30 844
Regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2009

Nederland is een dichtbevolkt land met een hoge ruimte- en milieudruk. Dit maakt gebiedsontwikkelingen in landelijk en stedelijk gebied niet zelden tot een ingewikkelde (juridische) legpuzzel. Voorbeelden zijn o.a. de ontwikkeling van (binnenstedelijke) bouwlocaties, herstructurering bedrijventerreinen, aanleg van windparken. Deze complexiteit is lastig te managen. Bovendien is er weinig ruimte om fouten te maken en procedures nemen veel tijd in beslag. Dit wordt ook geconstateerd in het essay «Doorbreek de impasse tussen milieu en gebiedsontwikkeling» dat de heer De Zeeuw onlangs aan mij heeft aangeboden. Ik bied u hierbij het essay aan ter informatie.1

Ik ben, in het verlengde van dit essay, gemotiveerd om daar waar nodig en mogelijk te investeren in het versnellen van procedures, het vereenvoudigen van regelgeving, het bevorderen van deskundigheid en het verbeteren van het besluitvormingsproces van projecten in combinatie met het realiseren van kwaliteit, duurzaamheid en het behoud van rechtsbescherming.

Het Kabinet werkt al geruime tijd aan het verbeteren van procedures en eisen in wet- en regelgeving. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft hier bijvoorbeeld inhoud aan, maar ook het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Voor de besluitvorming rondom infrastructuur-projecten zijn al belangrijke voorstellen gedaan in het Actieplan Sneller en Beter als vervolg op de aanbevelingen van de Commissie Versnelling Besluitvorming Infrastructurele Projecten (Elverding). Onder leiding van de Minister van Justitie wordt tevens onderzoek gedaan naar de vraag hoe door aanpassing van de uitgangspunten en systematiek van de Algemene wet bestuursrecht versnelling van de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingsprojecten kan worden bereikt.

De voortgang van ruimtelijke ontwikkelingen op dit moment geeft mij reden om mijn inzet op een aantal punten te intensiveren. Deze intensivering bundel ik in het actieprogramma «Vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling». Het actieprogramma zal in ieder geval de volgende onderdelen bevatten.

De huidige Interimwet Stad en Milieubenadering zal ik omzetten in een Wet Gebiedsontwikkeling en Milieu, waarbij wordt gekeken of en hoe meer onderwerpen onder de werking van de wet gebracht kunnen worden. De Europese dimensie zal hierbij betrokken worden.

Deze wet kan, behalve een betere borging van het voorstadium, het ventiel bieden dat in sommige situaties nodig is om de gewenste realisatie van projecten te bereiken.

Voorts wil ik, in deze kabinetsperiode, komen met voorstellen voor integratie van de toetsingskaders binnen de Wabo. Ik wil hiervoor aansluiten bij reeds lopende trajecten (verdere integratie toetsen in bestemmingsplannen). Ik geef hiermee tevens invulling aan de motie van de leden Koopmans en Vermeij1.

Meer investeren in de voorkant van het proces levert veel tijdwinst en ook een sterke verbetering van de kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkeling op. In het actieprogramma zal ik bezien op welke wijze dit voorstadium van projecten, gecombineerd met heldere politieke besluitvorming, beter kan worden georganiseerd (besluitvormingsprocedures).

Tot slot zal ik samen met betrokkenen bij gebiedsontwikkelingen acties in gang zetten die ervoor zorgen dat de deskundigheid van de betrokkenen kan worden vergroot. De kabinetsreactie op het advies van de Commissie Mans vormt hiervoor onder andere de basis2.

Ik zal uw Kamer voor de zomer verder informeren over de voortgang van het actieprogramma «Vernieuwing instrumentarium voor milieu en ruimtelijke ontwikkeling». Met dit actieprogramma geef ik ook uitwerking aan punt 29 van het aanvullend beleidsakkoord «Werken aan Toekomst», de gebiedsgerichte toepassing van bouw- en milieuregelgeving.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II 2007/08, 30 844, nr. 23.

XNoot
2

TK 22 343, nr. 215 en TK 29 383, nr. 124.

Naar boven