7 Suriname

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 december 2011 over Suriname.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Surinaamse studenten hebben in Nederland een uitzonderingspositie en dat is terecht, gezien het gemeenschappelijke verleden, het gemeenschappelijke heden en ook de gemeenschappelijke toekomst in de relatie tussen Nederland en Suriname. Zo hebben we Surinaamse studenten niet het gewone hoge collegegeld laten betalen dat voor buitenlandse studenten geldt, maar behandelen wij Surinaamse studenten als kwamen zij uit de Europese Economische Ruimte (EER). Gezien de taal, maar ook gezien het gebrek aan opleidingen in Suriname is het heel erg goed dat Surinaamse studenten in Nederland hoger onderwijs volgen. Dat moeten wij bevorderen. Wij moeten drempels die er zijn, wegnemen. Een van die drempels is de hoge borg die wordt gevraagd aan studenten wanneer zij in Nederland komen studeren. De SP-fractie vindt samen met de fractie van de PvdA dat wij die drempel moeten wegnemen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Suriname en Nederland een sterke verbondenheid hebben vanwege het gemeenschappelijk verleden en veel Surinaamse jongeren er daarom voor kiezen om in Nederland een opleiding te volgen;

constaterende dat studenten van buiten de EER die in Nederland willen studeren op grond van de vreemdelingenwetgeving een verblijfsvergunning moeten aanvragen (machtiging tot voorlopig verblijf) en men deze veelal aanvraagt via de hogeronderwijsinstelling waar men wenst te studeren;

constaterende dat bij de aanvraag van de machtiging tot voorlopig verblijf de student moet aantonen dat hij beschikt over duurzame middelen van bestaan, te weten voor een periode van minimaal een jaar maandelijks het normbedrag voor uitwonende studenten (€ 794,69 voor studenten in het hoger onderwijs);

van mening dat vanwege de sterke verbondenheid die er tussen Nederland en Suriname bestaat, Surinaamse studenten gelijkwaardig behandeld dienen te worden als Nederlandse studenten en deze bewijsmethode daarom overbodig is;

verzoekt de regering om de garantiestelling en de bewijsmethode voor Surinaamse studenten die in Nederland willen studeren op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (20361).

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De heer Bouterse uit Suriname, de president van Suriname, is in Nederland veroordeeld voor drugshandel. Zijn zoon Dino wordt verdacht van drugshandel en wapensmokkel en een neef van Bouterse is recentelijk in Nederland veroordeeld, eveneens voor drugssmokkel. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat president Desi Bouterse recent een hoofdrol heeft gekregen in de nationale drugsbestrijding van Suriname;

overwegende dat Bouterse in Nederland veroordeeld is tot elf jaar cel wegens drugshandel;

constaterende dat zijn zoon Dino Bouterse, verdachte van drugs- en wapensmokkel, een topfunctie heeft bij de Centrale Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in Suriname;

overwegende dat personen met een diplomatieke status niet op drugs gecontroleerd mogen worden;

overwegende dat drugssmokkel middels misbruik van deze diplomatieke status niet valt uit te sluiten;

verzoekt de regering, al het diplomatiek personenverkeer tussen Paramaribo en Amsterdam te registreren en op basis daarvan te beoordelen of het aantal met een diplomatieke status reizende personen in verhouding c.q. verdacht is, teneinde nadere passende maatregelen te kunnen nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bontes en Elissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (20361).

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in, mede namens de SP-fractie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Suriname en Nederland een sterke verbondenheid hebben vanwege het gemeenschappelijk verleden en Suriname geassocieerd lid is van de Nederlandse Taalunie;

constaterende dat vanwege de gemeenschappelijke taal en culturele achtergrond Nederland voor veel Surinaamse jongeren het aangewezen gebied is om een opleiding te volgen;

constaterende dat Surinaamse studenten weliswaar hetzelfde collegegeld als Nederlandse studenten betalen, maar niet beschikken over andere tegemoetkomende voorzieningen, zoals de ov-jaarkaart en tegemoetkomingen in hun studentenhuisvesting;

van mening dat de 10 urennorm voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) voor Surinaamse studenten in de praktijk onvoldoende de mogelijkheid biedt om in hun levensonderhoud te voorzien;

constaterende dat veel werkgevers terughoudend zijn met het aannemen van niet- EER-studenten omdat het aanvragen van een werkvergunning tijdrovend is en het maximum van 10 uur niet aantrekkelijk is voor werkgevers;

constaterende dat Surinaamse studenten belemmerd worden in het volgen van een snuffelstage omdat veel werkgevers terughoudend zijn met het aannemen van deze studenten, omdat een werkvergunning hierbij ook verplicht is;

verzoekt de regering om de maximumnorm van 10 uren per week om te zetten naar een minimumnorm en de verstrekking van een werkvergunning te versoepelen voor Surinaamse studenten die in Nederland een opleiding willen volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (20361).

Minister Rosenthal:

Voorzitter. De motie-Van Bommel/Dikkers op stuk nr. 151 ontraad ik. We hebben het er in het AO over gehad. Ik heb gezegd dat ik de communicatie over de modaliteiten voor het hebben van duurzame middelen van bestaan nog eens onder de aandacht zal brengen van de instellingen. Dat lijkt mij op dit ogenblik het maximaal haalbare.

De heer Van Bommel (SP):

Heeft de minister het dan over het juridisch maximaal haalbare?

Minister Rosenthal:

Ik bedoel daarmee dat we qua voorzieningen voor studenten al aan het maximale zitten van wat we ons kunnen veroorloven.

De heer Van Bommel (SP):

Van wat u wilt?

Minister Rosenthal:

Ja.

Dan kom ik bij de motie van de heer Bontes op stuk nr. 152. De relatie met Suriname is mede vanwege de positie van de president een functionele en een zakelijke waar het Bouterse betreft. Ik voel niet voor het verzoek tot registratie van diplomatiek personenverkeer. Derhalve ontraad ik deze motie.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Dikkers op stuk nr. 153. We doen al veel voor de studenten uit Suriname. Ik zie geen mogelijkheden om dat verder uit te breiden. Wat betreft de tienurennorm herhaal ik wat ik eerder heb gezegd. Als mensen hier komen studeren is het vooral voor henzelf, maar ook voor de samenleving, van het grootste belang dat zij zo snel mogelijk afstuderen. Daarbij geldt dat tien uur een effectieve norm is. Ik ontraad daarom deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Stemmingen over de moties zijn vanavond bij de eindstemming.

De vergadering wordt van 13.15 uur tot 13.20 uur geschorst.

Naar boven