30 015 Voortgang bodemsanering

Nr. 44 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2011

In het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) is bepaald dat binnen drie jaar na inwerkingtreding van het Bbk een verslag over de doeltreffendheid en effecten van het besluit in de praktijk aan de Staten-Generaal wordt gestuurd. Daarvoor is een evaluatie uitgevoerd door en met de bij de uitvoering betrokken overheden en het betrokken bedrijfsleven. De resultaten van de evaluatie zijn samengebracht in een rapportage die als bijlage bij deze brief is gevoegd1. Ik ben zeer te spreken over de betrokkenheid van alle partijen bij de evaluatie, dat tekent het belang van het onderwerp en het draagvlak voor de aanbevelingen die in het evaluatierapport zijn opgenomen.

Het Besluit bodemkwaliteit is sinds 1 juli 2008 volledig van kracht. Het realiseren van de beoogde doelstellingen is nog volop aan de gang, mede vanwege de overgangstermijnen (3 tot 5 jaar) van het Bouwstoffenbesluit naar het Bbk. In de beoordeling van de aanbevelingen uit de evaluatie dient met deze beperking rekening te worden gehouden. De conclusie van de evaluatie is dat de «koers» van de implementatie goed is. Maar er blijken ook enkele hardnekkige knelpunten te bestaan.

Decentrale overheden geven vaak in regionale samenwerking invulling aan kosteneffectief en duurzaam bodembeheer. Ik verwacht bijvoorbeeld dat eind 2011 bijna 80% van alle gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders, hoewel niet verplicht volgens het Bbk, zogenaamd gebiedsspecifiek beleid hebben vastgesteld. Het komt dan vervolgens aan op een goede uitvoering, goed opdrachtgeverschap en gericht toezicht overeenkomstig het lokaal vastgestelde beleid.

Doelstellingen waarbij knelpunten zijn geconstateerd zijn het verbeteren van de kwaliteit van de handhaving en van de handhaafbaarheid, het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering, de vereenvoudiging van de regelgeving, het verminderen van de administratieve lasten en de complexiteit van het kader voor grond en baggerspecie. Deze knelpunten stralen af op de sector en op de betrokken overheden en verminderen het draagvlak voor het beleid voor bodemkwaliteit.

Samen met betrokken partijen wordt eraan gewerkt om de werking van het Bbk in de praktijk verder te verbeteren. Dit moet leiden tot een vernieuwd besluit in 2014. Daarmee komen de oorspronkelijke doelstellingen van het Bbk nog dichterbij en wordt de reductie van administratieve lasten waar mogelijk verder doorgezet. Het traject om te komen tot een verbeterd Bbk in 2014 vraagt van alle betrokken partijen een inspanning. Als Rijk zorgen wij voor de regie en het faciliteren van het proces. Verder verzorgt het Rijk, in overleg met decentrale overheden en bedrijfsleven, ook de aanpassing van de regelgeving. Maar de echte verbetering krijgt vorm in de dagelijkse uitvoeringspraktijk, waar decentrale overheden en bedrijven werken aan duurzaam beheer van de bodem en het duurzaam gebruik van bouwstoffen.

In deze brief geef ik de vier lijnen aan waarlangs de beoogde verbeteringen gerealiseerd moeten gaan worden.

1. Minder complexe regelgeving

De regelgeving voor het nuttig toepassen van grond en baggerspecie wordt als complex ervaren. Onderzocht wordt hoe dit te vereenvoudigen is. Een verdere vergroting van het maatschappelijk draagvlak voor het Bbk (bijvoorbeeld bij het toepassen van grond, baggerspecie of bouwstoffen) is verbonden met begrijpelijke en toegankelijke regelgeving.

Daarbij zal wel rekening gehouden moeten worden met de nog relatief korte periode dat dit onderdeel van het Bbk van kracht is (vanaf 1 juli 2008) en de complexiteit die samenhangt met nog geldende overgangstermijnen van het Bouwstoffenbesluit. Uiteraard blijven de doelstellingen die ten grondslag liggen aan het Bbk hierbij leidend.

2. Verbeteren opdrachtgeverschap door overheden

De rijksoverheid en decentrale overheden zijn opdrachtgever voor het grootste deel van het grondverzet in Nederland. Zij hebben daarin een voorbeeldrol. De evaluatie laat zien dat er in een aantal gevallen voor wat betreft het opdrachtgeverschap een verbetering wenselijk is. Door goed «opdrachtgeverschap» worden uitvoerende bedrijven gestimuleerd om overeenkomstig de regelgeving te handelen. Rijkswaterstaat heeft het professioneel opdrachtgeverschap verankerd in haar werkprocessen. Ik ben graag bereid om de kennis die er is beschikbaar te stellen aan andere opdrachtgevende overheden. Zelfregulering door de markt en verbeterd toezicht en handhaving aangevuld met professioneel opdrachtgeverschap dragen bij aan een gelijk speelveld voor uitvoerders van bodemwerkzaamheden. Een uniforme toepassing van het Bbk en een verbeterde naleving ervan geven naar verwachting een impuls aan het maatschappelijk draagvlak voor het Bbk.

3. Verbeteren uitvoering

In het Besluit bodemkwaliteit is gekozen om de kwaliteit van kritische werkzaamheden zoals bijvoorbeeld bodemonderzoek op een zo efficiënt mogelijke wijze te borgen via een stelsel van certificaten en erkenningen. Deze vorm van zelfregulering laat qua effectiviteit en naleving nog te wensen over. De bodemsector zal een aantal belangrijke verbeteringen door moeten voeren.

Om te beginnen staat de sector aan de lat om vertrouwen in bodemdiensten en -producten te vergroten en te behouden. Ik nodig de sector uit om te komen met voorstellen die moeten leiden tot een beter naleefgedrag van de eigen certificaten. Alle partijen hebben er baat bij dat het systeem van kwaliteitsborging doelmatig werkt. Aansluitend bij het systeem van zelfregulering roep ik daarom alle daarbij betrokken partijen zoals adviserend bedrijfsleven, certificerende instellingen, overheden, toezichthouders en het opdrachtgevende bedrijfsleven op om met concrete voorstellen te komen hoe dit systeem verbeterd kan worden. Relevante protocollen en richtlijnen worden dus tegen het licht gehouden door de betrokken partijen. Het behoud en de verbetering van de kwaliteit staat daarbij natuurlijk voorop maar dit moet in verhouding staan tot de haalbaarheid en betaalbaarheid ervan.

Vanuit het Rijk wordt gezorgd voor facilitering van de uitvoering door de ontwikkeling van een toegankelijk en eenvoudig toetsprogramma voor bodemkwaliteit en door het ontsluiten van lokale bodeminformatie met een digitaal nationaal systeem.

4. Verbeteren handhaving

Behalve de resultaten van de evaluatie ontvangt u binnenkort ook de Staat van Toezicht op bodemgebied. Beide rapporten constateren hetzelfde: de kwaliteit en beschikbare capaciteit van de handhaving bij decentrale overheden moet beter. Dit gaat zowel over de kwaliteit van het toezicht als over de informatie-uitwisseling tussen ketenpartners en het feitelijk inzetten van interventie-instrumentarium.

Met het realiseren van een landsdekkend netwerk van Regionale uitvoeringsdiensten verwacht ik dat de kwaliteit van het decentrale toezicht aan het gewenste kwaliteitsniveau zal gaan voldoen. Onder de paraplu van het programma Uitvoering met Ambitie wordt een systeem ontwikkeld waarmee toezichtsinformatie uitgewisseld gaat worden. Dit systeem bevordert de gevraagde kwaliteit van het toezicht en biedt de mogelijkheid om het interventie-instrumentarium gericht in te zetten. Voorwaarde is dan wel dat vrijblijvendheid wordt vermeden bij het uitwisselen van de toezichtsinformatie. Hetzelfde geldt voor het toepassen van de handhavings- en interventiestrategie.

De richting die aanbevolen wordt in de evaluatie is dat de handhaving gebaseerd moet zijn op risicovolle activiteiten en gericht op het bevorderen van naleefgedrag. Ik vind dit een goede aanbeveling. Daarnaast gaat het huidige systeem van publiek en privaat toezicht meer op elkaar afgestemd worden. Er valt ook winst te boeken door de administratieve lasten verder terug te dringen. Dit kan onder andere door de verschillende meldverplichtingen verder op elkaar af te stemmen.

Ik stel vast dat in de bijna drie jaar dat het Bbk in werking is, de betrokken partijen erin geslaagd zijn om een goede samenwerking met elkaar aan te gaan. Deze samenwerking geeft mij het vertrouwen dat we de geconstateerde tekortkomingen in de komende jaren aan kunnen pakken en het bodembeleid effectiever en doelmatiger kunnen maken. Een goed bodembeleid is (blijkens de evaluatie) ook van belang voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water en de Waterwet. Daarnaast is verbreding naar duurzaam bodem- en ondergrondbeheer mogelijk. In Europees verband is de CPR (Construction Products Regulation) van belang omdat daar wordt gewerkt aan harmonisatie en uniformering van de wijze waarop de kwaliteit van bouwproducten moet worden vastgesteld. De CPR krijgt vanaf juli 2013 zijn doorwerking in de nationale regelgeving en zal dan de wijze van kwaliteitsbepaling zoals nu opgenomen in de regeling bodemkwaliteit en richtlijnen en protocollen vervangen. Het is van groot belang om het Nederlandse gedachtegoed bij die harmonisatie onder de aandacht te brengen.

Van de gelegenheid wil ik daarnaast gebruik maken om nog op een paar andere punten met betrekking tot het bodemkwaliteitsbeleid in te gaan.

Primair zand

Om overzicht te houden over de grondstromen bestaat er in het Besluit bodemkwaliteit een meldplicht voor het nuttig toepassen van alle kwaliteitsklassen grond en baggerspecie. Mijn ambtsvoorganger heeft hiervoor al maatregelen aangekondigd (Kamerstukken II, 30 015, nr. 32). Bij de wijziging van het Bbk in 2014 zullen deze maatregelen worden meegenomen.

Motie Donner over subsidiariteit

De motie Donner (Kamerstukken II, 30 522, nr. 10) geeft aan dat op de langere termijn nadere wettelijke normering van de bevoegdheid tot subdelegatie gewenst is en noemt daarbij een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging (1 januari 2011). De motie geeft verder aan dat het te billijken valt dat eerst met de nieuwe bevoegdheden praktisch ervaring wordt opgedaan teneinde te voorkomen dat opnieuw een te rigide regelkader ontstaat.

Het kabinet zal onverkort uitvoering geven aan de motie en heeft daar wat meer tijd voor nodig dan de periode tot 1 januari 2011. Naar verwachting wordt in 2012 beschikt over voldoende inzicht en evaluatiegegevens om tot nadere normering van de bevoegdheid tot subdelegatie te komen. Om efficiencyredenen (voorkomen van een apart wetgevingstraject) zal daarbij worden aangesloten bij een andere en meeromvattende wijziging van de Wet bodembescherming, die in 2015 tot gewijzigde wetgeving moet leiden.

Tarra

Mijn ambtsvoorganger heeft u bericht (Kamerstuk 29 383, nr. 122) dat zich bij de implementatie van het Bbk voor de tarrabranche geen praktijkknelpunten hebben voorgedaan. Bij het maken van het evaluatierapport zijn geen structurele knelpunten naar voren gekomen. Na die tijd is er op één punt (chloorprofam) in overleg met de branche verder gesproken en ik verwacht dit door een aanpassing van de Regeling bodemkwaliteit per 1 juli 2011 opgelost te hebben.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven