35 000 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2019

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

3

       

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

       
 

1.

LEESWIJZER

6

       
 

2.

BELEIDSAGENDA

9

       
 

3.

DE BELEIDSARTIKELEN

31

   

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

31

   

Beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond

45

   

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

50

   

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

63

   

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

73

   

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

87

   

Beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

95

   

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

100

   

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

105

   

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

114

   

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

125

   

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

129

   

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

134

   

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

135

       
 

4.

DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

142

   

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

142

   

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

145

   

Niet-beleidsartikel 99 Nog onverdeeld

148

       
 

5.

BEGROTING AGENTSCHAPPEN

149

   

Agentschap Rijkswaterstaat

149

   

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

159

   

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

164

       
 

6.

BIJLAGEN

171

   

Bijlage 1 ZBO's en RWT's

171

   

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

174

   

Bijlage 3 Moties en Toezeggingen

197

   

Bijlage 4 Subsidieoverzicht

245

   

Bijlage 5 Evaluatie- en overig onderzoek

255

   

Bijlage 6 Overzichtsconstructie Milieu

268

   

Bijlage 7 Afkortingenlijst

273

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft drie begrotingen:

  • 1. de voorliggende beleidsbegroting Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting,

  • 2. de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en

  • 3. de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).

De twee fondsbegrotingen van IenW, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).

In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenW, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.

Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

MIRT Overzicht

Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht. Dit overzicht wordt aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen de begrotingen van de fondsen en het MIRT Overzicht te verhelderen worden vanaf Begroting 2016 in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.

Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.

De begrotingen van IenW zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl, het MIRT Overzicht 2018 is te vinden op www.mirtoverzicht.nl en het Deltaprogramma op www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

1. LEESWIJZER

Structuur

De opzet en structuur van de begroting voor Hoofdstuk XII zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2019 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de Beleidsagenda is vervolgens een overzicht gegeven van prioriteiten voor 2019 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid. Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 3. In de artikelsgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.

  • 4. In de verdiepingsbijlage (bijlage 2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.

  • 5. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten verwerkt:

  • Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen Bijdrage aan het Infrastructuurfonds en Bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2032.

  • Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.

Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Indicatoren Watermanagement

De indicatoren Watermanagement zijn vanaf de begroting 2019 niet meer opgenomen bij artikel 11 op Hoofdstuk XII aangezien deze betrekking hebben op het Beheer en Onderhoud van het hoofdwatersysteem. De verantwoording hierover vindt plaats op het Deltafonds. Aangezien de indicatoren Watermanagement ook al zijn opgenomen bij artikel 3 op het Deltafonds, is ervoor gekozen om de indicatoren bij artikel 11 op Hoofdstuk XII weg te laten.

Overheveling taken van DG Milieu en Internationaal naar DG Mobiliteit

Bij de herinrichting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is besloten dat de taken die worden verricht in de taakvelden voertuigemissies en brandstoffen worden overgedragen van DG Milieu en Internationaal naar DG Mobiliteit. De taakvelden voertuigemissies en brandstoffen werden voorheen verantwoord onder artikel 20 Lucht en Geluid en artikel 21 Duurzaamheid. Vanaf deze begroting worden deze taakvelden verantwoord onder artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid.

Kengetallen beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

In de begroting 2018 is onder artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal een drietal kengetallen gepresenteerd. In deze begroting zijn vanwege de (inter)departementale herindeling deze kengetallen niet meer aanwezig dan wel gepresenteerd onder beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid. Het betreft de volgende kengetallen:

  • Sectorale niet-ETS-emissieplafonds voor 2020. Dit kengetal relateert aan ETS-activiteiten, welke nu onderdeel zijn van het Ministerie van EZK.

  • Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer. Dit kengetal staat gepresenteerd bij beleidsartikel 14.

  • Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s. Dit kengetal staat gepresenteerd bij beleidsartikel 14.

De bij bovengenoemde kengetallen horende verantwoordelijkheden en budgetten zijn mede overgegaan naar beleidsartikel 14 dan wel het Ministerie van EZK.

Kengetal beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

In de begroting 2018 is onder artikel 20 Lucht en Geluid het kengetal Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer gepresenteerd. In deze begroting is vanwege de departementale herindeling dit kengetal gepresenteerd onder beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid.

Kengetallen beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond

In de begroting 2018 zijn onder artikel 13 Bodem en Ondergrond de kengetallen Nationaal Belang SVIR gepresenteerd. In deze begroting zijn de kengetallen niet opgenomen vanwege de overheveling van budgetten (Ruimtelijke Ordening) naar het ministerie van BZK in het kader van de interdepartementale herindeling.

Inboeking onderuitputting

In het voorjaar van 2018 zijn er extra middelen vrijgemaakt voor onder andere het gasbesluit, de inrichting van LNV en de Brexit-voorbereiding. Hiervoor is dekking gevonden in de structurele onderuitputting op de verschillende departementale begrotingen. Op de beleidsbegroting van IenW is een structurele onderuitputting van € 20 miljoen oplopend naar € 23 miljoen vanaf 2021 ingeboekt in afwachting van concrete invulling. In de loop van het jaar wordt deze concreet ingevuld met onderuitputting waarvan bij aanvang van het jaar nog niet bekend is waar deze precies optreedt.

Verwerking moties

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie-Schouw (Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenW heeft de Raad voor 2018 geen specifieke aanbevelingen gedaan (COM 2016; 339).

Motie-Hachchi c.s.

In oktober 2012 is de motie-Hachchi (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenW begrotingen, is opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.

Motie Leegte c.s.

In januari 2015 is de motie-Leegte (Kamerstukken II 2014–2015, 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenW vallen opgenomen. Bij de desbetreffende beleidsartikelen 14 Wegen en Verkeersveiligheid en 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal worden de maatregelen genoemd.

2. BELEIDSAGENDA

Introductie

Het gaat goed met Nederland. Op verschillende internationale ranglijsten scoren we hoog. Op het gebied van watermanagement zijn we toonaangevend; van onze kennis wordt wereldwijd gebruik gemaakt. Binnen de Europese Unie (EU) lopen we voorop in het verantwoord omgaan met grondstoffen en verpakkingsmaterialen. En onze infrastructuur is van wereldklasse.

Het vertrekpunt is goed, maar dat betekent niet dat we er zijn. In Nederland hebben we ook te maken met files, volle treinen, toenemende drukte in de steden, vervuiling en perioden van wateroverlast. De economie groeit en de vraag naar mobiliteit neemt toe. Er blijft dus werk aan de winkel om Nederland vandaag én morgen bereikbaar te houden. Immers, met een goede bereikbaarheid verdienen we onze boterham en kunnen we elkaar ontmoeten. We focussen daarom op een slimme combinatie en duurzame invulling van mobiliteit op weg, water en spoor, de zogeheten multimodale mobiliteitsaanpak. De verbetering van de doorstroming, vermindering van het aantal files, vervanging en innovatie van infrastructuur en zorg voor een goed openbaar vervoer (inclusief de fiets) staan hierbij centraal. Daarnaast zijn cybersecurity en verkeersveiligheid een belangrijke kabinetsprioriteit omdat we onze infrastructuur veilig en operationeel willen houden.

Behalve aan een bereikbaar Nederland, werkt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) ook aan een leefbaar Nederland. We willen snel van A naar B; maar wel in een goed ingerichte, schone en veilige omgeving. Een omgeving waarin we een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het Parijsakkoord en andere internationale afspraken zoals de Agenda 2030 (Sustainable Development Goals). In 2019 zet IenW sterk in op circulaire economie en duurzaam transport, evenals op de verbetering van de omgevingsveiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Ons werk op het gebied van waterveiligheid- en kwaliteit zetten we onverminderd voort. Daarbij kijken we ook breder naar bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering en opkomende stoffen in het water.

Het veelzijdige takenpakket van IenW kent bij tijd en wijle dilemma’s en schurende belangen. Daarvoor moeten we afgewogen en innovatieve oplossingen vinden. Dit doen we samen met bewoners, bedrijven en andere overheden, in een steeds meer digitaliserende en data gedreven omgeving. Waar innovatie een effectieve bijdrage kan leveren aan onze doelstellingen, stimuleert IenW deze. Hierbij zijn onze kennisinstituten – het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)- van groot belang, evenals onder andere de universiteiten, de toegepaste onderzoeksinstellingen (TO2) en de topsectoren. In 2019 blijven we ons dan ook voor deze kennisbasis en innovatie inzetten.

Onze ambities om Nederland in 2019 nog schoner, veiliger en leefbaarder te maken hebben we gedefinieerd in drie transities: (i) veilige, slimme en groene mobiliteit, (ii) klimaatadaptatie en (iii) circulaire economie. Deze transities vormen het hart van de beleidsagenda 2019, aangevuld met diverse andere onderwerpen die onze intensieve aandacht hebben.

We werken aan veilige, slimme en groene mobiliteit

Veilige mobiliteit

Verkeersveiligheid staat hoog op de agenda van dit kabinet. We moeten tempo maken want het aantal verkeersgewonden stijgt en ook is de jarenlange dalende trend in het aantal dodelijke slachtoffers doorbroken. Deze ontwikkeling kunnen we niet accepteren. Technologie biedt nieuwe mogelijkheden, maar er ontstaan ook nieuwe risico’s. Vergrijzing, meer fietsmobiliteit en toegenomen drukte op met name stedelijke wegen vragen om nieuwe oplossingen. Verkeersveiligheid is niet alleen een zaak van de overheid: we moeten intensief samenwerken met betrokken organisaties en marktpartijen. Niet voor niets staat in het Regeerakkoord dat we aan de slag gaan met het manifest «Verkeersveiligheid: een nationale prioriteit» van de Mobiliteitsalliantie.

Samen met de stakeholders zijn inmiddels mogelijke risico’s in kaart gebracht. Die vormen nu de basis voor een nieuw Strategisch Plan Verkeersveiligheid dat eind 2018 naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dit plan richt zich met name op de vraag hoe de andere wegbeheerders gefaciliteerd en aangespoord kunnen worden om de verkeersveiligheid in de regio en de steden, inclusief afspraken over handhaving te verbeteren. Het grootste deel van de ongevallen vindt immers daar plaats. IenW investeert daarom in de verbetering van de veiligheid van de N-wegen, zoals ook opgenomen in het Regeerakkoord. Zowel voor de Rijks-N-wegen als voor de provinciale N-wegen trekken we € 25 miljoen (totaal € 50 miljoen) uit om maatregelen te nemen om de bermen veiliger te maken.

Ook in het treinverkeer streven we naar meer veiligheid. Daarom investeren we extra in het verbeteren van de overwegveiligheid. Met de uitrol van European Rail Traffic Management System (ERTMS) wordt in Nederland invulling gegeven aan de vervangingsbehoefte van het huidige Automatische Treinbeïnvloeding systeem (ATB-systeem) en de Europese verplichtingen voor interoperabele spoorverbindingen. Naast een grotere veiligheid biedt ERTMS ook voordelen op het gebied van betrouwbaarheid en capaciteit. In 2019 wordt de beoogde Programmabeslissing genomen. ProRail gaat zorgen voor de ombouw van de infrastructuur en voert regie over het geheel, zoals materieelombouw en procesaanpassingen. IenW voert het opdrachtgeverschap uit.

Slimme mobiliteit

De ontwikkelingen op het gebied van slimme mobiliteit (smart mobility) gaan hard. Nederland loopt internationaal voorop en het is onze ambitie om deze positie te behouden. Niet alleen levert dit een belangrijke bijdrage aan de economische concurrentiepositie van Nederland, maar het heeft bovenal een grote impact op het verbeteren van de doorstroming, verkeersveiligheid en duurzaamheid.

Samen met onze regionale partners en het bedrijfsleven introduceert IenW nieuwe en slimmere vormen van reizen. Een belangrijke pijler zijn tests en pilots op de openbare weg. Om tests met zelfrijdende voertuigen zonder bestuurder op de openbare weg mogelijk te maken wordt de wetgeving aangepast. We bieden daarnaast ruimte aan automatische vaartuigen, drones en pilots met flexibele en vraag gestuurde mobiliteitsconcepten. Ook verwachten we de komende jaren interessante ontwikkelingen op het gebied van verkeersmanagementsystemen, zodat weggebruikers onderweg optimaal worden ondersteund met actuele rij- en reisadviezen. We moeten zorgen dat we klaar zijn voor al deze ontwikkelingen. Zo gaan we onderzoeken wat nodig is om onze infrastructuur toekomstbestendig te maken voor voer- en vaartuigen met automatische functies en het gebruik van drones. IenW gaat er de komende periode voor zorgen dat de randvoorwaarden op orde zijn en dat publieke belangen zoals privacy, security en toegankelijkheid worden geborgd.

In het goederenvervoer werken we ook in 2019 hard aan innovatie en verduurzaming. Zo gaat IenW aan de slag met het recent gepresenteerde maatregelenpakket voor spoorgoederenvervoer. Ook presenteren we eind 2018 een digitale transportstrategie en goederenvervoervisie. Dit levert een bijdrage aan de mogelijkheden voor een modal shift in het transport naar het Europese achterland en het delen van digitale data voor Europese transporten. De acties uit deze strategie en visie zullen in 2019 (verder) vorm krijgen.

Groene mobiliteit

In het kader van het Klimaatakkoord is 7,3 Mton de indicatieve reductieopgave voor 2030 die door de Mobiliteitstafel ingevuld moet worden, waarvan een resultaatverplichting van 5,9 Mton. Daarmee wordt vastgehouden aan de afspraak uit het Energieakkoord dat de uitstoot in de mobiliteitssector in 2030 niet meer mag zijn dan 25 Mton. De Mobiliteitstafel heeft de ambitie om alle segmenten van het mobiliteits- en transportsysteem mee te nemen bij het invullen van de opgave. Het streven is dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn. Nationaal werken we o.a. aan zero emissie zones voor stadslogistiek, differentiatie van parkeertarieven en voldoende tank-en laadinfrastructuur. En op EU-niveau blijven we ons inzetten voor scherp bronbeleid. Bij (stads)logistiek en (spoor)goederenvervoer, streven we samen met de regio naar logistieke optimalisatie en slimme en duurzame mobiliteitssystemen. Ook de overheid draagt actief bij aan de doelen van de Mobiliteitstafel. Zo werken we er naar toe dat in 2020 35% – in 2022 50% – van het wagenpark van IenW (inclusief dienstauto’s) elektrisch is.

Zoals aangekondigd in het Regeerakkoord wordt de aanpak van Topsector Logistiek gecontinueerd met extra focus op duurzaamheid. In het Werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018 – 2021 zijn tal van verduurzamingsmaatregelen opgenomen. Die worden, samen met het Klimaatakkoord, nader uitgewerkt in een Green Deal voor de verduurzaming van de zeevaart, binnenvaart en havens. We streven ernaar deze Green Deal eind 2018 te sluiten.

Nederland is in april 2018 akkoord gegaan met vergaande mondiale afspraken om in 2050 de totale uitstoot van broeikasgassen door de zeescheepvaart met de helft omlaag te brengen. Deze afspraken worden door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) verder uitgewerkt tot concrete reductiemaatregelen voor de korte, middellange en lange termijn. Ook is er binnen de IMO afgesproken om een geschikt tijdspad uit te werken voor een verbod op het gebruik en transport van zware stookolie en brandstof in het Arctisch gebied. In Europees verband zetten we in op soortgelijke strenge eisen aan de uitstoot van schadelijke stoffen in alle Europese wateren.

Op het gebied van duurzame luchtvaart krijgt de implementatie van Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) onverminderd de aandacht.

De Europese Commissie (EC) presenteert de komende periode een beoordeling van de werking van CORSIA als start van de onderhandelingen over luchtvaart onder het European Emissions Trading System (EU ETS) na 2024. Nationaal stimuleert IenW de ontwikkeling en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen, zoals biokerosine, innovatieve technologie (zoals elektrisch of hybride vliegen) en het efficiënt gebruik van het luchtruim. Het Ministerie van Financiën werkt samen met de ministeries van IenW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) verder aan de invoering van fiscale regelingen, zoals die in het Regeerakkoord worden genoemd.

(...) klimaatadaptatie

Het klimaat verandert. De toename van extreme weersomstandigheden, zoals piekbuien, langdurige regen, droogte en hittestress laat dit zien. In Nederland staat het klimaatbeleid hoog op de agenda en er is brede overeenstemming over de urgentie van het vraagstuk. Ons beleid wordt mede bepaald door afspraken op mondiaal en Europees niveau, zoals het Klimaatakkoord van Parijs. Dit betekent een drastische beperking van de uitstoot van broeikasgassen. We brengen hiermee klimaatverandering echter niet meteen tot stilstand. IenW richt zich daarom op klimaatadaptatie (aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering) en samen met de andere betrokken ministeries op klimaatmitigatie (het verminderen van de emissie van broeikasgassen).

Met het Deltaprogramma en de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS2016) werken we aan klimaatadaptatie. De ruimtelijke inrichting van Nederland willen we tijdig klimaatbestendig en waterrobuust maken, zodat we in 2050 volledig zijn aangepast op klimaatverandering. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) is recent geanalyseerd waar we nu staan. Daaruit is gebleken dat er meer moet gebeuren: plannen moeten worden omgezet in acties en op alle overheidsniveaus moet intensiever worden samengewerkt. Om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen hebben de gezamenlijke overheden afspraken met elkaar gemaakt over het uitvoeren van stresstesten, het vastleggen van ambities en het opstellen van uitvoeringsprogramma’s. In 2018 heeft IenW standaarden voor stresstesten ontwikkeld en een platform opgericht, zodat praktijkervaring kan worden gedeeld. In 2019 werken we aan de voorbereiding van een wijziging van de Waterwet om een tijdelijke impulsregeling uit het Deltafonds voor de versnelling van de aanpak van wateroverlast in de regio´s mogelijk te maken. Het Rijk zal die regeling in overleg met de medeoverheden vormgeven. Aanpassen aan toenemende extreme weersomstandigheden doen we niet alleen voor een teveel aan water (wateroverlast). Nederland krijgt ook te maken met langere periodes van droogte. In het Deltaprogramma zijn regio’s, het Rijk en de gebruikers volop bezig met de uitvoering van de maatregelen uit het Deltaplan Zoetwater. We gaan nu zo snel mogelijk kijken welke lessen we kunnen trekken uit de recente droogteperiode en gebruiken die voor de volgende fase van het Deltaplan Zoetwater.

IenW werkt in 2019, aanvullend op het Deltaprogramma, ook verder aan de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma NAS (UP NAS 2018–2019), onder andere door het analyseren van klimaateffecten, het updaten van onderliggende risicoanalyses en het versterken van de kennisbasis en -uitwisseling. In 2019 willen we dat klimaatadaptatie een gedeelde verantwoordelijkheid is van overheden, organisaties, inwoners en bedrijven. Dit gebeurt vooral via actiegerichte klimaatdialogen. IenW coördineert de uitvoering van het UP NAS. Urgente klimaatrisico’s willen we uiterlijk in 2020 scherp in zicht hebben, zodat iedereen weet wie waar verantwoordelijkheid voor draagt.

Waterveiligheid

Wereldwijd kampen steden en delta’s met opgaven rond waterveiligheid- en zekerheid. Nederland heeft als stedelijke delta veel kennis en ervaring. IenW zet, samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken en EZK via de Internationale Water Ambitie 2016–2019 in op een proactieve en preventieve benadering van watergerelateerde risico’s. Dat versterkt onze koploperspositie op dit gebied, maar ook de economische kracht van Nederland in het buitenland, met name rond adaptatie.

Om onze positie als koploper en kennisdrager vast te houden, zullen we hard moeten blijven werken aan onze eigen waterveiligheid. Dat is sowieso noodzakelijk: een groot deel van Nederland ligt (nu al) onder de zeespiegel. Gevolgen van klimaatverandering, zoals een stijgende zeespiegel en toenemende wateroverlast, treffen ons des te harder. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zal in 2019 nieuwe bevindingen over de zeespiegelstijging publiceren. We zullen dan kijken naar de implicaties die dit mogelijk heeft voor het waterveiligheidsbeleid in Nederland.

Preventie tegen overstromingen en anticiperen op nieuwe ontwikkelingen zijn onze belangrijkste uitgangspunten. In Nederland werken we vooruit en bereiden we ons voor op risico’s. Sinds 2017 gelden er nieuwe waterveiligheidsnormen in Nederland. Rijkswaterstaat en de waterschappen werken ook in 2019 aan de beoordeling van de keringen. De komende periode voorzien we alle keringen van een herbeoordeling. En we treffen maatregelen om de keringen te laten voldoen aan deze nieuwe normen. Hiervoor ligt de grootste opgave in het rivierengebied. Verder werken we in 2019 aan een landelijk beeld van de waterveiligheid, dat in 2023 beschikbaar moet zijn.

(...) een circulaire economie

Nederland heeft grote ambities op het gebied van circulaire economie. Het Rijk zet zich samen met andere maatschappelijke partijen in om de transitie naar een circulaire economie te versnellen en op te schalen. De ambitie is dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 wordt een reductie van 50% nagestreefd van het nationale verbruik van primaire grondstoffen. In het kader van het Rijksbrede Programma Nederland Circulair gaat het Rijk deze ambitie verder preciseren per prioriteit, keten of grondstoffenstroom. Daarbij zijn de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economisch concurrentievermogen leidend.

De transitie naar een economie zonder afval is een van de grootste economische transities ooit. Maar wel een die absoluut noodzakelijk is. Belangrijke strategische doelen hierbij zijn: (i) het vervangen van niet-duurzame grondstoffen door duurzame grondstoffen, (ii) producten en grondstoffen langer in gebruik houden en (iii) het ontwikkelen en toepassen van nieuwe circulaire producten en diensten.

De overgang naar een circulaire economie kan de overheid niet alleen. Daar zijn ook het bedrijfsleven, medeoverheden en maatschappelijke organisaties voor nodig. Het Rijk heeft in januari 2018 dan ook samen met deze partijen vijf transitieagenda’s gepresenteerd, die betrekking hebben op de sectoren biomassa en voedsel, kunststoffen, maakindustrie, bouw en consumptiegoederen. Deze vloeien voort uit het Grondstoffenakkoord, dat in januari 2017 is gesloten tussen het Rijk, VNO-NCW, MKB Nederland, VCP, FNV, IPO, VNG, UVW en Natuur & Milieu en is ondertekend door ruim 380 partners die mee hebben gewerkt aan de totstandkoming van de transitieagenda’s.

De beleidsinzet voor de komende jaren is opgenomen in de kabinetsreactie op de transitieagenda’s, die in de zomer van 2018 naar de Tweede Kamer is gestuurd.1 In 2019 en verder worden acties uit de transitieagenda’s samen met de betrokken partijen uitgevoerd via uitvoeringsprogramma’s. Dit gebeurt in de context van het door IenW gecoördineerde programma Circulaire Economie. Met de uitvoeringsprogramma’s worden de krachten binnen het Rijk en met de stakeholders gebundeld. De betrokken partijen zullen de komende jaren gezamenlijk de resultaten monitoren en sturen; elk halfjaar wordt daartoe op bestuurlijk niveau overleg gevoerd.

Om de transitie te versnellen is het belangrijk dat kennis wordt gedeeld en inkopers en opdrachtgevers elkaar weten te vinden. IenW gaat zich hiervoor inzetten door belangrijke instrumenten, kennis en innovatie op het gebied van circulaire economie te promoten en stimuleren. Waar nodig wordt wet- en regelgeving aangepast en internationale samenwerking opgezocht. Ook in het kader van het Klimaatakkoord is er aandacht voor circulaire economie waar dit bijdraagt aan de reductie van broeikasgassen. Daarnaast zet IenW samen met VNO-NCW en andere partners (waaronder decentrale overheden en financiële instellingen) het «Versnellingshuis» op, waar circulaire initiatieven worden ondersteund en kennis en best practices worden ontwikkeld en verspreid. Naast de nationale ambities werken we in 2019 ook verder, samen met medeoverheden, aan de overgang naar een circulaire economie in de regio.

Om uitvoering te geven aan de kabinetsreactie worden binnen de IenW begroting in de jaren 2019 en 2020 middelen vrijgemaakt. In totaal maakt het kabinet € 16 miljoen vrij. Deze middelen worden ingezet voor o.a. de monitoring van de voortgang en effecten en voor de uitvoering van het deel van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Naar een circulaire verpakkingsketen

Nederland verandert in volle vaart in een circulaire economie. Op dit moment zijn teveel verpakkingen alleen nog lastig opnieuw te gebruiken. Het is dus belangrijk om de keten van verpakkingen circulair te maken. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de producenten. Het Rijk heeft hierover met hen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken gemaakt in de Raamovereenkomst Verpakkingen 2013–2022. Die is in 2017 geëvalueerd. Hieruit blijkt dat we in Nederland 73% van alle verpakkingen en 51% van de kunststof verpakkingen recyclen. Daarmee lopen we internationaal op kop.

In de evaluatie worden wel een aantal aandachtspunten genoemd. Met name de kwaliteit van het kunststofverpakkingsafval dat wordt aangeboden voor recycling moet verbeteren. Daarvoor zijn op dit moment onvoldoende financiële prikkels. IenW wil producenten stimuleren betere verpakkingen te gebruiken. Met het verpakkende bedrijfsleven voeren we dan ook overleg over de wijze waarop tariefdifferentiatie in de afvalbeheerbijdrage kan worden gerealiseerd. In 2019 worden afspraken hierover vastgelegd. Verder is voor IenW het tegengaan van «plastic soep» en het voorkomen van zwerfafval een belangrijke prioriteit.

In de brief «Naar een circulaire verpakkingsketen» zijn de afspraken met het verpakkend bedrijfsleven over de aanpak van kleine plastic flesjes in het zwerfafval weergegeven.2 Besloten is tot een tweesporenbeleid: het eerste spoor betreft een recyclingdoelstelling van 90% voor kleine plastic flesjes en een reductiedoelstelling van 70 – 90% voor kleine plastic flesjes in het zwerfafval. Daarmee wordt een belangrijke impuls gegeven aan circulariteit. Het tweede spoor betreft het voorbereiden van het invoeren van statiegeld op kleine plastic flesjes, voor het geval in het najaar van 2020 mocht blijken dat de doelstellingen niet zijn gerealiseerd. In 2019 wordt de daartoe benodigde wijziging van het Besluit beheer verpakkingen opgesteld en aan de Tweede Kamer aangeboden. De voortgang en realisatie van de doelstellingen worden gemonitord en hierover wordt de Tweede Kamer twee maal per jaar geïnformeerd. Ook wordt in het kader van de Landelijke Aanpak Zwerfafval door de VNG en Stichting Afvalfonds Verpakkingen (StAV) een actieplan opgesteld voor minder blikjes in het zwerfafval. IenW zal hierbij graag partner zijn.

Ook zijn we enthousiast over het initiatief van Nederlandse en Europese festivalorganisatoren om zich te ontwikkelen tot circulaire festivals. We ondersteunen dit proces via een nieuwe Green Deal en willen ook met andere sectoren tot soortgelijke afspraken komen.

Duurzaam IenW

We vinden het belangrijk dat het Rijk het goede voorbeeld geeft en dat we zelf koploper zijn wanneer het gaat om circulaire economie. IenW zet zich hiervoor in door een eigen Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) actieplan en een duurzaamheidsverslag die jaarlijks in mei wordt gepubliceerd. We willen in alle opzichten een duurzame en circulaire organisatie zijn: in beleid, uitvoering en bedrijfsvoering. In 2019 spannen we ons in om de emissies in de keten (grond, weg, waterbouw en spoor) te verminderen, tot een verduurzaming van onze belangrijkste leveranciers in de keten, zoals asfalt en beton, te komen, voeren we ons eigen actieplan MVI uit en werken we aan een brede strategie om in 2030 een klimaat-en energieneutrale organisatie te zijn. Daarnaast scannen we komend jaar ook ons gebruik van single use plastics. De reductie van de eigen uitstoot van IenW zal zo verder worden verminderd, op weg naar een verlaging van de CO2-uitstoot met tenminste 30% tot 40% ten opzichte van 2009.

(...) een gezonde en veilige leefomgeving

Waterkwaliteit

De waterkwaliteit in ons land is de afgelopen decennia flink verbeterd. Een blik op de afgelopen decennia stemt hoopvol: maatregelen werken. Maar we hebben nog niet alle doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) binnen bereik. Door de Intentieverklaring Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater (2016) hebben de dertig meest betrokken overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten gezamenlijk wel veel verbeteracties in gang gezet. De goede onderlinge samenwerking moet zich nu gaan vertalen in een stevige waterkwaliteitsverbetering. De focus leggen we daarom vanaf het najaar 2018 op acties die de grootste bijdrage leveren, namelijk op het terrein van: (i) meststoffen, (ii) gewasbeschermings-middelen, (iii) medicijnresten en (iv) opkomende stoffen als GenX. Met extra middelen uit het Regeerakkoord voor natuur en waterkwaliteit, richten we onze aandacht met name op deze vier onderwerpen. De waterkwaliteit in enkele grote Rijkswateren waar de problemen urgent zijn, zoals de Grevelingen en de Eems-Dollard, is ook een belangrijke prioriteit.

Voor de aanpak van opkomende stoffen gaan we de komende periode vergunningen bij alle overheden doorlichten. Ook wordt de kennisbasis verbeterd, met een breed opleidingsprogramma en verbeterde samenwerking. En IenW gaat samen met de waterschappen op basis van de urgente plekken uit de hotspotanalyse van de Unie van Waterschappen aan de slag met extra zuiveringen.

Met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) gaan we de komende periode sturen op de effectiviteit van de maatregelen op individuele agrarische bedrijven. De vrijblijvendheid moet verdwijnen. Ook moet de gezamenlijke communicatie over waterkwaliteit naar het brede publiek extra aandacht krijgen. De betrokken overheden en maatschappelijke organisaties zullen in de tweede helft van 2018 bestuurlijk harde afspraken vastleggen in waterkwaliteitsdoelen. De aansturing van de Delta-aanpak Waterkwaliteit richten we daarnaast steviger in, zodat partijen elkaar beter kunnen aanspreken op het halen van de afgesproken resultaten.

Bodemkwaliteit

Er gebeurt steeds meer in de grond onder onze voeten: de bodem en ondergrond worden intensief gebruikt. We moeten daarom soms kiezen waar welke activiteiten kunnen plaatsvinden. En we moeten het evenwicht bewaren tussen benutten en beschermen. In de structuurvisie Ondergrond hebben we de belangrijkste uitdagingen benoemd. Het borgen van de drinkwatervoorziening en het veilig en verantwoord kunnen benutten van de ondergrond voor de transitie naar een duurzame energievoorziening zijn daarvan twee voorbeelden. In 2019 wordt dit nader uitgewerkt, onder andere door het aanwijzen van (aanvullende) strategische grondwatervoorraden. Met de decentrale overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven gaan we samenwerken aan de problematiek van veenbodemdaling en het instellen van een nationale kennis- en informatievoorziening bodemdaling. Daarnaast wordt de verbinding gelegd met het bestuursakkoord Klimaat en Energie en het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA).

In het tweede Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 hebben we met medeoverheden afspraken gemaakt over de aanpak van bodemverontreinigingen en hoe we het ondergrondbeleid verder vorm willen geven. Het Rijk stelt hiervoor financiële middelen ter beschikking. Na de mid-term review van 2018 gaan we, waar nodig, de maatregelen van de bevoegde overheden voor het halen van de afgesproken convenantsdoelen, herprioriteren.

Luchtkwaliteit

Schone lucht is een belangrijk onderdeel van een gezonde en veilige leefomgeving. De afgelopen jaren is de luchtkwaliteit aanzienlijk verbeterd, maar er resteren nog wel enkele hardnekkige knelpunten, zoals in gebieden waar zich intensieve veehouderij bevindt (fijnstof) en in enkele binnenstedelijke gebieden (NO2). Daarom wordt de aanpak uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) voortgezet en aangevuld, onder andere door harmonisatie van milieuzones. De afweging voor het treffen van maatregelen gebeurt mede op basis van een analyse van de kosteneffectiviteit. Ook wanneer knelpunten zijn opgelost, kunnen zich gezondheidsrisico’s voordoen. Werken aan de luchtkwaliteit stopt dan ook niet wanneer we straks aan Europese normen voldoen. Het kabinet zet in op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Zo wordt toegewerkt naar de waarden die de Wereldgezondheidsorganisatie hanteert. Begin 2019 zal het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) luchtkwaliteit worden afgerond. In overleg met medeoverheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven wordt in 2019 het Schone Lucht Akkoord gepresenteerd.

Milieurisico’s en Omgevingsveiligheid

Een incident met gevaarlijke stoffen heeft grote gevolgen voor het milieu en de leefomgeving. Daarom is voorkomen altijd beter dan genezen. De komende jaren richten we ons beleid nadrukkelijk in op basis van de volgende drieslag: (i) het voorkomen van risico’s voor mens en milieu, (ii) actief inzetten op beheersmaatregelen, inclusief verbeterde samenwerking tussen inspecties en (iii) betrekken van de samenleving. Naast milieurisico’s richt IenW zich ook op financiële risico’s. Bedrijven moeten op voorhand laten zien hoe zij invulling geven aan het uitgangspunt «de vervuiler betaalt». Waar nodig zullen beleidsinspanningen uiteraard ook gericht zijn op het saneren van risicovolle situaties en het beheersen van bekende risico’s.

Voor de verbetering van de gezondheid en veiligheid is echter meer nodig dan het op orde hebben van de basiskwaliteit van de leefomgeving. Daar hoort ook de ontwikkeling van gezonde en veilige toepassingen en een verantwoorde inrichting van gebieden bij. De transitie van saneren en beheersen naar het voorkomen van risico’s en gevaren houdt in dat aan de voorkant veiligheid en gezondheid worden meegenomen. Veilige producten en processen zijn namelijk niet alleen een voorwaarde voor een schone veilige leefomgeving, maar ook voor een circulaire economie.

Het instrument safe by design speelt in deze transitie een belangrijke rol. Deze onderwerpen zullen we ook in Europees verband aan de orde stellen. En dan in het bijzonder een gezamenlijke aanpak van nanomaterialen en gevaarlijke stoffen. Ook werken we samen met het bedrijfsleven en de wetenschap in het programma Duurzame Veiligheid 2030. Doel van dit programma is om te komen tot een vitale chemische sector in een veilige omgeving in 2030. Een goede veiligheidscultuur is een belangrijke pijler. We laten daarom onderzoeken hoe we kunnen leren van voorbeelden, zoals de aanpak Just Culture in de luchtvaartsector. Daarnaast doen we onderzoek naar meetinstrumenten op het gebied van veiligheidscultuur die op dit moment in de (petro)chemie worden toegepast.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en IenW blijven zich onverminderd inzetten voor een verdere verbetering van de samenwerking met de buurlanden op het terrein van nucleaire veiligheid. Met de betrokken Belgische autoriteiten zullen er afspraken worden gemaakt over de verdere aanscherping rond het melden van ongewone gebeurtenissen en de communicatie daarover richting inwoners in de grensstreek. Via het webportaal verstrekt de ANVS sinds begin 2018 alle relevante informatie over een nucleaire crisis of stralingsongeval.

Radio-actief afval wordt de komende decennia veilig opgeslagen bij Centrale Organisatie Voor Radio-actief Afval (COVRA). Het kabinet gaat aan de slag met het instellen van een klankbordgroep om de discussie over eindberging van radio-actief afval voor te bereiden. In 2019 zal verder gewerkt worden aan de instelling van deze klankbordgroep. Tevens wordt in 2019 het beleid ten aanzien van de ontmanteling van installaties verder ontwikkeld, onder meer in relatie tot de normstelling voor het vrijgeven van terreinen en gebouwen. De verplichting tot financiële zekerheidsstelling voor de ontmanteling van nucleaire installaties breiden we daarbij steeds meer uit.

Ontwikkeling en een veilig, duurzaam gebruik van onze infrastructuur

Zoals aangegeven bij «slimme mobiliteit», moeten we naast het uitdenken van nieuwe formules ook regulier blijven investeren in infrastructuur en een veilig en duurzaam gebruik ervan waarborgen. Deze investeringen zijn noodzakelijk om ons land bereikbaar te houden. Voor deze investeringen in het netwerk zijn in het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld. We trekken hiervoor cumulatief € 3,1 miljard uit.

Nieuwe investeringen worden gebaseerd op de prioriteiten uit het regeerakkoord, de uitkomsten van de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA), maatschappelijk rendement en de beschikbaarheid van (regionale) cofinanciering. We willen dat de goede kwaliteit van de bestaande infrastructuur behouden blijft. Door de leeftijd van de bestaande infrastructuur en de toegenomen intensiteit van het verkeer neemt het belang van instandhouding toe. Met het Programma Vervanging en Renovatie zetten we in op het verjongen, vernieuwen en verduurzamen van onze infrastructuur. De instandhoudingsprogramma’s van Rijkswaterstaat en ProRail dragen bij aan een blijvend hoge kwaliteit van onze netwerken. Gezien de omvang van de opgave is in de IenW begroting een toenemend budget beschikbaar voor onder andere vervanging en renovatie van de infrastructuur in de komende jaren. In 2019 start bijvoorbeeld de renovatie van de wegconstructie van de A6 en A3 en wordt de renovatie van zeven tunneltechnische installaties in Noord- en Zuid Holland, waaronder de Schipholtunnel, opgeleverd.

Omvorming Infrastructuurfonds naar Mobiliteitsfonds

De huidige verdeelsleutel tussen weg, water en OV blijft voorlopig. In het Regeerakkoord is wel aangekondigd dat het Infrastructuurfonds in 2030 wordt omgevormd tot een Mobiliteitsfonds: niet langer de modaliteit, maar de mobiliteit centraal komt centraal te staan. Het Mobiliteitsfonds zal, naast budgetten voor beheer en onderhoud en aanleg van nieuwe infrastructuur om knelpunten op te lossen, ook budgetten omvatten voor het beter benutten van bestaande infrastructuur en het stimuleren van intelligente transportsystemen en CO2-neutrale oplossingen. Het Mobiliteitsfonds wordt een belangrijk middel om binnen de systematiek van de fondsbegroting breed en integraal af te wegen tussen opgaven en oplossingsrichtingen. Het streven is om hiertoe in 2019 een wetsvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer.

Wegen

Wegverbredingen, aanleggen van extra rijstroken en verkeersmanagementmaatregelen hebben een positief effect op de doorstroming. We zijn er nog niet, want uit de kwartaalrapportage van 2018 blijkt dat de filedruk weer met 2,5% is toegenomen. Tot 2030 komt er dan ook minstens 1.000 km aan rijstroken bij. We trekken € 100 miljoen extra uit waarmee files op korte termijn worden aangepakt. De File-aanpak 2020 van Rijkswaterstaat is daar onderdeel van. In 2019 en verder stellen we waar mogelijk spitsstroken open en gaan we met enkele kleine aanpassingen aan de weg de doorstroming verbeteren.

Om vervoersknelpunten te voorkomen is het belangrijk om het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) op basis van de NMCA onverkort uit te voeren. Tijdens de Bestuurlijke Overleggen MIRT in het najaar van 2017 zijn de eerste afspraken gemaakt over de inzet van extra middelen de komende periode:

  • Voor het NMCA-knelpunt Papendrecht – Gorinchem op de A15 hebben we afgesproken nog eens maximaal € 100 miljoen vrij te maken, bovenop de eerdere reservering van € 200 miljoen;

  • Voor de A2 Deil – ’s-Hertogenbosch – Vught starten we samen met de regio met een adaptieve, gebiedsgerichte aanpak voor het totale maatregelpakket. Dit maatregelpakket bestaat uit het uitwerken en uitvoeren van een korte termijn pakket aan quick wins (met een totale omvang van € 45,9 miljoen) en oplossingsrichtingen voor de middellange en lange termijn;

  • Voor de (middel)lange termijn reserveren we € 430 miljoen voor het starten van een MIRT-verkenning naar structurele verbreding van de A2;

  • En voor de A58 Tilburg – Breda wordt een verkenning gestart binnen het programma SmartwayZ.NL. Binnen deze verkenning worden zowel innovatieve als kostenefficiënte oplossingen onderzocht.

Daarnaast gaan we de komende periode de bestaande infrastructuur verduurzamen. Voor installaties die veel energie gebruiken, zoals de besturing van hef- en draaibruggen en sluizen, zoeken we naar duurzame alternatieven. Voor de stroomvoorziening van verkeersinstallaties gaan we gebruik maken van zonnepanelen, we onderzoeken de mogelijkheden van bermgras als biobrandstof en we gaan materialen recyclen die bij groot onderhoud vrijkomen zoals asfalt.

Vrachtwagenheffing

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet in navolging van de ons omringende landen zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing invoert. Hierdoor betaalt het binnen- en buitenlands vrachtverkeer voor het gebruik van de weg. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en middelen voor innovatie en verduurzaming. Voor de zomer van 2019 zal het wetsvoorstel vrachtwagenheffing worden voorgelegd voor internetconsultatie om in 2020 aan de Tweede Kamer te worden aangeboden. Ook bereiden we de aanbesteding voor de realisatie en de exploitatie van de heffing voor. Het wetsvoorstel zal de bevoegdheden om te kunnen heffen benoemen, waarbij de opbrengsten worden teruggesluisd naar de vervoersector binnen de kaders van de Europese regelgeving. De invoering staat gepland voor 2023. Hierbij zal, in lijn met de motie Sienot c.s., voortvarend te werk worden gegaan om de heffing zo snel mogelijk in te voeren.3

Vaarwegen

Vaarwegen spelen een belangrijke rol in het goederenvervoer. Om knelpunten op het water te voorkomen is het belangrijk om het MIRT op basis van de NMCA onverkort uit te voeren. Verder zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over de opwaardering van het Wilhelminakanaal en de vaarweg Lemmer-Delfzijl. Daarnaast willen we de komende periode in het kader van de Lange Termijn Ambitie Rivieren (LTAR) komen tot een meer integraal afgewogen aanpak voor waterveiligheid- en scheepvaartopgaven op de rivieren om zo een robuust en toekomstgericht rivierensysteem te creëren. Ook werken we de komende periode bestuurlijk acties uit op de goederencorridors: betere benutting en uitbreiding van ligplaatsen en onderzoek naar de modal shift van weg naar water. Een actieve rol van de decentrale overheden is hier van belang.

Fietsinfrastructuur

De fiets kan een relevante bijdrage leveren aan het oplossen van congestie in de steden, het verminderen van CO2-uitstoot en het verbeteren van de luchtkwaliteit. De fiets speelt ook een belangrijke rol in de deur-tot-deur bereikbaarheid in de vorm van voor- en natransport voor het openbaar vervoer (OV). In het Regeerakkoord is daarom vastgelegd dat we eenmalig een bedrag van € 100 miljoen uittrekken voor cofinanciering vanuit het Rijk voor fietsinfrastructuur, fietsparkeervoorzieningen en een werkgeversaanpak. Doordat het Rijk maximaal 40% co-financiert, kan een bedrag van rond de € 250 miljoen in fietsinfrastructuur worden gerealiseerd de komende periode.

Spoorwegen

We willen in heel Nederland het OV faciliteren dat aansluit bij de mobiliteitsbehoefte van de OV-reizigers. In aanvulling op het lopende MIRT-programma wordt in de begroting 2019 dan ook een aanvullende impuls gegeven aan innovatie, veiligheid, «systeemfunctioneren» en maatregelen verspreid over het land. In het najaar van 2017 en in de loop van 2018 zijn daarvoor verschillende investeringen aangekondigd, zoals extra opstelcapaciteit (parkeerplekken voor treinen), een studie- en innovatiebudget (o.a. vervolgonderzoek naar 3kV), aanleg van het 5e en 6e spoor bij Amsterdam Zuid, impuls Overwegenaanpak en het maatregelenpakket Spoorgoederen. Met de verschillende reserveringen van in totaal zo’n € 500 miljoen in de begroting 2019 van het Infrastructuurfonds kunnen deze maatregelen verder worden uitgewerkt.

Marktordening Spoor

In 2020 zal een besluit worden genomen over de marktordening en sturing op het spoor. Ook hiervoor geldt dat de reiziger centraal staat. Maar ook financiële aspecten spelen een rol.

Een besluit over de ordening nemen we zorgvuldig, stapsgewijs en in samenwerking met andere partijen. De komende periode hebben we hiervoor naast informatie uit het rapport «Kiezen voor een goed spoor» verschillende bouwstenen nodig4:

  • Informatie om een besluit te kunnen nemen over de vervoerconcessie voor een hoofdrailnet na 2024. Hierbij gaat het om het vraagstuk of deze aanbesteed wordt dan wel onderhands gegund en om de reikwijdte van het hoofdrailnet, in relatie tot de decentralisatie van spoorlijnen en de positie van HSL;

  • Inzicht in de gevolgen voor de Nederlandse spoormarkt van het recht op toegang tot de spoorinfrastructuur. Door het Europese Vierde Spoorwegpakket kunnen spoorvervoerders vanaf dienstregeling 2021 (voor het Hoofdrailnet vanaf 2025) ook zonder concessie treindiensten uitvoeren;

  • Beter inzicht in de randvoorwaarden voor een gelijk speelveld op de spoormarkt. ACM gaat daarvoor een update van de quick scan uitvoeren voor de spoormarkt voor het personenvervoer conform de motie Ziengs5;

  • Informatie over de verschillende opties voor het eigendom en de exploitatie van treinstations.

ProRail

Het kabinet heeft het besluit genomen om ProRail om te vormen tot een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met eigen rechtspersoonlijkheid. Deze omvorming realiseren we gezamenlijk met ProRail. Met de omvorming zal worden voortgebouwd op de door ProRail ingezette verbeteringen. Tegelijkertijd biedt de omvorming nieuwe kansen om de aansturing te vereenvoudigen en de publieke verantwoording te versterken. Het wetsvoorstel wordt in 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Luchtvaart

De luchtvaartsector is belangrijk voor Nederland. We willen de bereikbaarheid van Nederland via de lucht behouden en versterken. Dit leidt tot een aantal uitdagingen. In het Regeerakkoord is een Luchtvaartnota aangekondigd, die we in 2019 opleveren. Aanvankelijk zou de horizon van deze nota 2040 zijn, maar in overleg met de Tweede Kamer is deze verlengd naar 2050, overeenkomstig met de termijn van de klimaatambities. De nota wordt een richtinggevende en integrale beleidsvisie op de Nederlandse luchtvaart, inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit moet leiden tot een goed afgewogen aanwijzer voor een duurzaam luchtvaartbeleid. Veiligheid, omgeving, milieu, economie en infrastructuur zijn daarin sterk bepalende factoren. We zetten een intensief traject op voor het betrekken van belanghebbenden en de omgeving.

In vervolg op de Actieagenda Schiphol wordt onderzocht hoe we de concurrentiepositie van Schiphol kunnen behouden en versterken op een veilige, innovatieve en duurzame manier in balans met de omgeving. De maximumgrens van 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar tot en met 2020 is in zicht. In het regeerakkoord is vastgelegd dat na 2020 randvoorwaardelijke groei mogelijk is via de 50/50 verdelingsregel voor de milieuwinst. Daarnaast zal in het kader van de Luchtvaartnota worden gewerkt aan de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Schiphol op de lange termijn. Ook wordt hard gewerkt aan de realisatie en openstelling van Lelystad Airport om Schiphol te ontlasten. In 2019 komen we ook voor de andere (regionale) burgerluchthavens van nationale betekenis tot – wijzigingen van de – luchtvaartbesluiten.

Het Nederlandse luchtruim en het beheer hiervan zijn de afgelopen decennia stapsgewijs doorontwikkeld. De grenzen van de houdbaarheid komen echter in zicht. Een algehele herziening van het luchtruim is noodzakelijk en een topprioriteit. Het Nederlandse luchtruim is en blijft een zeer druk bevlogen luchtruim, waar onvermijdelijk sprake is van conflicterende maatschappelijke belangen. Het doel van de luchtruimherziening is te komen tot een integrale, toekomstbestendige inrichting en beheer van het luchtruim. In de periode 2019–2021 werken we aan het ontwerpproces. Eén die gebaseerd is op een gewogen belangenafweging, in samenwerking met internationale partners en in voortdurende dialoog met belanghebbenden. De realisatie van projecten zal niet eerder plaatsvinden dan 2022. We zoeken wel naar tussenoplossingen om waar mogelijk reeds voor 2023 verbeteringen te realiseren.

We treden internationaal en overzees effectief op

De duurzaamheidsdoelen uit het Regeerakkoord en het commitment van Nederland aan de Agenda 2030 (Sustainable Development Goals) zijn leidend voor de internationale activiteiten van IenW. We werken samen met belangrijke landen als China, VS, India en Indonesië via gezamenlijke projecten en/of missies. Op verschillende IenW-terreinen is Nederland toonaangevend in de wereld en delen we kennis en expertise met andere landen. We zetten waar mogelijk in op de ontwikkeling dat meer landen zich gaan committeren aan de Agenda 2030. Onze Europese en internationale inzet richt zich met name op de drie IenW transities.

IenW en de Brexit

Met het oog op de voorgenomen Brexit zet IenW zich voor de toekomstige relatie met het Verenigd Koninkrijk (VK) primair in op de volgende onderwerpen:

  • Een EU-VK luchtvaartakkoord en akkoorden over luchtvaartveiligheid en beveiliging burgerluchtvaart. Hiermee kunnen de luchtvervoersstromen tussen de EU en het VK worden gecontinueerd;

  • Een liberaal EU-VK akkoord voor wegvervoer met zo min mogelijk lasten;

  • Voorkomen van handelsbeperkende effecten voor de Nederlandse maritieme sector;

  • Waarborgen van een gelijk speelveld op het gebied van milieu.

Ruimtedata

In 2019 komen de verbeterde services van het Europese satellietnavigatie systeem Galileo beschikbaar. De veel hogere precisie van 20 cm gaat de sectoren mobiliteit en landbouw helpen. IenW zet zich, mede binnen de kaders van het programma Anders Omgaan met Data, in op het gebruik van satellietdata voor beleidsvoorbereiding en -uitvoering. In dit proces benutten we ook data van TROPOMI, een instrument dat eind 2017 is geïntroduceerd, voor de meting van luchtkwaliteit.

Caribisch deel van het Koninkrijk

In het Regeerakkoord heeft het kabinet voor heel Caribisch Nederland (CN) in totaal € 5 miljoen structureel beschikbaar gesteld voor beheer en onderhoud van infrastructuur. Voor de wederopbouw van Saba en Sint Eustatius is € 46,8 miljoen beschikbaar gesteld voor lucht(havens) en de afval- en erosieproblematiek. Daarnaast heeft Saba, met hulp van IenW, haar drinkwatersysteem verstevigd en wordt er nu gebouwd aan een fabriek voor drinkwater. Ook Bonaire vergt aandacht op het gebied van de luchthaven, wegen en de betaalbaarheid van drinkwater en de onveiligheid van op- en overslag van brandstof.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van vorig jaar. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.

Begroting op hoofdlijnen (bedragen x € 1.000)
 

art.

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024–2031

2032

Stand ontwerpbegroting 2018 (incl. NvW)

 

8.287.069

8.638.280

8.684.151

8.861.781

8.917.568

8.717.556

   

Mutaties Incidentele suppletpore begroting

 

70.475

23.150

19.375

0

0

0

   

Mutaties 1e suppletoire begroting 2018

 

681.314

1.164.363

619.071

228.444

240.726

234.223

   

Stand 1e suppletoire begroting 2018

 

9.038.858

9.825.793

9.322.597

9.090.225

9.158.294

8.951.779

   

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 734.155

– 273.033

– 27.396

– 240.489

10.620

427.059

   
 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

                 

1

DBFM Afsluitdijk

26

– 20.922

– 207.171

– 222.348

– 176.065

– 11.003

146.294

295.765

42.356

2

Meeropbrengsten Eurovignet

26

0

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

248.000

31.000

3

Exportheffing afval

24

253

1.446

1.319

1.234

1.234

1.234

   

4

LPO aanvullende posten

                 
 

B8 Cyber

99

 

87

131

153

153

1.461

   
 

D22 Infrastructuurfonds

26

10.895

21.790

10.895

2.179

2.179

2.179

17.432

2.179

 

E25 Klimaatenvelop

div.

839

             
 

E23 Natuur en Waterkwaliteit

26

856

1.979

978

0

0

0

0

0

5

Kasschuif Infrastructuurfonds

26

– 700.000

 

300.000

400.000

       

5

Kasschuif Rijksbrede budgettaire beeld

26

 

– 100.000

– 150.000

   

250.000

   

5

Kasschuif Infrastructuurfonds/Deltafonds

26

   

100.000

– 100.000

       
   

26

   

– 100.000

100.000

       

6

Overboekingen GF/BCF

                 
 

– Roode Vaart

26

– 9.500

             
 

– Impuls Omgevingsveiligheid

22

 

– 14.150

           
 

Diversen

div.

1.455

– 1.214

– 7.371

– 8.112

– 3.643

– 5.109

   
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

7

Aanvullende post apparaat

26

– 1.500

– 1.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

   
   

div.

1.500

1.500

3.500

3.500

3.500

3.500

   

8

KNMI

23

7.010

6.065

5.665

5.565

3.665

3.665

   
 

– waarvan Aanvullende taken

div.

– 610

– 365

– 365

– 365

– 365

– 365

   
 

– waarvan Basale Dienstverlening

div.

– 6.400

– 5.700

– 5.300

– 5.200

– 3.300

– 3.300

   

9

Diverse kasschuiven

 

0

0

0

0

0

     
 

– KNMI

23

– 6.191

– 3.170

4.020

2.671

2.670

     
 

– DGLM

17

– 1.594

1.594

           
 

– DGMI

div.

7.785

1.576

– 4.020

– 2.671

– 2.670

     

10

Kasschuif DGMI

                 
 

– Asbest

22

 

3.200

 

– 9.900

– 9.300

     
 

– Intensivering Circulaire Economie

21

 

8.000

8.000

         

11

Loon- en prijsbijstelling

99

– 149.928

– 153.085

– 154.918

– 157.587

– 157.034

– 151.515

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

97.865

100.568

101.082

100.470

101.507

98.754

790.032

98.754

 

– waarvan Deltafonds

26

18.358

19.289

19.976

22.430

20.607

18.393

147.152

18.394

 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

33.705

33.228

33.860

34.687

34.920

34.368

   

12

Eindejaarsmarge

99

– 18.031

             

Stand ontwerpbegroting 2019

 

8.304.703

9.552.760

9.295.201

9.330.714

9.168.914

9.378.838

   

Ad 1. Bij Begroting 2019 wordt de DBFM-conversie van het project Afsluitdijk verwerkt. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.

Ad 2. Het Eurovignet is een heffing voor zware vrachtwagens voor het gebruik van de hoofdwegen van een aantal Europese landen. Het Eurovignetverdrag wordt gewijzigd. De wijziging van het verdrag leidt tot hogere heffingsontvangsten voor de Nederlandse overheid. De geraamde meeropbrengsten worden toegevoegd aan de investeringsruimte van hoofdwegennet op het Infrastructuurfonds.

Ad 3. Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III wordt er opnieuw een exportheffing op afvaltransport ingevoerd. Bij de begroting 2019 worden hiervoor middelen aan de begroting Hoofdstuk XII toegevoegd.

Ad 4. Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn bij de Eerste suppletoire begroting 2018 middelen beschikbaar gesteld aan de begrotingen Hoofdstuk XII en fondsen. Bij de begroting 2019 wordt tevens de loon- en prijsbijstelling over deze middelen aan de begrotingen toegevoegd.

Ad 5. Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is bij de Eerste suppletoire begroting 2018 € 2 miljard in de periode 2018 tot en met 2020 beschikbaar gesteld. Daarnaast is vanaf 2021 het Infrastructuurfonds met € 100 miljoen per jaar opgehoogd. Door de aard van de infrastructurele planning en de noodzakelijke voorbereidende besluitvorming is een aanloopperiode nodig, voordat de daadwerkelijke uitgaven aan projecten gedaan worden. Dit betekent dat een deel van de in 2018 jaar beschikbaar gestelde middelen niet besteed worden. Daarnaast zijn ook de uitgavenramingen van lopende projecten en programma's geactualiseerd. Een nadere toelichting over de projecten en programma's is opgenomen in de productartikelen en het MIRT-overzicht. Er wordt daarom € 700 miljoen verschoven van 2018 naar de jaren 2020 en 2021. Voor een nadere toelichting op de aanwending van de aanvullende middelen wordt verwezen naar «Aanvullende middelen Infrastructuurfonds volgend uit het regeerakkoord» in de infrastructuuragenda. Ten behoeve van het Rijksbrede financiële beeld faciliteert IenW op het Infrastructuurfonds een kasschuif van € 100 miljoen en € 150 miljoen uit respectievelijk 2019 en 2020 naar 2023.

Daarnaast zijn de beschikbare budgetten en uitgavenramingen op de investeringsfondsen uit balans geraakt door actualisaties van projectramingen en de verwerking van het Regeerakkoord. Met behulp van een kasschuif tussen het Infrastructuurfonds en Deltafonds wordt de mismatch in 2020 en 2021 tussen beschikbare budgetten en de uitgavenramingen deels hersteld.

Ad 6. Dit betreft overboekingen naar het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van Roode Vaart (€ 9,5 miljoen) en Impuls Omgevingsveiligheid (€ 14,2 miljoen).

Ad 7. Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn bij de Eerste suppletoire begroting 2018 middelen beschikbaar gesteld aan de begrotingen 2019 Hoofdstuk XII, Infrastructuurfonds en Deltafonds.

Ad 8. Dit betreft diverse interne overboekingen naar het KNMI ten behoeve van aanvullende taken en Basale Dienstverlening.

Ad 9. Bij de begroting 2019 worden diverse interne kasschuiven gefaciliteerd op meerdere beleidsvlakken – met name voor het programma Omgevingsveiligheid – om het kasritme in overeenstemming te brengen met de te verwachten programmering.

Ad 10. Dit betreft een kasschuif waardoor benodigde middelen in het juiste kasritme beschikbaar komen voor maatregelen op het gebied van Circulaire Economie en de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken voor de jaren 2019 en 2020. De middelen voor de intensivering Circulaire Economie worden overgeheveld naar artikel 21.

Ad 11. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2018 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 12. Bij de Eerste suppletoire begroting is de eindejaarsmarge 2017 toegevoegd op artikel 99. Bij de begroting 2019 zijn deze middelen toebedeeld van artikel 99 naar de diverse artikelen.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet-juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal Waterbeleid

(€ 45.362)

€ 41.476

(91%)

€ 3.886

(9%)

• € 769 voor opdrachten algemeen waterbeleid (watereducatie, watercoalitie, doelmatig waterbeheer en Publiekscampagne Ons Water).

• € 722 voor opdrachten ter ondersteuning van water internationaal.

• € 292 voor klimaatadaptatie.

• € 318 voor opdrachten waterveiligheid.

• € 1.101 voor opdrachten waterkwaliteit.

• € 684 voor opdrachten op het gebied van grote oppervlakte wateren.

13

Bodem en Ondergrond

(€ 41.436)

€ 40.199

(97%)

€ 1.237

(3%)

• € 470 voor beleids(onderzoek)opdrachten Bodem (o.a. RIVM)

• € 107 Structuurvisie ondergrond.

• € 490 Drinkwater en waterketen (o.a. Waternexus en Commissie van deskundigen)

• € 170 onderzoekopdrachten voor Milieueffectrapportage, Normering en regelgeving NEN, Landelijk Grondwaterregister.

14

Wegen en Verkeersveiligheid

(€ 49.917)

€ 41.963

(84%)

€ 7.954

(16%)

• € 1.704 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. wegmaatregelen, Smart Mobility en het verduurzamen van mobiliteit

• € 1.010 voor opdrachten programma’s Fiets, DUMO, Innovatie mobiliteit en afronding Beter Benutten. Opdrachten bestaan uit diverse onderzoeken en communicatieactiviteiten.

• € 4.234 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheid campagnes.

• € 1.006 Opdrachten Stimulering Duurzame Brandstoffen

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(€ 13.157)

€ 11.686

(89%)

€ 1.471

(11%)

• € 1.471 voor diverse opdrachten/onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA), uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van beheer- en vervoerconcessie, taken voor werkagenda Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) OV-Chipkaart en het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV).

17

Luchtvaart

(€ 27.329)

€ 22.290

(82%)

€ 5.039

(18%)

• € 5.039 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer, duurzaamheid en netwerkkwaliteit en de opgaven voor de herziening van het luchtruim, Schiphol na 2020 en Lelystad.

18

Scheepvaart en Havens

(€ 38.555)

€ 37.584

(97%)

€ 971

(3%)

• € 971 voor opdrachten en onderzoeken Scheepvaart en Havens met betrekking tot bevorderen duurzame binnenvaart, vernieuwen internationale regelgeving en onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit en duurzame zeevaart.

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

(€ 46.164)

€ 43.551

(94%)

€ 2.613

(6%)

• € 532 uitvoering HGIS.

• € 351 pilots Ruimte data.

• € 277 cofinanciering Interreg.

• € 940 DGMI- brede projecten.

• € 513 vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

20

Lucht en Geluid

(€ 27.603)

€ 27.186

(98%)

€ 417

(2%)

• € 357 Onderzoeksopdrachten geluidsanering en uitvoeringskosten BSV

• € 60 Onderzoek ECN

21

Duurzaamheid

(€ 27.462)

€ 23.068

(84%)

€ 4.394

(16 %)

• € 1.139 Nederland Circulair

• € 1.614 Maatschappelijk verantwoord inkopen

• € 168 Biotische kringloop en bouw

• € 163 Onderzoeksopdrachten industriële emissies

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(€ 33.802)

€ 28.732

(85%)

€ 5.070

(15%)

• € 2.237 Uitvoering Veiligheid Chemische Stoffen.

• € 522 Uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven.

• € 1.464 Uitvoering Veiligheid Bedrijven en Transport.

• € 403 diverse subsidies.

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(€ 52.786)

€ 52.786

(100%)

€ 0

(0%)

24

Handhaving en Toezicht

(€ 108.072)

€ 103.364

(100%)

€ 0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(€ 899.965)

€ 899.965

(100%)

€ 0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(€ 7.795.954)

€ 7.795.954

(100%)

€ 0

(0%)

Totaal

€ 9.207.564

€ 9.174.512

€ 33.052

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

 

planning

         

Artikel

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Geheel artikel?

Artikel 11 Waterkwantiteit

       

X

   

Ja

Waterkwaliteit

               

Artikel 13 Bodem en Ondergrond

     

X

     

Ja

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

X

         

X

Ja

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

 

X

         

Ja

Artikel 17 Luchtvaart overig

X

         

X

Ja

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

         

X

 

Ja

Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

 

X

         

Ja

Artikel 20 Lucht

   

X

       

Nee

Artikel 20 Geluid

       

X

   

Nee

Artikel 21 Duurzaamheid

     

X

     

Ja

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

 

X

         

Ja

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

   

X

       

Ja

Artikel 24 Handhaving en Toezicht

   

X

       

Ja

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van artikel 24 richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ILT als inspectie-organisatie binnen het kader van de opgedragen taken, de beschikbaar gestelde instrumenten, het budget en de governance binnen IenW.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Bij het Ministerie van IenW is momenteel sprake van de garantieregeling borgstellingskrediet Bodemsanering MKB.

Het borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2019 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 363. De garanties Bodemsanering MKB lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

In de begroting 2018 is rekening gehouden met het aangaan van een garantieverplichting van € 23 miljoen in 2018 voor de aanschaf van nieuwe vliegtuigen door Winair. De orkaan Irma heeft ook voor Winair grote gevolgen gehad. Naast grote schade aan de gebouwen, moest ook het aantal vluchten aanzienlijk worden ingekrompen door een substantieel verminderde passagiersvraag en omzet. Voor Winair was daardoor het investeren in nieuwe vliegtuigen in 2018 niet mogelijk. In 2019 wordt dit opnieuw bezien. Hiermee verschuift de geraamd te verlenen garantie van 2018 naar 2019.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13

MKB Krediet

397

0

0

363

0

0

363

0

0

0

Artikel 17

Winair

   

23.000

0

23.000

0

0

     
 

Totaal

397

23.000

23.000

363

23.000

0

363

0

0

0

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

2017

Ontvangsten 2017

Stand risicovoorziening 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Stand risicovoorziening 2019

Saldo 2019

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 17

Winair

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 
 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft en kan blijven gebruiken, nu en in de toekomst.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn, conform herziene basiskustlijn 2018 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (alle waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren (waterkwaliteit).

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.

  • Waterveiligheid. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van waterveiligheid gericht op alle primaire waterkeringen in Nederland. Tevens het zorgdragen voor de waterveiligheid van de regionale waterkeringen in het beheer van het Rijk.

  • Het zorgen voor wettelijke kaders en instrumentarium voor het beoordelen en ontwerpen van primaire waterkeringen. Ontwikkelen van kaders voor het toetsen op veiligheid van de regionale waterkeringen in het beheer van het Rijk. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–20214.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–2021.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.

  • Nederlands deel van de Noordzee. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid en het nemen van maatregelen voor het bereiken van een gezonde zee met een duurzaam gebruik in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit gebeurt in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) ligt bij de Minister van IenW, tezamen met de Ministers van LNV en EZK voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot hun verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.

  • Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Waterkwantiteit

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II 2015–2016, 34 436, nr. 3).

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Onderstaande indicatoren geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen. In 2017 is de nieuwe ronde beoordelen op veiligheid gestart, gebaseerd op de nieuwe normering (Kamerstukken II 2015–2016, 34 436, nr. 2). Over de resultaten van deze beoordeling wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer.

In de begroting 2020 wordt de indicator waterveiligheid op artikel 11 vervangen door een indicator die de groei van het percentage bescherming tegen overstroming (overstromingskans) beter weergeeft.

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via «De Staat van Ons Water». Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. Het PBL rapporteert op verzoek van de Minister van IenW in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit.

Integraal waterbeleid

In «De Staat van Ons Water» wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd over de voortgang van het integraal waterbeleid. Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel».

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2019.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Integraal Waterbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

89.248

34.174

30.755

31.513

32.553

43.236

41.769

Uitgaven:

50.701

49.644

45.362

45.351

44.935

43.266

41.769

Waarvan juridisch verplicht

   

91%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

38.330

37.393

33.424

33.767

33.648

32.415

30.918

11.01.01

Opdrachten

8.624

7.818

5.720

6.195

7.117

8.177

6.680

11.01.02

Subsidies

9.545

14.562

12.792

12.702

11.662

8.862

8.862

 

– Partners voor Water (HGIS)

9.251

13.322

11.602

11.602

11.602

8.802

8.802

 

– Overige subsidies

294

1.240

1.190

1.100

60

60

60

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

19.374

14.963

14.862

14.870

14.869

15.376

15.376

 

– waarvan bijdrage aan RWS

18.874

14.541

14.440

14.448

14.448

14.956

14.956

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

500

422

422

422

421

420

420

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

787

50

50

0

0

0

0

11.02

Waterveiligheid

3.057

2.853

2.992

2.994

3.000

2.999

2.999

11.02.01

Opdrachten

3.057

2.853

2.992

2.994

3.000

2.999

2.999

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.390

2.714

2.408

2.181

2.056

1.949

1.949

11.03.01

Opdrachten

2.390

2.714

2.408

2.181

2.056

1.949

1.949

11.04

Waterkwaliteit

6.924

6.684

6.538

6.409

6.231

5.903

5.903

11.04.01

Opdrachten

3.638

4.443

3.823

3.719

4.086

4.213

4.213

11.04.02

Subsidies

436

436

400

400

400

0

0

11.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

350

325

500

500

0

0

0

11.04.05

Bijdrage aan internationale organisaties

2.500

1.480

1.815

1.790

1.745

1.690

1.690

 

Ontvangsten

1.226

278

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

241.324

281.273

326.269

477.714

295.095

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

165.848

190.701

157.296

155.418

153.657

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

407.172

471.974

483.565

633.132

448.752

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

229.909

205.094

224.906

88.333

8.480

1.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

171.053

261.763

254.769

541.811

437.972

1.03

Studiekosten

6.210

5.117

3.890

2.988

2.300

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

22.244

47.854

42.784

1.546

2.764

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

3.000

41

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

25.244

47.895

42.784

1.546

2.764

waarvan

         

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

22.504

44.545

40.264

1.461

2.341

2.03

Studiekosten

2.740

3.350

2.520

85

423

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

180.288

127.986

137.622

138.406

160.824

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

180 288

127.986

137.622

138.406

160.824

waarvan

         

3.01

Watermanagement

7 191

7.191

7.191

7.191

7.191

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

173 097

120.795

130.431

131.215

153.633

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

32.467

28.761

42.587

53.198

234.906

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

32.467

28.761

42.587

53.198

234.906

waarvan

         

4.01

Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

4.02

Geïntegreerde contractvormen/PPS

32.467

28.761

42.587

53.198

234.906

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

84.443

127.233

87.441

131.888

94.378

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

84.443

127.233

87.441

131.888

94.378

waarvan

         

7.01

Real. progr. Kaderrichtlijn water

48.170

47.259

51.340

73.973

62.348

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

5.324

29.889

26.111

48.465

22.930

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2018 zijn aangegaan, waaronder de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet, het vervolgprogramma HGIS Partners voor Water 2016–2021 en het HGIS budget voor het internationale samenwerkingsprogramma met de Unie van waterschappen onder de titel «Blue deal» en voor het programma gericht op acceleratie en implementatie van waterprojecten van de 2030 agenda, waarbij de Nederlandse inzet wordt gecompleteerd door de High Level Panel on Water (HLPW) coalitie van 11 landen, de Wereldbank en de Verenigde Naties.

Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW). De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2018 zijn aangegaan en de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet, zoals onder andere werken met de nieuwe normering, regie op de kennisontwikkeling waterveiligheid, werkzaamheden ten behoeve van de Lange Termijn Ambitie Rivieren (onderzoek naar maatregelen voor Rijn, IJssel en Maas), de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en advisering over waterkeren en de kust.

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2018.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2018 zijn aangegaan. De budgetten voor de subsidies, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidie betreft de bijdrage aan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC). De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het samenwerkingsprogramma Lumbricus ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de Oslo en Parijs-commissie (OSPAR), die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast zijn ze bestemd voor de bijdragen aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en aan de Verenigde Naties (VN), die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van een aantal activiteiten. Dat gaat om activiteiten in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Ook heeft het niet-juridisch verplichte deel betrekking op de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

In mei 2019 wordt de jaarlijkse voortgangsrapportage «Staat van Ons Water» gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over onder andere de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016–2021, het Bestuursakkoord Water uit 2011, het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater en de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie.

De Topsector Water en Maritiem is gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (gouden driehoek). De ondersteuning van de ministeries van IenW en EZK aan het topteam draagt bij aan het organiseren van werkgroepen, evenementen en communicatiemiddelen zoals de website van Topsector Water en Maritiem (www.topsectorwater.nl). De Human Capital Agenda bevordert de instroom van goed gekwalificeerd personeel in de watersector. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het uitreiken van beurzen aan waterambassadeurs, het organiseren van het Wereld Water College, het uitwerken van strategisch personeelsmanagement en het uitvoeren van de strategielijn «leven lang leren». De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) versterkt de verbinding van kennisinstellingen en bedrijfsleven met Europese onderzoeksprogramma’s op het terrein van Water en Klimaat. Dit versterkt de Nederlandse kennispositie op het terrein van Water en Klimaat en draagt bij aan de doelstellingen van het topsectorenbeleid en IenW.

In 2019 worden uitgaven gedaan voor watereducatie om het waterbewustzijn bij jongeren te stimuleren, onder meer door middel van het vernieuwen van de hiervoor bestemde website. Dit gebeurt in samenwerking met de Unie van Waterschappen en met onderwijspartijen.

De watercoalitie ondersteunt diverse maatschappelijke initiatieven die direct of indirect een bijdrage leveren aan een duurzame en doelmatige waterketen.

Aan de Helpdesk Water, onderdeel van de dienst Water, Verkeer en Leefomgeving van RWS, wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd. De Helpdesk Water heeft een reguliere taak als kennistransferpunt tussen uitvoering en beleid voor overheden en andere waterprofessionals. Daarnaast wordt ook informatievoorziening over watergerelateerde informatie in het kader van de toekomstige Omgevingswet voorbereid.

Gewerkt wordt aan de totstandkoming van de Omgevingswet. Naar verwachting treedt de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking. Activiteiten en onderzoeken op het gebied van water worden uitgevoerd ter voorbereiding op de implementatie van deze wet. Dit betreft o.a. het inbouwen van de nieuwe normering waterveiligheid.

Voor de uitvoering van het bestaande Omgevingsloket Online (OLO) wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd ten behoeve van water- en omgevingsvergunningen.

Het actualiseren van de uitvoeringsregelingen waterheffingen heeft betrekking op het moderniseren van de tabel afvalwatercoëfficiënt. Er lopen twee trajecten die samenhangen met de toekomstbestendige financiering van het Waterbeheer. De modernisering betreft enerzijds de hoogte van de afvalwatercoëfficiënten die verouderd zijn en anderzijds een vereenvoudiging door het aantal klasse-indelingen terug te brengen en over te stappen op de standaard bedrijfstak indelingen (SBI). Hiervoor wordt onderzocht op welke wijze de huidige indeling kan worden gewijzigd naar een vereenvoudigde indeling.

Er wordt gewerkt aan nieuwe bestuurlijke afspraken op het gebied van waterkwaliteit, klimaatadaptatie en verdere samenwerking in de waterketen.

In het kader van het project «duurzame financiering waterbeheer» dat met het Bestuursakkoord Water-partners is ingericht, worden samen met de Unie van Waterschappen onderzoeken verricht naar aanpassingen en moderniseringen van de zuiveringsheffing, de verontreinigingsheffing en de watersysteemheffing.

Ten slotte worden middelen ingezet voor het programma Klimaatadaptatie. Dit programma richt zich op het bevorderen van een transitie van personen en organisaties naar meer klimaatbestendig handelen. Daarbij bevindt het programma zich in een breed speelveld, waarbinnen het een schakelfunctie vervult. Klimaatadaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord). Hierin is een interbestuurlijke aanpak afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, met als doel dat Nederland beter bestand is tegen dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte.

In december 2016 is de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) aan de TK aangeboden. In 2017 is het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie opgesteld dat op Prinsjesdag 2017 aan de kamer is aangeboden. De ambities en doelstelling uit dit Deltaplan zullen de komende jaren bepalend zijn voor de activiteiten op het gebied van Ruimtelijke Adaptatie. In maart 2018 is het uitvoeringsprogramma van de NAS door de ministerraad vastgesteld. Dit uitvoeringsprogramma (UP NAS) is de basis voor de activiteiten in de periode 2018–2019. IenW heeft hierbij een coördinerende rol, maar doet dit in nauwe samenwerking met andere betrokken departementen, decentrale overheden en kennisinstellingen. Het UP NAS en het Deltaprogramma zijn complementair aan elkaar.

11.01.02 Subsidies

In 2017 is een subsidiebeschikking afgegeven aan Deltares van in totaal € 3,1 miljoen voor de bouw van een nieuwe Geocentrifuge. Dit totaalbedrag wordt gelijkmatig verdeeld over de jaren 2018, 2019 en 2020. De GeoCentrifuge is van groot belang voor de instandhouding van de (inter)nationale kennisinfrastructuur op het terrein van water en bodem, waarvoor IenW medeverantwoordelijk is. De Geocentrifuge wordt onder meer gebruikt voor onderzoek aan dijken, kustbescherming, offshore, aardbevingen en natte en droge infrastructuur.

In 2016 is de nieuwe subsidieregeling gestart van het programma Partners voor Water (PvW) 2016–2021 als opvolger van de subsidieregeling van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit betreft het centrale uitvoeringsprogramma van de (interdepartementale) Internationale Water Ambitie (IWA). Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries BZ, EZK en IenW samenwerken. De uitgaven voor het programma worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget is onderverdeeld in een deel voor lange termijn samenwerking met zeven Deltalanden, een subsidiedeel ten behoeve van marktbetrokkenheid en samenwerking met kansrijke nieuwe landen en Holland promotie.

Een financiële bijdrage wordt geleverd aan het Watersnoodmuseum voor het herinrichten van het 4e caisson. Het Watersnoodmuseum heeft een unieke positie door de verbinding met het nationale herdenkingsmonument van de watersnoodramp en de verbinding die het legt tussen die ervaring en het waterbewustzijn voor nu en in de toekomst.

Er wordt een jaarlijkse bijdrage van € 60.000 verstrekt aan de provincie Friesland ten behoeve van het Regiecollege Waddengebied (RCW). Het RCW is een strategisch overleg- en afstemmingsorgaan waarin Rijk, Provincie, Gemeenten, Waterschappen, bedrijfsleven, natuurorganisaties en de wetenschap zijn vertegenwoordigd. De bestuurlijke partners dragen jaarlijks financieel bij. Het RCW kijkt met integrale blik naar het Waddengebied en stemt de verschillende belangen op elkaar af. Zo wordt onder meer het voorgenomen beleid op het gebied van waterveiligheid en waterkwaliteit besproken. Het RCW draagt bij aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot integraal beleid voor het Waddengebied. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

Aan het KNMI zijn diverse onderzoeken en analyses gevraagd die betrekking hebben op Kennisontwikkeling Windklimaat, Nationale adaptatiestrategie, ontwikkeling Noordzee windklimaatatlas en transnationale samenwerking Rijn en Maas.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage is bestemd voor de Unie van Waterschappen voor de financiering van belastingonderzoeken door de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB). Dit in het kader van het project «duurzame financiering waterbeheer», waarin met de partners van het Bestuursakkoord Water is besloten tot onderzoeken op dit terrein.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

Op basis van de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) moeten eind 2019 de kaarten voor drie verschillende overstromingsscenario’s en in 2021 de plannen geactualiseerd zijn. Voor de actualisatie van de kaarten en de plannen is opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en beheer. In 2019 worden de werkzaamheden voortgezet.

In 2019 wordt verder gewerkt aan het beoordelen van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe normen. Voor deze beoordeling worden diverse opdrachten verstrekt ter ondersteuning van de waterkeringbeheerders. Daarnaast worden opdrachten verstrekt om kennis ten aanzien van waterveiligheid te ontwikkelen en ook vast te leggen.

Voor de kust worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling, onder andere over zeespiegelstijging en kustontwikkeling. Hierbij wordt samenwerking gezocht binnen het kader van Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK).

Voor rivieren worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling met betrekking tot het kunnen beoordelen van maatregelpakketten op grond van een MKBA en de bijdragen aan diverse MIRT-projecten in het rivierengebied voor zowel de Rijn, de IJssel als ook de Maas.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

De beschikbare budgetten worden in 2018 ingezet voor onder andere de uitvoering van de volgende beleidsonderwerpen:

Samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke MIRT overleggen wordt aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s gewerkt. Daarnaast neemt IenW het initiatief, vanuit haar beleidsverantwoordelijkheid voor de Grote Wateren, om samen met collega-departementen en gebiedspartners gebiedsagenda’s te ontwikkelen voor de grote wateren. Verder wordt op basis van de gezamenlijke ambitie om kansen en maatregelen passend te laten zijn binnen de waarden van het gebied, gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. Ook wordt gewerkt aan een gezamenlijke kennis- en innovatie-agenda.

Het Ministerie van IenW zal (mede namens het Ministerie van LNV) gezamenlijk met de regio een gebiedsagenda Wadden 2050 opstellen. Bij het opstellen van de gebiedsagenda worden de bevindingen betrokken van onder meer de Evaluatie van de Structuurvisie Waddenzee, de Beleidsverkenning en de tussentijdse evaluatie van de Samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. Tevens zullen de ambities uit de Natuurambitie Grote Wateren worden meegenomen bij het opstellen van de gebiedsagenda. De gebiedsagenda Wadden 2050 komt in de plaats van de eerder aangekondigde Rijksvisie op de toekomstige ontwikkeling van het Waddengebied en zal input leveren voor de Nationale Omgevingsvisie en het overige instrumentarium van de Omgevingswet.

In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» van 10 oktober 2017 heeft het kabinet aangekondigd dat er «één beheerautoriteit voor de Waddenzee komt die een integraal beheerplan uitvoert, waardoor betere bescherming van natuurgebieden gecombineerd wordt met beter visbeheer». In 2019 zullen de uitkomsten van de in 2018 opgestarte verkenning naar de te vormen beheerautoriteit worden door vertaald in een herkenbare en aanspreekbare organisatievorm. De beheerautoriteit moet in 2019 van start gaan.»

Rijk en regio gaan structureel werken aan ecologische verbetering van de Eems-Dollard, door samenhangende inzet van middelen, maatregelen en onderzoeken op basis van een meerjarig adaptief programma. De ambitie is dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld, door stapsgewijs te werken en adaptief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

De drie landen die grenzen aan de Waddenzee, Nederland, Duitsland en Denemarken, vormen samen de Trilaterale samenwerkingslanden. Ze overleggen iedere vier jaar met elkaar over het vormen of aanpassen van het beschermingsbeleid van het waddengebied.

De grote maatschappelijke opgaven tot 2030 na de planperiode van de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) zijn aanleiding voor de ministeries van IenW en LNV om in samenwerking met EZK en BZK en met belanghebbende partijen in de samenleving te werken aan het opstellen van een Strategische Agenda Noordzee 2030 met een Uitvoeringsprogramma. Concreet gaat het vooral om het samengaan van de enorme windenergieopgave zoals deze voortvloeit uit de Routekaarten voor Wind op Zee tot 2030 met natuurherstel, voedseltransitie en de ontwikkeling van duurzame en concurrerende sectoren van de Blauwe Economie op zee en in de kustzone, met een doorkijk naar 2050. De strategie zal worden opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in 2019 en de nadere uitwerking daarvan in het Nationaal Waterprogramma in 2021. Het is ook onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de invulling van het Strategisch Ontwikkelingsdoel voor de zeeën en oceanen (SDG 14). Het kompas voor de lange termijn zijn de toekomstperspectieven uit de Noordzee Gebiedsagenda 2050 (vergaderjaar 2013–2014, 33 450, nr. 24).

Nederland en Vlaanderen werken in de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie samen aan een zogenoemde Agenda voor de Toekomst voor de integrale en duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium. Een rode draad van deze agenda is hoe met slim(mer) sedimentbeheer de balans kan worden versterkt tussen de veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid van het Schelde-estuarium. In 2018 wordt samen met de stakeholders het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst geëvalueerd. Daarbij wordt de rapportage betrokken die in 2018 wordt opgeleverd over de (ontwikkeling van de) toestand van het Schelde-estuarium. In 2019 wordt het eindrapport voor de tweede evaluatie van de Vlaamse-Nederlandse samenwerking aangeboden aan het Vlaamse en Nederlandse parlement.

Regio en Rijk hebben in 2018 een start gemaakt met de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta. De inzet is het natuurlijk en het economisch kapitaal van de grote wateren in de Zuidwestelijke Delta in evenwicht met elkaar te ontwikkelen, binnen de randvoorwaarde van waterveiligheid. De gebiedsagenda komt tot stand door co-creatie van overheden, terreinbeheerders, havenbedrijven, recreatieondernemers, schippers, visserij, energieproducenten en andere belanghebbenden. Medio 2019 is de oplevering van de Gebiedsagenda voor de Zuidwestelijke Delta voorzien.

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

Het doel is om in 2027 de doelstelling van chemisch schoon water en een ecologisch gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in De Staat van Ons Water de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De toestand, doelen en maatregelen worden iedere 6 jaar vastgelegd en aan de Europese Commissie gerapporteerd middels stroomgebiedbeheerplannen onder de Kaderrichtlijn Water. De tweede stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems voor de periode 2016–2021 zijn eind december 2015 vastgesteld en op dit moment in uitvoering. De uitvoering van de tweede tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem loopt via artikel 7 van het Deltafonds.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2018 wordt de beoordeling van het mariene milieu en ecosysteem geactualiseerd, alsook de goede milieutoestand en daarbij behorende beleidsdoelen en indicatoren. Deze actualisatie wordt gebaseerd op de resultaten uit het KRM-monitoringprogramma en aanvullend onderzoek op gebied van vooral onderwatergeluid, zwerfvuil en microplastics. Ook wordt in 2018 een voortgangsrapportage gemaakt over de uitvoering van het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021. Het zwaartepunt bij de uitvoering van de maatregelen ligt bij het terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van ecologisch waardevolle gebieden op de Noordzee. Daarnaast geeft het kabinet meer invulling aan zijn faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. De uitvoering van de KRM vindt plaats in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Er wordt ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU), op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden en op cofinanciering uit EU-fondsen als Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en Interreg Community Initiative (INTERREG).

11.04.02 Subsidies

Dit betreft subsidieverlening voor het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) en geeft invulling aan de ambitie die is vastgelegd in de overeenkomst tussen IHE (Delft Institute for Water Education) en het Koninkrijk der Nederlanden. Medio 2016 hebben IHE en het Koninkrijk der Nederlanden een samenwerkingsovereenkomst opgesteld voor de jaren 2016–2022, die beantwoordt aan de toenemende grondwaterproblematiek in de wereld en met name het stedelijk gebied. Het United Nations-karakter van de taken van IGRAC bepaalt dat IGRAC (een UNESCO categorie 2 instelling) alleen kan werken op basis van overheidsfinanciering.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage aan medeoverheden heeft betrekking op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma Lumbricus door Waterschap Vechtstromen met regionale partijen. Het samenwerkingsprogramma is gericht op het geïntegreerd toepassen van innovatieve maatregelen op het gebied van bodem en water ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem van beekdalen. In dit programma komen doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, zoetwatervoorziening, bodembeheer, klimaatadaptatie en waterveiligheid samen.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld. Voor coördinatie van de EU-richtlijnen Kaderrichtlijn water en Overstromingsrisico’s bestaat voor de Eems geen vaste riviercommissie, maar heeft Nederland apart een contract afgesloten met Flussgebietsgemeinschaft Ems in Nedersaksen, Duitsland.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het Oslo- Parijs (OSPAR)-verdrag. Ook voor OSPAR is Nederland jaarlijks contributie verschuldigd.

Nederland ambieert een internationale profilering als centrum voor watervraagstukken. Dit is verwoord in de Internationale Waterambitie van het kabinet. Het streven van Nederland als Centre of Excellence wordt gedeeltelijk ingevuld door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU), waarmee UNESCO wordt ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning capacity building door IHE.

Water speelt een verbindende rol in de in VN-kader afgesproken Sustainable Development Goals (SDG’s). Er is reeds een specifiek SDG voor water afgesproken. In een van de subdoelen van de SDG die zich richt op steden wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Op dit moment is hiertoe de implementatiefase aangebroken. Hiervoor wordt met internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Sendai raamwerk van de UNISDR, HELP, Aqueduct, Wereldbank, Water Global Practice WGP, OESO, Habitat III en World Water Council. Nederland steunt verder actief de activiteiten van UNECE Water op het gebied van grensoverschrijdend waterbeheer.

Beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond

Algemene Doelstelling

Een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. Het doel is de vraagstukken op het gebied van bodemkwaliteit, drinkwatervoorziening, grondwater, bodemdaling, duurzaam bodembeheer in de landbouw, kabels en leidingen en bodemenergie in relatie met de maatschappelijke opgaven als energietransitie en klimaatadaptatie aan te pakken. Daarnaast is het beleid gericht op het tot stand brengen van een betrouwbare en betaalbare drink- en afvalwatervoorziening in Caribisch Nederland.

Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van wet- en regelgeving omtrent beheer en gebruik van bodem, ondergrond en wateren en stimuleert anderzijds de investeringen en de bescherming daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenW een stimulerende en een regisserende rol.

Stimuleren

Rollen en verantwoordelijkheden

Voor het onderdeel Bodem en Ondergrond is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks)structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten in de bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015. Het Rijk bevordert de investeringen in de kwaliteit van bodem en ondergrond door middel van:

  • Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het Uitvoeringsprogramma van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020

  • Het efficiënt beschermen van drinkwaterbronnen door het landelijk faciliteren/stimuleren van de totstandkoming van gebiedsdossiers.

Caribisch Nederland Afvalwatervoorziening

Aanpassen van de Wet VROM BES en de Wet FIN-BES met als doel het van een afvalwaterheffing en de verkoop van gezuiverd afvalwater voor irrigatie mogelijke te maken en zo de exploitatiekosten van het afvalwaterbeheer te dekken.

Regisseren

De Minister van IenW heeft bij het onderwerp Bodem en Ondergrond een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De Minister van IenW is vanuit deze rolopvatting verantwoordelijk voor:

  • De opname van de Wet bodembescherming in de Omgevingswet;

  • Het proces waarbij de decentrale overheden in staat worden gesteld van om uiterlijk in 2030 de bodemverontreiniging-problematiek te beheersen;

  • De verdere ontwikkeling van regelgeving en kennis van de bodem en ondergrond. Deze ontwikkeling ondersteunt het beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en faciliteert de toepassing daarvan door de andere overheden;

  • Het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht);

  • Het beleid (beleidsnota drinkwater), regelgeving (drinkwaterwet) en het uitoefenen van toezicht/handhaving (via de ILT) op de levering van deugdelijk drinkwater;

  • De zorg – samen met andere bestuursorganen – voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening (zorgplicht).

Drinkwatervoorziening Caribisch Nederland

Wetswijziging Wet elektriciteit en drinkwater BES (reparatie capaciteitstarief) om zo de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van drinkwater in Caribisch Nederland te garanderen. Door het insulaire karakter, de geringe bevolkingsomvang en het ontbreken van grote zoetwatervoorraden zal de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland nooit kostendekkend zijn. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt daarom een subsidie op de transportkosten voor drinkwater beschikbaar.

Afvalwatervoorziening Caribisch Nederland

Door de aanpassing van de Wet VROM BES en de Wet FIN-BES kan het openbaar lichaam Bonaire een lokale verordening afvalwaterheffing op- en vaststellen.

Indicatoren en Kengetallen

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. In het convenant is afgesproken dat, afhankelijk van de situatie, spoedlocaties uiterlijk in 2020 zijn gesaneerd, dan wel dat de risico’s worden beheerst, dan wel in beeld gebracht en er concrete plannen voor de aanpak zijn gemaakt. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex-Wet Bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het Provincie- en Gemeentefonds. Gedurende de Convenantsperiode rapporteert het gezamenlijke uitvoeringsprogramma over de bereikte resultaten. In de systematiek van deze monitoring wordt onder andere gekeken naar het aantal spoedlocaties die in uitvoering zijn, hoeveel er afgerond zijn, hoeveel er nog niet gestart zijn, en de kosten van de aanpak.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met een effect op de begroting 2019 voor wat betreft de onderwerpen Bodem en Ondergrond. Uitzondering hierop betreft de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland. Door flinke investeringen in de voorziening zijn de tarieven sterk gestegen en zonder extra tariefsubsidie wordt drinkwater onbetaalbaar voor kleinverbruikers hetgeen in strijd is met het vigerende beleid. Via extra tariefsubsidie blijft drinkwater voor deze groep toegankelijk en betaalbaar. De hoeveelheid extra benodigde tariefsubsidie wordt in 2018 nader uitgewerkt.

De voormalige artikelonderdelen Eenvoudig Beter, Gebiedsontwikkeling, Geo-informatie en Ruimtelijk instrumentarium zijn vanaf 2018 overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 13 Bodem en Ondergrond (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

160.868

77.567

26.820

21.030

127.372

123.880

138.422

Uitgaven:

136.527

39.046

41.436

35.044

139.643

137.703

138.422

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

10.786

0

0

0

0

0

0

13.01.01

Opdrachten

9.220

0

0

0

0

0

0

 

– Wabo

0

0

0

0

0

0

0

 

– Architectonisch beleid

2.285

0

0

0

0

0

0

 

– OLO

3.238

0

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

3.697

0

0

0

0

0

0

13.01.02

Subsidies

1.376

0

0

0

0

0

0

 

– Programma Ruimtelijk Ontwerp

1.376

0

0

0

0

0

0

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

190

0

0

0

0

0

0

13.02

Geo-informatie

33.717

0

0

0

0

0

0

13.02.01

Opdrachten

5.329

0

0

0

0

0

0

13.02.02

Subsidies

1.967

0

0

0

0

0

0

 

– Basisregistraties

1.967

0

0

0

0

0

0

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

26.421

0

0

0

0

0

0

 

– Kadaster

26.421

0

0

0

0

0

0

13.03

Gebiedsontwikkeling

9.473

0

0

0

0

0

0

13.03.01

Opdrachten

1.296

0

0

0

0

0

0

13.03.02

Subsidies

48

0

0

0

0

0

0

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

2.402

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

5.726

0

0

0

0

0

0

 

– Projecten BIRK

3.176

0

0

0

0

0

0

 

– Projecten Nota Ruimte

0

0

0

0

0

0

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

2.550

0

0

0

0

0

0

13.04

Ruimtegebruik bodem

18.723

32.080

36.723

32.176

139.643

137.702

138.421

13.04.01

Opdrachten

5.727

7.314

16.416

17.007

14.967

5.167

5.400

13.04.02

Subsidies

7.499

8.611

13.480

11.149

13.983

20.507

18.705

 

– Bedrijvenregeling

1.385

2.176

8.657

8.938

11.772

18.296

16.208

 

– Programma Commissie MER

2.000

0

0

0

0

0

0

 

– Subsidies Caribisch gebied

4.114

6.435

4.823

2.211

2.211

2.211

2.497

 

– Overige subsidies

0

0

0

0

0

0

0

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

5.497

3.569

3.566

3.566

3.566

3.566

3.566

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.497

3.569

3.566

3.566

3.566

3.566

3.566

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

12.586

3.261

454

107.127

108.462

110.750

 

– Meerjarenprogramma Bodem

0

12.442

3.261

454

107.127

108.462

110.750

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

0

144

0

0

0

0

0

13.04.07

Bekostiging

0

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoering klimaatadaptatie

0

0

0

0

0

0

0

13.05

Omgevingswet

63.828

6.966

4.713

2.868

0

1

1

13.05.01

Opdrachten

38.108

3.478

2.353

1.432

0

0

0

 

– Eenvoudig Beter

962

0

0

0

0

0

0

 

– Omgevingswetgeving

37.087

0

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

59

3.478

2.353

1.432

0

0

0

13.05.02

Subsidies

9.000

0

0

0

0

0

0

 

– Stimuleringsregeling Impl Omgevingswet

9.000

0

0

0

0

0

0

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

16.720

3.488

2.360

1.436

0

1

1

 

– waarvan bijdrage aan RWS

16.720

3.488

2.360

1.436

0

1

1

 

Ontvangsten

12.248

0

4.450

0

2.000

0

0

13.04 Ruimtegebruik bodem

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS/WVL en de bijdragen aan drink- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland zijn juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op gelden conform de bestuurlijke afspraken voor knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming en grootschalige bodemsaneringsprojecten.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Toelichting op de financiële instrumenten

13.04.01 Opdrachten

De opdrachtverlening heeft betrekking op uitbesteding van beleidsinhoudelijke onderzoeksopdrachten en evaluaties aan derden op het gebied van: Bodem, Drinkwater en Waterketen, BES-eilanden, Commissie van deskundigen Drinkwaterbesluit, Structuurvisie Ondergrond (STRONG), Bodemenergie, Milieueffectrapportage en NEN-regelgeving (drinkwater, bodem, zwemwater).

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Caribisch Nederland

Dit betreft subsidiebijdragen ten behoeve van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de drinkwater- en afvalwatervoorzieningen in Caribisch Nederland. Een goede drinkwatervoorziening is van groot belang voor de volksgezondheid, het welzijn en de welvaart van Caribisch Nederland. Vanwege de geringe bevolkingsomvang, het ontbreken van grote zoetwatervoorraden en het insulaire karakter is de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland niet kostendekkend. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt daarom in 2019 in totaal 4,8 miljoen euro subsidie beschikbaar om de toegankelijkheid tot schoon en veilig drinkwater in Caribisch Nederland te garanderen.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

De Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond bij RWS/WVL: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (Stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen. Tevens vindt de betaling van eerdere toezeggingen voor de aanpak van enkele specifieke verontreinigingen plaats. Dit betreft o.a. de rijksbijdrage aan het Rotterdamse Havengebied en Utrecht Griftpark.

Het resterende budget voor 2019 is voorzien voor eventuele knelpunten (artikel 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (artikel 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020).

13.05.03 Bijdragen aan agentschapen

Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de transitie van het agentschap Rijkswaterstaat in het kader van de Omgevingswet.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering en toezicht. IenW werkt toe naar een modern en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van de programma’s Beter Benutten (afronding), Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Innovatie Mobiliteit.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

  • Het beheersen van de luchtkwaliteit langs het rijkswegennet door middel van monitoring en indien nodig het treffen van maatregelen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • De kennis en ervaring die is opgedaan met het programma Beter Benutten breed toe te passen binnen diverse beleidsterreinen van artikel 14, waar het gaat over het verbeteren van de bereikbaarheid in samenwerking met regionale partners en het daaraan koppelen van bijdragen aan slimme en duurzame mobiliteit. Van het programma Beter Benutten loopt het onderdeel Decentraal Spoor en ITS door tot en met 2020.

  • De programma-ambitie voor het programma Fiets. Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling: 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016–2017, 34 681, nr. 1).

  • Input te leveren voor het Klimaatakkoord voor de sector Mobiliteit. Doelstelling voor de sector Mobiliteit is de CO2-uitstoot in 2030 te beperken tot maximaal 25 Mton. Dit is een reductie van de CO2-uitstoot van circa 7 Mton ten opzichte van de Nationale Energieverkenning 2017. Omdat hierbij de daadkracht, investeringen, kennis en kunde van meerdere partijen in de maatschappij nodig zijn, zorgt het programma Duurzame Mobiliteit dat in het Klimaatakkoord afspraken met deze partijen worden gemaakt over ieders eigen inzet en gezamenlijke acties, op basis van de afspraken in het Regeerakkoord.

  • Met stakeholders en gebruikers wordt vanuit de Unit Innovatie in Mobiliteit in een netwerk aanpak gewerkt aan het ontwikkelen van doelen en een heldere rol van de overheid bij de transitie naar nieuwe, «slimme», vormen van mobiliteit. Daar waar in samenspraak met het netwerk belemmeringen of kansen worden gezien voor innovaties om bij te dragen aan de beleidsdoelen neemt de Unit het voortouw om kaders te scheppen om deze innovaties verder te brengen. Ook sector overstijgende thema’s als privacy, regelgeving en data worden daarbij opgepakt. Tevens wordt de ontwikkeling gemonitord om kort cyclisch bij te kunnen sturen. Waar nodig wordt een broedkamer geboden om kansen voor innovaties optimaal te kunnen benutten.

  • Met betrekking tot slimme mobiliteit invulling geven aan de ambities in het regeerakkoord met betrekking tot het streven naar «Een slim en duurzaam vervoerssysteem waarvan de onderdelen naadloos op elkaar aansluiten». Hierbij ligt de focus op de volgende prioriteiten: infrastructuur die toekomst vast is door bij ontwerp, aanleg en onderhoud van infrastructuur rekening te houden met zelfrijdende voertuigen en benodigde systemen in of langs de weg; (wettelijke) ruimte voor een nieuwe generatie voertuigen; het (veilig) gebruik van slimme technologieën en diensten; nieuwe mobiliteitsconcepten & Mobility as a Service (MaaS); en het gebruik van data onder goede randvoorwaarden zoals privacy en security. Een voorbeeld van deze randvoorwaarden is het streven om overheidsinformatie over verkeer zoveel mogelijk via open data beschikbaar te stellen voor voertuigen, apps en reisplanners.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vormgegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • In het Strategische Plan Verkeersveiligheid 2018–2030 wordt samen met de andere overheden ingezet op een risico gestuurde aanpak. Risico’s worden in kaart gebracht zodat op niveau van rijk, provincie en gemeenten in samenspraak met maatschappelijke partners een goede afweging kan worden gemaakt welke maatregelen het meest bijdragen aan verbetering van de verkeersveiligheid. Voorbeelden van maatregelen zijn infrastructuur op specifieke locaties, educatie, handhaving snelheid en alcohol. Ook wordt huidig beleid voortgezet, gericht op specifieke risicogroepen zoals ouderen en fietsers en het verminderen van afleiding door smartphonegebruik in het verkeer.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en in samenwerking met de decentrale overheden onderzoeken hoe een risico gestuurde aanpak kan worden gebruikt als nieuwe basis voor de inzet van maatregelen.

  • In navolging van omringende landen invoeren van een vrachtwagenheffing. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie en verduurzaming.

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het decarboniseren van transport middels het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op het verduurzamen van brandstofkwaliteit, op de inzet van hernieuwbare energie in transport waaronder duurzame biobrandstoffen.

  • Coördineert de onderhandelingen met EZK en FIN op het gebied van de duurzame mobiliteit.

  • De opdracht aan de NEa voor de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en Toezicht).

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenW:

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

  • Het verduurzamen van energie en brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door verdere uitvoering van de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 Petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit is gebaseerd op een 60% CO2 emissiereductiebereik waarvoor afspraken voor transport zijn vastgelegd in het SER-Energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie in transport, innovatie stimuleren van de ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden, rijden op waterstof en duurzame biobrandstoffen, en het faciliteren van de aanleg van alternatieve tank- en laadinfrastructuur voor alternatieve energiedragers. In 2018 zullen in het Klimaatakkoord nieuwe reductiedoelstellingen worden vastgelegd welke gebaseerd zijn op de Overeenkomst van Parijs. Deze vereisen een CO2-emissiereductie van 80–95%. Voor de sector transport zullen de afspraken worden afgesproken in de mobiliteitstafel.

  • Een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-streefwaarden, dit om de gezondheidsrisico’s terug te dringen. In overleg met andere overheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven zal hiertoe in 2019 een nieuw luchtkwaliteitsplan worden gepresenteerd.

  • Schonere, zuinigere en stillere voertuigen. Door voorlopers in de sector te stimuleren en samen met de decentrale overheden en de sectorpartijen, slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor stedelijke distributie, en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en Verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

In het notaoverleg MIRT, d.d. 23 november 2015, heeft de Tweede Kamer ingestemd om in de eerstvolgende Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse de indicator voor acceptabele reistijd te wijzigen. Dit is gebeurd in de NMCA 2017 (Kamerstukken II 2016–2017, 31 305, nr. 229). De indicator voor acceptabele reistijd uit de Nota Mobiliteit en de SVIR is hiermee vervallen en is vervangen door de hoofdwegennet indicator. Met deze indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat zal in haar Publieksrapportage (T3 aan het eind van elk jaar) een file top 50 kaart en tabel opnemen met de hoogste economische verlieskosten. Deze tabel zal overgenomen worden in de verantwoordingsrapportage. In het MIRT projectenboek zal dezelfde kaart opgenomen worden, en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de file top 50 worden weergegeven.

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en routeinformatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

Waarde

2013

Waarde

2014

Waarde

2015

Waarde

2016

Waarde

2017

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

         

0 knelpunten

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.650

8.600

8.300

8.300

5.550

0 knelpunten in 2020

Bron: RWS/WVL, 2017

Toelichting

Langs het hoofdwegennet was de afgelopen jaren geen sprake van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan.

In vervolg op de brieven aan de Tweede Kamer over de kostenbeheersing van het MJPG d.d. 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 32 252, nr. 56) en 1 september 2016 (Kamerstukken II 2015–2016, 32 252, nr. 58) zal de komende jaren hieraan verder invulling worden gegeven door middel van prioritering van maatregelen.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

basiswaarde

         

realisatie

doelstelling

 

2002

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2020

aantal verkeersdoden

1.066

650

570

570

621

629

613

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

19.200

18.800

20.700

21.300

21.400

n.n.b.

10.600

Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2017 Bron verkeersdoden 2017:

https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2018/17/verkeersdoden-2017

Voor een nadere toelichting bij de cijfers en ontwikkelingen wordt verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 544).

Hernieuwbare energie in het vervoer

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (in %)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

6,25

7

       

Bron: realisatie 2016: Rapportage hernieuwbare energie 2016 van de Nederlandse Emissieautoriteit: (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-812393)

Toelichting

In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energievervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd. Bedrijven hebben in 2016 aan de gestegen jaarverplichting hernieuwbare energievervoer (van 6,25% naar 7%) voldaan.

Kengetal: Ontwikkeling CO2 -emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2021

EU

162,6

145,7

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

119,6 (130,0)1

118,1

(95,0)

Nederland

169,9

146,9

135,8

126,1

118,6

109,1

107,3

101,2

105,9

 

Bron: European Environment Agency (EEA) Technical Report No 19/2017. Monitoring CO2 emissions from new passenger cars and vans in 2016.

X Noot
1

Norm

Toelichting

Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart ten opzichte van het referentiejaar 2007. Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

De gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland is in de periode tussen 2010 en 2016 sterk gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. In 2016 nam de uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in Nederland als enige lidstaat in de EU licht toe. Volgens voorlopige cijfers die het Europese milieuagentschap in april 2017 heeft gepubliceerd, komt in 2016 de voorlopige gemiddelde CO2-uitstoot uit op 105,9 g/km in Nederland en op 118,1 g/km in Europa. Nederland blijft daarmee ruim onder het Europese gemiddelde en kan nog steeds tot de kopgroep worden gerekend. Ook blijft het aantal elektrische voertuigen groeien. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2015 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 130 g/km. In 2021 ligt de reeds vastgestelde norm op 95 gram CO2 per kilometer.

Op 8 november 2017 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor de aanscherping van de normen voor personen- en bestelauto’s voor de jaren 2025 en 2030. Zoals verwoord in het BNC-fiche (Kamerstukken II 2017–2018, 22 112, nr. 2440) ondersteunt Nederland het doel van het voorstel om CO2-uitstoot te reduceren, maar is kritisch over de uitwerking van het voorstel en had graag meer ambitie willen zien met het oog op de klimaatdoelstellingen.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoervervoer. Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart (in kton/jr).
 

1990

2000

2005

2010

2014

2015

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

369

272

236

193

151

143

99

63

SO2

21

10

6

1

0

0

0,4

0,5

PM2,5

24

15

12

8

5

5

3

2

NH3

1

4

5

5

4

4

3,8

4,1

NMVOS2

203

82

52

41

32

30

28

26

Bron: de informatie over de gerealiseerde en geraamde emissies zijn afkomstig uit «Informative Inventory Report 2017» (RIVM Rapport 2017_0002). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. (http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2017/April/Informative_Inventory_Report_2017_Emissions_of_transboundary_air_pollutants_in_the_Netherlands_1990_2015)

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020–2029 en de periode 2030 en verder. Het betreft aanpassing van de oude Europese richtlijn voor National Emission Ceilings (NEC) voor 2010–2019, in een nieuwe NEC-richtlijn (EU2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

In navolging van omringende landen wordt een vrachtwagenheffing ingevoerd. Het daarvoor te introduceren registratie- en betalingssysteem wordt gelijk aan dat in de buurlanden (zoals in het Regeerakkoord vermeldt), zodat voor vrachtauto’s geen extra apparatuur benodigd is. De inkomsten uit de heffing zullen in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto’s en gelden voor innovatie in en verduurzaming (Kamerstukken II 2017–2018, 31 305, nr. 239).

Verder heeft het Regeerakkoord een grote ambitie neergelegd op het terrein van bereikbaarheid en mobiliteit, waarbij verduurzaming van de verschillende sectoren belangrijk is. De uitdagingen zijn groot en complex, en vragen om innovatieve oplossingen. Rijksoverheid en de sectoren hebben elkaar nodig om de ambities te kunnen realiseren. Gewerkt wordt aan het realiseren van de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs (CO2-reductie in de vervoersmodaliteiten), onder meer via het beleid voor brandstoffen en voertuigemissies. Verduurzaming is ook aan de orde in het transport- en wegvervoer, de ontwikkeling van luchtvaart op de langere termijn en bij scheepvaart, via onder meer de Green Deal vergroening scheepvaart en met het fietsbeleid, Tour de Force en Fietsagenda.

Specifiek voor de sector Mobiliteit en Transport wordt uitvoering gegeven aan de afspraken van de Duurzame Brandstofvisie. In vervolg op de afspraken in het Energieakkoord zijn specifieke afspraken vastgelegd in convenanten, Bestuursakkoorden en Green Deals. Bij de totstandkoming van de Klimaatagenda worden aanvullende afspraken gemaakt om de opgave voor de sector als bijdrage aan de klimaatafspraken van Parijs.

Naar aanleiding van het regeerakkoord heeft de overheveling van «klimaat» uit artikel 19 van het ministerie IenW naar het Ministerie van EZK plaatsgevonden. In de daaropvolgende herindeling van de beleidskern van het IenW-departement maakt «Voertuigen en Brandstoffen» geen onderdeel meer uit van artikel 19 en 20 van de IenW begroting 2019, maar van artikel 14.

Bij auto’s richt het kabinet zich op overschakeling naar elektrische aandrijflijnen, waarbij auto’s vrij zijn van schadelijke uitlaatgassen. Daarbij streeft het kabinet ernaar dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn. Ook voor brom- en snorfietsen verkent het kabinet de mogelijkheden om de overgang emissieloze tweewielers te versnellen. Een dergelijke overgang kost echter tijd. In de tussenliggende periode is het van belang om aandacht te blijven houden voor naleving en verdere aanscherping van Europese emissienormen. In 2019 zal daarnaast specifieke aandacht blijven uitgaan naar roetfilters, katalysatoren en vergelijkbare systemen, die bedoeld zijn om de emissies van schadelijke stoffen te verlagen. Ook tijdens de gebruiksfase moeten deze technieken naar behoren blijven functioneren.

Daarnaast is naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting van beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid het belang van een zorgvuldige verantwoording en een waar mogelijk continue verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid bevestigd (Kamerstukken II 2017–2018, 32 861, nr. 27). Effecten van beleid worden zichtbaar gemaakt in de begroting en het jaarverslag. Verbeteringen krijgen vorm in het Programma Versobering en Efficiëntie, verbetering informatievoorziening en optimalisatie over de levenscyclus voor instandhouding en de doelmatigheidsindicator. Met NMCA, MKBA’s en alternatievenafweging vindt prioritering en integrale beoordeling van projecten plaats. Het budget voor verkeersmanagement wordt – afhankelijk van beschikbare technologie – tussen 2015 en 2020 met 10% afgebouwd met de ambitie de bereikbaarheid met 5% te verbeteren.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

33.639

34.835

33.587

34.034

36.683

36.646

35.239

Uitgaven:

46.179

43.580

49.917

41.043

37.164

35.901

34.721

Waarvan juridisch verplicht

   

84%

       

14.01

Netwerk

30.705

27.088

33.397

24.300

19.663

18.387

17.107

14.01.01

Opdrachten

24.066

19.221

15.901

13.375

10.363

9.081

7.315

 

– Beter Benutten

20.106

11.244

7.402

4.866

173

173

173

 

– BOA wegverkeersbeleid

1.435

1.246

2.350

2.387

2.722

2.728

2.768

 

– Wegverkeersbeleid

1.683

2.876

1.296

1.567

1.679

1.690

1.722

 

– Overige opdrachten

842

3.855

4.853

4.555

5.789

4.490

2.652

14.01.02

Subsidies

1.077

650

7.816

2.220

600

600

600

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

5.562

7.217

9.680

8.705

8.700

8.706

8.703

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.562

7.217

5.731

4.745

4.744

4.740

4.736

14.02

Veiligheid

15.474

16.492

16.520

16.743

17.501

17.514

17.614

14.02.01

Opdrachten

5.251

6.147

6.606

6.829

7.618

7.629

7.729

 

– Opdrachten Verkeersveiligheid

5.251

6.147

6.606

6.829

7.618

7.629

7.729

14.02.02

Subsidies

8.181

8.583

8.370

8.370

8.369

8.369

8.369

 

– VVN

3.523

3.893

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

 

– SWOV

3.878

3.870

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

 

– Overige subsidies

780

820

765

765

764

764

764

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

596

595

597

597

597

599

599

 

– waarvan bijdrage aan RWS

596

595

597

597

597

599

599

14.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

0

0

0

 

– Euro NCAP

30

30

30

30

0

0

0

   

30

30

30

30

0

0

0

14.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

1.416

1.137

917

917

917

917

917

 

– CBR

1.416

917

917

917

917

917

917

 

Ontvangsten

5.279

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

3.026.512

2.836.186

2.930.410

2.662.084

3.016.955

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

73.126

112.388

104.763

135.217

58.297

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

3.099.638

2.948.574

3.035.173

2.797.301

3.075.252

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

12.03

Aanleg

1.466.966

1.242.849

1.282.609

1.068.518

1.447.044

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

371.112

470.583

416.348

500.715

379.519

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

193.388

55.624

307.274

394.112

396.592

Andere ontvangsten van artikel 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

68.309

87.862

79.217

28.458

20.434

Totale uitgaven op 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

261.697

143.486

386.491

422.570

417.026

waarvan

         

17.08

ZuidasDok

261.697

143.486

386.491

422.570

417.026

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

Andere ontvangsten van artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

waarvan

         

20.04

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen». Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de forfaitaire bijtelling voor de fiets in de loonbelasting betrekking op dit beleidsartikel.

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen2

4

7

9

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen3

12

19

26

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's4

92

141

189

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

523

400

118

MRB Halftarief plug-in hybride auto’s

37

38

37

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

X Noot
4

IB = Inkomstenbelasting; LB = Loonbelasting

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier onder andere verplichtingen die tot en met 2019 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en opdrachten betreffende diverse onderzoeken op het gebied van verkeer, wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto, het kennisplatform tunnelveiligheid, het Programma Aanpak Stikstof, taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid). De uitgaven voor de diverse programma’s bestaan o.a. uit onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, meerjarenprogramma MIRT en Intelligente Transport Systemen (ITS).

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid, waaronder de subsidie Fietsersbond en een incidentele subsidie aan het Fietsplatform. Verder wordt in het kader van de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie voor de transportsector (Kamerstukken II 2015–2016, 30 196, nr. 353) subsidies verstrekt voor technologieontwikkeling en innovatie duurzame mobiliteit en transport. De regeling DKTI is specifiek voor praktijktesten van initiatieven uit de markt, ondersteuning van de platforms die bij de uitvoering van de visie betrokken zijn en voor nationale bijdragen voor deelname aan Europese subsidieprojecten zoals calls van CEF, HORIZON en Fuel Cells land Hydrogen Joint Undertakings.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd. Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW een opdracht aan de NEa met betrekking tot het register voor biobrandstoffen. Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op het beleidsterrein duurzame mobiliteit. Een deel een deel van de beleidsuitvoering wordt uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden).

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Onder opdrachten valt onder andere het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers. Dit gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Onder dit artikel vallen ook opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed onder dit artikel. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT die per 1 januari 2017 is herzien. Vanaf 2017 vindt voor de vorderingenonderzoeken (medisch en rijvaardigheid) nog een gedeeltelijke vergoeding plaats (Kamerstukken II 2016–2017, 29 398, nr. 529). Het resterende bedrag wordt doorberekend aan de burger waarbij het vorderingenonderzoek moet plaatsvinden. Incidentele werkzaamheden voor ZBO en RWT’s komen eveneens ten laste van deze post. Hiervoor vinden incidentele overboekingen plaats van opdrachtenbudgetten.

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Algemene Doelstelling

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, beheren en benutten. Daarbij zorgt IenW tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenW zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014, 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenW samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG).

  • Het invoeren van het European Railway Traffic Management System (ERTMS), om onder meer de veiligheid op het spoor verder te verhogen.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenW zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessie overstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, OV-chipkaart, taxivervoer en OV-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de OV-infrastructuur en de ordening van de OV-markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele OV-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016, 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur-tot-deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV- en Spoortafels. Een samenvatting van de rapportage over het Dashboard Deur tot Deur, de conclusies en eventuele afspraken die naar aanleiding daarvan aan de OV- en Spoortafels worden gemaakt, maken onderdeel uit van de periodieke terugkoppeling over de OV- en Spoortafels aan de Tweede Kamer.

Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2013

2014

2015

2016

2017

Algemeen oordeel

7,4

7,5

7,5

7,6

7,6

Informatie en veiligheid

7,6

7,6

7,7

7,7

7,9

Rijcomfort

7,5

7,5

7,6

7,6

7,6

Tijd en doorstroming

6,8

6,9

7,0

7,0

7,2

Prijs

6,3

6,4

6,6

6,7

6,7

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2017

Toelichting

De OV-Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het regionale stads- en streekvervoer waarvoor de provincies en de metropoolregio’s verantwoordelijk zijn.

Het onderzoek wordt per kwartaal geüpdatet. In de periode eind oktober tot begin december wordt het laatste kwartaal onderzocht. In het jaarverslag 2019 zal het jaarlijkse gemiddelde opgenomen worden.

Vanaf 2018 zal NS conform de motie-Faber (Kamerstukken II 2013–2014, 29 984, nr. 502) met het oog op eenduidigheid en vergelijkbaarheid aansluiting zoeken bij de OV-Klantenbarometer. Vanaf het jaarverslag over 2018 zullen deze waarden meegenomen worden. Op dit moment meet NS de klantoordelen via een andere methode en worden zij hier in de concessie ook door IenW op beoordeeld. Vanaf het jaarverslag 2018 zullen ook nieuw gemeten waarden voor de Waddenveren meegenomen worden.

Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2013

2014

2015

2016

2017

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

         

– Reizigers (1)

7,9

8

8

8

8,1

– Personeel (2)

n.b.

7

n.b.

6,8

n.b.

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

         

– Reizigers(3)

15

16

14

14

16

– Personeel(4)

n.b.

60

nb

62

n.b.

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2016 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2017

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Ad 3) Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident.

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Kengetal: Sociale veiligheid NS
 

2013

2014

2015

2016

2017

Klantoordeel sociale veiligheid

79,5%

80,2%

80,1%

87,1%

88,0%

Bron: NS Jaarverantwoording 2017

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Bodemwaarde

Progressiewaarde

Streefwaarde

 

2013

2014

2015

2016

2017

2015–2019 (1)

2016 (1)

2019 (1)

Reizigerspunctualiteit (2)

90,0%

90,5%

91,0%

90,6%

91,6%

88,9%

90,5%

91,1%

Algemeen klantoordeel (3)

75%

75%

74%

77%

80%

74%

76%

80%

Bron: NS Jaarverantwoording 2017

Toelichting

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Indicator: Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Nr.

Risico-drager1

Omschrijving indicator

2014

2015

2016

NRV

1

Veiligheidsrisico treinreizigers

SGEL2 onder reizigers/jaar/mld. reizigerskm’s

0

0,011

0

0,089

2

(Mogelijke) ongevallen met treinen

         

2.1

 

Aantal significante ongevallen/ mln. treinkm’s

0,122

0,199

0,18

 

2.2

 

Aantal significante treinbotsingen/mln. treinkm’s

0,019

0,006

0,01

 

2.3

 

Aantal significante ontsporingen/ mln. treinkm’s

0,006

0,006

0

 

2.4

 

Aantal STS passages

112

100

100

 

3

Veiligheidsrisico spoorpersoneel

SGEL2 onder spoorpersoneel/jaar/mld. treinkm’s

0

1,283

13,965

5,97

4

Veiligheidsrisico overweggebruikers

SGEL2 onder overweggebruikers/jaar/mld. treinkm’s

47,580

84,704

19,678

127

5

Suïcides

Aantal spoorsuïcides

192

223

221

 

Bron: ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2016, Kamerstukken II 2016–2017, 29 893, nr. 215, Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hierboven staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals worden gehanteerd op basis van de Beleidsimpuls Railveiligheid. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht.

In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2016 was op basis van de indicatoren. De stand van zaken 2017 komt in oktober 2018 beschikbaar. Gegevens van voor 2014 zijn niet beschikbaar, in verband met een andere meetmethode.

Ad 1) Risicodragers = actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

Ad 2) SGEL = Slachtoffers en Gewogen Ernstige Letsels

Dit is een kwantificering van de gevolgen van ernstige ongevallen met doden en ernstige letsels, waarbij 1 ernstig letsel statistisch gelijk is aan 0,1 overledene.

Kengetal: Aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2013

2014

2015

2016

2017

Betuweroute (Meteren-Valburg) (ad 1)

410

480

440

390

470

Zevenaar grens

490

540

470

400

470

 

waarvan Betuweroute (ad 2)

410

480

440

380

460

Oldenzaal grens

70

60

100

130

110

Venlo grens

240

190

270

310

240

Maastricht grens

30

30

30

40

50

Roosendaal grens

110

110

130

140

150

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen. In 2016 was verschuiving van verkeer waarneembaar van de Betuweroute naar het gemengde net door omleidingen als gevolg van de bouw van het Derde spoor in Duitsland.

Ad 1) Omdat eind 2015 de verbindingsboog bij Elst in gebruik is genomen, is er een verschil tussen het aantal goederentreinen op het drukste deel van de Betuweroute (Meteren-Valburg) en het aantal goederentreinen dat via de Betuweroute (Valburg-Zevenaar) en Zevenaar grens heeft gereden.

Beleidswijzigingen

In 2019 zal verder gewerkt worden aan het optimaliseren van het openbaar vervoer. De ambitie vanuit het regeerakkoord is dat het openbaar vervoer in alle delen van Nederland een goed alternatief is voor de auto. Het gaat er om dat de reiziger snel, comfortabel en veilig van A naar B kan reizen.

Het regeerakkoord geeft aan dat goederenvervoer via de spoorwegen een belangrijke bijdrage kan leveren aan het beperken van toenemend goederenvervoer over de weg en de daarmee samenhangende uitstoot. Het spoorgoederenvervoer wordt gestimuleerd door de gebruiksvergoeding in de pas te laten lopen met die in de buurlanden. Om dit te verwezenlijken heeft de Staatssecretaris medio 2018 aan de Tweede Kamer een maatregelenpakket voorgelegd om de ambitie in het regeerakkoord invulling te geven (Kamerstukken II 2017–2018, 29 984, nr. 782).

Richting 2025, wanneer de concessie van de Nederlandse Spoorwegen voor het hoofdrailnet afloopt, wordt de optie voor meer marktopening opengehouden. De eerste stap hierin is een evaluatie van de huidige prestaties. Hier zal in 2019 mee begonnen worden. Dit gebeurt onder andere aan de hand van de parameters uit de vervoersconcessie. In deze tussentijdse evaluatie van de concessie van NS bekijken we ook verschillende opties voor het eigendom en de exploitatie van stations na 2025.

Ook bij ProRail zal in 2019 een evaluatie van de prestaties plaatsvinden. Dit gebeurt naast het traject van de omvorming van ProRail naar een publiekrechtelijke zelfstandig bestuursorgaan waartoe het kabinet in het regeerakkoord heeft besloten. Mede naar aanleiding van een Raad van State advies (W14150443) is een traject gestart tot aanpassing en modernisering van de Spoorwetgeving en gestart met een nadere verkenning van een toekomstbestendige Spoorwet. In 2019 zal de vernieuwde Spoorwegwet naar de Kamer gestuurd worden, waarin onder andere de kaders voor de omvorming van ProRail staan.

In 2019 zal ook de programmabeslissing voor het European Rail Traffic Management System (ERTMS) worden genomen. Indien deze beslissing positief is, zal worden overgegaan naar de realisatiefase van het programma ERTMS. Dit sluit aan bij het voornemen in het Regeerakkoord om ERTMS tijdig uit te rollen. Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar de overschakeling op 3kV bovenleidingspanning. De middelen hiervoor komen uit een budget voor studie en innovatie op het spoor, die ik beschikbaar heb gesteld uit de aanvullende middelen van het regeerakkoord.

Eind 2016 is met het Toekomstbeeld OV 2040 een gemeenschappelijke visie op de toekomst van het openbaar vervoer gepresenteerd. IenW en de OV-partners (overheden, vervoerders en infrabeheerder) willen zich gezamenlijk inzetten voor betere stedelijke bereikbaarheid, sneller verbindingen tussen steden en nieuwe concepten bijvoorbeeld om gebieden waar minder vraag is, bereikbaar te houden. Daarbij zullen de grenzen tussen modaliteiten steeds meer vervagen. IenW, regionale overheden, vervoerders en ProRail als infrabeheerder werken tot in 2019 uit welke maatregelen nodig zijn om dit Toekomstbeeld te realiseren. Aan de hand hiervan kijken we met de regio’s naar afspraken over cofinanciering van de verdere uitbreiding van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld via lightrailverbindingen.

Zowel in als buiten Nederland is een levendig debat ontstaan over de mogelijkheid om vervoer per vliegtuig over de korte afstand binnen Europa te vervangen door internationaal vervoer per trein. Meer reizen per trein draagt bij aan verduurzaming van het personenvervoer en het biedt veel andere voordelen op het gebied van comfort, zoals uitstappen midden in de stad. De uitkomsten van verschillende onderzoeken laten zien dat dat er potentieel is voor de trein als substitutie voor luchtvaart, dit wordt in 2019 verder onderzocht. Door in te zetten op de verbetering van de bereikbaarheid van de grensregio’s per spoor, kunnen reizigers ook op deze kortere afstanden een duurzamere keuze maken. Hierbij is het van belang om niet alleen te kijken naar infrastructurele maatregelen, zoals het uitbreiden van station Amsterdam Zuid om het station klaar te maken als internationale hub, maar naar het brede palet van maatregelen om het treinproduct als geheel te verbeteren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

– 7.368

7.710

11.497

9.380

16.850

10.128

10.525

Uitgaven:

18.804

19.292

13.157

13.918

14.236

14.245

12.225

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

16.01

OV en Spoor

18.804

19.292

13.157

13.918

14.236

14.245

12.168

16.01.01

Opdrachten

4.462

6.903

5.818

6.512

6.991

6.936

6.655

 

– ERTMS

47

0

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

4.415

6.903

5.818

6.512

6.991

6.936

6.655

16.01.02

Subsidies

11.053

9.066

4.013

4.079

4.017

4.079

2.079

 

– Bodemsanering NS

0

0

0

0

0

0

0

 

– GSM-R

3.572

0

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

7.481

9.066

4.013

4.079

4.017

4.079

2.079

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

912

936

939

940

841

843

1.047

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

44

45

45

45

45

45

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

868

891

894

895

796

798

1.047

16.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

2.297

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

 

– CLU Betuweroute en HSL

2.297

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

2.287

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

80

100

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

3.497

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

1.814.000

1.875.026

1.723.732

1.712.325

1.613.997

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

195.388

188.979

194.640

200.206

205.029

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.009.388

2.064.005

1.918.372

1.912.531

1.819.026

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

13.03

Aanleg

460.265

546.730

481.426

429.315

368.820

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

13.07

Rente en aflossing

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

15. 807

152.527

68.651

1.605

1.752

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

4. 955

5.854

990

45.677

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds

221.244

231.635

289.095

306.566

275.428

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds

3.711

1.353

27.419

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 PHS van het Infrastructuurfonds

224.955

232.985

316.514

306.566

275.428

waarvan

         

17.02

Betuweroute

4.807

1.210

1.210

0

0

17.03

HSL-Zuid

2.188

6.435

6.475

0

0

17.07

ERTMS

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

29.897

24.226

25.367

96.635

120.635

Andere ontvangsten van artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

29.897

24.226

25.367

96.635

120.635

waarvan

         

20.04

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

29.897

24.226

25.367

96.635

120.635

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

BPM Teruggaaf taxi’s en openbaar vervoer2

90

68

68

MRB Vrijstelling taxi’s en openbaar vervoer3

48

47

46

Reisaftrek OV

9

9

9

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

BPM = Belasting van personenauto's en motorrijwielen

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

16.01 OV en Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. De agentschapsbijdrage, de bijdrage aan medeoverheden en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM), uitgaven voor de ov-begeleiderskaart, de continue screening van de taxibranche, de uitbesteding van SWUNG-1-taken en het onderzoek voor het rekenmodel trillingen spoorwegen. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer en het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

16.01 OV en Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SWUNG-1-taken, het onderzoek naar verbetermogelijkheden voor het rekenmodel trillingen spoorwegen, het onderzoek naar verplaatsingen in Nederland (OVIN) en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, wat een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten: deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond € 13 miljoen inclusief de uitvoeringskosten.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 3 een bedrag van € 250.000 aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2019 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie om belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer waar mogelijk weg te nemen door maatregelen en bijdragen ter stimulering van internationaal personenvervoer. Door deze bijdrage kunnen reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar reizen van Nederland naar Duitsland en vice versa. Deze subsidie wordt verstrekt aan Verkeersverbund Rhein-Ruhr. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 3 een bedrag van € 562.000 aan subsidieverplichtingen voor het jaar 2019 opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de mogelijke verlening van een subsidie voor de beleidsondersteuning voor de vereniging ROVER en voor het in stand houden van het ov-loket. Doel van deze subsidies is het ondersteunen van reizigers en een loket te organiseren waar zij terecht kunnen. Deze subsidies worden verstrekt aan de Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverleningen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de Minister normen en handhaaft deze. Daarbij valt te denken aan de wetgeving voor het Nieuw Normen- en Handhavingstelsel Schiphol om geluidshinder te beperken. Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister internationaal naar een gelijk speelveld. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek gezien belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.

  • IenW zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en verbeteren van de inrichting, het beheer en het gebruik van het luchtruim en op de verbetering van de prestaties van Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, een intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en een betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheidsmanagement en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.

  • De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Europese Raad van Transportministers.

  • Het behalen van de doelstelling hangt af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van en technologische ontwikkelingen in de luchtvaartsector, de internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO, ea.) een rol alsmede economische ontwikkelingen in Nederland.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Gerealiseerd 2017

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegtuigbewegingen tov plafond 500.000

390.000

386.000

420.000

423.000

426.000

438.300

450.679

479.000

497.000

497.000

500.000

 

78%

77%

84%

84%

85%

88%

90%

96%

99%

99%

100%

Bron realisatie: https://www.schiphol.nl/nl/schiphol-group/pagina/verkeer-en-vervoer-cijfers/

Bron streefwaarde: (Kamerstukken II 2014–2015, 34 098, nrs. 1–3).

Toelichting

Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 voor de periode tot en met 2020 een plafond voor het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken van 510.000. In 2015 is dat plafond verlaagd naar 500.000 per jaar. Het Rijk heeft daarnaast de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad.

Er is gewerkt aan het wettelijk verankeren van het Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol (NNHS). Dit is van belang voor de indicator over luchthavencapaciteit, omdat het toegestane aantal vliegbewegingen een afgeleide zijn van deze regelgeving. De wet waarin dit stelsel is opgenomen, is op 30 maart 2016 gepubliceerd in het Staatsblad, maar nog niet formeel in werking getreden. Het bij de nieuwe wet behorende Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB) is nog in voorbereiding. Totdat het in voorbereiding zijnde LVB in werking is getreden, is het nieuwe stelsel formeel nog niet van kracht.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd t/m 2015

Gerealiseerd t/m 2016

Gerealiseerd t/m 2017

Streefwaarde 2020

Luchthaven capaciteit Eindhoven

0

25.000

25.000

25.000

25.000

Luchthaven capaciteit Lelystad

0

45.000

45.000

45.000

45.000

Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II 2013–2014, 31 936, nr. 187), Vergunning burgermedegebruik exploitant militaire luchthaven Eindhoven ten behoeve van Eindhoven Airport N.V. (gebruiksjaren 2016 tot en met 2019) (Stcrt., 47829, nr. 28).

Bron Lelystad: Luchthavenbesluit Lelystad (Staatsblad 2015 nr. 130).

Toelichting

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) moet ervoor zorgen dat Schiphol meer ruimte overhoudt voor mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».

Op 17 december 2015 is aan de Eindhoven Airport NV voor de jaren 2016 tot en met 2019 een vergunning verleend voor burgermedegebruik van de militaire luchthaven Eindhoven voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen (Stcrt. 2015, 47829).

Ten behoeve van de uitbreiding van Lelystad Airport heeft het kabinet een Luchthavenbesluit vastgesteld dat op 1 april 2015 in werking is getreden met een voorziene uitbreiding van de luchthaven voor groot commercieel verkeer: gefaseerd naar maximaal 45.000 vliegtuigbewegingen. Tot de herziening van het luchtruim is dit aantal maximaal 10.000 vliegtuigbewegingen. Alle betrokken overheden en marktpartijen werken met volle inzet aan ingebruikname van de luchthaven. Op 21 februari 2018 is de Tweede Kamer bij brief geïnformeerd dat de openingsdatum van Lelystad Airport voor groot commercieel verkeer is uitgesteld. In dezelfde brief is de Tweede Kamer geïnformeerd over de actualisatie van de MER voor Lelystad Airport en de geoptimaliseerde aansluitroutes voor de luchthaven. (Kamerstukken II 2017–2018, 31 639, nr. 462).

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streefwaarde 2018e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

1

1

1

 

Parijs (CDG)

3

3

3

4

4

 

Frankfurt (FRA)

2

2

2

2

2

 

Gatwick

4

4

4

3

3

 

Schiphol

8

8

9

9

10

< LHR, FRA, CDG

Zürich

5

5

6

4

5

 

München

6

6

5

6

6

 

Brussel

9

9

8

8

8

 

Madrid

7

7

7

7

7

 

Bron: SEO Benchmark Luchthavengelen en Overheidsheffingen van verschillende jaren.(2013 t.m. 2017)

Toelichting

Onder andere in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016, 29 665, nr. 224) staat dat het belangrijk is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt. Om dit te kunnen vaststellen, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de Air Traffic Control (ATC)-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een vergelijkbaar pakket vluchten betaald zou moeten worden. De resultaten van de laatste benchmark zijn in bovenstaande tabel opgenomen waarbij nummer 1 de duurste is. De benchmark laat zien dat Schiphol medio 2017 op dit vlak de goedkoopste is van de negen onderzochte West-Europese luchthavens in de benchmark. In de benchmark wordt Schiphol ook met de luchthavens Dubai en Istanbul vergeleken. Schiphol is in 2017, net als in voorgaande jaren, duurder dan Istanbul, maar dit jaar is Schiphol voor het eerst goedkoper dan Dubai. Vandaar de 10e positie van Schiphol in de benchmark.

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

2012

2013

2014

2015

2016

2017

grenswaarde TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

62,71

62,45

62,55

62,67

62,79

62,81

63,46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

52,47

52,09

52,14

52,53

52,46

52,25

54,44 dB(A)

Bron gerealiseerde waarden: Handhavingsrapportages Schiphol (ILT, jaren 2012 tot en met 2017)

Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (2004)

Toelichting

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingspunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (de Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (de Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2017 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden op 21 maart 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 278).

Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2017.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Amsterdam

258

246

253

263

271

266

261

264

263

262

266

Frankfurt

288

291

284

283

288

301

286

286

287

290

309

London Heathrow

181

177

171

165

174

176

176

179

180

186

203

Parijs Charles de Gaulle

260

273

272

271

268

256

258

278

274

290

294

Brussel

158

190

183

188

200

190

181

192

190

193

200

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat

Toelichting

In deze tabel is het aantal bestemmingen per luchthaven opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen.

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Vliegbewegingen (x 1.000)

                     

Amsterdam

436

428

391

386

420

423

426

438

451

479

497

Frankfurt

485

480

458

458

481

476

466

463

457

453

465

London Heathrow

476

473

460

449

476

471

470

471

472

473

474

Parijs Charles de Gaulle

544

551

518

492

507

491

472

465

469

473

476

Brussel

241

236

212

205

214

206

199

214

221

207

221

Passagiers (in miljoenen)

                     

Amsterdam

48

47

44

45

50

51

53

55

58

64

68

Frankfurt

54

53

51

53

56

57

58

59

61

61

64

London Heathrow

68

67

66

66

69

70

72

73

75

76

78

Parijs Charles de Gaulle

60

61

58

58

61

61

62

64

66

66

69

Brussel

18

19

17

17

19

19

19

22

23

22

25

Vracht (x 1.000 ton)

                     

Amsterdam

1.610

1.568

1.286

1.512

1.524

1.483

1.531

1.633

1.621

1.662

1.752

Frankfurt

2.074

2.021

1.808

2.199

2.133

1.986

2.016

2.051

1.993

2.029

2.109

London Heathrow

1.314

1.401

1.278

1.473

1.484

1.465

1.423

1.499

1.497

1.541

1.698

Parijs Charles de Gaulle

2.053

2.039

1.819

2.177

2.088

1.950

1.876

1.896

1.861

1.953

2.009

Brussel

762

659

449

476

475

459

430

454

463

464

514

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS /Airports Council International ACI)

Toelichting

Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de omvang van het netwerk in aantallen bestemmingen en het verkeer en vervoer op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens. Schiphol heeft in 2017 van deze West-Europese luchthavens de meeste vliegtuigbewegingen en staat qua passagiers en vracht op de derde plaats.

Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties

De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France-KLM vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. De monitor richt zich op de kwaliteit van de directe verbindingen vanaf luchthavens («directe connectiviteit»), de verbindingen vanaf luchthavens met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit») en de huboperatie op luchthavens («hubconnectiviteit»). Uit het onderzoek blijkt dat het netwerk van Schiphol zich in 2017 in het algemeen positiever heeft ontwikkeld dan die van concurrerende luchthavens. Schiphols directe en indirecte connectiviteit ontwikkelen zich sterker dan op alle andere onderzochte luchthavens (Parijs Charles de Gaulle, Frankfurt, München, Londen Heathrow, Istanbul en Dubai). Ook de hubconnectiviteit van Schiphol groeit in 2017 sterk. De afgelopen jaren heeft het Air France-KLM passagenetwerk op Schiphol zich aanzienlijk beter ontwikkeld dan op Parijs Charles de Gaulle. Dit houdt in dat Air France-KLM zich wat netwerkkwaliteit betreft steeds goed heeft gehouden aan het naleven van de staatsgaranties die destijds met Air France-KLM zijn afgesproken. Wat luchtvracht betreft laat de monitor zien dat de totale vrachtcapaciteit van Air France-KLM in 2017 op zowel Schiphol als Parijs Charles de Gaulle gekrompen is (met 4% respectievelijk 1%).

Kengetal: Gemiddelde EU brede vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

0,7

0,6

0,5

0,5

0,5

nnb

Gerealiseerd

0,63

0,54

0,61

0,76

0,91

0,94

Toelichting

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Grenswaarde

             

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

1

1

1

1

2

2

2

Gerealiseerd

             

Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht

0,9

0,78

0,68

0,94

     

Gerealiseerd

             

Gemiddelde ATFM-vertraging (airport) per vlucht in minuten per aankomende vlucht volgens PRB methode

1,81

1,41

1,34

1,89

2,91

2,00

3,22

Bron: Luchtverkeersleiding Nederland 2017

Toelichting

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde vertraging op Nederlandse luchthavens. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase beneden een hoogte van een kilometer. Beperkte aantallen vliegtuig-opstelplaatsen en werkzaamheden op de luchthaven kunnen ook vertragingen veroorzaken. De door de verkeersleiding beïnvloedbare ATFM vertraging is in 2017 toegenomen ten opzichte van 2016, van 0,01 minuten per vlucht naar 0,20.

LVNL hanteert met ingang van 2015 dezelfde systematiek als de Performance Review Body om vertragingen te meten. Verder heeft LVNL in 2015 de vertragingswaarden vanaf 2010 herberekend volgens de PRB-systematiek om de effecten van de wijziging van de meetsystematiek transparant weer te geven. Er is uitsluitend sprake van een technische wijziging in de meetsystematiek zonder een beleidsmatige impact.

Beleidswijzigingen

Het regeerakkoord heeft een luchtvaartnota 2020–2050 aangekondigd welke in 2019 wordt opgeleverd. De nota wordt een richtinggevende en integrale beleidsvisie van dit kabinet en moet leiden tot een goed afgewogen visie voor een duurzaam luchtvaartbeleid met daarbij de contouren van de benodigde overheidsinzet. Veiligheid, omgeving, milieu, economie en infrastructuur zijn daarin bepalende factoren. Dit vraagt ook een intensief traject met belanghebbenden en omgeving om een breed gedragen visie te kunnen ontwikkelen.

In vervolg op de actieagenda Schiphol onderzoeken we hoe we, gezien de grote groei van de luchtvaart en de capaciteitsontwikkeling, de concurrentiepositie van Schiphol kunnen behouden en versterken op een innovatieve, duurzame en veilige manier. Mede doordat de maximaal toegestane 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020 in zicht komen wordt onderzoek gedaan naar veiligheid, hinder voor de omgeving, de grensbewaking en de infrastructuur van de luchthaven. Dit ten behoeve van de discussie over de toekomst van Schiphol na 2020. Daarnaast wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan de realisatie en openstelling van Lelystad Airport in 2020 om Schiphol te ontlasten. Voor Eindhoven Airport wordt een keuze voorbereid over de wenselijkheid van beperkte groei na 2019.

Het Nederlandse luchtruim en het luchtverkeersleidingsconcept is sinds tientallen jaren stapsgewijs doorontwikkeld. Het doel van de luchtruimherziening is dan ook te komen tot een integrale, toekomstbestendige inrichting en beheer van het luchtruim, gebaseerd op een gewogen belangenafweging, in samenwerking met internationale partners en in voortdurende dialoog met belanghebbenden.

Op het gebied van duurzame luchtvaart krijgt mondiaal de implementatie van CORSIA (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation) onverminderd de aandacht.

Op Europees niveau presenteert de Europese Commissie naar verwachting een beoordeling van de werking van CORSIA als start van de onderhandelingen over luchtvaart onder het EU ETS (The European Emissions Trading System) na 2024. Nationaal wordt de inzet voortgezet op de ontwikkeling van duurzame alternatieve brandstoffen zoals biokerosine en op het stimuleren van innovatieve technologie, zoals elektrisch of hybride vliegen en het efficiënt gebruik van het luchtruim. Door het Ministerie van Financiën wordt samen met ons ministerie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verder gewerkt aan de invoering van financiële maatregelen, zoals deze in het regeerakkoord zijn genoemd.

Het ministerie werkt in 2019 aan de implementatie van de aanbevelingen in het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) conform de aanpak zoals beschreven in de brief aan de OVV van 11 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 242).

Bij brief van 22 december 2017 (Kamerstukken II 2017–2018, 32 861, nr. 28) is de rapportage en de kabinetsreactie van de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 17 Luchtvaart voor de periode 2009 t/m 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd. In de rapportage wordt geconcludeerd dat het luchtvaartbeleid in beperkte mate aanjagend is. De meeste beleidsinstrumenten sluiten aan op een faciliterende en kaderstellende rol van de overheid. Het luchtvaartbeleid is sterk afhankelijk van internationale wet- en regelgeving en daarnaast geeft de luchtvaartsector vooral zelf invulling aan het bereiken van de beleidsdoelen. Door deze kenmerken van het luchtvaartbeleid kan de rijksoverheid volgens de onderzoekers beperkt beleidsinstrumenten inzetten die actieve sturing op luchtvaartdoelen mogelijk maken. Geconstateerd wordt dat het leggen van een één op één relatie tussen het gevoerde beleid en gerealiseerde doelen daardoor niet altijd goed mogelijk is, wat het lastig maakt om alle beleidsinstrumenten te evalueren op doeltreffendheid en doelmatigheid.

In het rapport van de beleidsdoorlichting wordt aanbevolen om beleidsdoelen, indicatoren en beleidsinstrumenten meer SMART te formuleren en te onderbouwen. Daarnaast wordt aanbevolen om de doelen geregeld te (blijven) monitoren en het beleid te evalueren. Dit wordt dit opgepakt door aan de slag te gaan met het zo SMART mogelijk formuleren van de doelen, kengetallen en indicatoren in artikel 17 en met een evaluatieagenda waarin een planning is opgenomen voor monitors en evaluaties voor de periode tot 2022. In de hierboven genoemde brief (Kamerstukken II 2017–2018, 32 861, nr. 28) is aangegeven dat deze doelen, kengetallen en indicatoren vanaf de begroting 2020 zo SMART mogelijk zijn geformuleerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

12.483

34.148

40.424

8.266

8.922

16.012

7.569

Waarvan garantieverplichtingen

   

23.000

       

Uitgaven:

14.982

20.126

27.329

20.929

10.058

9.805

8.880

Waarvan juridisch verplicht

   

82%

       

17.01

Luchtvaart

14.982

20.126

27.329

20.929

10.058

9.805

8.880

17.01.01

Opdrachten

7.184

9.763

19.957

15.619

5.308

5.854

6.553

 

– Opdrachten GIS

1.763

1.495

5.228

2.050

135

0

0

 

– Caribisch Nederland

418

1.683

7.790

7.277

429

430

436

 

– Overige opdrachten

5.003

6.585

6.939

6.292

4.744

5.424

6.117

17.01.02

Subsidies

6.366

4.264

4.142

3.285

2.825

2.425

622

 

– Leefbaarheidsfonds

2.900

0

1.000

400

400

0

0

 

– Overige subsidies

3.466

4.264

3.142

2.885

2.425

2.425

622

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

108

4.523

1.654

449

449

50

50

 

– waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)

0

4.082

1.210

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

88

148

50

50

50

50

50

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

20

14

14

14

14

0

0

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.248

1.476

1.476

1.476

1.476

1.476

1.476

17.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

75

100

100

100

0

0

0

 

– LVNL

75

100

100

100

0

0

0

 

Ontvangsten

1.237

1.925

1.365

1.262

855

925

785

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Accijnsvrijstelling luchtvaartuigen. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

17.01 Luchtvaart

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS), de uitgaven voor het Schadeschap Schiphol en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Beleidsondersteuning en advies (BOA) is het budget voor 2019, ultimo 2018 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De resterende niet-juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.

17.01 Luchtvaart

Toelichting op de financiële instrumenten

17.01.01 Opdrachten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2019 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Programma Schiphol

De ontwikkelingen op het luchtvaartdossier vragen om een integrale benadering voor de beleidsvorming over Schiphol. Omdat hiervoor een stevige extra inzet nodig is, is besloten een project Schiphol in te richten waarin een integrale aanpak wordt ontwikkeld voor de luchthaven. In de Kamerbrief van 21 december (Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 250) wordt ingegaan welke concrete stappen er voor de korte en middellange termijn moeten worden gezet. Een belangrijk aspect hiervan is het verankeren van politiek-bestuurlijke en juridische afspraken in regelgeving, hierbij gaat het om het vaststellen van een Luchthavenverkeersbesluit (LVB) en Luchthavenindelingsbesluit (LIB). Er wordt rekening mee gehouden dat de besluitvorming over de toekomstige ontwikkeling van Schiphol ook financiële consequenties heeft, hierbij valt te denken aan planschade/nadeelcompensatie. In wetgeving en politiek bestuurlijke afspraken is opgenomen dat de ontwikkeling van Schiphol en de regionale luchthavens via juridische besluiten vastgelegd moet worden.

2. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot en met 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel/Omgevingsraad Schiphol afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving, zijnde de Wet luchtvaart, het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) en het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB).

3. OVV-follow-up

In april 2017 heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) het rapport Veiligheid vliegverkeer Schiphol gepubliceerd. Het ministerie werkt aan de implementatie van de aanbevelingen van de OVV conform de aanpak zoals beschreven in de brief van het ministerie aan de OVV van 11 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstukken II 2017–2018, 29 665, nr. 242). Met deze aanpak versterkt het ministerie de rol als eindverantwoordelijke voor de veiligheid. Een deel van de acties vergt extra financiële inzet.

4. Lelystad

Lelystad Airport moet fungeren als overloopluchthaven voor Schiphol, zodat op Schiphol meer ruimte vrijkomt voor mainportgebonden verkeer. Omdat voor de openstelling van Lelystad Airport voor groot commercieel handelsverkeer een stevige extra inzet nodig is, is besloten een project Lelystad Airport in te richten. In de Kamerbrief van 21 februari (Kamerstukken II 2017–2018, 31 936, nr. 462) wordt ingegaan welke concrete stappen er moeten worden gezet in de richting van de opening van de luchthaven. Belangrijke stappen waarvoor extra inzet nodig is zijn bijvoorbeeld het wijzigen van het Luchthavenbesluit en het organiseren van een monitoringsprogramma. Er wordt rekening mee gehouden dat de besluitvorming over Lelystad Airport ook financiële consequenties kan hebben.

5. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Eind 2017 is het plan van aanpak voor de luchtruimherziening opgeleverd. Dit plan is een opstap naar een projectplan dat in het najaar van 2018 gereed is en dient in de eerste plaats om richting en invulling te geven aan de stappen in 2018. Het project wordt gezamenlijk uitgevoerd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Defensie, het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK), Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en Maastricht Upper Area Control Centre (MUAC). Participatie en internationale samenwerking staan centraal in de aanpak. In het project zullen met voorrang acties worden ingezet om waar mogelijk reeds voor 2023 verbeteringen te realiseren.

Door middel van jaarlijkse voortgangsbrieven wordt de voortgang gemeld van hoe en wanneer de luchtverkeersleidingsorganisaties uitvoering geven aan de beoogde luchtruimwijzigingen en aan de aanpassingen aan het luchtverkeersleidingsysteem. Daarnaast is de uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening een belangrijk aspect.

6. Omgevingsmanagement

Vanuit het ministerie staat een transparante en zorgvuldige besluitvorming voor luchtvaart voorop. Met ruime betrokkenheid voor de omgeving en belanghebbenden. De Luchtvaartnota en de opgaven voor de herziening van het luchtruim, Schiphol na 2020 en Lelystad zijn projectmatig opgezet. Dat maakt het mogelijk om te sturen op het gebied van de projectbeheersing, het risicomanagement en de planning en op het gebied van het omgevings- en besluitvormingsmanagement. Daartoe worden voorzieningen getroffen om genoemde functies op professionele wijze uit te voeren. Bijzondere aandacht daarin heeft het omgevingsmanagement en de bijbehorende vormen van participatie, communicatie en het borgen van expertise en inzichten vanuit diverse invalshoeken, ten einde een open en zorgvuldige besluitvorming te faciliteren. De hiervoor gereserveerde middelen worden ingezet om op professionele wijze de benodigde expertise aan te trekken en voor het organiseren van de betrokkenheid van de omgeving.

7. State Safety Programme (SSP)

Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015–2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 wordt uitvoering gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector. In 2018 is het SSP Actieplan geactualiseerd, resulterend in het SSP Actieplan 2018–2020. In 2019 wordt het State Safety Programme 2020–2024 opgesteld en aan de Kamer aangeboden.

8. Verminderen risico op vogelaanvaringen

Eind 2018 wordt een nieuw convenant vastgesteld om het vogelaanvaringsrisico voor de luchtvaart op Schiphol te verminderen. Grotendeels zullen de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol 2016–2018 worden gecontinueerd.

De maatregelen betreffen onder meer:

  • het ontwikkelen en toepassen van radardetectieapparatuur voor het monitoren van vogelbewegingen en het informeren van de vogelwachters over vogelbewegingen in het landingsterrein op de luchthaven;

  • maatregelen gericht op het populatiebeheer met als doel het aantal ganzen binnen de 10 km zone rond Schiphol te reduceren naar het aantal zoals vastgesteld in het Ganzenbeheerplan omgeving Schiphol 2018–2024;

  • beperkingen voor nieuwe vogelaantrekkende ruimtelijke bestemmingen in het gebied «beperking aantrekken vogels» zoals opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol;

  • maatregelen die gericht zijn op het beperken van het voedselaanbod in de omgeving van Schiphol bestaande uit het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst, zodat er geen graankorrels aan het oppervlak blijven liggen waar ganzen op kunnen foerageren en het ontwikkelen van alternatieven voor de graanteelt.

9. Opdrachten Caribisch Nederland

Het betreft de aanschaf van apparatuur en installaties ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken en opleidingen, en de jaarlijks terugkerende kosten voor instandhouding van de luchtvaartpublicaties. Vanaf 2018–2020 betreft het ook de financiering van de wederopbouw van de Bovenwindse eilanden als gevolg van de orkanen in september 2017.

10. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht. KDC levert daarbij tevens een bijdrage aan het overheidsbeleid voor de ontwikkeling van Schiphol en de herindeling van het luchtruim.

17.01.02 Subsidies

Versneld onderwerken graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol.

Eén van de sporen in de aanpak om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren is het beperken van voedselaanbod in de omgeving van de luchthaven. De afgelopen jaren was er een subsidieregeling voor het bijdragen aan het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. Met ingang van 1 januari 2018 is voor de periode 2018–2022 is een nieuwe regeling van kracht op grond waarvan een vergoeding verstrekt kan worden. Agrarische ondernemers kunnen op vrijwillige basis deelnemen, met de deelnemers worden overeenkomsten gesloten.

Omgevingsraad Schiphol en Commissies Regionaal Overleg

IenW draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden, luchtvaartpartijen en brancheorganisaties met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,369 miljoen. De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2019 eveneens commissies voor regionaal overleg. In 2019 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 0,035 miljoen. In 2018 wordt een tussenevaluatie naar het functioneren van de commissies voor regionaal overleg opgeleverd. Naar aanleiding daarvan beziet het ministerie in overleg met de voorzitters van deze commissies of en zo ja welke verbeteringen doorgevoerd kunnen worden.

Leefbaarheidsfonds

Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in haar omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk hebben afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen aan de Stichting Leefomgeving Schiphol.

Het Rijk stelt maximaal € 10 miljoen ter beschikking, waarvan € 5,3 miljoen in 2016, € 2,9 miljoen in 2017, maximaal € 1,0 miljoen in 2019 en jaarlijks maximaal € 0,4 miljoen in de jaren 2020 en 2021.

Subsidie Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg

IenW stelt een subsidie beschikbaar aan de Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg voor de behandeling van klachten over de vliegbasis Geilenkirchen (AWACS) en de andere buitenlandse luchthavens in de grensregio met Limburg (Weeze-Niederrhein, Luik-Bierset). Gezien de specifieke situatie heeft IenW hiertoe besloten. Het gaat om buitenlandse luchthavens die milieueffecten hebben op Nederlands grondgebied, waarbij specifiek voor de vliegbasis Geilenkirchen sprake is van een bijzonder rijksbelang (militaire bescherming van ons land in NAVO-verband) en relatief hoge geluidsoverlast vanwege de AWACS-vliegtuigen. Voor de periode 2017–2019 bedraagt de subsidie jaarlijks maximaal € 0,075 miljoen.

Verbeteren luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

In de periode tot en met 2019 wordt jaarlijks maximaal € 0,05 miljoen beschikbaar gesteld aan de stichting AviAssist ten behoeve van het verbeteren van de luchtvaartveiligheid in de regio Zuidoost Afrika. IenW heeft het initiatief genomen om te zorgen dat in die regio kennis over luchtvaartveiligheid wordt gedeeld, maar vooral goed gebruikt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelstellingen ten aanzien van luchtvaartveiligheid zoals neergelegd in het State Safety Programme.

Bovenstaande begrotingsvermeldingen voor de Omgevingsraad Schiphol en Commissies Regionaal Overleg, Leefbaarheidsfonds, Klachtentelefoon luchtverkeer Limburg en verbeteren luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika, vormen de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, Algemene wet bestuursrecht.

Corporate Biofuel Programme

IenW is per 1 oktober 2016 toegetreden tot het KLM Corporate Biofuel Programme. De bijdrage van € 0,2 miljoen aan het programma wordt door KLM voor 100% gebruikt om duurzame biokerosine in te kopen en draagt daarmee bij aan de vergroening van de luchtvaartsector.

Incidentele subsidies

Ondersteuning luchtverkeersdienstverlening Bonaire

Om een onaanvaardbare stijging in de tarieven voor het gebruik van luchtverkeersdienstverlening op en rond Bonaire International Airport te voorkomen, zal IenW een deel van de kosten voor het leveren van de dienst door Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider (DC-ANSP) dekken via subsidiering. Zonder deze bijdrage zouden de tarieven dusdanig sterk stijgen dat een mogelijke verstoring van de markt zal optreden, met bijbehorend negatief effect op de lokale gemeenschap.

De bijdrage in 2018 en in 2019 bedraagt maximaal € 0,65 miljoen per jaar.

Subsidie luchthaven Twente

Area Development Twente (ADT) ontvangt van IenW een subsidie van maximaal € 0,9 miljoen voor het doen van luchtzijdige investeringen voor de ontwikkeling van luchthaven Twente (onder de voorwaarde dat de bijdrage voldoet aan de regels voor staatssteun) en voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar de mogelijkheden voor een remote tower concept voor luchtverkeersdienstverlening. Deze subsidie vloeit voort uit het amendement Koopmans (Kamerstukken II 2007–2008, 31 200 XII, nr. 60) en geeft invulling aan de afspraken uit de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Kamerstukken II 2009–2010, 31 936, nr. 17).

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving.

17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Kroatië, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2019 een bedrag uitgegeven van € 1,476 miljoen, waarvan € 1,311 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

17.01.06 Bijdragen aan ZBO’s (LVNL)

Ten behoeve van het geschikt maken van de Soesterbergradar voor burgermedegebruik wordt een bijdrage van maximaal € 0,1 miljoen verstrekt aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

Garantie LVNL

Het luchtvaartbegeleidingssysteem van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) nadert het einde van zijn technische levensduur en dient te worden vervangen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de huisvesting voorzien. Hiervoor gaat LVNL bij het Ministerie van Financiën leningen aan voor een totaalbedrag van € 165 miljoen. In het kader van de regelgeving met betrekking tot schatkistbankieren stelt het Ministerie van IenW zich garant voor deze leningen.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid van het transport over water.

  • IenW draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water en Maritiem.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie 2017

Streefwaarde 2018 en 2019

Hoofdtransportas

67%

68%

69%

70%

68%

66%

66%

85%

Hoofdvaarweg

79%

78%

80%

80%

80%

80%

80%

75%

Overige vaarweg

92%

93%

92%

92%

91%

91%

88%

70%

Bron: RWS, 2018

Toelichting

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de corridors tussen Zeeland en Rotterdam. Voor de sluizen op die corridors lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van deze capaciteit.

De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren wel ruim voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

20161

2017

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

47,8

47,2

47,9

47,5

47,2

48,1

48,3

47,9

Mainport Rotterdam

34,9

37,0

36,3

37,0

36,6

36,2

37,3

37,6

37,2

Overige Nederlandse Zeehavens

10,0

10,8

10,9

10,9

10,9

11,0

10,8

10,7

10,7

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad; 2011–2015 IenW;

X Noot
1

vanaf 2016 Havenbedrijf Rotterdam op basis van cijfers ESPO. ESPO beschouwt daarin alleen de Nederlandse havens van Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. In eerdere jaren zijn ook de havens van Moerdijk en Groningen in het overzicht meegenomen. Deze worden niet meegenomen door ESPO.

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

«Totaal Nederlandse Zeehavens» laat in 2017 weer een lichte daling van het marktaandeel zien ten opzichte van 2015 en 2016. Met name Mainport Rotterdam laat in 2017, na een lichte stijging in 2016, weer een lichte daling van het marktaandeel zien.

Deze lichte daling van het marktaandeel is te wijten aan dalingen in het droog massagoed en het nat massagoed. Deze daling werd deels gecompenseerd door een sterkere groei van voornamelijk containers. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens is gelijk gebleven.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

 

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

Aantallen

               

Handelsvaart

725

769

800

822

808

790

771

761

Zeesleepvaart

249

235

247

260

258

275

288

291

Waterbouw

120

156

169

168

167

171

171

176

Totaal

1.094

1.160

1.216

1.250

1.233

1.236

1.230

1.228

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

               

Handelsvaart

6.075

6.883

6.740

7.045

6.978

6.572

6.411

6.275

Zeesleepvaart

310

290

362

347

360

409

423

444

Waterbouw

450

513

531

533

537

531

542

572

Totaal

6.835

7.686

7.633

7.925

7.875

7.512

7.376

7.291

 

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

                 

Aantallen

               

Handelsvaart

433

422

408

403

403

432

451

458

Zeesleepvaart

459

456

477

498

519

512

502

499

Waterbouw

63

55

55

52

52

62

62

63

Totaal

955

933

940

953

974

1.006

1.015

1.020

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

               

Handelsvaart

5.259

5.232

5.072

5.517

5.987

6.500

7.203

7.700

Zeesleepvaart

1.011

1.298

1.640

1.612

1.643

1.740

2.239

1.706

Waterbouw

251

210

264

248

285

312

322

328

Totaal

6.521

6.740

6.976

7.377

7.915

8.552

9.764

9.734

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2018. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

X Noot
1

Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: veiligheid scheepvaart
 

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)

 

2005

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO)

1

 

1

0

4

2

0

0

2

2

Ernstige scheepvaartongevallen (ESO)

4

 

9

4

15

13

12

11

8

11

Totaal

5

 

10

4

19

15

12

11

10

13

 

Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1

Aantal significante scheepsongevallen

96

 

164

159

161

136

138

158

164

161

                     
 

Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)

Aantal doden

7

 

4

8

4

9

4

6

7

8

Aantal gewonden

49

 

45

63

58

27

44

35

38

33

Bron: RWS, 2017, Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Toelichting

In 2017 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee tien ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) en twee ZESO’s (zeer ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. De tien ESO’s zijn als volgt onderverdeeld: koopvaardij (acht), visserij (een) en recreatievaart (een). De twee ZESO’s zijn als volgt onderverdeeld: Koopvaardij (een) en recreatievaart (een).

Onder het totaal van 1.122 ongevallen waren er 161 ernstige scheepsongevallen 2017 op het binnenwater (inclusief de zeehavens). Hierbij was sprake van grote materiële schade aan schip, lading of infrastructuur, met milieuschade, stremming van de vaarweg of (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden als gevolg. Deze ernstige ongevallen zijn de zogenaamde significante ongevallen.

In 2017 waren er 8 dodelijke slachtoffers te betreuren in vier van alle geregistreerde scheepsongevallen, waarbij tweemaal 3 slachtoffers te betreuren waren.

Beleidswijzigingen

De met de Rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015–2025 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2019 voortgezet, evenals de samenwerking tussen de rijksoverheid en de maritieme sector bij de uitwerking van de Maritieme Strategie. De basis voor deze samenwerking wordt gevormd door een op 22 februari 2018 vastgesteld werkprogramma, waarin de prioriteiten op het gebied van zeevaart, zeehavens, binnenvaart en de maritieme maakindustrie voor de komende jaren zijn vastgelegd (Kamerstukken II 2017–2018, 31 409, nr. 184). Het werkprogramma heeft een doorlooptijd tot en met 2021 en adresseert voor 2019 onder meer de volgende onderwerpen: verbetering van het scheepsregister, Smart Shipping, structuurversterking binnenvaart, vergroening zeevaart/binnenvaart en beroepskwalificaties binnenvaart.

Daarnaast is in het regeerakkoord aangegeven dat met de zeevaart-, de binnenvaart- en de havensector een green deal zal worden afgesloten omdat in deze sectoren nog veel milieuwinst is te behalen. De voorbereidende werkzaamheden voor deze green deal hebben eind 2017 een aanvang genomen en de green deal zal zo mogelijk nog in 2018 worden ondertekend. De uitvoering van de green deal start in 2019.

Bij brief van 5 december 2016 (Kamerstukken II 2016–2017, 32 861, nr. 22) is de beleidsdoorlichting van artikel 18 aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit de beleidsdoorlichting komt naar voren dat het merendeel van de beleidsinstrumenten op het gebied van zeevaart, binnenvaart en zeehavens doeltreffend is ingezet en een positieve bijdrage is geleverd aan de doelstelling van artikel 18. Op het terrein van doelmatigheid bleek het lastiger deze relatie te leggen, hoewel voor een groot deel van de instrumenten één of meer waarborgen zijn aangetroffen voor een doelmatige uitvoering. Om het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleidsinstrumentarium te vergroten is aangesloten bij het nieuwe werkprogramma voor de Maritieme Strategie en zeehavens van begin 2018. Bij de daarin geformuleerde maatregelen is steeds per maatregel aangegeven hoe de doelmatigheid en doeltreffendheid zal worden beoordeeld. Bij de tussentijdse evaluatie van het werkprogramma (twee jaar na de vaststelling) kan besloten worden of het wenselijk is om nieuwe indicatoren of kengetallen op te nemen in de begroting.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 18 Scheepvaart en havens (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

30.825

73.325

6.070

4.056

4.087

4.081

4.667

Uitgaven:

29.409

41.380

38.555

34.664

4.535

4.529

5.115

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

18.01

Scheepvaart en havens

29.409

41.380

38.555

34.664

4.535

4.529

5.115

18.01.01

Opdrachten

18.207

30.368

31.763

30.269

1.904

1.897

1.929

 

– Topsector logistiek

16.810

18.588

17.590

15.231

0

0

0

 

– Caribisch Nederland

141

9.712

12.400

12.900

100

100

100

 

– Overige opdrachten

1.397

2.068

1.773

2.138

1.904

1.897

1.929

18.01.02

Subsidies

8.505

8.065

4.172

1.764

0

0

0

 

– Topsector logistiek

7.775

6.489

4.104

1.764

0

0

0

 

– Overige subsidies

730

1.576

68

0

0

0

0

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.137

1.345

988

999

999

1.000

1.479

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.137

1.175

988

999

999

1.000

1.479

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

1.559

1.602

1.632

1.632

1.632

1.632

1.632

 

Ontvangsten

794

200

0

784

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

1.185.804

1.038.016

982.625

847.779

762.574

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

105.584

149.711

85.151

14.651

0

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

1.291.388

1.187.727

1.067.776

862.430

762.574

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

15.03

Aanleg

364.110

356.991

344.833

144.980

75.576

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

17.475

969

255

255

255

Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

17.475

969

255

255

255

waarvan

         

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

17.475

969

255

255

255

Extracomptabele verwijzing naar artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 20.05 Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

waarvan

         

20.04

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

0

0

0

0

Voor de periode 2019–2023 staan geen bedragen geraamd en zijn derhalve geen bedragen zichtbaar.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Accijnsvrijstelling communautaire wateren

  • Willekeurige afschrijving zeeschepen

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

120

115

Afdrachtvermindering zeevaart

111

111

110

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Dat geldt ook voor het opdrachtenbudget voor IenW opdrachten voor de topsector Logistiek dat eveneens juridisch verplicht is.

Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.

18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten
  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • Het werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018–2021 is vanaf 2018 als onderdeel van het integrale werkprogramma ter uitvoering van de Maritieme Strategie doorgezet.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de topsector Logistiek worden in 2019 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. De opdrachten en subsidies hebben betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten.

18.01.02 Subsidies

Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de gestarte activiteiten via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt IenW in totaal € 1,07 miljoen aan contributies in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan gaat circa € 0,5 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast worden bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP), de Donaucommissie en de North Atlantic Ice Patrol.

Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European IWT platform opgericht. Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds zal gedurende 10 jaar een bedrag van € 450.000 per jaar aan het IWT uitgekeerd worden.

Beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

Algemene doelstelling

IenW zet zich in de internationale arena in voor een klimaatbestendige en duurzame infrastructuur en leefomgeving. Zo heeft Nederland zich gecommitteerd aan de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals/ SDG’s), waardoor de Nederlandse innovaties en kennis ook buiten de landgrenzen kunnen worden ingezet voor het realiseren van die doelen. Daarbij zet IenW voor het agenderen van onderzoek en beleid, de ontwikkeling van internationale beleidsinstrumenten, uitwisseling van kennis en expertise, het creëren van draagvlak en het versterken van marktkansen voor Nederlandse IenW sectoren, gericht in op internationale samenwerking met overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen om de klimaatweerbaarheid, duurzaam waterbeheer, slimme en groene mobiliteit en circulaire economie in binnen- en buitenland te versterken.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister van IenW regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale transport- en milieubeleid. Meer specifiek is de Minister van IenW verantwoordelijk voor:

  • De uitvoering van de voor IenW relevante SDG's uit de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling en de verantwoording aan de Tweede Kamer daarover.

  • De regie op de internationale aspecten van het IenW-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad, de UNECE, de OESO, OESO-ITF en UN Environment.

  • Het opstellen en uitdragen van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema's.

De nationale en Europese beleidscoördinatie op het gebied van satellietnavigatie en de IenW inzet op het gebruik satelliet-data en satelliet-navigatie. Het internationale IenW beleid vindt niet alleen zijn grondslag in dit beleidsartikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenW zijn bij de betreffende artikelen vermeld. De Minister van Buitenlandse Zaken coördineert het internationale beleid ten behoeve van geïntegreerde besluitvorming door het Kabinet. De Minister van BHOS coördineert de Nederlandse inzet op de SDG’s.

Stimuleren

De Minister van IenW ontplooit ook diverse activiteiten om de nationale doelen van de transities naar een circulaire economie, een klimaatbestendige inrichting van de leefomgeving en duurzame mobiliteit te versterken door verbinding met internationale activiteiten.

  • Het onderhouden van een netwerk met lidstaten, EU-instellingen en mondiale organisaties, denktanks en non-gouvernementele organisaties. Dit netwerk is cruciaal om tijdig (nieuwe) internationale ontwikkelingen te signaleren die van invloed (kunnen) zijn op de IenW-terreinen en het ontwikkelen van een visie en strategie voor de internationale beleidsinzet.

  • Voor ondersteuning van beleidsontwikkeling neemt IenW deel aan diverse bilaterale en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen.

  • Gerichte financiële ondersteuning van het werk van (inter)nationale organisaties die zich inzetten voor de bevordering van internationale samenwerking en overdracht/uitwisseling van kennis.

  • Ten slotte zet IenW samen met andere deelnemende staten en actoren in op het bevorderen van concrete internationale samenwerking en activiteiten in internationale multi-stakeholderpartnerschappen, zoals het Global Partnership for Marine Litter en de Climate and Clean Air Coalition.

(Doen) Uitvoeren

IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De opdracht verlening en de bijbehorende budgetten aan het RIVM en de RVO worden binnen IenW op één plaats verantwoord en centraal gecoördineerd. Doel hiervan is het verbeteren van overzicht op en flexibiliteit binnen de totale opdracht, kwaliteitsverbetering van het hele opdrachtproces (goed opdrachtgeverschap) en terugdringen van de administratieve lasten.

De Minister laat onder meer de volgende werkzaamheden uitvoeren:

  • Uitvoering van subsidieregelingen en -programma’s en beleidsondersteunende werkzaamheden (zoals beleidsadviezen) door de RVO.

  • Het RIVM voert als kennisinstituut op het gebied van milieuproblematiek beleidsvoorbereidend en -onderbouwend onderzoek uit. Daarnaast ondersteunt het RIVM het milieubeleid bij een groot aantal (vaak wettelijk vastgelegde) reguliere taken, zoals monitoring- en rapportageverplichtingen en stoffenbeoordelingen.

Indicatoren en Kengetallen

De IenW ambities kunnen door de hoge mate van verwevenheid met de internationale arena alleen maar effectief worden gerealiseerd in internationaal verband. Dit is niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Het opnemen van kwantitatieve meetbare indicatoren gerelateerd aan het te realiseren doel is in dit verband zelden relevant of toepasselijk.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

– 51.003

57.235

44.302

45.658

45.755

45.114

44.966

Uitgaven:

70.475

55.413

46.164

46.467

46.672

45.205

44.857

Waarvan juridisch verplicht

   

94%

       

19.011

Tegengaan klimaatverandering

17.676

0

0

0

0

0

67

19.01.01

Opdrachten

3.401

0

0

0

0

0

0

19.01.02

Subsidies

2.613

0

0

0

0

0

0

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

11.662

0

0

0

0

0

67

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

424

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan NEa

8.127

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

3.111

0

0

0

0

0

67

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

52.799

55.413

46.164

46.467

46.672

45.205

44.790

19.02.01

Opdrachten

2.647

7.413

6.234

7.495

8.636

7.150

6.723

 

– Uitvoering CDM

47

43

0

0

0

0

0

 

– RIVM

             
 

– RVO

             
 

– Interreg

0

546

277

244

244

244

244

 

– Overige opdrachten

2.600

6.824

5.957

7.251

8.392

6.906

6.479

19.02.02

Subsidies

650

839

967

0

0

0

0

 

– Interreg

650

839

967

0

0

0

0

19.02.03

Bijdrage aan agentschappen

46.008

44.581

36.569

36.578

35.642

35.661

35.673

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

34.755

32.162

27.274

27.284

27.257

27.275

27.287

 

– waarvan bijdrage aan RVO

11.003

12.086

9.090

9.089

8.284

8.285

8.285

 

– waarvan bijdrage aan RWS

250

333

205

205

101

101

101

19.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

3.493

2.580

2.394

2.394

2.394

2.394

2.394

 

Ontvangsten

198.796

431

0

0

0

0

0

X Noot
1

Vanwege de herverkaveling zijn de budgetten voor klimaat op artikel 19 overgeboekt naar EZK. Dit is de reden dat de budgettaire gevolgen op artikelonderdeel 19.01 vanaf 2018 op nul uitkomen.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

Budgetflexibiliteit

De financiering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van de opdrachten aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter.

Ook de bijdrage aan de doorontwikkeling van het satellietinstrument TROPOMI is meerjarig juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk (inter)nationaal onderzoek, onderzoekprogramma’s en toekenningen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu- en ruimtevaartbeleid.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

Toelichting op de financiële instrumenten

19.02.01 Opdrachten

Interreg

Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. Hiermee wordt de deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg bevorderd. De stimulering via de Interreg-subsidieregelingen is hieronder bij 19.02.02 vermeld.

Overige opdrachten

Het Ministerie van IenW verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten, onder andere op het gebied van ruimtedata, satellietdata en infrastructuur waaronder de doorontwikkeling van het satelliet instrument TROPOMI en het beheer van de Publieke Dienst Galileo. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van de Sustainable Development Goals, activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfsleven missies, en het ondersteunen en faciliteren van delegaties bij internationale bijeenkomsten.

19.02.02 Subsidies

Interreg

Dit betreft uitgaven in het kader van subsidieregelingen ter stimulering van deelname door Nederlandse partners aan de Europese Interreg-subsidieprogramma’s Europe, North West Europe en North Sea Region. Via de PSR-regeling (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10986) worden subsidies verstrekt in de voorbereiding en indiening van Interreg-projectvoorstellen. Via de Cofinancieringsregeling (Stcrt. 2015, 30863) kunnen partners een bijdrage krijgen in hun aandeel in de projectkosten.

19.02.03 Bijdragen aan agentschappen

RIVM en RVO

IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleid onderbouwend onderzoek).

RWS

Dit betreft de bijdrage voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van de Antarcticaregelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationale beleid van IenW.

19.02.05 Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Het Ministerie van IenW kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter-)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van het desbetreffende verdrag of de organisatie.

In onderstaande tabel zijn de verwachte bijdragen en contributies voor 2019 vermeld.

Bedragen x € 1.000

United Nations Environment Programme (UNEP)

615

VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)

83

VNECE CLRTAP Coordination Centre for Effects

90

VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)

20

Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)

50

Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)

95

Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)

95

OESO Programme on Chemical Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)

35

Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levende ggo's)

50

VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)

45

VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)

30

VN Minamata-verdrag (regulering kwik emissies)

100

China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)

100

Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)

20

International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)

178

Totaal

1.606

Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele en vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenW ondersteunen.

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenW de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenW verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en (zo nodig) de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en plafonds hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit en op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies;

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het toezicht op de naleving van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving;

  • De implementatie van de geluidregelgeving (wet SWUNG) waarmee een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen wordt beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Lagere overheden worden ondersteund om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenW:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het Actieprogramma Luchtkwaliteit6 en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen;

  • Een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-streefwaarden, dit om de gezondheidsrisico’s terug te dringen.

  • Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL en het Actieplan Luchtkwaliteit om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijnstof in 2011 en voor NO2 in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.

Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. De achtste rapportage is reeds aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2017–2018, 30 175, nr. 268).

Kengetal: Tegengaan geluidhinder (kengetallen sanering verkeerslawaai, aantal woningen)
 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

Aantal woningen

Rijkswegen inclusief betreffende A-lijst woningen

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990–2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitgevoerd 2012

549

3.031

1.125

4.705

Uitgevoerd 2013

831

3.000

2.784

6.615

Uitgevoerd 2014

56

704

3.000

397

4.157

Uitgevoerd 2015

22

2.311

2.000

434

4.767

Uitgevoerd 2016

 

740

1.600

1.832

4.172

Uitgevoerd 2017

0

1.067

200

1.253

2.520

Planning 2018

0

83

400

3.508

3.991

Planning 2019

0

675

400

3.000

4.075

Aangepast restant per eind 2019

11.420

40.002

15.074

244.746

311.242

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) https://www.bureausaneringverkeerslawaai.nl/

Toelichting

Deze cijfers hebben betrekking op de sanering verkeerslawaai die onder regime van de Wet Geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering vanwege rijksinfrastructuur die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de Wet milieubeheer. Deze sanering is opgenomen onder beleidsartikel 14.

In 2018 wordt de resterende saneringsvoorraad nader beschouwd en opgeschoond. Naar verwachting zal de voorraad afnemen, omdat woningen niet langer voor saneringsmaatregelen in aanmerking komen.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010 en 2014, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.1
 

1990

2000

2005

2010

2010

2015

2020

20202

2030

2030

         

NEC- Richtlijn

Realisatie

Raming

Herziene NEC-Richtlijn

Raming

Herziene NEC-Richtlijn

SO2

193

73

64

34

50

30

30

46

30

30

NOx

604

420

369

300

260

228

177

203

130

 

NH3

369

178

156

135

128

128

117

136

109

123

NM VOS3

490

244

181

165

185

139

143

167

145

154

PM2,5

51

28

22

17

 

13

10,4

14

9,6

12

Bronnen: de informatie over de gerealiseerde en geraamde emissies zijn afkomstig uit «Informative Inventory Report 2017» (RIVM Rapport 2017_0002). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. (http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2017/April/Informative_Inventory_Report_2017_Emissions_of_transboundary_air_pollutants_in_the_Netherlands_1990_2015)

X Noot
1

Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast. Zie ook toelichting.

X Noot
2

Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van de Richtlijn inzake nationale emissie reductieverbintenissen inzake bepaalde stoffen in de lucht (2016/2284), waarin reductiepercentages zijn opgenomen ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het herziene Gotenburgprotocol, dat binnenkort zal worden geratificeerd.

X Noot
3

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van de National Emission Ceilings (NEC) (richtlijn (EU) 2016/2284). In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast doordat deze nieuwe inzichten met terugwerkende kracht ook worden meegenomen in de emissiecijfers van voorgaande jaren.

Beleidswijzigingen

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is verlengd tot aan de invoering van de Omgevingswet. Er resteren namelijk nog enkele knelpunten, zoals die in enkele gebieden met intensieve veehouderij (fijnstof) en bij binnenstedelijke gebieden (NO2). Met name daar is het gewenst de NSL-aanpak nog enige tijd voort te zetten en te monitoren. Ook wanneer de knelpunten zijn opgelost, kunnen zich gezondheidsrisico’s voordoen vanwege luchtverontreiniging. Het streven is een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, zo wordt toegewerkt naar de WHO-streefwaarden.

Begin 2019 zal het IBO luchtkwaliteit worden afgerond. In overleg met medeoverheden, belangenorganisaties en bedrijfsleven wordt in 2019 het Schone Lucht Akkoord gepresenteerd, de uitkomsten van het IBO worden hierbij betrokken.

Waar het gaat om geluidsanering is het van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Met het oog op een kostenefficiënte inzet van de beschikbare middelen voor de geluidsanering langs de rijksinfrastructuur (Meerjarenprogramma Geluidsanering) is in 2016 en 2017 de regelgeving beperkt aangepast. Op basis hiervan worden de komende jaren saneringsplannen vastgesteld en in uitvoering genomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 20 Lucht en Geluid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

17

17.347

24.825

27.432

28.507

28.596

30.450

Uitgaven:

20.563

32.227

27.603

27.632

28.507

28.596

30.450

Waarvan juridisch verplicht

   

98%

       

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

20.563

32.227

27.603

27.632

28.507

28.596

30.450

20.01.01

Opdrachten

6.507

4.662

3.107

2.763

2.782

2.782

2.782

 

– Verkeersemissies

2.446

604

0

0

0

0

0

 

– Geluid- en luchtsanering

3.725

3.912

3.107

2.763

2.782

2.782

2.782

 

– Overige opdrachten

336

146

0

0

0

0

0

20.01.02

Subsidies

0

0

0

0

0

0

0

 

– Euro 6 en Euro-VI

0

0

0

0

0

0

0

 

– Verkeersemissies

0

0

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

0

0

0

0

0

0

0

20.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.722

921

1.530

1.539

1.527

1.546

1.556

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.722

921

1.530

1.539

1.527

1.546

1.556

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

11.213

26.254

22.552

23.039

23.742

23.812

25.656

 

– NSL

0

11.239

0

0

0

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

11.213

15.015

22.552

23.039

23.742

23.812

25.656

 

– Overige bijdrage medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

20.01.07

Bekostiging

1.121

390

414

291

456

456

456

 

Ontvangsten

179

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterreinen geluid en voor onderzoek ECN.

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van geluidhinder en luchtkwaliteit. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenW zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.

20.01.03 Bijdragen aan agentschappen

RWS

De voornaamste werkzaamheden voor de bijdragen aan RWS zijn voor luchtkwaliteit en geluid onder meer het geven van inhoudelijk advies, het uitvoeren van (literatuur)onderzoek en het verzorgen dan wel ondersteunen van rapportages. Voor het NSL betreffen de werkzaamheden van RWS het verzorgen van het secretariaat.

20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen is in 2018 voorzien.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenW een deel van het milieuonderzoeksprogramma van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenW.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie7 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;

  • Het coördineren van het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2015–20208.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:

De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • Investeringen in productietechnieken met een lagere milieuschade. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL) en Groen Beleggen;

  • Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) bij zowel het Rijk als decentrale overheden te vergroten/versterken, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen.

Indicatoren en Kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Over de stand van zaken in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd («Meten van SDGs, een eerste rapportage voor Nederland», CBS, november 2016). Ook is hierop aansluitend vanaf Verantwoordingsdag 2018 de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart door het CBS beschikbaar, als opvolger van de Monitor Duurzaam Nederland (brief mEZ, december 2016).

Voor het Rijksbrede programma Circulaire Economie is door het Planbureau voor de Leefomgeving, Centraal Bureau voor de Statistiek en het RIVM samen met de Universiteit Utrecht een monitoringprogramma ontwikkeld met indicatoren en een nulmeting, zoals gevraagd in de motie-Van Veldhoven c.s. (Kamerstukken II 2016–2017, 32 852, nr. 36). Dit werd op 15 januari 2018 aangeboden aan de Kamer als bijlage bij de brief van de Staatssecretaris van IenW (Kamerstukken II 2017–2018, 32 852, nr. 53). Ook voor de transitieagenda’s Biomassa en Voedsel, Kunststof, Consumentengoederen, Maakindustrie en Bouw werden indicatoren en een sturingsprogramma ontwikkeld in 2018 en vanaf de ontwikkeling gemonitord.

Voor het afvalbeleid zijn doelen vastgesteld in het Landelijk Afvalplan (LAP), waaronder:

  • Beperking van het afval aanbod door huishoudens en bedrijven, bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. LAP3 is eind 2017 in werking getreden.

  • Preventie van afvalstoffen, zodanig dat de in de periode 1985–2014 bereikte ontkoppeling tussen de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de ontwikkeling van het totale afvalaanbod wordt versterkt. Dit houdt in dat het totaal afvalaanbod in 2023 niet groter mag zijn dan 61 Mton en in 2029 niet groter mag zijn dan 63 Mton.

  • Het van 2012 tot 2022 halveren van de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie «verlaat» via afvalverbrandingsinstallaties en/of stortplaatsen (in 2012 betrof dit bijna 10 Mton).

Onderstaande grafieken laten cijfers realisatie afvalaanbod versus doelstelling (grafiek 1) zien. Afvalverwerking: storten, recyclen en verbranden (tabel 2). Tabel 3 is een weergave van het werkelijke afval als deze de groei van het bbp zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen van 10 Mton in 2012 naar circa 4,5 Mton in 2022. Dat moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling. De hoeveelheid huishoudelijk restafval is afgenomen terwijl de hoeveelheid bedrijfsafval is toegenomen. Het is aannemelijk dat voor dat laatste de aantrekkende economie een rol in speelt.

Grafiek1

Grafiek1

Bron: RWS leefomgeving

Grafiek 2

Grafiek 2

Bron: RWS leefomgeving

Grafiek 3

Grafiek 3

Bron: RWS leefomgeving

Beleidswijzigingen

Het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050» geeft richting aan alle inspanningen die IenW (en de overige departementen) doet om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. Op 15 januari 2018 zijn 5 transitie-agenda’s aangeboden aan het kabinet. Dat zijn voorstellen hoe het «Nederland Circulair in 2050» versterkt kan worden in samenwerking met maatschappelijke partijen. Het kabinet bepaalt welke inzet gepleegd gaat worden hiervoor. Die inspanningen zullen opgenomen worden in een uitvoeringsprogramma voor de komende periode.

Het derde circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 16 januari 2018 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt evenals de beide vorige pakketten de Nederlandse ambities voor een circulaire economie voor de komende periode. Het derde pakket bevat, naast een rapport over kritieke primaire grondstoffen, de kunststoffenstrategie en het snijvlak van stoffen-, product- en afvalstoffenwetgeving, tevens de voorstellen van de Commissie ten aanzien van monitoring van de transitie naar een circulaire economie. Over de wijzigingsvoorstellen van de Commissie is inmiddels overeenstemming bereikt tussen Raad, parlement en Commissie. De voornaamste maatregelen betreffen de doelstelling voor inzameling van huishoudelijk afval, uitfaseren van storten, uitbreiding van de producenten verantwoordelijkheid, avalpreventie, en verbetering in de toepassing van de concepten «einde-afval» en «bijproducten».

De Minister zet zich blijvend in voor een ambitieus circulair economiebeleid dat de transitie in Europa en daarmee in Nederland ondersteunt op basis van een gelijk speelveld voor bedrijven en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Tevens is het stimuleren van de Europese markt voor secundaire grondstoffen een randvoorwaarde voor de transitie. Het streven is om de positie van Nederlandse bedrijven die bijdragen aan een circulaire economie te versterken. Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). Dat betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen.

In 2019 komt het onderzoek van het RIVM naar de effecten van het programma «Transitiegericht Inkopen» uit de klimaatenveloppe 2018 beschikbaar. Ook gaat het RIVM in 2019 het onderzoek van 2017 naar de effecten van MVI herhalen om inzicht te krijgen in de voortgang.

Het Ministerie van IenW werkt ook aan de verduurzaming van zijn eigen beleid, uitvoering en bedrijfsvoering en heeft daarvoor ook een eigen Actieplan MVI opgesteld. Gekozen is om hierbinnen inhoudelijk prioriteit te leggen op acties gericht op circulaire economie en klimaat.

Voor de uitvoering van de kabinetsreactie voor de delen waarvoor IenW verantwoordelijk is, worden binnen de IenW begroting middelen vrijgemaakt. Voor 2019 en 2020 maakt het kabinet in totaal € 16 miljoen vrij. Deze middelen worden ingezet voor o.a.: de rijksbrede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema's uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda's waar IenW voor verantwoordelijk is.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 21. Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

– 4.746

61.855

27.673

25.639

17.662

17.691

16.316

Uitgaven:

21.741

60.014

27.462

25.639

17.662

17.691

16.316

Waarvan juridisch verplicht

   

84%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

618

284

1.188

1.247

1.247

847

847

21.04.01

Opdrachten

618

284

1.188

1.247

1.247

847

847

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

21.05

Duurzame Productketens

20.445

25.325

25.436

23.470

15.493

15.522

14.147

21.05.01

Opdrachten

10.724

7.637

13.503

13.722

5.793

5.821

5.821

 

– Uitvoering Duurzame productketens

9.274

5.578

13.139

13.357

5.428

5.456

5.456

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

1.450

0

0

0

0

0

0

21.05.02

Subsidies

2.541

10.140

4.216

2.031

2.003

2.004

629

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

0

4.291

3.559

1.374

1.374

1.375

0

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

7.180

7.078

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

 

– waarvan bijdrage aan RWS

7.180

7.078

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

21.05.06

Bijdrage aan ZBO en RWT

0

470

470

470

450

450

450

21.06

Natuurlijk kapitaal

678

550

838

922

922

1.322

1.322

21.06.01

Opdrachten

678

550

838

922

922

1.322

1.322

21.06.02

Subsidies

0

0

0

0

0

0

0

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

21.07

Duurzame mobiliteit

0

33.855

0

0

0

0

0

21.07.01

Opdrachten

0

5.343

0

0

0

0

0

21.07.02

Subsidies

0

23.746

0

0

0

0

0

21.07.03

Bijdrage aan agentschappen

0

4.766

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

2.271

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

618

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele fiscale regelingen

Extracomptabele verwijzingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

Vrijstelling groen beleggen box 3

44

39

37

Heffingskorting groen beleggen

27

26

25

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

114

99

107

VAMIL

27

40

32

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten.

De budgettaire reeks Caribisch Nederland heeft betrekking op de wederopbouw van Saba en Sint-Eustatius en verbetering van het afvalbeheer op Bonaire en Sint-Eustatius.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa en ecosystemen.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en stimuleren van circulair ondernemen.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van «Nederland circulair in 2050». Dit betreft vooral de uitvoering van de prioriteiten kunststoffen, consumptiegoederen en het gedeelte infrastructuur van de prioriteit bouw.

Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

21.05.02 Subsidies

Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast wordt subsidie verleend in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidcriteria.

De middelen voor de ontwikkeling van het afvalbeheer Bonaire en voor wederopbouw, ten behoeve van herstelwerkzaamheden na de geleden orkaanschade (IRMA), ten aanzien van het afvalbeheer Saba en Sint Eustatius staan op een subsidiebudget vanaf 2018.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS in het kader van de transitie naar een Circulaire Economie (CE). Het betreft hier ook een opdracht aan RWS voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens in kader van het borgen van het natuurlijk kapitaal zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.

Verder betreft dit de opdracht aan RWS voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. RWS wordt gevraagd om de relatie inzichtelijk te maken tussen de inzet van biotische materialen en de gevolgen voor materiaalgebruik, CO2-emissies en energiegebruik. Verder levert RWS ondersteuning van Green Deals en de City Deal Circulaire Stad. Verder gaat het om enkele taken in verband met het stortplaatsendossier, informatie- en kennisoverdracht op het gebied van milieubeleid en -regelgeving voor de landbouw.

21.07 Duurzame Mobiliteit

Op dit artikelonderdeel werden in 2018 met name opdrachten, subsidies en agentschapsbijdragen betreffende duurzame mobiliteit verantwoord. Vanaf 2019 vindt deze verantwoording plaats op artikel 14.

21.07.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenW geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en industrie.

21.07.02 Subsidies

In het kader van de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie voor de transportsector (Kamerstukken II 2015–2016, 30 196, nr. 353) worden subsidies verstrekt voor technologieontwikkeling en innovatie duurzame mobiliteit en transport. De regeling DKTI is specifiek voor praktijktesten van initiatieven uit de markt, ondersteuning van de platforms die bij de uitvoering van de visie betrokken zijn en voor nationale bijdragen voor deelname aan Europese subsidieprojecten zoals calls van CEF, HORIZON en Fuel Cells land Hydrogen Joint Undertakings. Verder betreft dit budget voor de subsidie voor de uitreiking van de Koning Willem I-plaquette.

21.07.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op de beleidsterreinen duurzame mobiliteit en leefomgeving. Verder zit in deze bijdrage de opdracht vervat die het Ministerie van IenW jaarlijks aan de NEa verstrekt in het kader van de uitvoering van werkzaamheden op het gebied van energie en vervoer. Ook betreft dit een bijdrage aan het KNMI in het kader van Kenniscocreatie en kennislanding van wetenschap in beleid.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een gezonde en veilige leefomgeving. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven, de emissies van zeer zorgwekkende stoffen en het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Met dat laatste wordt een balans gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. De voorgenomen verplichting om asbestdaken te saneren is in 2015 aangekondigd en krijgt in 2018/2019 zijn juridische vormgeving. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • Waar nieuwe technologische ontwikkelingen aanleiding zijn om na te gaan of beleid en regelgeving daarmee nog in de pas lopen, kan het overwegen van nieuw of aanvullend beleid en regulering aan de orde zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe vormen van nanotechnologie en biotechnologie.

  • Het reduceren van de regeldruk wordt onder meer nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO12-taken hebben. De Minister heeft hierin een regisserende rol als voorzitter van het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) en als verantwoordelijke voor het VTH-stelsel.

  • Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn transport gevaarlijke stoffen.

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu bij activiteiten met GGO’s.

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor een gezonde en veilige leefomgeving vormen om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening of vergunningverlening, keuzes maken die invloed hebben op een gezonde en veilige leefomgeving. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Om de sanering van asbestdaken tijdig op gang te brengen wordt het voorgenomen verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is ingegaan. Naar verwachting zal het in totaal beschikbare bedrag van € 75 miljoen in 2019 volledig zijn besteed. In 2016 is een samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingsbedrijven en dat er een handhavingsprobleem ontstaat na inwerkingtreding van het verbod. Decentrale overheden verkennen momenteel de mogelijkheden voor financieringsconstructies, bijvoorbeeld gekoppeld aan andere verduurzamingsmaatregelen.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

  • Dat veiligheid en gezondheid van meet af aan in innovaties wordt meegenomen, door via kennisontwikkeling en opleiding dit veiligheidsdenken te ontwikkelen en te integreren. Daardoor kunnen op termijn gezonde en veilige producten en processen tot stand komen, hetgeen tevens bijdraagt aan realiseren van een circulaire economie («Veilig aan de Voorkant», Safe-by-design).

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten. Op dit terrein worden daarom kwantitatieve kengetallen gehanteerd.

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labeling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2017 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2018 en 2019. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage de door Nederland ingebrachte dossiers en door andere lidstaten ingebrachte dossiers waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten REACH in 2017, 2018 en 2019
   

Realisatie 2017

Geraamd 2018

Geraamd 2019

   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven.

95

211

120

420

80

395

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties.

2

22

2

(30)

45

2

(25)

50

3a

Door Nederland gescreende stoffen.

   

Circa 12

n.v.t.

Circa 20

n.v.t.

3b

Door Nederland ingediende (en becommentarieerde) RMO-analyses.

4

(10)

n.v.t.

5

(10)

n.v.t.

6

(10)

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte (en becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen.

1

(10)

10

2

(15)

15

2

(25)

25

4b

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) clusters van autorisatieverzoeken.

3

(35)

40

1–2

(5–10)

5–10

1–2

(15)

15

5

Door Nederland gerapporteerde (en becommentarieerde) restrictiedossiers.

2

(9)

9

2

(5–7)

5–7

2

(8)

8

6

Door Nederlandse ingebrachte (en becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labeling.

6

(51)

53

6–11

(30)

50

6–11

(40)

85

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk.

668

n.v.t.

600

n.v.t.

450

n.v.t.

Bronnen: RIVM, Werkprogramma 2018 Bureau REACH en Jaarverslag 2017 Bureau REACH. ECHA, Programming Document 2019–2021 – Draft 1 (december 2017).

Toelichting:

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen betreffen door NL becommentarieerde dossiers of door NL RAC- en SEAC-leden gedragen (co)rapporteurschappen. De aantallen door Nederland becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes. Voor de Nederlandse bijdrage in 2018 en 2019 staan bandbreedtes (onzekerheidsmarge) vermeld daar afstemming over de daadwerkelijke Nederlandse inzet nog niet is afgerond. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 1) In 2018 valt de laatste deadline voor preregistratie dossiers, waardoor ECHA een stijging in ontwerpbesluiten m.b.t. testvoorstellen voorziet.

Ad 2) Het aantal stofevaluaties kende in 2017 een dip vanwege de interferentie met compliance check uitgevoerd door ECHA en is voor 2018 en 2019 weer terug op het oude niveau.

Ad 3a) Het screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor risico reducerende maatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie) maakte voorheen nog geen deel van uit van de tabel.

Ad 4a) De Nederlandse inbreng aan Annex XV SVHC dossiers wordt voor 2019 op twee dossiers geschat. Het lastige daarbij is wel om tot geschikte stoffen te komen, deze volgen veelal uit andere processen zoals RMO-analyse en stofevaluatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken laten zich lastig beschrijven in aantallen. De autorisatieaanvragen betreffen in de regel 1 tot 3 gebruiken die afzonderlijke opinies behoeven. Aanvragen worden veelal geclusterd in groepen van vergelijkbare aanvragen die door dezelfde rapporteurs worden behandeld uit efficiëntieoverwegingen.

Ad 5) Nederland levert input op alle restrictiedossiers.

Ad 6) ECHA voorziet voor 2019 een forse toename in CLH dossiers.

Ad 7) Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. De verwachting is dat het aantal vragen af zal nemen na het verstrijken van de laatste registratie deadline medio 2018.

Asbestdaken

Het beleid is er op gericht dat alle asbestdaken verantwoord worden verwijderd. De juridische maatregelen die daartoe verplichten hebben vorm gekregen in 2018 (wettelijke grondslag in Wet milieubeheer) of zullen vorm krijgen in 2019 (algemene maatregel van bestuur ter uitwerking).

Het aantal vierkante meters asbestdak in Nederland is in 2012 ingeschat op 120 mln. Het Ministerie van IenW volgt de sanering van de asbestdaken en brengt per kwartaal in beeld hoeveel daken er zijn gesaneerd. In onderstaande tabel wordt op jaarbasis de stand van zaken en de planning van de saneringsoperatie in beeld gebracht. Omdat verschillende provincies de asbestdaken op hun gebied in kaart brengen op basis van feitelijke waarnemingen, kan onderstaand overzicht met betrekking tot het resterend aantal vierkante meters in de loop van 2019 mogelijk worden geactualiseerd.

Sanering asbestdaken (aantallen in miljoenen m2 ):
 

gesaneerd

resterend

2012

(-)

120

2013

4,5

115,5

2014

5,9

109,6

2015

6,9

102,7

2016

9,9

92,8

2017

10,8

82,0

2018

14,01

68,0

2019

17,01

51,0

Bron: Startmeldingenbestand van de Inspectie SZW (meldingen saneerders bij aanvang sanering), bewerkt door RWS.

X Noot
1

de aantallen in de jaren 2018 en 2019 zijn inschattingen.

Bevt

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.9 Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten en per 1 januari 2018 resteren nog 11 woningen. Deze regeling loopt nog tot en met 2020 (bron: RWS).

GGO’s

Er is gekozen om over de uitvoering van de GGO-regelgeving niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art.2.8-verzoeken.

Indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art.2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd10 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 zijn geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. De prognose voor 2019 is dat de realisatie eenzelfde beeld als 2017 en 2018 te zien zal geven.

De realisatie in 2017 is als volgt:

 

Kengetal

2017

Indicator

2017

Ingeperkt gebruik:

   

Vergunningaanvragen

120

100%

Kennisgevingen1

267

100%

Meldingen2

83

n.v.t.

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

123

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

6

100%

Totaal

599

n.v.t.

Bron: RIVM, bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen.

X Noot
1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveaus

X Noot
2

Tussen 7 september 2016 en 31 december 2017 kan voor beperkte wijzigingen op een vergunning die voor 1 maart 2015 is verleend volstaan worden met een melding in plaats van een vergunningswijziging.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenW, JenV en SZW). Op 9 juli 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 26 956, nr. 211) is de Staat van de Veiligheid over 2017 aan de Kamer aangeboden.

Beleidswijzigingen

Binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030 (DV2030) wordt ernaar gestreefd om per 2030 een (petro)chemische industrie zonder noemenswaardige incidenten te bewerkstelligen. Partners uit het bedrijfsleven, wetenschap en overheid werken hiertoe samen in vijf themagewijze roadmaps. In deze roadmaps worden diverse projecten en onderzoeken uitgevoerd. Voor 2019 staat onder andere de derde fase van het Just Culture project en de follow-up van de nulmeting van de staat van de industriële installaties op de agenda. DV2030 werkt verder aan het concept van de «Safety Delta Nederland» waardoor de (petro)chemische industrie in Nederland in 2030 de veiligste ter wereld moet worden. Een eerste stap hierin is het maken van één gezamenlijke Kennisagenda Duurzame Veiligheid voor de (petro)chemie. De uitwerking van de Safety Delta Nederland staat prominent op de agenda voor 2019.

In het met de andere overheden uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in het deelprogramma Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) 2019 verdere invulling gegeven aan de implementatie van de alternatieve invulling van het groepsrisico met aandachtsgebieden.

De aandachtsgebieden geven inzicht in de risico’s in de omgeving die veroorzaakt worden door het verwerken, het vervoeren of het opslaan van gevaarlijke stoffen. Op kaarten worden deze gebieden gemarkeerd.

Doordat de risico’s visueel worden gemaakt, zullen ruimtelijke ordenaars in hun plannen eerder rekening houden met de gevaren, zoals een brand, explosie of giftige wolk. In 2019 ligt het accent op het vaststellen van de aandachtsgebieden rondom Seveso-bedrijven, individueel en in groepsverband. De invulling van het groepsrisico is in de Omgevingswet opgenomen.

Veiligheid en gezondheid moeten, mede als voorwaarde voor het realiseren van een circulaire economie, van meet af aan in een innovatie worden meegenomen omdat alleen dan ook in de toekomst een gezonde en veilige leefomgeving realiseerbaar is. Safe-by-Design («Veilig aan de Voorkant») lijkt een geschikt concept te zijn om invulling te geven aan die voorwaarde en is daarom van groot belang voor het voorkomen van milieurisico’s. Met de brief «Beleidsaanpak omgevingsveiligheid en milieurisico’s» is de Kamer geïnformeerd over deze nieuwe ambities voor de aanpak van milieurisico’s en de acties die daar in 2019 en verder uit voortvloeien (Kamerstukken II 2017–2018, 28 089, nr. 88). In 2019 zal verder invulling worden gegeven aan de beleidsmodernisering (Programma Veiligheid Biotechnologie) die in de Kabinetsreactie Trendanalyse Biotechnologie11 is aangekondigd. Het doel van de beleidsmodernisering is ten minste te waarborgen dat de veiligheid van mens, dier en milieu is gewaarborgd bij toepassingen van biotechnologie en beleid en regelgeving zijn toegesneden op toekomstige ontwikkelingen. In 2019 ontvangt de Kamer een tweede voortgangsbrief.

In 2019 worden nieuwe versies van de Regeling vervoer land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over het spoor van gevaarlijke stoffen gepubliceerd. Hiermee blijven de veiligheidseisen aan transport van gevaarlijke stoffen gekoppeld aan de laatste stand van zaken in wetenschap en techniek.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

38.226

45.904

29.349

43.010

48.895

49.681

62.362

Uitgaven:

45.430

52.171

33.802

45.565

43.370

49.831

62.362

Waarvan juridisch verplicht

   

90%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

5.867

11.486

7.345

8.146

7.955

7.955

7.885

22.01.01

Opdrachten

3.383

6.428

4.773

5.544

5.443

5.443

5.373

22.01.02

Subsidies

537

2.717

235

265

175

175

175

 

– NANoREG

51

2.182

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

486

535

235

265

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.958

2.341

2.337

2.337

2.337

2.337

2.337

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.946

2.341

2.337

2.337

2.337

2.337

2.337

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.02

Veiligheid biotechnologie

2.952

3.000

2.770

4.770

2.770

2.770

2.770

22.02.01

Opdrachten

2.952

3.000

2.770

4.770

2.770

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

36.611

37.685

23.687

32.649

32.645

39.106

51.707

22.03.01

Opdrachten

3.805

5.565

4.251

20.533

22.029

21.390

24.691

 

– Omgevingsveiligheid

1.305

1.223

1.979

16.160

16.160

15.480

18.160

 

– Overige opdrachten

2.500

4.342

2.272

4.373

5.869

5.910

6.531

22.03.02

Subsidies

27.298

27.072

14.869

7.549

6.049

13.149

22.449

 

– Asbest

26.347

23.091

10.783

3.194

3.194

10.294

19.594

 

– Overige subsidies

951

3.981

4.086

4.655

2.855

2.855

2.855

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

1.896

2.002

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.896

2.002

1.521

1.521

1.521

1.521

1.521

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

3.612

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

 

Ontvangsten

726

2.432

250

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

893

787

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

893

787

0

0

0

waarvan

         

18.06

Externe veiligheid

893

787

0

0

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten, waaronder opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebieden het (interdepartementale) meerjarenprogramma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden) en de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, waaronder ook de onderzoeken in het kader van de aanpak van zeer zorgwekkende stoffen, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Safe-by-Design («Veilig aan de voorkant»).

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjarenonderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het subsidiebudget worden de budgetten voor de subsidieregelingen Verwijderen Asbestdaken en Versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2019 in de Staatscourant gepubliceerd en zijn hiermee juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen (beëindigen van chloortransporten over het spoor) en basisnetten.

Het niet-juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, veiligheid BRZO-bedrijven in Caribisch Nederland, vuurwerkcampagnes en het beheer van het VTH-stelsel (Stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving).

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV), de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de bijdrage aan het Platform EMV.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2019–2020) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB).

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd.

Overige subsidies

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de RVO wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes, subsidies aan organisaties die een bijdrage leveren aan het samenwerkingsprogramma «verwijderen asbestdaken» en het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten. Daarnaast kunnen hier ook als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO ook subsidies worden toegekend onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben. Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT12, ECMWF13 en WMO14.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet taken meteorologie en seismologie. De Minister heeft deze taken belegd bij het agentschap KNMI. De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • a. het kosteloos verstrekken van algemene weerberichten omtrent de toestand van het huidige weer en het te verwachten weer;

  • b. waarschuwingen aan het algemeen publiek bij verwacht of werkelijk gevaarlijk of maatschappij-ontwrichtend weer of waarschuwingen bij calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt;

  • c. het onverwijld informeren van het algemeen publiek bij een significante bodembeweging door geofysische bronnen of vulkanische activiteit;

  • d. het kosteloos ondersteunen van bestuursorganen in gedefinieerde gevallen;

  • e. het voortbrengen of verzamelen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens in het kader van de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de Wet meteorologie en seismologie;

  • f. het beheer en onderhoud van de voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijke technische infrastructuur;

  • g. het overeenkomstig ministeriële regeling desgevraagd ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;

  • h. onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling met betrekking tot meteorologie, seismologie en andere geofysische terreinen;

  • i. meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of het onderzoek, bedoeld in onderdeel h, op verzoek van internationale organisaties voortbrengen, verzamelen of beschikbaar stellen;

  • j. het voor hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie, zonder dat daartoe een verzoek is gedaan op grond van die wet, beschikbaar stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of onderzoeksresultaten, of de opzet daarvan, voor zover intellectuele eigendomsrechten van anderen dat niet beperken, waarbij er op basis van een overeenkomst aanvullende dienstverlening kan worden verleend;

  • k. internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen; en

  • l. het verlenen van meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken en Klimaat is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en Kengetallen

 

Realisatie

Streefwaarde/ norm

Indicatoren

2013

2014

2015

2016

2017

 

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,01

– 0,18

0,45

0,44

0,34

ABS1 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,25

– 0,25

– 0,31

– 0,36

– 0,31

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0,26

0,00

0,00

0,26

– 0,12

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,3

99,9

99,5

98,9

99,4

> 99

Gereviewde publicaties

105

105

120

113

139

> 80

Kengetallen

           

Aantal uitgegeven weeralarmen

2

1

1

2

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2018

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal «tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten» geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en ander afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

Op dit artikel hebben geen beleidswijzigingen plaatsgevonden met effect op de begroting 2019.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

43.088

51.115

53.728

49.847

43.681

46.976

46.185

Uitgaven:

43.959

52.061

52.786

49.093

42.716

45.890

43.219

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

26.726

32.404

31.151

30.786

30.707

28.807

28.807

23.01.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

25.855

31.464

30.211

29.846

29.767

27.867

27.867

 

– Meteorologie

24.969

30.387

29.234

28.979

29.011

27.111

27.111

 

– Seismologie

661

952

952

842

731

731

731

23.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

870

940

940

940

940

940

940

 

– Contributie WMO (HGIS)

870

940

940

940

940

940

940

23.02

Aardobservatie

17.233

19.657

21.635

18.307

12.009

17.083

14.412

23.02.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

17.233

19.657

21.635

18.307

12.009

17.083

14.412

 

– Aardobservatie

17.233

19.657

21.635

18.307

12.009

17.083

14.412

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Terbeschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een opendatabeleid;

  • Terbeschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continu monitoren van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

23.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties: contributie WMO

De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization (WMO) te voldoen. De WMO coördineert de noodzakelijke wereldwijde samenwerking binnen de meteorologische gemeenschap (zowel op weer en klimaat gerelateerd onderwerpen) en opereert de infrastructuur waarmee waarnemingen internationaal worden uitgewisseld. Het KNMI vertegenwoordigt Nederland bij de WMO. Het budget van de WMO wordt vierjaarlijks door het WMO Congress vastgesteld. De Nederlandse contributie wordt gefinancierd uit HGIS.

23.02 Aardobservatie
23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten wordt in Europees verband uitgevoerd door EUMETSAT, een intergouvernementele organisatie van 30 lidstaten. Deze operationele satellieten leveren informatie die onontbeerlijk is voor het monitoren van weer en klimaat. Het KNMI vertegenwoordigt Nederland bij EUMETSAT. Het budget van EUMETSAT wordt jaarlijks in de Council vastgesteld.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan het agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De werkzaamheden van dit agentschap worden grotendeels gefinancierd via bijdragen vanuit IenW. Een deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit tarieven aan externe partijen; het niet gedekte deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit bijdragen op artikel 97 uit deze begroting. De tarieven die aan externe partijen voor vergunningverlening wordt gevraagd zijn dus niet geheel kostendekkend.

De Autoriteit woningcorporaties als onderdeel van de ILT houdt namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toezicht op de woningcorporaties. Dit toezicht wordt, met uitzondering van het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens (WNT), gefinancierd via een jaarlijkse heffing op deze woningcorporaties. Het toezicht op de naleving van de WNT wordt uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gefinancierd.

Namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt toezicht gehouden op het gebruik van gassen die invloed hebben op het klimaat. Naast ozonlaag afbrekende gassen zijn dit ook gassen die als broeikasgas worden bestempeld.

De ILT voert het toezicht uit en geeft vergunningen af voor de zogenaamde precursoren voor explosieven namens de Minister van Justitie en Veiligheid. Deze stoffen kunnen worden gebruikt om (terroristische) aanslagen te plegen. Verkoop ervan is door een vergunningstelsel beperkt.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Toezicht door middel van inspecties/controles

  • Het houden van audits

  • Het afhandelen van incidenten/voorvallen

  • Het doen van onderzoeken

  • Vergunningverlening

  • Afhandeling meldingen

  • Afhandeling vragen

Een beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2019–2023 (MJP) dat in het najaar 2018 aan de Tweede Kamer wordt verzonden. In dit meerjarenplan wordt de Tweede Kamer ook verder geïnformeerd over het toezicht op de woningcorporaties van de Autoriteit woningcorporaties.

Indicatoren en kengetallen

Onderstaande tabel geeft inzicht in de voorziene activiteiten in het begrotingsjaar.

De ILT zet haar schaarse capaciteit selectief in op de terreinen waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn en waar het handelen van de ILT het meeste effect kan sorteren. Een belangrijke pijler voor deze afweging is de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA). Deze wordt tegelijk met het MJP aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze ontwikkelde methode helpt de ILT om ordelijk te kiezen, op basis van maatschappelijke schade, aan welke taken zij prioriteit geeft en aan welke niet. De grootste maatschappelijke risico’s worden door de ILT programmatisch aangepakt, met telkens de meest kansrijke combinatie van disciplines, specialisten en instrumenten. Daarbij worden instrumenten ingezet van gerichte nalevingscommunicatie tot opsporing. De ILT is gestart met zeven programma’s. In 2019 worden daar vier programma’s aan toegevoegd.

Bij de inrichting van de thematische inspectieprogramma’s wordt de bestaande capaciteitsinzet gericht op het verbeteren van de effectiviteit op deze onderwerpen.

Overzicht productie-aantallen 2017–2019

Productie-aantallen 2019

Vergunningverlening

Toezicht

Onderzoek en handhaving (Incidenten)

Dienstverlening

ILT

21.000

67.300

3.500

620.000

waarvan AW (Autoriteit woningcorporaties)

750

175

4

0

Bovengenoemde aantallen zijn gebaseerd op de huidige inzichten. Ontwikkelingen binnen en buiten de ILT zorgen ervoor dat het werk van de ILT de komende tijd zal veranderen. De snel veranderende wereld en (technologische) ontwikkelingen in de maatschappij vragen dat van de ILT. Maar ook de conclusies uit de parlementaire enquête over de Fyra en de vele taken van de ILT eisen dat de organisatie verandert. De ILT wil haar taken kunnen uitvoeren en daarbij voldoende flexibel worden en blijven om te kunnen meebewegen met nieuwe ontwikkelingen. De basis voor de verandering is:

  • A. informatie gestuurd (data) werken en transparant over resultaten;

  • B. selectieve en effectieve inzet gebaseerd op de hiervoor genoemde risicoanalyse;

  • C. invulling geven aan reflectieve en signalerende functie;

  • D. optimale dienst-(vergunning)verlening en verbetering kostendekkendheid.

Beleidswijzigingen

Voor de in het regeerakkoord aangekondigde exportheffing op afvalstoffen zal de ILT als toezichthouder gaan optreden.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 24 Handhaving en Toezicht (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

106.759

110.547

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

Uitgaven:

106.759

110.547

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

24.01

Handhaving en toezicht

106.759

110.547

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

106.759

110.547

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

 

– Afval, Industrie en bedrijven

22.092

22.915

23.675

23.559

23.492

23.493

23.493

 

– Rail en wegvervoer

22.634

23.257

22.834

22.845

22.861

22.863

22.863

 

– Scheepvaart

18.356

18.607

18.244

18.253

18.272

18.272

18.272

 

– Luchtvaart

15.522

16.426

16.342

15.609

15.615

15.617

15.617

 

– Water, producten en stoffen

20.230

20.728

19.833

19.843

19.851

19.852

19.852

 

– Programmakosten handhaving ILT

6.975

7.664

6.194

6.194

6.194

6.194

6.194

 

– Afval Industrie en Bedrijven CN

100

100

100

100

100

100

100

 

– Scheepvaart CN

500

500

500

500

500

500

500

 

– Luchtvaart CN

250

250

250

250

250

250

250

 

– Water, Producten en Stoffen CN

100

100

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.

Toelichting op de financiële instrumenten

De werkzaamheden die de ILT uitvoert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap zijn toe te wijzen aan de hieronder weergegeven onderdelen. In het Meerjarenplan (MJP) 2019–2023 staat uitgebreider beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van programma’s, vergunningverlening en toezicht. Vergunningverlening en de werkzaamheden van de Autoriteit woningcorporaties worden niet gedekt door agentschapsbijdrages maar door bijdrages uit de markt respectievelijk de sector.

24.01 Handhaving en toezicht

De ILT voert haar werkzaamheden uit op basis van de volgende verdeling:

  • A. Programmatisch

  • B. Niet-programmatisch

  • C. Onderzoek en handhaving (incidenten)

  • D. Optimale dienstverlening en vergunningverlening

  • E. Autoriteit woningcorporaties

A. Programma’s in 2019

De ILT zet haar schaarse middelen in op de taken met de grootste maatschappelijke risico’s, zoals die met behulp van de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA) zijn berekend. Vraagstukken vereisen steeds vaker een integrale in plaats van sectorale benadering waarbij ook rekening is gehouden met de technologische ontwikkelingen. De grootste maatschappelijke risico’s worden programmatisch opgepakt. Deze nieuwe aanpak vraagt om samenwerking met collega’s van beleid en van andere inspecties op basis van een gedegen informatiepositie, een efficiënte inzet van multidisciplinaire teams en de juiste middelen, gericht op het grootste maatschappelijke effect.

11 Programma’s

In 2018 is de ILT gestart met programmatisch werken op de zes belangrijkste onderwerpen van de IBRA. Die risico’s worden programmatisch aangepakt en worden hierna benoemd. In het MJP staan de ambities en activiteiten ruim beschreven. Met de in de programma’s genoemde activiteiten wil de ILT bijdragen aan de realisatie van deze ambitieuze doelstellingen. De mate waarin dit op dit moment al haalbaar is, is onderdeel van de ontwikkeling om tot programmatisch werken te komen. Dit zal met vallen en opstaan gepaard gaan. Om deze ervaringen te delen, organiseert de ILT in 2019 voor elk van de programma’s een in- en externe stakeholderbijeenkomst.

De ILT wil op termijn meer werk programmeren waarbij de werkzaamheden van de ILT beargumenteerd en gestuurd worden op basis van het maatschappelijk doel. In 2019 wordt gestart met vier programma’s die zijn gebaseerd op de uitkomsten van IBRA 2018 (programma’s 1 t/m 4). De ILT werkt dan op de volgende onderwerpen in programma’s:

  • 1. Onjuiste uitvoering rijksbeleid meest risicovolle bedrijven

  • 2. Legionellabestemming bij prioritaire instellingen

  • 3. Verstoring marktwerking taxivervoer

  • 4. Onveilig spoorvervoer

  • 5. Aantasting van bodem, grond- en oppervlaktewater

  • 6. Onjuiste verwerking van afvalstoffen

  • 7. Marktevenwicht in het goederenvervoer over de weg

  • 8. Productenlabels en ecodesign

  • 9. Vrijkomen van ozonlaag afbrekende en klimaatschadelijke stoffen

  • 10. Uitstoot en/of lozing van gevaarlijke stoffen door scheepvaart

  • 11. Schiphol

Met deze stap wordt de top 10 van grootste risico’s, berekend door de IBRA, programmatisch aangepakt. Het elfde programma «Schiphol» is ingegeven door politiek-bestuurlijk belang.

B. Niet-programmatisch werken

Toezicht en opsporing

Toezicht en opsporing is in 2019 voor een groot deel (nog) niet ondergebracht in de programma’s. Het gaat om taken zoals milieuveiligheid van stoffen en producten, transport over weg, rail en water en door de lucht, gevaarlijke stoffen en risicovolle bedrijven en het toezicht op certificerende instellingen en andere overheden. Er wordt toezicht gehouden op basis van objectinspecties, administratiecontroles en audits. Dit werk continueert en verandert ook.

Certificerende instellingen

De ILT onderhoudt een relatie met ruim 600 certificerende instellingen. Een deel van deze certificerende instellingen verstrekt in mandaat van de overheid c.q. de ILT certificaten. Dergelijke stelsels, waarbij marktpartijen in mandaat de publieke taak van vergunningverlening uitvoeren, komen voor in verschillende maatschappelijke domeinen en in verschillende vormen. Behalve dat de ILT in 2019 doorgaat met de professionalisering van haar optreden binnen deze (wettelijke) stelsels, zal zij ook in 2019, mogelijk samen met andere toezichthouders, een nadere analyse maken van mogelijke risico’s voor de publieke belangen die aan dergelijke stelsels kunnen kleven

C. Onderzoek en Handhaving

Nederland is veiliger, maar het voelt niet zo. Dat is een van de uitkomsten uit de ILT-omgevingsanalyse. Incidenten, bijzondere gebeurtenissen en niet te voorspellen ontwikkelingen vinden plaats en leiden tot een heftige reactie in de samenleving. De ILT onderzoekt incidenten als handhaver en kan handelend optreden.

D. Dienstverlening en Vergunningverlening

De ILT werkt aan kostenefficiency door het optimaliseren en verzakelijken van de dienstverlening en de vergunningverlening. De ILT is altijd bereikbaar via haar meld- en informatiecentrum. Via de informatievoorziening op de website, de webcare, mediavoorlichting, afstemming met sectoren en branches en door middel van direct contact met het klantcontactcentrum. Het frontoffice van de ILT herkent en vangt signalen op uit de omgeving, bundelt die signalen en zet deze door in de organisatie. Via klanttevredenheidsonderzoeken meet de ILT de tevredenheid van klanten.

De ILT ontwikkelt zich op het gebied van vergunningverlening verder tot een organisatie die de aanvrager duidelijkheid, eenvoud en gemak biedt.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoerstaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Vervoerregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

De samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.

Beleidswijzigingen

Voor 2019 zijn er geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art 25. Brede doeluitkering (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

926.383

925.246

898.544

912.434

901.630

887.442

887.442

Uitgaven:

930.277

929.574

899.965

898.466

887.442

887.441

887.442

Waarvan juridisch verplicht

 

100%

       

25.01

Brede doeluitkering

930.277

929.574

899.965

898.466

887.442

887.441

887.442

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

25.01 Brede Doeluitkering

Budgetflexibiliteit

Conform de wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.

Toelichting op de financiële instrumenten

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

De Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun regio.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.

Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

5.259.841

6.387.709

7.795.954

7.564.932

7.582.089

7.417.229

7.622.385

Uitgaven:

5.259.841

6.387.709

7.795.954

7.564.932

7.582.089

7.417.229

7.622.385

26.01

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

4.604.822

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.146

6.504.240

26.02

Bijdrage aan het Deltafonds

655.019

872.481

874.038

927.383

947.596

1.108.083

1.118.145

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenW.

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

12

Hoofdwegennet

2.511.391

3.026.512

2.836.186

2.930.410

2.662.084

3.016.955

2.650.172

2.667.747

12.01

Verkeersmanagement

3.736

3.737

3.736

3.733

3.730

3.729

3.728

3.726

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

695.374

675.177

643.081

755.369

678.135

701.736

668.994

614.035

12.03

Aanleg

564.280

1.393.840

1.130.461

1.177.846

956.140

1.432.379

1.119.891

1.191.604

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

672.417

371.112

470.583

416.348

477.876

335.887

328.653

327.085

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

575.584

582.646

588.325

577.114

546.203

543.224

528.906

531.297

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

13

Spoorwegen

1.841.248

1.814.000

1.875.026

1.723.732

1.712.325

1.613.997

1.617.992

1.395.817

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.422.117

1.379.109

1.343.023

1.261.866

1.305.767

1.271.121

1.268.029

1.268.206

13.03

Aanleg

249.968

264.877

357.751

286.786

229.109

163.791

168.766

– 54.836

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

159.173

160.024

164.262

165.090

167.459

169.095

171.207

172.457

13.07

Rente en aflossing

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

199.832

192.762

158.381

69.641

47.282

1.752

1.606

9.336

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

166.909

151.807

152.527

68.651

1.605

1.752

1.606

9.336

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

32.923

40.955

5.854

990

45.677

0

0

0

                   

15

Hoofdvaarwegennet

796.244

1.185.804

1.038.016

982.625

847.779

762.574

714.252

703.769

15.01

Verkeersmanagement

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

349.606

363.039

376.367

329.346

336.183

317.654

319.074

291.193

15.03

Aanleg

90.911

258.526

207.280

259.682

130.329

75.576

50.923

68.790

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

34.345

240.431

129.319

75.628

71.244

60.853

35.476

35.984

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

312.727

315.153

316.395

309.314

301.368

299.836

300.124

299.147

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

17

Megaprojecten

222.507

620.048

628.527

827.914

849.542

751.301

434.335

458.072

17.02

Betuweroute

4.615

4.807

1.210

1.210

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

1.674

2.188

6.435

6.475

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

23.267

17.475

969

255

255

255

255

255

17.07

ERTMS

94.594

217.960

225.340

308.829

306.566

275.428

127.172

165.283

17.08

ZuidasDok

– 30.551

115.921

176.087

124.654

120.151

58.592

– 18.604

17.284

17.10

PHS

128.908

261.697

218.486

386.491

422.570

417.026

325.512

275.250

                   

18

Overige uitgaven

– 72.994

893

787

0

0

0

0

0

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

– 78.728

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

5.730

893

787

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

4

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Resevering Omgevingswet

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

17.000

81.897

100.626

100.171

190.135

357.661

467.760

543.376

20.01

Verkenningen

2.000

4.000

7.900

6.304

50.000

193.526

222.000

278.057

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

10.000

30.000

30.000

30.000

0

0

0

0

20.03

Reserveringen

5.000

25.000

13.000

18.000

19.000

20.000

5.000

5.000

20.04

Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

0

22.897

49.726

45.867

121.135

144.135

240.760

260.319

Totaal

5.515.228

6.921.916

6.637.549

6.634.493

6.309.147

6.504.240

5.886.117

5.778.117

   

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

12

Hoofdwegennet

2.501.228

2.407.242

1.767.097

2.041.637

2.074.743

1.328.829

1.340.201

12.01

Verkeersmanagement

3.726

3.726

3.734

3.734

3.734

3.734

3.734

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

535.555

490.941

767.246

777.514

815.366

480.129

480.129

12.03

Aanleg

1.091.914

1.088.701

167.018

478.319

650.211

36.095

32.816

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

340.673

299.302

298.350

255.484

78.846

282.285

296.961

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

529.360

524.572

530.749

526.586

526.586

526.586

526.561

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

                 

13

Spoorwegen

1.338.306

1.330.403

1.294.804

1.301.654

1.333.844

1.327.121

1.262.208

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.279.925

1.298.807

1.294.318

1.316.932

1.316.719

1.410.157

1.450.411

13.03

Aanleg

– 125.111

– 151.533

– 161.446

– 108.393

– 77.314

– 133.959

– 198.193

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

173.502

173.139

151.942

83.125

84.449

40.933

0

13.07

Rente en aflossing

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

9.990

13.08

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

9.335

9.336

10.695

0

0

0

0

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

0

0

0

0

0

0

0

                 

15

Vaarwegen

789.325

845.541

678.015

669.237

803.431

597.926

598.136

15.01

Verkeersmanagement

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

8.655

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

216.167

216.128

305.205

276.471

243.940

221.100

221.100

15.03

Aanleg

229.301

284.839

22.741

34.993

201.896

4.577

21.694

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

35.570

35.001

37.938

45.642

45.464

60.118

43.211

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

299.632

300.918

303.476

303.476

303.476

303.476

303.476

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

                 

17

Megaprojecten

341.024

343.681

535.616

238.068

157.838

3.704

0

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

0

0

0

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

255

255

59.160

0

0

0

0

17.07

ERTMS

136.408

138.421

108.500

81.043

154.208

0

0

17.08

ZuidasDok

3.003

9.185

211.081

975

0

0

0

17.10

PHS

201.358

195.820

156.875

156.050

3.630

3.704

0

                 

18

Overige uitgaven

0

0

0

0

0

445.202

445.202

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

445.202

445.202

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

0

0

0

                 

20

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

366.544

333.522

884.819

1.210.581

1.080.332

1.887.440

1.944.018

20.01

Verkenningen

60.000

25.000

110.000

30.000

0

0

0

20.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

0

0

0

0

0

0

0

20.03

Reserveringen

5.000

5.000

105.000

175.000

105.000

5.000

5.000

20.04

Generieke investeringsruimte

0

0

0

0

636.507

1.726.259

1.661.500

20.05

Investeringsruimte toebedeeld naar modaliteit

301.544

303.522

669.819

1.005.581

338.825

156.181

277.518

Totaal

5.345.762

5.269.724

5.171.046

5.461.177

5.450.188

5.590.222

5.589.765

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1

Investeren in waterveiligheid

298.630

241.324

281.273

326.269

477.714

295.095

436.596

1.01 Grote projecten waterveiligheid

142.122

64.061

14.393

67.610

88.333

8.480

110.724

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

147.112

171.053

261.763

254.769

386.393

284.315

323.872

1.03 Studiekosten

9.396

6.210

5.117

3.890

2.988

2.300

2.000

                 

2

Investeren in zoetwatervoorziening

26.425

22.244

47.854

42.784

1.546

2.764

2.057

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

22.993

19.504

44.504

40.264

1.461

2.341

2.057

2.03 Studiekosten

3.432

2.740

3.350

2.520

85

423

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

191.818

180.288

127.986

137.622

138.406

160.824

159.028

3.01 Watermanagement

7.219

7.191

7.191

7.191

7.191

7.191

7.216

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

184.599

173.097

120.795

130.431

131.215

153.633

151.812

                 

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

27.367

32.467

28.761

42.587

53.198

234.906

66.262

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

28.761

42.587

53.198

234.906

66.262

                 

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

286.242

313.272

314.276

310.893

305.330

330.178

385.551

5.01 Apparaat

210.597

235.456

234.966

229.318

218.069

218.491

221.383

5.02 Overige uitgaven

64.045

64.816

64.810

64.886

65.072

65.098

63.640

5.03 Investeringsruimte

11.600

11.000

12.500

7.500

1.000

19.400

19.328

5.04 Reserveringen

0

2.000

2.000

9.189

21.189

27.189

81.200

                 

7

Investeren in waterkwaliteit

41.999

84.443

127.233

87.441

131.888

94.378

53.658

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

23.557

48.170

47.259

51.340

73.973

62.348

52.658

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

5.000

5.324

29.889

26.111

48.465

22.930

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

13.442

30.949

50.085

9.990

9.450

9.100

1.000

                 

Totaal

872.481

874.038

927.383

947.596

1.108.082

1.118.145

1.103.152

   

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

1

Investeren in waterveiligheid

368.113

380.161

321.390

326.100

379.672

362.611

104.513

170.522

1.01 Grote projecten waterveiligheid

0

664

0

0

0

0

0

0

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

366.113

377.497

319.390

324.100

377.672

360.611

102.513

168.522

1.03 Studiekosten

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

   
                       

2

Investeren in zoetwatervoorziening

1.833

1.917

1.833

1.833

0

0

0

0

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

   

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

1.833

1.917

1.833

1.833

0

0

0

0

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

0

   
                       

3

Beheer, onderhoud en vervanging

204.575

167.316

170.448

279.676

289.312

289.312

289.312

289.296

3.01 Watermanagement

7.216

7.216

7.419

7.013

7.013

7.013

7.013

7.013

   

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

197.359

160.100

163.029

272.663

282.299

282.299

282.299

282.283

                       

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

56.872

56.049

55.239

54.783

53.858

53.060

52.344

51.571

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

0

   

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

56.872

56.049

55.239

54.783

53.858

53.060

52.344

51.571

                       

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

403.457

426.015

472.118

379.139

474.820

525.645

779.253

713.214

5.01 Apparaat

221.310

225.846

225.845

225.133

225.133

225.133

225.133

225.133

   

5.02 Overige uitgaven

63.785

63.781

65.263

61.879

61.574

61.574

61.574

61.574

   

5.03 Investeringsruimte

30.362

33.388

78.010

29.127

40.113

90.938

324.546

426.507

   

5.04 Reserveringen

88.000

103.000

103.000

63.000

148.000

148.000

168.000

0

   
                       

7

Investeren in waterkwaliteit

76.114

75.129

74.720

0

0

0

0

0

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

74.114

75.129

74.720

0

0

0

0

0

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

2.000

0

0

0

0

0

0

0

   
                       

Totaal

1.110.964

1.106.587

1.095.748

1.041.531

1.197.662

1.230.628

1.225.422

1.224.603

   

4 DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenW-brede programma-uitgaven verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 97 Algemeen departement (Bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

131.783

133.672

50.214

55.974

56.899

57.157

57.135

Uitgaven:

114.922

121.356

62.073

63.673

57.149

57.156

57.134

97.01

IenW-brede programmamiddelen

114.922

105.356

57.073

56.973

57.149

57.156

57.134

97.01.01

Opdrachten

84.406

74.328

28.815

28.564

29.297

29.550

29.528

 

– Onderzoeken ANVS

4.189

3.760

3.880

3.916

4.009

4.012

4.012

 

– Overige opdrachten

80.217

70.568

24.935

24.648

25.288

25.538

25.516

97.01.02

Subsidies

1.341

1.609

1.255

1.356

752

502

502

97.01.03

Bijdrage aan agentschappen

24.048

24.129

21.765

21.766

21.766

21.765

21.765

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

2.583

2.583

213

213

213

213

213

 

– waarvan bijdrage aan ILT

12.412

12.471

12.476

12.476

12.473

12.472

12.472

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.625

2.631

2.632

2.633

2.636

2.636

2.636

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

6.428

6.444

6.444

6.444

6.444

6.444

6.444

97.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

5.127

5.290

5.238

5.287

5.334

5.339

5.339

 

– StAB

5.127

5.290

5.238

5.287

5.334

5.339

5.339

97.02

Sanering Thermphos

0

16.000

5.000

6.700

0

0

0

Ontvangsten

336

3.657

1.101

1.101

1.101

1.101

1.101

97.01 IenW-brede programmamiddelen

Toelichting op de financiële instrumenten

97.01.01 Opdrachten

Onderzoeken ANVS

Het betreft uitgaven voor opdrachten aan (inter)nationale technische support organisaties (waaronder de dienstverlening door agentschappen) inzake technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming alsmede beveiliging en waarborging (safeguards). Daarnaast worden ook de uitgaven die verband houden met samenwerking tussen ANVS en internationale organisaties (zoals bijvoorbeeld HERCA, OECD/NEA en IAEA) inzake voornoemde terreinen op dit artikel verantwoord.

Overige opdrachten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenW voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van het (vervangend) regeringsvliegtuig. Dit is inclusief de uitgaven voor het interim-Regeringsvliegtuig waarvoor middelen bij Voorjaarsnota 2018 zijn toegevoegd.

Onderzoeken PBL

Dit betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals de aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL, zie de website van het PBL15.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crises. Tijdens een (dreigende) crisis coördineert het DCC-IenW de informatievoorziening binnen het ministerie op het gebied van Infrastructuur en Waterstaat en is het DCC verantwoordelijk voor het crisisbeheersingsproces. Het beleid op het gebied van crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door de opkomst van andere crisisvormen (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten), door de internationale dimensies van crises en de verantwoordelijkheid voor nucleaire crisisbeheersing.

Overig

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake corporate- en beleidscommunicatie zoals de grote publiekscampagnes als van A naar Beter. Daarnaast betreft het artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.02 Subsidies

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenW verstrekt, met name aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future), Urban Futures en het programma Duurzame Logistiek.

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

KNMI

Dit betreft de bijdrage aan het KNMI voor afname van meteorologische producten en diensten relevant voor de uitvoering van diverse taken door RWS waaronder gladheidbestrijding en afname van maatwerk dienstverlening door ANVS.

ILT

De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de desbetreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies en de capaciteitsinzet van het DCC.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het RIVM is de vaste partner van de ANVS voor een aantal taken op het terrein van stralingsbescherming. Dit zijn taken als beleidsondersteuning bij stralingsbescherming, ondersteuning bij stralingsinspecties, het beheer van de ongeval-organisatie, het in stand houden van het Radionucliden laboratorium alsmede het beheer van het Nationaal Meetnet Radio-activiteit en de stralingsmeetwagens. De bijdrage aan het RIVM hangt hiermee samen.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenW verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

97.02 Sanering Thermphos
97.02.02 Subsidies

Naar aanleiding van het kabinetsbesluit is besloten dat het Rijk een bijdrage levert bij de sanering van voormalig bedrijventerrein Thermphos, waarbij IenW als beleidsverantwoordelijk departement is aangesteld.

In de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij dit niet-beleidsartikel is in regel «97.02.02 Rijksbijdrage sanering Thermphos» een bedrag van maximaal € 27,7 miljoen aan subsidieverplichtingen voor de jaren 2018 (€ 16 miljoen), 2019 (€ 5 miljoen) en 2020 (€ 6,7 miljoen) opgenomen. Dit bedrag heeft betrekking op de verlening van een subsidie voor de sanering van de opstallen en het terrein van het voormalige bedrijf Thermphos aan de uitvoerende partij. Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten geraamd die IenW ontvangt voor het gebruik van het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

371.489

294.359

293.059

286.588

282.877

282.864

282.868

Uitgaven:

334.417

310.653

299.115

289.372

283.069

282.951

282.863

98.01

Personele uitgaven

228.170

229.332

223.422

213.087

204.460

203.798

202.233

 

– waarvan eigen personeel

198.489

195.145

193.622

193.321

187.257

186.462

185.761

 

– waarvan externe inhuur

21.853

26.186

21.241

9.606

7.363

8.106

8.106

 

– waarvan overige personele uitgaven

7.828

8.001

8.559

10.160

9.840

9.230

8.166

98.02

Materiële uitgaven

106.247

81.321

75.693

76.285

78.609

79.153

80.630

 

– waarvan ICT

21.816

24.668

20.383

18.098

19.838

19.872

20.103

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

66.555

40.620

34.527

36.839

36.736

36.737

36.136

 

– waarvan overige materiële uitgaven

17.875

16.033

20.783

21.348

22.035

22.544

24.071

Ontvangsten

18.224

14.888

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

98.01 Personele uitgaven

Toelichting op de financiële instrumenten

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assessments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven betreft de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

98.02 Materiële uitgaven

Dit betreft materiele uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern (bedragen x € 1.000)
 

2019

Totaal apparaat Bestuurskern

296.837

   

Directoraat-Generaal Mobiliteit

32.282

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

27.520

Directoraat-Generaal Water en Bodem

19.646

Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritieme zaken

18.725

Beleids- en Bestuursondersteuning

34.307

Financiën en Bedrijfsvoering

118.678

– waarvan IenW-brede apparaatsuitgaven

71.239

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

21.445

Planbureau voor de Leefomgeving

24.234

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2019.

Extracomptabele verwijzingen

Apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris

1.503

2.142

1.830

1.830

1.830

1.830

1.830

De apparaatskosten van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.239.612

1.252.062

1.255.383

1.253.477

1.223.023

1.188.887

1.185.492

               

RWS

1.031.132

1.058.322

1.060.001

1.062.551

1.032.412

999.671

996.276

ILT

152.664

145.599

148.861

144.245

143.834

143.839

143.839

KNMI

55.816

48.141

46.521

46.681

46.777

45.377

45.377

Drie agentschappen vallen onder IenW: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) en het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenW draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's

656.031

495.227

542.227

539.227

531.227

529.227

527.227

               

ProRail

472.000

490.000

537.000

534.000

526.000

524.000

522.000

Kadaster

179.000

           

StAB

5.031

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

Daarnaast verstrekt IenW bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: ProRail, Kadaster en StAB. (De geplande structurele overheveling per 1/1/2018 van StAB naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie is nog niet geformaliseerd). Het Kadaster is per 1-1-2018 overgeheveld naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenW zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Apparaatsuitgaven ministerie (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

2.230.059

2.056.660

2.095.491

2.080.812

2.037.290

2.001.036

1.995.353

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

334.416

309.371

297.881

288.108

283.040

282.922

282.634

Totaal apparaatskosten agentschappen

1.239.612

1.252.062

1.255.383

1.253.477

1.223.023

1.188.887

1.185.492

RWS

1.031.132

1.058.322

1.060.001

1.062.551

1.032.412

999.671

996.276

ILT

152.664

145.599

148.861

144.245

143.834

143.839

143.839

KNMI

55.816

48.141

46.521

46.681

46.777

45.377

45.377

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

656.031

495.227

542.227

539.227

531.227

529.227

527.227

ProRail

472.000

490.000

537.000

534.000

526.000

524.000

522.000

Kadaster

179.000

           

StAB

5.031

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

Niet-beleidsartikel 99 Nog onverdeeld

Algemene Doelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenW begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Art. 99 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

0

– 20.194

– 15.973

– 13.840

– 15.769

– 15.766

– 15.759

Uitgaven:

0

– 20.060

– 15.992

– 13.840

– 15.769

– 15.766

– 15.759

Loonbijstelling

0

– 32

– 485

– 722

– 1.041

– 1.028

– 1.027

Prijsbijstelling

0

368

696

994

1.260

1.170

1.685

Onvoorzien

0

– 20.396

– 16.203

– 14.112

– 15.988

– 15.909

– 15.900

Toelichting

Volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III zijn bij de Eerste suppletoire begroting 2018 middelen ten behoeve van Cyber-security aan de begroting toegevoegd. Deze middelen zijn in afwachting van een verdere verdeling geplaatst op dit artikel.

Aanvullend is er op dit artikel de structurele onderuitputting van € 20 miljoen, oplopend naar € 23 miljoen vanaf 2021, ingeboekt in afwachting van een concrete invulling. In de loop van het jaar wordt deze concreet ingevuld met onderuitputting, waarvan bij aanvang van het jaar nog niet bekend is waar deze precies optreedt.

5 BEGROTING AGENTSCHAPPEN

Agentschap Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat (RWS) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. RWS beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.

Samen met anderen werkt RWS aan een land dat beschermd is tegen overstromingen, waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.

Het Ministerie van IenW kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn-) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenW worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

2.212.833

2.359.296

2.238.924

2.140.710

2.099.918

1.942.878

1.958.896

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

 

368.508

         

Omzet overige departementen

38.677

42.203

31.251

30.253

29.344

29.344

29.344

Omzet derden

179.317

184.222

184.657

184.622

184.622

184.622

184.622

Rentebaten

     

100

200

300

400

Vrijval voorzieningen

3.324

           

Bijzondere baten

2.348

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Totaal baten

2.436.499

2.957.229

2.457.832

2.358.685

2.317.084

2.160.144

2.176.262

               

Lasten

             

Apparaatskosten

1.031.132

1.058.322

1.060.001

1.062.551

1.032.412

999.671

996.276

– personele kosten

827.364

816.435

818.108

818.954

790.540

758.194

755.249

– waarvan eigen personeel

744.871

737.920

752.691

765.845

737.430

708.084

705.139

– waarvan externe inhuur

82.493

77.015

63.917

51.609

51.610

48.610

48.610

– waarvan overige p-kosten

 

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

– materiële kosten

203.768

241.887

241.893

243.597

241.872

241.477

241.027

– waarvan apparaat ICT

29.730

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

– waarvan bijdrage aan SSO's

49.337

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

– waarvan overige M-kosten

124.701

155.887

155.893

157.597

155.872

155.477

155.027

Onderhoud

1.321.514

1.841.412

1.342.978

1.241.013

1.229.296

1.104.868

1.124.159

Rentelasten

3.707

8.520

5.878

6.146

6.401

6.630

6.852

Afschrijvingskosten

29.085

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

– materieel

27.652

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

– waarvan apparaat ICT

2.657

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

– immaterieel

1.433

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

Overige kosten

23.177

           

– dotaties voorzieningen

12.449

           

– bijzondere lasten

10.728

           

Totaal lasten

2.408.615

2.948.229

2.448.832

2.349.685

2.308.084

2.151.144

2.167.262

               

Saldo van baten en lasten

27.884

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

8.305

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Te verdelen resultaat

19.579

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement betreft de omzet voor activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenW, zoals:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- en watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van Leefomgeving.

Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Deltafonds

452.114

440.879

421.404

406.218

396.902

419.918

Artikel 1

Investeren in waterveiligheid

226

256

526

526

412

412

Artikel 3

Beheer Onderhoud en Vervanging

152.276

143.427

103.461

115.096

116.957

139.525

Artikel 5

Netwerkgebonden kosten en overig

298.800

296.407

295.924

290.596

279.533

279.981

Artikel 7

Waterkwaliteit

812

789

21.493

0

0

0

Infrastructuurfonds

1.853.621

1.750.530

1.674.886

1.650.933

1.503.055

1.495.256

Artikel 12

Hoofdwegennet

1.265.399

1.157.960

1.086.193

1.146.727

990.797

985.351

Artikel 15

Hoofdvaarwegennet

588.221

592.570

588.693

504.206

512.258

509.905

Hoofdstuk XII

53.562

47.515

44.420

42.767

42.921

43.722

Artikel 11

Waterkwaliteit

14.541

14.440

14.448

14.448

14.956

14.956

Artikel 13

Bodem en Ondergrond

7.057

5.926

5.002

3.566

3.567

3.567

Artikel 14

Wegen en Verkeersveiligheid

7.812

8.155

7.159

7.154

7.162

7.158

Artikel 16

Spoor

891

894

895

796

798

1.047

Artikel 17

Luchtvaart

4.509

1.640

435

435

50

50

Artikel 18

Scheepvaart en Havens

1.175

988

999

999

1.000

1.479

Artikel 19

Uitvoering milieubeleid en Internationaal

333

205

205

101

101

168

Artikel 20

Lucht en Geluid

921

1.530

1.539

1.527

1.546

1.556

Artikel 21

Duurzaamheid

9.349

7.247

7.247

7.247

7.247

7.247

Artikel 22

Externe veiligheid en risico's

4.343

3.858

3.858

3.858

3.858

3.858

Artikel 97

Algemeen departement

2.631

2.632

2.633

2.636

2.636

2.636

Totaal

2.359.296

2.238.924

2.140.710

2.099.918

1.942.878

1.958.896

Van totaal omzet IenW

           

*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.026.091

1.035.646

1.039.396

1.010.322

977.709

974.437

*programma

1.333.205

1.203.278

1.101.313

1.089.596

965.168

984.459

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreffen middelen die RWS in 2017 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2017, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2018 (€ 368,5 miljoen). In de instandhoudingsbijlage van de Infrastructuurfonds en Deltafondsbegroting 2019 is de opbouw van de nog uit te voeren werkzaamheden per ultimo 2017 weergegeven.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft met name betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij. Daarnaast betreft het vergoedingen voor de capaciteit die RWS levert in het kader van Beleidsondersteuning en Advisering en de werkzaamheden voor de Omgevingswet. Dit als gevolg van de departementale herindeling met betrekking tot klimaat, de ruimtelijke ontwikkeling en de Omgevingswet.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Ministerie van Defensie

14.740

14.740

14.740

14.740

14.740

14.740

Ministerie van Financiën

2.474

2.474

2.474

2.474

2.474

2.474

Ministerie van Economische zaken en Klimaat

8.874

8.822

8.824

8.822

8.822

8.822

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

16.114

5.214

4.214

3.307

3.307

3.307

Totaal

42.203

31.251

30.253

29.344

29.344

29.344

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden, opbrengsten uit vergunningverlening, beheeropbrengsten op het areaal, opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst en opbrengsten in het kader van Werken voor en met Anderen.

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Vergoeding provincies etc.

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

Schaderijdingen/schadevaringen

26.400

26.400

26.400

26.400

26.400

26.400

Vergunningen WVO

17.500

17.500

17.500

17.500

17.500

17.500

Beheeropbrengsten areaal

54.000

54.000

54.000

54.000

54.000

54.000

Nationale Bewegwijzeringsdienst

22.250

22.685

22.650

22.650

22.650

22.650

Overige opbrengsten derden

26.072

26.072

26.072

26.072

26.072

26.072

Totaal

184.222

184.657

184.622

184.622

184.622

184.622

Bijzondere baten

De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.

Lasten

Personele kosten

Specificatie personele kosten
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Aantal FTE

8.785

8.845

8.866

8.528

8.246

8.240

Eigen Personele kosten (x € 1.000)

737.920

752.691

765.845

737.430

708.084

705.139

Inhuur (x € 1.000)

77.015

63.917

51.609

51.610

48.610

48.610

Het aantal FTE is ten opzichte van de begroting 2018 gewijzigd als gevolg van onderstaande twee ontwikkelingen:

Strategisch Capaciteitsmanagement

  • Om een betere relatie te leggen tussen de gevraagde productie en de daarvoor benodigde capaciteit is binnen IenW voor RWS het instrument Strategisch Capaciteitsmanagement ontwikkeld. Daarbij wordt jaarlijks op basis van vastgestelde normen, rekenregels en tarieven voor alle werkprocessen van RWS doorgerekend wat de benodigde capaciteit voor de komende 5 jaar is op basis van de huidige verwachte producten en prestatieopgaven. Op basis van de uitkomsten van de berekening voor de begroting 2019 is besloten om RWS de komende jaren voor regulier onderhoud, M-fase DBFM, Vervanging en Renovatie en de uitvoering van het Regeerakkoord extra capaciteit te kennen. Dit betekent een verhoging van de capaciteit met 254 FTE in 2019 en 321 FTE in 2020 aflopend naar 119 FTE in 2023.

Herverkaveling Regeerakkoord.

  • Een overdracht van circa 7 FTE naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties als gevolg van de departementale herindeling met betrekking tot de Omgevingswet.

Eigen personeel

De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kerntaken).

De kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS.

Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt (niet-kerntaken). In de beleidsbegroting en verantwoording van lenW wordt de (externe) inhuur transparant inzichtelijk gemaakt in de baten-lastenparagraaf van het agentschap Rijkswaterstaat.

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

Door een aantal maatregelen daalt de inhuur op kerntaken de komende jaren:

  • extra inzet op het werven van voldoende gekwalificeerd eigen personeel en versnelling van het wervingsproces om vacatures zo snel mogelijk in te vullen;

  • een flexibele interne pool om snel interne inzet te kunnen organiseren;

  • versterking van cruciale kennis binnen de organisatie is geborgd met interne loopbaanontwikkeling.

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Gelet op de omvang van de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn belegd (de niet-kerntaken) substantieel, maar wordt er een dalende trend verwacht. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is. Hierdoor daalt de inhuur geleidelijk.

De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Specificatie inhuur (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Apparaat (kerntaken)

77.015

63.917

51.609

51.610

48.610

48.610

Programma (niet-kerntaken)

106.835

96.385

86.835

86.835

86.835

86.835

Totaal

183.850

160.302

138.444

138.445

135.445

135.445

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + depositorekeningen

601.934

676.570

303.413

304.573

326.844

349.937

375.407

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

2.447.062

2.588.721

2.457.832

2.358.685

2.317.084

2.160.144

2.176.262

 

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 2.311.790

– 2.908.254

– 2.408.857

– 2.309.710

– 2.268.109

– 2.111.169

– 2.127.287

2

Totaal operationele kasstroom

135.272

– 319.533

48.975

48.975

48.975

48.975

48.975

 

–/– totaal investeringen

– 19.743

– 54.106

– 108.110

– 122.646

– 69.979

– 59.484

– 59.484

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

4.390

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 15.353

– 54.106

– 108.110

– 122.646

– 69.979

– 59.484

– 59.484

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 32.507

– 12.380

         
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

14.200

6.000

8.600

8.600

8.600

8.500

8.500

 

–/– aflossingen op leningen

– 30.276

– 19.500

– 19.686

– 20.336

– 22.197

– 20.255

– 21.205

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

3.300

26.362

71.381

107.679

57.693

47.734

47.734

4.

Totaal financieringskasstroom

– 45.283

482

60.295

95.943

44.096

35.979

35.028

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

676.570

303.413

304.573

326.844

349.937

375.407

399.926

 

(noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De nieuwe investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. De hogere investeringen in 2019 en 2020 worden veroorzaakt door het vlootvervangingsprogramma van de Rijksrederij.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van de investeringen. Het beroep op de leenfaciliteit ligt lager dan het totaal van de investeringen omdat de investeringen in de vaartuigen van de Rijksrederij in 2018 volledig en vanaf 2019 deels worden gefinancierd uit de bestemmingsreserve. Daarnaast wordt in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement. In 2018 is het surplus Eigen Vermogen (€ 12,4 miljoen) teruggestort naar het Moederdepartement

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

Realisatie 20171

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Apparaatskosten per eenheid areaal (bedragen x € 1)

             

Hoofdwegennet

26.270

26.707

27.189

26.899

26.030

23.793

24.627

Hoofdvaarwegennet

25.960

26.376

26.562

26.466

26.279

25.123

25.492

Hoofdwatersystemen

1.180

1.262

1.261

1.260

1.242

1.190

1.207

               

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

             

% Apparaatskosten ten opzichte van de omzet

24%

21%

19%

20%

21%

21%

21%

               

Tarief per FTE (bedragen x € 1)

             

Tarief per FTE

121.645

123.805

122.856

122.883

124.241

124.547

124.253

               

Omzet agentschap per product (bedragen x € 1.000)

             

Hoofdwatersystemen

476.810

452.114

440.879

421.404

406.218

396.902

419.918

Hoofdwegennet

1.125.493

1.265.399

1.157.960

1.086.193

1.146.727

990.797

985.351

Hoofdvaarwegennet

557.416

588.221

592.570

588.693

504.206

512.258

509.905

Overig

53.114

53.562

47.515

44.420

42.767

42.921

43.722

TOTAAL

2.212.833

2.359.196

2.238.824

2.140.610

2.099.658

1.942.578

1.958.596

               

Bezetting

             

FTE totaal (excl. externe inhuur)1

8.797

8.785

8.845

8.866

8.528

8.246

8.240

% overhead

14,43%

13%

13%

13%

13%

13%

13%

               

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

             

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

1,3%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Gebruikerstevredenheid

             

Publieksgerichtheid

 

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWS

 

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWN

85%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

Gebruikerstevredenheid HVWN

69%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

               

Ontwikkeling PIN-waarden

             

Hoofdwatersystemen

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdwegennet

100

100

100

100

100

100

100

Hoofdvaarwegennet

100

100

100

100

100

100

100

X Noot
1

Voor het jaar 2017 is de bezetting opgenomen.

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

Percentage apparaatskosten ten opzichte van de omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (deze omzet bestaat uit BLS en GVKA realisatie en planstudie) van RWS. De daling van het percentage ten opzichte van 2017 wordt met name veroorzaakt door de stijging van de totale omzet.

Tarief per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten gecorrigeerd voor kosten t.b.v. Werken voor en met Anderen) per formatieve ambtelijke FTE. De stijging van het tarief ten opzichte van de realisatie 2017 wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling.

Omzet agentschap per productgroep

In de tabel is de Omzet IenW uitgesplitst naar de verschillende netwerken. Deze daling wordt veroorzaakt door de meerjarige begrotingsstanden.

Bezetting

FTE totaal: deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke bezetting van RWS zich ontwikkelt.

Percentage overhead: deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in FTE) binnen RWS zich bezighoudt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk): deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatie-indicatorwaarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding bij de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van IenW kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenW belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT voert ook taken uit namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid.

Producten en diensten

De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De ILT zet haar schaarse capaciteit selectief in op de terreinen waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn en waar het handelen van de ILT het meeste effect kan sorteren. Een belangrijke pijler voor deze afweging is de ILT-Brede Risicoanalyse (IBRA). Deze ontwikkelde methode helpt de ILT om ordelijk te kiezen, op basis van maatschappelijke schade, aan welke taken zij prioriteit geeft en aan welke niet. De grootste risico’s worden door de ILT programmatisch aangepakt. De ILT gaat steeds meer in programma’s werken, met telkens de meest kansrijke combinatie van disciplines, specialisten en instrumenten. Daarbij worden instrumenten ingezet van gerichte nalevingscommunicatie tot opsporing.

1. Vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aantonen dat ze aan de wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. Handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende toezicht vormen:

  • Objectinspecties;

  • Administratiecontroles;

  • Audits;

  • Dienstverlening (meldingen, vragen)

3. Incident- en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In voorkomende gevallen levert de ILT expertise en deskundigen en soms (zoals bij scheepvaart en railvervoer) heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en een gecoördineerde aanpak. Ondanks dat crisismanagement geen toezichtstaak is, is de (systeem)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

Begroting baten en lasten

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

121.028

121.951

120.548

119.729

119.708

119.713

119.713

Omzet overige departementen

375

375

875

875

875

875

875

Omzet derden

27.989

24.580

24.156

23.803

23.401

23.401

23.401

Rentebaten

0

50

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

98

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.647

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

151.137

146.956

145.629

144.457

144.034

144.039

144.039

               

Lasten

             

Apparaatskosten

152.664

145.514

144.861

144.245

143.834

143.839

143.839

Personele kosten

112.741

107.980

108.413

108.235

107.832

107.832

107.832

Waarvan eigen personeel

99.425

102.653

103.753

103.753

103.753

103.753

103.753

Waarvan externe inhuur

13.249

5.127

4.460

4.282

3.879

3.879

3.879

Waarvan overige personele kosten

67

200

200

200

200

200

200

Materiële kosten

39.922

37.535

36.448

36.010

36.002

36.007

36.007

Waarvan apparaat ICT

379

200

200

200

200

200

200

Waarvan bijdrage aan SSO's

22.146

19.467

17.290

16.684

16.663

16.668

16.668

Waarvan overige materiële kosten

17.397

17.868

18.958

19.126

19.139

19.138

19.138

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

1.808

1.342

668

112

100

100

100

Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Materieel

1.808

1.342

668

112

100

100

100

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Overige lasten

1.535

100

100

100

100

100

100

Dotaties voorzieningen

1.266

100

100

100

100

100

100

Bijzondere lasten

269

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

156.006

146.956

145.629

144.457

144.034

144.039

144.039

               

Saldo van baten en lasten

– 4.869

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet IenW is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).

Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Hoofdstuk XII

realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

artikel 24 Handhaving en Toezicht

106.759

109.227

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

artikel 97 Algemeen departement

12.412

12.471

12.476

12.476

12.473

12.472

12.472

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

253

253

         

Realisatie nutv werkzaamheden

1.604

           

Totaal

121.028

121.951

120.548

119.729

119.708

119.713

119.713

Omzet overige departementen

De omzet afkomstig van andere departementen betreft de middelen voor het toezicht op naleving van de Wet normering topinkomens in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ook zet de ILT, in opdracht van dezelfde Minister, haar werkzaamheden voort op het gebied van de handhaving van de naleving van de verplichtingen met betrekking tot het energielabel in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is ook opgenomen onder omzet derden (raming 2019: € 13,3 miljoen).

Lasten

Personele kosten

In 2019 stijgt de personele omvang van de ILT als gevolg van nieuwe taken op het gebied van exportheffing. Bij het doorgaande verloop vanwege pensionering, is kennisborging en -deling een belangrijk onderdeel van het personeelsbeleid. De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ict-terrein.

Specificatie personele kosten
 

realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Aantal FTE

1.099

1.113

1.124

1.124

1.124

1.124

1.124

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

99.425

102.653

103.753

103.753

103.753

103.753

103.753

Externe inhuur (x € 1.000)

13.249

5.127

4.460

4.282

3.879

3.879

3.879

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. De eerder begrote kostendalingen op huisvesting en ICT-beheer worden vanaf 2020 gerealiseerd.

De organisatieverandering bij ILT is in volle gang. Onder meer het programmatisch werken wordt geïmplementeerd zoals in het Meerjarenplan verder wordt toegelicht. Daarnaast wordt het IV- landschap vernieuwd. Dit levert de komende jaren naar verwachting besparingen op de ICT-kosten op, afhankelijk van het tempo waarmee de verouderde applicaties kunnen worden vervangen en stopgezet. Mede daardoor kunnen de kosten voor externe ICT-inhuur worden teruggebracht.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1. Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen

40.775

26.542

20.083

16.652

16.664

16.664

16.664

2a totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

– 5.174

146.956

145.629

144.457

144.034

144.039

144.039

2b totaal uitgaven operationele kasstroom (–/–)

– 4.199

– 153.214

– 148.861

– 144.245

– 143.834

– 143.839

– 143.839

2. Totaal operationele kasstroom

– 9.373

– 6.258

– 3.232

212

200

200

200

3a. totaal investeringen (–/–)

– 120

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

25

3. Totaal investeringskasstroom

– 96

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 4.765

4b. eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

4c. aflossingen op leningen (–/–)

4d. beroep op leenfaciliteit (+/+)

4. Totaal financieringskasstroom

– 4.765

               

5. Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekening en (=1+2+3+4)

26.542

20.083

16.652

16.664

16.664

16.664

16.664

(Maximale roodstand € 0,5 mln.)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De reserveringen en voorzieningen op de ILT-balans lopen naar verwachting de komende jaren terug door uitbetaling, waarna de totale operationele kasstroom zal afvlakken.

Investeringskasstroom

De investeringenkasstroom is naar verwachting beperkt omdat de ILT overgaat van eigen auto’s naar lease. De resterende investeringen betreffen bedrijfsspecifieke apparatuur.

Financieringskasstroom

Gelet op de beschikbare liquiditeiten is het doelmatig om de beperkte investeringen te financieren met eigen kasmiddelen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1. Kostprijzen per productgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

130.267

124.594

123.855

122.878

122.553

122.557

122.557

– Vergunningverlening

25.739

22.362

21.774

21.580

21.481

21.482

21.482

2. Tarieven/uur (x € 1)

             

– Handhaving

145,6

137,8

134,6

133,5

133,2

133,2

133,2

– Vergunningverlening

141,1

132,6

129,1

127,9

127,4

127,4

127,4

3. Omzet per productgroep (pxq)(x € 1.000)

             

– Handhaving

122.759

120.320

118.988

117.816

117.396

117.402

117.402

– Vergunningverlening

14.221

14.115

14.115

14.115

14.115

14.115

14.115

4. FTE-totaal (excl. externe inhuur)

1.099

1.113

1.124

1.124

1.124

1.124

1.113

5. Saldo van baten en lasten (%)

– 3,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

6. Kwaliteitsindicator 1: Doorlooptijd vergunningen binnen norm

91%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

7. Kwaliteitsindicator 2: Wachttijden informatiecentrum

38 sec

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

               

Omschrijving Specifiek Deel Inspectiediensten

             

8. Kwaliteit Handhaving:

             

Klachten (bezwaar en beroep)

1.071

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Waarvan gegrond (%)

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Toelichting

Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het geraamde aantal fte’s past binnen de randen van de begroting.

De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 8) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, c.q. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «bezwaar- en beroepszaken». De ILT streeft naar 0% gegrond verklaarde bezwaren en beroepen.

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Introductie

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Per 1 januari 2016 is de Wet taken meteorologie en seismologie in werking getreden.

Producten en diensten

De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.

We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico-reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.

De begroting van baten en lasten van het agentschap KNMI (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

47.710

54.755

55.303

51.609

45.231

48.390

45.719

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

6.599

150

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

2.441

3.011

2.930

2.930

2.930

2.930

2.930

Omzet derden

21.004

24.367

24.809

25.434

25.610

25.626

25.626

Rentebaten

1

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

 

0

0

0

0

0

0

bijzondere baten

1

           

Totaal baten

77.756

82.284

83.042

79.974

73.772

76.947

74.276

               

Lasten

             

Apparaatskosten

48.190

48.141

46.521

46.681

46.777

45.377

45.377

– personele kosten

32.760

32.636

32.141

31.841

31.541

31.241

31.241

* waarvan eigen personeel

31.411

31.840

31.345

31.045

30.745

30.445

30.445

* waarvan externe inhuur

1.245

744

744

744

744

744

744

* waarvan overige personele kosten

104

52

52

52

52

52

52

– materiële kosten

15.430

15.505

14.380

14.840

15.236

14.136

14.136

* waarvan apparaat ICT

5.812

5.105

5.105

5.105

5.105

5.105

5.105

* waarvan bijdrage aan SSO's

4.467

4.575

4.075

3.975

3.975

3.275

3.275

* waarvan overige materiële kosten

5.151

5.825

5.200

5.760

6.156

5.756

5.756

Materiële Programmakosten

             

* Aardobservatie

22.204

19.657

21.635

18.307

12.009

17.084

14.413

* Overig

7.676

11.048

11.448

11.548

11.548

11.048

11.048

* waarvan ICT

4.751

6.041

6.441

7.041

7.041

6.541

6.541

* waarvan overige materiële kosten

2.925

5.007

5.007

4.507

4.507

4.507

4.507

Afschrijvingskosten

             

– materieel

1.823

3.038

3.038

3.038

3.038

3.038

3.038

* Apparaat

491

408

408

408

408

408

408

* waarvan apparaat ICT

             

* Programma

1.332

2.630

2.630

2.630

2.630

2.630

2.630

* waarvan ICT

432

1.104

1.104

1.104

1.104

1.104

1.104

– immaterieel

98

400

400

400

400

400

400

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

             

– Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

* Programma

0

0

0

0

0

0

0

* Apparaat

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

– 1

           

– bijzondere lasten

             

Totaal lasten

79.990

82.284

83.042

79.974

73.772

76.947

74.276

               

Saldo van baten en lasten

– 2.234

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet IenW betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ANVS en beleids-DG’s voor maatwerk. De stijging in de opbrengsten IenW wordt veroorzaakt door fluctuatie in de opbrengsten voor Aardobservatie (programma). Daarnaast is sprake van een stijging door de toekenning van extra middelen vanaf 2018 in het kader van het programma Basale Dienstverlening.

Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Hoofdstuk XII

             

Artikel 11 Waterkwantiteit

500

422

422

422

421

420

420

Artikel 16 Spoor

20

45

45

45

45

45

44

Artikel 17 Luchtvaart

44

14

14

14

14

0

0

Artikel 19 Uitvoering milieubeleid en Internationaal

424

178

0

0

0

0

0

Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie*

43.088

51.121

51.846

48.153

41.776

44.950

42.280

Bijdrage ILT

0

0

0

0

0

0

0

Bijdrage RWS

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

2.370

Bijdrage ANVS

213

213

213

213

213

213

213

Bijdrage DCC

0

0

0

0

0

0

0

Overige omzet IenW

1.051

392

392

392

392

392

392

Totaal

47.710

54.755

55.303

51.609

45.231

48.390

45.719

Van totale omzet IenW

             

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

30.477

35.098

33.668

33.302

33.222

31.306

31.306

* programma

17.233

19.657

21.635

18.307

12.009

17.084

14.413

De bedragen per product zijn:

Opbrengsten moederdepartement per product (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Meteorologie

29.816

34.146

32.715

32.460

32.491

30.575

30.575

Seismologie

661

952

952

842

731

731

731

Aardobservatie

17.233

19.657

21.635

18.307

12.009

17.084

14.413

Totaal

47.710

54.755

55.303

51.609

45.231

48.390

45.719

Omzet nog uit te voeren werkzaamheden

De omzet nog uit te voeren werkzaamheden bestaat uit opbrengsten die in eerdere jaren van IenW zijn ontvangen voor de basistaken en waar in een later jaar prestaties voor worden geleverd.

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

115

87

87

87

87

87

87

Het Ministerie van Defensie

1.183

1.105

1.105

1.105

1.105

1.105

1.105

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

1.069

1.671

1.590

1.590

1.590

1.590

1.590

Overig

74

149

149

149

149

149

149

Totaal

2.441

3.011

2.930

2.930

2.930

2.930

2.930

Het KNMI ontvangt een vergoeding van het Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM) voor de levering van luchtkwaliteitsverwachtingen. De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud infrastructuur. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat betreft tot en met 2017 dienstverlening op het gebied van seismologie. Vanaf 2018 komt daar naar aanleiding van de herverkaveling een bijdrage bij voor dienstverlening op het gebied van klimaat (voorheen bij het Ministerie van IenW).

Omzet derden

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/ESTEC, universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data. De overige opbrengsten betreffen deels lopende contracten met derden (zoals bijvoorbeeld Climate Centre, NAM en Havenbedrijven) en deels nog te realiseren opbrengsten.

Specificatie omzet derden
 

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Opbrengsten luchtvaart

9.103

8.997

8.997

8.997

8.997

8.997

8.997

Projecten extern gefinancierd

9.787

13.233

13.233

13.233

13.233

13.233

13.233

Dataverstrekkingen en licenties

649

600

600

600

600

600

600

Overige opbrengsten

1.465

1.537

1.979

2.604

2.780

2.796

2.796

Totaal

21.004

24.367

24.809

25.434

25.610

25.626

25.626

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Specificatie personele kosten
 

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

FTE

383

377

371

368

364

361

361

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

31.411

31.840

31.345

31.045

30.745

30.445

30.445

Inhuur (x € 1.000)

1.245

744

744

744

744

744

744

De daling van de inhuurkosten komt voort uit het streven deze kosten verder te verlagen.

Materiële apparaatskosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie en contributies. De toename van de kosten wordt vooral veroorzaakt door hogere ICT-kosten naar aanleiding van investeringen in ICT die gedaan zullen worden in het kader van het programma Basale Dienstverlening+ en hogere kosten voor uitbesteding voor het uitvoeren van subsidieprojecten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen voornamelijk de afschrijvingskosten voor ICT-apparatuur (Rekenserver en Massa opslagsysteem) en waarneemapparatuur (regenradars, wolkenradars en een veelheid aan sensoren).

Kasstroomoverzicht van het agentschap KNMI (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

11.668

4.110

2.830

2.566

2.779

2.868

2.688

                 

2a.

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.921

3.438

3.438

3.438

3.438

3.438

3.438

2b.

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 8.171

– 4.071

– 1.973

– 1.129

– 953

– 1.155

– 1.545

2.

Totaal operationele kasstroom

– 6.250

– 633

1.465

2.309

2.485

2.283

1.893

                 

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 6.142

– 7.382

– 2.373

– 1.700

– 200

0

0

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

319

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.823

– 7.382

– 2.373

– 1.700

– 200

0

0

                 

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

0

300

300

300

300

300

300

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

0

– 948

– 2.029

– 2.396

– 2.696

– 2.763

– 1.960

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

4.516

7.382

2.373

1.700

200

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

4.516

6.734

644

– 396

– 2.196

– 2.463

– 1.660

                 

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

4.110

2.830

2.566

2.779

2.868

2.688

2.921

 

(maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruitontvangen bedragen. De vooruitontvangen bedragen voor aardobservatie worden vanaf 2019 negatief. Daarom is een nog door te voeren kasschuif opgenomen in de operationele kasstroom.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van 3 jaar of langer. Voor 2018 betreft het vooral investeringen in software (€ 3,4 miljoen) en waarneemapparatuur (€ 3,5 miljoen). In de jaren daarna betreft het met name investeringen in de waarneem- en productieketen.

Als gevolg van het resultaat 2017 is het Eigen Vermogen van het KNMI nihil. In lijn met de Regeling Agentschappen wordt het Eigen Vermogen van het KNMI behoedzaam aangevuld door de eigenaar met € 0,3 miljoen per jaar tot en met 2023 tot een bedrag van € 1,8 miljoen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Kostprijzen per product (groep)

             

– percentage overhead (*)

97

97

97

97

97

97

97

– fte's overhead/indirect (*)

104

98

98

98

98

98

98

               

Tarieven/uur (*)

96

103

103

103

103

103

103

               

Omzet per productgroep

             

– Meteorologie

52.649

59.470

58.331

58.701

58.908

57.008

57.008

– Seismologie

2.898

3.157

3.076

2.966

2.855

2.855

2.855

– Aardobservatie

22.207

19.657

21.635

18.307

12.009

17.084

14.413

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

383

377

371

368

364

361

361

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 3%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

0,34

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,31

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

– 0,12

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99,4

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

> 99

Toelichting

Het totale aantal fte’s en daarmee ook het aantal fte’s overhead/indirect zal dalen door bezuinigingen.

Door prijsstijgingen (o.a. ICT) stijgen de kosten van de overhead. Tezamen met het dalende aantal fte’s zorgt dit voor een (sterke) stijging van de uurtarieven.

6. BIJLAGEN

Bijlage 1 ZBO’s en RWT’s

Naam organisatie1

rwt

zbo

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begr

otingsraming2

(x € 1.000)

Verwijzing naar website rwt/zbo3

Hyperlink

uitgevoerde

evaluatie zbo onder kaderwet

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Straling (ANVS)

X

X

Uitvoeren werkzaamheden op het vlak van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, vervoer van radio-actieve stoffen en radio-actief afval, stralingsincidenten en beveiliging en safeguards.

97

n.v.t.

www.autoriteitnvs.nl

De ANVS is een zbo sinds 1 juli 2017.

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)4

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14

917

www.cbr.nl

De wettelijke evaluatie heeft plaatsgevonden in 2017. Het rapport is in juli 2018 aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer.

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland

22

959

www.ctgb-wageningen.nl

Evaluatieplicht n.v.t. (EZ)

Commissie m.e.r.

X

 

Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten

13

0

www.commissiemer.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

www.rdw.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/12/12/aanbieding-rapport-wettelijke-evaluatie-aan-tweede-kamer

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rijinstructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Beperkte evaluatie vindt plaats in 2018

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Explosieven

 

X

Verrichten van keuringsactiviteiten op explosieven

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Kabelbaaninstallaties

 

X

Keuren kabelbaaninstallaties

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor ILT

div.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

div.

Evaluatieplicht n.v.t.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

77

www.lvnl.nl

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-411563.pdf

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div.

div.

Beloodsen van schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13. IF

2.374.783

www.prorail.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

98

5.227

www.stab.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

X

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

De Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Verlenen en intrekken van vergunningen en machtigingen

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2013/05/17/rapportage-wettelijke-evaluatie-niwo

Per 1 januari 2017 omgevormd tot publiekrechtelijk zbo. Evaluatie vindt plaats in 2018.

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

www.sabni.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

Evaluatieplicht n.v.t.

VTS-operators

X

X

Reguleren van scheepvaartverkeer op rivieren en in havens.

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Evaluatieplicht n.v.t.

X Noot
1

Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet zbo’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd-zbo/-rwt.

X Noot
2

Het overgrote deel van de onder IenW ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

X Noot
4

Ten behoeve van de inzichtelijkheid zijn subsidies en subsidieregelingen die met ingang van 2018 onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dan wel het Ministerie van Economische zaken niet opgenomen. Dit leidt in de 2017 tot verschillen ten opzichte van het Jaarverslag 2017.

Naam organisatie1

Ministerie

rwt

zbo

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begrotingsraming2

(x € 1.000)

Verwijzing naar website rwt/zbo3

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

EZK

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden in Nederland

22

959

www.ctgb-wageningen.nl

X Noot
1

Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet zbo’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd-zbo/rwt.

X Noot
2

Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

X Noot
3

Voor de algemene toezichtvisie en ministeriële regelingen en sturingsvisies op zbo’s, zie: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/07/toezichtvisie-ienm-2013–2017-verantwoorde-uitvoering.html

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

11

Integraal Waterbeleid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

44.986

44.310

44.312

43.974

41.875

41.875

Mutatie nota van wijziging 2017

803

– 412

– 376

– 212

– 5

– 5

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

6.866

4.214

4.114

3.564

564

– 936

Nieuwe mutaties

– 3.011

– 2.750

– 2.699

– 2.391

832

835

Stand ontwerpbegroting 2019

49.644

45.362

45.351

44.935

43.266

41.769

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

11.01

Algemeen waterbeleid

           

1

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

579

475

825

2.234

2.349

2.352

2

HGIS GCECA

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

   

3

HGIS Watergazant

– 491

– 491

– 491

– 491

   

4

Bijdrage KNMI

– 622

– 573

– 573

– 573

– 733

– 733

 

Diversen

253

73

– 334

– 1.254

– 447

– 447

11.02

Waterveiligheid

           
 

Diversen

– 68

– 18

– 17

– 11

– 12

– 12

11.03

Grote oppervlaktewateren

           
 

Diversen

– 671

– 243

– 118

– 324

– 325

– 325

11.04

Waterkwaliteit

           
 

Diversen

9

27

9

28

   

Totaal

– 3.011

– 2.750

– 2.699

– 2.391

832

835

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2018.

Ad 2. Dit betreft de overboeking van de toegekende HGIS middelen voor Global Excellence for Climate Adaptation (GCECA) van artikel 11 (Integraal Waterbeleid) naar artikel 19 (Uitvoering Milieubeleid en Internationaal). De middelen worden overgeboekt, omdat de doelstelling van het programma beter aansluit bij de doelstellingen van artikel 19.

Ad 3. Dit betreft de overboeking van de toegekende HGIS-middelen voor de Watergazant. De verantwoording hiervoor vindt plaats op artikel 98 gezien het personele kosten betreft.

Ad 4. Jaarlijks worden er, in overleg met het KNMI, door de opdrachtgevers van het KNMI aanvullende opdrachten verstrekt middels een jaarlijkse offerte. Naar aanleiding van de offerte 2018 wordt er aanvullend budget aan het KNMI overgeheveld voor het inrichten van de functie met betrekking tot Space Weather en het uitvoeren van Broeikasgasmetingen in 2018.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

11

Integraal Waterbeleid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

278

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

278

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 13 Bodem en Ondergrond
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

13

Bodem en Ondergrond

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

131.496

101.727

104.016

186.353

188.668

189.387

Mutatie nota van wijziging 2017

– 77.656

– 54.897

– 53.979

– 49.779

– 50.779

– 50.779

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

400

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 12.043

– 7.579

– 14.064

936

936

936

Nieuwe mutaties

– 2.751

1.785

– 929

2.133

– 1.122

– 1.122

Stand ontwerpbegroting 2019

39.046

41.436

35.044

139.643

137.703

138.422

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

13.01

Ruimtelijke instrumentarium

           

13.02

Geo-informatie

           

13.03

Gebiedsontwikkeling

           

13.04

Ruimtegebruik bodem

           

1

Stormpolderdijk

– 2.950

2.950

0

2.000

0

0

 

Diversen

133

– 1.278

– 997

133

– 1.123

– 1.123

13.05

Omgevingswet

           
 

Diversen

66

113

68

0

1

1

Totaal

– 2.751

1.785

– 929

2.133

– 1.122

– 1.122

Ad 1. Dit betreft een desaldering in het kader de geactualiseerde saneringsopgave Stormpolderdijk (EMK). De ontvangst van de gemeente Krimpen a/d IJssel vanwege de verkoop van het terrein (€ 2,950 miljoen) wordt niet meer in 2018 maar in 2019 verwacht. Daarnaast zijn er in het jaar 2021 voor € 2 miljoen aan ontvangsten in kader van aanvullende maatregelen de gemeente Krimpen a/d IJssel in het kader van de saneringsopgave Stormpolderdijk (EMK).

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

13

Bodem en Ondergrond

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

8.824

3.824

3.824

3.824

3.824

3 824

Mutatie nota van wijziging 2017

– 8.824

– 3.824

– 3.824

– 3.824

– 3.824

– 3 824

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

2.950

1.500

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 2.950

2.950

0

2.000

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

0

4.450

0

2.000

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2018

2019

2020

2021

2022

2023

13.09

           

1

Stormpolderdijk

– 2.950

2.950

0

2.000

0

0

Totaal

– 2.950

2.950

0

2.000

0

0

Ad 1. Zie hierboven toelichting uitgaven artikel 13 ad 1.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

14

Wegen en Verkeersveiligheid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

36.725

34.298

32.827

29.492

28.653

29.338

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

2.000

644

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

1.083

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

3.772

14.975

8.216

7.672

7.248

4.894

Stand ontwerpbegroting 2019

43.580

49.917

41.043

37.164

35.901

34.232

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

14.01 Netwerk

           

1

BOA inzet tbv impuls wegen

1.259

         

2

Overboekingen vanuit IF (DUMO, Fiets)

2.107

1.085

       

3

Overboekingen vanuit DGMI

0

13.357

7.678

7.185

6.911

5.068

 

Diversen

64

520

525

474

322

– 189

14.02 Veiligheid

           
 

Diversen

342

13

13

13

15

15

Totaal

3.772

14.975

8.216

7.672

7.248

4.894

Ad 1. Als gevolg van de impuls Wegen uit het regeerakkoord Rutte III worden in 2018 meer verkenningen en MIRT onderzoek gestart door RWS. Hiervoor wordt budget overgeheveld van het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk XII.

Ad 2. Deze mutatie betreft een overboeking vanuit het Infrastructuurfonds voor de programma’s Duurzame Mobiliteit, Fiets en Programma Innovatie Mobiliteit. Deze middelen worden onder andere ingezet voor beleidsondersteuning en advies (BOA) van RWS.

Ad 3. Bij de herinrichting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is besloten dat de taken die worden verricht in de taakvelden voor voertuigemissies en brandstoffen, worden overgedragen van DGMI naar DGMo. Daarom worden budgetten van artikel 21 naar artikel 14 overgeboekt.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

14

Wegen en Verkeersveiligheid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

– 1.000

Stand ontwerpbegroting 2019

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

5.782

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1

Buisleidingen

         

– 1.000

Totaal

0

0

0

0

0

– 1.000

Ad 1. Deze mutatie betreft een technische verwerking. De geraamde inkomsten uit de Buisleidingenstraat bedragen € 2 miljoen per jaar. Deze reeks is gebaseerd op een afbetaling van een lening van ca. € 70 miljoen waarvan inmiddels ca. € 50 miljoen is terugbetaald. Abusievelijk is deze ontvangstenreeks in het verleden structureel doorgetrokken. Met deze mutatie wordt invulling gegeven aan een afbouw van deze extrapolatie teneinde een tekort op langere termijn te voorkomen.

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

16

Openbaar Vervoer en Spoor

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

18.622

13.142

13.917

14.237

14.234

12.400

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

354

15

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

316

0

1

– 1

11

– 232

Stand ontwerpbegroting 2019

19.292

13.157

13.918

14.236

14.245

12.168

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

16.01 Spoor

           
 

Diversen

316

0

1

– 1

11

– 232

Totaal

316

0

1

– 1

11

– 232

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

16

Openbaar Vervoer en Spoor

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.497

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

3.497

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

3.497

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 17 Luchtvaart
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

17

Luchtvaart

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

15.162

15.731

11.496

9.181

9.243

8.339

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

1.675

7.000

6.875

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

1.260

– 140

280

0

0

0

Nieuwe mutaties

2.029

4.738

2.278

877

562

362

Stand ontwerpbegroting 2019

20.126

27.329

20.929

10.058

9.805

8.701

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

17.01

Luchtvaart

           

1

Kasschuif Wederopbouw Saba

– 1.594

1.594

       

2

Luchtvaart dossiers

2.607

3.271

2.400

1.188

988

988

3

Eindejaarsmarge

1.223

         
 

Diversen

– 207

– 127

– 122

– 311

– 426

– 626

Totaal

2.029

4.738

2.278

877

562

362

Ad 1. Als gevolg van de orkaanschade moet in 2018 een nieuwe afvalverbrandingsinstallatie op Saba worden gerealiseerd. Door een kasschuif tussen artikel 21 (Duurzaamheid) en artikel 17 (Luchtvaart) worden hiervoor middelen vrijgemaakt.

Ad 2. Ten behoeve van de ambities uit het regeerakkoord Rutte III op het luchtvaartdossier zijn extra middelen benodigd voor de programma’s Schiphol, Luchtruimherziening en Lelystad. Voor de begrotingsperiode (2018–2023) worden middelen toegevoegd voor de inzet op het luchtvaartdossier.

Ad 3. Betreft een mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor de financiering van overlopende verplichtingen uit 2017.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

17

Luchtvaart

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.115

1.255

732

605

675

535

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

810

110

530

250

250

250

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

1.925

1.365

1.262

855

925

785

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

18

Scheepvaart en Havens

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

25.396

14.016

11.032

4.657

4.663

5.227

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

5.500

12.500

12.500

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

10.187

12.451

10.674

7

7

7

Nieuwe mutaties

297

– 412

458

– 129

– 141

– 194

Stand ontwerpbegroting 2019

41.380

38.555

34.664

4.535

4.529

5.040

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

18.01

Scheepvaart en havens

           
 

Diversen

297

– 412

458

– 129

– 141

– 194

Totaal

297

– 412

458

– 129

– 141

– 194

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

18

Scheepvaart en Havens

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

200

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

784

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

200

0

784

0

0

0

Beleidsartikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

66.915

64.678

57.936

58.138

57.882

56.120

Mutatie nota van wijziging 2017

– 21.799

– 22.139

– 16.454

– 16.760

– 16.484

– 14.640

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

7.545

– 46

– 46

190

190

190

Nieuwe mutaties

2.752

3.671

5.031

5.104

3.617

3.187

Stand ontwerpbegroting 2019

55.413

46.164

46.467

46.672

45.205

44.857

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

19.01

Tegengaan klimaatverandering

           
               

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

           

1

HGIS GCECA

2.000

2.000

2.000

2.000

0

0

2

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

1.123

943

1.681

2.385

2.592

2.589

3

Opdracht RIVM

0

900

900

900

900

900

 

Diversen

– 371

– 172

450

– 181

125

– 302

Totaal

2.752

3.671

5.031

5.104

3.617

3.187

Ad 1. Dit betreft de overboeking van de toegekende HGIS-middelen voor Global Excellence for Climate Adaptation (GCECA) van artikel 11 (Integraal Waterbeleid) naar artikel 19 (Uitvoering Milieubeleid en Internationaal). De middelen worden overgeboekt omdat de doelstelling van het programma beter aansluit bij de doelstellingen van artikel 19.

Ad 2. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2018.

Ad 3. De opdrachtverlening en de bijbehorende budgetten aan het RIVM worden binnen IenW op artikel 19 verantwoord en centraal gecoördineerd. De benodigde middelen worden vanuit diverse beleidsartikelen naar dit artikel overgeheveld.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

19

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

224.000

224.000

224.000

224.000

224.000

224.000

Mutatie nota van wijziging 2017

– 224.000

– 224.000

– 224.000

– 224.000

– 224.000

– 224.000

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

431

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

431

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

20

Lucht en Geluid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

34.729

27.895

28.057

28.913

29.003

30.857

Mutatie nota van wijziging 2017

– 355

– 355

– 355

– 355

– 355

– 355

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 2.332

– 19

– 19

0

0

0

Nieuwe mutaties

185

82

– 51

– 51

– 52

– 52

Stand ontwerpbegroting 2019

32.227

27.603

27.632

28.507

28.596

30.450

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

           
 

Diversen

185

82

– 51

– 51

– 52

– 52

Totaal

185

82

– 51

– 51

– 52

– 52

De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en hoeven daarom niet te worden toegelicht.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

21

Duurzaamheid

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

19.719

17.745

18.195

18.305

18.062

16.270

Mutatie nota van wijziging 2017

14.702

13.869

8.189

7.697

7.421

5.577

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

33.600

2.606

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 2.753

– 183

28

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 5.254

– 6.575

– 773

– 8.340

– 7.792

– 5.531

Stand ontwerpbegroting 2019

60.014

27.462

25.639

17.662

17.691

16.316

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

           
 

Diversen

– 143

         

21.05

Duurzame productketens

           

1

Kasschuif Wederopbouw Saba

1.594

– 1.594

       

2

Overboeking BZK

– 2.250

         

3

Overboeking EZK

– 1.543

         

4

Intensivering Circulaire Economie

 

8.000

8.000

     
 

Diversen

408

888

– 584

– 643

– 371

46

21.06

Natuurlijk kapitaal

           

5

Bijdrage RWS

– 2.000

         
 

Diversen

150

         

21.07

Duurzame mobiliteit

           

6

Overheveling naar DGMo

0

– 13.604

– 7.924

– 7.432

– 7.156

– 5.313

7

Bijdrage waterstofbussen

– 1.875

         
 

Diversen

705

– 265

– 265

– 265

– 265

– 264

Totaal

– 5.254

– 6.575

– 773

– 8.340

– 7.792

– 5.531

Ad 1. Als gevolg van de orkaanschade moet in 2018 een nieuwe afvalverbrandingsinstallatie op Saba worden gerealiseerd. Door een kasschuif tussen artikel 21 (Duurzaamheid) en artikel 17 (Luchtvaart) worden hiervoor middelen vrijgemaakt.

Ad 2. Dit betreft een bijdrage aan het Ministerie van BZK voor de klimaatenvelop. Vanuit het regeerakkoord is er voor klimaat (CO2-reductie) en de circulaire transitie in 2018 € 2,25 miljoen beschikbaar voor de Rijksinkoop. Met deze middelen worden pilots en projecten gestimuleerd die tot doel hebben om via inkoop een bijdrage te leveren aan de circulaire en CO2-arme economie.

Ad 3. Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken voor de regeling nationale EZ-subsidies Beleidsexperiment CO2-reductie industrie. Deze regeling is onderdeel van projecten omtrent circulaire economie die worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Ad 4. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 22. Deze middelen zijn benodigd voor de uitvoering van het IenW-deel van de kabinetsbrief (TK 2017-2018, 32 852 nr. 59) Circulaire Economie.

Ad 5. Rijkswaterstraat voert werkzaamheden uit in het kader van innovaties op het vlak van circulaire economie in de grond- weg- en waterbouw. Hiertoe wordt budget overgeheveld vanuit de begroting Hoofdstuk XII naar het Infrastructuurfonds.

Ad 6. Bij de herinrichting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is besloten dat de taken die worden verricht in de taakvelden voor voertuigemissies en brandstoffen, worden overgedragen van DGMI naar DGMo. Daarom worden budgetten van artikel 21 naar artikel 14 overgeboekt.

Ad 7. Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds ten behoeve van waterstofbussen.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

34.937

49.057

57.829

56.805

63.346

63.967

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

10.806

– 5.009

– 6.709

0

0

0

Nieuwe mutaties

6.428

– 10.246

– 5.555

– 13.435

– 13.515

– 1.605

Stand ontwerpbegroting 2019

52.171

33.802

45.565

43.370

49.831

62.362

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

22.01

Veiligheid chemische stoffen

           

1

Opdracht RWS

 

1.373

1.373

1.373

1.373

1.373

 

Diversen

487

– 904

– 304

– 304

– 304

– 374

22.02

Veiligheid biotechnologie

           
 

Diversen

 

– 100

– 100

– 100

– 100

– 100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

           

2

Kasschuif KNMI/DGMI

6.430

2.270

– 4.020

– 2.000

– 2.680

0

3

Opdracht RWS

 

– 1.373

– 1.373

– 1.373

– 1.373

– 1.373

4

Opdracht RIVM

 

– 900

– 900

– 900

– 900

– 900

5

Impuls Omgevingsveiligheid

 

– 14.150

       

6

Kasschuif Asbest / Circulaire Economie

 

11.200

8.000

– 9.000

– 9.300

 
     

– 8.000

– 8.000

     
 

Diversen

– 489

338

– 231

– 231

– 231

– 231

Totaal

6.428

– 10.246

– 5.555

– 13.435

– 13.515

– 1.605

Ad 1. Jaarlijks wordt met RWS een contract afgesloten over de capaciteitsinzet en de middelen voor het aangaan van verplichtingen. Het gaat hier specifiek om de BOA-financiering (Beleidsondersteuning, Onderzoek en Advies).

Ad 2. Binnen de IenW-begroting wordt een kasschuif gefaciliteerd tussen DGMI en KNMI. Voor het KNMI (artikel 23) betreft dit een schuif van de middelen aardobservatie. Voor DGMI (artikel 22) betreft dit schuiven op de Bijdrage agentschappen en programma Omgevingsveiligheid. De schuiven zijn nodig om het kasritme in overeenstemming te krijgen met de te verwachten programmering.

Ad 3. Zie toelichting bij ad 1.

Ad 4. De gecoördineerde opdrachtverlening aan RIVM wordt verantwoord op artikel 19. Vanuit de andere artikelen wordt voor aanvullingen op de centrale opdracht budget overgeheveld naar artikel 19.

Ad 5. Ten behoeve van de uitvoering van het programma Impuls Omgevingsveiligheid wordt budget gedecentraliseerd voor de uitvoering van de programmering 2019.

Ad 6. Betreft een generale kasschuif waardoor benodigde middelen in het juiste kasritme beschikbaar komen voor maatregelen op het gebied van Circulaire Economie en de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken voor de jaren 2019 en 2020. Het aandeel circulaire economie wordt overgeheveld naar artikel 21.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

22

Externe veiligheid en risico's

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

250

250

250

250

250

250

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

2.182

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

2.432

250

250

250

250

250

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

50.508

49.482

38.864

33.887

38.887

38 887

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 60

– 33

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

1.613

3.337

10.229

8.829

7.003

4 332

Stand ontwerpbegroting 2019

52.061

52.786

49.093

42.716

45.890

43 219

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

23.01 Meteorologie en seismologie

           

1

KNMI Aanvullende taken

610

365

365

365

365

365

2

KNMI Basale Dienstverlening

6.400

5.700

5.300

5.200

3.300

3.300

 

Diversen

703

402

402

402

402

402

23.02 Aardobservatie

           

3

Kasschuif KNMI/DGMI

– 6.191

– 3.170

4.020

2.671

2.670

0

 

Diversen

91

40

142

191

266

265

Totaal

1.613

3.337

10.229

8.829

7.003

4.332

Ad 1. Jaarlijks worden er, in overleg met het KNMI, door de opdrachtgevers van het KNMI aanvullende opdrachten verstrekt door middel van een jaarlijkse offerte. Naar aanleiding van de offerte 2018 wordt er aanvullend budget naar het KNMI overgeheveld voor het inrichten van de functie met betrekking tot Space Weather en het uitvoeren van Broeikasgasmetingen in 2018.

Ad 2. Het KNMI heeft onderzocht hoe de toekomstvastheid van het instituut geborgd kan worden. Zowel voor wat betreft zijn bedrijfsvoering als zijn taken gelet op technologische ontwikkelingen. Het totale plan van het KNMI laat zich in grofweg twee investeringen uiteenzetten. Naar aanleiding van besluitvorming over de eerste investering (Basale Dienstverlening+) worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld. Deze investering legt de focus op een gezonde bedrijfsvoering en financiën van het KNMI.

Ad 3. Binnen de IenW-begroting wordt een kasschuif gefaciliteerd tussen DGMI en KNMI. Voor het KNMI (artikel 23) betreft dit een schuif van de middelen voor aardobservatie. Voor DGMI (artikel 22) betreft dit schuiven op meerdere beleidsvlakken, met name op de Bijdrage agentschappen en het programma Omgevingsveiligheid. De schuiven zijn nodig om het kasritme in overeenstemming te krijgen met de te verwachten programmering.

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

24

Handhaving en Toezicht

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

103.314

103.364

103.382

103.400

103.401

103.401

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

7.233

4.708

3.871

3.835

3.840

3.840

Stand ontwerpbegroting 2019

110.547

108.072

107.253

107.235

107.241

107.241

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

24.01 Handhaving en toezicht

           

1

IV-portefeuille

1.000

         

2

Verhuiskosten

1.950

         

4

Toezicht Schiphol

525

740

       

6

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

2.513

2.500

2.552

2.601

2.606

2.606

7

Exportheffing afval

253

1.446

1.319

1.234

1.234

1.234

 

Diversen

992

22

0

0

0

0

Totaal

7.233

4.708

3.871

3.835

3.840

3.840

Ad 1. Dit betreft een mutatie voor stimuleringsmiddelen in het kader van de informatievoorziening die worden ingezet ten behoeve van het programma Anders Omgaan met Data.

Ad 2. Dit betreft een mutatie ter dekking van de verhuiskosten van ILT van de Koningskade naar de Rijnstraat. Het gaat met name om hogere ICT-werkplekkosten.

Ad 4. Dit betreft een mutatie voor aanvullende inzet op het dossier Toezicht Schiphol. Het gaat voorlopig om een 2-jarig programma waarna evaluatie plaatsvindt.

Ad 6. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2018 voor Hoofdstuk XII.

Ad 7. In het Regeerakkoord Rutte III staat dat er een exportheffing op afvaltransport wordt ingevoerd. De uitvoering wordt bij ILT belegd.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

25

Brede Doeluitkering

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

881.588

881.547

880.078

869.277

869.279

869 279

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

29.567

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

18.419

18.418

18.388

18.165

18.162

18 163

Stand ontwerpbegroting 2019

929.574

899.965

898.466

887.442

887.441

887 442

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

25.01

Brede doeluitkering

           

1

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

18.419

18.418

18.388

18.165

18.162

18.163

Totaal

18.419

18.418

18.388

18.165

18.162

18.163

Ad 1. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2018 voor Hoofdstuk XII.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

26

Bijdrage investeringsfondsen

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

6.595.335

6.958.629

7.015.355

7.132.047

7.178.572

6.981.396

Mutatie nota van wijziging 2017

– 30.382

– 11.126

– 9.603

– 5.810

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

444.899

1.018.929

478.581

84.011

100.000

100.000

Nieuwe mutaties

– 622 143

– 170.478

80.599

371.842

138.658

540.988

Stand ontwerpbegroting 2019

6 387 709

7.795.954

7.564.932

7.582.090

7.417.230

7.622.384

Specificatie nieuwe mutaties (Bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

26.01 Infrafstructuuronds

           

1

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

97.865

100.568

101.082

100.470

101.507

98.754

2

DBFM Afsluitdijk

 

– 9.075

– 3.775

– 3.775

– 3.775

– 3.775

3

Eurovignet

0

13.000

31.000

31.000

31.000

31.000

4

KNMI Basale Dienstverlening

– 4.400

– 3.700

– 3.300

– 3.200

– 660

– 660

5

Aanvullende Post Infrastructuurfonds

– 1.500

– 1.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

– 3.500

6

Kasschuif IF/DF

   

– 100.000

100.000

   

7

Kasschuif Infrastructuurfonds

 

– 100.000

– 150.000

   

250.000

8

Vervanging zakensysteem ANVS

 

– 2.400

       

9

Personele capaciteit Kustwacht

 

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

– 1.190

10

LPO aanvullende post Infrastructuurfonds

10.895

21.790

10.895

2.179

2.179

2.179

11

Overboekingen vanuit IF (DUMO, Fiets)

– 2.107

– 1.085

       
 

Diversen

– 9.113

– 8.549

– 2.554

– 42

1.418

1.418

12

Kasschuif Infrastructuurfonds

– 700.000

 

300.000

400.000

   

26.02 Deltafonds

           

8

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

18.358

19.289

19.976

22.430

20.607

18.393

9

Kasschuif IF/DF

   

100.000

– 100.000

   

10

Overboeking Roode Vaart

– 9.500

         

11

DBFM Afsluitdijk

– 20.922

– 198.096

– 218.573

– 172.290

– 7.228

 
 

Diversen

– 1.719

470

538

– 240

– 1.700

148.369

Totaal

– 622.143

– 170.478

80.599

371.842

138.658

540.988

Voor een specificatie van de nieuwe mutaties wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds (artikel 19) en het Deltafonds (artikel 6).

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

97

Algemeen departement

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

57.813

57.187

56.883

56.845

56.846

56.846

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

27.700

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

32.317

5.030

6.700

0

0

0

Nieuwe mutaties

3.526

– 144

90

304

310

288

Stand ontwerpbegroting 2019

121.356

62.073

63.673

57.149

57.156

57.134

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

97.01 Algemeen departement

           

1

KNMI maatwerk offerte

2.370

         

2

Eindejaarsmarge

572

         
 

Diversen

584

– 144

90

304

310

288

Totaal

3.526

– 144

90

304

310

288

Ad 1. Jaarlijks wordt er in overleg met het KNMI door de opdrachtgevers van het KNMI aanvullende opdrachten verstrekt door middel van een jaarlijkse offerte. Naar aanleiding van de vastgestelde offerte 2018 wordt er vanuit RWS budget beschikbaar gesteld voor de verstrekte maatwerkopdracht aan het KNMI.

Ad 2. Dit betreft de toedeling van de Eindejaarsmarge 2017 voor Hoofdstuk XII.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

97

Algemeen departement

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.101

1.101

1 101

1 101

1 101

1 101

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

2.556

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

3.657

1.101

1 101

1 101

1 101

1 101

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

98

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

313.306

303.043

296.638

294.349

294.301

293.314

Mutatie nota van wijziging 2017

– 28.903

– 22.553

– 19.690

– 19.690

– 19.690

– 19.690

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

8.305

– 3.907

– 3.940

– 4.176

– 4.176

– 4.176

Nieuwe mutaties

17.945

22.532

16.364

12.586

12.516

12.895

Stand ontwerpbegroting 2019

310.653

299.115

289.372

283.069

282.951

282.343

Uitgaven
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

98.01

Personele uitgaven

           

1

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

4.810

4.698

4.598

4.527

5.017

5.001

2

BOA Impuls Wegen

1.259

         

3

Inhuur DUMO, Fiets

1.080

4.424

       

4

Luchtvaart dossier

3.588

5.331

3.012

2.742

2.742

2.742

5

Overboeking EZK

1.500

         

6

Voorbereiding vrachtwagenheffing

1.179

         

7

Eindejaarsmarge

1.513

         

8

Middelen Regeerakkoord apparaat

1.500

1.500

3.500

3.500

3.500

3.500

9

Herverkaveling Stelselherziening omgevingswet

321

200

1.800

0

0

0

10

Apparaatproblematiek Herverkaveling

2.139

1.920

1.991

1.991

2.482

2.482

11

ANVS Vervanging zakensysteem

– 80

1.250

       

12

Herschikking apparaatbudget

116

– 210

– 430

– 750

– 704

– 2.424

 

Diversen

116

2.741

2.121

1.121

646

646

98.02

Materiële uitgaven

           

13

Loon-/prijsbijstelling tranche 2018

131

118

118

118

118

118

14

Luchtvaart dossiers

– 1.800

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 2.000

15

Overboeking FIN

– 383

– 385

– 391

– 393

– 395

 

16

Herschikking apparaat

– 116

210

430

750

704

2.424

17

ANVS Vervanging zakensysteem

80

1.150

       

18

Eindejaarsmarge

1.450

         
 

Diversen

– 458

1.585

1.615

980

406

406

Totaal

17.945

22.532

16.364

12.586

12.516

12.895

Ad 1. Dit betreft de uitgekeerde Loon- en Prijsbijstellingtranche 2018.

Ad 2. Als gevolg van de impuls Wegen uit het regeerakkoord Rutte III worden in 2018 meer verkenningen en MIRT onderzoeken gestart door RWS. De budgetten voor BOA inzet RWS zijn in 2017 allemaal geplaatst op Hoofdstuk XII. Voorheen stonden de budgetten BOA inzet Verkenningen en MIRT-onderzoeken nog op het IF.

Ad 3. Dit betreft een overboeking vanuit het Infrastructuurfonds naar de begroting Hoofdstuk XII voor de (deel)programma’s Fiets, Duurzame Mobiliteit (DUMO) en Programma Innovatie Mobiliteit (PIM). De middelen zijn bestemd voor inhuur.

Ad 4. Ten behoeve van de ambities uit het Regeerakkoord Rutte III op het Luchtvaartdossier zijn extra middelen benodigd voor de programma’s Schiphol, Luchtruimherziening en Lelystad. Voor wat betreft de extra externe inhuur op het Schipholdossier gaat het om specifieke expertise die niet binnen IenW beschikbaar is. Ten aanzien van de luchtruimherziening is behoefte aan (ten opzichte van de luchtverkeersleidingorganisaties) eigen ATM (Air Traffic Management) expertise, omdat deze maar beperkt binnen de eigen organisatie beschikbaar is. Ten behoeve van Lelystad is tijdelijk extra capaciteit nodig. Het betreft de inzet van een programmamanager via de ABD (Algemene Bestuursdienst) en projectleider en projectondersteuning via detachering RWS en de inhuur van een projectleider, voor het maken van een communicatiestrategie en het verwerken van inspraakreacties. Naast de lijnorganisatie zal ook een uitvoeringsprogramma Luchtvaart worden opgezet. Het gaat hierbij om een versterking van 20 fte.

Ad 5. Per 1 januari 2018 zijn 10 fte's van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) naar het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) overgegaan. Het bijbehorende budget voor 2018 wordt met deze mutatie overgeboekt vanuit EZK.

Ad 6. Dit betreft de voorbereidingskosten apparaat voor het project kilometerheffing vrachtverkeer vanuit het Infrastructuurfonds.

Ad 7. Dit betreft de toebedeling van de eindejaarsmarge voor overlopende verplichtingen uit 2017, die bij 1e suppletoire voorlopig technisch op artikel 99 is toegekend.

Ad 8. Bij de 1e suppletoire begroting 2018 is de verhoging van het Infrastructuurfonds verwerkt volgend uit het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III. De middelen worden conform de bestaande verdeelsleutel tussen hoofdwegennet, spoorwegen en hoofdvaarwegennet verdeeld. Dit betreft het aandeel van de apparaatskosten hierin.

Ad 9. Voor de duur van het programma Stelselherziening omgevingsrecht, waarvoor met de herverkaveling tijdelijk formatie is overgedragen aan het Ministerie van BZK, is voor de periode 2018/2020, voor de inzet op de reguliere juridische dossiers tijdelijk extra personele inzet noodzakelijk.

Ad 10. Dit betreft apparaatsproblematiek die voornamelijk is ontstaan n.a.v. de herverkaveling met het Ministerie van BZK. Er is structureel budget overgegaan naar het Ministerie van BZK voor personeel dat op korte termijn zou uitstromen, voornamelijk door pensioen, terwijl intern rekening was gehouden met vrijval van deze budgetten.

Ad 11. Op dit moment wordt de ANVS bij het uitvoeren van haar taak ondersteund door de systemen TERRA en HOLMES. Deze systemen worden in 2018 en 2019 uit gefaseerd door de ILT. De ANVS voert per 2018 een nieuw zakensysteem in waarmee in 2018 vergunningverlening overgaat op het nieuwe systeem en in 2019 handhaving en toezicht overgaan. De kosten betreffen een gedeelte inhuurkosten en een gedeelte ICT-kosten.

Ad 12 Dit betreft een herschikking binnen de apparaatsuitgaven als gevolg van een actualisatie van personele en materiële budgetten.

Ad 13. Dit betreft de uitgekeerde Loon- en Prijsbijstellingtranche 2018.

Ad 14 Zie Ad 4. Dit betreft een herschikking binnen apparaat t.b.v. de dekking van de uitgaven voor de Luchtvaartdossiers.

Ad 15. Dit betreft een niet-structurele overboeking aan het Ministerie van Financiën in het kader van de financiering van Digitale Content, conform de gemaakte afspraken in het ICBR.

Ad 16. Dit betreft een herschikking binnen de apparaatsuitgaven als gevolg van een actualisatie van personele en materiële budgetten.

Ad 17. Op dit moment wordt de ANVS bij het uitvoeren van haar taak ondersteund door de systemen TERRA en HOLMES. Deze systemen worden in 2018 en 2019 uit gefaseerd door de ILT. De ANVS voert per 2018 een nieuw zakensysteem in waarmee in 2018 vergunningverlening overgaat op het nieuwe systeem en in 2019 handhaving en toezicht overgaan. De kosten betreffen een gedeelte inhuurkosten en een gedeelte ICT-kosten.

Ad 18. Dit betreft de toebedeling van de eindejaarsmarge voor overlopende verplichtingen uit 2017, die bij 1e suppletoire voorlopig technisch op artikel 99 is toegekend.

Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1.000)

98

Apparaatsontvangsten kerndepartement

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

9.458

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

14.888

5.430

5.430

5.430

5.430

5.430

Niet-beleidsartikel 99 Nog onverdeeld
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

99

Nog onverdeeld

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

108

42

5 602

6 830

545

545

Mutatie nota van wijziging 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

145.313

140.640

143.472

143.912

143.205

138.202

Nieuwe mutaties

– 165.481

– 156.674

– 162.914

– 166.511

– 159.517

– 152.681

Stand ontwerpbegroting 2019

– 20.060

– 15.992

– 13.840

– 15.769

– 15.767

– 13.934

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

99.01

Nog onverdeeld

           

1

Luchtvaart dossiers

– 4.095

– 4.381

– 3.118

– 1.636

– 1.436

– 918

2

Eindejaarsmarge

– 7.962

         

3

Klif St. Eustatius

– 1.500

         

4

ILT IV-portefeuille

– 1.000

         

5

Loon- en prijsbijstelling tranche 2018

           
 

– waarvan Hoofdstuk XII

– 29.283

– 28.526

– 30.197

– 32.506

– 32.939

– 32.905

 

– Waarvan Infrastructuurfonds

– 97.865

– 100.568

– 101.082

– 100.470

– 101.507

– 98.754

 

– waarvan Deltafonds

– 18.358

– 19.289

– 19.976

– 22.430

– 20.607

– 18.393

 

– waarvan naar BZK

– 2.534

– 1.642

– 1.564

– 1.420

– 1.344

– 1.344

 

– waarvan naar EZK

– 377

– 363

– 363

– 311

– 311

– 311

6

GSM-R

– 108

– 7

– 5.117

– 6.374

– 9

 
 

Diversen

– 2.399

– 1.898

– 1.497

– 1.364

– 1.364

– 56

Totaal

– 165.481

– 156.674

– 162.914

– 166.511

– 159.517

– 152.681

Ad 1. Ten behoeve van de ambities uit het Regeerakkoord Rutte III op het Luchtvaartdossier zijn extra middelen benodigd voor de programma’s Schiphol, Luchtruimherziening en Lelystad. In het Regeerakkoord zijn geen middelen beschikbaar gesteld hiervoor. Voor wat betreft de extra externe inhuur op het Schipholdossier gaat het om specifieke expertise die niet binnen I&W beschikbaar is. Ten aanzien van de luchtruimherziening is behoefte aan (ten opzichte van de luchtverkeersleiding-organisaties) eigen ATM (Air Traffic Management) expertise, omdat deze maar beperkt binnen de eigen organisatie beschikbaar is. Ten behoeve van Lelystad is tijdelijk extra capaciteit nodig. Het betreft de inzet van een programmamanager via de ABD en projectleider en projectondersteuning via detachering RWS en de inhuur van een projectleider, voor het maken van een communicatie-strategie en het verwerken van inspraakreacties. Naast de lijnorganisatie zal ook een uitvoeringsprogramma Luchtvaart worden opgezet. Het gaat hierbij om een versterking van 20 fte. Dit betreft de bijdrage dekking vanuit de uitgekeerde Loon- en prijsbijstelling.

Ad 2. Bij de Eerste suppletoire begroting is de eindejaarsmarge 2017 toegevoegd op artikel 99. Bij de begroting 2019 zijn deze middelen toebedeeld van artikel 99 naar de diverse artikelen.

Ad 3. Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van het noodherstel aan de Klif op St. Eustatius.

Ad 4. Dit betreft een mutatie voor middelen die worden ingezet ten behoeve van het programma Anders Omgaan met Data. Dit is in het kader van de BSR-portefeuille IV.

Ad 5. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2018 die op artikel 99 Nog onverdeeld is toegevoegd bij Eerste suppletoire begroting 2018 en die bij deze Begroting 2018 nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 6. Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in het kader van GSM-R.

Bijlage 3 Moties en Toezeggingen

Moties bewindspersonen Infrastructuur en Waterstaat

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»

22-04-2010

32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Staatssecretaris

Deze motie wordt betrokken in de

Planuitwerkingsfase, onder andere via gesprekken met de buurlanden.

VAO Vervoersconcessie Hoofdrailnet (aanvrager Hoogland/PvdA)

20-12-2012]

29 984-350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is.

Staatssecretaris

Met het onderzoek «Kiezen voor een goed spoor» zijn de effecten van decentralisatie en aanbesteding in kaart gebracht. Besluitvorming over de scope van het netwerk in 2025 en of dit netwerk aanbesteed of onderhands gegund moet worden, vindt in 2020 plaats. Daarbij staat het belang van de reiziger centraal.

Notaoverleg MIRT Infra

08-04-2013

33 400-A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 dan wel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath; verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden.

Staatssecretaris

IenW en de provincie Limburg hebben voor 2016 t/m 2018 afspraken gemaakt met NVR en NS over de financiering van de exploitatie van de pendel Heerlen-Herzogenrath.

Zodra de elektrificatie van Landgraaf tot Herzogenrath gereed is (ws. december 2018) zal de sneltrein Maastricht-Heerlen-Aken gaan rijden. De studie naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een IC- verbinding naar Aken en de daarvoor benodigde infrastructuur en exploitatie is nog gaande. Inzet daarbij is om de Kamer vóór het AO MIRT van najaar 2018 over de uitkomst van die studie te informeren.

33 834 Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

20-05-2014

33 834-21 (was 15) verzoekt de regering, over drie jaar de werking van voorliggende Wijziging van de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren waar bij douanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van de daadwerkelijke importstromen overeenkomt met de gegevens uit het HBE systeem.

Staatssecretaris

Evaluatie is toegezegd en wordt uitgevoerd in 2018.

VAO Spoor

28-04-2015

29 984-598 verzoekt de regering, het landelijk mogelijk te maken om incidenten- en politiegegevens aan elkaar te koppelen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103.

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)

27-05-2015

34 042-15 verzoekt de regering, spoedig te komen met een tijdsplan om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders definitief te beëindigen.

Staatssecretaris

Door het NOVB is een werkgroep ingesteld die besluitvorming door het NOVB over enkelvoudig in- en uitchecken op het spoor voorbereidt. De onderzoeken die de basis vormen voor deze besluitvorming, waaronder de uitkomsten van de pilot Valleilijn, bevinden zich in de afrondende fase. Na de zomer vindt besluitvorming plaats. Zodra het NOVB een besluit heeft genomen, naar verwachting in september, wordt de Kamer hierover geïnformeerd. De Kamer ontvangt dan tevens de onderbouwing en de achterliggende stukken. Dit heeft de Staatssecretaris ook zo gemeld in de kamerbrief van 28 maart 2018.

VAO Spoorveiligheid/ERTMS

17-06-2015]

29 893-193 verzoekt de regering om in de aanbestedingsstrategie de volgende aspecten te borgen en duidelijkheid te hebben over deze aspecten alvorens de aanbesteding kan plaatsvinden:

• de afstemming tussen materieel en baan, die passend moet zijn en waarbij minder uitval dan met het huidige ATB en GSM-R mag voorkomen;

• de verschillende levels en systemen van ERTMS moeten op elkaar aansluiten;

• duidelijkheid ten aanzien van het aantal en de omvang van de kavels, waarin het spoor en materieel worden aanbesteed en een duidelijke fasering waarbij niet alle kavels in een keer worden aanbesteed;

• de aanleg van ERTMS moet afgestemd worden met de buurlanden;

• de uitwerking van ERTMS in wet- en regelgeving die Europees is afgestemd;

• een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van het project, ook na het aflopen van de huidige concessieperiode;

• een goede financiële verantwoording met jaarlijks goedkeurende accountantscontrole.

Staatssecretaris

De genoemde aspecten vormen reeds belangrijke aandachtspunten van het programma en zullen terug komen in de definitieve contractering- en aanbestedingstrategie, die onderdeel uit maakt van de programmabeslissing die in 2019 aan de Kamer wordt aangeboden, dan wel via de halfjaarlijkse voortgangsrapportages, dan wel de jaarlijkse ADR-rapportages.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

09-09-2015

34 189-18 verzoekt de regering, te zoeken naar een prikkel waarmee de uitvoeringskosten van de tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15 onder de 20% van de totale tolopbrengsten worden gehouden en de Kamer te informeren over de verwachte kosten van de uitvoering van de tolheffing.

Minister

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten-Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tolheffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. De planning is het uitvoeringsplan eind 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViaA15

09-09-2015

34 189-19 verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat privacygevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard en de Kamer over de precieze invulling hiervan te informeren bij de aanbieding van de nadere uitwerking van het systeem.

Minister

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten- Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tol heffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. Ook zal dan worden ingegaan op hoe gewaarborgd wordt dat privacy gevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard. De planning is het uitvoeringsplan eind 2019 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

VAO MIRT

23-11-2015

34 300-A-23 verzoekt de regering om, in het programma Beter Benutten een oplossing te vinden voor de aansluiting van de A7 en de Westfrisiaweg, via de spitsstrook A7 tussen Avenhorn en Hoorn en middelen ook vrij te maken conform de kaders van het programma Beter Benutten.

Minister

De planning van de MIRT-verkenning Corridorstudie Amsterdam-Hoorn is dat de Minister eind 2018 een ontwerp-structuurvisie vaststelt met daarin het voorkeursalternatief.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

25 422-127 verzoekt de regering, er bij de Belgische regering op aan te dringen om eerst een milieueffectrapportage te laten uitvoeren, alvorens deze kernreactor opnieuw wordt opgestart.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

25 422-132 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat beide toezichthouders, de Nederlandse ANVS en de Belgische FANC, gezamenlijke inspecties gaan doen bij de kerncentrales aan beide kanten van de grens.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

25 422-134 constaterende dat burgers in Zeeland en West-Brabant een slechte informatiepositie hebben omtrent de toestand van en incidenten betreffende de kerncentrale in Doel;

verzoekt de regering, deze informatiepositie structureel te verbeteren.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

10-02-2016

34 098-14 verzoekt de regering, tot een zodanige invulling van de vierdebaanregel dat de luchtvaartsector een prikkel tot innovatie blijft behouden en ook in de toekomst verdere volumegroei binnen de gelijkwaardigheidscriteria kan blijven realiseren.

Minister

Naar aanleiding van de motie heeft de Minister de ORS middels een adviesopdracht gevraagd zich te buigen over de toekomstbestendigheid van het NNHS. Dit zodat het ORS advies kan worden betrokken bij de doorvertaling van de NNHS afspraken in een toekomstbestendig ontwerp-Luchthavenverkeerbesluit (LVB).

VAO Milieuraad

02-03-2016

21 501-08-622 (was 615) verzoek de regering om de Europese Commissie tijdens de Milieuraad op te roepen om op termijn injectie van afvalwater van mijnbouwactiviteiten onder de richtlijn industriële emissies te brengen.

Staatssecretaris

Er is nog altijd geen zicht op Europese ontwikkelingen waar we de wens van de Kamer (mijnbouw vergunningplichtig maken onder Richtlijn industriële emissies) kunnen inbrengen. Daarom is het streven om in 2019 opnieuw de balans op te maken. Ondanks dat mijnbouw niet onder de richtlijn valt, wordt op Europees niveau wel gewerkt aan BREF Hydrocarbons, dat een referentiedocument voor vergunningverlening beoogt te zijn.

VAO Wadden

07-04-2016

29 684-131 verzoekt de regering om, spoedig te onderzoeken of en hoe de concessieverlening van de veerdiensten naar de Waddeneilanden overgelaten kan worden aan de betrokken provincies.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is 3 oktober 2017 gemeld dat IenW samen met de Provincie Friesland in 2018 een onafhankelijk onderzoek uit laat voeren naar de consequenties van de overdracht van het concessiebeheer en -verlening ter voorbereiding van politieke besluitvorming. Zie kamerbrief 23 645, nr. 649.

VAO Milieuraad

16-06-2016

21 501-08-628 Verzoekt de regering tijdens de onderhandelingen over de ontwikkeling van biobrandstoffen in te zetten op:

• CO2-klimaatwinst;

• Kosteneffectiviteit;

• Investeringszekerheid;

• en een zoveel mogelijk gelijk speelveld binnen de EU.

Staatssecretaris

Na de uitkomst van de Energieraad is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 21 501-33 nr. 716

VAO Milieuraad

16-06-2016

21 501-08-633 Overwegende dat de EU haar ambitie voor de uitstoot van luchtvervuilende stoffen heeft afgezwakt;

Overwegende dat de omgevingswet voor milieukwaliteit bouwt op EU richtlijnen;

Verzoekt de regering in kaart te brengen wat het gevolg is van lagere EU doelen, die in de omgevingswet komen, op lucht in Nederland.

Staatssecretaris

Deze motie wordt afgedaan met het verschijnen van het Nationaal Actieplan Luchtkwaliteit in de tweede helft van 2018.

VAO Milieuraad

16-06-2016

21 591-01-634 verzoekt, de regering, zich op ÉU-niveau in te zetten voor een verbeterplan voor de controle op giftige stoffen in textiel.

Staatssecretaris

In opdracht van het Ministerie van VWS en VWS en de Staatssecretaris IenW is op het voorstel in Brussel tegengestemd. De meerderheid heeft voorgestemd waardoor er een EU beperking voor textiel komt. Naar verwachting komt het EU-besluit na de zomer. Voortouw in dit dossier ligt inhoudelijk bij VWS, IenW is systeemverantwoordelijk voor REACH. Na publicatie van het EU-besluit wordt afgestemd en besloten of VWS of IenW de Kamer informeert.

VAO Havens

05-07-2016

29 862-31 verzoekt de regering om, in overleg met de regio een plan te ontwikkelen dat voorziet in de gegarandeerde ontsluiting van Voorne-Putten.

Minister

Voor de middellange termijn onderzoeken provincie Zuid-Holland, MRDH en gemeenten op Voorne-Putten nut en noodzaak voor het verbeteren van de bereikbaarheid van Voorne-Putten, mede in relatie tot verstedelijkingsafspraken, ontwikkeling van de haven van Rotterdam en het goederenvervoer alsmede overige ruimtelijke en economische ontwikkelingen in dit gebied. Rijkswaterstaat is bij dit onderzoek betrokken.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

29 398-512 verzoekt de regering, een campagne tegen het appen op de fiets te starten die vergelijkbaar is aan de BOB-campagne.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

Notaoverleg MIRT

07-07-2016

34 300-A-79 constaterende dat bewoners rondom de A8 in Zaanstad rond de Coenbrug zich zorgen maken over de milieuoverlast en de gemeente Zaanstad nader onderzoek verricht; overwegende dat de regering al bereidheid heeft getoond te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsoverlast van de Coenbrug te beperken; verzoekt de regering de uitkomsten van beide onderzoeken te bespreken met de gemeente Zaanstad en de Kamer te informeren over de uitkomst.

Minister

Rijkswaterstaat en de bewonersgroep hebben in april 2018 met elkaar gesproken. Afgesproken is om voor de zomervakantie opnieuw bij elkaar te komen. Hierbij worden dan de uitkomsten van het onderzoek naar mogelijkheden om het geluidsprobleem betrokken. Deze uitkomsten zullen voor de zomer tevens met de gemeente Zaanstad besproken worden. De Kamer wordt geïnformeerd in het tweede kwartaal van 2018.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

23 645-632 verzoekt de regering in kaart te brengen hoe enkelvoudig in- en uitchecken zo goed mogelijk en op welke termijn kan worden gerealiseerd en met het NOVB een plan op te stellen om dit te bewerkstelligen.

Staatssecretaris

Door het NOVB is een werkgroep ingesteld die besluitvorming door het NOVB over enkelvoudig in- en uitchecken op het spoor voorbereidt. De onderzoeken die de basis vormen voor deze besluitvorming, waaronder de uitkomsten van de pilot Valleilijn, bevinden zich in de afrondende fase. Na de zomer vindt besluitvorming plaats. Zodra het NOVB een besluit heeft genomen, naar verwachting in september, wordt de Kamer hierover geïnformeerd. De Kamer ontvangt dan tevens de onderbouwing en de achterliggende stukken. Dit heeft de Staatssecretaris ook zo gemeld in haar kamerbrief van 28 maart 2018.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

23 645-629 verzoekt de regering om, in overleg met de spoorbranche te komen tot het formuleren van deze maatregelen en bij het PHS tussentijds de balans op te maken en te toetsen of het nog voldoet aan de oorspronkelijke uitgangspunten.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met

Kamerstuk 32 404 nr. 87

VAO Landelijk beeld jaarwisseling

02-11-2016

28 684-485 verzoekt de regering, de opsporing van illegaal vuurwerk afkomstig uit het buitenland te intensiveren, postorderbedrijven te ondersteunen en meer mogelijkheden te bieden om actie te ondernemen tegen illegale vuurwerkpakketten en de bezorging er van.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met de Tweede Kamer brief over de landelijke aanpak van de jaarwisselingsproblematiek Kamerstuk 28 684 nr. 526

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

345520-XII-39 verzoekt de regering, in lopende studies mee te nemen in hoeverre bundeling van vervoersstromen en oplossingen over de modaliteiten heen (naar voorbeeld van Whim in Helsinki) onderdeel kunnen uitmaken van de oplossingen voor de onder druk staande stedelijke bereikbaarheid.

Minister

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 31 305 nr. 260.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII-46 verzoekt de regering, samen met provincies en gemeenten in 2017 overleg te voeren met als doel in 2018 te komen met een nationaal luchtplan (NLP), dit NLP te richten op de streefwaarden voor gezonde lucht, de meest vervuilde punten als eerste aan te pakken en daarvoor samen met de partners te bezien welke maatregelen daarvoor effectief zijn uit oogpunt van zowel gezondheidswinst als kosten.

Staatssecretaris

In de brief van 25 april (Reactie op GR advies) is gecommuniceerd dat het schone lucht akkoord (nieuw naam) eerste kwartaal 2019 naar de TK wordt gezonden (Vergaderjaar 2017–2018, Kamerstuk 30 175 nr. 292)

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII-31 verzoekt de regering, te voorkomen dat Europese luchtvaartmaatschappijen op achterstand worden gezet door, boven op de mondiale afspraken, op Europees niveau uitstoot apart te beprijzen.

Minister

Wordt meegenomen bij toekomstige voorstellen. Omdat de motie zich richt op een systeem dat pas in 2021 van start zal gaan.

Begrotingsbehandeling IenM

03-11-2016

34 550-XII-32 verzoekt de regering, ondernemers in het midden- en kleinbedrijf en start-ups te ondersteunen door belemmeringen weg te nemen, en de Kamer daarover te informeren.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

Wetgevingsoverleg Water

14-11-2016

34 550-J-19 verzoekt de regering, in beeld te brengen hoe groot de problematiek met betrekking tot overmatige waterplantengroei is, wat de resultaten van de pilot zijn en welke acties hieruit volgen, en op basis hiervan met het maatschappelijk veld in gesprek te gaan over de aanpak van de overmatige plantengroei in de Randmeren.

Minister

De Tweede Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 27 625 nr. 434.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-49 verzoek de regering om in 2017 te bezien of het mogelijk is om meer te investeren in betere sluisbediening, meer ligplaatsen en afloopvoorzieningen voor de binnenvaart.

Minister

Op basis van NMCA en eerdere afspraken in BO-MIRT goederencorridors zal worden onderzocht of de huidige ligplaatsen en de geplande MIRT-projecten voldoende zijn voor de toekomstige behoefte. De verwachting is dat eventuele tekorten als eerste aangepakt zullen worden op de goederencorridors Oost en Zuidoost.

Ook zal voor de zomer door RWS een plan van aanpak worden opgeleverd of en op welke manier aanpassing van bedieningstijden nodig is, zoals bedoeld in het Regeerakkoord.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-24 verzoekt de regering, in dat programma de aanpak van knooppunt Zaandam te prioriteren.

Minister

De planning van de MIRT-verkenning Corridorstudie Amsterdam-Hoorn is dat de Minister eind 2018 een ontwerp-structuurvisie vaststelt met daarin het voorkeursalternatief. Knooppunt Zaandam maakt onderdeel uit van deze MIRT-verkenning.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-36 verzoekt de regering, in het gebiedsgerichte programma Goederencorridor Oost met prioriteit de opgave voor de A15 Ridderkerk-Gorinchem mee te nemen.

Minister

Het verkeersonderzoek A15 is in de afrondende fase beland. Het definitieve eindrapport zal 26/4 worden vastgesteld in een directeurenoverleg. Vervolgens kunnen het onderzoek A15 en de scope van de MIRT-verkenning worden afgestemd in de programmaraad Goederenvervoercorridors op 4/6.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-37 verzoekt de regering, deze wensen van de regio, inclusief oeververbinding en N59, te beoordelen op de bijdrage aan de verbetering van de doorstroming tussen het regionale en landelijke wegennet, en met de regio afspraken te maken hoe bij een positieve beoordeling deze projecten een plaats kunnen krijgen in het gebiedsprogramma Rotterdam-Den Haag.

Minister

Momenteel is de zogenoemde «Pre-verkenningsfase oeververbindingen Rotterdam» gaande. In het BO MIRT ZWN najaar 2018 zullen de resultaten hiervan worden besproken en zal een besluit genomen worden over het (wel of niet) starten van een MIRT-Verkenning. Rijk en regio hebben overeenstemming bereikt over de diverse opgaven (met name woningbouw en NMCA-knelpunten weg en binnenstedelijk OV) en over de scope op hoofdlijnen van de MIRT-Verkenning. Belangrijke vraag in het BO MIRT is of er voldoende (75%) zicht op bekostiging van de meest voor de hand liggende oplossing is.

Voor wat betreft de N59 geldt dat, in vervolg op de gemaakte afspraken tijdens het BO MIRT ZWN najaar 2017, dit jaar een Bestuurlijke Overeenkomst is getekend met de regio. Hierin is verwoord hoe de in 2017 geselecteerde maatregelen voor verkeersveiligheid, duurzaamheid en doorstroming zullen worden uitgewerkt en dat hierover in 2018 een besluit zal worden genomen.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-38 verzoekt de regering, eventuele aanbestedingsmeevallers bij de aanleg van deze projecten in mindering te brengen op de tolopgave.

Minister

Op eventuele aanbestedingsmeevallers of tegenvallers is nog geen zicht. Op z’n vroegst is dat eind 2018 voor Blankenburgverbinding bekend en voor de ViA15 in 2020.

Voor wat betreft de ViA15 ligt er overigens ook een afspraak om eventuele meevallers in te zetten voor aanvullende maatregelen bij het project (vastgelegd in de bestuursovereenkomst). Het is nu nog niet te zeggen of de tolopgave verlaagd kan worden in geval van een meevaller.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-50 verzoekt de regering te inventariseren waar de aanleg van kademuren vervoer van goederen via de binnenvaart mogelijk zou kunnen maken, en hiervoor middelen uit Beter Benutten beschikbaar te stellen.

Minister

Een onderzoek naar mogelijke locaties op de Goederencorridors Oost en Zuid-Oost is een van de acties die als prioritair zal worden opgepakt in de programma aanpak van de Goederencorridors.

Notaoverleg MIRT

28-11-2016

34 550-A-41 verzoekt de regering, zich in te zetten voor de realisering van de aanleg van een verbindingsboog tussen de A30 en de A1 richting Apeldoorn en verbetering van de verbindingsboog van Amersfoort richting Ede, en daartoe in overleg te treden met de overheden en andere belanghebbenden in de regio, met als doel dat er in het voorjaar van 2017 duidelijkheid gegeven wordt over planning en financiering; verzoekt de regering, in te stemmen met de start van een MIRT-onderzoek door de regio en in het kader van de uitkomsten daarvan en de uitkomsten van het NMCA 2017 tot een overwogen beslissing te komen voor de realisatie van structurele maatregelen voor het hele knooppunt.

Minister

Het MIRT onderzoek is door de regio in gang gezet. Het Rijk is betrokken bij het onderzoek. In het najaar van 2018 worden de uitkomsten van het MIRT-onderzoek verwacht. Daarna kan in het BO MIRT besloten worden of er al dan niet een MIRT verkenning gestart gaat worden.

Wegenverkeerswet in verband met de invoering van het trekkerkenteken

07-12-2016

34 397-23 verzoekt de regering om, de snelheidsverhoging voor trekkers mogelijk te maken en zo spoedig met de wegbeheerders, met name gemeenten en provincies, afspraken te maken over openstelling van de wegen voor landbouwverkeer.

Minister

De motie is in uitvoering.

Wegenverkeerswet in verband met de invoering van het trekkerkenteken

07-12-2016

34 397-24 verzoekt de regering, over te gaan tot het sluiten van een convenant met wegbeheerders en het bedrijfsleven over het verhogen van de maximumsnelheid voor landbouwvoertuigen naar 40 km/u en een betere toegang tot gebiedsontsluitingswegen en rondwegen voor landbouwvoertuigen; verzoekt de regering tevens om, gemeenten te laten aansluiten bij het geautomatiseerde systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer om ontheffingen laagdrempelig en goedkoop te verkrijgen.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Duurzaamheid en Milieu

21-02-2017

30 196-531 verzoekt de regering om, de bestemde middelen in de compensatieregeling voor bestelbusjes zo snel mogelijk bij de geraakte ondernemers in aangrenzende gemeenten terecht te laten komen.

Staatssecretaris

De overboeking gaat mee met de meicirculaire Gemeentefonds 2018. De benodigde formulieren zijn daarvoor aangeleverd bij BZK. De meicirculaire verschijnt pas eind mei. De Kamer wordt in het najaar 2018 hierover geïnformeerd.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409-136 verzoekt de regering, in overleg met de provincie en de regiogemeenten te komen tot een gedragen plan en in de Voorjaarsnota aan te geven hoe, met meerdere departementen, de financiële haalbaarheid is.

Staatssecretaris

Graag ben ik bereid om samen met de Provincie Limburg te onderzoeken of aan de bovengenoemde voorwaarden invulling gegeven kan worden. Een eventuele bijdrage vanuit IenW wordt ten laste gebracht van de investeringsruimte spoor.»

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409-138 verzoekt de regering om bij de bemiddeling over oplossingen, afspraken en toetsingsnormen ook de Kustwacht te betrekken als partij aan tafel waarmee afspraken gemaakt worden.

Minister

De Tweede Kamer wordt hierover d.m.v. de verzamelbrief Maritiem geïnformeerd in het najaar van 2018.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409-141 verzoekt de regering, binnen enkele maanden een plan uit te werken over hoe de missiefinanciering van MARIN substantieel kan worden verhoogd, zodat reeds bij de eerstvolgende kabinetsformatie tot besluitvorming omtrent deze missiefinanciering kan worden overgegaan.

Minister

Voor onderzoek en innovatie (OCW en EZK) zijn binnen het regeerakkoord extra gelden toegewezen. Op 26 februari 2018 heeft de Staatssecretaris EZK een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over investeringen in toegepast onderzoek en innovatie in 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 33 009, nr. 49).

In deze brief is aangekondigd om de Rijksbijdrage van de T02-instellingen te verhogen ter versterking van de kennisbasis voor de drie kerntaken» van de instellingen. Voor MARIN betekent dit een voorgenomen verhoging van de Rijksbijdrage van € 2,7 miljoen voor 2018. De gesprekken over de verdeling van de extra gelden voor 2019 en verder zijn inmiddels gestart.

VAO Scheepvaart

22-02-2017

31 409-142 verzoekt de regering, concrete nadere stappen te zetten om te komen tot meer samenhangend beleid (weg, spoor en water) voor de grote vervoersstromen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2017 te informeren.

Minister

De visie zal einde van dit jaar 2018 naar de Kamer worden gestuurd.

Subsidieregeling Fietsersbond

22-02-2017

34 550-XII-72 verzoekt de regering, de doelstellingen van de subsidie aan de Fietsersbond duidelijker te koppelen aan de doelen uit de Agenda Fiets, deze hierop tussentijds te evalueren en de subsidieregeling eventueel de komende jaren hier inhoudelijk op te herijken en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

In de artikelsgewijze toelichting van de Subsidieregeling Fietsersbond 2017, gepubliceerd in de Staatscourant van 31 maart 2017 is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan de motie. Omdat pas vanaf 1 januari 2018 subsidie verstrekt wordt op basis van deze regeling is het nog te vroeg voor een inhoudelijk (tussen)evaluatie.

VAO Milieuraad

08-06-2017

21 501-08-686 verzoekt de regering, Europese medestanders te vinden om samen op te trekken voor een internationaal verdrag om plasticvervuiling tegen te gaan.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

VAO Scheepvaart

21-06-2017

31 409-167 verzoekt de regering, te onderzoeken of de boetetarieven in de binnenvaartsector, in vergelijking met andere sectoren, niet uit de pas lopen, in dit onderzoek ook de werkwijze van de ILT te betrekken en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De Kamer is bij brief (31 409 nr 175) geïnformeerd over de reactie op de motie. Daarin is het onderzoek toegezegd, inclusief de vergelijking met andere sectoren. Het onderzoek loopt. Naar verwachting wordt het voor de zomer afgerond en in het najaar 2018 wordt de Kamer geïnformeerd.

Wetgevingsoverleg Water

27-06-2017

27 625-391 verzoekt de regering, een handreiking op te stellen voor het bevoegd gezag die verduidelijkt hoe binnen de ABM- en de immissietoets rekening gehouden moet worden met de risico’s voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

VAO ERTMS/Spoorveiligheid

06-07-2017

33 652-55 verzoekt de regering, concrete voorstellen uit te werken voor verlaging van de maximumsnelheid voor goederentreinen tussen 23.30 uur en 05.30uur op trajecten door dorps- en stadskernen langs de Brabantroute en Bentheimroute tot 80 km/u zolang andere (bron)maatregelen onvoldoende effectief zijn en de Kamer voor de begrotingsbehandeling 2018 hierover te informeren.

Staatssecretaris

Dit staat in Kamerbrief trillingen die 23 april jl. naar de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2017/2018, Kamerstuk 29 984, nr. 765). Generiek werkt het niet voor trillingen. Locatie specifiek kan het een oplossing zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig onder welke voorwaarden dit kan.

VAO ERTMS/Spoorveiligheid

06-07-2017

33 652-56 verzoekt de regering om, de Kamer voor een eventueel routeringsbesluit te informeren op basis van welke criteria besloten zal worden om het routeringsbesluit in te zetten.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 373 nr. 68

Plenair debat blootstelling werknemers en omwonenden aan gevaarlijke stoffen van chemiebedrijf Chemours/Dupont

21-09-2017

25 883-299 verzoekt de regering, onderzoek te doen naar het introduceren van een actieve informatie- en monitoringsplicht voor bedrijven richting de vergunningverlener en de drinkwaterbedrijven, zodat voor hen altijd duidelijk is welke stoffen bedrijven lozen, in welke hoeveelheden en op welke tijdstippen.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

VAO Luchtvaart

04-10-2017

31 936-407 verzoekt de regering om in afwachting van de herindeling van het luchtruim de vliegroutes van en naar Lelystad, de hinder te monitoren en binnen de gestelde randvoorwaarden blijvend te optimaliseren, en de betrokken bestuurders, bewoners en ondernemers proactief daarbij te betrekken.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Luchtvaart

04-10-2017

31 936-408 verzoekt de regering om, in overleg met de sector tot een eenduidige afbakening van de segmenten te komen die bijdraagt aan de versterking van de mainportfunctie van Schiphol.

Minister

De eenduidige afbakening van de segmenten vormt een onderdeel van de vormgeving van de verkeersverdelingsregel (VVR) tussen Schiphol en Lelystad Airport. De VVR wordt op dit moment opgesteld. De Europese Commissie gaat over goedkeuring. Afronding is voorzien na het doorlopen van het Europese- en nationale regelgevingstraject eind 2019.

VAO Luchtvaart

04-10-2017

31 936-412 verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen om door middel van heldere (juridische) instrumenten te voorkomen dat de capaciteit op Lelystad beschikbaar komt voor bestemmingen en/of luchtvaartmaatschappijen die niet zijn verplaatst van Schiphol naar Lelystad, en gaat.

Minister

Dit (juridisch) instrumentarium vormt een onderdeel van de vormgeving van de verkeersverdelingsregel (VVR) tussen Schiphol en Lelystad Airport. De VVR wordt op dit moment opgesteld. De Europese Commissie gaat over goedkeuring. Afronding is voorzien na het doorlopen van het Europese- en nationale regelgevingstraject eind 2019.

VAO Luchtvaart

04-10-2017

31 936-413 verzoekt de regering, de slotallocatie nu en in de toekomst te optimaliseren en daarom zo spoedig mogelijk in overleg te gaan over het hergebruik van toebedeelde, maar niet gebruikte slots met het Operationeel Schiphol Overleg (OSO) en de slotcoördinator en de Kamer hierover te informeren; verzoekt de regering voorts, om in beeld te brengen op welke wijze en condities niet-mainportgebonden vrachtvluchten aanvullende ruimte kunnen krijgen op andere vliegvelden, zoals Maastricht Aachen Airport.

Minister

De motie is in uitvoering.

Wetgevingsoverleg Water

27-11-2017

34 775-J-7 verzoekt de regering, hiervoor zorg te dragen door in de verkenningsfase een initiatievenloket in te richten waar wordt bekeken of hun initiatieven direct in te passen zijn in het waterveiligheidsproject; verzoekt de regering tevens, te stimuleren dat mensen en ondernemers na afloop van een waterveiligheidsproject met initiatieven terechtkunnen bij één overheidsloket, waarbij het tarief voor vergunningen altijd goed onderbouwd moet zijn.

Minister

De motie is in uitvoering.

Wetgevingsoverleg Water

27-11-2017

34 775-J-16 verzoekt de regering in gesprek te gaan met de VNG hoe de resterende knelpunten opgelost kunnen worden.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Wetgevingsoverleg Water

27-11-2017

34 775-J-10 verzoekt de regering, te streven naar een verbetering van de kennisdeling over gevaarlijke stoffen, zo mogelijk in Europees verband.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Wetgevingsoverleg Water

27-11-2017

34 775-J-15 verzoekt de regering om, ook eerder in de keten pilots te doen starten en kennisdeling te ondersteunen, zodat er een samenhangende aanpak van bron tot eindpunt ontstaat; verzoekt de regering tevens, te onderzoeken wat het meest effectieve instrument is voor aanpak van een aantal veelvoorkomende stoffen eerder in de keten, zodat alle ketenpartijen zich daarop kunnen richten en de doelen helder zijn.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-16 verzoekt de regering om zo veel mogelijk spits- en plusstroken van in ieder geval de linkerrijbaan om te zetten naar volwaardige rijstroken.

Minister

Momenteel loopt er een onderzoek naar de mogelijkheden om invulling te geven aan deze motie voor trajecten, waar ombouw niet reeds voorzien is. Later dit jaar, wanneer de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolg.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-17 verzoekt de regering om, binnen het MIRT-programma goederencorridor Oost en Zuidoost samen met de regio’s en marktpartijen na te gaan of er in de buurt van deze acute knelpunten rijksgrond is waar op korte termijn beveiligde, private truckparkings zouden kunnen worden gerealiseerd.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr.606

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-19 verzoekt de regering, het filemonster zo klein mogelijk te houden door in asfalt te blijven investeren en daarbij de NMCA als uitgangspunt te nemen.

Minister

In het Regeerakkoord is opgenomen dat nieuwe investeringen worden gebaseerd op de uitkomsten van de Nationale Markt en Capaciteitsanalyse (NMCA).

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-26 verzoekt de regering om, in het eerste kwartaal van 2018 samen met de betrokken sectoren (autobranche, verzekeringsbranche, telecombranche, e.a.) te kijken hoe techniek ingezet kan worden om het gebruik van afleidende apparaten door bestuurders onmogelijk te maken en de Kamer hierover voor het zomerreces te informeren.

Minister

Het al dan niet kunnen appen in het verkeer kan technisch voorkomen worden maar zal altijd op vrijwillige basis zijn. Toepassing hiervan kunnen we wel stimuleren. Met het convenant veilig gebruik smartfuncties in het verkeer hebben we oa producenten, verzekeraars, leasemaatschappijen en telecombranche opgeroepen stappen te nemen richting een veilige norm om afleiding door smartfuncties te voorkomen. Daarnaast werken we aan een internationale conferentie op 8 juni met oa producenten en gedragswetenschappers, waarbij we samen kansrijke oplossingen willen verkennen.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-27 verzoekt de regering, een actieve en intensieve campagne te starten om iedereen bewust te maken van de gevaren van het gebruik van de smartphone in het verkeer om nog meer onnodige slachtoffers te voorkomen.

Minister

De nieuwe meerjaren- campagne voor veilig gebruik smartphone in de auto en op de fiets gaat in september 2018 van start.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-28 verzoekt de regering, de risico’s van cyberaanvallen op de Nederlandse infrastructuur (sluizen, bruggen, wegmarkering enzovoort) in beeld te brengen en noodzakelijke maatregelen te treffen.

Minister

De motie is in uitvoering.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-58 verzoekt de regering, een structureel overzicht en evaluatie op te stellen van de wegaanpassingen van N-wegen die in beheer zijn van het rijk waarbij inzichtelijk wordt of de aangepaste weginrichting in de praktijk ook zorgt voor meer veiligheid op de N-wegen.

Minister

De motie is in uitvoering.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-30 verzoekt de regering, nader onderzoek te doen naar de kansen en voornemens van alle mogelijke grensoverschrijdende treinverbindingen en de Kamer daarover medio 2018 te informeren.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-36 verzoekt de regering, bij aanleg van fietsenstallingen en fietssnelwegen zo veel mogelijk rekening te houden met elektrische fietsen, speedpedelecs en bakfietsen.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 70

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-37 verzoekt de regering, bij elke nieuwe investering in infrastructuur die vanuit rijksmiddelen wordt bekostigd, na te gaan of een onderzoek naar een gelijktijdige verbetering van de fietsinfrastructuur in het betreffende gebied relevant is.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 70

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-38 verzoekt de regering om, in samenwerking met hyperlooppartijen en private partijen te onderzoeken of er een haalbare businesscase kan worden gemaakt voor een geschikte testlocatie voor het hyperloop-concept.

Minister

De motie is in uitvoering.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-21 verzoekt de regering om, voortbouwend op het Toekomstbeeld OV, een analyse te doen naar wat er nodig is om de internationale reiziger te laten kiezen voor het meest milieuvriendelijke alternatief.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34775-XII-41 roept de regering op, om bij de uitvoering van de transitieagenda consumptiegoederen apart aandacht te besteden aan textiel.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34775-XII-44 verzoekt de regering:

• in kaart te brengen op welke wijze de minimumcriteria voor duurzame inkoop van voertuigen stapsgewijs kunnen worden verhoogd om te voldoen aan de doelen voor klimaat en luchtkwaliteit;

• zelf het goede voorbeeld te geven bij duurzame inkoop van voertuigen;

• in overleg te treden met de VNG over de uitkomsten van het onder-zoek, het wegnemen van knelpunten en verbeteringen van duurzame inkoop van voertuigen in het kader van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen.

Staatssecretaris

1) Voor het updaten van de criteriadocumenten is inmiddels een jaarlijkse actualisatie opgezet.

2) Goede voorbeeld geven wordt opgepakt door Duurzaam IenW en BZK.

3) Er wordt samen met VNG o.a. gewerkt aan een bestuursakkoord rond «Zero Emission Doelgroepentransport». Het model inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt aangepast op duurzaamheid. VNG wil ook actief deelnemen aan leernetwerk vervoer/duurzame mobiliteit en faciliteiten bieden.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-54 verzoekt de regering te onderzoeken, bijvoorbeeld in het onderzoek van de SWOV, of een vorm van certificering de verkeersveiligheid bevordert.

Minister

In het najaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het SWOV onderzoek naar certificering ter verbetering van de verkeersveiligheid.

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 775-XII-59 verzoekt de regering, de binnenvaartsector nauw te betrekken bij de invulling van de green deal en onder meer schonere motoren en vermindering van wachttijden bij havens, sluizen en bruggen hierbij te betrekken.

Minister

Deze motie is betrokken bij de uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde green deal voor de zeevaart, binnenvaart en havens. Er vindt overleg plaats met binnenvaartorganisaties.

Implementatie ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 717-14 verzoekt de regering, in de Europese onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn hernieuwbare energie zich er maximaal voor in te spannen om ILUC serieus mee te nemen in CO2-emissieberekeningen.

Staatssecretaris

Na de uitkomst van de Energieraad is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 21 501-33 nr. 716

Implementatie ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 717-15 verzoekt de regering, bij de lopende onderhandelingen over de hernieuwbare-energierichtlijn erop in te zetten dat het na 2020 mogelijk is om te sturen op CO2-reductie van verschillende biobrandstoffen.

Staatssecretaris

Na de uitkomst van de Energieraad is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 21 501-33 nr. 716

Implementatie ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 717-16 verzoekt de regering om, jaarlijks bij het toesturen van de rapportage Energie voor Vervoer aan de Kamer aan te geven hoe de voorgestelde beleids- en wetswijzigingen uitpakken, en daarbij in te gaan op de geschatte ontwikkeling van CO2-reductie door gebruik van biobrandstoffen.

Staatssecretaris

Na de uitkomst van de Energieraad is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 21 501-33 nr. 716

Implementatie ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit

Begrotingbehandeling IenW

28-11-2017

34 717-18 verzoekt de regering in Europees verband zich aan te sluiten bij dit doel van de milieucommissie en daarbij in te zetten op een combinatie van instrumenten zoals bijvoorbeeld betere sturing op CO2 en ILUC, en de inzet van zeer geavanceerde biobrandstoffen.

Staatssecretaris

Na de uitkomst van de Energieraad is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 21501–33 nr. 716

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-14 verzoekt de regering om, met cofinanciering vanuit de provincie de A20 Nieuwerkerk a/d IJssel-Gouda sneller te realiseren.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-19 verzoekt de regering om in de afweging voor het voorkeursbesluit mee te nemen of de spitsstroken tussen Zaandam en Purmerend op de A8 en A7 opgewaardeerd kunnen worden tot volwaardige rijstroken.

Minister

De planning van de MIRT-verkenning Corridorstudie Amsterdam-Hoorn is dat de Minister eind 2018 een ontwerp-structuurvisie vaststelt met daarin het voorkeursalternatief.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-20 verzoekt te onderzoeken of en op welke wijze de verbreding van de N50 afgerond kan worden in 2022 of zo veel eerder als mogelijk en hierbij in overleg te treden met de provincie Overijssel en de regio met betrokkenheid van ondernemers om ook de mogelijkheden die zij zelf hebben te verkennen.

Minister

De motie is in uitvoering.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-22 verzoekt de regering, voortvarend aan de slag te gaan met bovenstaande en andere relevante wegentrajecten uit het regeerakkoord.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-23 verzoekt de regering, in de verkenning A15-goederencorridor breed te kijken naar oplossingen voor wegenknelpunten in de gehele corridor en daarbij ook te zoeken naar oplossingen waarvoor geen procedures nodig zijn.

Minister

Uit het verkeersonderzoek A15 is naar voren gekomen dat uitsluitend een formele procedure (MIRT-verkenning) op het traject A15 Papendrecht – Gorinchem noodzakelijk is. Conform de uitkomsten van het verkeersonderzoek zal in deze verkenning breed worden gekeken naar kansrijke oplossingsmogelijkheden. Het streven is om de startbeslissing hiervoor nog voor de zomer 2018 door de Minister te laten ondertekenen. Voor de overige knelpunten die zijn geconstateerd wordt gewerkt aan een korte termijn maatregelenpakket (KTA) voor de gehele A15, waarvoor geen of kortere procedures nodig zijn. Inhoud en financiering van deze KTA zullen in het BO MIRT in dit najaar worden besproken.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-24 verzoekt de regering om, zo snel mogelijk tot een akkoord te komen met de gemeente en provincie Utrecht over de noodzakelijke investeringen voor de NRU.

Minister

Er ligt een plan van aanpak dat past binnen de randvoorwaarden en het budget dat in 2010 is afgesproken. Echter de gemeente Utrecht wil graag aanvullende afspraken maken over de NRU. Afgesproken is dat er een gezamenlijke notitie wordt opgesteld met de verschillende varianten en standpunten om voor te leggen in een bestuurlijk overleg. Dit overleg zal voor de zomer plaatsvinden.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-47 verzoekt de regering om, in samenwerking met concessieverleners, regionale vervoerders en ProRail een actueel overzicht te maken van regionale knelpunten op het spoor voorafgaand aan de MIRT-overleggen in het najaar van 2018 en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

Regionale concessieverleners en -vervoerders hebben hun eerste opgave van door hun ervaren knelpunten ingediend. Thans vindt in nader overleg een harding en prioritering van de aangemelde knelpunten plaats. De Kamer wordt geïnformeerd voorafgaand aan de MIRT overleggen in het najaar van 2018.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-48 verzoekt de regering, te onderzoeken of succesvolle maatregelen uit die projecten geïntegreerd kunnen worden in het programma Smartwayz, en dan in het bijzonder op het traject Weert-Eindhoven.

Minister

Binnen het programma SmartwayZ is gestart met het faciliteren van de eerste uitrol van bewezen mobiliteitsdiensten binnen de deelopgave A2 Eindhoven-Weert.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-34 verzoekt de regering, de regio actief te ondersteunen bij het werken aan een nieuw projectvoorstel en financieringsvoorstel, en de Kamer hierover medio 2018 te informeren.

Minister

In het NO MIRT van 11 december 2017 is de motie van der Graaf c.s. aangenomen, waarin de regering verzocht werd om de regio actief te ondersteunen bij het werken aan een nieuw projectvoorstel en financieringsvoorstel en de Kamer hierover medio 2018 te informeren. Door regio en Rijk wordt gezamenlijk intensief gewerkt aan de vele aspecten van een nieuw voorstel. Het Rijk heeft in lijn met de motie een CEF subsidieverzoek van de regio ondersteund en doorgeleid aan de Europese Commissie. Ook is vóór de zomer bestuurlijk overleg gevoerd om de voortgang te bewaken. Gebleken is dat er nog te veel werk ligt om vóór de zomer al tot besluitvorming te kunnen komen. Er wordt na de zomer bestuurlijk overleg ter besluitvorming gepland.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-35 verzoekt de regering, in overleg met de provincies Zuid-Holland en Zeeland en de gemeenten Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee de extra investeringen in verkeersveiligheid op de N59 zo snel mogelijk te realiseren.

Minister

In vervolg op de gemaakte afspraken tijdens het BO MIRT ZWN najaar 2017, is dit jaar een Bestuurlijke Overeenkomst getekend met de regio. Hierin is verwoord hoe de in 2017 geselecteerde maatregelen voor verkeersveiligheid, duurzaamheid en doorstroming zullen worden uitgewerkt en dat hierover in 2018 een besluit zal worden genomen.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-36 verzoekt de regering, een inventarisatie en risicoanalyse te maken van alle onbewaakte spoorwegovergangen en uiterlijk in het voorjaar van 2018 met een plan van aanpak te komen om de gevaarlijkste overwegen met spoed aan te pakken.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-37 verzoekt de regering, de A28 tussen Zwolle en knooppunt Hoogeveen toe te voegen aan het MIRT-onderzoek A28.

Minister

Tijdens het BO MIRT van december 2017 zijn Rijk en Regio overeengekomen een MIRT-onderzoek A28 te starten om in beeld te brengen wat de toekomstige problematiek is op de A28 en wat de oorzaak is dat het knelpunt op de A28 hard stijgt in de NMCA van het lage naar hoge groeiscenario. In het MIRT-onderzoek wordt gekeken naar welke opgaven er op korte en langere termijn spelen en wat de onderlinge samenhang is. Uitgangspunt van het MIRT-onderzoek is een slim en duurzaam vervoersysteem. De gesprekken met potentiële regionale partners zijn gestart.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-49 verzoekt voorts, medio 2018 voorstellen te doen hoe deze knelpunten structureel opgelost kunnen worden en waarbij bovendien de financiële consequenties inzichtelijk worden gemaakt.

Minister

Voor het traject A1/A35 is binnen het programma Beter Benutten een pakket maatregelen uitgevoerd gericht op het vergroten van de verkeersveiligheid en een betere doorstroming. Het pakket bestond uit aanpassen van de belijning en dynamische snelheidsverlaging. Uit de evaluatie van Beter Benutten is gebleken dat er geen sprake meer is van een structureel knelpunt.

Met de regio ben ik in gesprek om te bezien op welke wijze invulling kan worden gegeven aan deze motie. Na de zomer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-50 verzoekt de regering, in overleg met omwonenden en betrokken overheden welwillend te bezien of de (natuur)compensatie kan plaatsvinden door de aanleg van een geluidscherm.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

34 775-A-42 verzoekt de regering, hierover met de regio Utrecht ook dergelijke afspraken te maken om hiermee zekerheid te helpen bieden voor de voortgang van het project Beter Benutten.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Scheepvaart

17-01-2018

31 409-179 verzoekt de regering, deze opties te onderzoeken op haalbaarheid en de resultaten daarvan te betrekken bij het opstellen van de voorgenomen green deal.

Minister

De in de motie genoemde kansrijke oplossingen, namelijk meten aan de pijp, milieucertificering van schepen en een duurzaam investeringsfonds worden betrokken bij de uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde green deal voor de zeevaart, binnenvaart en havens.

VAO Scheepvaart

17-01-2018

31 409-181 verzoekt de regering, in overleg te treden met banken en financiële instellingen die de bouw van nieuwe schepen financieren om te bezien op welke wijze de transitie naar CO2-vriendelijke schepen gestimuleerd kan worden.

Minister

Deze motie is betrokken bij de uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde green deal voor de zeevaart, binnenvaart en havens. Er vindt overleg plaats met banken en andere financiële instellingen.

VAO Scheepvaart

17-01-2018

31 409-182 verzoekt de regering om, de positie van de (kleine) binnenvaartschipper mee te nemen in deze green deal zodat deze belangrijke groep voldoende perspectief heeft om mee te gaan in de verduurzamingsslag.

Minister

Deze motie is betrokken bij de uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde green deal voor de zeevaart, binnenvaart en havens.

Inwerkingtreding wijzigingsbesluit Luchthavenindelingbesluit Schiphol

17-01-2018

29 665-251 verzoekt de regering, om gemeenten expliciet de mogelijkheid te bieden om voor, met en namens hun inwoners te participeren in het proces rondde herindeling van het luchtruim en de toekomst van Schiphol.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 31 936 nr. 491

VAO Leefomgeving

18-01-2018

30 175-286 verzoekt de regering om, te onderzoeken, of en hoe in het nieuwe luchtkwaliteitsbeleid kwantitatieve doelstellingen voor het terugdringen van de gezondheidsschade door luchtvervuiling, kunnen worden geformuleerd.

Staatssecretaris

Het NAL wordt het Schone Lucht Akkoord. Dit gaat in het voorjaar van 2019 naar de Kamer. Over deze planning is de Kamer geïnformeerd

VAO Nucleaire Veiligheid

18-01-2018

25 422-216 verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de mogelijkheid een landelijke site op te zetten waar alle actuele informatie betreffende binnen- en buitenlandse kerncentrales en kernreactoren, als ook benodigde informatie ten aanzien van rampenplannen, op één centrale plek terug zijn te vinden.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

08-02-2018

29 398-580 verzoekt de Minister, om zowel de wijze waarop de informatie uit verschillende relevante bronnen wordt vergaard als ontsloten naar wegbeheerders nader uit te werken in dit plan.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

VAO Luchtvaart

14-02-2018

31 936-445 verzoekt de regering, hinder als criterium breder te definiëren dan alleen geluidshinder en hiervoor voorstellen te doen ten behoeve van de Luchtvaartnota (2020–2040).

Minister

Dit is nog actueel en wordt meegenomen in de luchtvaartnota.

VAO Luchtvaart

14-02-2018

31 936-454 verzoekt de regering, in gesprek te gaan met alle Nederlandse vliegvelden om te inventariseren welke investeringen er nodig zijn om hybride en elektrisch vliegen ruim baan te geven zodat Nederland vanaf 2025, of zoveel eerder als de techniek dat toestaat, een koplopersrol kan innemen, en de Kamer daar voor de zomer over te informeren.

Minister

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd op 6 juli 2018.

VAO Luchtvaart

14-02-2018

31 936-460 verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om vliegtuigen met de meeste geluids- en milieuhinder te ontmoedigen, bijvoorbeeld door een heffing, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Luchtvaart

14-02-2018

31 936-457 verzoekt de regering, in het kader van de bedoelde nieuwe overleg- en besluitvormingsstructuur voor de luchtvaart, in overleg met betrokkenen, verschillende varianten te ontwerpen en deze aan de Kamer voor te leggen.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Spoor

20-02-2018

29 984-741 verzoekt de regering, om te inventariseren wat er nodig is aan afspraken of tarieven voor vervoerders om Nederland weer aangesloten te krijgen op het Europese nachtnet.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

VAO Spoor

20-02-2018

29 984-744 verzoekt de regering, om met de NS een sms/appdienst op te zetten om overlast in de trein te melden.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 28 642 nr. 103

VAO Spoor

20-02-2018

29 984-746 verzoekt de regering, de tijdelijke intercitypendel van Dordrecht naar Breda met minimaal een jaar te verlengen, in ieder geval in de spitsuren, en met de regio afspraken te maken over de kostenverdeling; verzoekt de regering voorts, om met de NS, regionale vervoerders en de regio Drechtsteden gedurende dit jaar te zoeken naar een optimalisering van de reistijden van en naar Dordrecht.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Spoor

20-02-2018

29 984-747 verzoekt de regering om, NS en ProRail te stimuleren de onbenutte mogelijkheden voor het verbeteren van reizen met een beperking te verkennen, daarbij gebruik te maken van de suggesties van Wij Staan Op! en leder(in), en de Kamer hierover voor de zomer te informeren.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 23 645 nr. 669

VAO Spoor

20-02-2018

29 984-749 verzoekt de regering, ten behoeve van de besluitvorming over volgende concessies verschillende wijzen van sturing en sanctionering in kaart te brengen, en daarbij in ieder geval een systeem van «three strikes binnen vijf jaar» mee te nemen.

Staatssecretaris

Dit onderwerp zal worden meegenomen in de besluitvorming over de ordening.

Plenair debat Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

21-02-2018

29 665-262 verzoekt de regering, er bij de sector op aan te dringen om zo snel mogelijk over te gaan tot het nemen van beheersmaatregelen om het risico op baanincidenten te reduceren, en daarbij in het bijzonder te kijken naar het slim aanbrengen van Runway Status Lights.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

21-02-2018

29 665-264 verzoekt de regering, om bij het opnieuw inrichten van overlegstructuren de inspraak van omwonenden en milieuorganisaties een prominente rol te geven.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

21-02-2018

29 665-266 verzoekt de regering, bij de besluitvorming over de groei van Schiphol expliciet aandacht te besteden aan de veiligheidsrisico’s die mogelijk voortkomen uit de afspraken over baanwisselingen uit het Nieuwe normen- en Handhavingsstelsel.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol

21-02-2018

29 665-275 spreekt uit dat integrale veiligheid rondom het vliegverkeer van luchthaven Schiphol altijd het eerste uitgangspunt van al het beleid en beslissingen moet zijn voor alle betrokken partijen.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schoonhouden van drinkwater

22-02-2018

27 625-416 verzoekt de regering, een uitvoeringsplan op te stellen met de betrokken instanties om ons drinkwater te beschermen tegen deze nieuwe bedreigingen.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

VAO Spoorordening

06-02-2018

29 984-751 verzoekt de regering om, met alle betrokken partijen de verschillende opties voor betrokkenheid en inspraak van klanten en stakeholders van een zbo ProRail in kaart te brengen en voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Staatssecretaris

IenW onderzoekt op dit moment samen met ProRail de verschillende opties om de betrokkenheid en inspraak van stakeholders te verbeteren. Daarbij wordt ook gekeken naar de bestaande gremia en de behoefte van verschillende stakeholders. IenW en ProRail spreken hierover met de betrokken partijen.

VAO Spoorordening

06-03-2018

29 984-757 spreekt uit dat de omvorming van ProRail tot zbo niet moet leiden tot prijsverhoging voor gebruik van het spoor door vervoerders en reizigers.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Spoorordening

06-03-2018

29 984-758 verzoekt de regering om, bij de toevoeging van sprinterdiensten op het hoofdrailnet aan regionale concessies als belangrijke voorwaarde op te nemen dat de reiziger erop vooruitgaat en daarbij de mogelijke effecten op de directe intercityverbindingen met de Randstad in kaart te brengen, waaronder de effecten op de frequentie.

Staatssecretaris

Er wordt een quick scan uitgevoerd, waarvoor gesprekken met provincies worden gevoerd. Verwachting is dat quick scan in het najaar aan de Kamer kan worden gestuurd.

VAO Spoorordening

06-03-2018

29 984-759 verzoekt de regering om, de ACM te vragen om die update dit jaar uit te voeren en waar nodig uit te breiden met alle facetten die van belang zijn voor een gelijk speelveld bij regionale aanbestedingen, zoals de reizigersopbrengsten of voordelen uit exploitatie van het HRN en materieel die doorwerken in de regio.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 768

VAO Milieuraad

06-03-2018

21 501-08-708 verzoekt de regering om, in de onderhandelingen over de Europese plasticstrategie ook in te zetten op heldere productieafspraken, zoals het reduceren van het aantal soorten plastic, waardoor recycling van plastic vereenvoudigt.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

06-03-2018

21 501-08-709 verzoekt de regering, te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van een oplopend Europees verplicht percentage gerecycled plastic in verpakkingen.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Milieuraad

06-03-2018

21 501-08-710 verzoekt de regering, in Europees verband haar steun te betuigen voor een totaalverbod op oxo-degradeerbare plastics, en de Europese Commissie op te roepen zo snel mogelijk te komen met wetgeving.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

VAO Milieuraad

06-03-2018

21 501-08-712 verzoekt de regering om, op EU-niveau in gesprek te gaan met relevante stakeholders met als doel een systeem van tariefdifferentiatie uit te werken dat zowel de volledige recyclebaarheid van producten als het gebruik van gerecyclede grondstoffen voor nieuwe producten stimuleert.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

VAO Milieuraad

06-03-2018

21 501-08-713 verzoekt de regering, een Europees verbod op bewust toegevoegde microplastics te bespoedigen en indien noodzakelijk een gelijkgestemdekopgroep binnen de EU te vormen om gezamenlijk in te zetten op een verbod op de bewust toegevoegde microplastics in Nederland en gelijkgestemde landen voor 2019.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Plenair debat lozen van GenX in het oppervlaktewater

14-03-2018

28 089-71 verzoekt de regering, te onderzoeken welke (wettelijke) belemmeringen er momenteel zijn voor de ILT om bij ernstige milieuvervuiling afzet- en transportenlijsten snel op te vragen, en hierover de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 28 089 nr. 91

Plenair debat lozen van GenX in het oppervlaktewater

14-03-2018

28 089-72 verzoekt de regering, in overleg met de provincie Zuid-Holland te onderzoeken welke aanvullende voorwaarden voor vergunningverlening kunnen worden gesteld, en of op basis van best beschikbare technieken een verbod op uitstoot en lozing van GenX kan worden gesteld.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

22-03-2018

29 398-589 verzoekt de regering om, het conceptwetsvoorstel over de kilometerheffing voor vrachtverkeer voor de zomer van 2019 voor te leggen voor internetconsultatie; verzoekt de regering tevens, er in de planning naar te streven dat in 2020 bij de parlementaire behandeling onomkeerbare stappen kunnen worden gezet; verzoekt de regering voorts, om de Kamer bij het beleidskader te informeren over de planning waarin de onomkeerbare stappen zijn opgenomen.

Minister

De impact van de motie wordt in de komende periode bepaald. De gestelde termijnen sluiten vooralsnog aan op de huidige programmaplanning. De haalbaarheid van deze planning is, zoals ook gesteld in het standpunt, afhankelijk van diverse factoren. Na de behandeling van het beleidskader in de Tweede Kamer kan worden aangegeven of aan de motie kan worden voldaan.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

22-03-2018

29 398-592 verzoekt de regering het Charter for Walking tijdens bestuurlijke en andere overleggen onder de aandacht te brengen van provincies en gemeenten zodat deze in navolging van Eindhoven en Tilburghet Charter for Walking ook gaan ondertekenen en zich hard gaan maken voor de belangen van voetgangers wandelaars waaronder ouderen en mindervaliden.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

22-03-2018

29 398-594 verzoekt de Minister in overleg te treden met de betrokken departementen en organisaties teneinde in de Nationale Omgevingsvisie het voetgangersbeleid prominent terug te laten komen.

Minister

Na het zomerreces stuurt het kabinet een Hoofdlijnenbrief m.b.t. de NOVI naar de Kamer. Deze komt in nauwe samenwerking tussen betrokken departementen en organisaties tot stand. Hierin zal ook uiteengezet worden hoe het voetgangersbeleid in de NOVI wordt opgenomen.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

22-03-2018

29 398-598 verzoekt de regering te onderzoeken of ook de resterende delen van de N36 veiliger gemaakt kunnen worden door het profiel te verbreden.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

VAO Milieuraad

03-04-2018

21 501-08-721 verzoekt de regering, de Europese Commissie en lidstaten hierbij aan te sporen om hun inspanningen te vergroten ter vermindering van het aantal proefdieren.

Staatssecretaris

Het aansporen van EU Commissie en lidstaten om hun inspanningen ten aanzien van dierproefvrije testen verder te versterken, zal plaatsvinden tijdens de betreffende overleggen. De uitkomst zal worden meegenomen met de bespreking van de Milieuraad (planning oktober 2018).

VAO Milieuraad

03-04-2018

21 501-08-724 verzoekt de regering om, zich in Europa in te zetten voor één emissie-eis voor alle personenauto’s op de technisch laagst mogelijke emissies.

Staatssecretaris

Op initiatief van de Europese Commissie is op 6 maart 2018 tijdens de «Motor Vehicle Emissions Group» (MVEG) gesproken over Euro 7 normen. Zowel lidstaten als marktpartijen en ngo’s konden hun visie geven.

• Dat gaf vooralsnog een vrij eenduidig beeld dat een Euro 7 studie gewenst is. Daarbij leefden wensen omtrent aanscherping van duurzaamheidsvereisten, verbetering van markttoezicht en controle op updates.

• Ook werd het wenselijk geacht om limietwaarden aan te passen aan mondiale «best practices», waarbij deze waarden technologieneutraal worden ingevuld.

• Vanuit Nederland wordt het uitvoeren van een studie door de Europese Commissie van harte ondersteund. Uiteraard zal Nederland in deze studie haar inbreng leveren.

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-83 verzoekt de regering, concrete afspraken te maken met het bedrijfsleven zodat het gebruik van recyclaat in hoogwaardige toepassingen wordt verhoogd.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-84 verzoekt de regering, in gesprek te gaan met grote koffieketens om te komen tot ambitieuze afspraken inzake het terugdringen van het aantal gebruikte koffiebekers.

Staatssecretaris

Er zijn gesprekken met Starbucks en met NS/Pro-Rail t.a.v. het gebruik van wegwerpkoffiebekers op stations. Andere koffieketens zijn nodig voor het opschalen van de initiatieven die zijn gestart. Daarnaast komt ook de Europese Commissie met een voorstel om het gebruik van o.a. wegwerpbekers te reduceren. De inzet en ambitieuze doelen voor het reduceren van het gebruik van koffiebekers in Nederland willen we hier op afstemmen.

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-85 verzoekt de regering, alle reacties op de monitoringssystematiek en de antwoorden van Rijkswaterstaat daarop openbaar te maken.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 872 nr. 220

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-86 verzoekt de regering, de producentenverantwoordelijkheid naar andere productgroepen zo snel als mogelijk uit te breiden en daarbij als eerste te kijken naar wegwerpproducten, meubels en textiel.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59.

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-89 verzoekt de regering om, samen met de supermarktbranche en diens toeleveranciers de mogelijkheden te verkennen om concrete doelstellingen te formuleren waarmee het aantal soorten en combinaties van verpakkingen worden verminderd.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-90 verzoekt de regering, met het bedrijfsleven en de gemeenten afspraken te maken over een actieplan en reductiepercentage voor blik in 2020, met als doel het aantal blikjes in het zwerfafval te verminderen.

Staatssecretaris

De motie is afgedaan met Kamerstuk 30 872 nr.220

VAO Circulaire Economie

03-04-2018

33 043-95 Verzoekt de regering om in haar reactie op de transitie agenda’s te beschrijven welke concrete stappen er gezet kunnen worden om zo snel mogelijk tot uitvoering over te gaan van de icoon projecten zoals beschreven in de transitie agenda’s en welke rol de overheid daarbij kan spelen.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr.59.

Plenair debat snelle stijging van de zeespiegel

17-04-2018

32 813-168 verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de consequenties van actuele klimaatmodellen voor de zeespiegelstijging, en daarmee voor onze kustbescherming, en de uitkomsten daarvan mee te nemen in de nieuwe Investeringsagenda Water en het Deltaprogramma, zodat helder is wat dit mogelijk betekent voor het ingezette beleid.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Plenair debat snelle stijging van de zeespiegel

17-04-2018

32 813-182 verzoekt de regering bij de eerstvolgende actualisatie het Deltaprogramma en de Investeringsagenda Water de beleidshorizon te verbreden naar analogie van het klimaatakkoord van Parijs, zodat niet alleen ons mitigatiebeleid maar tevens ons adaptatiebeleid gericht is op het Parijsproof maken van Nederland.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Plenair debat snelle stijging van de zeespiegel

17-04-2018

32 813-183 verzoekt de regering, de impact van een zeespiegelstijging van 1,8 meter op de brede welvaart in Nederland in kaart te brengen en mee te nemen in het Deltaprogramma als het KNMI en het IPCC ze als relevant beschouwen.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Plenair debat klimaatakkoord voor de luchtvaart

19-04-2018

31 936-467 verzoekt de regering om, de Kamer regelmatig, gedetailleerd en tijdig op de hoogte te houden van alle relevante vorderingen in het proces, de inhoud van de afspraken, de Nederlandse en Europese inzet en de uitkomsten en besluiten.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat klimaatakkoord voor de luchtvaart

19-04-2018

31 936-476 verzoekt de regering om, bij de EU-implementatie van CORSIA vast te blijven houden aan de Europese duurzaamheidseisen voor biobrand-stoffen (RED) en zich ervoor in te zetten dat dit wereldwijd de minimum-standaard wordt.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat klimaatakkoord voor de luchtvaart

19-04-2018

31 936-469 verzoekt de regering om, bij Europese gesprekken over belastingen op luchtvaart internationaal én nationaal de inzet van biokerosine voor de luchtvaart te stimuleren, met nadrukkelijke aandacht voor de kansen voor het opschalen van het gebruik van biokerosine, en de mogelijkheden daartoe in kaart te brengen met betrokkenheid van de Nederlandse luchtvaartsector, en hierover de Kamer dit jaar te rapporteren.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat klimaatakkoord voor de luchtvaart

19-04-2018

31 936-471 verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ook de overige ministeries gaan participeren in het Corporate Biofuel Programme, om zo het gebruik van en onderzoek naar duurzame biobrandstof als transitie-brandstof voor de luchtvaart verder te stimuleren.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat klimaatakkoord voor de luchtvaart

19-04-2018

31 936-472 verzoekt de regering om, zich na inwerkingtreding van CORSIA, in het geval dat een andere ICAO-lidstaat aantoonbaar (delen van) de afspraken niet nakomt, zich niet terughoudend op te stellen in het aankaarten daarvan in de council, de raad, van ICAO, opdat de raad adequaat kan optreden.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-293 verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen om de multi-modale hub Schiphol verder te ontwikkelen, toekomstbestendig en concurrentieresistent te houden.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-305 verzoekt de regering om, in de Luchtvaartnota 2040 alle klimaateffecten van de luchtvaart op te nemen, waaronder de totale CO2-uitstoot, ook buiten de luchthaven.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-308 verzoekt de regering, in te zetten op het voorkomen van veiligheidsrisico’s en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-311 verzoekt de regering in de Luchtvaartnota expliciet aandacht te besteden aan de overkoepelende en slimme en integrale regie tussen de luchthavens van nationaal belang en vooruitlopend daarop met deze vliegvelden het gesprek aan te gaan.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-312 verzoekt de regering, in het participatieplan ten behoeve van de toekomst van de luchtvaart in Nederland aandacht te besteden aan een duidelijk coördinerende rol en verantwoordelijkheid voor de provincies en uiteraard aan mogelijkheden om het publiek goed te betrekken.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-314 verzoekt de regering, een brede maatschappelijke consultatie onderdeel telaten uitmaken van het adviestraject;verzoekt de regering tevens, heldere politieke keuzerichtingen, mét het inzicht in het draagvlak daarvoor, aan de Kamer voor te leggen, en gaat.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-315 verzoekt de regering, in de Luchtvaartnota 2020–2040 de economische rol van Schiphol als mainport voor Nederland te koesteren en dit prominent tot uiting te laten komen in de Luchtvaartnota.

Minister

De motie is in uitvoering.

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-317 verzoekt de regering, ten behoeve van de Luchtvaartnota 2020–2040 een analyse te laten maken van de stand der techniek ten opzichte van eerder onderzoek naar het creëren van een mainport in de Noordzee; verzoekt de regering voorts, een quickscan te laten maken van de potentiële maatschappelijke kosten en baten alsmede de consequenties voor de vliegveiligheid van een verplaatsing van Schiphol naar zee; verzoekt de regering tevens, voor het zomerreces planning en kernvragen voor dit onderzoek aan de Tweede Kamer te doen toekomen.

Minister

De motie is afgedaan met Kamerstuk 31 936 nr. 491

Plenair debat Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-320 verzoekt de regering, in overleg met Schiphol, te komen tot differentiatie in luchthavengelden op basis van klimaatimpact; verzoekt de regering hierover de Kamer in het vierde kwartaal van 2018 te rapporteren.

Minister

De motie is in uitvoering.

AO Externe Veiligheid

22-05-2018

28 089-78 verzoekt de regering, een analyse te maken bij welke beperkte groep van gevallen (situaties of omstandigheden) dit risico het grootste is, en inzichtelijk te maken met welke instrumenten voorkomen kan worden dat de belastingbetaler voor eventuele saneringskosten opdraait, bijvoorbeeld via een financiële zekerheidsstelling; verzoekt de regering tevens, daarbij mogelijke gevolgen van deze instrumenten in beeld te brengen voor de bedrijven, de veiligheid en het toezicht en de handhaving.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Externe Veiligheid

22-05-2018

28 089-79 verzoekt de regering, te onderzoeken of en, zo ja, hoe de kosten van deze onderzoeken op de vervuilende bedrijven verhaald kunnen worden.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd.

AO Externe Veiligheid

22-05-2018

28 089-86 verzoekt de regering, daarbij tevens in beeld te brengen welke internationale voorbeelden er zijn van verzekering tegen milieuschade door bedrijven, al dan niet via fondsvorming.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Maritiem

31-05-2018

31 409-187 verzoekt de regering om, kleine binnenvaartschepen (dat wil zeggen: korter dan 86 meter en/of met een maximaal laadvermogen van minder dan 1.500 ton), naar voorbeeld van Duitsland, te vrijwaren van de toepassing van de CCR-regels die een bedreiging vormen voor een financieel gezonde bedrijfsvoering.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Maritiem

31-05-2018

31 409-188 verzoekt de regering, in gesprek te gaan met vertegenwoordigende organisaties van de binnenvaartschippers en zich in te spannen om hen aan te laten sluiten bij de Declaration of Nijmegen.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Maritiem

31-05-2018

31 409-190 verzoekt de regering om, in samenwerking met een kennisinstituut als MARIN onderzoek te doen naar rendabele, onderscheidende en duurzame concepten voor bestaande en nieuwe schepen in de binnenvaart.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

Schiphol en Lelystad Airport

15-05-2018

29 665-328 verzoekt de regering om, Schiphol als multimodale hub (trein- en luchtstation) te benoemen in de Luchtvaartnota; verzoekt de regering voorts, in de Luchtvaartnota de ambitie op te nemen om in Europees verband en in samenhang met de internationale spooragenda de overstap van vliegtuig naar trein aantrekkelijker te maken; verzoekt de regering om, kansen voor snelle spoorverbindingen vanaf Amsterdam/Schiphol naar bestemmingen die een aantrekkelijk alternatief zijn voor vliegverkeer te onderzoeken, zoals de binnensteden en de grootste luchthavens van Brussel, Parijs, Frankfurt en Londen.

Minister + Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

frauduleus handelen van afvalinzamelbedrijven

31-05-2018

29 862-45 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe prikkels kunnen worden verlegd om tot een systeem te komen waarin betaald wordt om afval c.q. grondstoffen te mogen ontvangen;verzoekt de regering, de Kamer hier nog dit jaar over te informeren.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

frauduleus handelen van afvalinzamelbedrijven

31-05-2018

29 862-47 verzoekt de regering, te inventariseren hoe informatie en expertise zo efficiënt mogelijk gedeeld kan worden tussen bevoegde gezagen en hoe eventuele kennislacunes aangevuld kunnen worden.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Spoor

14-06-2018

29 984-779 verzoekt de regering, in overleg te treden met de NS en ProRail opdat de landelijk uitgedunde dienstregeling zodanig wordt vormgegeven dat de belangrijke knooppunten ook buiten de Randstad bereikbaar blijven.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Spoor

14-06-2018

29 984-781 verzoekt de regering op, basis van deze onderzoeken samen met ProRail een afwegingskader op te stellen om te beoordelen of een locatie geschikt is voor gedifferentieerd rijden, en om het komende jaar een praktijkproef te doen op in ieder geval één locatie om de effecten in beeld te brengen; verzoekt de regering tevens, bij uitwerking van stimuleren goederenvervoer ook parallel te werken aan een robuust basisnet en onderzoek naar maatregelen om extra hinder te verminderen.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-426 verzoekt de regering, bij de evaluatie en actualisatie te onderzoeken hoe hergebruik van zo schoon mogelijke grond bij het verondiepen, indien beschikbaar uit de eigen omgeving, gestimuleerd kan worden en aantrekkelijker gemaakt kan worden dan het importeren van vervuilde grond en slib uit het buitenland.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-427 Verzoekt de regering om samen met lagere overheden beleid en regelgeving te ontwikkelen die ervoor zorgt dat bij de afgifte voor een vergunning voor ontginning van zand en grind ook een plan wordt ontwikkeld voor de invulling na de ontginning, waarin de beste maatschappelijke en ecologische invulling wordt gekozen, inclusief de verantwoordelijkheid voor het dragen van de kosten.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-428 verzoekt de regering om, in de beleidsevaluatie tot nieuwe richtlijnen te komen, waarbij naast de toxicologische kwaliteit van te storten grond ook andere factoren die van invloed zijn op de ecologie en de kwaliteit van bodem en water worden meegewogen.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-429 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe plastic in slib kan worden voorkomen door regelgeving en/of handhaving, en de Kamer hier nader over te informeren.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-430 verzoekt de regering om, in deze evaluatie in kaart te brengen op welke locaties sinds de handreiking slib is gestort of op korte termijn gestort gaat worden en hoe dit proces verlopen is, en hierbij in ieder geval de Redichemse Waard mee te nemen; verzoekt daarnaast om, in de evaluatie aandacht te besteden aan de invulling van de rol van gemeenten rondom bestemmingen van specifieke plassen.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

importeren en dumpen van vervuilde grond uit het buitenland

14-06-2018

27 625-431 verzoekt de regering om, in de evaluatie te kijken in welke mate deze handreiking wordt gebruikt en naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie deze handreiking te herijken.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

nieuwe acties en stakingen binnen Air France/KLM

14-06-2018

31 936-485 verzoekt de regering, zich kabinetsbreed maximaal in te zetten voor de Nederlandse publieke belangen die met KLM zijn gemoeid.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

nieuwe acties en stakingen binnen Air France/KLM

14-06-2018

31 936-486 verzoekt de regering, de verkeers- en vervoersontwikkeling op de luchtvaartmarkt tussen Amsterdam en Dubai scherp te monitoren en zo nodig in te grijpen als blijkt dat de afspraken uit het luchtvaartverdrag tussen Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten worden geschonden.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Milieuraad

20-06-2018

2501-08-735 verzoekt de regering, in Europa speciale aandacht te vragen voor polymeren binnen de evaluatie van REACH.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

20-06-2018

34 950-XII-21 verzoekt de regering, deze doelstelling niet los te laten en het initiatief te nemen en te houden om, in overleg met partners, dit najaar te komen met een realistisch verkeersveiligheidsplan om genoemde doelstellingen wel te behalen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar geïnformeerd over de motie.

Plenair debat

groeiende filedruk

20-06-2018

31 305-253 verzoekt de regering om, middels overleg tussen het Ministerie van lenW, Rijkswaterstaat, Kennisinstituut Mobiliteit en de ANWB te komen tot een set van uniforme, eenduidige filecijfers, en om de Kamer uiterlijk voor de behandeling van de lenW-begroting voor 2019 hierover te informeren.

Minister

De Kamer wordt uiterlijk voor de behandeling van de lenW-begroting 2019 hierover geïnformeerd.

Plenair debat

groeiende filedruk

20-06-2018

31 305-259 verzoekt de regering om de voordelen van uitvoering van dergelijke diensten buiten de spitsuren in VNG verband bij lokale overheden onder de aandacht te brengen.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat

groeiende filedruk

20-06-2018

31 305-255 verzoekt de regering om, voor de begrotingsbehandeling de Kamer te informeren over de uitvoering van deze afspraak in het regeerakkoord.

Minister

De Kamer wordt uiterlijk voor de behandeling van de lenW-begroting 2019 hierover geïnformeerd.

Plenair debat

groeiende filedruk

20-06-2018

31 305-256 verzoekt de Minister, bilateraal in te zetten op een structurele oplossing voor grensfiles door het Duitse rijverbod voor vrachtwagens op zondag en feestdagen.

Minister

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Plenair debat rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de risico’s rondom de jaarwisseling

20-06-2018

28 684-534 verzoekt de regering het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over een verbod op de productie van zwaar professioneel knalvuurwerk in EU-verband aan de orde te stellen.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

AO Duurzaam vervoer

22-05-2018

31 305-261 verzoekt de regering om versneld pictogrammen op verkeersborden te plaatsen voor alternatieve brandstoffen door werk met werk te maken als er onderhoudswerkzaamheden aan de weg plaatsvinden, verzoekt de regering tevens, met de leveranciers van navigatiesystemen in gesprek te gaan over hoe tankstations voor alternatieve brandstoffen en (snel)laadpunten op dezelfde wijze als reguliere tankstations kunnen worden aangegeven in hun producten.

Staatssecretaris

De uitvoering van de motie is in gang gezet

Toezeggingen bewindspersonen Infrastructuur en Waterstaat

Vindplaats

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

AO Loodsenwet

21-04-2010

De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer om een evaluatie uit te voeren van twee pilotprojecten: Zeeland (project MOBZ) en Limburg (project Regiocentrale zuid) waarbinnen bediening op afstand wordt gerealiseerd. Huidige planning: Limburg in 2016 en Zeeland in 2018/2019. De evaluatie kan pas worden opgesteld zodra deze pilotprojecten zijn afgerond. Naar verwachting oktober 2019.

AO Waterkwantiteit (2e termijn)

20-06-2011

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Minister

De Kamer wordt in 2023 hierover geïnformeerd

AO Waddenveren

23-04-2014

De Staatssecretaris bericht de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de concessieverlening voor de Waddenveren te decentraliseren naar de provincie.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is 3 oktober 2017 gemeld dat IenW samen met de Provincie Friesland in 2018 een onafhankelijk onderzoek uit laat voeren naar de consequenties van de overdracht van het concessiebeheer en -verlening ter voorbereiding van politieke besluitvorming. Zie kamerbrief 23 645, nr 649.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De staatsecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

NS heeft tot op heden geen voorstel voor tariefdifferentiatie ingediend. In concessie is afgesproken dat NS een voorstel mag indienen.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer binnen twee maanden schriftelijk over hoe de aandacht voor het goederenvervoer geborgd wordt in de samenstelling van de directie van ProRail.

Staatssecretaris

Aan deze toezegging kan pas voldaan worden als de opheffing van KeyRail afgerond is.

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal het ORS-advies aan de Kamer doen toekomen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer na 8 oktober verder informeren over het verloop van de infractieprocedure door de Europese Commissie inzake FABEC.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

30-09-2015

De Staatssecretaris zegt toe dat de inventarisatie van de risico's van windturbines, in relatie tot de risicokaarten, betrokken zal worden bij de regelgeving ten aanzien van de Omgevingswet.

Staatssecretaris

Windturbines zullen worden meegenomen in het DSO (Digitale Stelsel Omgevingswet). De wijze waarop windturbines in het kader van externe veiligheid in de Omgevingswet worden opgenomen wordt nu uitgewerkt.

AO Transportraad

01-10-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer op enig moment na vaststelling in Europees verband van de «Real Driving Emissions»-test informeren over openstaande risico’s op verstoring van de marktwerking in dit nieuwe systeem en mogelijkheden voor handhaving bij misstanden onder dit systeem. Daarbij zal de Kamer inzage worden geboden in de manier waarop de onafhankelijkheid van de verschillende toezichtsinstanties voor emissies afkomstig van auto’s in de Europese lidstaten is gewaarborgd.

Staatssecretaris

Het conceptvoorstel is door de EC gepubliceerd voor publieksconsultatie. Besluitvorming volg waarschijnlijk in september 2018 in Technische Commissie MotoerVoertuigen (TCMV). Enige tijd daarna kan de Kamer hierover worden geïnformeerd. Dat zal naar verwachting in de tweede helft van het najaar van 2018 worden.

AO Transportraad

25-05-2016

De Kamer zal worden geïnformeerd over relevante ontwikkelingen ten aanzien van de ITS-richtlijn.

Staatssecretaris

Er loopt momenteel een evaluatie. Aan de hand daarvan stelt de EU DG Move eind 2019 een rapportage op, waarna de Kamer zal worden geïnformeerd.

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

26-05-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu zal een onderzoek instellen naar een eventueel verbod op het gebruik van de mobiele telefoon op de fiets.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal verifiëren of de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol op dit moment al meer geluidsbeperking (reductie van 20% in plaats van 5%) realiseren dan overeengekomen in het «Convenant hinderbeperking en ontwikkeling Schiphol middellange termijn» en zal de Kamer hierover schriftelijk informeren zodra de MER van Schiphol er is.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

20-12-2016

Voor de zomer van 2017 informeert de Staatssecretaris de Kamer over het effect van de herpositionering van ProRail op een eventuele btw-afdracht.

Staatssecretaris

Gezamenlijk met ProRail wordt gewerkt aan het inzichtelijk maken van de omvang van deze effecten en aan de mogelijkheden om ze te mitigeren. Op dit moment worden twee varianten onderzocht. Ik verwacht in het najaar van 2018 meer duidelijkheid te kunnen bieden over de mogelijkheden van beide varianten.

AO Duurzaam en Milieu

18-01-2017

De Staatssecretaris zal vóór de zomer van 2017 een brief aan de Kamer sturen over de evaluatie van TPAC waarin zij ook ingaat op de inrichting van een brede expertcommissie over duurzame biomassa gericht op meerdere stromen.

Staatssecretaris

De toetsing van duurzaam hout (nu TPAC) zal meelopen in de adviesaanvraag aan de SER over een uniform duurzaamheidskader biomassa. De uitkomst van het SER traject wordt afgewacht.

AO Circulaire Economie/Leefomgeving

16-02-2017

De Staatssecretaris zal vóór het volgende algemeen overleg Circulaire economie in samenspraak met de Minister van Economische Zaken een brief aan de Kamer sturen over de financiële stromen ten behoeve van circulaire economie.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

AO Luchtvaart

23-02-2017

Indien er een bespreking plaats zal vinden tussen de Staatssecretaris en lokale bestuurders rond Schiphol over concrete voorstellen inzake de zorgen van omwonenden over de verkoopbaarheid van hun woningen, zal zij de Kamer hierover na afloop informeren.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

22-06-2017

In de jaarlijkse brief «Voortgang Betuweroute» zal worden ingegaan op de gevolgen van de vertragingen aan het derde spoor in Duitsland voor het spoorvervoer van goederen in Nederland.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met een voortgangsbrief over goederenvervoer Kamerstuk 22 589 nr. 324

AO Jaarverslagen Infrastructuur en Milieu

29-06-2017

De Staatssecretaris komt terug op de vraag van het lid Kröger (GroenLinks) ten aanzien van het stimuleren van circulaire economie via aanbestedingen.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

AO Spoorveiligheid en ERTMS

05-07-2017

De Staatssecretaris zal de Kamer in het najaar op de hoogte stellen van de uitkomst van bestuurlijk overleg over het informeren van omwonenden over hun handelingsperspectief bij calamiteiten op het spoor.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 30 373 nr. 68

AO Transportraad

22-11-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over de mogelijkheden voor op elkaar afgestemde ticketsystemen (de aansluiting van treinverkeer op vluchten), nadat de Minister hierover heeft gesproken met haar EU-collega's.

Minister + Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

AO Transportraad

22-11-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over de toedeling van slots ten opzichte van de toedeling hiervan in andere lidstaten.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 665 nr. 330

AO Water

27-11-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over het besluit van de Minister over Varik-Heesselt.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

AO Water

27-11-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over de kosten van het pompen bij de bak van de A4 in Midden-Delfland versus het waterdicht maken van de bodem van de bak.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

AO Water

27-11-2017

De Kamer zal in 2018 worden geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar overstromingsrisico's in het grensgebied met Noordrijn-Westfalen.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

AO Water

27-11-2017

De Kamer zal worden geïnformeerd over het onderzoek naar de mogelijkheden voor informatieverstrekking aan de bevoegd gezagen en drinkwaterbedrijven over lozingen vanuit de industrie.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

AO Water

27-11-2017

De Kamer wordt geïnformeerd over de verschillen tussen de dijk bij Uitdam en de rest van het traject Markermeerdijken.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 27 625 nr. 434

Plenair debat Implementatie ILUC-richtlijn inzake brandstofkwaliteit

04-12-2017

De Staatssecretaris zal in november 2018 een brief aan de Kamer sturen over de implementatie/ invoering van E10, waarbij zij in zal gaan op de kleine pomphouders, waarbij zij o.a. de sector en gebruikers zal betrekken.

Staatssecretaris

In het najaar 2018 wordt de wijziging van Besluit Luchtverontreiniging naar Tweede Kamer gezonden.

AO Scheepvaart

07-12-2017

De Minister zal in het externe onderzoek naar het boetebeleid voor de binnenvaart ook een vergelijking met andere sectoren laten betrekken, evenals de wijze waarop de boetes worden opgelegd. Dit onderzoek komt voor het zomerreces van 2018 beschikbaar.

Minister

In het najaar 2018 wordt de wijziging van Besluit Luchtverontreiniging naar de Kamer gezonden.

AO Scheepvaart

07-12-2017

In de eerste helft van 2018 ontvangt de Kamer de resultaten van het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport naar aanleiding van de vermoedens van misstanden in de zeevaart.

Minister

De onderzoeken bevinden zich in de afrondende fase en zullen daarna voorzien van een beleidsreactie door de Staatssecretaris naar de Kamer worden gestuurd.

AO Scheepvaart

07-12-2017

Eind 2018 ontvangt de Kamer het wetsvoorstel Markttoezicht loodswezen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Leefomgeving

14-12-2017

In 2019 zal de Staatssecretaris het herijkte beleidskader infrastructuur voor alternatieve brandstoffen aan de Kamer sturen. Indien mogelijk zal zij dit eerder doen.

Staatssecretaris

De Kamer zal over de nieuwe ambities mbt mobiliteit in het kader van het klimaatakkoordrond de zomer 2018 worden geïnformeerd. Na de zomer van 2019 zal de Kamer geïnformeerd worden over de herijking van het nationale beleidskader infrastructuur alternatieve brandstoffen. Dit is in lijn met de rapportageverplichting over de uitvoering van de EU Richtlijn Infrastructuur Alternatieve Brandstoffen aan de Europese Commissie.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

Nadat het onderzoek van Rijkswaterstaat naar geluidsoverlast bij de Coenbrug begin 2018 gereed is, zal de Minister de uitkomsten aan de Kamer sturen. Zij zal er tevens voor zorgen dat Rijkswaterstaat met de actiegroep A8-Coenbrug in gesprek zal gaan.

Minister

Rijkswaterstaat en de bewonersgroep hebben in april 2018 met elkaar gesproken. Afgesproken is om voor de zomervakantie opnieuw bij elkaar te komen. Hierbij worden dan de uitkomsten van het onderzoek naar mogelijkheden om het geluidsprobleem betrokken. Deze uitkomsten zullen voor de zomer tevens met de gemeente Zaanstad besproken worden. De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

In het kader van het overwegenprogramma wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden bij publieke en private onbewaakte spoorwegovergangen.

Staatssecretaris

Voor het AO MIRT is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

Voor de zomer van 2018, zo mogelijk al begin 2018, ontvangt de Kamer een brief over de mogelijkheden inzake de verbetering van internationale treinverbindingen.

Staatssecretaris

Voor het AO MIRT is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

14-12-2017

In het najaar van 2018 ontvangt de Kamer informatie over de verbetering van de ongevallenregistratie, waarbij ook de suggesties in overweging worden genomen ten aanzien van koppeling van informatie van verschillende partijen (Sienot), afstelling van verkeerslichten (Van Aalst) en de positie van de voetganger als verkeersdeelnemer (Van Tongeren).

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

14-12-2017

In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de suggestie in de regelgeving voor voertuigen te werken met zogenoemde «voertuigfamilies» op basis van de criteria snelheid, massa en afmeting.

Minister

Eind 2018 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

AO Wegverkeer en verkeersveiligheid

14-12-2017

De Kamer ontvangt volgend jaar een aangepast wetsvoorstel dat strekt tot invoering van een APK- en kentekenplicht voor tractoren.

Minister

Zoals in december 2017 toegezegd door de Minister wordt momenteel, samen met betrokken partijen, gewerkt aan een hernieuwd voorstel. Het hernieuwde voorstel wordt naar de Tweede Kamer gezonden.

AO Externe Veiligheid

18-01-2018

De Kamer zal op de hoogte worden gesteld van de precieze onderzoeksopdracht van het RIVM-onderzoek naar de fabriek in Son en Breugel.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 27 625 nr. 434

AO Externe Veiligheid

18-01-2018

Als meer bekend is over innovatieve verwerkingsmethodes van asbest, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

Voor de zomer van 2018 ontvangt de Kamer een concretisering van plannen voor openbaar vervoer in stedelijke gebieden.

Staatssecretaris

Voor het AO MIRT is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Staatssecretaris denkt graag met mevrouw Van Brenk (50PLUS) mee over ideeën op het terrein van subjectieve veiligheid en gewenst gedrag in het openbaar vervoer.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

Voor het zomerreces van 2018 ontvangt de Kamer nieuwe informatie over eventuele wensen en mogelijkheden ten aanzien van het gebruik van een landelijke database in het kader van sociale veiligheid in het openbaar vervoer.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Staatssecretaris heeft de intentie het systeem van single check in/check out landelijk in te voeren en de Kamer in de tweede helft van 2018 te informeren over de resultaten van de diverse onderzoeken in dit kader.

Staatssecretaris

Door het NOVB is een werkgroep ingesteld die besluitvorming door het NOVB over enkelvoudig in- en uitchecken op het spoor voorbereidt. De onderzoeken die de basis vormen voor deze besluitvorming bevinden zich in de afrondende fase. Na de zomer vindt besluitvorming plaats. Zodra het NOVB een besluit heeft genomen, naar verwachting in september, wordt de Kamer hierover geïnformeerd. De Kamer ontvangt dan tevens de onderbouwing en de achterliggende stukken. Dit heeft de Staatssecretaris ook zo gemeld in haar kamerbrief van 28 maart 2018.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Staatssecretaris zal het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) vragen de prijselasticiteit van openbaar vervoer te onderzoeken in het kader van de btw-verhoging uit het regeerakkoord.

Staatssecretaris

Het KiM is bezig met onderzoek naar de (vervoerskundige) effecten van de verhoging van de BTW. Naar verwachting zal een 1e versie van dat onderzoek in juni gereed zijn. In het najaar 2018 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de uitkomsten.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Staatssecretaris zal onderzoek laten doen naar de automatisering in de taxibranche en de effecten daarvan op de handhaving.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Kamer ontvangt voor het algemeen overleg MIRT van 2018 een terugkoppeling van de gesprekken met decentrale overheden over langjarige beheer- en onderhoudskosten van ov-infrastructuur, mede in relatie tot de aanleg van nieuwe ov-infrastructuur.

Staatssecretaris

Op ambtelijk niveau vinden momenteel gesprekken plaats met decentrale overheden over de impact van hun toenemende BOV-kosten op de financiële ruimte voor nieuwe plannen. In die gesprekken komt ook aan de orde welke stappen de decentrale overheden gaan ondernemen om hun BOV-problematiek te beheersen. Bedoeling is dat uiteindelijk de uitkomsten van deze gesprekken gedeeld worden op de landelijke OV en Spoortafel die in het najaar plaatsvindt.

AO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

17-01-2018

De Staatssecretaris komt schriftelijk terug op de vraag van mevrouw Van Brenk (50PLUS) over de planning van de uitfasering van contact geld uit de bus.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Wadden

24-01-2018

In een verzamelbrief voorafgaand aan het komende AO Wadden zal de Kamer worden geïnformeerd over de vraag of en op welke wijze de Waddenzee een status als rechtspersoon kan krijgen, en of dit wenselijk is.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-01-2018

Zodra er meer duidelijkheid is over de verkeersverdelingsregel, zal de Kamer worden geïnformeerd. De Minister zal hierbij ingaan op het proces en het tijdpad.

Minister

De toezegging is in uitvoering. In de Kamerbrief van 21 februari 2018 over de aansluitroutes en mer-actualisatie Lelystad Airport is de Tweede Kamer geïnformeerd over het proces en het tijdpad van de verkeersverdelingsregel.

AO Luchtvaart

25-01-2018

De Kamer zal tweemaal per jaar worden geïnformeerd over de herindeling van het luchtruim.

Minister

Continu proces: tweemaal per jaar

AO Luchtvaart

25-01-2018

De Luchtvaartnota 2020–2040 komt in 2019 naar de Kamer.

Minister

De Kamer is geïnformeerd over de planning van de Luchtvaartnota voor het AO van 26 juni met Kamerstuk 196 nr. 491.

AO Luchtvaart

25-01-2018

Naar verwachting komt de MER Schiphol voor de zomer naar de Kamer.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-01-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de stappen in het proces rond de luchthavens Eindhoven en Rotterdam. De Minister komt nog terug op de vraag wanneer het onderzoek naar flankerende maatregelen hinderbeperkende maatregelen Eindhoven airport beschikbaar wordt.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-01-2018

De Kamer zal in de loop van 2018 worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming van de luchtvaartsector.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

25-01-2018

De Minister zal haar collega van JenV vragen naar de toegevoegde waarde van het Convenant vliegen over conflictgebieden en de Kamer hierover informeren.

Minister

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 29 665 nr. 334

AO Spoorordening

31-01-2018

De Kamer ontvangt voor het zomerreces van 2018 een separate brief over de invulling van het toezicht op de spoormarkt.

Minister

In de Kamerbrief over de aanpak van de ordening en sturing op het spoor is aangekondigd dat deze brief (over toezicht) pas gestuurd wordt nadat ACM de quick scan over de spoormarkt begin 2019 oplevert. Verwacht wordt voorjaar 2019.

AO Spoorordening

31-01-2018

De Staatssecretaris zal met decentrale overheden eventuele mogelijkheden bespreken ten aanzien van het doortrekken van de Valleilijn en de Kamer daarvan een terugkoppeling geven.

Staatssecretaris

In de Kamerbrief over de ordening is gemeld dat de Kamer rond de zomer wordt geïnformeerd over het onderzoek naar doortrekking Valleilijn.

AO Spoorordening

31-01-2018

Voor de zomer informeer ik uw Kamer over hoever ik sta en of we met de decentrale overheden een decentralisatieconvenant kunnen sluiten.

Staatssecretaris

Om te kunnen onderbouwen in welke mate decentralisatie van één of meer spoorlijnen bijdraagt aan een regionaal geïntegreerd aanbod wordt een quick scan uitgevoerd. In het najaar van 2018 worden de resultaten verwacht.

AO Spoorordening

31-01-2018

Medio 2018 wordt de Kamer geïnformeerd over de verbetering van het vervoer over de hogesnelheidslijn.

Staatssecretaris

De langetermijnvisie van NS en ProRail wordt besproken in het bestuurlijk tripartite van begin juli. De Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd.

AO Spoorordening

31-01-2018

De Staatssecretaris zal de Kamer per brief informeren over de maatregelen in het kader van sociale veiligheid.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Spoorordening

31-01-2018

De Staatssecretaris zal met ProRail bezien of het mogelijk is korting toe te kennen voor het gebruik van het spoor door nachttreinen.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

AO Spoorordening

31-01-2018

Voor de zomer ontvangt de Kamer een maatregelenpakket in het kader van het stimuleren van goederenvervoer over het spoor.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 22 589 nr. 24

AO Spoorordening

31-01-2018

De Staatssecretaris gaat met de Minister van J&V in overleg om na te gaan of een sms-service in het kader van sociale veiligheid in de trein mogelijk is.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Spoorordening

31-01-2018

Over de spoorverbinding Hamont-Weert ontvangt de Kamer een brief vóór de zomer.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 984 nr. 783.

AO Milieuraad d.d. 5 maart 2018

20-02-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Kröger c.s. (Kamerstuk 34 717, nr. 18) over vanaf 2021 niet meer gebruiken van palmolie en soja voor biobrandstoffen.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 30 196 nr. 605

AO Milieuraad d.d. 5 maart 2018

20-02-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de maatregelen, gericht op het voorkomen van microplastics uit schurende reinigingsmiddelen, verf en autobanden in water.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 28 089 nr. 67

AO Milieuraad d.d. 5 maart 2018

20-02-2018

De Staatssecretaris zal alsnog een reactie naar de Kamer zenden op de brief van de Gezondheidsraad die december 2016 naar de Kamer werd gestuurd, waarin deze waarschuwt voor de gezondheidseffecten van microplastics.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 30 872 nr. 219

Mondelinge vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Provincie Zuid-Holland: Beweringen Chemours zijn niet waar»

06-03-2018

Voorzitter. Eén niet onbelangrijk detail nog om verwarring te voorkomen over zeer zorgwekkende stoffen en de minimalisatieplicht. Er is één lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Alleen als je het aan de voorkant regelt, valt het daaronder, maar gaat het over een bijproduct dat er uitkomt, dan valt het onder de minimalisatieplicht. Maar uiteindelijk staan ze dus allemaal op die ene lijst van zeer zorgwekkende stoffen. Het leek me belangrijk om dat nog even te verhelderen.De voorzitter: Wanneer komt de brief richting de Kamer. Voor de zomer, voorzitter. Ik probeer daarin een aantal zaken opnieuw neer te zetten, zodat we meer naar de voorkant gaan in plaats van naar de achterkant. Dat zijn we aan het uitwerken. Daarom kom ik met die brief. De Kamer weet dat dit absoluut mijn volle aandacht heeft en dat ik echt aan het bekijken ben hoe we het systeem kunnen aanscherpen om mensen te laten weten dat de overheid zo veel mogelijk wil zorgen voor een veilige leefomgeving.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 28 089 nr. 88

AO Spoor

20-02-2018

Ik zou ook voor de zomer een brief kunnen sturen. Dan kan mevrouw Van der Graaf beoordelen of er na die brief nog specifieke wensen overblijven. Zullen we het zo doen? Dan zeg ik een brief toe op dit punt en komen we voor de zomer nog naar de Kamer met het antwoord op deze vraag.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 28 642 nr. 103

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

13-03-2018

De Kamer zal voor de zomer van 2018 per brief worden geïnformeerd over de voortgang van safety deals.

Minister

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 29 398 nr. 606

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

13-03-2018

Voor de zomer van 2018 ontvangt de Kamer, in het kader van de MIRT, nadere informatie over het voorkomen van verstoringen bij Kornwerderzand en de verbetering van fietsveiligheid in het algemeen.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 29 398 nr. 606

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

13-03-2018

Rond de zomer van 2018 ontvangt de Kamer de uitkomsten van het proefproject «Doortrappen» waarbij ouderen worden geholpen om veilig te blijven fietsen.

Minister

De Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 29 398 nr. 606

AO Circulaire Economie

15-03-2018

De Kamer zal vanaf april 2018 elk half jaar de tussentijdse resultaten van de monitoring inzake de reductie van zwerfval toegezonden krijgen samen met een verslag van het bestuurlijk overleg, inclusief het tijdpad voor het wetstraject èn het plan van aanpak van het bedrijfsleven.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Circulaire Economie

15-03-2018

In de kabinetsappreciatie van de transitieagenda's zal ook worden ingegaan op LAP3 en de situatie met kwik.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

AO Circulaire Economie

15-03-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de CO2-bijdrage van de circulaire economiedoelstellingen.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

AO Circulaire Economie

15-03-2018

In de kabinetsreactie op de transitieagenda's zal de Staatssecretaris ingaan op de gesprekken met de branche over producentenverantwoordelijkheid.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer is geïnformeerd met de brief «Kabinetsreactie op de Transitieagenda’s Kamerstuk 32 852 nr. 59

AO Circulaire Economie

15-03-2018

De Kamer zal in de loop van het jaar worden geïnformeerd over de recyclingdoelstellingen voor verpakkingen.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

In het voorjaar van 2018 ontvangt de Kamer: de prioritering ten aanzien van de bereikbaarheid van Schiphol, binnen de bredere afwegingen in de metropoolregio Amsterdam.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 61

Notaoverleg MIRT

11-12-2017

In het voorjaar van 2018 ontvangt de Kamer: nadere informatie over de bereikbaarheid van Science Park Utrecht.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 72

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt op de hoogte gesteld over de handhaving inzake Bo-Rent-fraude met roetfilters.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd.

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer krijgt de uitwerking van de plannen voor de harmonisatie van de milieuzones voor de zomer toegestuurd.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd op 29-06-2018 inzake Contouren harmonisatie milieuzones

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt op de hoogte gesteld van de berekening CO2-reductie fossiele versus duurzame auto's.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd over de uitfasering van bromfietsen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd over de versnelling van de transitie naar elektrische bromfietsen

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de stand van zaken inzake de handhaving van de milieuzone op de Maasvlakte voor buitenlandse vrachtwagens.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd op 29-06-2018 inzake Contouren harmonisatie milieuzones

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de vraag of de aanleg van laadpalen kan worden meegenomen op de lijst met vve-onderwerpen waarvoor geen meerderheidsbesluit nodig is.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de resultaten van de Mobiliteitstafel.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Duurzaam vervoer

19-04-2018

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de besteding van de 100 miljoen voor de fiets, incl. reactie op fietsplan D66.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 34 775-A nr. 70

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer ontvangt voor de zomer de bevindingen van de ILT rondom de verontreinigingssituatie bij Chemours en de Zwitserlandroute.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 31 305 nr. 261

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer ontvangt, nadat de resultaten van het onderzoek van de provincie naar de lozingen van PFOA bekend zijn, deze resultaten. Hierbij wordt ook ingegaan op het hoe en waarom.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

16-05-2018

Na het bestuurlijk omgevingsberaad en gesprekken met verschillende partners zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang en vormgeving van het integraal toezicht bij BRZO-bedrijven.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer wordt geïnformeerd over de datum van de herziening van de vergunning van Chemours.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang van de sanering van het Thermphosterrein.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer ontvangt voor het AO Leefomgeving op 7 juni 2018 een kaderbrief met een brede schets van de agenda met uitwerking van het safe by design concept en een schets van de intensivering van de aanpak en het betrekken van de maatschappij.

Staatssecretaris

De toezegging is afgedaan met Kamerstuk 28 089 nr. 88

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer wordt in de voortgangsbrief geïnformeerd over de ervaringen van de gemeenten met de lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De brief van de provincie met de advieswaarde van GenX en de aangescherpte norm van GenX in het oppervlaktewater zal worden doorgestuurd aan de Kamer.

Minister

De toezegging is afgedaan met 27 624 nr. 434

AO Externe veiligheid

16-05-2018

De Kamer ontvangt in het najaar een brief met nadere uitwerking van de mogelijkheden en verboden van de vergunningverlening en handhaving bij BRZO-bedrijven en een uitwerking van de betrokken handhavende instanties.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire veiligheid

17-05-2018

De Kamer krijgt een overzicht van de oefeningen in het kader van nucleaire veiligheid die zijn geweest.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire veiligheid

17-05-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd vergunningverleningsprocedure en de wetgeving aan beide zijden van de grens.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire veiligheid

17-05-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de gesprekken met de burgemeesters in het kader van het veiligheidsoverleg over al dan niet ontbrekende rampenplannen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire veiligheid

17-05-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de kwartiermaker en de klankbordgroep inzake de eindberging.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Minister zal zich inzetten voor een integrale visie op de toekomst van het mainportbeleid van de havens en de Kamer hierover informeren.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Minister zal in gesprek gaan met de ASV over de verschillen met Duitsland en de Kamer hierover informeren.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal zodra er meer duidelijk is over de oplossing van het probleem van de congestie in de haven van Rotterdam worden geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal een brief ontvangen over de voortgang van de Maritieme Servicehaven Flevoland.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

In de verzamelbrief zal de Minister de Kamer informeren over de voortgang van het bunkerlicentiesysteem Rotterdam.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerbrief op 5 juli 2018 inzake Diverse toezeggingen naar aanleiding van het AO Maritiem en het 30-ledendebat in mei 2018.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal in de verzamelbrief worden geïnformeerd over de Waddenconferentie en zal op de hoogte worden gehouden over het illegaal vissen in de Voordelta.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de review ten aanzien van de sluis bij IJmuiden.

Minister

De toezegging is afgedaan met Kamerbrief 03-07-2018 Project Zeetoegang IJmond

AO Maritiem

17-05-2018

In de verzamelbrief zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de afspraken van de Maasvlakte 2 met betrekking tot de specifieke punten van mevrouw Van Tongeren (GroenLinks).

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de haalbaarheid van het «meten aan de pijp».

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de onderzoeksresultaten inzake de problematiek rondom cruiseschepen en het Europees level playing field.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Maritiem

17-05-2018

De Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd over het onderzoek van Rijkswaterstaat naar de mogelijke zelfbediening van sluizen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging in het najaar worden geïnformeerd.

AO Transportraad

30-05-2018

Een plan van aanpak ten behoeve van beveiligde vrachtwagenparkeerplaatsen.

Minister

 

AO Transportraad

30-05-2018

In de ILT-rapportage die eind 2018 naar de Kamer komt, zal ook worden ingegaan op de vraag of Nederlandse boetes daadwerkelijk worden betaald.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

30-05-2018

De Kamer krijgt een impactstudie naar de gevolgen voor het Nederlandse busvervoer van de Europese openstelling van het busvervoer.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

30-05-2018

De vergunningsgrens van 0 kg. voor pakketdiensten.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

In het voorjaar van 2019 komt de Staatssecretaris terug op de vraag van het lid Ziengs (VVD) ten aanzien van kruissubsidies (op stations) op basis van de quick scan van de ACM.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

Rond de zomer ontvangt de Kamer de analyse van de btw-verhoging door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM).

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

De Staatssecretaris zal schriftelijk reageren op het actieplan «Denderende banen op het spoor» van D66, aangeboden door het lid Sienot (D66). De Staatssecretaris zal het stuk interdepartementaal bespreken.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

Voor de zomer informeert de Staatssecretaris de Kamer over sociale veiligheid in het OV in een brief. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan opgelegde stationsverboden en de alert-app.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

De Staatssecretaris komt na de zomer terug op de vragen van het lid Amhaouch (CDA) op het onderwerp winterweer en het voorkomen van verstoringen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

De Staatssecretaris komt op korte termijn terug op de vraag van het lid Laçin (SP) over de twee taxatierapporten in het kader van Rosmalen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

De Staatssecretaris informeert de Kamer na de zomer over haar voornemen tot internationaal overleg over grensoverschrijdende verbindingen («spoortop»).

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

Voor het algemeen overleg Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi van 20 september 2018 informeert de Staatssecretaris de Kamer over de uitkomst van de proef van de single check-in- check-out op de Valleilijn.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

06-06-2018

Eind 2018 komt de evaluatie van de trillinghinder en -schade van meer vervoer per spoor rondom Meteren op basis van nieuwe data van ProRail.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Milieuraad

19-06-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over het initiatief vanuit het Ministerie van SZW inzake kennisdeling m.b.t. REACH.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Milieuraad

19-06-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de wijze waarop in Europese context wordt omgegaan met schadelijke stoffen die nu in omloop zijn, zoals PFOA en GenX.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Milieuraad

19-06-2018

In het verslag van de Milieuraad van 25 juni 2018 zal worden weergegeven hoe de Staatssecretaris ten overstaan van haar Europese collega's haar steun heeft uitgesproken voor het Duitse initiatief inzake persistente en toxische stoffen en hoe zij hierop hebben gereageerd.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

20-06-2018

De Minister en Staatssecretaris zullen met de Inspectie Leefomgeving en Transport overleg voeren over de vraag of capaciteit en taken in balans zijn en de Kamer de uitkomst daarvan terugkoppelen in het kader van de begrotingsbehandeling in het najaar van 2018.

Minister + Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Jaarverslagen Infrastructuur en Waterstaat

20-06-2018

Ten aanzien van de wens van de heer Wassenberg (PvdD) om didecyldimethylammoniumchloride in groene-aanslagreinigers voor particulier gebruik te verbieden evalueert de Staatssecretaris het advies van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) om via etikettering als professionele maatregel te werken. De uitkomst van die evaluatie ontvangt de Kamer.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO ERTMS/Spoorveiligheid

28-06-2018

De Staatssecretaris zal in het najaar van 2018 aan de Kamer rapporteren over wat zij zal doen met de aanbevelingen van de Boston Consulting Group (BCG), zoals genoteerd in de achtste voortgangsrapportage ERTMS.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO ERTMS/Spoorveiligheid

28-06-2018

De quick scan naar het vervoer van gevaarlijke stoffen, waaronder chloor, wordt in het voorjaar van 2019 naar de Kamer gestuurd.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt geïnformeerd over de capaciteit en handhaving van truckparkings waarover zij al voor het zomerreces van 2018 een eerste inventarisatie ontvangt (afkomstig van Rijkswaterstaat).

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Kamer ontvangt een brief waarin wordt ingegaan op wat de volgende stap wordt bij de Europese ketenaanpak medicijnresten.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Minister zal in de tweede helft van 2018 de Kamer informeren over het voorstel van de Unie van Waterschappen over het nieuwe belastingstelsel en zal daarbij, naast de vervuiler betaald, ook de begrippen eenvoudig en transparant laten meewegen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Minister zal samen met de Staatssecretaris de Kamer in een brief informeren over het voorzorgsprincipe en uiteenzetten hoe het drinkwatercriterium wel in REACH kan worden opgenomen. De brief komt over twee weken.

Minister + Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd over de resultaten van de oliemonsters naar aanleiding van het ongeluk met Odfjell in de Rotterdamse haven.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Minister zal de Kamer informeren over de resultaten van de metingen die wekelijks door de provincie Zuid-Holland worden uitgevoerd naar lozingen met PFOA.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Kamer ontvangt in de tweede helft van 2018 een brief waarin de acties en de voortgang van het tegengaan van de veeninklinking staan.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Water

28-06-2018

De Kamer ontvangt een brief over de acties en voortgang van het tegengaan van de lozingen van de pleziervaart.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 geïnformeerd over: -de mogelijkheden voor het opwaarderen van spitsstroken tot volwaardige rijstroken, waarbij specifiek wordt ingegaan op de A50 en de A58.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 geïnformeerd over: de besluitvorming over het knooppunt A1-A35 Azelo/Buren en over een verbetering van de verbinding van de A4 via de N11 met de A12.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 geïnformeerd over: de wijze waarop wordt omgegaan met de aanbevelingen van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli).

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer wordt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 geïnformeerd over: de verdeling van de extra regeerakkoordmiddelen over de verschillende projecten door middel van een inzichtelijke infographic.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO MIRT

27-06-2018

De Kamer ontvangt voor het notaoverleg MIRT in het najaar van 2018 een schriftelijke reactie op de door het lid Von Martels (CDA) aangereikte cijfers ten aanzien van regionale cofinanciering en het hanteren van criteria.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Parlementair agenda punt AO Luchtvaart

26-06-2018

De Kamer zal in het najaar worden geïnformeerd over de stand van zaken inzake duurzame luchtvaart.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

Op korte termijn zal de Kamer het CE Delft-rapport over de klimaateffecten van een vliegtaks incl. de reactie van de Minister hierop ontvangen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

De Kamer zal (in de brief over verduurzaming van de luchtvaart) worden geïnformeerd over de mogelijkheden voor het ministerie om elektrisch vliegen in te zetten voor functionele doeleinden.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

De Kamer zal worden geïnformeerd over de uitfasering van de meest vervuilende vliegtuigen (hoofdstuk 3).

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

Zodra er meer bekend is over de situatie bij Wezep, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

Zodra er meer bekend is n.a.v. de gesprekken in Brussel over de aanpassing van de slotverordening, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

De Kamer ontvangt een update, als er weer een stap is gezet is inzake de mogelijkheid van een luchthaven in zee.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

Als een en ander inzake de secundaire slothandel is uitgekristalliseerd, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

26-06-2018

De Kamer zal in de zomer het rapport van de regiegroep van de belevingsvlucht incl. de reactie van de Minister ontvangen.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Vliegveiligheid

03-07-2018

De Kamer ontvangt ieder half jaar een voortgangsrapportage over de veiligheid in de luchtvaartsector. De eerste voortgangsrapportage komt voor het kerstreces naar de Kamer.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Vliegveiligheid

03-07-2018

De Roadmap safety improvement Schiphol komt uiterlijk oktober 2018 naar de Kamer.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Vliegveiligheid

03-07-2018

De Kamer ontvangt een evaluatie van de implementatie van de aanbevelingen van de OVV, het NLR en To70, voordat tot groei van het aantal vliegbewegingen op Schiphol kan worden overgegaan.

Minister

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

Bijlage 4 Subsidieoverzicht

Begrotingsartikel

Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

20171

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Laatste evaluatie1 (jaartal)

Volgende evaluatie1 (jaartal)

Einddatum subsidie2 (regeling) (jaartal)

 

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)

– 125

0

0

0

0

0

0

2015

n.v.t.

2015

 
   

Subsidieregeling waterveiligheid en waterzekerheid stedelijke delta's: Partners voor Water (HGIS)

5.172

4.000

4.000

1.500

500

0

0

n.v.t.

2018

2021

3

   

Tijdelijke subsidieregeling IGRAC 2016–2021

400

400

400

400

400

0

0

2016

2021

2021

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Delta Alliance 2016–2020

0

250

200

0

0

0

0

n.v.t.

2019

2020

 
 

Overig

                     
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Programma Partners voor Water 3 (HGIS)

– 445

0

0

0

0

0

0

5

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – Programma Partners voor Water 4 (HGIS)

4.649

9.072

7.402

10.102

11.102

8.802

8.802

5

 

Begroting

                     
   

Instituut Fysieke Veiligheid – Project Water en Evacuatie

50

0

0

0

0

0

0

**

**

 
   

Provincie Friesland – Regiecollege Waddengebied

0

60

60

60

60

60

60

2014

**

10

 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 11.01 Algemeen Waterbeleid

244

150

100

0

0

0

0

*

*

 
   

Stichting Deltares – Bouw GeoCentrifuge

0

1.030

1.030

1.040

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 11.04 Waterkwaliteit

36

36

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

9.981

14.998

13.192

13.102

12.062

8.862

8.862

       

Artikel 13 Bodem en Ondergrond

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling drinkwater Saba en St. Eustatius 2017

285

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

2022

2017

6

   

Tijdelijke subsidieregeling drinkwater en afvalwater Bonaire 2017

3.829

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

2022

2017

6

   

Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en rioolwaterzuiveringsinstallatie Bonaire 2018 tot en met 2022

6.435

4.823

2.211

2.211

2.211

2.497

n.v.t.

2022

2022

 
 

Besluit

                     
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Bedrijvenregeling

735

1.376

8.157

8.438

11.272

17.796

15.708

2015

2020

2024

 
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Collectieve saneringen

650

800

500

500

500

500

500

2015

2020

2024

 
 

Begroting

                     
   

Provincie Friesland – Regiecollege Waddengebied

48

0

0

0

0

0

0

2014

**

10

   

Openbaar Lichaam Saba – Drinkwatervoorziening Saba

0

0

0

0

0

0

0

**

**

   
   

Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. – Exploitatiekosten RWZI Bonaire

0

0

0

0

0

0

0

**

**

   
 

Incidenteel

                     
   

St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage – Programma Commissie MER

2.000

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium

161

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.02 Geo-informatie

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.03 Gebiedsontwikkelen

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 13.05 Eenvoudig Beter

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

7.708

8.611

13.480

11.149

13.983

20.507

18.705

       

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Fietsersbond

582

600

600

600

600

600

600

2016

2021

2021

 
   

Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland

3.523

3.893

3.736

3.736

3.736

3.736

3.736

2017

2022

2018

7

   

Subsidieregeling SWOV

3.878

3.870

3.869

3.869

3.869

3.869

3.869

2017

2022

2018

7

   

Subsidieregeling Team Alert

750

760

765

765

764

764

764

2017

2022

2018

7

 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 14.01 Netwerk

495

50

50

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid

30

60

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

9.258

9.233

9.020

8.970

8.969

8.969

8.969

       

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

                     
 

Wet

                     
   

NS – Intercityverbinding Dordrecht-Breda

1.380

2.000

0

0

0

0

0

     

8

 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling beheersing GSM-R interferentie

3.573

0

0

0

0

0

0

2017

n.v.t

2016

3

   

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten

676

2.200

2.900

3.000

2.938

3.000

1.000

n.v.t.

2019

2022

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Stichting Rocov Fryslân inzake consumenteninspraak Friese Waddenveren 2017–2021

12

12

12

12

12

12

12

n.v.t.

2021

2021

 
   

Tijdelijke subsidieregeling SLKT 2017–2018

48

50

0

0

0

0

0

n.v.t.

2018

2018

 
   

Tijdelijke subsidieregeling Stichting CROW inzake OV-Klantenbarometer 2018–2022

100

200

200

200

200

200

200

n.v.t.

2022

2022

 
 

Begroting

                     
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket 2016–2018

318

326

322

320

320

320

320

**

**

 
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning 2016–2018

238

237

240

238

238

238

238

**

**

 
   

Verkehrsverbund Rhein-Ruhr – exploitatie Regional Express 13

500

250

250

250

250

250

250

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

NS Reizigers BV – Sociale Veiligheid

4.100

3.600

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 16.01 Spoor

110

191

89

59

59

59

59

*

*

 
   

Totaal artikel

11.054

9.066

4.013

4.079

4.017

4.079

2.079

       

Artikel 17 Luchtvaart

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling KDC (Knowledge Development Centre)

34

38

38

38

38

38

38

2017

2022

2022

 
   

Regeling Bijdrage onderwerken graanresten

1.773

1.800

1.800

1.786

1.803

1.803

0

2016

2022

2022

 
 

Begroting

                     
   

Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) / Omgevingsraad Schiphol (ORS)

353

369

369

369

369

369

369

**

**

 
   

Bijdrage commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

140

140

140

140

140

140

140

**

**

 
   

St. Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schipholregio – Leefomgeving Schiphol

2.900

0

1.000

400

400

0

0

**

**

 
   

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. – Corporate Biofuel Programme

200

200

0

0

0

0

0

**

**

 
   

Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Zuid-Limburg – klachtenbehandeling AWACS-Geilenkirchen, Weeze-Niederrhein en Luik-Bierset

75

75

75

75

75

75

75

**

**

 
   

Stichting Avi-Assist – Luchtvaartveiligheid Zuidoost Afrika

40

50

50

0

0

0

0

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart

203

942

20

0

0

0

0

*

*

 
   

Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider N.V. – Luchtverkeersdienstverlening Bonaire

647

650

650

477

     

*

*

   
   

Totaal artikel

6.366

4.264

4.142

3.285

2.825

2.425

622

       

Artikel 18 Scheepvaart en Havens

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012

15

0

0

0

0

0

0

2012

n.v.t.

2013

 
   

Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart

131

0

0

0

0

0

0

2014

n.v.t.

2017

 
   

Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

448

0

0

0

0

0

0

2018

n.v.t.

2017

3

   

Tijdelijke subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart 2018

1.304

0

0

0

0

0

2018

2020

2019

3

   

Tijdelijke subsidieregeling NWO onderzoek Topsector Logistiek 2017–2021

3.500

6.489

4.104

1.764

0

0

0

n.v.t.

2021

2021

4

 

Incidenteel

                     
   

NWO – Subsidie Topsector Logistiek

4.275

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Zero Emissie Transport (Low Carbon Freight)

0

85

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 18.01 Scheepvaart en havens

89

165

68

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

8.458

8.043

4.172

1.764

0

0

0

       

Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

                     
 

Regeling

                     
   

Rijkscofinancieringsregeling Interreg V

0

839

967

0

0

0

0

n.v.t.

2020

2020

 
   

Projectstimuleringsregeling Interreg V

650

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

2020

2020

 
   

Totaal artikel

650

839

967

0

0

0

0

       

Artikel 20 Lucht en Geluid

                     
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 20.01 Lucht en Geluid

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

0

0

0

0

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                     
 

Regeling

                     
   

Tijdelijke subsidieregeling Milieu Centraal 2018–2021

928

629

629

629

629

629

629

2015

2020

2021

 
   

Subsidieregeling SMK 2018

390

100

20

0

0

0

0

2014

2020

2018

 
   

Subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en – innovaties in transport

7.166

1.620

1.620

1.620

0

0

0

n.v.t.

2022

2021

 
   

Subsidieregeling Caribisch Nederland

4.291

3.559

1.374

1.374

1.375

0

n.v.t.

2022

2022

4

 

Incidenteel

                     
   

Programma CIRCO en Nederland Circulair

990

990

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens

232

3.884

8

28

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal

0

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 21.07 Duurzame mobiliteit

21.951

5.546

0

0

0

0

*

*

 
   

Totaal artikel

9.707

33.465

11.382

3.651

2.003

2.004

629

       

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

                     
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling verwijderen asbestdaken

26.196

23.091

7.583

2.894

13.094

19.594

19.594

n.v.t.

2019

2019

 
   

Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid BRZO-sector

509

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

n.v.t.

2021

2021

 
   

Subsidieregeling VeiligheidNL

98

180

180

180

180

180

180

n.v.t.

2022

2022

 
 

Europese regeling

                     
   

EU-project NANoReg

51

2.182

0

0

0

0

0

       
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Chemische Stoffen

486

535

235

265

175

175

175

*

*

 
   

Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland – Safety Deal Vuurwerk

113

0

0

0

0

0

0

*

*

 
   

Incidentele subsidies 22.03 Veiligheid bedrijven en transport

380

1.801

1.906

2.475

675

675

675

*

*

 
   

Totaal artikel

27.834

29.789

11.904

7.814

16.124

22.624

22.624

       

Artikel 97 Algemeen Departement

                     
 

Wet

                     
   

Nederlands Normalisatie Instituut – Normalisatiewerkzaamheden radio-activiteitsmetingen 2013–2017

51

0

0

0

0

0

0

9

 

Besluit

                     
   

COVRA N.V. – Onderzoeksprogramma Eindberging Nucleair Afval (OPERA)

0

281

0

0

0

0

0

n.v.t.

2019

2009

 
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling Urban Futures Studio

250

250

250

250

250

0

0

n.v.t.

2023

2021

 
 

Begroting

                     
   

NWO – Programma Duurzame Logistiek

250

250

0

0

0

0

0

**

**

 
   

NWO – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)

750

750

750

750

0

0

0

**

**

11

   

Van Citters Beheer BV – Sanering Thermphos

16.000

5.000

6.700

0

0

0

**

**

 
 

Incidenteel

                     
   

Incidentele subsidies 97.01 Algemeen Departement

40

78

255

356

502

502

502

*

*

 
   

Totaal artikel

1.341

17.609

6.255

8.056

752

502

502

       
                           
   

Totaal Hoofdstuk XII

92.356

135.917

78.527

61.870

60.735

69.972

62.992

       
X Noot
1

Ten behoeve van de inzichtelijkheid zijn subsidies en subsidieregelingen die met ingang van 2018 onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken dan wel het Ministerie van Economische Zaken niet opgenomen. Dit leidt in de 2017 tot verschillen ten opzichte van het Jaarverslag 2017.

Toelichting

  • 1. Een * in deze kolom betreft een incidentele subsidie, een ** een begrotingssubsidie. Voor deze subsidies geldt geen periodieke evaluatieplicht.

  • 2. Bij de subsidies die aangegeven zijn als Begrotingssubsidies en Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid sub c en sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde. Bij de Europese Regelingen zijn de evaluatiemomenten en einddatum niet van toepassing. Bij subsidies die rechtstreeks zijn gebaseerd op een formele wet is geen einddatum aangegeven omdat op grond van de vigerende Comptabiliteitswet 2001 geen horizonbepaling is verplicht.

  • 3. De evaluatie is uitgevoerd, publicatie is voorzien medio 2018.

  • 4. Nieuwe regeling, publicatie is voorzien in de loop van 2018.

  • 5. De programmamiddelen voor de programma's Partners voor Water worden op het subsidie-artikel verantwoord.

  • 6. Artikel 13. De subsidieregelingen Tijdelijke subsidieregeling drinkwater Saba en St. Eustatius 2017 en de Tijdelijke subsidieregeling drinkwater en afvalwater Bonaire 2017 hadden een looptijd van 1 jaar, en zijn opgevolgd door de subsidieregeling Tijdelijke subsidieregeling drinkwater BES en rioolwaterzuiveringsinstallatie Bonaire 2018 tot en met 2022. De evaluatie van de eerste twee regelingen zal worden opgenomen in de evaluatie van de huidige lopende regeling die voorzien is voor 2022.

  • 7. De huidige subsidieregeling vervalt per 1-1-2019, een vervolgregeling wordt in de tweede helft van 2018 gepubliceerd.

  • 8. Deze subsidie heeft, hoewel rechtstreeks gebaseerd op de Wet personenvervoer 2000, een incidenteel karakter. Evaluatiemomenten zijn daarom niet opgenomen.

  • 9. Deze subsidie is verstrekt op grond van de Kaderwet EZ-subsidies. Voor eventuele evaluaties wordt verwezen naar de informatie van het Ministerie van Economische Zaken.

  • 10. Deze subsidie is overgeheveld van artikel 13 naar artikel 11.

  • 11. De voortgangsrapportage voor de Subsidie(regeling) Urban Futures Studio is te vinden op: https://www.uu.nl/en/files/online-voortgangsverslag-urban-futures-studio-20172018–002klpdf.

Bijlage 5 Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

 

Waterkwantiteit

11

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Waterkwantiteit

11

2014

2014

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-442254

 

Waterkwantiteit en kwaliteit

11

20201

2021

 
 

Waterkwaliteit

11

2015

2015

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/11/23/beleidsdoorlichting-beleidsartikel-12-waterkwaliteit

           

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2017

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/jaargang-2017

 

Eind- en deelevaluaties programma's Ruimte voor de Rivier en Zandmaas/Grensmaas

11

2012

2018

http://publicaties.minienm.nl/documenten/eind-en-deelevaluaties-programma-s-ruimte-voor-de-rivier-en-zandmaas-grensmaas

 

Evaluatie Deltawet (experimenteerartikel in 2021/2)

11

2016

2016

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-34513–1.html

 

(tussentijdse) evaluatie Samenwerkingsagenda Beheer Waddenzee

11

2017

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/07/06/beleidsverkenning-waddengebied-tussenevaluatie-samenwerkingsagenda-beheer-waddenzee-en-herziene-samenwerkingsagenda-beheer-waddenzee-2016–2018

 

Pilot ex-post doelmatigheidsonderzoek waterveiligheidsprojecten

11

2017

2018

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-846672

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

CPB: overstromingsrisico’s

 

2017

2017

CPB (2017), Cost-benefit analysis for flood risk management and water governance in the Netherlands: an overview of one century

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
           
 

MIRT-onderzoeken

     

https://www.mirtoverzicht.nl/documenten/publicaties/2017/09/19/mirt-2018

 

Deltaprogramma

Ontwerp Nationaal Waterplan 2016–2021

11

   

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31710–35.html

 

Advies van Bureau ICT-toetsing (BIT) over het programma Landelijk Meetnet Water 2

     

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-27625–447.html

 

Onderzoeken m.b.t. totstandkoming Omgevingswet

11

   

http://www.omgevingswet portaal.nl/publicaties/ publicaties-eenvoudig-beter

 

PBL: Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid

11

 

2018

 
 

Voortgangsrapportage uitvoering Programma van Maatregelen KRM, cf. art. 8

11

2017

2018

 
 

Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 v.d. drinkwaterwet o.g.v. art 60 v.d. Drinkwaterwet)

11

2016

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/11/21/eindrapportage-evaluatie-doelmatigheid-drinkwaterwet

Overig onderzoek

         
 

voortgangsrapportage de staat van ons water

11

 

Jaarlijks

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/05/16/de-staat-van-ons-water

 

Onderzoek naar indicatieve waterkwaliteitsnormen voor stoffen in de GenX-technologie

11

 

2017

https://www.rivm.nl/ dsresource?objectid= 570781c7-e34b-4b79-b68a-831fb7c91d11& type=pdf&disposition=inline

 

Risicoanalyse en risicomanagement van drinkwaterproductie in Nederland

11

 

2017

https://www.rivm.nl/ dsresource?objectid= 624b9eeb-08d3–4d6a-9146–63fee0e7881c& type=pdf&disposition=inline

 

Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)

11

 

Jaarlijks

https://www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/open-data

 

Midterm review beleidsnota drinkwater

11

2017

2017

 
 

Evaluatie nieuwe regelgeving voor badinrichtingen

11

2016

2019

http://www.internetconsultatie.nl/zwembaden

 

ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven

(jaarlijks)

11

 

2017

https://www.aef.nl/toezicht-op-drinkwatersector-blijkt-effectief

 

PBL: Monitor SVIR

11

2015

2016

http://www.clo.nl/onderwerpen/monitor-infrastructuur-en-ruimte

http://www.pbl.nl/publicaties/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2016

           
 

Bodem en Ondergrond

13

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2013

2014

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-442256

 

Bodem en Ondergrond

13

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Eindevaluatie sleutelprojecten

13

 

2020

https://zoek.officielebe kendmakingen.nl/ kst-32861–8.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

Maatschappelijke kosten-batenanalyse maatregelen bodemlood

   

2017

https://www.ce.nl/publicaties/2029/maatschappelijke-kosten-batenanalyse-maatregelen-bodemlood

Overig onderzoek

         
 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex-durante Evaluatie AMvB Ruimte 1e tranche

13

 

2017

 
 

Uitvoeringsmonitor SVIR

13

 

jaarlijks

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2012-nulmeting

http://www.clo.nl/onderwerpen/monitor-infrastructuur-en-ruimte

 

Wegen en Verkeersveiligheid

14

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Wegen en Verkeersveiligheid

14

2016

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/22/eindrapport-beleidsdoorlichting-wegen-en-verkeersveiligheid

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Rijgeschiktheid langdurig gebruik Cat. III medicijnen

14

2015

2017

https://www.gezondheidsraad.nl/nl/nieuws/rijgeschiktheid-bij-langdurig-gebruik-van-icadts-categorie-iii-geneesmiddelen

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14, 15 en 16

2012

jaarlijks

https://www.beterbenutten.nl/monitoring-evaluatie-1

 

Eindevaluatie van het Vervolgprogramma Beter Benutten in het kader van het MIRT proces informeren.

16

 

2018

 
 

Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer

14

 

jaarlijks

https://zoek.officielebe kendmakingen.nl/ kst-29398–463.html

 

Congestie

14

 

2017

https://www.kimnet.nl/publicaties/papers/2017/11/23/ex-post-evaluatie-van-benuttingmaatregelen-om-congestie-te-verminderen

           
 

NMCA

14

16

2015

Tweejaarlijks

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-264683

           
 

NMCA wegen

14

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-806234

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

MKBA

         
 

MIRT Projectenboek

   

Jaarlijks bij begroting

 
 

Beweegbare bruggen

     

EIB (2017), Bouwstenen voor beweegbare bruggen. Verkenning maatschappelijke kosten en baten

 

Verkeer en omgevingsinvloeden A8-A9

     

RIGO (2017), Maatschappelijke kosten-batenanalyse A8-A9. analyse van verkeer en omgevingsinvloeden

 

Toekomstverkenning welvaart en leefomgeving cahier mobiliteit

14

16

17

18

 

2016

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/bijlagen/cpb-pbl-boek-19-wlo-2015-mobiliteit.pdf

Overig onderzoek

         
 

Mobiliteitsbeeld

14

16

18

2013

jaarlijks

https://www.kimnet.nl/mobiliteitsbeeld

 

Ruimte voor de fiets

14

16

 

driejaarlijkse monitoring

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–317.html

 

Smartphonegebruik op de fiets

14

 

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/07/bijlage-4-onderzoek-arcadis-evaluatie-van-interventies-voor-verantwoord-smartphone-gebruik-op-de-fiets

 

Fietsen en gezondheid

14

 

2017

http://www.pbl.nl/publicaties/fietsen-leidt-tot-langer-en-gezond-leven

 

Mobiliteit en elektriciteit in het digitale tijdperk

14

   

http://www.pbl.nl/publicaties/mobiliteit-en-elektriciteit-in-het-digitale-tijdperk

 

Fietsfeiten

14

 

2018

https://www.kimnet.nl/publicaties/brochures/2018/03/16/fietsfeiten

 

Trendprognose wegverkeer

14

 

2018

https://www.kimnet.nl/publicaties/notities/2018/04/24/trendprognose-wegverkeer-2018–2023-voor-rws

 

Stedelijke bereikbaarheid

14

16

   

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2018/05/07/stedelijke-bereikbaarheid

 

Congestie

14

 

2018

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2018/06/07/verdieping-en-verklaring-voor-recente-snelle-ontwikkeling-congestie-2014–2016

 

Opties voor meer-verkeersveiligheid

14

 

2018

https://www.swov.nl/publicatie/opties-voor-meer-verkeersveiligheid-2018–2030

 

Snelheidshandhaving op 60 en 80km uur

14

 

2017

https://www.swov.nl/publicatie/snelheidshandhaving-op-60-en-80kmuur-wegen

 

Publieksrapportage rijkswegennet

14

2014

jaarlijks

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/12/3e-publieksrapportage-rijkswegennet-2017

 

Strategisch plan verkeersveiligheid

14

 

2018

https://zoek.officielebe kendmakingen.nl/ kst-29398–606.html

 

Openbaar vervoer en Spoor

16

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Spoor

16

2017

2018

 
 

Kamerbrief over onderzoeksopzet doorlichting Spoor

16

 

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/09/13/onderzoeksopzet-beleidsdoorlichting-hoofdstuk-xii-artikel-16-openbaar-vervoer-en-spoor

 

Openbaar vervoer

16

2014

2014

https://zoek.officielebe kendmakingen.nl/ blg-442259

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Voortgangsrapportages HSL-Zuid groot project

16

   

Kamerstukken II, 22 026

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-820760.pdf

 

Evaluatie sociale veiligheid OV

16

2014

jaarlijks

https://zoek.officielebe kendmakingen.nl/ kst-28642–60.html

https://www.crow.nl/publicaties/ ov-klantenbarometer-2017-sociale-veiligheid

 

Evaluatie taxibeleid

16

 

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/05/15/evaluaties-taxibeleid

 

Evaluatie boordcomputer taxi

16

2015

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-807841.pdf

           
 

OV-klantenbarometer

16

2013

2013

http://www.ovklantenbarometer.nl/

 

Evaluatie aanlegprojecten spoor

16

2017

2025

 
 

Evaluatie beheer en onderhoud spoor

16

2017

2015

 
 

NMCA goederenvervoer integraal 2017

16

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-806239

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

NMCA Spoor 2030–2040

 

2017

 

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-806235

 

Eindrapport – NMCA Bus Tram en Metro-2017

 

2017

 

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-806236

Overig onderzoek

         
 

ERTMS groot project voortgangsrapportage

16

2013

Halfjaarlijks

https://www.ertms-nl.nl/publicaties/1030905.aspx

 

ERTMS Marktconsultatie

16

 

Halfjaarlijks

https://www.ertms-nl.nl/aanbesteding-+en+contracteringstrategie/marktconsultaties/marktconsultatie+5/default.aspx

 

Aansturing ERTMS

16

 

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/01/27/rapport-onderzoek-aansturing-ertms

 

Modal shift van weg naar spoor

16

 

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/07/06/tno-2017-r10463-modal-shift-van-weg-naar-spoor-potentie-tot-2050-en-effect-op-co2-uitstoot

 

Jaarverslag van de Spoorveiligheid

16

   

https://www.ilent.nl/documenten/publicaties/2017/08/08/jaarverslag-spoorveiligheid-2016

 

Ruimte voor de fiets

15

 

driejaarlijkse monitoring

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations

 

OV-klantenbarometer

16

   

http://www.ovklantenbarometer.nl/

           
 

Mobiliteitsbeeld

16

   

https://www.kimnet.nl/mobiliteitsbeeld

 

Modal shift goederenvervoer naar Spoor

   

2017

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2017/07/07/het-west-oost-goederenvervoer-in-nederland-modal-shift-naar-spoor

 

Betuweroute: vervoerde tonnen, emissies en beleid

   

2017

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2017/07/07/de-betuweroute-vervoerde-tonnen-emissies-en-beleid

 

Bereikbaarheidsindicator

16

 

2017

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2017/10/13/de-bereikbaarheidsindicator-uitgewerkt-voor-openbaar-vervoer-bbi-ov

 

Internationale benchmark

16

 

2017

https://www.prorail.nl/sites/default/files/benchmark.pdf

 

Maatschappelijke kosten verstoringen op het spoor

16

 

2017

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2017/12/21/maatschappelijke-kosten-van-verstoringen-op-het-spoor

 

Marktontwikkeling goederenvervoer

16

 

2018

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2018/03/15/marktontwikkelingen-spoorgoederenvervoer-2005–2016

 

Luchtvaart

17

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Luchtvaart

17

2017

2018

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/22/decisio-beleidsdoorlichting-artikel-17-luchtvaart

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Jaarverslagen Alderstafel en evaluatie

17

 

jaarlijks

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/27/jaarverslag-2017-omgevingsraad-schiphol

 

Evaluatie Schipholbeleid

17

2014

2018

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-29665–287.html

 

Evaluatie gebruiksprognose Schiphol en safety

17

2014

2018

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2017/11/16/kamerbrief-over-schiphol-gebruiksprognose-2018

 

Verslag uit over de in de Wet luchtvaart en het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol vastgelegde veiligheids- en milieuaspecten over de periode 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2016

17

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-29665–237.html

 

Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties

17

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-799580

 

Evaluatie Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

17

2017

2018

Vanwege capacitaire problemen wordt deze evaluatie later opgeleverd/uitgevoerd.

 

Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2017

17

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-799581

 

Evaluatie Omgevingsraad Schiphol (ORS)

17

 

2019

Vanwege capacitaire problemen wordt deze evaluatie later opgeleverd/uitgevoerd.

 

Evaluatie laagvliegroutes Lelystad

     

Toezegging van de Minister dat evaluatie van laagvliegroutes zal plaatsvinden bij 7.000 vliegbewegingen.

 

Evaluatie onderwerken graanresten

   

2022

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

Toets op de planning luchtverkeersdienstverlening Lelystad

   

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/dossier/ 33997/kst-31936–382.html

 

'Verkennende MKBA beleidsalternatieven luchtvaart'

17

 

2018

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/05/03/verkennende-mkba-beleidsalternatieven-luchtvaart

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Overig onderzoek

         
 

Luchtvaartnota en luchthavenbesluiten

17

2018

 

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31936–491.html

 

Veiligheid vliegverkeer Schiphol

   

2017

https://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/2210/veiligheid-vliegverkeer-luchthaven-schiphol?s=39F5CEBFBCD78 BB32D3A727AE9C18584FF795C63

 

Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen

   

Jaarlijks

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/02/16/benchmark-luchthavengelden-en-overheidsheffingen

 

Luchthavencapaciteit en vliegtarieven

   

2017

SEO Economisch Onderzoek en Cranfield University (2017). The impact of airport capacity constraints on air fares. SEO rapportnummer: 2017-04.

 

Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)

17

2017

2017

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/15/evaluatie-kwowledge-development-centre-mainport-schiphol-2018–2022

 

Externe veiligheid

18

2013

2018

https://www.easa.europa.eu/document-library/general-publications?publication_ type%5B%5D=144

 

Programmaplan luchtruimherziening

   

2018

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31936–511.html

 

Gatewayreview Lelystad

17

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31936–388.html

 

Gatewayreview Luchtruimherziening

17

 

2019

 
 

Scheepvaart en Havens

       

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Scheepvaart en Havens

18

2015

2016

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/12/05/beleidsdoorlichting-scheepvaart-en-havens

 

Scheepvaart en Havens

18

2020

2021

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15

18

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-800901

 

Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15

18

2016

2017

https://www.mirtoverzicht.nl/projecten/quick-wins-binnenhavens

 

Evaluatie subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

18

 

2018

 

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KBA brughoogtes

18

 

2017

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31409–154.html

 

Vervolg KBA brughoogtes

18

 

2018

 

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Rijksbrede maritieme strategie 2015–2025

18

2014

2015

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-31409–70.html

 

Deelrapportage Vaarwegen voor de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA)

18

 

2018

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-806237

Overig onderzoek

         
 

Gevolgen Brexit voor maritieme sector

   

2018

https://www.kimnet.nl/publicaties/rapporten/2018/02/08/gaan-we-het-schip-in-mogelijke-gevolgen-van-de-brexit-voor-de-nederlandse-maritieme-sector

 

Internationaal

19

     
 

Geluid

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Geluid

 

2014

2015

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-32861–17.html

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Allocatie budgetten Swung I

20

2012

2018

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Swung 1 en Meerjarenprogrammering geluidsanering 2018

     

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-32252–56.html

           
 

Lucht

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

20

20182

2019

Opgeschoven i.v.m. verlenging NSL

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijks monitoringrapport NSL

20

 

jaarlijks

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-30175-E.html

 

Onderzoeken naar mogelijke knelpunten NSL

20

 

jaarlijks

http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wegbeheer/natuur-en-milieu/luchtkwaliteit/nationaal-samenwerkingsprogramma-luchtkwaliteit/documenten.aspx

 

Stikstofdioxide in lucht

   

2018

http://www.clo.nl/indicatoren/nl0231-stikstofdioxide?ond=20912

           
 

Duurzaamheid

21

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Duurzaamheid

21

2014

2014

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-442260

 

Duurzaamheid

21

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

De Regeling groenprojecten periode 2010–2016 zal in 2017 worden geëvalueerd

21

2017

2018

Aangekondigd in brief aan TK 30 196 nr.399

 

MIA/VAMIL

21

2017

2018

Genoemd in brief aan TK 33 752 van stas FIN van 17 sept. 2013

 

Het programma Van Afval Naar Grondstof

21

2017

2018

Uit 1ste voortgangsbrief aan de TK

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))

21

2013

2013

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ blg-234688.html

           

Overig onderzoek

         
 

Monitor Duurzaam Nederland 2017

21

2014

Jaarlijks

https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/20/monitor-duurzaam-nederland-2017-update-indicatoren

 

Circulaire economie: we willen weten wat we kunnen meten

21

 

2017

RIVM rapportnummer 2017–0203

           
 

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

22

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

22

2018

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening

22

2014

2020

 
 

Evaluatie van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen 2013 en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen 2013

22

2018

2019

 
           
 

       

Overig onderzoek

         
 

Maatschappelijke kosten/baten-onderzoek naar modal-shift vervoersstromen Chemelot

22

2018

2019

 

Programma «Bewust Omgaan met Veiligheid»

Analyse bevindingen Onderzoeksraad voor Veiligheid ten behoeve van het veiligheidsbeleid van het Ministerie van IenM. M.J.G.J.A. Boogers et al. BMC Onderzoek 2017

22

2017

2017

Rijksoverheid.nl (vanaf mei 2018)

           
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Overig onderzoek

         
 

Evaluatie wet taken meteorologie en seismologie

23

 

2018

https://zoek.officiele bekendmakingen.nl/ kst-33802–3.html

 

Diverse data

     

https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/

           
 

Handhaving en Toezicht

24

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Handhaving en toezicht (keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt).

24

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie agentschap ILT

24

2014

2016

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Meerjarenplan 2015–2019 ILT

 

2013

jaarlijks

https://www.ilent.nl/actueel/nieuws/2017/09/19/ilt-publiceert-meerjarenplan-2018–2022

Overig onderzoek

         
 

ILT-brede risicoanalyse 2017

     

Kamerstukken II 2016–2017, 34 550 XII, nr. 80 d.d. 6 juli 2017

X Noot
1

De eindevaluatie van Bestuursakkoord Water vindt in 2020 plaats. De beleidsdoorlichting vindt aansluitend plaats.

X Noot
2

De beleidsdoorlichting Luchtkwaliteit (artikel 20) vindt plaats na afronding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is verlengd tot de beoogde datum van invoering van de omgevingswet (2018).

Toelichting

Bij MIRT-projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt er altijd een MKBA aan ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT-projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

Zie Mirtoverzicht.

KIM publiceert zijn werkprogramma en rapporten.PBL publiceert zijn werkprogramma en onderzoeken.

ILT publiceert haar rapporten.

RIVM, onderdeel van het Ministerie van VWS, publiceert zijn rapporten.

Bijlage 6 Overzichtsconstructie Milieu

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen.

De overzichtsconstructie heeft een informerende functie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en onderdelen bij IenW en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen zijn niet in de overzichtsconstructie opgenomen; in de begrotingen van de ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenW:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

    Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ICT, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

    Gemeenten en provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke uitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene uitkering, integratie- of decentralisatie-uitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beheerder van beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)

    OCW heeft geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

    Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

    Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

    Fiscale regelingen ter bevordering van milieudoelstellingen zijn opgenomen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota en worden ook extracomptabel vermeld in de departementale begrotingen bij het betreffende beleidsartikel.

  • X Defensie (Def)

    Defensie heeft in de begroting voor 2018 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen. Verder zijn er niet zichtbare overige uitgaven onder algemeen (artikel 9) die betrekking hebben op de uitvoering van energie en milieu wetgeving.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VII

BZK

4

4.1

Energie en bouwkwaliteit

X

Def

6

 

Investeringen krijgsmacht

XII

IenW

14

14.01

Netwerk

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenW

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZK

4

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

XIV

LNV

11

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenW

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenW

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenW

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

11

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIV

LNV

12

 

Natuur en biodiversiteit

XVII

BHOS

2

2.2

Water

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

         
Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VI

JenV

36

36.2

Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenW

22

22.02

Veiligheid biotechnologie

XII

IenW

22

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

11

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XV

SZW

1

 

Subsidies, opdrachten en bijdrage agentschappen

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

V

BZ

1

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

3.1

Afdrachten aan de Europese Unie

V

BZ

3

3.2

Europees Ontwikkelingsfonds

V

BZ

3

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

VII

BZK

4

4.1

Energie en bouwkwaliteit

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XII

IenW

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZK

2

 

Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

XIII

EZK

4

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

XIV

LNV

11

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIV

LNV

12

 

Natuur

XVI

VWS

1

1.1

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

6.4

Sport verenigt Nederland

XVI

VWS

10

 

Gezondheidsraad

XVII

BHOS

2

2.1

Voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

1.3

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

2.2

Water

XVII

BHOS

2

2.3

Klimaat

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Taak 5: Leefomgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VII

BZK

1

1.1

Bestuur en Regio

VII

BZK

1

1.2

Democratie

VII

BZK

3

3.1

Woningmarkt

VII

BZK

5

5.1

Ruimtelijke ordening

XII

IenW

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenW

13

13.04

Ruimtegebruik bodem

XII

IenW

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenW

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenW

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenW

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenW

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIV

LNV

12

 

Natuur

XVII

BHOS

2

2.2

Water

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de fiscale regelingen in bijlage 6 en 11 van de Miljoenennota

Bijlage 7 Afkortingenlijst

A.

 

ABS

Absolute waarde

ACM

Autoriteit Consument & Markt

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

AO

Algemeen Overleg

APK

Algemene Periodieke Keuring

AR

Algemene Rekenkamer

AWACS

Airborne Warning And Control System

Awb

Algemene wet bestuursrecht

   

B.

 

BAW

Bestuursakkoord Water

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BNP

Bruto Nationaal Product

BOA

Beleidsondersteuning en Advies

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

   

C.

 

CBR

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

CLH

Classification and Labelling Harmonisation

CLRTAP

Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution

CLSK

Commando Luchtstrijdkrachten

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

CROS

Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol

CROW/KpVV

CROW Kennisplatform Verkeer en Vervoer

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   

D.

 

dB(A)

Decibel (audio)

DBFM

Design-Build-Finance-Maintenance

DCC

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

DEF

Ministerie van Defensie

DF

Deltafonds

DGLM

Directoraat-Generaal Luchtvaart en Maritiem

DGMo

Directoraat-Generaal Mobiliteit

   

E.

 

EASA

European Aviation Safety Agency

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECHA

European Chemicals Agency

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA

European Environment Agency

EICB

Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart

EMSA

Europese Maritieme Veiligheidsagentschap

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ESA

European Space Agency

ESO

Ernstige Scheepsongevallen

EU

Europese Unie

EU ETS

Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System

EZ

Ministerie van Economische Zaken

   

F.

 

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

Fin

Ministerie van Financiën

FLO

Functioneel leeftijdsontslag

   

G.

 

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GIS

Geluidsisolatie Schiphol

GT

Bruto Tonnage

GVKA

Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie

   

H.

 

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWN

Hoofdwegennet

   

I.

 

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie- en communicatie Technologie

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IF

Infrastructuurfonds

IGRAC

International Groundwater Resources Assessment Centre

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

Inspire

Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie

Interreg

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van innovatieve en ruimtelijke gebiedsontwikkeling

IOV

Impuls Omgevingsveiligheid

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPO

Interprovinciaal Overleg

ITS

Intelligente Transportsystemen

IWA

Internationale Wateraanpak

   

K.

 

KDC

Knowledge & Development Center

KiM

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn mariene strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

Kton

Kiloton (miljoen kilo)

   

L.

 

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbestvolgsysteem

Lden

Level day-evening-night

LIB

Luchthavenindelingbesluit

Lnight

Night Level

LSNed

Leidingenstraat Nederland

LTSA

Lange Termijn Spooragenda

LVB

Luchthavenverkeerbesluit Schiphol

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

   

M.

 

MER

Milieueffectrapportage

MIA

Milieu investeringsaftrek

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPG

Meerjarenprogramma Geluidsanering

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke kosten-batenanalyse

MOU

Memorandum of Understanding

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

   

N.

 

NAS

Nationale Adoptie Strategie

NCAP

New Car Assessment Programme

NDOV

Nationale Data Openbaar Vervoer

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceiling

NGO

Non-gouvernementele organisatie

NH3

Ammoniak

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NKWK

Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat

NLC

Nederlandse Loodsencorporatie

NMCA

Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse

NMVOS

Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

NO2

Stikstofdioxide

NOVB

Nationaal Openbaar Vervoer Beraad

NOx

Stikstofoxiden

NRV

National Reference Value

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

   

O.

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Omgevingsdiensten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLO

Omgevingsloket Online

ORS

Omgevingsraad Schiphol

OSPAR

Oslo-Parijs

OTIF

Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires

OV

Openbaar vervoer

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

   

P.

 

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PGS (15)

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PRTR

Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers

PSR

Projectstimuleringsregeling

   

R.

 

RAC

Committee for Risk Assessment

RCW

Regiecollege Waddengebied

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Risk Management Options

RMRG

Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid

RVO.nl

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RvS

Raad van State

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S.

 

SACN

SDG

Stichting Airport Coordination Netherlands

Sustainable Development Goal

SO2

Zwaveldioxide

SSO

Shared Services Organisatie

SSP

State Safety Programme 2015–2019

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

SURF

Smart Urban Regions in the Future

SVHC

Substance of Very High Concern

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

   

T.

 

TK

Tweede Kamer

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

   

U.

 

UNISDR

United Nations International Strategy for Disaster Reduction

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UvW

Unie van Waterschappen

   

V.

 

VAMEX

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens

VAMIL

Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VANG

Van Afval Naar Grondstof

VN

Verenigde Naties

VNECE

Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

Vluchtige Organische Stoffen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VVN

Veilig Verkeer Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

   

W.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

WMO

Wereld Meteorologische Organisatie

   

Y.

 

/

 
   

Z.

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZESO’s

Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen


X Noot
1

Kamerstukken II 2017–2018, 32 852, nr. 59

X Noot
2

Kamerstukken II 2017–2018, 28 694, nr. 135

X Noot
3

Kamerstukken II 2017–2018, 29 398, nr. 589

X Noot
4

Kamerstukken II 2016–2017, 29 984 nr. 713

X Noot
5

Kamerstukken II 2017–2018, 29 984, nr. 759

X Noot
6

Kamerstukken II 2015–2016, 30 175, nr. 223

X Noot
7

zoals uiteengezet in het Rijksbrede programma Circulaire Economie,

X Noot
9

Staatscourant 2015, nr. 10961, Beleidsregel verwerven van woningen langs basisnetroutes.

X Noot
11

Brief aan TK, Beleidsnota Biotechnologie, reactie op Trendanalyse Biotechnologie 2016 «Regelgeving Ontregeld», 12-12-2016 (Kamerstukken II 2016–2017, 27 428, nr. 335).

X Noot
12

European Organisation for the Exploitation of Meteorological Satellites; www.eumetsat.int.

X Noot
13

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts; www.ecmwf.int.

X Noot
14

World Meteorological Organization; www.wmo.ch.

X Noot
15

www.pbl.nl

Naar boven