29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 265 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2011

In vervolg op mijn brief van 14 september 2009 (kamerstuk 29 398, nr. 176) doe ik u hierbij de uitkomsten van de derde (wettelijke) evaluatie van de verzelfstandiging Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) toekomen1. Dit onafhankelijk onderzoek is in de periode oktober–december 2010 uitgevoerd door PriceWaterhouseCoopers.

Bevindingen en conclusies van de derde evaluatie

PwC heeft geconstateerd dat sinds de vorige evaluatie (2005) op alle terreinen (bedrijfsvoering en interne organisatie, kwaliteit van de dienstverlening en governance) sprake is geweest van een verdere verbetering. Tevens is geconstateerd dat de aanbevelingen uit de tweede wettelijke evaluatie van de RDW zijn opgevolgd of niet meer behoefden te worden opgevolgd als gevolg van voortschrijdend inzicht.

Op basis van de bevindingen concluderen de onderzoekers dat de RDW in de evaluatieperiode doeltreffender, doelmatiger en transparanter is gaan opereren. «De RDW is in de evaluatieperiode doelmatiger geworden als gekeken wordt naar de wijze waarop de tarieven en de kwaliteit zich ontwikkeld hebben. De RDW is ook doeltreffender geworden afgemeten aan de kwaliteitsontwikkeling van de dienstverlening en de klantgerichtheid. Ook is de RDW transparanter geworden. Zo hebben het ministeriële toezicht en de sturing zich, evenals de relatie van de RDW met haar maatschappelijke omgeving, positief ontwikkeld».

Volgens PwC is de zbo-status, als gevolg waarvan de RDW de bedrijfsvoering voor een belangrijk deel naar eigen inzicht in kon richten en daarmee een meer bedrijfsmatige managementstijl kon ontwikkelen een belangrijke verklarende factor achter deze verdere verbetering.

Aanbevelingen

Ik ben blij met de bevinding van PwC dat de RDW doelmatiger, doeltreffender en transparanter is geworden. Na overleg met de RDW kan ik u melden dat de in het rapport gedane aanbevelingen worden overgenomen. Dit met uitzondering van de aanbeveling over de doelmatigheid. Het overnemen van deze aanbeveling zou, zoals PwC in het rapport ook aangeeft, tot hoge administratieve lasten leiden. Dit is niet in lijn met het kabinetsbeleid. Wel zal ik samen met de RDW in het kader van het komende Financieel Meerjaren Beleid en de update van de toezichtvisie bezien of tot verdere transparantie kan worden gekomen. Bij de update van de toezichtvisie zal ik ook de gevolgen meenemen van het feit dat de RDW in toenemende mate taken uitvoert voor andere organisaties dan Infrastructuur en Milieu.

Tenslotte

De wijziging van de instellingswetgeving voor de RDW waarmee de Kaderwet zbo’s op de RDW van toepassing zal worden is onderdeel van het wetsvoorstel waarmee de onder het voormalige ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) ressorterende zbo’s onder de Kaderwet zbo’s worden gebracht. Over dit wetsvoorstel heeft de Raad van State op 27 september 2010 positief geadviseerd. Op grond van de samenvoeging van voormalig VenW met delen van het voormalig ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) tot ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) draag ik ook de verantwoordelijkheid voor een aantal zbo’s die onder voormalig VROM ressorteerden. De aanpassingswetgeving waarmee de Kaderwet zbo’s van toepassing wordt verklaard op die zbo’s wil ik in dit wetsvoorstel opnemen om dan zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel voor een Aanpassingswet zbo’s I en M bij uw Kamer in te dienen.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven