20 361 Suriname

Nr. 151 MOTIE VAN DE LEDEN VAN BOMMEL EN DIKKERS

Voorgesteld 22 december 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat Suriname en Nederland een sterke verbondenheid hebben vanwege het gemeenschappelijk verleden en veel Surinaamse jongeren er daarom voor kiezen om in Nederland een opleiding te volgen;

constaterende, dat studenten van buiten de EER die in Nederland willen studeren op grond van de vreemdelingenwetgeving een verblijfsvergunning moeten aanvragen (machtiging tot voorlopig verblijf) en men deze veelal aanvraagt via de hogeronderwijsinstelling waar men wenst te studeren;

constaterende, dat bij de aanvraag van de machtiging tot voorlopig verblijf de student moet aantonen dat hij beschikt over duurzame middelen van bestaan, te weten voor een periode van minimaal een jaar maandelijks het normbedrag voor uitwonende studenten (€ 794,69 voor studenten in het hoger onderwijs);

van mening, dat vanwege de sterke verbondenheid die er tussen Nederland en Suriname bestaat, Surinaamse studenten gelijkwaardig behandeld dienen te worden als Nederlandse studenten en deze bewijsmethode daarom overbodig is;

verzoekt de regering om de garantiestelling en de bewijsmethode voor Surinaamse studenten die in Nederland willen studeren op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Bommel

Dikkers

Naar boven