14 maart 2011 de reactie op het advies van de Taskforce Mobiliteitsmanagement ontvangen (Kamerstuknummer 2011D12744). In verband hiermee is besloten de inwerkingtreding van de ministeriële regeling op te schorten tot 1-1-2014. Afhankelijk van de geboekte resultaten van het Platform Slim Werken Slim zal te zijner tijd worden bezien of een dergelijke regeling nog nodig is.

20-04-2009

NO Landelijk Afvalbeheersplan LAP (2e termijn)

Motie Poppe 30 872-30: Verzoekt de regering om het Landelijk afvalbeheerplan 2009–2021 zodanig te wijzigen dat thermische verwerking van het jaarlijkse aanbod aan asbest ook daadwerkelijk de minimumstandaard wordt.

Minister VROM

In de brief «Meer waarde uit afval» van 25 augustus 2011 (30 872, nr. 79) is opgenomen dat wordt bezien of een stortverbod voor hechtgebonden asbestcement kan worden toegevoegd aan de in voorbereiding zijn de wijziging van het Bssa. Het stortverbod kan dan in werking treden als de fabriek voor thermische verwerking in bedrijf gaat. Dan wordt ook de minimumstandaard in het LAP aangepast.

14-05-2009 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging Wet Milieubeheer

(31 755) (MER)

Motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink 31 755-23: Verzoekt de regering een handreiking met voorbeelden over reikwijdte en detailniveau te ontwikkelen om initiatiefnemers te helpen bij het opstellen van de Milieueffectrapportage, hierbij de ervaringen van de Commissie van de Milieueffectrapportage te gebruiken en uiterlijk twee jaar na verschijnen van deze handreiking te evalueren hoe hiermee wordt omgegaan.

Minister VROM

De evaluatie van de handreiking vindt in 2012 plaats.

18-06-2009

Debat invoeringswet Waterwet

Motie Boelhouwer 31 858-21 over instandhouding van de huidige bevoegdheidstoedeling voor grondwater

Stas VenW

De motie zal worden betrokken bij de binnen vijf jaar verplichte evaluatie (2014) van de waterwet (zie artikel 10.4 waterwet), in welk kader onder meer de thans in de Waterwet opgenomen bevoegdheidsverdeling ten aanzien van het verlenen van Watervergunningen voor het onttrekken van grondwater nader aan de orde zal komen.

30-06-2009

VAO MIRT

Motie Roefs/Koopmans 31 700A-102 over ondersteunen van de ruimtelijke ontwikkeling met versterking van ov-infrastructuur

Minister VenW

Besluit is uitgesteld n.a.v. negatief MER advies. Regio komt nog met uitgewerkt voorstel.

02-07-2009

VAO Nanotechnologie

Motie Besselink en Gesthuizen 29 338-84 verzoekt de regering om met meer snelheid en urgentie aan de geplande risicoanalyses rond de nanodeeltjes te werken; Verzoekt de regering voorts om de producenten van producten met nanodeeltjes een eerste (openbare) risicoanalyse op te dragen zodat begin 2010 de eerste onderzoeken op mogelijke risico’s zijn gestart

Minister VROM

De Tweede Kamer is middels brieven d.d. 20 januari 2011 (Kamerstuknummer KST 2011 29 338-100) en 25 mei 2011 (KST 2011, 29 338-105) ter zake geïnformeerd. De motie is hiermee in uitvoering.

02-07-2009

VAO Vervoerplan NS en Beheerplan ProRail

Motie Roemer 29 984-197 over behouden van de dienstverlening van de Beneluxtrein op minimaal het huidige peil

Minister VenW

De minister zet zich in om meerdere goede treinverbindingen met België te onderhouden. Omdat NS Hispeed voornemens is om de Beneluxtrein op termijn te schrappen wanneer de Fyra de bediening van Amsterdam – Brussel via de HSL-Zuid gaat rijden, probeert IenM een alternatieve treinverbinding met België op te zetten, zoals laatst besproken tijdens het AO HSL-Zuid van 8 december 2010. De gesprekken met de Belgische treinvervoerder NMBS over de inleg van een tweede, snellere stoptrein tussen Roosendaal en Antwerpen lopen op dit moment nog.

07-12-2009

MIRT 2010

Motie Van der Staaij 32 123 a-24 om ervoor te zorgen dat het gebruik van scheepvaartwegen in en rond Natura 2000 gebieden ongestoord kan blijven plaatsvinden

Minister VenW

Er zijn geen meldingen binnengekomen van problematiek vaarwegen – N2000. Concept- beheerplannen N2000 zijn bijna gereed en worden in de loop van 2012 ter inzage gelegd.

10-12-2009 Begrotings-behandeling VROM

Motie Pieper c.s. 32 123 XI-34: Verzoekt de regering de aanpassing van de kruimellijst zo spoedig mogelijk door te voeren;Verzoekt de regering tevens om in overleg met ouderen-, patiënten- en cliëntenorganisaties, andere betrokken organisaties en gemeenten verdere knelpunten voor de realisatie van mantelzorgwoningen in kaart te brengen en op te lossen.

Minister VROM

De afhandeling van deze motie is onderdeel van het wetstraject voor het permanent maken van de Crisis- en herstelwet.

22-04-2010

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij"

Motie Mastwijk 32 351-2 over geen instemming verlenen aan een vervoerplan waarin niet in een snelle verbinding tussen Antwerpen en Roosendaal is voorzien.

Minister VenW

De minister zet zich in om meerdere goede treinverbindingen met België te onderhouden. Omdat de Beneluxtrein zal verdwijnen wanneer de Fyra Amsterdam – Brussel via de HSL-Zuid gaat rijden, probeert IenM een alternatieve treinverbinding met België op te zetten. De minister zet zich in om meerdere goede treinverbindingen met België te onderhouden. Omdat NS Hispeed voornemens is om de Beneluxtrein op termijn te schrappen vanwege de bediening van Amsterdam – Brussel via de HSL-Zuid, probeert IenM een alternatieve treinverbinding met België op te zetten, zoals laatst besproken tijdens het AO HSL-Zuid van 8 december 2010. De gesprekken met de Belgische treinvervoerder NMBS over de inleg van een tweede, snellere stoptrein tussen Roosendaal en Antwerpen lopen op dit moment nog.

22-04-2010

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»«

Motie Anker/Mastwijk 32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Minister VenW

Als reactie op het rapport van de Commissie kuiken heeft de minister op 8 juni 2012 aangegeven in de zomer van 2012 een Roadmap ERTMS op te stellen. Deze Roadmap bevat in ieder geval 2 pijlers: de pilot ERTMS op Amsterdam–Utrecht, het onderzoek snelheidsverhoging naar 160km/h. In de Roadmap wordt gekeken op welke manier en volgens welke stappen ERTMS in Nederland kan worden geïmplementeerd (en dus ook hoe dit wordt meegenomen in de infrastructuur).

23-09-2010

VAO Windenergie

Motie De Mos/Gerbrands 31 209-130 verzoekt de regering in overleg te treden met de vissector om te voorkomen dat windmolenparken voor de kust de visserij uit ons land verdrijven

Stas VenW

Visserij was en wordt actief betrokken bij het proces van afweging van belangen die vooraf gaat aan de aanwijzing van windenergiegebieden. Aanvullend wordt in overleg met visserijsector mogelijkheden onderzocht voor medegebruik van (niet bodemberoerende) visserij in windturbineparken.

01-12-2010

Begrotings-behandeling IenM

Motie De Rouwe/De Mos 32 500 XII-28 verzoekt de regering al het mogelijke in het werk te stellen om verschuiving van de aanlegplaats van TESO in Den Helder naar het oosten mogelijk te maken.

Stas VenW

De minister is in afwachting van de plannen van de initiatiefnemer (ic de gemeente). Vervolgens kan bepaald worden of er belemmerende condities zijn die de minister kan wegnemen.

01-12-2010

Begrotings-behandeling IenM

Motie Slob c.s. 32 500 XII-43 verzoekt de regering een masterplan achterlandverbindingen binnenvaart te maken.

Minister VenW

De uitvoering van de motie zal geïntegreerd worden in de uitvoering van de motie Aptroot inzake de achterlandknooppunten. Dit krijgt concrete invulling in de vorm van een kernnet Logistiek, bestaande uit weg, spoor en vaarwegverbindingen en multimodale knooppunten die van landelijke betekenis zijn. Dit komt tot stand in het kader topsector Logistiek.

01-12-2010

Begrotings-behandeling IenM

Motie Dijkgraaf c.s. 32 500 XII-46 verzoekt de regering om – in overleg met gemeenten en binnenvaartorganisaties – te inventariseren welke overslagplekken thans beschikbaar zijn en welk aantal ten minste behouden dient te blijven, dan wel welke uitbreiding hiervan eventueel nodig is, om het goederenvervoer over water adequaat te kunnen blijven faciliteren, en de Kamer hierover de nader te informeren.

Minister VenW

Er is vertraging ontstaan doordat nog niet volledige informatie is ontvangen en dat de nieuwe planning erop gericht is de informatie na de zomer 2012 compleet te hebben waarna de rapportage kan worden afgerond.

01-12-2010

Begrotings-behandeling IenM

Motie Dijkgraaf c.s. 32 500 XII-48 verzoekt de regering convenanten stelselmatig te evalueren op hun effectiviteit, waarbij centraal staat wat convenanten bijdragen ten opzichte van autonome ontwikkelingen.

Minister VenW

De minister onderschrijft het belang van goede, kritische evaluaties over de effectiviteit van convenanten. Veel convenanten kennen ook al evaluatiemomenten.

06-12-2010

MIRT (Infrastructuur)

Motie Slob/De Rouwe 32 500 A-28 over de opwaardering van de spoorlijn Zwolle–Wierden

Minister VenW

De capaciteit van de spoorlijn Zwolle–Almelo komt primair aan de orde in het overleg over de decentralisatie van de treindienst Zwolle–Enschede.

De bevindingen van het voorgestelde nadere onderzoek zullen vervolgens in de verkenning N35 Nijverdal – Wierden worden afgewogen.

09-12-2010

VAO Verkeersveiligheid

Motie Bashir 29 398-253 over een onafhankelijke klachtencommissie rijbewijzen

Minister VenW

Op 1 Januari 2012 is het loket ingericht. In de brief onderzoek medische keuringen CBR van 22 mei jl. (29 398-325) is de stand van zaken aangegeven. Eind 2012 worden de bevindingen bij het meldpunt geëvalueerd en wordt besloten of het noodzakelijk is de route naar de NOM te continueren.

13-12-2010

MIRT (Water)

Motie Jansen/Jacobi 32 500 A-47 over het Scheldeverdrag

Stas VenW

Met het Vlaams Gewest is afgesproken dat in 2012 wordt gestart met de evaluatie van het Scheldeverdrag. Daarbij wordt, mede met het oog op een veilige en duurzame langetermijnstrategie voor het Schelde-estuarium de verbinding gelegd met het Nationaal Deltaprogramma. De afronding van de evaluatie is voorzien in 2013. De Kamer wordt via de lijn van het Deltaprogramma geïnformeerd.

13-12-2010

MIRT (Water)

Motie Dijkgraaf 32 500 A-59 over de waterschapsheffing voor grondeigenaren

Stas VenW

Een wetsvoorstel waarin tegemoet gekomen wordt aan de motie is in voorbereiding.

13-12-2010

MIRT (Water)

Motie De Jong c.s. 32 500 A-74 (55) over het Volkerak-Zoommeer

Stas VenW

Geen zout water tot het VZM toelaten vóórdat de zoetwatervoorziening is geregeld, is al onderdeel van beleid. In 2012 zal het zout maken van het VZM integraal worden afgewogen in samenhang met o.a. de Grevelingen en andere relevante projecten in de Zuidwestelijke Delta

26-01-2011

Plenair debat Wijziging Wet Milieubeheer (32357) inzake hernieuwbare bronnen

Motie Van den Berge 32 357-26 verzoekt de regering in EU-verband ernaar te streven om wettelijke duurzaamheidscriteria op te stellen voor vaste en vloeibare biomassa voor energietoepassingen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

07-02-2011

Luchtvaartnota

Motie Slob/Dijksma 31 936-57 verzoekt de regering om te bevorderen dat in het experiment nieuw normen- en handhavingsstelsel meer glijvluchten langs vaste naderings-routes worden gerealiseerd.

Stas VenW

De voortgang die met CDA’s is geboekt maakt voor de Alderstafel onderdeel uit van de beoordeling van het experiment met het nieuwe stelsel.

16-02-2011

Asbest in scholen

Motie De Mos/Jansen 22 343-253 verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat voortaan een «asbestvrij verklaring» voortaan alleen nog wordt afgegeven voor gebouwen die ook echt helemaal asbestvrij zijn

Stas IenM

Het is in praktijk onmogelijk om een gebouw «asbest vrij» te verklaren.

De term «asbestvrij verklaring» is een verbastering van «asbestvrijgave» wat plaats vindt na sanering van asbest in containment en nadat uit luchtmetingen blijkt dat de hoeveelheid asbestvezels in de lucht zodanig laag is dat het containment waarin gewerkt is, kan worden opgeheven. SZW heeft het voortouw bij de uitvoering van deze motie, omdat de terminologie samenhangt met de arboregelgeving.

14-04-2011

VAO Chipkaart

Motie Van Gent/Haverkamp 23 645-434 (was 428) verzoekt de regering één jaar nadat de ov-chipkaart in een regio verplicht ingesteld en desgevraagd door consumentenorganisaties in maximaal drie regio’s de commissie-Kist na te laten gaan of het uitgangspunt van kostenneutraliteit daadwerkelijk gehaald is en de Kamer te informeren over zowel de aanvragen door consumentenorganisaties alsmede de uitkomsten

Minister IenM

De provincies Limburg, Zuid-Holland en Noord-Brabant en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven gezamenlijk hebben Hypercube opdracht gegeven om te onderzoeken wat de opbrengsteffecten zijn bij de overgang naar de OV-chipkaart. De resultaten van het onderzoek worden in de loop van 2012 bekend.

Bij brief van 12 april 2012 heeft het ROVB over de stand van zaken geïnformeerd. Deze brief is op 23 april naar de Tweede Kamer gestuurd. (23 645, nr 501).

14-04-2011

VAO Chipkaart

Motie Haverkamp 23 645-430 verzoekt de regering om: -streefcijfers op te stellen voor het maximale percentage onvolledige transacties; -een benchmark te introduceren waarin de beschikbaarheid van de in- en uitcheckfaciliteiten inzichtelijk wordt gemaakt; -een digitaal «restitutieloket» open te laten stellen; -de consumentenorganisaties te betrekken bij de aanwending van door de consumenten te veel betaalde gelden; verzoekt de regering voorts in de volgende voortgangsrapportage aandacht te besteden aan eerder genoemde punten

Minister IenM

Voor de uitvoering van de onderdelen van de motie zijn de decentrale overheden en vervoerders, verenigd in het Regionaal Openbaar Vervoer Beraad (ROVB), verantwoordelijk. Afspraken over streefcijfers wordt meegenomen in het onderzoek naar incomplete transacties. Het ROVB verwacht hier voor 1 juli 2012 uitsluitsel en wil daarna afspraken maken over normen en eventuele overschotten. IenM heeft faciliterende rol gespeeld in het bijeenbrengen van de beschikbaarheidspercentages; het is aan de decentrale overheden en hun vervoerders om de beschikbaarheid van de apparatuur gericht te blijven volgen, zo nodig te verbeteren en eventueel een benchmark te bepalen.

Op www.ov-chipkaart.nl zijn de claim-/restitutieformulieren van vervoerders beschikbaar; hiermee kan het teveel afgeschreven bedrag worden teruggevraagd. NS werkt ook aan een digitaal restitutieformulier introduceren (nu nog alleen bellen via klantenservice).

Bij brieven van 3 oktober 2011 en 12 april 2012 heeft het ROVB over de stand van zaken geïnformeerd. Deze brieven zijn als bijlage bij de 5e en 6e Voortgangsbrief OV-chipkaart naar de Kamer gestuurd. (23 645, nr 482; 23 645, nr 496; 23 645, nr 501).

28-04-2011

VAO Spoor

Motie Slob/Van Gent 32 404-41 verzoekt de regering een onafhankelijke second opinion uit te laten voerennaar kort volgen op de OV-SAAL corridor met betrekking tot:- reistijd;- reistijdbetrouwbaarheid en olievlekwerking;- hersteltijd na verstoringen;- handhaving veiligheidsniveau en de Kamer hierover uiterlijk voorjaar 2012 te informeren

Minister IenM

De second opinion kon niet zoals beoogd eind 2011 / begin 2012 starten aangezien de geen first opinion vanuit de sector nog niet beschikbaar was. Prorail heeft eind april een concept 1st opinion opgeleverd. De second opinion is in mei 2012 gestart; er wordt onverkort op ingezet rond de zomer op te leveren en aan Tweede Kamer te bieden.

28-04-2011

VAO Spoor

Motie Van Gent 32 404-42 verzoekt de minister de Kamer uiterlijk op 1 september 2012 te informeren over hoeveel houders van de voordeelurenkaart hun abonnement hebben behouden en hoeveel er kozen voor een ander abonnement

Minister IenM

De Tweede Kamer zal uiterlijk 1 september 2012 worden geïnformeerd.

28-04-2011

VAO Spoor

Motie Haverkamp/Aptroot 32 404-47 verzoekt de regering om onverkort vast te blijven houden aan de eerder gemaakte afspraken rondom de capaciteit en de tijdslijn waarop deze capaciteit beschikbaar wordt en de Kamer bij de definitieve besluitvorming ook in kennis te stellen van de situatie rondom de Vechtbrug in Weesp voor wat betreft capaciteit, beschikbaarheid en effecten op bevaarbaarheid van de Vecht

Minister IenM

De beoogde oplossingsrichting Vechtbrug wordt conform de (bestuurlijke) afspraken momenteel nader uitgewerkt door de sector waarbij tevens de effecten op bevaarbaarheid ook in termen van MKBA inzichtelijk worden gemaakt.

28-04-2011

VAO Wadden

Motie Van Veldhoven/Jacobi 29 684-96 verzoekt de regering bij de decentralisatie vast te leggen dat een onafhankelijke kwaliteitstoets de basis zal vormen voor besluitvorming over de financiering van projecten uit het Waddenfonds

Minister IenM

Motie is in uitvoering.

07-06-2011

VAO Waterkwaliteit

Motie Jacobi/Smeets (27 625-205) verzoekt de regering de deadline niet andermaal te verschuiven en de gestelde eisen niet naar beneden bij te stellen.

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

07-06-2011

VAO Waterkwaliteit

Motie Jacobi/Koppejan 27 625-206 verzoekt de regering in de nieuwe heffingssystematiek voor de waterschapslasten rekening te houden met het principe van solidariteit; verzoekt de regering ervoor te waken dat er geen lastenverzwaring optreedt door de verschuiving van financiële verantwoordelijkheden van het Rijk naar de waterschappen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

07-06-2011

VAO Waterkwaliteit

Motie Koppejan/Houwers 27 625-201 verzoekt de regering binnen de bestaande begroting alternatieve strategieën voor het verbeteren van de biologische productiviteit en helderheid van binnenwateren te onderzoeken en indien nodig wateren ter beschikking te stellen waar zonder risico’s met nieuwe methoden geëxperimenteerd kan worden

Stas IenM

De Kamer zal rond de zomer 2012 worden geïnformeerd.

20-06-2011

Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Motie De Mos c.s. 32 304-33 (was 23) verzoekt de regering, in eerste instantie buurlanden aan te spreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het te voeren waterbeleid;verzoekt de regering voorts, zeer terughoudend te zijn ten aanzien van investeringen in het buitenland uit het Deltafonds;verzoekt de regering tot slot, dergelijke investeringen alleen te overwegen indien er een direct verband is met de nationale waterveiligheid of zoetwatervoorziening

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

20-06-2011

Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Motie De Mos 32 304-24 verzoekt de regering te garanderen dat er geen getijden worden toegestaan in het Haringvliet, teneinde verzilting zo veel mogelijk te voorkomen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

27-06-2011

Wijz. wet milieubeheerin verband met invoering geluidsproductieplafonds

Motie Samsom 32 252-37 verzoekt de regering in het besluit geluidshinder milieubeheer vast te leggen dat ingeval de betrokken beheerders geen initiatief nemen om de normering vast te leggen, de minister besluit wie het initiatief dient te nemen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

27-06-2011

Wijz. wet milieubeheer in verband met invoering geluidsproductieplafonds

Motie Koopmans 32 252-40 verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk met wet- en regelgeving te komen zodat er geen onevenredige geluidsoverlast kan ontstaan op regionale en gemeentelijke infrastructuurtracés

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

Plattelandswoningen en leegstaande kantoren

Motie Verhoeven/Kuiken 32 500 XII-79 verzoekt de regering initiatief te nemen om met de markt een systeem te ontwikkelen dat de volledige voorraad bestaande kantoren in kaart brengt, waardoor de kans op hergebruik toeneemt

Minister IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

VAO Waterkwantiteit

Motie Van Veldhoven c.s. 27 625-216 verzoekt de regering een extra doelmatigheidsprikkel voor waterschappen en HWBP-2 vast te stellen met name op de administratieve kosten

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

VAO Waterkwantiteit

Motie Wiegman van Meppelen Scheppink c.s. 27 625-219 verzoekt de regering niet langer te streven naar volledige financiering van de waterschapsprojecten van het HWBP door de waterschappen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

VAO Waterkwantiteit

Motie Wiegman van Meppelen-Scheppink c.s. 27 625-220 verzoekt de regering bij de uitwerking van de verdeling van de waterschapsbijdrage het principe van solidariteit tussen de inwoners in gebieden van ons land met weinig primaire waterkeringen en de inwoners in gebieden met veel primaire waterkeringen zeer zwaar te laten wegen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

VAO Waterkwantiteit

Motie Jacobi/Van Veldhoven 27 625-223 verzoekt de regering om:- samen met de regio maximaal uitwerking en uitvoering te geven aan de rijksstructuurvisie Afsluitdijk binnen het geschetste financiële kader van 600 miljoen, waarbij de hoogwaterbescherming en veiligheidsmaatregelen de eerste prioriteit zijn;- de structuurvisie en het bestuursakkoord in gezamenlijkheid aan de Kamer voor te leggen en te voorzien van één integrale plankaart, zodat duidelijk wordt hoe de opgaven waterveiligheid, mobiliteit, recreatie, energie, ecologie en economie zich verhouden tot de korte- en langetermijnambities en waarmogelijk in te zetten op PPS-constructies

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

28-06-2011

VSO Agrarische activiteiten

Motie Dijkgraaf/Snijder-Hazelhoff 29383-000 (was 165) verzoekt de regering, binnen twee jaar na inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer een evaluatie te starten naar de uitwerking van het besluit in ieder geval betreffende:- lastendruk voor boeren en bedrijven;- milieu, geur en geluidshinder effecten;- waterkwaliteitseffecten met name betreffende normoverschrijdende stoffen

Stas IenM

Motie wordt uitgevoerd.

Gedeeltelijk wordt aangesloten bij de voorgenomen evaluatie van het Activiteitenbesluit en daarnaast waar mogelijk bij andere trajecten voor monitoring en evaluatie.

28-06-2011

VSO Agrarische activiteiten

Motie Van Gerven 29 383-167 verzoekt de regering te garanderen dat de waterkwaliteit bij innamepunten van drinkwaterbedrijven door wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer niet achteruit gaat

Stas IenM

Motie wordt al uitgevoerd binnen het bestaande beleid.

Rijk waterbeheerders en drinkwaterbedrijven doen reeds een maximale inspanning om de kwaliteit van water dat wordt gebruikt voor de kwaliteit van drinkwater te waarborgen.

30-06-2011

VAO MIRT

Motie Dijksma/Slob 32 500 A-93 verzoekt de regering Energy Port op te nemen in de Structuurvisieinfrastructuur en ruimte

Minister IenM

In het kader van het BO MIRT worden met de regio nadere afspraken gemaakt over de betrokkenheid van het Rijk bij de Energyport.

30-06-2011

VAO MIRT

Motie Aptroot/Koopmans 32 500 A-95 verzoekt de regering de reeds gereserveerde middelen te behouden voor de duurzame oplossing voor de verkeersproblematiek in Vught; verzoekt de regering voorts in gesprek te gaan met de gemeente Vught, andere gemeenten en de provincie Noord-Brabant om samen met het Rijk de duurzame oplossing financieel mogelijk te maken en de Kamer over de uitkomst van de gesprekken voor de behandeling van het MIRT in het najaar 2011 te informeren

Minister IenM

Op dit moment zijn de bestuurlijke gesprekken in volle gang. In juni zal meer duidelijk zijn over de vervolgafspraken.

De Kamer zal hier vervolgens over worden geïnformeerd.

30-06-2011

VAO MIRT

Motie Koopmans c.s. 32 500 A-97 verzoekt de regering samen met de regio voor het najaarsoverleg een plan temaken voor het A67-deel Zaarderheiken, dat na realisatie van de A74 een knelpunt zal worden

Minister IenM

Het monitoren van de verkeersontwikkeling is toegevoegd aan het monitoringsplan van de A74.

Tijdens het BO MIRT Najaar 2015 ( of eerder indien daartoe aanleiding is) worden de uitkomsten van het monitoren van de verkeersontwikkeling (inclusief effecten op onderliggende wegennet) besproken en op basis daarvan wordt besloten of er een plan van aanpak voor de verbetering nodig is.

12-10-2011

VAO Otapan

Motie De Mos c.s. 22 343-264 verzoekt de regering om bij de vergunningsaanvraag voor export van afval te allen tijde een clausule op te nemen waarin de aanvrager borg staat voor eventuele onvoorziene kosten, zodat Nederlands belastinggeld nooit meer op deze wijze wordt verspild

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

12-10-2011

VAO Otapan

Motie Leegte/De Mos 22 343–265 verzoekt de regering vanaf vandaag orde op zaken te stellen en te beginnen met het uitvoeren van de aanbevelingen; verzoekt de regering tevens met regelmaat over de vorderingen bij de implementatie van de aanbevelingen te rapporteren

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

12-10-2011

VAO Otapan

Motie Van Veldhoven 22 343–267 verzoekt de regering onderzoek te doen naar de betrokken ambtenaren, onder andere op basis van de destijds geldende invulling van het organigram van de betrokken diensten en gesprekken met mogelijk betrokkenen; verzoekt de regering tevens de Kamer te informeren over de disciplinaire maatregelen die ter beschikking staan van de bewindspersonen bij dergelijk laakbaar handelen van ambtenaren

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

25-10-2011

VAO Waterkwaliteit

Motie Van Veldhoven c.s. 27 625–246 (was 243) verzoekt de regering om bij de jaarlijkse tussenrapportages in mei helder onderbouwd duidelijk te maken welke tussenstappen tussen 2012 en 2027 nodig zijn om de doelstellingen van de KRW te realiseren, en de Kamer tevens te informeren over de hiervoor beschikbare en benodigde middelen

Stas IenM

De Kamer wordt conform motie geïnformeerd.

25-10-2011

VAO Waterkwaliteit

Motie Van Veldhoven c.s. 27 625–244 verzoekt de regering om met de waterleidingbedrijven in overleg te treden om te bezien of hier een win-winsituatie bereikt kan worden

Stas IenM

Op ambtelijk niveau heeft overleg plaatsgevonden. Bedrijven zijn geïnteresseerd, mits duidelijkheid gegeven kan worden over financiering opzet organisatie voor de exploitatie en de tarieven. Daaraan wordt nu in overleg met de eilanden gewerkt.

02-11-2011

Debat inzake het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 (33000-VI).

Motie Elissen 33 000 VI-42 verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat ambulances in Nederland kunnen rijden en stilstaan waar de bestuurder dit noodzakelijk acht (dus ook op een busbaan) indien dit bevorderlijk is voor bijvoorbeeld betere ambulancespreiding of comfortabeler vervoer van patiënten

Minister IenM

De Kamer zal op korte termijn worden geïnformeerd.

08-11-2011

VAO Luchtvaart

Motie Koopmans/De Caluwé 31 936-93 verzoekt de regering om: -alle aangekondigde aanpassingen in het luchtruim en de luchtverkeersleiding met grote voortvarendheid te blijven najagen en niet later dan 1 januari 2015 te realiseren; -als grootste aandeelhouder de Schiphol Groep op te roepen, de noodzakelijke investeringen in Lelystad voor het openstellen in gang te zetten, zodat uiterlijk per 1 januari 2015 de benodigde baanverlenging en infrastructuur gerealiseerd zijn

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie Jansen 31 953-43 verzoekt de regering om uiterlijk bij de aanbieding van het voorontwerp omgevingswet een onafhankelijke analyse aan de Kamer aan te bieden, die de geclaimde besparingen onderbouwt

Minister IenM

De minister onderzoekt de economische en financiële effecten van de Omgevingswet. De resultaten zullen in de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel worden opgenomen.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie De Rouwe/Houwers 31 953-45 verzoekt de regering naast een vereenvoudiging van het omgevingsrecht gelijktijdig te onderzoeken hoe met deze vereenvoudiging een verbetering en herziening van landelijk verplichte onderzoeken en inhoudelijke (milieu)normen plaats kan vinden, zonder dat daadwerkelijk belangrijke voorwaarden op het gebied van cultuur en milieu in het geding komen

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie Van Veldhoven/Verhoeven 31 953-46 verzoekt de regering hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de omgevingswet

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie Van Veldhoven 31 953-47 verzoekt de regering door een onafhankelijke instantie te laten doorrekenen of de nieuwe omgevingswet voldoende kaders biedt voor bescherming van natuur en milieu en de Kamer hierover bij de toezending van de omgevingswet te informeren

Minister IenM

Het PBL is gevraagd om de effecten van het wetsvoorstel Omgevingswet op natuur en milieu in kaart te brengen. De resultaten zullen gelijktijdig met het wetsvoorstel beschikbaar zijn.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie Van Veldhoven 31 953-48 verzoekt de regering in de omgevingswet maatregelen op te nemen die voorzien in eventuele compensatie op het gebied van milieu en natuur

Minister IenM

Deze motie wordt meegenomen in de uitwerking van de Omgevingswet

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie van Veldhoven 31 953-49 spreekt uit dat bij het decentraliseren van taken naar decentrale overheden rekening moet worden gehouden met de aanwezige kennis en kunde bij decentrale overheden; verzoekt de regering hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de omgevingswet en flankerend beleid

Minister IenM

Aan de motie wordt uitvoering gegeven door nu al plannen op te stellen voor een solide invoeringbegeleiding van de Omgevingswet die moet leiden tot een succesvolle implementatie ervan. Daarnaast wordt in het lopende Interbestuurlijke Programma Uitvoeren met Ambitie gewerkt aan professionalisering van de uitvoering onder meer door de inrichting van een landelijk dekkende kennisinfrastructuur, het herijken van uitvoeringsorganisaties aan de hand van kwaliteitseisen en de opschaling van complexe taken naar regionale uitvoeringsdiensten waar specialistische kennis en kunde geconcentreerd worden.

23-11-2011

VAO Spoor

Motie Slob 29 984-277 verzoekt de regering zich tot het uiterste in te zetten voor behoud van de intercityverbinding Roosendaal–Antwerpen

Minister IenM

De minister zet zich in om meerdere goede treinverbindingen met België te onderhouden. Omdat de Beneluxtrein zal verdwijnen wanneer de Fyra Amsterdam – Brussel via de HSL-Zuid gaat rijden, probeert IenM een alternatieve treinverbinding met België op te zetten.

23-11-2011

VAO Spoor

Motie De Jong 29 984-279 verzoekt de regering aan de rijksbijdragen voor de bouw van fietsenstallingen voorwaarden te verbinden waardoor gratis fietsenstallingen rondom stations beschikbaar blijven

Minister IenM

Er is overleg gaande met betrokken partijen (NS, ProRail, Fietsersbond, FNG). Verwachte afronding is eind zomer 2012.

23-11-2011

VAO Eenvoudig beter

Motie Van Tongeren 29984–280 verzoekt de regering bij schaarste van capaciteit op het spoor routedwang voor goederentreinen in de richting van de Betuwelijn als ultiem middel achter de hand te houden

Minister IenM

Er zijn momenteel geen capaciteitsknelpunten die opgelost zouden worden door routedwang naar de Betuweroute in te zetten.

Voor mogelijke capaciteitsknelpunten in de toekomst loopt momenteel onderzoek – in kader van PHS – naar de mogelijkheden om nóg meer gebruik te maken van de Betuweroute

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Dijksma/Aptroot 33 000 XII-14 verzoekt de regering de kwaliteitseisen die op basis van de Wet rijonderricht motorrijtuigen aan opleidingen voor rijinstructeurs worden gesteld, nu alvast te evalueren en zo nodig aan te scherpen

Minister IenM

De Tweede Kamer is op 20 april jl. per brief geïnformeerd (29 398–324). De motie Dijksma-Aptroot verzoekt de regering de WRM nu alvast te evalueren. Daarom is besloten met de evaluatie van de WRM al in 2012 te beginnen en niet tot 2014 te wachten. De verplichte bijscholing en de maatregel dat de lesbevoegdheid wordt ingetrokken als de praktijkbegeleiding met een onvoldoende wordt beoordeeld, wordt in de evaluatie meegenomen. Aan de hand van de resultaten van de evaluatie zal bezien worden in hoeverre de wet- en regelgeving gewijzigd moet worden.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Aptroot c.s. 33 000 XII-18 verzoekt de regering het gebruik van vervoer over water en spoor te bevorderen door in samenwerking met provincies en bedrijfsleven een landelijk dekkend plan voor overslagterminals weg-water-spoor op te stellen met daarin in ieder geval: -aangegeven waar overslagterminals wenselijk en mogelijk zijn; -een aanpak hoe private investeringen aantrekkelijk kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door het wegnemen van belemmeringen in regelgeving; verzoekt de regering voorts dit plan vóór 1 mei 2012 aan de Kamer voor te leggen

Minister IenM

Motie is in uitvoering.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie De Rouwe/Van der Werf 33 000 XII-27 verzoekt de regering, voor de zomer van 2012 in samenspraak met maatschappelijke organisaties een plan van aanpak te presenteren voor een Greendeal Fiets waarbij bedrijven en overheid afspraken maken om het fietsgebruik in heel Nederland verder te stimuleren

Minister IenM

De Kamer is d.d.6 juli 2012 over de tweede tranche Green Deals geïnformeerd (33 043-11).

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Van der Werf/Van Veldhoven 33 000 XII-28 verzoekt de regering voor eind 2012 met een plan te komen waarin wordt beschreven op welke wijze het NSL en in het bijzonder de monitoring van de luchtkwaliteit worden vormgegeven in de jaren na het aflopen van het programma op 1 augustus 2014

Stas IenM

Naar aanleiding van de motie Van der Werf en Van Veldhoven is toegezegd dat de staatssecretaris probeert voor eind 2012 met een plan te komen waarin wordt beschreven op welke wijze het NSL en in het bijzonder de monitoring van de luchtkwaliteit worden vormgegeven in de jaren na het aflopen van het programma op 1 augustus 2014.

Voorbereidende activiteiten zullen eind 2012 opgestart worden.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Van der Werf 33 000 XII-29 verzoekt de regering aan te geven op welke wijze zij invulling gaat geven aan de nieuwe opzet voor kennis- en leerprogramma’s op het gebied van de groene economie, natuur en milieu in de periode 2013–2015, en de Kamer hierover voor de Voorjaarsnota 2012 te informeren

Stas IenM

De Kamer zal op korte termijn door de Staatssecretaris ELI worden geïnformeerd.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Van Veldhoven/van der Werf 33 000 XII-31 verzoekt de regering in overleg met de gemeente Den Haag en de private sector te komen tot een pilot «afvalloze overheid», daarbinnen «design for recycling» te stimuleren, en zo veel mogelijk van haar afvalproducten voor hoogwaardig hergebruik te bestemmen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie de Jong c.s. 33 000 XII-34 verzoekt de regering mede in het belang van de verkeersveiligheid een onderzoek te doen naar de kwaliteitseisen van rijopleidingen in Europese lidstaten en daarbij de mogelijkheid te onderzoeken om een rijbewijs niet langer te erkennen of een verplichte rijvaardigheidstest op te leggen aan houders van een buitenlands rijbewijs indien wordt vastgesteld dat de rijopleiding in een bepaalde lidstaat van onvoldoende niveau is ten opzichte van de Nederlandse standaard

Minister IenM

Momenteel wordt contact gelegd met partij die onderzoek gaat uitvoeren. Onderzoek zelf start augustus 2012.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie De Jong/De Rouwe 33 000 XII-35 verzoekt de regering bij maatregelen rondom wegwerkzaamheden rekening te houden met de beoogde fileaanpak en derhalve, zonder dat dit ten koste gaat van extra asfalt, wegwerkzaamheden in de nacht te laten plaatsvinden

Minister IenM

Bij de begroting 2013 is een bijlage voorzien met daarin de effecten van de versoberingen in het beheer en onderhoud op doorstroming en veiligheid.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie De Jong c.s. 33 000 XII-38 verzoekt de regering om in de structuurvisie de krimpregio’s als regelarme zone te benoemen zodat het voor bedrijven aantrekkelijker wordt, zich daar te vestigen

Minister IenM

Motie is in uitvoering.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie De Mos 33 000 XII-40 verzoekt de regering om de rijd- en rusttijdenregeling voor taxi’s te vereenvoudigen door louter de door Europese regelgeving verplichte rijd- en rusttijdenvereisten te hanteren op basis van de volgende regels: -het begrip arbeidstijd terugzetten naar rijtijd; -minimaal een keer per week registratie van rij- en rusttijden bijwerken; -dagelijkse niet-aaneengesloten rusttijd van tien uur; -wekelijkse aaneengesloten rusttijd van 24 uur; -alle overige bepalingen over te laten aan de CAO’s

Minister IenM

Overleg met KNV, vakbonden en ZZP Nederland is gaande. Volgens de planning zal de Tweede Kamer voor het einde van het zomerreces worden geïnformeerd over de voortgang.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Dijkgraaf/De Rouwe 33 000 XII-51 verzoekt de regering te waarborgen dat aan het huidige kwaliteitsniveau van de vaarwegen geen afbreuk wordt gedaan

Minister IenM

Bij begrotingsbehandeling 2013 in najaar 2012 zal meer duidelijkheid worden verschaft.

23-11-2011] Begrotings-behandeling IenM

Motie Dijkgraaf 33 000 XII-52 De SGP-fractie vraagt in de motie op stuk nr. 52 om aandacht voor de specifieke problematiek van Natura 2000-gebieden in relatie tot de vaargeulen. Als er specifieke problemen zijn, zouden wij die per ommegaande moeten horen. In algemene zin zeg ik dat het nooit zo kan zijn dat activiteiten als het varen op vaarwegen niet meer mogelijk zou kunnen zijn door Natura 2000. Het bestaand gebruik moet altijd mogelijk zijn. In die zin zie ik de motie dus als ondersteuning van beleid

Stas IenM

Er zijn geen meldingen binnengekomen van problematiek vaarwegen – N2000. Concept- beheerplannen N2000 zijn bijna gereed en worden in de loop van 2012 ter inzage gelegd.

24-11-2011

Debat Op kenteken zetten autowrakken uit EU

Motie Van Bemmel 29 398-304 verzoekt de regering om de RDW in 100% van de gevallen bij aangeboden EU-wrakken een WOK-indicatie in het kentekenregister te laten plaatsen

Minister IenM

De Kamer zal rond de zomer 2012 worden geïnformeerd,

24-11-2011

Debat Op kenteken zetten autowrakken uit EU

Motie Van Bemmel 29 398-309 (was 305) verzoekt de regering, het in het Nederlandse kentekenregister mogelijk te maken dat buitenlandse kentekens uit de EU-landen hierin kunnen worden opgenomen, teneinde de inning van boetes en wegenbelasting mogelijk te maken en de eigenaren van buitenlandse voertuigen die hier als zzp'er of werknemer aan de slag gaan te verplichten om, conform de GBA-systematiek, deze voertuigen in het Nederlandse kentekenregister in te schrijven en de Kamer uiterlijk eind januari over de voortgang hiervan te berichten

Minister IenM

Deze motie wordt afgehandeld met de implementatie van Richtlijn grensoverschrijdende handhaving die uiterlijk november 2013 wordt ingevoerd. Het ministerie van VenJ is hiervoor verantwoordelijk. De Kamer is hierover per brief (29398–318) op 5 maart 2012. geïnformeerd.

24-11-2011

Debat Op kenteken zetten autowrakken uit EU

Motie Van Bemmel/Van Vliet 29 398-306 verzoekt de regering om de RDW van elke geïmporteerde auto een set foto’s te laten maken en deze ter beschikking te laten stellen aan de Belastingdienst en de verzekeraars; verzoekt de regering tevens de Belastingdienst de gegevens betreffende de schadevoertuigen, waar de genoemde «tegenbewijsregeling» op van toepassing is, ter beschikking te laten stellen aan de verzekeraars

Minister IenM

De Kamer zal rond de zomer 2012 worden geïnformeerd,

01-12-2011

VAO Klimaatbeleid en biobrandstoffen

Motie Van der werf 32 813-9 verzoekt de regering om een evaluatie van de voortgang en de resultaten van de lokale klimaatagenda, alsmede inzicht in de aanwas van deelnemende gemeenten, binnen een jaar naar de Kamer te sturen, voorzien van een reactie van de ministeries van ELenI, BZK en lenM.

Stas IenM

Er is een opzet voor de evaluatie geschreven. Een aantal keuzes rond de invulling van de evaluatie moeten nog gemaakt worden.

05-12-2011

VAO Water

Motie Jacobi 33 000 XII-63 verzoekt de regering op zoek te gaan naar alternatieve zoetwatervoorziening zodat het IJsselmeer wordt ontlast

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-12-2011

VAO Water

Motie Jacobi 33 000 XII-00 (was 64) verzoekt de regering, zorg te dragen voor een structurele 24-uursbezetting voor onze bemande vuurtorens door goed opgeleide- en deskundige verkeersleiders

Stas IenM

Rijkswaterstaat laat de bezetting van de vuurtoren van Schiermonnikoog uitgevoerd worden door eigen personeel.

05-12-2011

VAO Water

Motie Lucas/Van Veldhoven 33 000 XII-96 (was 66) verzoekt de regering, de Kamer in staat te stellen mee te denken over de contouren van een nieuwe normering gebaseerd op overstromingsrisico’s en meerlaagse veiligheid en hiervoor aanvullende onderzoeksvragen te identificeren;verzoekt de regering voorts, in het derde Deltaprogramma de eerste bevindingen en resultaten daarover op te nemen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-12-2011

VAO Water

Motie De Mos/Holtackers 33 000 XII-71 verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om zuinig gebruik van zoetwater in de haven-, industrie- en energiesector te bevorderen

Stas IenM

De Kamer zal op korte termijn worden geïnformeerd.

05-12-2011

VAO Water

Motie Holtackers 33 000-97 (was 73) verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat, indachtig de Beleidslijn grote rivieren, Rijkswaterstaat gemeente Werkendam of andere zich in een soortgelijke positie bevindende gemeenten adviseert over mogelijkheden voor watercompensatie

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-12-2011

VAO Water

Motie Holtackers/De Mos 33 000 XII-98 (was 74) verzoekt de regering, de mogelijkheden tot het vergroten van de kennis over toetsing van waterkeringen bij de betrokken overheden te onderzoeken, en de Kamer hierover voor oktober 2012 te informeren

Stas IenM

Motie is in uitvoering. De Kamer zal conform de motie worden geïnformeerd.

05-12-2011

VAO Water

Motie Jansen/Jacobi 33 000 XII-99 (was 77) spreekt uit dat bij de beleidsbeslissing over het voorkeursalternatief voor de Volkeraksluizen rekening moet worden gehouden met alle opties behorende bij een zoet of zout Volkerak Zoommeer

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-12-2011

VAO Water

Motie Van Veldhoven/Jacobi 33 000 XII-79 verzoekt de regering om zowel zichzelf als de regio ruimte te bieden voor slimme combinaties, zodat budgetten uit bijvoorbeeld NURG en KRW en de gronden van verschillende overheden in de uiterwaarden ingezet kunnen worden; verzoekt de regering tevens te zorgen voor een afstemming in het beheer van de uiterwaarden om ervoor te zorgen dat de watervoerende functie van de uiterwaarden leidend blijft

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-12-2011

VAO Water

Motie Van Veldhoven 33 000 XII-81 verzoekt de regering in het Deltaprogramma toe te werken naar een eerste uitvoeringsprogramma in 2014 met een antwoord op de resultaten van de derde toetsing en op de opgave volgend uit de nieuwe normen met daarbij expliciet aandacht voor integrale oplossingen en de Kamer over de voortgang te informeren in de rapportages van het Deltaprogramma op weg naar 2014

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

12-12-2011

NO MIRT

Motie Kuiken c.s. 33 000 A-56 (was 27) verzoekt de regering, bij de aanpak van de knelpunten op de A27 binnen het huidige budget prioriteit te geven aan de knelpunten Gorinchem en Hooipolder en de aanleg van een toekomstige treinverbinding Utrecht–Breda niet onnodig duur te maken

Minister IenM

Onderzoek is gestart. De Kamer zal in het voorjaar van 2013 geïnformeerd worden over welk alternatief binnen het taakstellend budget mogelijk is, rekening houdend met de bereikbaarheidsdoelstellingen en de motie van de Kamer betreffende knooppunt Hooipolder en de spoorlijn Utrecht–Breda.

20-12-2011

32 667 Wijziging wet Milieubeheer (Broeikasgasemissierechten)

Motie Van der Werf 32 667-20 verzoekt de regering om te onderzoeken onder welke voorwaarden toekenning van emissierechten aan niet-ETS sectoren kan plaatsvinden, en daarin onder meer mee te nemen wat daarvan de kosten en baten zijn, wat het te verwachten effect is op het huidige klimaatbeleid gericht op bedrijven buiten het ETS en wat de verwachte uitwerking is ten aanzien van CO2-reductie en de CO2-prijs; verzoekt de regering om de Kamer hieromtrent voor de zomer van 2012 te informeren

Stas IenM

Vanwege de complexiteit van het onderzoek zal de Kamer niet eerder dan september 2012 worden geïnformeerd.

20-12-2011

32 667 Wijziging wet Milieubeheer (Broeikasgasemissierechten)

Motie Van der Werf/Leegte 32 667-21 verzoekt de regering op Europees niveau mee te gaan in een verkenning van de mogelijkheid van een set-aside van emissierechten in Fase III van de ETS

Stas IenM

Afdoening motie is in voorbereiding.

Als er een verkenning van de mogelijk van een set-aside komt, doet Nederland mee.

22-12-2011 VAO Maximumsnelheid snelwegen

Motie De Rouwe 32 646-16 verzoekt de regering, de maximumsnelheid pas te verhogen nadat de kritische ontwerpelementen voor de verkeersveiligheid zijn aangepakt, conform het principe «eerst veilig, dan vlot"

Minister IenM

Op 8 maart jl. heeft de minister de Kamer bij brief (kamerstuk 2011–2012 32 646 nr. 31) geïnformeerd dat zij de motie zal uitvoeren. De benodigde maatregelen om de veiligheid op de relevante trajectdelen van het experiment verder te verbeteren, worden voor 1 september genomen. Daarbij blijft het snelheidsregime van het experiment van kracht. Op 10% van de autosnelwegen wordt de maximumsnelheid later deze kabinetsperiode verhoogd, na het aanpakken van de kritische ontwerpelementen. In het AO verkeersveiligheid van 15 maart jl. heeft de Kamer ingestemd met de werkwijze die in de brief is beschreven.

22-12-2011

VAO Ganzen-problematiek

Motie Van Veldhoven/Jacobi 32 372-80 verzoekt de regering, in goed overleg met de decentrale overheden en de partijen achter het Ganzen-7-akkoord:- met de grootst mogelijke doortastendheid en urgentie te zorgen voor integrale uitvoering van de aanbevelingen uit het Ganzen-7-akkoord;- voorts in te zetten op een structureel, evenwichtig en effectief pakket aan veranderingen in de omgeving van Schiphol om de aanwezigheid van ganzen in gebieden die leiden tot risico's, te minimaliseren;- tot een effectief pakket te komen voor andere Nederlandse luchthavens

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

26-01-2012

Ontwerpbesluit wijziging Crisis- en herstelwet

Motie Van Veldhoven 32127-154 verzoekt de regering in gesprekken met het bevoegd gezag en de exploitant erop aan te dringen dat zij onderzoeken met welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een oxidatielaag, extra methaanuitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht

Minister IenM

Motie is in uitvoering.

16-02-2012

VAO Winterweer

Motie De Jong 29 984-291 verzoekt de regering om de punctualiteitcijfers in lijn te brengen met de feitelijke situatie op het spoor en derhalve bij een vooraf aangekondigde aangepaste dienstregeling de geschrapte treinen mee te laten wegen in de punctualiteitcijfers

Minister IenM

• In de KPI «Reizigerspunctualiteit» worden de aankomstpunctualiteit van de treinen, het percentage uitgevallen treinen en het percentage geslaagde aansluitingen gecombineerd.

• Treinen die 1 dag van te voren worden opgeheven of op de dag zelf als gevolg van een aangepaste dienstregeling worden opgeheven tellen mee als uitgevallen treinen en hebben dus een negatief effect op de KPI reizigers punctualiteit.

• Treinen die worden opgeheven als gevolg van een aangepaste dienstregeling die 48 uur van te voren of langer van te voren wordt ingesteld tellen niet mee als uitgevallen treinen en zijn dan dus niet van invloed op de bestaande KPI «Reizigerspunctualiteit»

Bij een langer dan 48 uur van te voren aangekondigde dienstregeling wordt deze in de systemen ingevoerd en tellen uitgevallen treinen dus niet meer mee in de punctualiteit.

07-03-2012

VAO Milieuraad

Motie Van der Werf 21501-08-416 verzoekt de regering in de Milieuraad te pleiten voor diplomatie en activiteiten die leiden tot een mondiaal akkoord

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

07-03-2012

VAO Milieuraad

Motie Van der Werf 21501-08-417 verzoekt de regering het proces om te komen tot een Single European Sky te versnellen; verzoekt de regering tevens in de Milieuraad krachtig te pleiten voor versnelling van het Single European Sky-initiatief

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

13-03-2012

32 666 Wijziging Spoorwegwet en WP2000 (spoor in beweging)

Motie De Jong 32 666-14 verzoekt de regering te bewerkstelligen dat wanneer er een boete aan NS en ProRail wordt opgelegd er geen sprake kan zijn van variabele beloningen voor de directieleden

Minister IenM

De Kamer is over de uitvoering van de motie geïnformeerde middels brieven 29984–310 (2 juli 2012) en 29984–305 (2 mei 2012)

27-03-2012

VAO Leefomgeving

Motie Jansen/Van Gent 30175-136 verzoekt de regering, om te bevorderen dat gemeenten GGD-advies inwinnen over de aan de lokale luchtkwaliteit gerelateerde gezondheidseffecten bij ruimtelijkeordeningsplannen voor gevoelige bestemmingen, en de Kamer hierover vóór 1 juni 2012 te informeren.

Stas IenM

19-07-2012 De staatssecretaris heeft in een brief aan de Kamer van 25 april 2012 (30175 nr 146) aangegeven dat hij de oproep uit de motie in het BKO zou aankaarten. Dit is op 25 juni gebeurd.

27-03-2012

VAO Leefomgeving

Motie Holtackers/Van Veldhoven 30 175-144 verzoekt de regering, op nationaal niveau en in overleg met gemeenten instrumenten te ontwikkelen die gemeenten desgewenst kunnen inzetten om de luchtkwaliteit lokaal te verbeteren, zoals de uitbreiding van milieuzones naar kleiner vrachtverkeer, taxi’s of sterk vervuilend autoverkeer

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-04-2012

VAO Duurzaam inkopen en palmolie

Motie Van der Werf/Van Veldhoven 30196-163 partijen die het Advies Duurzaam Inkopen hebben opgesteld (VNO-NCW, MKB Nederland, De Groene Zaak, MVO Nederland, NEVI) te vragen om een advies hoe deze koploperbenadering kan worden uitgewerkt; verzoekt de regering tevens, naar aanleiding van dat advies met een voorstel te komen voor verankering van deze koploperbenadering

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

05-04-2012

VAO Duurzaam inkopen en palmolie

Motie Wiegman van Meppelen Scheppink/Van Veldhoven 30 196-167 – het advies Duurzaam inkopen, 11 aanbevelingen voor een ambitieuze aanpak met de markt» toekomstgericht toe te passen door tenminste 10 rijksaanbestedingen die het komende jaar in de planning staan te selecteren als voorbeeldproject;-de leerervaringen uit deze projecten met onder andere het aanbesteden op levensduurkosten, functioneel specificeren en dialoog met de markt actief uit te dragen;-en de markt actief te betrekken bij de uitvoering van het advies

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

12-04-2012

VAO Grondstoffen en Afval

Motie Van Tomgeren/Van der Werf 30 872-96 verzoekt de regering, in het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton juridisch sluitende bepalingen op te nemen om de afspraken uit het convenant met bedrijven te kunnen handhaven

Stas IenM

De Kamer is d.d.4 juli 2012 terzake geïnformeerd.

12-04-2012

VAO Grondstoffen en Afval

Motie De Mos 30 872-98 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat deze verhoging in een landelijke publiekscampagne, omtrent de bestrijding van (zwerf)afval, gecommuniceerd gaat worden richting burgerij

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

12-04-2012

VAO Grondstoffen en Afval

Motie Leegte 30 872-100 overwegende dat het ondernemers helpt als zij via een aanspreekpunt, bijvoorbeeld een ambtenaar in de rol van loketregisseur, die helpt de aanvraag in goede banen te leiden, hun vergunningsaanvraag kunnen laten lopen; verzoekt de regering, om aan te geven op welke wijze deze loketregisseur vorm gegeven kan worden, bijvoorbeeld binnen de RUD’s

Stas IenM

Gemeenten hebben in het kader van hun back-office een loketfunctionaris ingesteld voor het eerste contact. De back-office wordt straks gevormd door de RUD, die in ieder geval over milieu-expertise en ervaring beschikt om de aanvrager op een deskundige en snelle wijze te kunnen bedienen.

17-04-2012

VAO Waterkwantiteit

Motie Jacobi 27 625-261 overwegende dat de Deltawet voorziet in een Deltafonds om het Deltaprogramma mee te financieren; van mening dat het experimenteerartikel in een Deltafonds bedoeld is om een integrale gebiedsgerichte aanpak mogelijk te maken, zoals in projecten waar waterveiligheid, natuur en recreatie samen gaan als in de Nieuwe Driemanspolder; verzoekt de regering, te komen met een nadere uitwerking voor toepassing van dit experimenteerartikel

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

17-04-2012

VAO Waterkwantiteit

Motie Van Veldhoven/Lucas 27 625-262 verzoekt de regering, in 2014 te komen met een voorstel voor nieuwe normen, uitgaande van: -het voorkomen van achteruitgang van het huidige waterveiligheidsniveau; -de nieuwste technische inzichten; -een basisveiligheidsniveau slachtofferrisico van 10–5 als oriëntatie-waarde voor heel Nederland; -een maatschappelijke kosten-batenanalyse (uitgaand van het tweede referentiescenario) om te bepalen waar een extra impuls gerechtvaardigd is;verzoekt de regering tevens, het nHWBP op basis van deze nieuwe systematiek vorm te geven; verzoekt de regering voorts, de komende jaren een pilot uit te voeren om ervaring op te doen met deze nieuwe systematiek; verzoekt de regering ten slotte, de Kamer in het jaarlijkse Deltaprogramma te informeren over de uitwerking van de actualisering van het waterveiligheidsbeleid

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

17-04-2012

VAO Waterkwantiteit

Motie Van Tongeren 27625–00 (was 263) verzoekt de regering, in het Deltaplan Waterveiligheid een tijdpad op te nemen voor het aan de veiligheidsnorm voldoen van alle waterkeringen;verzoekt de regering tevens, samen met de waterschappen en andere decentrale overheden maatregelen te nemen om de in het tijdspad beoogde tussentijdse resultaten te halen

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

17-04-2012

VAO Waterkwantiteit

Motie Van Tongeren 27 625-264 verzoekt de regering, er in overleg met waterschappen en andere decentrale overheden zorg voor te dragen dat waterveiligheid, daar waar relevant, standaard meegewogen wordt in ruimtelijke beslissingen en dat omgekeerd, in het waterveiligheidsbeleid ook nadrukkelijker wordt gekeken naar de mogelijkheid om met ruimtelijke ingrepen de waterveiligheid te verbeteren

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

19-04-2012

VAO Biotechnologie en kwekersrecht

Motie Ouwehand/Van Bemmel 27 428-221 verzoekt de regering, een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de EFSA

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

19-04-2012

VAO Biotechnologie en kwekersrecht

Motie Ormel/Wiegman-Van Meppelen Scheppink 27428-223 verzoekt de regering, te bevorderen dat cisgenesetechnieken vrijgesteld worden van de EU-wet- en regelgeving inzake GMO’s en de Kamer uiterlijk 1 juli 2012 over de voortgang van dit overleg te rapporteren

Stas IenM

De staatssecretaris heeft de Kamer laten weten de Kamer ná 1 juli 2012 te kunnen informeren (27428–234)

19-04-2012

VAO Biotechnologie en kwekersrecht

Motie Ormel/Snijder-Hazelhoff 27 428-224 verzoekt de regering, een eventuele nationale kop te verwijderen, het ontwerpbesluit op dit punt aan te passen en bij de Europese Commissie aan te dringen op een evaluatie met als doel de uitvoering op het gebied van gentherapie zo spoedig mogelijk te harmoniseren

Stas IenM

Motie is in uitvoering.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Haverkamp 32 862-34 verzoekt de regering, te werken aan nieuwe wetgeving waarmee in ieder geval geborgd is dat er een maximaal risicoplafond wordt vastgesteld en dat verbeteringen in de veiligheid van spoormaterieel niet automatisch leiden tot meer verkeer maar ook tot een lager risicoplafond

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Haverkamp 32 862-35 verzoekt de regering, om in overleg met ProRail en de vervoerders- en verladersorganisaties heldere afspraken te maken om tot een regeling te komen over het tijdstip van aanleveren van wagenlijsten waarbij 24 uur voor vertrek het streven is, zodat vooraf sturing op risicoplafonds mogelijk is

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Haverkamp 32 862-36 verzoekt de regering, maatregelen te nemen om bij het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor dichtbevolkte gebieden zo veel mogelijk te ontzien

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Haverkamp/Jansen 32 862-37 verzoekt de regering, om in overleg met vervoerders en verladers regels op te stellen om door middel van bronbeleid het risico op ongevallen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen zo veel mogelijk te verlagen

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Wiegman/Haverkamp 32862–00 (was 41) verzoekt de regering, in overleg met de verantwoordelijke overheden in Duitsland in kaart te brengen wat een herroutering van de laatst overgebleven gevaarlijke transporten via de Betuweroute betekent voor de veiligheidsrisico’s op het Nederlandse en Duitse traject zoveel mogelijk in te zetten op een verplaatsing van gevaarlijke transporten naar de Betuweroute zodat de route Arnhem–Zutphen–Oldenzaal zo veel mogelijk wordt gevrijwaard van deze transporten, en evenredig de risicoplafonds op dit traject te verlagen

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Van Veldhoven 32 862-42 verzoekt de regering, in ieder geval de gemeenten Zwijndrecht, Dordrecht en Tilburg nog dit jaar duidelijkheid te verschaffen over welke maatregelen genomen worden om de risico’s te verkleinen, en de financiële middelen hiervoor ter beschikking te stellen

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Jansen 32 862-43 verzoekt de regering, binnen een jaar een voorstel aan de Kamer te doen om het toezicht op de externe veiligheid bij het spoor in één hand te brengen

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Jansen 32 862-45 verzoekt de regering, om te onderzoeken of de effectiviteit van de handhaving en de rampenbestrijding bij het transport van gevaarlijke stoffen verbeterd kan worden door invoering van een op afstand uitleesbare identificatiechip

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden.

14-06-2012

Wet Basisnet

(32 862)

Motie Dikkers c.s. 32 862-46 verzoekt de regering, om voor het basisnet maatregelen uit te werken waarbij vervoerders die extra veiligheidsmaatregelen nemen, beloond worden en deze voorstellen binnen een halfjaar naar de Kamer te sturen

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

27-06-2012

VAO Verkeersveiligheid

Motie Bashir 29 398-330 verzoekt de regering, het CBR op te dragen per direct te stoppen met de medische keuringen voor mensen met ADHD die onder behandeling staan

Minister IenM

De Kamer is over de uitvoering van de motie d.d. 2 juli 2012 geïnformeerd (29398–332)

27-06-2012

VAO Verkeersveiligheid

Gewijzigde motie Bashir 29 398-00 (was 331) verzoekt de regering om de evaluatie van hertoetsing van rijinstructeurs zo volledig en zo snel mogelijk uit te voeren en daarbij alle rijinstructeurs de mogelijkheid te geven, hun mening te geven over de praktijkbegeleiding

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

02-07-2012

33 097 Wijziging van de waterschapswet

Motie Schouw 33 097-19 verzoekt de regering, erop toe te zien dat de waterschapslasten zich slechts in lijn met de inflatie ontwikkelen en direct maatregelen aan de Kamer voor te stellen op het moment dat de lasten in een waterschap in een jaar met meer dan 5% stijgen

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Zuidas

Motie Wiegman-Van Meppelen Scheppink 32 668-4 verzoekt de regering, in samenwerking met de regio:- bij de uitwerking van het ZuidasDok en het ontwerp van het station het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Amstelveen fysiek niet onmogelijk of onnodig duur te maken; – bij de uitwerking van de Amstelveenlijn als tram zo veel mogelijk rekening te houden met het in de toekomst eventueel doortrekken van de Noord/Zuidlijn-metro zodat dit niet onnodig duur wordt, en de Kamer hierover voor het najaarsoverleg MIRT 2012 te informeren

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

05-07-2012

VAO Zuidas

Motie Verhoeven 32 668-6 verzoekt de regering, de financiële risico's en de rentabiliteit van het project ZuidasDok nauwlettend te monitoren, en de Kamer hier middels een jaarlijkse rapportage over te informeren

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

05-07-2012

VAO Zuidas

Motie De Rouwe 32 668-7 verzoekt de regering om expliciet onderzoek te doen naar het doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Schiphol en daarbij gemeenten en bedrijfsleven te betrekken

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO MIRT

Motie Verhoeven 33 000 A-78 verzoekt de regering, een protocol op te stellen voor hoe om te gaan met kansrijke burgerinitiatieven op het gebied van infrastructuur, en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

05-07-2012

VAO MIRT

Motie Aptroot/De Rouwe 33 000 A-79 verzoekt de regering om onverkort door te gaan met de noodzakelijke opwaardering van de Ring Utrecht

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO MIRT

Motie Kuiken 33 000 A-80 verzoekt de regering om in de Hoofdrailnetconcessie nachttreinen op te nemen tussen de Randstad en Brabant, aansluitend aan de nachttreinen in de Randstad, ten minste in de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag, waarvan de laatste treinen uit Rotterdam respectievelijk Utrecht vertrekken om circa 02.00 uur

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO MIRT

Motie De Rouwe 33 000 A-85 verzoekt de regering, in overleg met de provincie en omliggende gemeenten actief bij te dragen aan de best mogelijke inpassing van de Rijnlandroute

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Monasch/Van Gent 23 645-506 verzoekt de regering, de eindverantwoordelijkheid van de ov-autoriteit formeel bij de minister te leggen en de wijziging van wetgeving die daarvoor nodig is, zo spoedig mogelijk in gang te zetten

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Monasch/Van Gent 23 645-508 verzoekt de regering, in kaart te brengen of er op alle plekken en op alle relevante tijdstippen (van de eerste tot en met de laatste trein, metro, tram of buslijn) voldoende verkoop- en oplaadpunten zijn en daarbij een vergelijking te maken met de oude situatie van voor de invoering van de ov-chipkaart

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Van Gent 23 645-509 spreekt uit dat het papieren treinkaartje niet eerder wordt afgeschaft dan het moment waarop:- de toegankelijkheid van twintig stations met een passage gegarandeerd is voor passanten;- er een klachtenloket is waar gedupeerden met al hun klachten terecht kunnen;- het dubbele opstaptarief definitief van tafel is en reizigers maar één keer hoeven in- en uit te checken per treinreis;- het percentage incomplete transacties van treinreizigers drastisch omlaag is gegaan;- alle apparatuur goed toegankelijk is voor visueel en anders gehandicapten.

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Bashir c.s. 23 645-510 verzoekt de regering, de NS te vragen via de aandeelhoudersvergadering van TLS alsnog te komen tot een substantiële matiging van de salarissen van de bestuurders van TLS, zodat zij onder de balkenendenorm komen te vallen;

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Haverkamp 23 645-512 verzoekt de regering om de Kamer voor 1 oktober op de hoogte te stellen of het lukt om op vrijwillige basis tot de instelling van een permanente structuur te komen en indien het «goedschiks»-scenario niet blijkt te werken, de Kamer voorstellen te doen hoe «kwaadschiks» orde op zaken gesteld kan worden en daarom parallel aan het «goedschiks»-scenario een wettelijk traject te starten

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

05-07-2012

VAO Openbaar Vervoer

Motie Haverkamp 23 645-513 verzoekt de regering tevens om voorafgaande aan het besluit om de aandelen TLS te verwerven of op andere wijze nog niet begroot publiek geld richting TLS te laten gaan, aan de Kamer aan te geven welke publieke doelen hiermee gerealiseerd worden en de Kamer in de gelegenheid te stellen met de regering hierover in overleg te treden voordat onomkeerbare stappen gezet worden,

Minister IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Mestbeleid

Motie Koopmans/Snijder Hazelhoff 33 037-27 verzoekt de regering, voor 1 oktober 2012 een convenant af te sluiten met de bevoegde gezagen met inspannings- en resultaatverplichtingen ten aanzien van de vergunningverlening mestverwerkingsinitiatieven

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

05-07-2012

VAO Water

Motie Jacobi/Lucas 27 625-273 verzoekt de regering, indien dit geen direct gevaar voor de waterveiligheid van Den Oever oplevert, het project Dijkversterking Den Oever uit het HWBP2 uit te stellen en te koppelen aan de uitwerking van de Structuurvisie Afsluitdijk en de ontstane ruimte in de planning te benutten om alternatieve plannen vanuit de regio en betrokken ondernemers door te rekenen en mee te wegen

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Water

Motie Holtackers/Jacobi 27 625-267 verzoekt de regering, in het project te participeren door het resterende bedrag bij te dragen aan de «altijd goed»-maatregelen en dekking te zoeken uit bijvoorbeeld het budget voor zandsuppleties na 2020

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Risicobeleid (asbest)

Motie Jansen 26 956-135 verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de status van de 100 resterende gebouwen met spuitasbest uit de TNO-lijst en, voor zover deze gebouwen nog niet gesaneerd zijn, toezicht te houden op de naleving van de tweejaarlijkse monitoringsverplichting

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Grondstoffen en afval

Motie Van der werf 30 872-116 verzoekt de regering, in samenspraak met de afvalsector te komen tot een werkbaar en houdbaar model voor differentiatie in de recyclingdoelstellingen naar laagwaardig en hoogwaardig hergebruik

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden

05-07-2012

VAO Grondstoffen en afval

Motie Leegte 30 872-120 verzoekt de regering, een voorstel voor 1 oktober 2012 te laten doen (dat ook besproken is in Brussel) voor een forfaitaire ILUC-factor – niet als duurzaamheideis maar vanwege voedselzekerheid – waardoor biobrandstoffen met een geringe landimpact profijtelijker worden dan biobrandstoffen met een grotere landimpact, resulterend in een marktgestuurde ontwikkeling naar goede en betaalbare betere biobrandstoffen;verzoekt de regering, voor 1 oktober 2012 in Brussel duidelijkheid te krijgen over welke mogelijkheden er zijn voor een verhoging van het bijmengpercentage, zoals bedoeld in de motie-Leegte c.s. en tot die tijd niet over te gaan tot verhoging

Stas IenM

Betreft een recente motie, nog geen actuele stand van zaken te melden. De Kamer zal conform motie worden geïnformeerd

Toezeggingen

Bron

Toezegging

Bewindspersoon

Stand van zaken

23-05-2007

AO Handhaving

Verduurzaamd hout. De Kamer krijgt n.a.v. de vragen van Poppe schriftelijke informatie over gewolmaniseerd hout

Minister VROM

De minister zal de Tweede Kamer naar verwachting medio 2012 informeren.

18-03-2009

AO Transport-belemmeringen

De minister legt het alternatief voor de eis van dienstbetrekking in de Wet wegvervoer goederen, wanneer dat uitgewerkt is, aan de Kamer voor, alvorens deze eis uit de Wet te schrappen.

Minister VenW

De eis van dienstbetrekking is een onderdeel van de evaluatie van de WWG, die onlangs is afgerond. De Tweede Kamer wordt hierover medio 2012 geïnformeerd.

19-03-2009

AO Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

De minister van VenW vraagt het RIVM of het mogelijk is op basis van bestaande cijfers een inschatting te maken van het risico van stukgoedvervoer, van de aard en de omvang ervan en het aandeel van het binnenlands vervoer erin.

Minister VenW

Verkenning is uitgevoerd. Op basis van bestaande cijfers kunnen geen onderbouwde uitspraken worden gedaan over de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen in stukgoed.

Er zijn op dit moment geen signalen die aanleiding zijn tot verder onderzoek naar algemene risico’s in relatie tot gevaarlijke stoffen in stukgoed.

02-04-2009

AO Moties en toezeggingen

De evaluatie van de pilot met snelwegbussen en het voorstel van een landelijke formule voor een nationaal interlinernet kan de Kamer na afloop van de driejarige pilot in Utrecht tegemoet zien.

Minister VenW

In april 2012 is de snelwegbus tussen Almere en Utrecht de Uithof in gebruik genomen. De snelwegbus vanuit Brabant naar de Uithof wordt in de tweede helft van dit jaar in gebruik genomen.

De evaluatie zal 3 jaar na de start worden uitgevoerd (begin medio 2015).

12-10-2009

NO Evaluatie Spoorweg-wetgeving

Alvorens de juridische eigendom van het spoor wordt overgedragen aan de Staat zal de Kamer worden geïnformeerd over de afspraken met Prorail en de Dienst Domeinen.

Minister VenW

De gesprekken met Financiën en ProRail hierover zijn in volle gang.

07-12-2009

NO MIRT

De Kamer zal nader worden geïnformeerd over de mogelijkheden voor de uitwerking van het Britse voorstel voor de treinverbinding Londen – Amsterdam.

Minister VenW

Verschillende vervoerders, waaronder NS Hispeed en DB, studeren momenteel actief op de merites en haalbaarheid van verschillende varianten van een dergelijke treinverbinding. Hieronder vallen bijvoorbeeld een directe verbinding Amsterdam – Londen en een verbeterde overstap in Brussel. Een belangrijk studieonderdeel is daarnaast de veiligheid in de Kanaaltunnel. Zodra meer bekend is over de haalbaarheid en de merites zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

08-12-2009

Debat Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage

De minister van VROM zegt de Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen de heer De Boer in de evaluatie aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MERprojecten

Minister VROM

De evaluatie vindt plaats 5 jaar na inwerkingtreding. In de evaluatie, die na 1 juli 2015 plaatsvindt, zal aandacht worden besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MER-projecten

14-01-2010

Debat Wetsvoorstel Alcoholslot-programma

De minister zegt toe, conform het amendement De Rouwe (31896–10), het alcoholslotprogramma na drie jaar te zullen evalueren

Minister VenW

Het alcoholslotprogramma zal conform toezegging over 3 jaar geëvalueerd worden.

16-03-2010

Debat Crisis- en Herstelwet

De minister zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma, toe om bij die projecten die in een eerdere fase verkeren, zoveel mogelijk de «ver-Elverdinging"mee te nemen.

Minister VenW

Eén van de experimenten van de Chw maakt met veel succes gebruik van afdeling 7 van de Chw. Hierin staat de Elverding manier van werken centraal. Voor de omgevingswet wordt onder andere geput uit de resultaten van dit experiment. Ook in de Voortgangsrapportage Chw 2011–2012 wordt hieraan aandacht geschonken.

31-03-2010

AO Moties en toezeggingen

De wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in het kader van de aanpak van kilometertellerfraude, zal aan het einde van het zomerreces 2010 aan de Kamer worden gezonden.

Minister VenW

De Kamer zal medio 2012 geïnformeerd worden over de wijze waarop invulling gegeven wordt aan de aanpak van kilometertellerfraude.

08-04-2010

AO Uitvoering Nota Ruimte

De minister van VROM stuurt eind 2012/ begin 2013 haar bevindingen over de werking van het convenant Bedrijventerreinen naar de Kamer.

Minister VROM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

21-04-2010

AO Loodsenwet

De minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister VenW

De evaluatie zal plaatsvinden in 2012–2013. De toezegging zal daarbij worden betrokken.

21-04-2010

AO Loodsenwet

De minister zal de Kamer informeren over de mogelijkheid van de inzet van de NH-90 helikopter voor NOGEPA ná 2013.

Minister VenW

De gesprekken met NOGEPA zijn nog gaande. De Tweede Kamer zal zodra de gesprekken zijn afgerond worden geïnformeerd.

21-04-2010

AO Loodsenwet

De minister zal de opties onderzoeken om op langere termijn afspraken te maken over wederzijdse dienstverlening tussen publieke en private partijen bij de inzet van helikopters, en zal de Kamer daarover informeren. De minister zal de Kamer een overzicht doen toekomen van de kosten van het permanent beschikbaar houden van twee NH-90 helikopters, tegenover inhuur bij externe partijen.

Minister VenW

De gesprekken hierover zijn nog gaande. De Tweede Kamer zal zodra de gesprekken zijn afgerond worden geïnformeerd.

22-06-2010

AO MIRT

Over de afspraken ten aanzien van het knelpunt HOV Amstelveen en financiering derde wissel regionaal spoor Leeuwarden wordt de Kamer met de brief uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT in het najaar van 2010 geïnformeerd.

Minister VenW

In het kader van de Zuid-As is voor de ombouw van de Amstelveenlijn een Rijksbijdrage van 75 miljoen € gereserveerd. Nadere afspraken hierover worden naar verwachting eind 2012 met Stadsregio Amsterdam gemaakt.. Het overleg over de financiering derde wissel regionaal spoor Leeuwarden is nu zover gevorderd dat er over die financiering naar verwachting in het 3e kwartaal van 2012 een besluit door de minister en de provincie Friesland kan worden genomen.

07-10-2010

AO Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

De minister zal een MER-studie doen naar de beide alternatieven voor de spoorboog Deventer en zal de Kamer daarover informeren.

Minister VenW

Deze MER-studie loopt; de Kamer is en wordt daarover geïnformeerd in de periodieke voortgangsrapportage over PHS.

24-11-2010

AO Klimaatconferentie Cancun

De staatssecretaris verzoekt het KNMI om de drie beheerders van temperatuurdata om inzicht in die data te vragen en actief bij te dragen aan verbetering daarvan.

Stas VenW

De staatssecretaris zal de Kamer de uitkomsten van de evaluatie toesturen zodra deze beschikbaar zijn.

25-11-2010

Debat Implementatiewet EG-kaderrichtlijn afvalstoffen (32 392)

De staatssecretaris zal in het eerste kwartaal van 2011 de herziening van het afvalbeheerplan aan de stakeholders voorleggen en spoedig daarna aan de Kamer doen toekomen.

Minister IenM

In de tweede helft van 2012 zal de voorgenomen wijziging van het afvalbeheerplan conform de daarvoor in de Wet milieubeheer opgenomen procedure aan de stakeholders (inspraakprocedure) en aan de beide kamers der Staten-Generaal worden voorgelegd.

Streven is om het gewijzigde Landelijke Afvalbeheer Plan (LAP) eind 2012 in werking te laten treden.

25-11-2010

WGO Begrotings-onderzoek VenW

Bij Voorjaarsnota 2011 ontvangt de Kamer een eerste proeve van de wijze waarop de bewindspersonen invulling willen geven aan het verzoek uit het WGO Begrotingsonderzoek d.d. 25 november 2010 om kengetallen (zoals de ontwikkeling in de laatste 10 jaar van bijvoorbeeld de CO2-uitstoot, het aantal reizigerskilometers op het spoor, de filedruk, et cetera) in de begroting op te nemen. De concrete uitwerking van de beleidsvoornemens uit het regeerakkoord in termen van doelen en prestaties vindt plaats in de begrotingsstaten voor 2012. Bij Voorjaarsnota 2011 wordt al een eerste beeld daarvan gegeven.

Minister IenM

In de ontwerpbegroting 2013 zullen de doelen, prestatie-gegevens en indicatoren zijn uitgewerkt.

08-12-2010

AO HSL/Betuweroute

De minister zegt toe de Kamer halfjaarlijks per brief te informeren over de Betuweroute en indien zich belangrijke nieuwe ontwikkelingen voordoen, zoals besprekingen met de Duitse verkeersminister Ramsauer, de Kamer daarvan per ommegaande op de hoogte te brengen. De minister zal de mogelijkheden, om er voor te zorgen dat het goederenvervoer zoveel mogelijk via de Betuweroute wordt geleid, onderzoeken en de Kamer daarover informeren. Daarbij zal de minister ook de optie voor tariefsdifferentiatie opnemen. De minister informeert de Kamer vóór de zomer van 2011 over de resultaten van de concessieverlening van de Betuweroute. Te leveren wanneer Havenspoorlijn full swing in gebruik is:a)de verschuiving van goederentreinen van de Brabantroute naar de Betuweroute zowel kwantitatief als kwalitatief (gevaarlijke stoffen) (2010);b)de substitutie met de weg (2010).

Minister VenW

De halfjaarlijkse voortgangsinformatie Betuweroute wordt voortgezet conform afspraak met de Kamer. De laatste brief is verzonden op 15 maart 2012 (22589- 311).

08-12-2010

AO HSL/Betuweroute

De minister zal de Kamer spoedig schriftelijk informeren over de stand van zaken van de bestelling van treinstellen door NMBS ten behoeve van de bediening van het traject tussen Brussel en Breda.

Minister VenW

Er heeft nog geen overleg plaatsgevonden tussen de minister en minister Magnette. Zodra het overleg heeft plaatsgevonden, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd

13-12-2010

NO MIRT (Water)

De staatssecretaris doet de Kamer een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over het IJsselmeer en zoetwatervoorziening toekomen, met een inhoudelijke reactie daarop.

Stas VenW

De toezegging wordt uitgevoerd.

13-12-2010

NO MIRT (Water)

De staatssecretaris doet de Kamer de resultaten van het onderzoek naar de effecten van windmolens op zee op vissen toekomen, zodra het afgerond is.

Stas VenW

Na afronding shortlistonderzoek monitoring wind op zee (effecten op vogels, vissen en zeezoogdieren) zal de Kamer worden geïnformeerd.

16-12-2010

AO inzake Wijziging van het Besluit milieueffect-rapportage

In 2012 zal de Kamer de evaluatie van de Wet modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage ontvangen. In deze evaluatie zal de regering op ingaan op de reductie van de administratieve lasten die verband houdt met de Wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (reparatie en modernisering) (Kamerstuknr. 31755–38).

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging

worden geïnformeerd.

18-01-2011

VAO RRAAM

De minister zal in 2012 een voorstel doen over de reikwijdte waarbinnen het project gestalte moet krijgen: de totale schaalsprong of een kleinere versie daarvan

Minister VenW

Aan de toezegging wordt invulling gegeven door eind dit jaar een concept Rijksstructuurvisie op te leveren.

07-02-2011

NO Luchtvaartnota

In de loop van 2011 zal het Actieplan Mainport Schiphol 2.0, dat in de plaats komt van de structuurvisie Schiphol, aan de Kamer worden toegezonden.

Stas VenW

Het actieplan wordt momenteel uitgewerkt

03-03-2011

AO Afval en Verpakkingen

De staatssecretaris bericht de Kamer over de mogelijkheid om de verplichte zichtbare verwijderingsbijdrage voor witgoed af te schaffen of, indien dat niet mogelijk is, op nul te zetten. Hij gaat daarbij tevens in op de mogelijkheid de verplichte zichtbare verwijderingsbijdrage op witgoed om te zetten in een vrijwillige vorm van transparantie.

Stas IenM

De Tweede Kamer zal conform toezegging geïnformeerd worden.

16-03-2011

AO Spoor

De minister zegt toe de Kamer binnen drie maanden te informeren over de stand van zaken van de uitvoering van de motie Van Gent over extra bevoegdheden voor de vervoerskamer van de NMa (Kamerstuk 31 843 nr. 7).

Minister VenW

Het uitwerken van de verschillende scenario’s en het overleg daarover met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Consumentenautoriteit (CA), het ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie (ELenI) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is afgerond.

Over de resultaten hiervan wordt de Kamer begin medio 2012 geïnformeerd.

07-04-2011

AO Asbest

De staatssecretaris zal de suggestie van het lid Samsom (PvdA) ten aanzien van de Regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Regeling Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) voorleggen aan de staatssecretaris van Financiën en de Kamer over de resultaten daarvan informeren

Stas IenM

Stimulering van vervanging van asbesthoudende daken zal ook in 2012 nog via de fiscale regelingen lopen. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de bestedingen via het Jaarverslag MIA/VAMIL.

17-05-2011

Debat Wijziging Waterwet en Waterschapswet

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman, toe dat een veldproef inzake de populatieontwikkeling van muskusratten er komt.

Stas IenM

Momenteel wordt gewerkt aan het Programma van Eisen en een communicatieplan. Het jaar 2012 zal in het teken staan van bestuurlijke besluitvorming, communicatie en selectie van de partij die de proef gaat begeleiden. De bedoeling is om in 2013 te starten met de uitvoering van de veldproef, de proef zal minimaal 3 jaar duren.

20-06-2011

AO Waterkwantiteit

De staatssecretaris komt schriftelijk terug op de vraag van het lid Van Tongeren over de Driemanspolder

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd

20-06-2011

AO Waterkwantiteit

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

22-06-2011

WGO Jaarverslagen

De minister zal bij de volgende begrotingsnota meer transparantie betrachten dan nu het geval was.

Minister IenM

In de kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor (Kamerstukken II, 2011/2012, 32 707, nr. 16) is een pakket maatregelen aangekondigd om de informatievoorziening naar de Tweede Kamer beter en transparanter te maken. De maatregelen zijn – voor zover van toepassing op de begroting – in de ontwerpbegroting 2013 doorgevoerd. Het betreft onder andere het inzichtelijk maken van significante kasschuiven en begrotingsmutaties over een langere periode (tot en met 2028) dan de reguliere meerjarenramingen (t+4). Verder is de inhoudelijke relatie versterkt tussen beleidsdoelstellingen, de ministeriele verantwoordelijkheid en het geld dat via het Infrastructuurfonds besteed wordt; daartoe is een nieuw beleidsartikel «bijdragen aan de investeringsfondsen» geïntroduceerd. De concrete wijzigingen zijn toegelicht in de leeswijzers bij de begrotingen van hoofdstuk XII en de fondsen.

22-06-2011

WGO Jaarverslagen

De minister zal aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat vragen meer inzicht te geven in het aantal slachtoffers in de Binnenvaart en de Kamer hierover informeren.

Minister IenM

De toezegging wordt momenteel uitgevoerd.

27-06-2011

Debat Wijz. wet milieubeheer in verband met invoering geluidsproductieplafonds

De staatssecretaris bericht de Kamer na het zomerreces van 2011 schriftelijk over de mogelijkheid om de geluidproductie van spoormaterieel op vaste punten te controleren

Stas IenM

In het kader van de nieuwe geluidwetgeving heeft het RIVM de taak gekregen om het nieuwe Reken- en Meetvoorschrift actueel te houden. In dat kader wordt ook nagedacht op welke wijze de geluidproductie van het spoormaterieel het beste gemonitord kan worden.

Als hier meer duidelijk over is, zal de Kamer geïnformeerd worden.

15-09-2011

AO Handhaving en vergunning-verlening

De staatssecretaris doet de Kamer binnen twee jaar een evaluatie toekomen van het Activiteitenbesluit.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

11-10-2011

AO Spoor

De Kamer wordt tijdig geïnformeerd over de resultaten van het overleg met de regio zuidwest Brabant over alternatieven voor de Beneluxtrein.

Minister IenM

Er heeft nog geen overleg plaatsgevonden tussen de minister en minister Magnette. Zodra het overleg heeft plaatsgevonden, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd

11-10-2011

AO Spoor

De Kamer zal per brief geïnformeerd worden over de besteding van budgetten voor fietsparkeren bij stations, waarbij het eventuele stimuleren van het gratis beschikbaar stellen van stallingplaatsen voor fietsen wordt gekoppeld aan de inzet van Rijksmiddelen.

Minister IenM

Overleg met betrokken partijen is gaande. Het informeren van de Kamer zal gecombineerd worden met de schriftelijke reactie op de motie van De Jong (29984–279), naar verwachting medio 2012.

12-10-2011

AO Otapan

De staatssecretaris zal het bedrijfsleven vragen welke belemmeringen zij ervaren in de geldende milieuregelgeving om tot milieuvriendelijke oplossingen te komen en zal de Kamer over de resultaten informeren.

Stas IenM

De staatssecretaris zal de Kamer medio 2012 informeren

13-10-2011

AO OV-Chipkaart

De minister zal de Kamer het nader onderzoek naar de oplossing ten aanzien van enkelvoudig in- en uitchecken en het nog te nemen besluit over de wijze waarop de kosten daarvan worden verdeeld doen toekomen

Minister IenM

Er is opdracht gegeven om een haalbaarheidsonderzoek hiernaar uit te zetten. Het onderzoek loopt met betrokkenheid van Vervoerders, Consumentenorganisaties en Overheid. In het najaar van 2012 volgt een rapportage.

13-10-2011

AO Waterkwaliteit

Medio 2012 zal de Kamer een nieuwe prognose ontvangen ten aanzien van de termijn waarbinnen de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water kunnen worden gehaald.

Stas IenM

Omdat de doorwerking van de Herijking EHS op KRW maatregelen mogelijk pas rond de zomer bekend is, en omdat de toezegging sterkt lijkt op motie van Veldhoven (27625–246), zal de toezegging gelijktijdig met de motie worden uitgevoerd. Planning eind 2012.

14-11-2011

AO Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De minister zegt toe in de tweejaarlijkse monitor over de effecten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, die de monitor Nota Ruimte vervangt, ook aandacht te besteden aan het effect van het schrappen van rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ordening, zoals aan de orde bij nationale landschappen en rijksbufferzones. Daarnaast zal zij in deze monitor tevens de werking van de ladder voor duurzame verstedelijking evalueren en decentrale overheden een handreiking voor toepassing daarvan aanreiken. De criteria voor de monitor ontvangt de Kamer begin 2012, de eerste versie van de monitor zelf komt begin 2013.

Minister IenM

De criteria voor de monitor zijn op 13 maart 2012 (32660–50) aan de Tweede Kamer verstuurd.

De nulmeting van de monitor wordt in het najaar aan de Tweede Kamer gezonden.

16-11-2011

WGO Begrotings-onderzoek

De minister zegt toe in de begroting van 2013 terug te komen op de uitwerking van de bezuinigingsmaatregelen Beheer en Onderhoud, inclusief de effecten daarvan.

Minister IenM

In de ontwerpbegroting 2013 is een bijlage opgenomen waarin de effecten worden gepresenteerd.

23-11-2011

Begrotings-behandeling IenM

De Kamer zal op 1 december 2012 het programma Beter Benutten ontvangen.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

23-11-2011

Begrotings-behandeling IenM

De minister zal de Kamer een actieplan voor de snelheidsverhoging op het spoor doen toekomen.

Minister IenM

Als reactie op het rapport van de Commissie Kuiken heeft de minister op 8 juni 2012 aangegeven in de zomer van 2012 een Roadmap ERTMS op te stellen. Deze Roadmap bevat in ieder geval 2 pijlers: de pilot ERTMS op Amsterdam–Utrecht, het onderzoek snelheidsverhoging naar 160km/h. In de Roadmap wordt gekeken op welke manier en volgens welke stappen ERTMS in Nederland kan worden geïmplementeerd (en dus ook hoe dit wordt meegenomen in de infrastructuur). De Roadmap inclusief het plan inzake snelheidsverhoging wordt aan het eind van de zomer aan de Kamer gestuurd.

23-11-2011

Begrotings-behandeling IenM

De minister zal een inventarisatie maken van de eisen die gesteld worden aan de rijvaardigheid in andere EU-lidstaten – zoals bedoeld in de motie De Jong c.s. (33 000-XII-34) en zal daarbij tevens in gaan op de vraag of er opvallende zaken te melden zijn ten aanzien van het rijgedrag van chauffeurs uit andere EU-lidstaten in Nederland.

Minister IenM

Momenteel wordt contact gelegd met partij die onderzoek gaat uitvoeren. Onderzoek zelf start augustus 2012.

24-11-2011

AO Klimaatbeleid

De staatssecretaris zegt toe de Kamer in het voorjaar van 2012 te informeren, in het kader van de heroverweging van de taken van het KNMI, bij welke organisatie de taak van het IPCC focal point het beste kan worden ondergebracht.

Stas IenM

Toezegging is in uitvoering

01-12-2011

AO Duurzaam inkopen en palmolie

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe in de volgende Duurzaamheidsmonitor een onderdeel gericht op de Duurzaam Inkopen mee te nemen en deze aan de Kamer te doen toekomen.

Stas IenM

Toezegging is in uitvoering

05-12-2011

AO Water

De Kamer zal de onderzoeksbevindingen en de hoofdlijnen van het voorstel over de 10%-regeling (het projectgebonden aandeel van de waterschappen aan de eigen projecten) ontvangen voordat het aan de Raad van State wordt gezonden.

Stas IenM

Toezegging is in uitvoering

05-12-2011

AO Water

De staatssecretaris zal de Kamer medio 2012 informeren over het internationale overleg in het kader van de Rijn- en Maascommissies over de onderhandelingen over waterkwaliteit en waterkwantiteit.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

06-12-2011

AO Transportraad

De minister zegt toe de suggestie van het lid Monasch, om op de Hanzelijn een pilot uit te voeren met betrekking tot ERTMS, te zullen meenemen in haar onderzoek naar verhoging van de snelheid op het spoor.

Minister IenM

Als reactie op het rapport van de Commissie Kuiken heeft de minister op 8 juni 2012 aangegeven in de zomer van 2012 een Roadmap ERTMS op te stellen. Deze Roadmap bevat in ieder geval 2 pijlers: de pilot ERTMS op Amsterdam–Utrecht, het onderzoek snelheidsverhoging naar 160km/h. In de Roadmap wordt gekeken op welke manier en volgens welke stappen ERTMS in Nederland kan worden geïmplementeerd (en dus ook hoe dit wordt meegenomen in de infrastructuur). De Roadmap inclusief het plan inzake snelheidsverhoging wordt aan het eind van de zomer aan de Kamer gestuurd.

14-12-2011

AO Milieuraad

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe in het voorjaar 2012 met een kabinetsreactie te komen op het rapport «Groene Groei» van de Taskforce Biodiversiteit.

Stas IenM

De Kamer zal medio 2012 worden geïnformeerd.

14-12-2011

AO Geluid

De staatssecretaris zal de Kamer in het voorjaar van 2012 een hoofdlijnenbrief over SWUNG II doen toekomen, mits het overleg met onder andere de VNG op dit punt voldoende is gevorderd.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

14-12-2011

AO Geluid

Bij de evaluatie van het Besluit geluid milieubeheer en het invoeringsbesluit geluidproductieplafonds zal de staatssecretaris specifiek aandacht geven aan gevoelige bestemmingen in samenhang met luchtkwaliteit.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

19-01-2012

AO Zeehavens/

binnenvaart

De staatssecretaris zal de Kamer vóór de zomer van 2012 informeren over het onderzoek naar de haalbaarheid en betaalbaarheid van een transitie van rode diesel naar groene brandstof. Daarbij zal hij ook het gelijke speelveld in Europa en het kostenplaatje betrekken

Stas IenM

De Kamer zal medio 2012 worden geïnformeerd.

19-01-2012

AO Zeehavens/

binnenvaart

De Kamer zal in de tweede helft van 2012 een voortgangsrapportage ontvangen over het Transitiecomité. Daarin zal de minister ook ingaan op de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

Minister IenM

Het transitiecomité werkt momenteel aan besluitvorming over een nieuwe sectorbrede brancheorganisatie. De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

19-01-2012

AO Zeehavens/

binnenvaart

De minister zal nog informeren bij andere lidstaten of zij bodemtarieven hanteren voor de binnenvaart. Als dat het geval is, zal de minister de Kamer hier schriftelijk over informeren.

Minister IenM

De omliggende binnenvaartlanden is om informatie gevraagd over het al dan niet hanteren van bodemtarieven voor de binnenvaart. Op dit moment is er nog geen enkele indicatie van het bestaan van bodemtarieven.

19-01-2012

AO Zeehavens/

binnenvaart

De minister zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2012 informeren over het aantal overtredingen in 2011 door te dichte passages van schepen langs de kust in het Waddengebied.

Minister IenM

Het aantal overtredingen in 2011 door te dichte passages van schepen langs de kust in het Waddengebied, ontstaan door niet de hiervoor aangewezen diepwaterroute te volgen bedroeg 52. De Kamer zal medio 2012 terzake worden geïnformeerd.

19-01-2012

AO Zeehavens/

binnenvaart

De minister zal in de begroting voor het jaar 2013 terugkomen op de samenwerkingsvoorstellen van de Havenalliantie en de ongevallen en sterfgevallen in de zee- en binnenvaart

Minister IenM

De havens hebben een brancheorganisatie opgericht (BOZ). De samenwerking in de havenalliantie heeft hieraan bijgedragen. In het overleg tussen BOZ en het ministerie zal samenwerking geagendeerd blijven. De Kamer zal medio 2012 terzake worden geïnformeerd.

02-02-2012

AO Risicobeleid (asbest, toezicht en zwembaden)

De staatssecretaris zal de resultaten van het onderzoek naar de Otapan medio 2012 naar de Kamer sturen. In het onderzoek zal ook gekeken worden naar de aanwezigheid van voldoende kennis in het ambtelijk apparaat, de «cultuur van tegenspraak», klokkenluidersregelingen, informatievoorziening van de Kamer en de vraag of de politiek verantwoordelijke destijds op de hoogte was.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

02-02-2012

AO Risicobeleid (asbest, toezicht en zwembaden)

De staatssecretaris informeert de Kamer in de tweede helft van 2012 over de inventarisatie van asbest in ziekenhuizen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

09-02-2012

AO AWACS

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal vóór de zomer van 2012 de contra-expertise op de metingen van Geluidsnet aan de Kamer doen toekomen

Stas IenM

De resultaten zullen kort na het zomerreces aan de Kamer worden aangeboden (zie ook brief 9 juli 2012, 33000XII-141).

14-02-2012

AO Duurzaam inkopen en palmolie

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe een eigen tweejaarlijkse monitor Duurzaam Inkopen te ontwikkelen, waarin ook het beleid met betrekking tot duurzaam inkopen van de ministeries BZK, ELI en BuZa aan de orde komen, en deze aan de Kamer te doen toekomen.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

14-02-2012

AO Duurzaam inkopen en palmolie

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe de Kamer begin juni te informeren over: – het overleg met het bedrijfsleven over het creëren van uniformiteit bij het gebruik van sociale criteria; – concrete voorbeelden van aanbestedingen op het gebied van duurzaam inkopen; – zijn plan dat zich richt op functioneel aanbesteden; – het overleg met het ministerie van Financiën inzake het wegnemen van barrières bij investerings- en exploitatiebudgetten.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

14-02-2012

AO Duurzaam inkopen en palmolie

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe de Kamer rond de zomer te informeren over de stand van zaken van de uitwerking van de motie Sap (Kamerstuk 33 000, nr. 19) inzake zonnepanelen op rijksgebouwen.

Stas IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

15-02-2012

AO Gunning hoofdrailnet HSL/HSA

De minister van IenM zal de minister van Financiën de vraag voorleggen wat hij vindt van het afstoten van een minderheidsbelang in NS. Zij zal er voor zorgen dat de Kamer daarover geïnformeerd wordt.

Minister IenM

De vraag van de Tweede Kamer over het afstoten van een minderheidsbelang in NS is aan de minister van Financiën overgebracht.

15-02-2012

AO Gunning hoofdrailnet HSL/HSA

De Kamer zal uiterlijk eind 2012 en op zijn vroegst na de zomer van 2012 geïnformeerd worden over eventuele aanvullende maatregelen in het kader van de geluidshinder in Lansingerland

Minister IenM

Zodra de uitkomsten van de pilot bekend zijn en besloten is over eventuele aanvullende maatregelen in het kader van de geluidshinder in Lansingerland zal de Tweede Kamer conform toezegging geïnformeerd worden.

15-02-2012

AO Gunning hoofdrailnet HSL/HSA

De minister zal de Kamer in het voorjaar van 2012 informeren over de uitkomsten van het overleg met haar Belgische ambtsgenoot over de bediening van de stations van Breda en Den Haag c.q. over de bestelling van het daartoe benodigde treinstel

Minister IenM

Er heeft nog geen overleg plaatsgevonden tussen de minister en minister Magnette. Zodra het overleg heeft plaatsgevonden, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd

01-03-2012

AO Milieuraad

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt toe de Kamer te berichten inzake de berekening van de administratieve lasten omtrent biobrandstoffen.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

01-03-2012

Debat Intrekking Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen

De minister zegt toe de Kamer in het najaar van 2012 een brief toe te zenden in zake de implementatie van de beleidsregels van VNG ten aanzien van recreatiewoningen en de handhaving daarop, nadat zij hierover met IPO en VNG heeft gesproken in het bestuurlijk koepeloverleg.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

01-03-2012

Debat Intrekking Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen

De minister zal de Kamer in het najaar van 2013 informeren over de voortgang in de implementatie van de beleidsregels van VNG ten aanzien van recreatiewoningen, en over de handhaving daarop, voor wat betreft de gemeenten waar de problematiek geldt.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

13-03-2012

Debat 32 666 Wijziging Spoorwegwet en WP2000 (spoor in beweging)

De minister zegt toe de Kamer binnen twee weken per brief te informeren over de geldende prestatie- en beloningsafspraken tussen de Raad van Commissarissen van NS en de directie van NS.

Minister IenM

De Minister van Financiën stuurt binnenkort op verzoek van de Minister van IenM hierover een brief aan de Tweede Kamer.

13-03-2012

Debat 32 666 Wijziging Spoorwegwet en WP2000 (spoor in beweging)

De minister beoogt de tweede tranche van de wetgeving in het kader van de kabinetsnotitie «Spoor in beweging» eind 2012 aan de Kamer te doen toekomen. Zij zal daarbij de kwestie van het bergen van gestrande treinen betrekken.

Minister IenM

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

13-03-2012

Debat 32 666 Wijziging Spoorwegwet en WP2000 (spoor in beweging)

De minister zal overleg plegen met de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Consumentenautoriteit over de mogelijkheden die zij zien om de rol van intermediair tussen vervoersbedrijven en reizigers te vervullen na hun fusie, zoals bedoeld in de motie van het lid Van Gent over extra bevoegdheden voor de vervoerskamer van de NMa (31 843-7). De minister zal tevens bezien in hoeverre de Inspectie Leefomgeving en Transport die rol kan vervullen. Over de resultaten hiervan wordt de Kamer in mei 2012 geïnformeerd.

Minister IenM

Het uitwerken van de verschillende scenario’s en het overleg daarover met de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Consumentenautoriteit (CA), het ministerie van Economische Zaken Landbouw en Innovatie (ELenI) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is afgerond.

Over de resultaten hiervan wordt de Kamer begin medio 2012 geïnformeerd.

27-03-2012

VAO Leefomgeving

De staatssecretaris zegt toe de Kamer middels een brief te informeren over een gesprek met de VNG en de grote steden over de mogelijkheid voor milieuzoneringen voor oldtimers.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

02-04-2012

Debat 32 821 wijz. wet Ruimtelijke ordening (provinciaal medebewind)

De minister zal de Inspectie Leefomgeving en Transport vragen om een themaonderzoek uit te voeren ter evaluatie van de met dit wetsvoorstel ingevoerde ontheffingsbevoegdheden voor het Rijk en provincies. De Kamer zal de uitkomsten van dat onderzoek een jaar na de inwerkingtreding van deze wet ontvangen.

Minister IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

04-04-2012

AO Waterkwantiteit

Vóór het Algemeen Overleg MIRT in juni 2012 zal de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de provincie(s) over de mogelijkheden voor de nieuwbouw van de sluizen bij Kornwerderzand.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

12-04-2012

AO Grondstoffen en Afval

De staatssecretaris zegt toe om de Kamer vóór het AO Grondstoffen en Afval d.d. 7 juni 2012 te informeren over de resultaten van zijn gesprekken met de recyclingbranche, over de mogelijkheden om mensen uit de sociale werkvoorziening aan een baan te helpen in de recyclingsector, inclusief de eventueel noodzakelijke begeleiding.

Stas IenM

Met de uitvoering van de toezegging is het eindrapport over gescheiden inzameling van huishoudelijk afval afgewacht, omdat de mogelijkheid bestond dat in het rapport aandacht zou geschonken zou worden aan het inschakelen van mensen uit de sociale werkvoorziening. De Kamer zal na de zomer 2012 worden geïnformeerd.

19-04-2012

AO Luchtvaart

De Kamer zal rond de zomer een voorstel voor de wijzigingen in de relevante regelgeving naar aanleiding van de evaluatie van de Wet Luchtvaart ontvangen.

Stas IenM

De Kamer zal in september 2012 conform toezegging worden geïnformeerd (zie ook brief 27 juni 2012, 31 936-13)

19-04-2012

AO Luchtvaart

De Kamer zal rond 1 juli 2012 de luchtruimvisie ontvangen

Stas IenM

De Kamer zal in september 2012 conform toezegging worden geïnformeerd (zie ook brief 27 juni 2012, 31 936-13)

19-04-2012

AO Luchtvaart

De Kamer zal voor de zomer de kabinetsreactie op het Aldersadvies Lelystad ontvangen

Stas IenM

De Kamer zal in september 2012 conform toezegging worden geïnformeerd (zie ook brief 27 juni 2012, 31 936-13)

19-04-2012

AO Luchtvaart

De staatssecretaris zal schriftelijk terugkomen op de vragen over de criteria die gelden alvorens de Inspectie overgaat tot handhaving en sanctionering in het kader van de «Denied Boarding Compensation» verordening.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

19-04-2012

AO Luchtvaart

De staatssecretaris zegt toe om contact op te nemen met de Inspectie over verbetering van de site, en zal de Kamer daarover berichten. De Kamer zal daarbij ook worden geïnformeerd over het aantal klachten.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

31-05-2012

AO Rio Conferentie en klimaat

De staatssecretaris van IenM stuurt de Kamer een overzicht van ontwikkelingen in de Nederlandse CO2 uitstoot in relatie tot economische groei.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

31-05-2012

AO Rio Conferentie en klimaat

De staatssecretaris van IenM informeert de Kamer zo spoedig mogelijk over de resultaten van het onderzoek naar de set-aside ETS.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

06-06-2012

Debat Wet basisnet 32 862

De minister zal de Tweede Kamer voor het AO MIRT d.d. 28 juni 2012 informeren over de mogelijkheden om de situatie op emplacement Kijfhoek te verbeteren.

Minister IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

07-06-2012

AO Grondstoffen en Afval

De Kamer zal in juli 2012 de actuele cijfers ontvangen, ten aanzien van de hoeveelheid, samenstelling en controle van gestort afval en verbranding van afval.

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

07-06-2012

AO Grondstoffen en Afval

De staatssecretaris zegt toe voor het einde van het zomerreces een reactie aan de Kamer te zullen sturen, op het advies dat de werkgroep van gemeenten en afvalbedrijfsleven op 24 mei 2012 heeft uitgebracht, over het verhogen van de recycling van Nederlands afval van 80% naar 83%.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

07-06-2012

AO Grondstoffen en Afval

De staatssecretaris zegt toe dat het Activiteitenbesluit zal worden aangepast, zodat ook scooters kunnen worden aangeboden voor recycling

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

13-06-2012

AO Verkeersveiligheid

De minister van IenM zegt toe het wetsvoorstel over kilometertellerfraude direct na de zomer aan de Kamer te doen toekomen.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Parlementair agenda punt [13-06-2012] – Verkeersveiligheid

De minister van IenM zal het onderzoek naar de Europese rijopleidingen eind 2012 aan de Kamer doen toekomen.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

13-06-2012

AO Verkeersveiligheid

De minister van IenM zal de Kamer na de zomer informeren over de stand van zaken rond het trekkerrijbewijs.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

14-06-2012

Debat Wet Basisnet (32 862)

De minister zegt toe nog voor het AO MIRT van 28 juni 2012 een brief te sturen aan de Tweede Kamer inzake de Hanzelijn en de mogelijkheden voor goederenvervoer. In de brief wordt ingegaan op de volgende drie vragen: (1) Is met het beoogde aantal extra reizigerstreinen en reistijden, in combinatie met kort volgen, op de OV SAAL-corridor überhaupt goederenvervoer mogelijk via de Hanzelijn, zolang er geen spoorverdubbeling is gerealiseerd in Almere? (2) Is de routering van al het goederenvervoer via de Hanzelijn nog steeds randvoorwaarde voor het OV SAAL-project? (3) Wat is de uiterste datum voor doorvoering van de verplaatsing van de Veluwelijn naar de Hanzelijn?

Minister IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

14-06-2012

Debat Wet Basisnet (32 862)

De minister zal voor het AO MIRT van 28juni 2012 schriftelijk reageren op de vraag van het lid Janssen om het Twentekanaal op te waarderen tot een kanaal voor klasse 5-schepen

Minister IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

27-06-2012

AO Risicobeleid en externe veiligheid

De staatssecretaris zegt toe de Tweede Kamer na de zomer 2012 per brief te informeren over de resultaten van het bestuurlijk overleg met IPO en VNG (d.d. 28 juni 2012) over de RUD-vorming.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

27-06-2012

AO Openbaar vervoer

De minister zegt toe de Tweede Kamer voor het eind van het zomerreces 2012 een schriftelijke reactie te doen toekomen op het rapport «Beter OV voor de stadsregio Amsterdam».

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

28-06-2012

AO MIRT

In de herfst van 2012 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang in het project A8/A9.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

28-06-2012

AO MIRT

De minister zal de Kamer begin 2013 informeren over de aansluiting Hoevelaken

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

28-06-2012

AO MIRT

Vóór 1 september 2012 ontvangt de Kamer een integrale verkeersstudie, waarin alle reeds bestaande informatie zal worden gebundeld, over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

28-06-2012

AO MIRT

Eind 2012 stuurt de minister haar studie over het achterstallig onderhoud en de opwaardering van de Twentekanalen naar de Kamer.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

28-06-2012

AO MIRT

Eind 2012 zal de minister de Kamer informeren over de oplossing voor de N35. Als de regio meedoet, is zij bereid meer bij te dragen dan nu het geval is.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Water

De staatssecretaris zegt toe om de Kamer in de zomer van 2012 te informeren over de resultaten van het overleg met de regio over de Afsluitdijk, inclusief het vervolgproces.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Water

De staatssecretaris zegt toe om in de volgende voortgangsrapportage van het HWBP2 specifiek in te gaan op de 5 mijlpalen die vertraging hebben opgelopen. Hierbij zal worden ingegaan op de maatregelen/aanpak om de vertraging in te lopen, en de bijbehorende planning.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Water

De staatssecretaris zegt toe om de Kamer binnen drie maanden per brief te informeren over geneesmiddelenresiduen in drinkwater en de mogelijkheden om die residuen terug te dringen. In de brief wordt ook ingaan op de mogelijkheid om hiervoor een pilot bij een verpleegtehuis te starten.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Water

De staatssecretaris zegt toe om de Kamer in de volgende voortgangsrapportage van het HWBP2 te informeren over de manier waarop 2,5% van het budget van het HWBP2 kan worden ingezet voor innovatie.

Stas IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Water

De staatssecretaris zegt toe de Kamer per brief te informeren over de mogelijkheden voor «één prijs voor één liter water», naar aanleiding van overleg hierover met de partners in het Bestuursakkoord water

Stas IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

04-07-2012

AO Structuurvisie (nahang)

In het najaar van 2012 ontvangt de Kamer de nulmeting, die het Planbureau voor de Leefomgeving in het kader van de SVIR opstelt. Zij zal daarbij ook de effecten van het gedereguleerde beleid en de aangenomen moties betrekken.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Structuurvisie (nahang)

De minister zal de structuurvisie «Wind op land» in het eerste kwartaal van 2013 ter inzage leggen en via de wettelijke procedure aan de Kamer voorleggen.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

04-07-2012

AO Structuurvisie (nahang)

De Kamer ontvangt volgens de wettelijke nahangprocedure de wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (het zogenoemde Barro), die zij vóór 1 september 2012 in het staatsblad zal publiceren.

Minister IenM

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

05-07-2012

VAO MIRT

De minister zal de Kamer, naar aanleiding van de aangehouden motie Kuiken, nader informeren over het ondergronds uitvoeren van de spoorpassage van de N18 bij Haaksbergen.

Minister IenM

De toezegging wordt uitgevoerd.

BIJLAGE 4 VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Artikel 1 Integraal Waterbeleid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

           

Amendement nr ..., lid ...

           

Nota van wijziging

           

1e suppletore wet 2012

52 384

46 493

46 494

46 494

46 398

46 398

Nieuwe mutaties

– 901

– 46 493

– 46 494

– 46 494

– 46 398

– 46 398

Stand ontwerpbegroting 2013

51 483

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstelling Begrotingsakkoord

 

– 417

– 400

– 434

– 395

– 410

2.

Loonbijstelling

93

94

95

95

95

95

3.

Omgevingsloket

– 418

– 418

– 418

– 418

– 418

– 418

4.

Amendement Lucas (Deltawet)

 

95 164

95 841

47 626

2 375

9 455

5.

Bijdrage IGRAC

200

200

200

200

 

 

6.

Invulling subsidietaakstelling

– 220

– 220

– 410

– 1 456

– 500

 

7.

Herschikking opdrachten

– 372

– 604

– 1 594

– 1 884

– 1 884

– 1 884

8.

Taakstelling HGIS/non-ODA

 

 

 

– 650

– 650

– 650

9.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 184

– 190

– 251

– 111

– 75

– 75

10.

Bijdrage SZW: compensatie waterschappen

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

 

Diversen

0

– 400

– 400

– 399

– 400

0

11.

Conversie 2013:

 

 

 

 

 

 

 

– artikel 11 Waterkwantiteit

 

– 40 946

– 39 567

– 37 892

– 38 287

– 39 176

 

– artikel 12 Waterkwaliteit

 

– 100 756

– 101 590

– 53 171

– 8 259

– 15 335

 

Totaal

– 901

– 46 493

– 46 494

– 46 494

– 46 398

– 46 398

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft de bijdrage van artikel 1 voor het Omgevingsloket. Laatstgenoemde kosten komen ten laste van artikel 2.

Ad 4. In verband met het amendement Lucas (Kamerstukken II 2010, 32 304, nr. 29) worden uitgaven op het gebied van waterkwaliteit die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening niet verantwoord in het Deltafonds maar op de begroting van hoofdstuk XII, artikel 12 Waterkwaliteit.

Ad. 5 Deze mutatie betreft een bijdrage voor 4 jaar vanuit Infrastructuurfonds artikel 11 aan de International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC)

Ad 6. Een deel van de subsidietaakstelling Deltares blijkt niet haalbaar. In de periode t/m 2020 gaat het afgerond om € 22 miljoen Het grootste deel, ruim € 19 miljoen, wordt verwerkt op Infrastructuurfonds artikel 11 en het restant wordt ingeboekt op hoofdstuk XII artikel 1.

Ad 7. Deze mutatie betreft een herschikking van de opdrachten Rijkswaterstaat binnen hoofdstuk XII.

Ad 8. Als gevolg van een bijstelling van de raming van het Bruto Nationaal Product is de HGIS bijdrage verlaagd.

Ad 9. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 10. Door het ministerie van SZW wordt vanaf 2013 € 2 miljoen overgeboekt naar de begroting van IenM. Dit in verband met de financiële compensatie van Waterschappen voor het betrekken van de eigen bijdrage kinderopvang bij het bepalen van het recht op kwijtschelding van lokale belastingen. De € 2 miljoen zal via een subsidieregeling naar de Waterschappen worden overgeboekt.

Ad 11. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 1 Integraal waterbeleid per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

 

 

 

 

 

Amendement nr ..., lid ...

 

 

 

 

 

 

1e suppletore wet 2012

570

570

570

570

570

570

Nieuwe mutaties

– 100

– 570

– 570

– 570

– 570

– 570

Stand ontwerpbegroting 2013

470

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Diverse ontvangsten

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

2.

Conversie naar artikel 11 en 12

 

– 470

– 470

– 470

– 470

– 470

 

Totaal

– 100

– 570

– 570

– 570

– 570

– 570

Ad 1. Deze ontvangsten worden met het invoeren van Verantwoord Begroten verantwoord op artikel 98 Apparaat van het kerndepartement.

Ad 2. Zie punt 11 onder de uitgavenmutaties.

Artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

2 Ruimtelijke Ontwikkeling

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Amendement nr ..., lid ...

 

 

 

 

 

 

Nota van wijziging

 

 

 

 

 

 

1e suppletore wet 2012

178 633

148 060

107 148

205 053

197 870

197 637

Nieuwe mutaties

2 176

– 148 060

– 107 148

– 205 053

– 197 870

– 197 637

Stand ontwerpbegroting 2013

180 809

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstelling Begrotingsakkoord

 

– 2 633

– 1 818

– 3 630

– 3 232

– 3 343

2.

Loonbijstelling

2

2

2

2

2

2

3.

Bijdrage opdracht AgNL

– 9 862

– 1 349

– 449

0

0

0

4.

Eindejaarsmarge 2011

3 428

0

0

0

0

0

5.

Toekenningen Verkeersmaatregelen

4 500

 

 

 

 

 

6.

Bijdrage geluidsanering bij DGMi

0

0

0

– 10 000

– 10 000

– 10 000

7.

Uitvoering WABO

712

418

418

418

418

418

8.

Bijdrage aan de CieMer

2 243

 

 

 

 

 

9.

Bijdrage Basisregistratie Kadaster

682

3 942

3 942

3 942

3 942

3 942

10.

Correctie conversie

573

877

877

145

145

145

11.

Diverse ontvangsten

1 611

 

 

 

 

 

12.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 1 049

– 1 063

– 1 002

– 822

– 538

– 538

13.

Naar Defensie: MASS-radars

– 600

– 1 200

– 1 200

 

 

 

 

Diversen

– 64

580

381

493

300

300

14.

Conversie 2013: artikel 13

 

– 147 634

– 108 299

– 195 601

– 188 907

– 188 563

 

Totaal

2 176

– 148 060

– 107 148

– 205 053

– 197 870

– 197 637

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft de doorwerking van de opdracht die eind 2011 is gegeven aan AgNL. De mutatie voor 2011 is in de Slotwet opgenomen.

Ad 4. Door diverse oorzaken is in 2011 vertraging opgetreden bij de projecten BIRK en het Meerjarenprogramma Bodem. Deze uitgaven zijn doorgeschoven naar 2012.

Ad 5. Deze mutatie betreft de doorwerking van de Najaarsnota 2011 waarin de middelen budgetten BIRK tijdelijk zijn ingezet voor de versnelling bij de toekenning van verkeersmaatregelen. Nu vloeien deze middelen weer terug.

Ad 6. In het Regeerakkoord (Rutte) is per 2015 een bezuiniging doorgevoerd (opheffen) op het ISV-budget. In dit budget waren ook gelden voor geluidisolatie opgenomen en had hiervoor geschoond moeten worden. Het hierdoor ontstane budgettaire probleem bij geluidisolatie wordt gedekt uit bodemsanering.

Ad 7. Deze mutatie betreft de bijdragen van organisatieonderdelen binnen IenM in de kosten voor het Omgevingsloket.

Ad 8. Dit betreft de bijdragen van ElenI en OCW aan de subsidie ten behoeve van de Cie-Mer.

Ad 9. Deze mutatie betreft de bijdragen van participerende deelnemers in het budget basisregistratie ten behoeve van het Kadaster.

Ad 10. Dit betreft een correctieboeking met artikel 98 naar aanleiding van de conversie binnen het Ruimtedomein.

Ad 11. Het betreft ontvangsten van het Kadaster als bijdrage voor Basisregistratie Grootschalige Topo en uit de verkoop van gronden uit de Bommelerwaard. Zie ook de toelichting bij de ontvangsten.

Ad 12. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 13. Deze mutatie betreft het aandeel van IenM in de financiering van de upgrade van 4 van de 5 MASS-radars. Defensie is verantwoordelijk voor het project.

Ad 14. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar het artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

2 Ruimtelijke Ontwikkeling

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Amendement nr ..., lid ...

           

1e suppletore wet 2012

934

934

934

934

934

934

Nieuwe mutaties

1 611

– 934

– 934

– 934

– 934

– 934

Stand ontwerpbegroting 2013

2 545

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Bijdrage Kadaster inz. BAG

990

0

0

0

0

0

2.

Aandeel IenM in verkoop grondpositie

621

0

0

0

0

0

3.

Conversie 2013: artikel 13

 

– 934

– 934

– 934

– 934

– 934

 

Totaal

1 611

– 934

– 934

– 934

– 934

– 934

Ad 1. Betreft de ontvangsten van het Kadaster als bijdrage voor Basisregistratie Grootschalige Topo.

Ad 2. Op grond van het aandeel IenM in verkoop grondpositie vloeien middelen van de Bommelerwaard terug ten behoeve van de projecten BIRK.

Ad 3. Zie punt 15 onder de uitgavenmutaties.

Artikel 3 Wegen en verkeersveiligheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

3

Wegen en verkeersveiligheid

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

64 717

49 226

55 533

40 864

31 425

31 390

Nieuwe mutaties

– 10 441

– 49 226

– 55 533

– 40 864

– 31 425

– 31 390

Stand ontwerpbegroting 2013

54 276

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstelling Begrotingsakkoord

 

– 720

– 803

– 612

– 407

– 421

2.

Loonbijstelling

112

84

78

66

66

66

3.

Eindejaarsmarge 2011

800

         

4.

Overboeking naar DGMI in HXII

– 6 813

– 4 703

– 10 637

– 8 437

– 1 663

– 1 663

5.

Dynamax (Overboeking naar Infrastructuurfonds)

– 3 500

– 3 000

– 7 900

     

6.

Herschikking agentschapsbijdragen

– 1 040

– 1 382

– 1 243

– 1 332

– 1 417

– 1 417

7.

Overboeking van Infrastruurfonds

 

900

1 105

     
 

Diversen

0

0

3

– 2

– 8

– 8

8.

Conversie 2013: artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

– 40 405

– 36 136

– 30 547

– 27 996

– 27 947

 

Totaal

– 10 441

– 49 226

– 55 533

– 40 864

– 31 425

– 31 390

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2011 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd. Deze gelden zijn bestemd voor het deelproduct opdrachten verkeersveiligheid.

Ad 4. Dit betreft een overboeking van artikel 3 naar artikel 6 als gevolg van de centralisatie van het centraliseren van de uitgaven voor duurzame mobiliteit.

Ad 5. Dit betreft een technische mutatie van hoofdstuk XII naar het Infrastructuurfonds waarmee een deel van de programma’s Meer Veilig 3 en de kritische ontwerpelementen verkeersveiligheid (AKOE) worden bekostigd. Deze hangen samen met de invoering van de dynamische maximumsnelheden op de diverse trajecten. Dit is eerder gemeld aan de Tweede Kamer.

Ad 6. Dit betreft een herschikking van agentschapsbijdragen aan Rijkswaterstaat.

Ad 7. Dit betreft een terugboeking van de dekking van de in 2011 ontstane hogere uitgaven op het Actieplangroei op het spoor, die uit dit artikel zijn gecompenseerd.

Ad 8. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 3 Wegen en verkeersveiligheid per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

3

Wegen en verkeersveiligheid

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

6 782

6 782

6 782

6 782

6 782

6 782

Nieuwe mutaties

0

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

Stand ontwerpbegroting 2013

6 782

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Conversie naar artikel 14 Wegen en Verkeersveiligh.

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

 

Totaal

0

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

– 6 782

Ad 1. Zie punt 8 onder de uitgavenmutaties.

Artikel 4 Openbaar vervoer en spoor
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

4

Openbaar vervoer en spoor

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

55 760

45 900

32 944

22 272

12 963

12 961

Amendement 33 000 XII, nr. 106

0

         

Nieuwe mutaties

1 206

– 45 900

– 32 944

– 22 272

– 12 963

– 12 961

Stand ontwerpbegroting 2013

56 966

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

 

– 660

– 454

– 331

– 199

– 206

2.

Loonbijstellingstranche

106

100

46

5

5

5

3.

Herschikking agentschapsbijdragen

1 845

1 025

695

521

355

355

4.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 745

         
 

Diversen

   

– 3

– 9

– 9

– 9

5.

a) Conversie 2013:

           
 

– artikel 15 Openbaar vervoer

 

– 8 316

– 8 122

– 7 362

– 7 247

– 7 241

 

– artikel 16 Spoor

 

– 38 049

– 25 106

– 15 096

– 5 868

– 5 865

 

Totaal

1 206

– 45 900

– 32 944

– 22 272

– 12 963

– 12 961

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft een herschikking van agentschapsbijdragen aan Rijkswaterstaat.

Ad 4. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 5. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties

Ad 6. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 4 Openbaar vervoer en spoor per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar de artikelen 15 Openbaar vervoer en 16 Spoor.

Artikel 5 Mainports en logistiek
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

5

Mainports en logistiek

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

52 901

30 714

29 002

29 965

17 550

17 544

Nieuwe mutaties

4 595

– 30 714

– 29 002

– 29 965

– 17 550

– 17 544

Stand ontwerpbegroting 2013

57 496

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

0

– 461

– 418

– 467

– 219

– 228

2.

Loonbijstellingstranche

23

23

22

22

31

31

3.

Eindejaarsmarge 2011 (diversen)

1 674

         

4.

Eindejaarsmarge 2011 (GIS)

2 907

         

5.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

0

– 745

– 745

– 574

– 408

– 408

6.

Herschikking agentschapsbijdrage

– 869

142

– 189

– 363

– 529

– 529

7.

Externe veiligheid

670

121

50

     

8.

Overboeking van Justitie

 

71

71

71

71

71

9.

Overboeking Infrafonds

190

– 60

– 60

– 60

– 60

– 60

10.

Conversie 2013:

           
 

– artikel 17 Luchtvaart

 

– 23 341

– 22 305

– 23 883

– 11 728

– 11 719

 

– artikel 18 Scheepvaart en zeehavens

 

– 6 464

– 5 428

– 4 711

– 4 708

– 4 702

 

Totaal

4 595

– 30 714

– 29 002

– 29 965

– 17 550

– 17 544

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingtranche 2012.

Ad 3. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2011 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd. Een groot deel hiervan is het gevolg van opgelopen vertraging in het besluitvormingsproces aanbestedingsprocedure voor de exploitatie van de luchthaven Twente.

Ad 4. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge ten behoeve van uit 2011 overlopende betalingsverplichtingen voor GIS II, Aankoop LIB veiligheidssloopzones Schiphol en Klachtenafhandeling schadeclaims Schiphol. waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 5. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 6. Dit betreft een herschikking van agentschapsbijdragen aan Rijkswaterstaat.

Ad 7. Dit betreft een overboeking vanuit andere artikelen binnen de begroting van IenM ten behoeve van ondersteuning extern veiligheidsbeleid, de dekking van meerkosten Vogelaanvaringen, contraexpertise Geluidnet (AWACS dossier) en Gezondheidsonderzoek RIVM.

Ad 8. Dit betreft een structurele terugboeking van het ministerie van Veiligheid en Justitie van zogenoemde koepelkosten in verband met de beëindiging van de Geschillencommissie per 2012.

Ad 9. De gelden die beschikbaar zijn gekomen uit het amendement van het lid Dijkgraaf (Kamerstukken II, 33 000 A, nr. 9) worden van artikel 15 Hoofdvaarwegenent van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar dit artikel in hoofdstuk XII, omdat de betreffende uitgaven hier verantwoord moeten worden.

Anderzijds wordt structureel € 0,06 miljoen naar het Infrastructuurfonds overgeboekt ten behoeve van het project Graadmeter Noordse stormvogel (zwerfvuil).

Ad 10. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 5 Mainports en logistiek per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar de artikelen 17 Luchtvaart en 18 Scheepvaart en havens.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

5

Mainports en logistiek

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

43 524

45 744

45 744

24 643

2 059

47

Nieuwe mutaties

– 2 441

– 45 744

– 45 744

– 24 643

– 2 059

– 47

Stand ontwerpbegroting 2013

41 083

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Bijstelling ramingen geluidsisolatieprojecten

– 2 441

– 2 993

– 893

3 468

4 569

– 22

2.

Conversie naar artikel 17 Luchtvaart

– 42 751

– 44 851

– 28 111

– 6 628

– 25

 

Totaal

– 2 441

– 45 744

– 45 744

– 24 643

– 2 059

– 47

Ad.1 Dit betreft een bijstelling van de te verwachten ontvangsten voor de Geluidheffing (GIS-2/3) en de Heffingen Overige Schiphol projecten.

Ad 2. Zie punt 10 onder de uitgavenmutaties.

Artikel 6 Klimaat, Luchtkwaliteit en Geluid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

6. Klimaat, Luchtkwaliteit en Geluid

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

           

Amendement nr ..., lid ...

           

1e suppletore wet 2012

243 558

171 651

99 604

86 594

78 172

78 000

Nieuwe mutaties

20 476

– 171 651

– 99 604

– 86 594

– 78 172

– 78 000

Stand ontwerpbegroting 2013

264 034

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Lenteakkoord

0

– 2 546

– 1 360

– 1 308

– 1 093

– 1 137

2.

Loonbijstellingstranche 2012

143

108

97

93

93

93

3.

Bijdrage AgNL en RIVM

21 408

2 598

922

0

0

0

4

Korting op HGIS/Non-ODA

0

– 1 000

– 1 000

– 200

– 200

– 200

5.

Toekenningen Verkeersmaatregelen

– 4 500

         

6.

Bijdrage geluidsanering bij DGMi

     

10 000

10 000

10 000

7.

Geluidsprogramma

– 3 500

– 3 500

– 3 500

– 3 500

– 3 500

– 7 010

8.

IenM interne herschikking (tussen DG's)

6 813

4 703

10 637

8 437

1 663

1 663

9.

IenM interne herschikking (binnen DG)

894

474

474

     

10.

Decentralisatie VROM-brede centrale budgetten

581

553

518

498

492

488

11.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 716

– 728

– 728

– 539

– 351

– 351

12.

Overboeking naar OCW

– 792

– 792

– 792

– 792

   

13.

Diversen

145

21

– 99

– 148

35

35

14.

Conversie 2013:

           
 

– artikel 19 Klimaat

 

– 92 943

– 56 517

– 54 999

– 48 560

– 48 357

 

– artikel 20 Lucht en geluid

 

– 78 823

– 48 480

– 44 360

– 36 975

– 33 448

 

Totaal

20 476

– 171 651

– 99 604

– 86 594

– 78 172

– 78 000

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. De beleidsartikelen 2 Ruimtelijke Ontwikkeling, 7 Duurzaamheid, 8 Veiligheid en Risico’s en artikel 6 dragen bij aan de centrale opdracht voor AgentschapNL en het RIVM die op dit artikel wordt verantwoord. Het betreft hoofdzakelijk de financiële doorwerking van de opdracht die eind 2011 is gegeven voor 2012 en verder.

Ad 4. Als gevolg van een bijstelling van de raming van het Bruto Nationaal Product is de HGIS bijdrage verlaagd.

Ad 5. Deze mutatie betreft de doorwerking van de Najaarsnota 2011 waarin de middelen budgetten BIRK tijdelijk zijn ingezet voor de versnelling bij de toekenning van verkeersmaatregelen. Nu vloeien deze middelen weer terug naar artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling.

Ad 6. In het Regeerakkoord (Rutte) is per 2015 een bezuiniging doorgevoerd (opheffen) op het ISV-budget. In dit budget waren ook gelden voor geluidisolatie opgenomen en had hiervoor geschoond moeten worden. Het hierdoor ontstane budgettaire probleem bij geluidisolatie wordt gedekt uit bodemsanering.

Ad 7. Uitgaven op het geluidsprogramma worden op artikel 13.03 van het Infrastructuurfonds verantwoord (Spoorwegen Aanleg).

Ad 8. Dit betreft een overboeking van artikel 3 naar artikel 6 als gevolg van de centralisatie van het centraliseren van de uitgaven voor duurzame mobiliteit.

Ad 9. Deze gelden zijn uit artikel 8 Veiligheid en Risico’s overgeboekt ten behoeve van het beleidsterrein duurzame mobiliteit in het kader van de reorganisatie van IenM.

Ad 10. Deze mutatie betreft de decentralisatie van de (voorheen) VROM-brede centrale budgetten in het kader van het gelijktrekken van de budgettaire systematiek.

Ad 11. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 12. Betreft overboekingen naar de begroting van OCW ter financiering van het onderzoeksprogramma NWO.

Ad 13. Het betreft het saldo van diverse, kleine mutaties.

Ad 14. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 6 Klimaat, luchtkwaliteit en geluid per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar de artikelen 19 Klimaat en 20 Lucht en Geluid.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

6. Klimaat, Luchtkwaliteit en Geluid

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

           

Amendement nr ..., lid ...

           

1e suppletore wet 2012

16 000

120 000

200 000

200 000

200 000

200 000

Nieuwe mutaties

 

– 120 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

Stand ontwerpbegroting 2013

16 000

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Conversie 2013

           
 

– naar artikel 19

 

– 120 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

 

– naar artikel 20

 

0

0

0

0

0

 

Totaal

0

– 120 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

Ad 1. Zie punt 12 van de uitgavenmutaties.

Artikel 7 Duurzaamheid
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

7. Duurzaamheid

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

           

Amendement nr ..., lid ...

           

1e suppletoire wet 2012

109 593

46 868

17 329

15 896

15 797

15 701

Nieuwe mutaties

– 9 619

– 46 868

– 17 329

– 15 986

– 15 797

– 15 701

Stand ontwerpbegroting 2013

99 974

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1

Taakstelling Begrotingsakkoord

0

– 803

– 287

– 284

– 259

– 267

2.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 154

– 156

– 156

– 115

– 73

– 73

3.

Bijdrage AgNL en RIVM

– 9 787

– 803

– 102

     

4.

Uitvoering Verduurzaming en Duurzaamheidsagenda

1 000

1 000

1 500

3 000

4 200

4 200

5.

Opdracht NEN 2012

484

121

       

6.

Diversen

– 1 162

– 1 626

– 1 656

– 1 500

– 300

– 300

7.

Conversie 2013: artikel 21

 

– 44 601

– 16 628

– 17 087

– 19 365

– 19 261

Totaal

– 9 619

– 46 868

– 17 329

– 15 986

– 15 797

– 15 701

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen van het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 3. Deze mutatie betreft de overheveling naar artikel 6 Klimaat, Luchtkwaliteit en Geluid voor de opdrachten aan AgentschapNL en het RIVM. Het betreft hier hoofdzakelijk de doorwerkingen van opdrachten die eind 2011 zijn gegeven voor 2012.

Ad 4. Deze mutatie betreft de overheveling van middelen van artikel 8 Externe veiligheid en Risico`s. Met deze middelen wordt een bijdrage geleverd aan de activiteiten in het kader van de verduurzaming van (product)ketens, waaronder biomassa en ecosysteemdiensten.

Ad 5. Deze mutatie betreft de overheveling van middelen van artikel 8 Externe veiligheid en Risico`s ten behoeve van de opdracht NEN 2012 welke centraal wordt verstrekt.

Ad 6. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties.

Ad 7. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 7 Duurzaamheid per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 21 Duurzaamheid.

Artikel 8 Veiligheid en Risico’s
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

8 Veiligheid en Risico’s

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Amendement nr ..., lid ...

           

Nota van wijziging

           

1e suppletore wet 2012

52 351

20 172

21 438

46 169

75 819

75 809

Nieuwe mutaties

– 3 484

– 20 172

– 21 438

– 46 169

– 75 819

– 75 809

Stand ontwerpbegroting 2013

48 867

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

0

– 344

– 354

– 819

– 1 242

– 1 286

2.

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

– 342

– 348

– 348

– 258

– 168

– 168

3.

Loonbijstelling

3

3

3

3

3

3

4.

Bijdrage AgNL en RIVM

– 2 088

– 764

– 689

0

0

0

5.

Bijdrage Verduurzaming

– 1 000

– 1 000

– 1 500

– 3 000

– 4 200

– 4 200

6.

EJM 2011 PUmA-projecten

1 200

         

7.

Overheveling naar art 98 AGS

– 365

– 365

– 365

– 365

– 365

– 365

8.

Opdracht NEN 2012

– 485

– 121

       

9.

Diversen

– 407

         

10.

Conversie 2013: artikel 22

 

– 17 233

– 18 185

– 41 730

– 69 847

– 69 793

 

Totaal

– 3 484

– 20 172

– 21 438

– 46 169

– 75 819

– 75 809

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 3. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 4. Deze mutatie betreft de overheveling naar artikel 6 voor de opdrachten aan AgentschapNL en het RIVM. Het betreft hier de doorwerking van opdrachten die eind 2011 zijn gegeven.

Ad 5. Deze mutatie betreft de overheveling van middelen naar artikel 7 Duurzaamheid. Met deze middelen wordt een bijdrage geleverd aan de activiteiten in het kader van de verduurzaming van (product)ketens, waaronder biomassa en ecosysteemdiensten.

Ad 6. De uitgaven voor het project het Programma «Uitvoeren met Ambitie» (PUmA) zijn in 2011 vertraagd. Via de eindejaarsmarge worden de middelen bijgeboekt.

Ad 7. De Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) is in 2012 opgeheven. De middelen die vrijvallen worden overgeheveld naar artikel 98 Apparaatuitgaven van het Kerndepartement.

Ad 8. Deze mutatie betreft de overheveling van middelen naar artikel 7 ten behoeve van de opdracht NEN 2012.

Ad 9. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties.

Ad 10. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 8 Veiligheid en risico’s per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 22 Veiligheid en Risico’s.

Artikel 9 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

9 KNMI

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Amendementen

           

1e suppletoire wet 2012

41 950

44 607

49 503

42 233

40 479

40 333

Nieuwe mutaties

536

– 44 607

– 49 503

– 42 233

– 40 479

– 40 333

Stand ontwerpbegroting 2013

42 486

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1

Taakstellingen Begrotingsakkoord

 

– 669

– 730

– 666

– 580

– 604

2

Loonbijstelling

83

81

76

72

72

72

3

Positionering KNMI

576

– 2 699

– 3 649

– 2 845

– 2 865

– 2 876

4

Profijtbeginsel

 

5 000

6 500

6 500

6 500

6 500

5

Diversen

– 123

– 10

       

6

Conversie 2013: artikel 23

 

– 46 310

– 51 700

– 45 294

– 43 606

– 43 425

 

Totaal

536

– 44 607

– 49 503

– 42 233

– 40 479

– 40 333

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft een verlaging van de agentschapsbijdrage in het kader van de positionering van het KNMI en de invoering van het profijtbeginsel. De mutatie wordt ingezet te dekking van het resterende deel van de subsidietaakstelling dat nog op artikel 99 Nominaal en Onvoorzien is geparkeerd.

Ad 4. In het kader van de uitwerking van het Regeerakkoord, is besloten het profijtbeginsel in te voeren met ingang van de Voorjaarsnota 2013 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Dit betekent dat de verschillende opdrachtgevers zullen moeten gaan betalen voor de niet basis-taken van het KNMI. Omdat nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over de financiering van deze niet-basis taken door de verschillende opdrachtgevers, wordt de reeks die samenhangt met het profijtbeginsel tijdelijk taakstellend geparkeerd op artikel 99 Nominaal en Onvoorzien.

Ad 5. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties.

Ad 6. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 9 Koninklijk Nederlands Meteorologisch instituut per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar het artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie.

10 Inspectie Leefomgeving en transport
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

10 ILT

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Amendementen

           

1e suppletoire wet 2012

144 243

128 785

123 889

117 509

116 928

116 926

Nieuwe mutaties

7 648

– 128 785

– 123 889

– 117 509

– 116 928

– 116 926

Stand ontwerpbegroting 2013

151 891

0

0

0

0

0

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

– 719

– 670

– 682

– 625

– 648

2.

Loonbijstelling

471

427

414

396

393

393

3.

Overboeking apparaat

– 1 683

– 1 774

– 1 774

– 1 774

– 1 774

– 1 774

4.

Aanpassing agentschapsbijdrage

   

4 015

3 730

2 484

5.

Decentralisatie VROM-brede centrale budgetten

9 430

10 465

9 859

9 508

9 426

9 354

6.

Taakstelling BES en Pallas/Oyster

– 570

– 530

– 530

– 530

– 530

– 530

7.

Conversie 2013: artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

– 136 654

– 131 188

– 128 442

– 127 548

– 126 205

 

Totaal

7 648

– 128 785

– 123 889

– 117 509

– 116 928

– 116 926

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft een overboeking van personeelsbudget van ILT naar andere onderdelen van IenM.

Ad 4. Gebleken is dat ILT bij de start van het agentschap , na inpassing van de taakstelling Rutte, een structureel tekort kent. Dit wordt veroorzaakt doordat het lastenkader hoger is dan de beschikbare baten als gevolg van hogere personele, materiële en afschrijvingskosten.

Ad 5. Deze mutatie betreft de decentralisatie van de (voorheen) VROM-brede centrale budgetten in het kader van het gelijktrekken van de budgettaire systematiek.

Ad 6. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de verhoging van de Vrije Uitkering Caribisch Nederland en de kosten van onderzoek naar kernreactoren (Oyster en Pallas).

Ad 7. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 10 Inspectie Leefomgeving en Transport per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 24 Handhaving en toezicht.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

10 ILT

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

882

882

882

882

882

882

Amendementen

 

 

 

 

 

 

1e suppletoire wet 2012

– 882

– 882

– 882

– 882

– 882

– 882

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2013

0

0

0

0

0

0

97 Algemeen departement
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

97 Algemeen departement

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

           

1e suppletore wet 2012

9 261 522

9 221 376

9 734 202

8 720 443

9 161 630

9 054 635

Nieuwe mutaties

18 481

– 9 197 947

– 9 711 315

– 8 699 557

– 9 140 768

– 9 033 785

Stand ontwerpbegroting 2013

9 280 003

23 429

22 887

20 886

20 862

20 850

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

artikel

2012

2013

2014

2015

2016

2017

97.01 IenM brede programma middelen

– 554

– 828

– 866

– 858

– 828

– 840

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord (inkoop en generiek)

– 375

– 354

– 346

– 316

– 328

2.

Loonbijstelling 2012

 

47

48

48

48

48

48

3.

Overboeking naar ELenI

 

– 402

         

4.

Subsidies

 

150

         

5.

Correctie conversie

   

– 224

– 224

– 224

– 224

– 224

6.

Van A naar Beter

 

– 175

         

7.

Correctie grondslag

 

– 57

– 216

– 340

– 340

– 340

– 340

8.

Opdrachtgeverschap

 

– 120

– 65

       
 

Diversen

 

3

4

4

4

4

4

                 

97.02 Bijdrage IF

 

– 55 036

– 7 385 129

– 7 948 121

– 6 970 990

– 7 395 400

– 7 279 732

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord (inkoop en generiek)

– 98 787

– 103 336

– 99 744

– 102 945

– 101 489

2.

Taakstelling Begrotingsakkoord (aanleg)

 

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

– 200 000

3.

Taakstelling Begrotingsakkoord (aanleg – kasschuif)

– 230 000

130 000

100 000

   

4.

Kaderrichtlijn waternaar HXII vanuit IF

 

– 95 164

– 95 841

– 47 626

– 2 375

– 9 455

5.

BTW compensatie Zuid-As

           

20 000

6.

Bijdrage HXII aan IF tbv Dynamax

3 500

3 000

7 900

     

7.

Bijdrage HXII aan IF tbv geluidsprogramma

3 500

3 500

3 500

3 500

3 500

7 010

8.

Loonbijstelling 2012

 

6 817

6 673

6 318

6 003

6 016

6 051

9.

Taakstelling apparaat

   

– 8 604

– 23 052

– 31 818

– 33 604

– 35 390

10.

van/naar BDU naar/van IF

 

– 67 908

– 4 044

– 2 966

– 2 966

– 2 966

12 452

11.

Naar Bes-fonds

 

– 500

         

12.

Conversie 2013: artikel 26

   

– 6 761 720

– 7 670 509

– 6 700 232

– 7 064 160

– 6 979 119

 

Diversen

 

– 445

17

– 135

1 893

1 134

208

                 

97.04 BDU

 

74 071

– 1 811 990

– 1 762 328

– 1 727 709

– 1 744 540

– 1 753 213

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

 

– 26 076

– 24 260

– 25 962

– 23 798

– 24 944

2.

Loonbijstelling 2012

 

6 163

5 647

5 539

5 461

5 512

5 539

3.

Van IF/13: Spoorwegen

 

7 558

3 000

       

4.

Van IF/12: Hoofdwegen

 

44 606

         

5.

Van IF/14 Regionaal/lokale infra

15 744

1 044

2 966

2 966

2 966

2 966

6.

Conversie 2013: artikel 25

   

– 1 795 605

– 1 746 573

– 1 710 174

– 1 729 220

– 1 736 774

 

Totaal

 

18 481

– 9 197 947

– 9 711 315

– 8 699 557

– 9 140 768

– 9 033 785

97.01 IenM brede programma middelen

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen (inkoop en generiek) uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Het betreft een overboeking naar het ministerie van ELenI. Het betreft een bijdrage in het programma Natuur-Milieueducatie/Leren voor Duurzame Ontwikkeling en uitgaven conform het mede door ELenI vastgestelde werkplan 2012 (Agentschap NL).

Ad 4. Het betreft hier een subsidie, welke als apparaat gelabeld staat op artikel 98.02. Aangezien subsidies programma gelden zijn heeft er een overboeking plaatsgevonden van artikel 98.02 naar 97.01.

Ad 5. Het betreft hier een correctie op de conversie. De gelden worden op artikel 06.03 verantwoord, zodat er een overboeking heeft plaatsgevonden van artikel 97.01 naar artikel 06.03.

Ad 6. Op artikel 18.08 van het Infrafonds vinden uitgaven plaats voor van A naar Beter. De compensatie vindt uit dit artikel plaats.

Ad 7. Bij het bepalen van de grondslag van het apparaat ten behoeve van de taakstelling zijn bij de grondslag abusievelijk programmamiddelen meegenomen. In verband hiermede vindt er een overboeking plaats naar artikel 98.

Ad 8. Het betreft een bijdrage aan het Programma en uitvoeringskosten Coördinerend Opdrachtgeverschap en Strategische Aangelegenheden die op artikel 6 wordt verantwoord.

Ad 9. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties.

97.02 Bijdrage Infrastructuurfonds

Ad 1. t/m 3. Deze mutaties betreffen het aandeel van het infrastructuurfonds in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 4. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de Deltawet het amendement Lucas (Kamerstukken II 2010/2011, 32 304, nr. 29) aangenomen. Hierin wordt bepaald dat er geen uitgaven voor aanlegprojecten waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water (KRW) uit het Deltafonds gedaan mogen worden. Deze uitgaven moeten na in werking treden van de Deltawet verantwoord worden op hoofdstuk XII.

Ad 5. Dit betreft de uitwerking van de BTW compensatie € 40 miljoen in de jaren 2017 en 2018 (bijdrage van het Ministerie van Financiën) conform eerdere afspraak uit 2005 over het verlagen van de BTW-druk op het project (Handelingen 2004–2005, 29 800 XI, nr. 102).

  • 6. Dit betreft een technische mutatie van hoofdstuk XII naar het Infrastructuurfonds waarmee een deel van de programma’s Meer Veilig 3 en de kritische ontwerpelementen verkeersveiligheid (AKOE) worden bekostigd. Deze hangen samen met de invoering van de dynamische maximumsnelheden op de diverse trajecten. Dit is eerder gemeld aan de Tweede Kamer.

  • 7. Dit betreft een bijdrage van DG Milieu ten behoeve van het geluidsprogramma spoor t/m 2023 in aanvulling op eerdere bijdragen uit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) t/m 2020.

  • 8. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

  • 9. Deze mutatie betreft de taakstelling apparaat uit het Regeerakkoord welke, in afwachting van de invulling hiervan, nog geparkeerd was op begroting XII. De invulling heeft ertoe geleid dat de uitgaven van ProRail met € 37,5 miljoen worden verlaagd vanaf 2018, met een ingroei vanaf 2013. Deze definitieve invulling was reeds verwerkt in het Beheerplan 2012 van ProRail en is nu ook verwerkt in de begroting Infrastructuurfonds.

  • 10. Deze mutatie betreft diverse overboekingen tussen Infrastructuurfonds en de BDU. Deze worden hieronder bij artikel 97.04 BDU afzonderlijk toegelicht.

  • 11. Door IenM wordt een bedrag van € 0,5 miljoen overgeboekt naar het Bes-fonds. Het betreft de bijdrage voor de renovatie van de haven in Saba.

  • 12. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 97.02 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen (bestaande uit de artikelonderdelen 26.01 Bijdrage Infrastructuurfonds en 26.02 Bijdrage Deltafonds).

Ad 13. Het betreft het saldo van diverse kleine mutaties.

97.04 BDU

Ad 1. Deze mutatie betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Deze mutatie betreft de overboeking van het project «Quick-scan gedecentraliseerd spoor (Gelderland/SAN)» (€ 1,565 miljoen in 2012) en het regionale project «sneltram Maastricht–Lanaken–Hasselt» ( € 6 miljoen in 2012 en 2013). Daarnaast is een bedrag van € 2,462 miljoen met betrekking tot actieplan groei op het spoor in 2013 overgeboekt.

Ad 4. Ten behoeve van het Programma Beter Benutten, waarvan de betaalbaarstelling via de BDU verloopt, wordt in het jaar 2012 bijna € 45 miljoen vanuit artikel Infrastructuurfonds 12 Hoofdwegennet naar de BDU over geboekt.

Ad 5. Het gaat hier om een overboeking vanuit artikel Infrastructuurfonds 14 Regionaal lokale Infrastructuur het Actieplan Regionaal OV met betrekking tot de provincie Flevoland en het project Quick-wins Rotterdam. De betaalbaarstelling van deze projecten loopt via de BDU.

Ad 6. Conform de brief over de begrotingsstructuur d.d. 26 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/2012, 31 865, nr.42) is artikel 97.04 Bijdrage BDU per ontwerpbegroting 2013 geconverteerd naar artikel 25 Bijdrage BDU.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

97 Algemeen departement

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2012

2 771

2 685

2 685

2 685

2 685

2 685

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2013

2 771

2 685

2 685

2 685

2 685

2 685

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

   

0

         
 

Totaal

0

0

0

0

0

 
Artikel 98 Apparaat van de Bestuurskern
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

98 Apparaat van het kerndepartement

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

398 586

363 424

323 748

302 186

295 897

291 167

Amendement nr ..., lid ...

           

Nota van wijziging

           

1e suppletore wet 2012

– 19 727

– 6 330

– 7 615

– 7 302

11 239

– 4 644

Nieuwe mutaties

5 672

– 7 007

8 301

12 778

14 972

17 550

Stand ontwerpbegroting 2013

384 531

350 087

324 434

307 662

322 108

304 073

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Taakstellingen Begrotingsakkoord

 

– 790

– 756

– 715

– 690

– 689

2.

Loonbijstelling

1 050

942

805

729

723

700

3.

Eindejaarsmarge

8 104

         

4.

Interne IenM apparaatoverboeking

1 210

1 649

1 660

1 660

1 660

1 660

5.

Transitiebudget

 

5 474

16 327

23 037

24 396

25 728

6.

Desaldering PBL

4 764

500

500

500

500

500

7.

Decentralisatie VROM-brede budgetten

– 9 543

– 10 550

– 9 909

– 9 538

– 9 450

– 9 374

8.

Herschikking agentschapsbijdrage RWS

436

819

2 331

3 058

3 475

3 475

9.

Herschikking agentschapsbijdrage ILT

     

– 4 015

– 3 730

– 2 484

10.

Correctie conversie Ruimte

– 573

– 877

– 877

– 145

– 145

– 145

11.

Correctie programmamiddelen

57

216

340

340

340

340

12.

HGIS

     

– 150

– 150

– 150

13.

Staf Deltacommissaris

 

– 2 022

– 1 830

– 1 717

– 1 694

– 1 668

14.

Overboekingen naar andere departementen

– 226

– 2 756

– 623

– 599

– 576

– 576

15.

Overboekingen van andere departementen

313

313

313

313

313

233

16.

Diversen

80

75

20

20

   
 

Totaal

5 672

– 7 007

8 301

12 778

14 972

17 550

Ad 1. Dit betreft het aandeel van dit artikel in de taakstellingen uit het Begrotingsakkoord.

Ad 2. Deze mutatie betreft de toevoeging van de loonbijstellingstranche 2012.

Ad 3. Dit betreft een toevoeging vanuit de eindejaarsmarge en behoeve van uit 2011 overlopende verplichtingen waarvan de betalingen vorig jaar zijn vertraagd.

Ad 4. Dit betreft diverse overboekingen van apparaat van onderdelen van buiten het kerndepartement van IenM naar diensten van het kerndepartement van IenM.

Ad 5. Onderdeel van de maatregelen voor de inboeking van de taakstelling van het apparaat is het creëren van een transitiebudget.

Ad 6. Dit betreffen uitgaven voor het apparaat van het Planbureau voor de Leefomgeving die gefinancierd worden uit derden, met name de RIVM en de EU.

Ad 7. Deze mutatie betreft de decentralisatie van de (voorheen) VROM–brede centrale budgetten in het kader van het gelijktrekken van de budgettaire systematiek

Ad 8. Dit betreft een herschikking van agentschapsbijdragen aan Rijkswaterstaat.

Ad 9. Gebleken is dat ILT bij de start van het agentschap, na inpassing van de taakstelling Rutte, een structureel tekort kent. Dit wordt veroorzaakt doordat het lastenkader hoger is dan de beschikbare baten als gevolg van hogere personele, materiële en afschrijvingskosten

Ad 10. Dit betreft een correctieboeking met artikel 2 Ruimtelijke ontwikkeling naar aanleiding van de conversie binnen het Ruimtedomein.

Ad 11. Bij het bepalen van de grondslag van het apparaat ten behoeve van de taakstelling is per abuis als grondslag programmamiddelen meegenomen. Met deze mutatie wordt dit gecorrigeerd.

Ad 12. Als gevolg van een bijstelling van de raming van het Bruto Nationaal Product is de HGIS bijdrage verlaagd.

Ad 13. In de Deltawet die per 1 januari 2012 van kracht is geworden, is in art. 7.22.d – lid 6 expliciet de volgende passage opgenomen dat «Ten laste van het deltafonds komen tevens uitgaven ten behoeve van het bureau ter ondersteuning van de werkzaamheden van de deltacommissaris, de huisvestingskosten van het bureau en verdere aan de taakvervulling van de deltacommissaris verbonden uitgaven». Deze overheveling is de uitwerking hiervan.

Ad 14. Betreft overboekingen naar andere ministeries; waaronder ICT naar VWS en een ICBR-bijdrage Masterplan concentratie archiefdepots naar OCW.

Ad 15. Betreft een overboeking van het ministerie van ELI ten behoeve van het secretariaat van de algemene Energieraad.

Ad 16. Dit betreft het saldo van diverse, kleine mutaties.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

Artikel 98 Apparaat Kerndepartement

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 834

1 834

1 834

1 834

1 834

1 834

Amendement nr ..., lid ...

           

1e suppletore wet 2012

           

Nieuwe mutaties

4 864

600

600

600

600

600

Stand ontwerpbegroting 2013

6 698

2 434

2 434

2 434

2 434

2 434

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

Ontvangsten

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Desaldering PBL

4 764

500

500

500

500

500

2.

Diverse ontvangsten

100

100

100

100

100

100

 

Totaal

4 864

600

600

600

600

600

Ad 1. Dit betreft uitgaven voor het apparaat van het Planbureau voor de Leefomgeving die gefinancierd worden uit derden, met name de RIVM en de EU.

Ad 2. Het betreft ontvangsten apparaat op artikel 1, zoals interimfunctiecontracten die uit voorgaande jaren worden ontvangen.

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1 000)

99

Nominaal en onvoorzien

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

– 3 461

– 7 007

– 7 437

– 3 118

– 7 168

– 89

Amendementen

           

1e suppletore wet 2012

47 827

11 020

10 829

11 431

12 377

12 478

Nieuwe mutaties

132 392

153 168

161 455

144 530

160 994

140 901

Stand ontwerpbegroting 2013

176 758

157 181

164 847

152 843

166 209

153 290

Specificatie amendementen en nieuwe mutaties (x € 1000)

Uitgaven

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1

Financiering kottervisserij

       

– 2 000

2 000

2

Taakstelling Prorail

 

8 604

23 052

31 818

33 604

35 390

3

Loonbijstelling

– 15 134

– 14 204

– 13 466

– 12 930

– 13 001

– 13 031

4

Positionering KNMI

– 576

2 699

3 649

2 845

2 865

3 022

5

Profijtbeginsel

 

– 5 000

– 6 500

– 6 500

– 6 500

– 6 500

6

Transitiebudget

 

– 5 463

– 16 303

– 23 005

– 24 363

– 25 694

7

Eindjaarsmarge

– 18 113

         

8

Prijsbijstelling 2012

162 467

162 842

167 399

149 477

168 348

159 101

9

Taakstelling Caribisch Nederland en Pallas/Oyster

3 760

3 760

3 760

2 960

2 160

2 160

10

BDU

         

– 15 418

 

Diversen

– 12

– 31

– 46

– 44

– 62

– 72

 

Totaal

132 392

153 168

161 455

144 530

160 994

140 901

Ad 1. Met het ministerie van EL&I is in voorgaande jaren een afspraak gemaakt over de financiering van de sanering kottervisserij in de Noordzee.

Ad 2. Het betreft het aandeel van Prorail in de apparaatstaakstelling Rutte.

Ad 3. Het betreft de verdeling van de bij Voorjaarsnota 2012 aan de begroting van IenM toegevoegde loonbijstelling 2012.

Ad 4. Dit betreft een verlaging van de agentschapsbijdrage op artikel 9 (Meteorologie, seismologie en aardobservatie) in het kader van de positionering van het KNMI en de invoering van het profijtbeginsel. De mutatie wordt ingezet ter dekking van het resterende deel van de subsidietaakstelling dat nog op artikel 99 Nominaal en Onvoorzien is geparkeerd.

Ad 5. In het kader van de uitwerking van het regeerakkoord, is besloten het profijtbeginsel in te voeren met ingang van de Voorjaarsnota 2013 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Dit betekent dat de verschillende opdrachtgevers zullen moeten gaan betalen voor de niet basis-taken van het KNMI. Omdat nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over de financiering van deze niet-basis taken door de verschillende opdrachtgevers, wordt de reeks die samenhangt met het profijtbeginsel overgeboekt naar artikel 9 (Meteorologie, seismologie en aardobservatie) en tijdelijk geparkeerd op artikel 99 Nominaal en Onvoorzien.

Ad 6. Het onderdeel van de maatregelen voor de inboeking taakstelling apparaat is het creëren van een transitiebudget. Dit budget wordt voor geheel IenM geraamd op artikel 98.

Ad 7. Bij Voorjaarsnota is de eindejaarsmarge (1% regeling) geparkeerd op dit artikel. Thans vindt er een verdeling plaats binnen hoofdstuk XII.

Ad 8. Dit betreft de prijsbijstellingstranche 2012.

Ad 9. Bij de Voorjaarsnota 2012 is aan dit artikel de bijdrage BES-fonds geparkeerd (structureel € 2,160 miljoen). Tevens zijn de overboeking naar het ministerie van Economische Zalen , Landbouw en Innovatie (onderzoekskernreactor Pallas tot en met 2015 € 0,8 miljoen per jaar ) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (onderzoekskernreactor Oyster tot en met 2014 € 0,8 miljoen tot en met 2014) op dit artikel geparkeerd. Thans vindt een verdeling plaats naar diverse artikelen.

Ad 10. Op de begroting van IenM is vanaf 2016 tot en met 2020 meer geld gereserveerd voor de BDU, dan waar de BDU-ontvangers recht op hebben volgens het Coalitieakkoord 2007 en het Regeerakkoord 2010. Dit is vanaf 2017 tijdelijk overgeboekt naar artikel «Nominaal en onvoorzien» op de begroting hoofdstuk XII. Thans worden deze middelen toegevoegd aan het Infrastructuurfonds.

BIJLAGE 5 SUBSIDIE-OVERZICHT

Begrotingsartikel

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Aantal verleningen 2011

Laatste evaluatie (jaartal, met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling) (jaartal)

Artikel 11 Waterkwantiteit

             
 

Kadastrale bijdrage Waterschappen

1 000

500

       

0

2010

n.v.t.

2013

 

DHV: cofinanciering promotieonderzoek Y. Deelstra

11

21

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Universiteit Utrecht: cofinanciering promotieonderzoek juridische consequenties stroomgebiedbenadering

19

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Waterschap Brabantse Delta: cofinanciering promotieonderzoek L. Santbergen

30

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Hogeschool Zeeland: businessplan Dutch Delta Academy

10

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

DHV: landelijke uitrol ikononderzoekwater.nl

 

36

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Nederlands Watermuseum

35

         

1

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Stichting Rioned: project Kenniscoaches

212

212

 

219

   

1

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Financiele compensatie van Waterschappen voor het betrekken van de eigen bijdrage kinderopvang bij het bepalen van het recht op kwijtschelding van lokale belastingen

0

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

0

n.v.t.

n.v.t.

– 

 

HGIS Partners voor Water deel 3

14 684

9 536

9 536

8 886

8 886

8 886

1

n.v.t.

n.v.t.

2015

                       

Artikel 12 Waterkwaliteit

                   
 

NWO: nationaal programma voor zee- en kustonderzoek

20

20

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting de Noordzee: programma op weg naar gezonde zee

11

11

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA): Van Iersel Drainage

 

69

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Stichting Kennis voor Klimaat (KvK): thema Zoetwatervoorziening

   

36

     

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Wageningen Universiteit IMARES: onderzoeksprogramma MEECE

25

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Wageningen Universiteit IMARES: onderzoeksprogramma MESMA

66

66

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Synergie KRW/WB21 (zie toelichting)

0

22 000

12 000

10 000

1 201

 

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

                       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                   
 

Programma Ruimtelijke Ontwikkeling

200

250

250

250

250

250

1

n.v.t.

n.v.t.

– 

 

Duurzame dynamiek in de delta

2 000

500

       

1

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Klimaatbuffers

4 600

1 100

900

100

   

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Programma Mooi Nederland

1 432

1 397

400

800

   

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Bedrijvenregeling bodemsanering

5 294

6 400

6 400

     

29

n.v.t.

2016

2023

 

Stichting Bodemsanering NS (SBNS): bodemsanering NS-terreinen

4 538

4 538

4 538

4 538

   

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Commissie voor de Milieueffectrapportage (MER), 1 703, 1902.

5 843

3 600

       

1

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB): programma 2010–2014

2 400

1 400

1 400

     

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG): RO netwerk gemeente 2011

70

         

1

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Kenniscentrum voor ondergronds bouwen en ondergronds ruimtegebruik (COB): participatie 2010 en 2011

36

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Staatsbosbeheer: bodemsanering Staatsbos

2 200

2 200

2 200

     

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

                       

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

                   

14.01.02 – netwerk

CO2-compensatie IenM

22

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Onderzoek rijeigenschappen (RDW)

25

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Het nieuwe rijden 3e fase

104

103

13

     

0

2012 *

n.v.t.

2014

 

Voorbereiding innovatieve biobrandstoffen (IBB) tender 2

5

         

0

2012

n.v.t.

2012

 

Innovatieve biobrandstoffen (IBB)

720

118

       

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Tankstations + alternatieve brandstoffen

824

195

 

778

20

 

0

2012 *

n.v.t.

2016

 

CO2-reductie personenvervoer tender 3

87

   

11

   

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

CO2-reductie personenvervoer tender 4

235

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

CO2-reductie goederenvervoer tender 4

539

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

St. Mobius – Versnelling introducte «duurzame mobiliteit»

37

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Stichting Carbon light mobility (CLIM)

62

87

       

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

MJA's OV rail en weg

277

194

13

     

0

2012 *

n.v.t.

2014

 

IvDM (Instituut voor Duurzame Mobiliteit) – bevordering kennis en bewustwording ogv milieu en duurzaamheid bij ondernemers, medewerkers en klanten in motorvoertuigen- en tweewielerbranche

1 000

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

IvDM – het nieuwe rijden (Instituut voor Duurzame Mobiliteit)

500

   

797

   

0

n.v.t.

n.v.t.

2015

 

Onderzoek besluitvorming infra – VU Amsterdam

84

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Campagne Nederland is logistiek – stichting VERN

345

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Vern St. imago chauffeur – stichting VERN

120

119

       

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Award Stedelijke distributie gemeente Utrecht

50

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Publiek private tender – DC Tec

225

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Groene Voetstappen | Klimaatverbond, de vereniging van voorlopende lagere overheden op het gebied van klimaatbeleid

15

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Startsubsidie ontwikkeling Kennisbank

70

40

       

0

2012 *

n.v.t.

2013

 

Subs slim werken slim reizen (MKB)

600

         

1

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Subsidie Stiller schoner zuiniger/Proeftuin duurzame mobiliteit

70

         

0

n.v.t.

n.v.t.

2012

                 

*) zie toelichting

   
                       

14.02.02 – veiligheid

Subsidie CBR

4 000

2 400

2 400

     

1

n.v.t.

n.v.t

2014

 

Subsidie VVN

4 280

3 745

3 638

3 638

3 638

3 638

2

2010

2013

2013

 

Subsidie SWOV

4 443

3 888

3 777

3 777

3 777

3 777

1

2010

2013

2013

 

Subsidie Team Alert

800

950

750

750

750

750

3

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Subsidie incidentele doelgroepen w.o.

1 750

500

500

500

500

500

3

n.v.t.

n.v.t.

2016

 

– ontwikkeling fietsersairbag (TNO)

                   
 

– fietshelmproject (Stichting Consument en Veiligheid)

                   
 

– rijgeschiktheidstest ouderen (RUG, Rjksuniversiteit Groningen)

                   
 

– seniorvriendelijke fietsproducten (Fietsersbond)

                   
 

– «bliif veilig mobiel» (ANBO)

                   
 

– Adres Stichting Consument en Veiligheid (SCV) | Rijksoverheid.nl

                   
 

– Expertisecentrum Oudere Verkeersdeelnemers | Rijgeschiktheidstest ouderen

                   
 

– Senior vriendelijke fietsproducten | NOaF

                   
 

– Blijf veilig mobiel

                   
 

Subsidies veiligheid kleine som, w.o. Global Road Safety Trust Fund (World Bank), Campagne fietsverlichting (Fietsersbond)

895

1 732

1 949

1 670

1 670

1 670

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

                       

Artikel 15 Openbaar vervoer

                   
 

subsidie sociale veiligheid openbaar vervoer

365

268

312

361

488

488

2

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

subsidie regionale openbaar vervoer systemen/geschillencommissie taxi

136

11

       

2

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

subsidie fietsbeleid/fietsersbond

672

572

572

572

572

572

2

n.v.t.

n.v.t.

2013

                       

Artikel 16 Spoor

                   
 

subsidie contractsector/Bijzondere spoordiensten

25 000

23 000

10 000

     

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

subsidie actieplan groei op het spoor

2 670

         

0

   

2013

 

subsidie CLU+ op HSL-BR (Complete Lijnuitschakeling + op hogesnelheidslijn en Betuweroute)

2 170

2 170

2 170

2 170

2 170

2 170

0

n.v.t.

n.v.t.

2017

 

subsidie bodemsanering NS percelen (SBNS)

9 076

9 076

9 076

9 076

   

1

2009

2015

2015

 

Subsidies overig, w.o. ROVER en Expertnetwerk veiligheid spoorvervoer

1 312

131

100

100

100

100

2

n.v.t.

n.v.t.

2013

                       

Artikel 17 Luchtvaart

                   
 

JAA/EASTO. Bijdrage aaan het trainingscentrum Joint Aviation Authorities/European Aviation Safety Training Organisation

100

100

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Geschillencommissie Luchtvaart

400

         

1

nee

n.v.t.

2012

 

Commissie Regionaal Overleg Schiphol (CROS)

264

261

262

263

262

262

1

2009

2013

zie toelichting

 

Bijdrage Knowledge Development Centre (KDC)

910

910

850

750

750

750

1

n.v.t.

n.v.t.

2012

 

Vogelaanvaringen

149

 

38

     

1

n.v.t.

n.v.t.

2014

 

Diverse

6

6

5

5

4

4

0

n.v.t.

n.v.t.

Geen

                       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                   
 

Tijdelijke Subsidieregeling Innovatie Binnenvaart (SIB)

1 556

         

0

nee

n.v.t.

2012

 

wetten.nl – Wet- en regelgeving – Tijdelijke subsidieregeling voorlichtingsbureaus binnenvaart, short sea shipping en spoor – BWBR0026976

119

19

       

1

nee

n.v.t.

2012

 

wetten.nl – Wet- en regelgeving – Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012 – BWBR0031748

475

518

440

122

122

121

1

nee

n.v.t.

2013

 

Tijdelijke Subsidieregeling Maritieme Innovatie (SMI)

565

         

0

2011

n.v.t.

2011

 

Regeling subsidiëring kennismakingsstages in zeescheepvaart en waterbouw

300

300

300

     

1

nee

n.v.t.

2014

 

Tijdelijke Subsidieregeling Nederland Maritiem Land (NML) 2010–2013

503

336

       

1

2011

n.v.t.

2013

 

Subsidie Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping

159

32

       

1

nee

n.v.t.

2012

 

Subsidie actieplan klein schip

80

                 
                       

Artikel 19 Klimaat

                   
 

Proefproject IKS (lokaal klimaat)

500

 

1 005

     

0

zie toelichting

n.v.t.

zie toelichting

 

Programma Milieu en Technologie (ProMT)

3 037

2 072

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Subsidies Duurzame mobiliteit

3 971

2 563

1 180

4 800

   

2

n.v.t.

n.v.t.

2015

                       

Artikel 20 Lucht en geluid

                   
 

Binnenvaart (VERS)

250

         

4

2009

n.v.t.

2010

 

Verkeersmaatregelen

905

         

6

zie toelichting

n.v.t.

2012

 

Subsidieprogramma Euro-6 (taxi's en bestelwagens)

2 700

4 500

15 000

2 800

   

0

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

SubsidieprogrammaEuro-VI (trucks en bussen)

7 000

         

0

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

                       

Artikel 21 Duurzaamheid

                   
 

Afvalfonds.

88 908

25 592

       

0

n.v.t.

n.v.t.

2013

 

Overige subsidies Afval en duurzaamheidagenda.

795

520

520

520

520

520

1

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

 

Subsidies Ecosystemen en Landbouw.

1 078

100

       

1

n.v.t.

n.v.t.

2013

                       

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's

                   
 

Mesothelioomslachtoffers; TNS regeling

2 700

2 000

2 000

2 000

3 000

3 000

1

n.v.t.

n.v.t.

zie toelichting

                       

Artikel 97 Algemeen departement

                   
 

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

5 468

5 377

5 383

5 377

5 383

5 381

1

   

zie toelichting

 

NWO Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad

1 800

1 700

1 400

     

0

n.v.t.

n.v.t.

2014

BIJLAGE 6 EVALUATIE EN ONDERZOEKEN

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

beleidsdoorlichting

 

Waterkwantiteit

11

2013

2014

 
 

Waterkwaliteit

12

2015

2015

 
 

Waterkwaliteit

12

 

2011

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/08/19/beleidsdoorlichting-waterkwaliteit.html

 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2012

2014

 
 

Wegen en verkeersveiligheid

14

2017

2017

 
 

Leefomgeving

14

2011

2012

 
 

Openbaar vervoer

15

2013

2014

 
 

Spoor

16

2017

2017

 
 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek

16

2012

2012

Kamerstukken II, 32 707, nr 16

 

Luchtvaart

17

2012

2013

 
 

Scheepvaart

18

2017

2017

 
 

Nota Zeehavens

18

2011

2012

Kamerstukken II, 32 861, nr 2

 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat

19

2013

2013

Kamerstukken II, 33 193

 

Geluid

20

2014

2015

 
 

Lucht

20

2017

2017

 
 

Duurzaamheid

21

2016

2017

 
 

Externe veiligheid

22

2013

2013

 
           

Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Effectenonderzoek ex-post evaluatie waterwet

11

2013

2014

 
 

Effectenonderzoek ex post: evaluatie waterschapswet belastingstelsel

11

2012

2012

 
 

Effectenonderzoek ex post: evaluatie Waterschapswet verkiezingsstelsel

11

2014

2014

 
 

CPB:Second Opinion Kostenbatenanalyse Waterveiligheid 21ste eeuw

11

 

2012

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-kosten-batenanalyse-waterveiligheid-21e-eeuw-kba-wv21

 

De rol van het ministerie van Infrastructuur en milieu bij innovatie in de maritieme sector

11

2011

2012

www.kimnet.nl

 

Diverse voortgangsrapportages in het kader van de «Regeling grote projecten», oa HSL Zuid, RRAAM, PMR, ruimte voor de rivier

11

2012

 

Kamerstukken II, 26 399, nr 12

 

Basisrapportage hoogwaterbeschermingsrapportage 2

11

2012

 

Kamerstukken II, 32 698, nr 2, bijlage 137427.pdf

 

Ecorys:evaluatie ontwerpprocessen Ruimte voor de Rivier

11

 

2011

Kamerstukken II, 27 625, nr 249, blg 140372.pdf

 

IBO Beheer en Onderhoud

11

2012

2012

Kamerstukken II, 33 117, nr 1, blg 175 025

 

MKBA Waterveiligheid 21e eeuw

11

 

2011

Kamerstukken II, 31 710, nr 22, blg 141524.pdf

 

PBL:Evaluatie meststoffenwet

12

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/evaluatie-meststoffenwet-2012-syntheserapport

 

PBL: evaluatie van de nota duurzame gewasbescherming

12

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/evaluatie-van-de-nota-duurzame-gewasbescherming

 

Leefomgevingsbalans PBL (om de 2 jaar)

13

 

2012

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/

 

CPB:Second Opinion MKBA Zuidasdok

13

 

2012

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-op-de-mkba-zuidasdok

 

CPB:Second opinion MKBA Parkstad Limburg

13

 

2011

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-mkba-herstructureringsaanpak-parkstad-limburg

 

CPB: Second opinion MKEA ruimtelijke opties offshore windenergie

13

 

2011

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-mkea-van-ruimtelijke-opties-voor-offshore-windenergie

 

CPB:kosteneffectiviteitsanalyse toekomstige inrichting Afsluitdijk

13

 

2012

Kamerstukken II, 32 308, nr 2, blg 121779.pdf

 

Evaluatie onderzoek procesrechtelijke bepalingen Crisis-en herstelwet

13

 

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-168377.html

 

KBA Haaglanden

13

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/05/24/second-opinion-kosten-batenanalyse-mirt-haaglanden.html

 

KBA Rijnland

13

2012

2012

IenM/BSK-2012/78086

 

KBA Zuidasdok

13

2011

2012

Kamerstukken II, 32 668 no.2

 

MKBA RRAAM

13

2011

2012

http://www.ecorys.nl/contents/uploads/factsheets/100_1.pdf

 

Evaluatie wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

13

 

2012

Kamerstukken II, 33 323, nr 1

 

MKBA Bereikbaarheid regio Rotterdam en nieuwe westelijke oeververbinding

13

 

2011

Kamerstukken II, 32 598, nr 8 bijlage 164 962

 

Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG)

14

2016

2016

 
 

Verslag over de wijze waarop de Tracéwet is toegepast

IF(artikel 12)

2015

2015

 
 

PBL:bereikbaarheid:uitwerking basispad en effecten van maatregelen

14

 

2012

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL-CPB%20Notitie%20 Bereikbaarheid%20effecten%20 van%20maatregelen.pdf

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14

2012

2013

 
 

Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen

14

2012

2013

 
 

IBO Beheer en Onderhoud

14

2012

2012

Kamerstukken II, 33 117, nr 1, blg 175 025

 

Onderzoek invoering verhoging maximumsnelheid naar 130km per uur

14

 

2011

Kamerstukken II, 32 646, nr 13

 

Documenten inzake onderzoek naar verkeersveiligheidseffecten vd snelheidverhoging

14

 

2011

Kamerstukken II, 32 646, nr 14

 

Langere en zwaardere vrachtvoertuigen in de praktijk

14

 

2011

Kamerstukken II, 30 872, nr 29 398, nr 279, blg 113699.pdf

 

Rapport snelheidsslot en snelheidsmonitor

14

 

2011

Kamerstukken II, 29 398, nr 326, blg 171225.pdf

 

Evaluatie praktijkexamens bromfiets en brommobiel

14

 

2011

Kamerstukken II, 29 398, nr 270

 

Ex post evaluatie verkeersveiligheidsmaatregelen

14

 

2011

Kamerstukken II, 29 398, nr 275, blg 112346.pdf

 

MKBA Uithoflijn

15

 

2011

Kamerstukken II, 33000-A, nr 43 bijlage

 

KBA Amstelveenlijn

15

2012

2012

 
 

OV SAAL

16

2011

2011

Kamerstukken II, 32 308 no. A/7

 

Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor

16

2012

2012

Kamerstukken II, 32 707 nr. 8–13

 

IBO Beheer en Onderhoud

16

2012

2012

Kamerstukken II, 33 117, nr 1, blg 175 025

 

Evaluatie Schipholbeleid

17

 

2012

Kamerstukken II, 29 665, 176

 

De luchtvaart in het EU-emissiehandelssysteem, gevolgen voor luchtvaartsector, consumenten en milieu

17

2012

2012

Kamerstukken II, 21501–08 nr. 419, blg 159482.pdf

 

KIM:effecten van de vliegbelasting

17

 

2011

Kamerstukken II, 31 936, nr 70, blg 99488.pdf

 

CPB:Second opinion prijsgevoeligheid transferpassagiers Schiphol

17

 

2011

http://cpb.nl/publicatie/de-prijsgevoeligheid-van-transferpassagiers-op-schiphol-een-second-opinie

 

KBA Volkeraksluizen

18

2013

2013

 
 

KBA Twentekanalen

18

2013

2013

 
 

CPB:Second opinion KBA Zeetoegang IJmond

18

 

2012

http://cpb.nl/publicatie/second-opinion-kba-zeetoegang-ijmond

 

PBL:Basispad voor de thema’s bereikbaarheid, klimaat en energie en natuur

19

 

2012

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL%20notitie%20 basispad%20KiK%20voor%20 bereikbaarheid%20energie%20en %20klimaat%20en%20natuur.pdf

 

MKBA CO2 emissie reductie maatregelen (kosteneffectief klimaatbeleid naar 2050)

19

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/05/22/rapport-kosten-en-baten-van-co2-emissiereductie-maatregelen.html

 

Het stemgeluid bij de evaluatie van milieuwetgeving

19

 

2011

http://dare.uva.nl/record/394742

 

CE Delft/Ecorys:rapport belastingen op energieproducten, electriciteit en CO2

19

 

2011

KAMERSTUKKEN II, 32 740, nr 8, blg 128 840

 

Eindrapport fiscale stimulering zeer zuinige auto’s

19

 

2011

Kamerstukken II, 32 800, nr 1, blg 117095.pdf

 

PBL:Kosten- en baten van strengere emissieplafonds voor luchtverontreinigende stoffen

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/kosten-en-baten-van-strengere-emissieplafonds-voor-luchtverontreinigende-stoffen

 

PBL: beoordeling milieueffecten en gezondheidsbaten van een beheersgebied voor stikstofoxiden in de noordzee

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/beoordeling-van-de-milieueffecten-en-gezondheidsbaten-van-een-beheersgebied-voor-stikstofoxiden-in-de-noordzee

 

Evaluatie instrument duurzaam inkopen

21

2014

2014

 
 

Evaluatie op grond van biocidenverordening

21

2014

2015

 
 

Ex ante:Fundamentele herziening besluit bodemkwaliteit

21

2014

2015

 

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in NL 2011 (water in beeld)

11

 

2012

Kamerstukken II, 27 625, nr 268, blg 169007.pdf

 

Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2

11

2006

2015

 
 

5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer

11

2012

2013

 
 

ILT: de kwaliteit van het drinkwater in Nederland in 2010

12

 

2011

Kamerstukken II, 27 625, nr 254, blg 148419.pdf

 

MKBA maatregelen en kosten uitvoering Kaderrichtlijn Mariene strategie

12

2012

2015

 
 

RLI:Omgevingswet kans voor kwaliteit

13

 

2011

Kamerstukken II, 33 118, nr 1, blg 1

 

PBL:ex durante evaluatie Wet ruimtelijke ordening (WRO) tweede rapportage

13

 

2012

Kamerstukken II, 30 938, nr L, blg 165 126 en http://www.pbl.nl/publicaties/2012/ex-durante-evaluatie-wet-ruimtelijke-ordening-tweede-rapportage

 

PBL:ex ante evaluatie SVIR

13

 

2011

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/ex-ante_evaluatie_structuurvisie_WEB_nieuw.pdf

 

PBL:Monitor SVIR

13

2013

2013

 
 

Gideon monitoring

13

2012

2012

http://www.geonovum.nl/dossiers/kennisdoorstroming/GIDEON/Monitoring

 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex durante Evaluatie AMvB Ruimte 1e tranche

13

2017

2018

 
 

Ex durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

13

2015

2015

 
 

Ex durante evaluatie effectiviteit herstructurering bedrijventerreinen

13

2013

2013

 
 

Voortgang nota ruimte budget

13

2013

2014

 
           
 

Mobiliteitsbalans 2011

14

2011

2011

KAMERSTUKKEN II, 31 305 no.199

 

Mobiliteitsbalans 2012

14

2012

2012

 
 

Mobiliteitsbalans 2013

14

2013

2013

 
 

Verslag over de wijze waarop de Tracewet is toegepast (incl Infrastructuurfonds art 12)

14

2015

2015

 
 

Bereikbaarheidsmonitor hoofdwegennet 2011.

14

2011

2012

DVS

 

Evaluatie verzelfstandiging RDW

14

 

2011

Kamerstukken II, 29 398, nr 265, blg 101 787

 

TwijnstraGudde:integrale eindrapportage CBR

14

 

2012

Kamerstukken II, 29 398, nr 261, blg 96721.pdf

 

ILT: veiligheidsbalans 2010

11

14

16

17

   

Kamerstukken II, 33 000 XII, nr 90, blg 142420.pdf

 

Verkeersslachtoffers op het spoor verminderen

16

2015

2015

 
 

Netwerk spoor

16

2017

2017

 
 

Uitvoeringsorganisatie Luchtvaartnota

17

2014

2014

 
 

Externe veiligheid

17

2013

2013

 
 

Evaluatie Wet Luchtvaart (tarievenregeling Schiphol)

17

2012

2012

Kamerstukken II, 33 231, nr 1, blg 163 097

 

ILT: blends in beeld

18

 

2011

Kamerstukken II, 30 872, nr 79, blg 127 116

 

ILT: Asbestonderzoek bij scheepswerven

18

 

2011

http://www.ilent.nl/zoekresultaten.aspx?q=scheepswerven

 

PBL:Grootschalige concentratie-en depositiekaarten Nederland rapportage 2012

20

 

2012

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/grootschalige-concentratie-en-depositiekaarten-nederland-rapportage-2012

 

Jaarlijks monitorrapport NSL

20

   

Kamerstukken II, 30 175, nr 130, blg 146 685

 

PBL en anderen:monitor duurzaam Nederland

21

   

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011

 

Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan

21

2012

2013

 
 

Evaluatie ketenaanpak

21

2014

2014

 
 

Evaluatie duurzaamheidseisen biomassa nav cie Corbey

21

2015

2015

 
 

National ecosystem assessment

21

2013

nvt

 
 

Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten

21

2015

2016

 
 

Nitraatrichtlijnrapportage

21

2016

2016

 
 

Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen

22

2016

2016

 
 

Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)

22

2013

2014

 
 

Tussentijdse evaluatie omgeen met risico’s van nanotechnologie

22

2015

2015

 
 

Vierjaarlijkse evaluatie Nationale aanpak Milieu en Gezondheid

22

2013

2013

 
 

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

22

2015

2015

 
 

Evaluatie van de BRZO (RUD) structuur

22

2013

2014

 
 

Evaluatie Activiteitenbesluit

22

2012

2013

 

Toelichting:

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

BIJLAGE 7 INVULLING GENERIEKE- EN INKOOPTAAKSTELLING UIT HET BEGROTINGSAKKOORD

Invulling taakstelling op artikelonderdeel Hoofdstuk XII IenM (bedragen x € 1 000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

ARTIKEL 11

Waterkwantiteit

         

11.01

Algemeen waterbeleid

– 208

– 192

– 211

– 190

– 199

11.02

Waterveiligheid

– 57

– 58

– 62

– 57

– 59

11.03

Grote oppervlaktewateren

– 53

– 53

– 57

– 52

– 52

   

– 318

– 303

– 330

– 299

– 310

ARTIKEL 12

Waterkwaliteit

         

12.01

Waterkwaliteit

– 99

– 97

– 104

– 96

– 100

   

– 99

– 97

– 104

– 96

– 100

ARTIKEL 13

Ruimtelijke ontwikkeling

         

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

– 298

– 245

– 201

– 167

– 172

13.02

Gego informatie

– 527

– 433

– 461

– 421

– 435

13.03

Gebiedsontwikkeling

– 710

– 432

– 258

– 44

– 45

13.04

Ruimtegebruik bodem

– 1 098

– 708

– 2 710

– 2 600

– 2 691

   

– 2 633

– 1 818

– 3 630

– 3 232

– 3 343

             

ARTIKEL 14

Wegen en verkeersveiligheid

         

14.01

Netwerk

– 419

– 525

– 340

– 160

– 166

14.02

Veiligheid

– 301

– 278

– 272

– 247

– 255

   

– 720

– 803

– 612

– 407

– 421

ARTIKEL 15

Openbaar vervoer

         

15.01

Openbaar vervoer

– 122

– 118

– 113

– 104

– 108

   

– 122

– 118

– 113

– 104

– 108

ARTIKEL 16

Spoor

         

16.01

Spoor

– 538

– 336

– 218

– 95

– 98

   

– 538

– 336

– 218

– 95

– 98

ARTIKEL 17

Luchtvaart

         

17.01

Luchtvaart

– 391

– 362

– 420

– 176

– 183

   

– 391

– 362

– 420

– 176

– 183

ARTIKEL 18

Scheepvaart en havens

         

18.01

Scheepvaart en havens

– 70

– 56

– 47

– 43

– 45

   

– 70

– 56

– 47

– 43

– 45

ARTIKEL 19

Klimaat

         

19.01

Klimaat

– 214

– 177

– 194

– 146

– 152

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

– 913

– 450

– 493

– 442

– 463

   

– 1 127

– 627

– 687

– 588

– 615

ARTIKEL 20

Lucht en Geluid

         

20.02

Luchtkwaliteit en tegengaan geluidhinder

– 1 419

– 733

– 621

– 505

– 522

   

– 1 419

– 733

– 621

– 505

– 522

ARTIKEL 21

Duurzaamheid

         

21.01

Afval en duurzaamheidsagenda

– 612

– 159

– 180

– 163

– 167

21.02

Preventie en milieu gebruiksruimte

– 66

– 64

– 68

– 63

– 65

21.03

Ecosystemen en landbouw

– 125

– 64

– 36

– 33

– 35

   

– 803

– 287

– 284

– 259

– 267

ARTIKEL 22

Veiligheid en Risico’s

         

22.01

Veiligheid chemische stoffen

– 84

– 79

– 99

– 91

– 95

22.02

Veiligheid GGO’s

– 34

– 37

– 57

– 53

– 54

22.03

Externe veiligheid inrichtingen en transport

– 226

– 238

– 663

– 1 098

– 1 137

   

– 344

– 354

– 819

– 1 242

– 1 286

ARTIKEL 23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

       

23.01

Meteorologie en seismologie

– 390

– 348

– 360

– 323

– 338

23.02

Aardobservatie

– 279

– 382

– 306

– 257

– 266

   

– 669

– 730

– 666

– 580

– 604

ARTIKEL 24

Handhaving en toezicht

         

24.01

Handhaving en toezicht

– 719

– 670

– 682

– 625

– 648

   

– 719

– 670

– 682

– 625

– 648

ARTIKEL 25

Brede Doel Uitkering (BDU)

         

25.01

Brede Doel Uitkering (BDU)

– 26 076

– 24 260

– 25 962

– 23 798

– 24 944

   

– 26 076

– 24 260

– 25 962

– 23 798

– 24 944

ARTIKEL 97

Algemeen

         

97.01

IenM–brede programmamiddelen

– 375

– 354

– 346

– 316

– 328

   

– 375

– 354

– 346

– 316

– 328

ARTIKL 98

Apparaat van het kerndepartement

         

98.02

Materieel

– 790

– 756

– 715

– 690

– 689

   

– 790

– 756

– 715

– 690

– 689

             

Totaal Hoofdstuk XII IenM

– 37 213

– 32 664

– 36 256

– 33 055

– 34 511

BIJLAGE 8 AFKORTINGENLIJST

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

BBP

Bruto Binnenlands Produkt

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, st. Eustatius en Saba

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBR

Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

CE

Conformité Européenne

Chw

Crisis- en herstelwet

CO2

Koolstofdioxide

CO2-eq

Koolstofdioxide-equivalenten

dB

Decibel

db(A)

decibel (audio)

DG

Directeur Generaal

ECHA

European Chemicals Agency

ECN

EnergieonderzoekCentrum Nederland

EHS

Ecologische Hoofd Structuur

EL&I

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ETS

Emission Trading System

EU

Europese Unie

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GIS

Geluidsisolatieproject Schiphol

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie en Communicatie Technologie

IenM

Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

INTERREG

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPO

Interprovinciaal Overleg

KDC

Knowledge Development Center

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LIB

Luchthavenindelingbesluit

LPG

Liquified Petrol Gas

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

MER

Milieu-effectenrapportage

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

MW

Megawatt

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceilings

NEN

Nederlands Normalisatie Instituut

NH3

Ammoniak

nHWBP

Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NML

Stichting Nederland Maritiem Land

NO2

Stikstofdioxide

NOx

Stikstofoxiden

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OSPAR

Oslo-Parijs

OV

Openbaar vervoer

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PM10

fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer

PPS

Publiek-private samenwerking

RBML

Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, evaluatie en autorisatie chemische stoffen

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SO2

Zwaveldioxide

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

Stb.

Staatsblad

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SVOV

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

VAMIL

vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VenW

Verkeer en Waterstaat

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VROM

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

WMO

Wereld Meteorlogische Organisatie

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan


X Noot
3

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

X Noot
6

De nota zeehavens (2005): Ankers van de economie, de beleidsbrief zeevaart (2008): Verantwoord varen en een vitale vloot, de beleidsbrief duurzame zeehavens (2008) en de beleidsbrief: Varen voor een vitale economie: een veilige en duurzame binnenvaart (2007)

X Noot
7

United Nations Framework Convention on Climate Change

X Noot
8

Regeling Milieu-investeringsaftrek

X Noot
9

Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

X Noot
10

Het verschil tussen de doelstelling en de raming

X Noot
11

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

X Noot
12

United Nations Environment Programme

X Noot
13

Vluchtige organische stoffen

X Noot
14

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

X Noot
16

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts; www.ecmwf.int

X Noot
17

Intergovernmental Panel on Climate Change; www.ipcc.ch

X Noot
18

World Metereological Organization; www.wmo.ch.

Naar boven