4 Commissie Onderzoek Curaçao

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 december 2011 over het Rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao.

De voorzitter:

Doordat een ander VAO is vervallen vandaag, kunnen we voor de minister, als zij daaraan behoefte heeft, de vergadering even schorsen tussen de vragen en de beantwoording. Overigens strekt mijn soepelheid zich uitsluitend uit tot de minister en niet tot de leden. Dus, mijnheer Van Dam, binnen de twee minuten. Maar dat gaat u lukken.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. De eerste paar seconden daarvan gebruik ik uiteraard om de nieuwe minister van harte te feliciteren met haar nieuwe ambt en om haar daarbij veel succes toe te wensen. Als het gaat om de Koninkrijksrelaties hebben we het afgelopen jaar weleens met enige onrust tegen de voorganger van deze minister, de heer Donner, gezegd: doe er eens wat meer mee en ga er eens wat steviger in. Dus ik zou dat ook deze minister mee willen geven. Want het is nodig.

Sinds het aantreden van de regering van Curaçao bestaat er grote twijfel over de integriteit van enkele bewindspersonen. Niemand weet precies over hoeveel, want de een na de ander raakt in opspraak, maar er zijn er een paar die steeds maar weer in beeld komen. De commissie-Rosenmöller heeft daarover geadviseerd en heeft gezegd dat het nodig is dat er onderzoek wordt gedaan. Dat onderzoek zou Curaçao zelf moeten doen. Dat heeft nu laten weten niet bereid te zijn tot een onderzoek naar de integriteit van individuele bewindspersonen. De commissie-Rosenmöller heeft een optie geschetst wanneer Curaçao dat onderzoek zelf niet doet, namelijk een aanwijzing door de Rijksministerraad richting de gouverneur. Omdat mijn fractie vindt dat dat onderzoek er wel degelijk moet komen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volgens de commissie-Rosenmöller serieuze twijfels bestaan over de integriteit van een aantal bewindspersonen op Curaçao en dat de commissie aanbeveelt om middels onderzoek, bij voorkeur geïnitieerd door Curaçao maar desnoods op aanwijzing van de rijksministerraad, vast te stellen of die twijfels terecht zijn of kunnen worden weggenomen;

verzoekt de rijksministerraad, zo spoedig mogelijk een besluit te nemen dat onherroepelijk en op korte termijn leidt tot een onafhankelijk onderzoek naar de integriteit van individuele bewindspersonen in de regering van Curaçao,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (33000-IV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil vanaf deze plaats natuurlijk ook mijn oud-collega, nu minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van harte welkom heten in vak-K. Ik zei zo-even al op de gang dat het belangrijk is dat je een beetje het Caraïbische gevoel hebt als je deze portefeuille bestiert. In de gang leek het al wat, dus ik ben benieuwd hoe dat in vak-K gaat en op andere momenten. Ik wil de minister echter natuurlijk heel veel succes wensen.

Wij hebben langdurig gepraat over de integriteitskwestie op Curaçao. Ook de GroenLinks-fractie is van mening dat een onderzoek naar de toestand op Curaçao eigenlijk niet veel zin heeft als je niet ook kijkt naar de kwestie van de integriteit van het bestuur. Ik zeg altijd: als je niets te verbergen hebt, ben je niet bang voor zo'n onderzoek en sta je daar open voor. Ik heb van de vorige minister begrepen dat Transparency International die integriteitskwestie zijdelings zal benaderen. Vandaar dat ik niet de motie van de heer Van Dam mede heb ondertekend, maar een motie van mevrouw Hachchi, die op dat punt een iets andere invalshoek kiest.

Zelf wil ik graag een motie indienen over de Isla-raffinaderij. Daar heb ik het in het algemeen overleg over gehad. Er zou een alternatief worden gemaakt voor de Isla-raffinaderij. Dat alternatief zou vorige week worden besproken, maar ik heb daar helemaal niets van gehoord. Dat was al naar aanleiding van een aangenomen motie. Mijn geduld op het punt van de Isla-raffinaderij was al op, maar raakt steeds meer op. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de door de Isla-raffinaderij veroorzaakte schade voor mens en milieu op Curaçao aanhoudt en dat het ontbreekt aan enig vertrouwen in de bedrijfsvoering dat alles eraan wordt gedaan om overtredingen van de voorschriften te voorkomen;

overwegende dat in het verleden meermalen een visie is toegezegd op de toekomst van de Isla-raffinaderij, maar dat van enige realisatie ervan nog geen sprake is;

overwegende dat de Isla-raffinaderij niet langer als autonoom probleem van het land Curaçao kan worden beschouwd en ingrijpen urgent wordt;

verzoekt de regering om de Koninkrijksregering te vragen om te doen wat nodig is om overtredingen van de voor de Isla-raffinaderij geldende voorschriften direct te sanctioneren, en te bevorderen dat het toegezegde alternatief voor de Isla-raffinaderij zo spoedig mogelijk beschikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (33000-IV).

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Het volgende komt uit het advies van de Raad van State: "Bij de totstandkoming van het Statuut werd in de toelichting benadrukt dat de mogelijkheid van ingrijpen vanwege het Koninkrijk moet bestaan, indien in de landen een toestand is ontstaan die in strijd is met de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. In de memorie van toelichting werd uiteengezet: "Uiteraard moet bij de beoordeling van de deugdelijkheid van het bestuur volledig rekening worden gehouden met de middelen, waarover het land beschikt. Het spreekt voorts vanzelf, dat niet het tekortschieten van enig landsorgaan alleen zulk een maatregel kan medebrengen. Slechts wanneer in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken, kan het nemen van een maatregel in overweging komen." We moeten de Tweede Kamer niet blijven beschouwen als de permanente politieke achtervang van Curaçao. Het volk van Curaçao heeft verkiezingen gehad en heeft gekozen. Er is nu sprake van een democratisch gekozen Staten van Curaçao, die vertrouwen hebben in hun regering. Er worden stappen genomen en er is dus sprake van redres. Wie zijn wij dan om daarover te oordelen? Veel kolonialer moet het niet worden! Zolang iedere rechtsgrond ontbreekt om in te grijpen op Curaçao, moeten wij dat ook niet suggereren. Dat is goedkoop populisme, dof wapengekletter en hollevatenretoriek.

De heer Van Dam (PvdA):

Mag ik daarover een vraag stellen?

De voorzitter:

Ik wilde op deze laatste dag eigenlijk geen onderlinge interrupties tussen de leden toestaan.

De heer Van Dam (PvdA):

Maar het zou wel fijn zijn als de heer Bosman kan verhelderen wat er is gebeurd sinds het AO, want hij houdt nu een verhaal dat ongeveer 180 graden anders is.

De voorzitter:

Oké. Mijnheer Bosman, de vraag is aan mij gesteld, maar die speel ik aan u door.

De heer Bosman (VVD):

Er is absoluut geen sprake van een ander verhaal. Het is heel helder en dit is nog steeds de lijn die de VVD altijd heeft gehad. Zolang wij Curaçao op zijn verantwoordelijkheid aanspreken en vinden dat het zich aan de regels moet houden, moet Nederland dat ook doen. Zo doen wij dat.

De heer Van Raak (SP):

Het gaat er natuurlijk om dat de instituten moeten werken. Ik ben het met de heer Bosman eens dat wij niet vanaf hier Curaçao moeten besturen, maar wij waren samen overeengekomen dat de instituten moeten werken en dat wij verantwoordelijk zijn voor het goed functioneren van de democratische instituten. Dat is het probleem en dat is er nu aan de hand. Daarom komt de waarborgfunctie in beeld. Tot een week geleden was de heer Bosman dat volgens mij nog met mij eens. Wat is er onderweg gebeurd?

De heer Bosman (VVD):

Er is niks gebeurd. De essentie is dat ik mij nog steeds zorgen maak. Alleen, er is sprake van redres en Curaçao moet de ruimte krijgen om dat te benutten. Het is niet aan Nederland om de tijdsfactor te bepalen. Ik heb dit de vorige keer ook besproken met de heer Van Dam: wij bepalen niet de tijdsfactor van Curaçao, dat doet Curaçao zelf. Er is sprake van redres, waarmee artikel 43 nu niet van toepassing is.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Mag ik de minister een tip geven? Ze moet in haar ministerie een postvakje creëren met "Gelekte geheimen uit Curaçao" daarop. Ik heb dat ook gedaan. Dat van mij zit al bijna vol met een hele stapel gelekte geheimen uit de rijksministerraad, gelekte geheimen uit de geheime dienst en gelekte geheimen uit de belastingdienst over de privéschulden van ministers.

Ik ben het niet eens met de heer Bosman. Volgens het Statuut zijn wij verantwoordelijk voor het functioneren van de instituten op Curaçao. Dit is onlangs bevestigd door de heer Donner. Wij gaan Curaçao niet hiervandaan besturen, maar wij zijn verantwoordelijk voor de democratische instituten. Die liggen onder vuur. Dat heeft de commissie-Rosenmöller onderzocht. Zij heeft gezegd dat er een cultuur van intimidatie en angst op het eiland heerst. Dat lekken is daar het gevolg van. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vanuit Curaçao geheime informatie is gelekt uit de rijksministerraad, de veiligheidsdienst en de belastingdienst;

constaterende dat dit soort lekken een bedreiging vormt voor het goed functioneren van het bestuur van Curaçao;

constaterende dat de rijksministerraad medeverantwoordelijk is voor het goed functioneren van bestuurlijke instituten op Curaçao;

constaterende dat de regering een motie van de Kamer (33000-IV, nr. 23) over een onderzoek naar het lekken van informatie uit de rijksministerraad nog niet heeft uitgevoerd;

verzoekt de regering, deze motie alsnog uit te voeren en dit onderzoek te verbreden naar het lekken uit de veiligheidsdienst en de Belastingdienst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (33000-IV).

De heer Van Raak (SP):

Wij hadden voor de genoemde motie een meerderheid, dus ik verwacht ook voor deze motie een meerderheid. Verder ben ik het erg eens met de motie van de heer Van Dam. Zij is wat voorzichtig geformuleerd, maar ik ben het ermee eens. Wíj zijn verantwoordelijk, wíj moeten een onderzoek starten naar een regering die daar niet hoort te zitten. Transparancy International kan dat niet doen, dat is een verantwoordelijkheid van deze minister.

Tot slot. Ik heb vanochtend al een eerste brief van deze minister gekregen. Ik vond die nogal donneriaans: er staat namelijk niets in. Ik hoop alle goeds voor deze minister, maar ik zou zeggen: kies uw eigen stijl, kies uw eigen inhoud en kies uw eigen koers, en stuur de Tweede Kamer brieven met inhoud. Dat zou een verademing voor ons zijn.

De heer Lucassen (PVV):

Voorzitter. Felicitaties aan onze nieuwe minister. Ik wens haar heel veel succes. Dat succes zal zij niet alleen nodig hebben voor de binnenlandse zaken, maar zeker ook voor de koninkrijksrelaties, want daar speelt nogal het een en ander.

Ik zal mij beperken tot mijn motie, want die is luid en duidelijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat leden van de regering van Curaçao in verband worden gebracht met corruptie, machtsmisbruik, bedreiging en verduistering;

overwegende dat de door de rijksministerraad ingestelde Commissie Onderzoek Curaçao in haar eindrapport concludeert dat een onderzoek naar de integriteit van leden van de regering van Curaçao noodzakelijk is;

constaterende dat Curaçao een dergelijk onderzoek weigert uit te voeren;

verzoekt de regering, via de rijksministerraad te zorgen dat er een grondig onderzoek wordt uitgevoerd naar de integriteit van de leden van de regering van Curaçao,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lucassen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (33000-IV).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ook ik feliciteer natuurlijk allereerst de minister met haar benoeming. Ik kijk uit naar de komende debatten met haar.

Ik heb één motie, een motie over de betrokkenheid van het Koninkrijk bij het vervolgonderzoek op Curaçao.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van Curaçao voornemens is een onderzoek te laten uitvoeren door Transparency International waarin de mogelijkheden zullen worden onderzocht tot bevordering van de deugdelijkheid van bestuur en van de waarborging van fundamentele rechten en vrijheden;

constaterende dat elk van de landen in het Koninkrijk zelf de zorg draagt voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur;

tevens constaterende dat het waarborgen van deze rechten, vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid van het bestuur een aangelegenheid is van het Koninkrijk;

overwegende dat op de onlangs georganiseerde koninkrijksconferentie door alle landen in het Koninkrijk de wens is uitgesproken om een vruchtbare samenwerking na te streven;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor de betrokkenheid van het Koninkrijk bij de ontwikkelingen op Curaçao en de Kamer hierover te informeren, in het bijzonder wanneer de onderzoeksopdracht van Transparency International is geformuleerd, alsook wanneer het uiteindelijke onderzoek is afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (33000-IV).

De vergadering wordt van 10.32 uur tot 10.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Wij zijn toe aan de beantwoording door de minister. Ik geef haar het woord.

Minister Spies:

Voorzitter. Dank u in de eerste plaats voor de hartelijke woorden van welkom. Het voelt goed om in uw midden, toch een klein beetje vertrouwd, terug te zijn, weliswaar met een andere verantwoordelijkheid en vanaf een andere plek. Deze zaal ziet er vanaf deze plek toch echt anders uit. Dat neemt niet weg dat ik mij zeer verheug op hopelijk een boeiende samenwerking met uw Kamer.

In de eerste vier dagen in dit ambt... De katheder zakt weg! Dat gaat gelijk lekker.

De heer Van Raak (SP):

Donner was minder zwaar!

Minister Spies:

Nou, dank u wel, mijnheer Van Raak!

Voorzitter. De heer Van Raak heeft iets goed te maken, concludeer ik dan maar op voorhand. Dat ik in ieder geval iets zwaarder ben dan hijzelf is, dat durf ik wel voor mijn rekening te nemen.

De voorzitter:

Daar is ook niet veel voor nodig, zou ik willen zeggen.

Minister Spies:

Voorzitter. In mijn eerste vier dagen in dit ambt is mij in ieder geval één ding geworden, namelijk dat de Koninkrijksdelen heel wat aandacht van deze minister zullen gaan krijgen. Ik verheug mij er zeer op om begin volgend jaar voor de eerste keer daar op bezoek te gaan. Dat wordt inderdaad mijn eerste kennismaking. Ik zal de Kamer op een termijn van enkele weken volgen, want ik heb begrepen dat de Kamer volgend jaar ook op werkbezoek gaat. Ik verheug mij daar zeer op, maar er is absoluut een aantal zaken dat reeds in mijn eerste vier dagen tot enige zorg, zo niet tot gefronste wenkbrauwen leidde. Ik vind dat ik in ieder geval eerst zelf poolshoogte moet gaan nemen, voordat ik met allerlei gepeperde uitspraken in welke richting dan ook kom. Hoor en wederhoor is een groot goed. Ik verheug mij niet alleen op mijn eerste kennismaking met de verantwoordelijke bestuurders ter plaatse. Ik verheug mij er ook op, mij ter plekke in een aantal dossiers te kunnen verdiepen.

Dan kom ik bij de moties. De eerste motie is ingediend door de heer Van Dam. Hij verzoekt de rijksministerraad zo snel mogelijk een besluit te laten nemen dat moet leiden tot onderzoek naar de integriteit van individuele bewindspersonen in de regering van Curaçao. Een onderzoek naar de integriteit van individuele leden moet ik echt ontraden. We hebben al sinds ruim een jaar een debat over deze kwestie in uw Kamer. Er is door de staten van Curaçao besloten om deze bewindspersonen het vertrouwen te geven. Het OM heeft van alles verkend, maar heeft geen aanleiding gezien om tot onderzoek over te gaan. Ik vind het tegen die achtergrond ook een goed signaal dat nu de regering van Curaçao zelf besloten heeft om opdracht te geven tot een onderzoek. Dat besluit ligt nu bij Transparancy International. Ik hoop natuurlijk van harte dat er heel snel duidelijkheid komt of men die opdracht wil aanvaarden, want het is aan hen om dat te besluiten. Dat er echter een onomkeerbaar besluit van de regering van Curaçao ligt om dat onderzoek te gaan doen, is in ieder geval van belang. Dat beschouw ik ook tegen de achtergrond van de aanbevelingen die de commissie-Rosenmöller heeft gedaan in relatie tot wat de heer Bosman zegt over het Koninkrijksstatuut in termen van de escalatieladder, om het maar even zo te zeggen. Curaçao doet nu aan redres en daarom vind ik dat we dat traject nu ook in volle hevigheid zijn beloop moeten laten hebben. Dat maakt dus ook dat ik de aanneming van de motie van de heer Van Dam moet ontraden.

De voorzitter:

Een korte interruptie.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Wat heeft deze minister in de afgelopen dagen dat zij in functie is voor nieuwe informatie gekregen waardoor zij nu afstand neemt van de positie van haar voorganger, die de aanbevelingen van het rapport-Rosenmöller steeds heeft overgenomen? Ik dacht dat dit het standpunt van de regering was. In het rapport-Rosenmöller staat: er moet een onderzoek komen naar de integriteit van de individuele bewindspersonen. Dat was altijd het standpunt van de regering. Deze minister legt hier nu een ander standpunt neer en ontraadt zo'n onderzoek. Welke informatie heeft haar bereikt die haar tot deze verandering van standpunt heeft gebracht?

Minister Spies:

Er zit geen licht tussen het standpunt van deze minister en dat van de vorige minister. Het standpunt van de regering is nog steeds ongewijzigd. Het rapport van de commissie-Rosenmöller bevat een groot aantal aanbevelingen die worden geduid met de mededeling dat de onderste steen boven moet komen. In die aanbevelingen zit wat ik dan maar even in mijn woorden een begin van een escalatieladder noem. Omdat de regering van Curaçao heeft besloten tot het onderzoek, waarbij allerlei instituties onder de loep worden genomen, ook als het gaat om integriteit, vind ik dat nu het aangewezen spoor en vind ik het niet aangewezen om, zoals u verzoekt in uw motie, dit vanuit de rijksministerraad nog eens extra te beleggen met een onderzoek naar de integriteit van individuele bewindspersonen.

Dan kom ik bij de tweede motie, van mevrouw Van Gent over de Isla-raffinaderij. Mevrouw Van Gent geeft aan, nog niets teruggehoord te hebben op dat punt vanuit de conferentie van vorige week. De stand van zaken rond de Isla-raffinaderij is in de marge van die conferentie uitdrukkelijk aan de orde geweest. De regering van Curaçao heeft aangegeven dat er een alternatief voor een doorstart van de raffinaderij zou kunnen gaan ontstaan dat tot een fors kleinere milieubelasting zou leiden dan aanvankelijk aangenomen. Er is de regering van Curaçao verzocht – dan formuleer ik het vriendelijk – om uiterlijk 1 januari een tussenrapportage aan mij te sturen op basis waarvan wij willen kunnen beoordelen of dat perspectief ook de hardheid heeft die ons mondeling tijdens de conferentie is overgebracht. Dus op dat punt zal ik – dit zeg ik mevrouw Van Gent dan ook graag toe – snel na 1 januari uw Kamer informeren over die tussenrapportage die ons is toegezegd. Op dat onderdeel van de motie zie ik alle mogelijkheden voor samenwerking met uw Kamer, om het maar even zo te zeggen.

Het eerste deel van het dictum en de laatste overweging van de motie ligt iets ingewikkelder, want mevrouw Van Gent stelt daarin dat de Isla-raffinaderij niet langer als autonoom probleem van het land Curaçao kan worden beschouwd. Dat bestrijd ik. Wij hebben nog steeds geen bevoegdheden om in de jurisdictie van het land Curaçao te treden. Dat maakt ook dat u de Koninkrijksregering naar mijn oordeel niet kunt vragen om overtredingen, door de Isla-raffinaderij al dan niet gepleegd, te sanctioneren. Dus op dat onderdeel moet ik de motie ontraden. Mocht mevrouw Van Gent willen overwegen om het dictum aan te passen in lijn met de gesprekken daarover met de regering van Curaçao en de voortgangsrapportage die wij voor 1 januari van die regering willen ontvangen, dan hebben wij een ander soort gesprek.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter, het is bijna kerst, dus ik ben bereid de motie aan te houden. Dan hoef ik ook niet ingewikkeld te doen door een gewijzigde motie in te dienen. Ik heb nog wel een vraag. Bij een eerder aangenomen motie van mij over de Isla-raffinaderij ging het om een alternatief. Nu draait het om een doorstart, maar bij die motie ging het ook om een eventuele sluiting en wat er dan als alternatief op het eiland mogelijk zou zijn. Ik maak mij natuurlijk ook zorgen om de werkgelegenheid, maar nog meer zorgen om de milieuschade op het eiland. Van die doorstart heb ik ook al eerder gehoord, maar ik moet nog zien hoe concreet die is en dat ook aan de alternatieven voor eventuele sluiting indien nodig wel zal worden gewerkt. Als de minister mij kan toezeggen dat wij daarover in januari worden geïnformeerd, houd ik de motie gewoon aan, of trek ik die in. Dat wil ik dan ook nog wel doen; het is toch bijna kerst.

Minister Spies:

Ik dank mevrouw Van Gent zeer voor haar bereidheid tot meedenken. Zo ken ik haar, dus het is plezierig dat wij elkaar in ieder geval een heel eind naderen. De volgorde is misschien wel wat ingewikkeld. Als er namelijk uit de tussenrapportage op 1 januari blijkt dat er een alternatief is dat een doorstart mogelijk zou maken en als bovendien blijkt dat dit alternatief vanuit milieuoverwegingen verantwoord is, kan ik mij voorstellen dat dit het eerste voorkeursalternatief wordt. Een alternatief van sluiting is vanzelfsprekend, maar dat heeft in de toekomstvisies die tot op heden zijn ontwikkeld, steeds een rol gespeeld. Dat is uitdrukkelijk niet van tafel. Als wij het op deze manier begrijpen, zijn wij elkaar mijns inziens een heel eind genaderd.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat denk ik ook. Stel nu dat ze met niets over de brug komen. Mag ik aannemen dat de minister ons dan zal informeren over de wijze waarop gehandeld moet worden? Het geduld is namelijk wel een beetje op. Als de minister mij dit nog even kan toezeggen, trek ik de motie gewoon in.

Minister Spies:

Ik ben niet van de open eindjes. Als er geen alternatief blijkt te zijn, komt het als-danscenario of het wat-danscenario vanzelfsprekend aan de orde. Op dat moment zal ik de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind dit doortastende taal. Ik trek daarom mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gent/Hachchi (33000-IV, nr. 45) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Spies:

Ik ben nu gekomen bij de motie-Van Raak op stuk nr. 46. Ik heb bij de introductie al aangegeven dat ik ook wel wat zorgen heb – om het maar vriendelijk te formuleren – over een aantal ontwikkelingen rondom de gang van zaken op Curaçao. Ik teken hierbij wel met een knipoog aan dat het probleem van het lekken niet uitsluitend tot Curaçao beperkt is. Sommige mensen hier lijken daar ook wel eens last van te hebben. Dit neemt niet weg dat die ontwikkelingen echt zorgelijk zijn. Tegelijkertijd zie ik dat het hele systeem nu onder de loep wordt genomen, tenminste als het aan de regering van Curaçao ligt. Die heeft het besluit tot dat onderzoek niet voor niets genomen. De instituties die de heer Van Raak in zijn motie noemt, komen daarbij uitdrukkelijk aan de orde. In mijn beleving is daarmee een stap gezet die ertoe moet leiden dat via dat onderzoek in ieder geval de vinger op de zere plek gelegd wordt. Daardoor ben ik niet van plan om nu een eigen aanvullend onderzoek uit te gaan voeren. Dat lijkt mij niet iets wat aan deze regering is. Dat is echt aan de Staten van Curaçao. Die hebben net als de heer Van Raak kennis kunnen nemen van de berichten in de media en van de artikelen in de krant van afgelopen zaterdag. Het is dus echt aan hen om daar al dan niet actie op te ondernemen.

De heer Van Raak (SP):

Er wordt overal gelekt. Vanuit de ministeries in Nederland wordt ook heel veel gelekt. Alleen gaat het daarbij over het algemeen niet over geheimen. Dat lekken gaat dus niet over staatsgeheimen, belastinggeheimen of over stukken van de geheime dienst. Dat is een heel groot verschil. Het probleem is dat die informatie ook gebruikt wordt voor politieke intimidatie. Dat is een groot verschil. De minister moet het toch ermee eens zijn dat dit een andere verantwoordelijkheid is, namelijk die voor goed bestuur op de eilanden. Het is niet zomaar een lek, het zijn – zullen wij maar zeggen – fundamentele lekken.

Minister Spies:

De heer Van Raak constateert enkele dingen en doet een aantal beweringen die ik niet voor mijn rekening zou willen nemen. Ik constateer dat de regering nu heeft besloten tot een onderzoek. Ik constateer bovendien dat het Openbaar Ministerie geen aanleiding ziet tot een aanvullend strafrechtelijk onderzoek. Ik constateer dat de Staten op Curaçao tot op dit moment in ieder geval vertrouwen hebben in de ministers die zij zelf hebben benoemd. Ik vind dat de beslissing om wel of niet onderzoek te doen naar het lekken van informatie, daar ligt.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, u krijgt geen gelegenheid tot een tweede interruptie vandaag. Het is al heel bijzonder dat u een keer hebt kunnen interrumperen.

Minister Spies:

Ik ontraad dus de aanneming van deze motie.

De motie van de heer Lucassen lijkt op de motie die de heer Van Dam heeft ingediend. Ook de heer Lucassen vraagt om via de rijksministerraad een grondig onderzoek uit te voeren naar de integriteit van de leden van de regering van Curaçao. Ik heb al aangegeven dat ik het niet aan ons of aan de rijksministerraad vind om een dergelijk onderzoek te initiëren. In mijn reactie op de motie van de heer Van Dam heb ik al aangegeven waarom ik die ontraad. Ik ontraad ook deze motie.

De heer Lucassen (PVV):

De minister is er pas vier dagen, maar ik ga ervan uit dat zij de inhoud van artikel 43 kent. Ik hoop eigenlijk dat dit artikel ingelijst in de ministerskamer hangt, want wij hebben het daar bijna elke keer over. Rechtszekerheid en deugdelijkheid van het bestuur zijn een verantwoordelijkheid van het Koninkrijk. Nu zijn er op Curaçao ministers die zeggen dat zij narcoterrorist in Colombia zouden zijn geworden als zij geen minister waren geworden. Er is ook een minister die tegen iemand van de pers zegt dat hij een pakketje drugs zal verstoppen als er niet wat positiever over hem gepraat wordt. Er zijn berichten over corruptie. Er kleeft een heel scala aan schandalen aan leden van de regering van Curaçao. De minister zegt dat het onderzoek van Transparency International redres biedt bij het waarborgen van deugdelijkheid van bestuur. Bij welke uitkomst van zo'n onderzoek is de deugdelijkheid van bestuur gegarandeerd? Ik zie dat namelijk nog niet voor mij.

Minister Spies:

Laten wij er eerst voor zorgen dat het onderzoek er zo snel mogelijk komt. Dat zal op zichzelf nog niet tot welke verandering dan ook leiden. Het is dan in de eerste plaats aan de regering en de Staten van Curaçao om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen die uit het onderzoek voortkomen, daadwerkelijk worden uitgevoerd. Wij zullen dit vanzelfsprekend met grote betrokkenheid en belangstelling volgen vanuit de rijksministerraad, maar de verantwoordelijkheden liggen zoals zij in het Statuut gedefinieerd zijn. Artikel 43 hangt overigens niet aan de muur van de ministerskamer. U bent van harte uitgenodigd om er eens te komen kijken. Er hangen vooral nog prachtige schilderijen van mijn voorganger.

De heer Bosman (VVD):

Net als bij de motie van de heer Van Dam gaat het mij om de uitvoerbaarheid, los van de vraag of de minister de motie ontraadt of niet. Is deze motie uitvoerbaar als zij wordt aangenomen? Is dat juridisch of statutair mogelijk? Als ik zo kijk naar redres, is de motie niet uitvoerbaar.

Minister Spies:

Ik denk dat de heer Bosman hierin gelijk heeft. Het is niet aan de rijksministerraad om op basis van het Statuut dergelijke ingrepen te doen.

In de motie van mevrouw Hachchi en mevrouw Van Gent wordt de regering verzocht om zich in te zetten voor de betrokkenheid van het Koninkrijk bij de ontwikkelingen op Curaçao en dit nadrukkelijk te etaleren. Het is mijn stellige voornemen om tijdens de eerstvolgende rijksministerraad, die eind januari al zal plaatsvinden, deze problematiek zelf te agenderen. Vanzelfsprekend zal ik ook met enige regelmaat de voortgang van onderzoeken laten terugkomen en bespreken. Ik beschouw de motie dus als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik bedank de minister voor haar eerste VAO in de Kamer. Stemming over de moties zal plaatsvinden bij de eindstemming vandaag.

De vergadering wordt van 11.00 uur tot 11.45 uur geschorst.

Naar boven