27 625 Waterbeleid

34 550 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 434 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2018

In aanloop naar het Algemeen Overleg Water van 28 juni 2018 informeer ik u over de invulling van een aantal moties en toezeggingen en geef ik u de actuele stand van zaken ten aanzien van enkele relevante waterdossiers. Dit doe ik mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. De volgende hoofdonderwerpen komen in deze brief aan de orde.

  • 1. Delta-aanpak Waterkwaliteit

  • 2. Ecologie grote wateren

  • 3. IJsselmeergebied

  • 4. Rivierengebied

  • 5. Kust en zee

  • 6. Klimaatadaptatie

  • 7. Overig

Delta-aanpak Waterkwaliteit

De Delta-aanpak komt voort uit de gezamenlijke ambitie voor chemisch schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik. Waterbeheerders, drinkwaterbedrijven, zorg- en landbouworganisaties, natuurorganisaties, industrie en de kennisinstituten werken hard om de problematiek van nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, medicijnresten en opkomende stoffen in water aan te pakken. Daarmee richt de Delta-aanpak zich op de belangrijkste bronnen voor waterverontreiniging: landbouw, stedelijk afvalwater en industrie.

Bestuurlijke afspraken Waterkwaliteit

Samen met de partners in de Stuurgroep Water werk ik toe naar nieuwe afspraken in het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit, als vervolg op de Intentieverklaring van november 2016 (Kamerstuk 27 625, nr. 379). Tijdens het dertigledendebat over het schoonhouden van drinkwater (22 februari jl.)1 heb ik toegezegd u voor de zomer nader te informeren over bestuurlijke afspraken. Naast waterkwaliteit zijn ook ruimtelijke adaptatie en cybersecurity onderwerpen voor nieuwe bestuurlijke afspraken (verderop in deze brief).

Belangrijke elementen voor de nieuwe afspraken over waterkwaliteit zijn: meer focus aanbrengen, inzetten op de meest effectieve maatregelen, ketenaanpak bevorderen op alle prioriteiten en stevigere bestuurlijke aansturing. Aan de hand van de invulling van deze afspraken kunnen de via het Regeerakkoord beschikbaar gekomen gelden (Kamerstuk 27 625, nr. 422) efficiënt worden ingezet.

Medicijnresten

Aan uw Kamer is een Uitvoeringsprogramma Ketenaanpak Medicijnresten uit Water 2018–2022 toegezegd om het probleem van medicijnresten in water aan te pakken. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat trekt dit onderwerp in samenwerking met de ketenpartners. Het is onderdeel van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en van de bestuurlijke afspraken over waterkwaliteit. Er ligt een nauwe relatie met de zorg-aanpak door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Door de Ketenaanpak neemt dit ministerie het beperken van medicijnresten in water nu als één van de vier hoofdonderwerpen op in de volgende Green Deal Duurzame Zorg.

Het onderwerp is de afgelopen twee jaar hoog op de maatschappelijke agenda gekomen, waardoor nu de hele keten meewerkt aan oplossingen. Zo heeft de farmaceutische sector waterkwaliteit op de agenda gezet, wat effect moet krijgen in het ontwerp en ontwikkelproces van geneesmiddelen. De zorgsector gaat in de Green Deal werken aan het beperken van röntgencontrastmiddelen en psychofarmaca in het water, onder andere door verbetermogelijkheden in ziekenhuizen. De waterschappen gaan aan de slag met verbetering van hun zuiveringen, waardoor medicijnresten – én andere opkomende stoffen – beter worden verwijderd. Het Uitvoeringsprogramma Ketenaanpak Medicijnresten uit Water (zie bijlage2) beschrijft hoe de onderwerpen op elke plek in de keten zullen worden aangepakt. Hiermee neem ik regie en geef ik uitvoering aan de motie van de leden Dik-Faber en Sienot (Kamerstuk 34 775 J, nr. 15) over een samenhangende aanpak voor medicijnresten. De zorg van het lid Van Brenk (zoals geuit bij de regeling van werkzaamheden op 11 april van dit jaar (Handelingen II 2017/18, nr. 72, item 6)) over pijnstillers in onze rivieren deel ik. Medicijnresten in water is ook een internationaal probleem vanwege de aanvoer vanuit rivieren bovenstrooms van Nederland. Naast monitoring vraagt dit ook Europese afstemming. De Europese Commissie werkt op dit moment aan een EU-voorstel voor de aanpak van medicijnresten. De Nederlandse ketenaanpak en de wens tot een internationale ketenaanpak te komen is in gesprekken met de Europese Commissie meegegeven en positief ontvangen. Daarnaast breng ik deze problematiek ook in bij de Internationale Rivierencommissies voor de Rijn en de Maas.

Ik benut voor dit onderwerp de middelen die daarvoor in het Regeerakkoord zijn vrijgemaakt (Kamerstuk 27 625, nr. 422). De invulling van het Uitvoeringsprogramma is in hoofdlijn afgerond. Er wordt nog een moment gezocht om het Uitvoeringsprogramma door alle betrokken partijen te laten ondertekenen.

De aanpak bij het onderwerp cytostatica (geneesmiddelen die celdeling remmen bij kanker) is een voorbeeld hoe die regie eruit kan zien. Het gebruik van cytostatica is omringd met protocollen om te borgen dat personen uit de omgeving van de patiënt er niet mee in aanraking komen. Als eerste stap in een mogelijke aanpak heeft het RIVM onderzocht in hoeverre deze stoffen bij de huidige toepassing ook daadwerkelijk een risico vormen voor het waterleven3. In praktijk blijkt het ecologisch risico verwaarloosbaar, zodat deze stofgroep geen specifieke maatregelen in de Ketenaanpak Medicijnresten behoeft. Een ander voorbeeld van de regierol is de aanpak van de problemen rond de inzameling van ongebruikte geneesmiddelen door apothekers. In 2016 waren over de inzameling van oude medicijnen in 45% van de Nederlandse gemeenten nog geen goede afspraken gemaakt tussen apothekers en gemeenten. Door gezamenlijk optrekken met de VNG, de Koninklijke vereniging voor afval- en reinigingsmanagement (NVRD) en de brancheorganisatie van apothekers (KNMP) is dat nu geslonken tot 7% (27 van de 380 gemeenten). In deze resterende gemeenten is het onderwerp op de agenda gezet of worden er binnen afzienbare tijd afspraken gemaakt. Ik verwacht dan ook dat aan het einde van dit jaar de inzameling van ongebruikte geneesmiddelen in alle gemeenten goed geregeld is. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van de leden Sienot en Dik-Faber (Kamerstuk 34 775 J, nr. 16).

GenX

Zoals eerder dit jaar gemeld, is op een aantal plaatsen in Nederland GenX aangetroffen in het milieu. Er lopen diverse onderzoeken naar de verspreiding via product- en afvalstromen. De resultaten daarvan krijgt u zodra deze beschikbaar komen. Waar GenX aangetroffen wordt, is bij het lokaal bevoegde gezag vaak behoefte aan kennis over het gedrag van de stof in het milieu en eventuele risico’s. Bij het AO Externe Veiligheid van januari dit jaar is uw Kamer toegezegd dat zij geïnformeerd wordt over de ondersteuning die het RIVM hier kan bieden. Met het RIVM zijn inmiddels afspraken gemaakt over het bijhouden en beschikbaar stellen van kennis over GenX aan mede-overheden. Het gaat daarbij om het in kaart brengen van de verspreiding (landelijk beeld), het opstellen van een bodeminterventiewaarde en het beantwoorden van vragen over risico’s voor gezondheid, water en bodem.

Naar aanleiding van de motie van de leden Van Eijs en Kröger (Kamerstuk 25 883, nr. 299) over een informatieplicht van chemische bedrijven heb ik een onderzoek uitgezet. Het opgeleverde rapport geeft naar mijn mening nog onvoldoende aangrijpingspunten om de motie volledig te kunnen invullen. Ik verwacht kort na het zomerreces uw Kamer te kunnen informeren over de uitvoering van deze motie.

Ik heb uw Kamer op 19 juni 2017 geïnformeerd over lage concentraties GenX die gemeten zijn in de directe lozing op het oppervlaktewater vanuit Chemours. Deze directe lozing is niet vergund en daarom is Rijkswaterstaat een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart. Hieruit blijkt dat atmosferische depositie en vervolgens afspoeling van het terrein de oorzaak is. Rijkswaterstaat is in gesprek met de provincie, het bevoegd gezag voor emissies naar de lucht, en heeft Chemours opgedragen een vergunning aan te vragen voor de directe lozing. De brief van Rijkswaterstaat aan Chemours is als bijlage toegevoegd4.

Provincie Zuid-Holland heeft een brief inzake de tijdelijke norm voor GenX in oppervlaktewater aan provinciale staten gestuurd. Tijdens het AO externe veiligheid van 16 mei jl. heeft de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd deze aan uw Kamer toe te sturen (Kamerstuk 28 089, nr. 89). De brief is als bijlage toegevoegd5. De motie van het lid Kröger (Kamerstuk 28 089, nr. 72) verzoekt mij om in overleg met de provincie Zuid-Holland te onderzoeken welke aanvullende voorwaarden voor vergunningverlening kunnen worden gesteld, en of op basis van best beschikbare technieken een verbod op uitstoot en lozing van GenX kan worden bewerkstelligd. Op 30 maart 2018 en 3 april 2018 hebben respectievelijk Chemours en DuPont, elk hun aanvragen voor een revisievergunning ingediend bij de DCMR Milieudienst Rijnmond. Als onderdeel van het reviseren van de vergunning zal nadrukkelijk naar (aanvullende) best beschikbare technieken worden gekeken. Een mogelijkheid kan zijn dat de proefinstallatie met extra zuivering, die Chemours in de zomer van 2017 heeft geplaatst, een definitieve opstelling krijgt. Met deze installatie kan volgens Chemours de emissie van GenX sterk worden beperkt. De provincie Zuid-Holland staat als bevoegd gezag aan de lat om deze afweging in de revisievergunning te maken en is hierover in overleg met mijn ministerie. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat de ontwerpbeschikking begin 2019 gepubliceerd zal worden.

Opkomende stoffen

Mede naar aanleiding van de motie van het lid Laçin (Kamerstuk 27 625, nr. 391) heb ik uw Kamer toegezegd dat een handreiking wordt opgesteld voor het bevoegd gezag, waarin wordt verduidelijkt hoe binnen het huidige vergunningensysteem rekening gehouden moet worden met de risico’s voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Deze handreiking is als bijlage bij deze brief gevoegd.

De motie van de leden Sienot en Dik-Faber (Kamerstuk 27 625, nr. 416) verzoekt om te komen met een uitvoeringsplan met de betrokken instanties om ons drinkwater beter te beschermen tegen nieuwe bedreigingen zoals opkomende stoffen, medicijnresten, microplastics en klimaatverandering. Eerder is ingegaan op het Uitvoeringsprogramma Ketenaanpak Medicijnresten uit Water; voor opkomende stoffen wordt het uitvoeringsplan opgepakt als onderdeel van de bestuurlijke afspraken in het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit. Een belangrijke actie voor opkomende stoffen is een verbetertraject voor de uitvoering van vergunningverlening. Rijkswaterstaat is gestart met een pilot waarin ongeveer 70 vergunningen op (potentieel) Zeer Zorgwekkende Stoffen en opkomende stoffen worden bezien. Deze pilot, waar andere bevoegde gezagen ook bij betrokken zijn, moet leiden tot een generieke en gedragen aanpak voor de overige vergunningen. Eind 2018 is er een opleidingsprogramma gereed voor vergunningverleners om het kennisniveau te verbeteren. Het uitvoeringsplan zelf wordt eind dit jaar aan uw Kamer gestuurd en zal verder worden aangescherpt als de resultaten van de pilot bekend zijn.

De motie van de leden Van Brenk en Laçin (Kamerstuk 34 775 J, nr. 10) roept op om kennis over gevaarlijke stoffen beter te delen, ook gericht op het belang van drinkwater. Hieraan geef ik op Europees niveau invulling via REACH en op nationaal niveau door de aanpak van (potentiële) Zeer Zorgwekkende Stoffen. Ik ondersteun het Duitse initiatief om binnen REACH te werken aan de ontwikkeling van criteria voor drinkwaterrelevante stoffen (de meer persistente en mobiele en toxische stoffen zoals GenX). Op de website Risico van Stoffen6 wordt informatie over de schadelijkheid van stoffen ontsloten. Ook de informatie over drinkwaterrelevante stoffen komt op deze site. Waterbeheerders, drinkwaterbedrijven en kennisinstellingen werken samen aan de kennisbasis: het daadwerkelijk voorkomen van opkomende stoffen in water en de schadelijkheid van stoffen. Het bovengenoemde opleidingsprogramma moet ook bijdragen aan de kennisvergroting over gevaarlijke stoffen.

Zuiveringsplicht glastuinbouw

Sinds 1 januari 2018 geldt een zuiveringsplicht voor glastuinbouwbedrijven voor het lozen van afvalwater dat gewasbeschermingsmiddelen bevat. In het Hoofdlijnenakkoord zuivering glastuinbouw7 is afgesproken de implementatie te volgen door elk kwartaal via een steekproef te monitoren hoeveel telers aan de verplichting voldoen. In het AO Gewasbescherming van 7 maart jl. heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toegezegd om uw Kamer voor de zomer hierover te informeren (Kamerstuk 27 858, nr. 419). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van informatie van producenten en installateurs van zuiveringsapparatuur en van informatie afkomstig van het bevoegd gezag (m.n. omgevingsdiensten, gemeenten en waterschappen).

Een glastuinbouwbedrijf kan op verschillende manieren aan de nieuwe regelgeving voldoen. De opties en stand van zaken staan in onderstaande tabel aangegeven. Na het eerste kwartaal van 2018 is het beeld dat ca. 60% van de bedrijven een aanpak heeft gekozen om te kunnen voldoen.

Tabel. Implementatie van maatregelen zuiveringsplicht glastuinbouw, stand van zaken eerste kwartaal 2018.

Maatregel

Aantal bedrijven

Hectares

Nullozing

Ca. 300

Ca. 450

Geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen waarvoor de zuiveringsplicht geldt1

Ca. 40

Ca. 120

Mobiele zuivering

150 – 400

300 – 800

Individuele zuivering (incl. 150 uitstaande opdrachten)

Ca. 700

Ca. 2.250

Collectieven (totaal 40 collectieven)

800 – 1.000

2.000 – 2.500

Bedrijven die nog niet voldoen

1.200 – 1.600

2.900 – 3.900

Totaal

Ca. 3.600

Ca. 9.000

X Noot
1

Gewasbeschermingsmiddelen op basis van micro-organismen of anorganische zouten vallen niet onder de zuiveringsplicht.

Collectieven kunnen via maatwerk uitstel krijgen tot maximaal 1 januari 2021. Het maatwerk voor deze collectieven is deels verleend, deels nog lopend. In het Westland is het initiatief genomen om collectief te zuiveren door middel van een voorziening op de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nieuwe Waterweg van het Hoogheemraadschap Delfland. Om het doorberekenen van de kosten van het collectief zuiveren aan de deelnemers mogelijk te maken, wordt een beperkte wijziging van de Waterschapswet voorbereid.

De uitgebreide communicatie van LTO Glaskracht Nederland richting de achterban heeft positief bijgedragen aan de implementatie. Om ook de resterende 33–45% van de bedrijven aan de nieuwe regelgeving te laten voldoen lopen diverse acties (communicatie en handhaving). De verwachting is dat een belangrijk deel van de resterende bedrijven de komende maanden een keuze zal maken hoe ze aan de verplichting gaan voldoen. Zo nodig wordt de handhaving geïntensiveerd. De (beperkte) capaciteit bij de producenten van installaties en installateurs heeft invloed op het tempo van de implementatie.

Wasplaatsen spuitapparatuur

Landbouwspuiten mogen conform het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer maximaal twee keer per jaar uitwendig gereinigd worden op de onbedekte bodem. Veel agrarische ondernemers realiseren zich dat dit anno 2018 geen ideale oplossing is en willen investeren in de aanleg van een wasplaats voor het uitwendig reinigen van spuitapparatuur. De georganiseerde land- en tuinbouw en de waterschappen steunen deze ontwikkeling. De huidige ministeriële regeling bij het Activiteitenbesluit schrijft bij aanleg van een wasplaats een vloeistofdichte vloer voor. Voortschrijdend inzicht leert dat in het geval van wasplaatsen voor spuitapparatuur volstaan kan worden met een aaneengesloten bodemvoorziening. Dit is eenvoudiger en goedkoper. Daarom is dit zo opgenomen in het per 1 januari 2021 in werking te treden Besluit Activiteiten Leefomgeving (Omgevingswet). In overleg met de gemeenten en de Regionale Uitvoeringsdiensten bezien de Staatssecretaris en ik of aanpassing van de ministeriële regeling in een praktische oplossing voorziet.

Ecologie grote wateren

Grote waterstaatkundige ingrepen als de afsluiting van zeearmen, bedijkingen, vaargeulverruiming en inpoldering hebben veiligheid en welvaart gebracht. Maar daarmee zijn de grote wateren ook ingesnoerd, is er minder ruimte voor natuurlijke processen en missen veel soorten een geschikt leefgebied. Het uitvoeringsprogramma voor de Kaderrichtlijn Water verbetert de waterkwaliteit en de natuur in de grote wateren op veel plaatsen. Extra inzet is echter gewenst, met name daar waar in het verleden forse ingrepen in de waterhuishouding zijn gepleegd. Verder is op veel plaatsen extra inzet nodig om de Natura 2000 doelen te behalen.

In 2017 is een verkenning uitgevoerd naar de resterende opgaven voor natuur en waterkwaliteit in de grote wateren8. De verkenning laat zien dat er goede mogelijkheden zijn om de waterkwaliteit verder te verbeteren en de natuur te versterken, bijvoorbeeld door het terugbrengen van getij en de aanleg van eerder verdwenen leefgebied. Op grond hiervan hebben de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en ik de ambitie om tot 2050 diverse maatregelen te treffen die nodig zijn om te komen tot toekomstbestendige grote wateren waar hoogwaardige natuur goed samengaat met krachtige economie. De ambitie willen we bereiken door:

  • de basis op orde te brengen om achteruitgang in waterkwaliteit en natuur te voorkomen;

  • het bouwen van een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk;

  • ruimte te bieden aan ruimtelijk-economische dynamiek.

Met de besteding van middelen uit het Regeerakkoord wordt een betekenisvolle stap gezet in de realisering van deze ambitie in de Grevelingen, het Waddengebied en het Markermeer (Kamerstuk 27 625, nr. 422). Om deze ambitie verder te brengen wordt een programmatische aanpak gestart die nauw aansluit op lopende gebiedsprocessen, waarbij overheden, marktpartijen, natuurorganisaties en stakeholders worden uitgenodigd te komen met voorstellen voor samenwerking, programmering en cofinanciering. De komende jaren krijgt de aanpak van de ecologie in de grote wateren verder gestalte. De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zullen in het kader van de gebiedsagenda’s voor de grote wateren, met partijen uit de regio in kaart brengen welke maatregelen, wanneer en op welke manier (efficiëntie, cofinanciering) het best kunnen worden uitgevoerd. Hierbij vormt meekoppelen met maatschappelijke opgaven het uitgangspunt, zoals het tegengaan van overlast voor de recreatie door overmatige groei van waterplanten. Voor wat betreft het IJsselmeergebied ben ik over dit specifieke onderwerp in gesprek met regionale partijen (Kamerstuk 34 550 J, nr. 19).

Grevelingen

Ik heb samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 75 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor een doorlaatmiddel in de Brouwersdam (Kamerstuk 27 625, nr. 422). Dit doorlaatmiddel zal de zuurstofafname in de Grevelingen keren, waardoor de waterkwaliteit verbetert voor natuur, visserij en recreatie. Ik zal naar verwachting begin 2019 in samenwerking met de betrokken Ministers en regionale bestuurders de formele voorkeursbeslissing nemen en bestuurlijke afspraken maken over de financiering en risicotoedeling. Dit jaar wordt de verkenningsfase afgerond, onder meer door de kennis over de effecten van het doorlaatmiddel te actualiseren en kansen te verkennen voor initiatieven zoals een getijdencentrale. Mijn ministerie doet dit samen met de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken en Klimaat, de meebetalende provincies en gemeenten en met andere belanghebbende partijen.

Volkerak-Zoommeer

De besluitvorming over de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer en de Grevelingen zijn de afgelopen jaren steeds verbonden geweest. Voor het Volkerak-Zoommeer is geen extra budget beschikbaar gesteld in het Regeerakkoord. Regionale partijen brengen dit jaar met mijn ministerie en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in kaart wat de route kan zijn voor besluitvorming over waterkwaliteitsmaatregelen en de bijbehorende zoetwatermaatregelen voor het Volkerak-Zoommeer.

IJsselmeergebied

Peilbesluit

Ongeveer 30% van Nederland is in de zomer afhankelijk van het water in het IJsselmeergebied. Boeren gebruiken het om te sproeien, de industrie voor koelwater en waterbedrijven gebruiken het voor drinkwater. Het water heeft bovendien een belangrijke recreatieve functie. Echter, door klimaatverandering worden de zomers steeds droger. Ter uitvoering van de Deltabeslissing uit 2014 heb ik de afgelopen jaren samen met alle partijen in het gebied een nieuw Peilbesluit IJsselmeergebied ontwikkeld. Met dit Peilbesluit kan extra water worden vastgehouden, zodat ook in tijden van droogte voldoende zoet water beschikbaar blijft. In plaats van een vast zomerpeil komt er een bandbreedte waarbinnen het peil mag bewegen. Dit sluit bovendien beter aan bij de natuurlijke situatie: een hoger peil in het voorjaar en een lager peil aan het einde van de zomer. Vanwege de waterveiligheid en de scheepvaart zal het waterpeil in de winter niet veranderen.

Uit het milieueffectrapport (MER) blijkt dat het eerder verlagen van het waterpeil in de nazomer mogelijke negatieve effecten heeft voor de waterinlaat vanuit het Markermeer in de ’s Gravenlandsevaart-boezem (inlaat de Steenen Beer, Muiden). Om dit effect te mitigeren wordt de pompcapaciteit van de waterinlaat vergroot. Voor overige negatieve effecten als gevolg van het nieuwe Peilbesluit is een nadeelcompensatieregeling van toepassing. Verder kan als gevolg van het eerder verlagen van het waterpeil, of bij tijdelijke peilverlagingen in de zomer bij extreme droogte, de bereikbaarheid van jachthavens en de bevaarbaarheid van het IJsselmeergebied voor de recreatievaart afnemen. Een situatie die zich overigens nu ook al voor kan doen bij extreme weersomstandigheden. Vanuit het Deltafonds wordt daarom maximaal 12,1 miljoen euro beschikbaar gesteld als bijdrage aan maatregelen om de recreatievaart in het IJsselmeergebied te bevorderen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het verdiepen van de toegangsgeulen richting jachthavens.

Gebiedsagenda IJsselmeergebied

Ik heb uw Kamer de Agenda IJsselmeergebied 2050 separaat aangeboden (Kamerstuk 31 710, nr. 69). Het ontwikkelen van gebiedsagenda’s voor de grote wateren is eerder aan u toegezegd en aangekondigd in het tweede Nationaal Waterplan. De Agenda IJsselmeergebied heb ik op 17 mei jl. met ruim 50 gebiedspartijen ondertekend. Begin 2019 wordt de gebiedsagenda voor het Waddengebied opgeleverd, en in 2019–2020 die voor Zuidwestelijke delta.

Markermeerdijken

Binnen het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma is het project van de Markermeerdijken Hoorn-Edam-Amsterdam het laatste dat nog in realisatie moet gaan. Begin dit jaar heeft de tervisielegging van het Ontwerp Projectplan Waterwet van het project Markermeerdijken plaatsgevonden.

Tijdens het Wetgevingsoverleg Water op 27 november 2017 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de verschillen tussen de dijk bij Uitdam en de rest van het traject Markermeerdijken (Kamerstuk 34 775 J, nr. 17). Voor het gehele traject geldt dat bij het ontwerpen van de dijkversterking het unieke karakter van de dijk zorgvuldig is meegenomen. Uitdam onderscheidt zich daarbij van de rest van het traject door het unieke ensemble van water, dijk en lintbebouwing dat elders langs de Markermeerdijken niet voor komt. Het is gebouwd op een dam tussen twee grote wateren: het Markermeer en de Uitdammer Die. De huizen liggen met de achtertuin aan de voet van de kronkelige, steile dijk aan het Markermeer. De voortuinen en zogenoemde overtuinen liggen (gescheiden door de ontsluitingsweg) aan de Uitdammer Die. Dit geeft een bijzondere ruimtelijke intimiteit. Op de foto’s in deze brief is dat goed te zien9. Er is weliswaar ook in Volendam en Durgerdam sprake van lintbebouwing, maar hier staan de woningen op de dijk, met het gezicht naar het Markermeer, en aan de achterzijde is sprake van dorpsbebouwing respectievelijk landelijk gebied. Het ruimtelijke karakter is niet vergelijkbaar met Uitdam.

Van meet af aan is het unieke karakter van het oude vissersdorp door alle betrokkenen bij de dijkversterking erkend. Het was echter ingewikkeld om het karakter van Uitdam te behouden met een reguliere dijkversterking. De aanhoudende wens van de bewoners in Uitdam om te zoeken naar een constructieve oplossing is binnen het dijkversterkingsproces aangeduid als een «lokaal initiatief». Bij de lokale initiatieven en planvorming in het algemeen is niet alleen bekeken hoe de waterveiligheid op een sobere, robuuste en doelmatige manier kan worden verbeterd, maar is ook zorgvuldig omgegaan met hoe de dijkversterking rekening kan houden met onder meer natuur, landschap, cultuurhistorie en met wensen en andere belangen van de bewoners.

Bij twee van de in totaal negen lokale initiatieven (Uitdam en Durgerdam) is op 20 februari 2017 bestuurlijk besloten tot vier maanden uitstel om de participatietrajecten op kwalitatief hoogwaardige wijze af te kunnen ronden. Voor Uitdam is vervolgens een «joint factfinding» proces onder leiding van de Deltacommissaris als onafhankelijk deskundige uitgevoerd. Daarbij is de voorkeursvariant van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (een versterking in grond, met een buitenwaartse asverschuiving van 3–5 meter en een buitenberm) vergeleken met een volwaardig uitgewerkte variant (constructieve variant met damwand of vernageling zonder asverschuiving), die door bewoners was aangedragen. Het advies van de Deltacommissaris om de dijk in Uitdam te versterken met een golfbrekende berm, herstel van het dijkprofiel en constructieve versterking van het binnentalud is overgenomen door bestuurders en vervolgens opgenomen in het Ontwerp Projectplan Waterwet. Het waterschap werkt het ontwerp van de dijk in Uitdam nu gedetailleerder uit voor de uitvoering.

Voor Durgerdam zijn de vier maanden uitstel benut om zowel met het dorp als de betrokken overheden (gemeente Amsterdam en provincie Noord-Holland) overeenstemming te bereiken over een aanvullend participatieproces voor het integrale programma voor Durgerdam. In juli 2017 is besloten om voor dit proces een jaar extra uit te trekken. Dit jaar is met de publieksavond op 11 oktober 2017 van start gegaan. Als tussenstand in dit participatietraject in Durgerdam kan worden gemeld dat de betrokken partijen overeenstemming lijken te vinden in de integrale opgave voor de ruimtelijke kwaliteit. In oktober 2018 wordt een afronding verwacht van het intensieve deel van de participatie en kan het Ontwerpprojectplan waterwet vervolgens in procedure worden gebracht.

Daarnaast vinden voor een aantal modules op de dijk, waaronder Scharwoude, nog sessies met experts en bewoners plaats.

Rivierengebied

Integraal riviermanagement

In het rivierengebied spelen grote opgaven. Zo is het cruciaal dat onze rivieren voldoen aan de normen voor waterveiligheid; een voorwaarde voor alle mensen en activiteiten in het rivierengebied. Daarbij moeten we rekening houden met de door klimaatverandering toenemende afvoeren. Deze grote en urgente opgave kan worden opgepakt door een combinatie van dijkversterking en rivierverruiming, zoals onderzocht in het Deltaprogramma en vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016–2021. Onze rivieren vormen ook belangrijke corridors voor de scheepvaart. Een groot deel van (inter)nationale goederenvervoer via Nederland gaat over water. De vaarwegen bieden nog voldoende ruimte om veel meer goederen van weg naar water te verschuiven en daarmee de weg te ontlasten. Een gemiddeld binnenvaartschip kan de lading van 100–200 vrachtwagens vervoeren; een modal shift biedt daarom kansen. Tegen deze achtergrond is het van belang te werken aan de bevaarbaarheid, het functioneren van sluizen en stuwen en de aanwezigheid van binnenhavens en ligplaatsen. Tevens zijn de rivieren de belangrijkste bron van zoetwater voor mens, dier, natuur en industrie; de kwaliteit en beschikbaarheid van het water is van onschatbare waarde. Ook het beheer van de rivierbodem en de uiterwaarden vraagt onze aandacht. Daarnaast willen provincies, gemeenten en maatschappelijke organisaties in het rivierengebied aan de slag voor meer natuur en ruimte van hoge kwaliteit voor wonen, werken en recreatie.

De rivieren vormen een systeem en de genoemde opgaven werken op elkaar in – soms positief, soms negatief. Daarom heeft het mijn voorkeur om ze in samenhang op te lossen. Dit om synergie te kunnen bereiken in een effectieve aanpak en werk met werk te kunnen maken in de uitvoering. Ik ben derhalve voornemens te starten met een programma Integraal Riviermanagement. Dit sluit aan bij het recente advies van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) en de Adviescommissie Water (AcW). Ik wil dit programma opzetten en uitvoeren samen met de partners van het Deltaprogramma (waterschappen, provincies en gemeenten), die de bereidheid tonen om mee te investeren in het rivierengebied. Maar tevens met andere stakeholders, zoals de binnenvaartsector, de zand- en grindwinners en natuurorganisaties. Want ook zij hebben opgaven en stevige belangen in het rivierengebied. Samen komen we hiermee tot een veilig, functioneel en aantrekkelijk rivierengebied dat klaar is voor de uitdagingen van de 21e eeuw.

Ik zal u bij de begroting van 2019 een voorstel doen hiervoor middelen te reserveren binnen de beschikbare bestedingsruimte van het Deltafonds. Dit najaar wil ik met de regio afspraken maken over hun aandeel in het programma. Dit betreft onder meer een integraal afwegingskader voor het prioriteren van urgente opgaven en de selectie van goede maatregelen. Dit afwegingskader wordt de komende tijd uitgewerkt en vastgelegd. Ik zal uw Kamer voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Water in het najaar van 2018 over de voortgang informeren.

Maeslantkering

Ik heb uw Kamer geïnformeerd over de vertraging bij de vervanging van de besturingssoftware van de Maeslantkering (Kamerstuk 33 450, nr. 387). De oplevering van de software staat gepland voor de eerste helft van 2019. Voorafgaand aan de implementatie moet de software nog getest worden. Ik heb daarom besloten om voorrang te geven aan andere onderhoudsmaatregelen, onder andere aan de dokdeur en een Beslissingsondersteunend Systeem. Deze maatregelen leveren een cruciale bijdrage aan de betrouwbaarheid van het sluitproces van de Maeslantkering. Parallel daaraan wordt de nieuwe besturingssoftware getest op de kering, waarna implementatie na het stormseizoen van 2019–2020 kan plaatsvinden. Begin dit jaar is de Maeslantkering, net als de andere vijf stormvloedkeringen, onder stormomstandigheden zonder problemen gesloten. Ook dit jaar tref ik maatregelen om de betrouwbaarheid van het sluitproces verder te vergroten. Zo worden zogenaamde inclinometers geïnstalleerd die tijdens de sluiting meten of de deuren recht blijven. Dit vergroot de veiligheid bij het handmatig sluiten van de kering, in het geval van onverwachts falen van het besturingssysteem.

Varik-Heesselt

Op voorstel van de regio is in november 2015 besloten een MIRT-verkenning uit te voeren naar rivierverruiming bij Varik-Heesselt. De verkenning is in april 2016 formeel van start gegaan met het vaststellen van het Startdocument door de Dagelijkse Besturen van provincie Gelderland, waterschap Rivierenland, de gemeente Neerijnen en de Minister van Infrastructuur en Milieu (Kamerstuk 34 300 J, nr. 31). Door de inhoudelijke en procedurele relatie tussen het dijkverbeteringsproject Tiel-Waardenburg en Varik-Heesselt is besloten beide projecten in één voorkeursalternatief en één geïntegreerd besluit te laten uitmonden. Het geheel is onder leiding van één stuurgroep uitgevoerd. Begin 2018 lagen twee alternatieven op tafel: (1) «Dijkversterking» en (2) «Dijkversterking en hoogwatergeul». Met beide alternatieven wordt de waterveiligheid in het gebied verzekerd.

Op 18 februari 2018 heeft de meerderheid van de stuurgroep een voorlopige voorkeur uitgesproken voor het alternatief «Dijkversterking». Dit alternatief heeft van 15 maart tot 26 april ter inzage gelegen. De zienswijzen zijn meegewogen om tot een advies over het voorkeursalternatief te komen. Op 15 juni 2018 heeft de stuurgroep haar advies opgesteld en ter instemming voorgelegd aan gedeputeerde staten van provincie Gelderland, het college van Dijkgraaf en Heemraden van waterschap Rivierenland en aan het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Neerijnen. Op 19 juni 2018 heb ik dit advies ontvangen. Waterschap Rivierenland en gemeente Neerijnen hebben de voorkeur voor het alternatief «Dijkversterking». De provincie Gelderland heeft de voorkeur voor het alternatief «Dijkversterking en hoogwatergeul». Ik volg de voorkeur van de meerderheid in de stuurgroep. De voorkeursbeslissing is het alternatief «Dijkversterking». Dit is de meest doelmatige maatregel om in het gebied aan de nieuwe normen te kunnen voldoen. Het alternatief scoort gunstig in de MKBA en kan rekenen op draagvlak in de dorpen Varik en Heesselt. De bekostiging van de versterking is geregeld in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

In 2016 is voor de hoogwatergeul Varik-Heesselt een gebiedsreservering in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgenomen. Daarbij is aangegeven dat de gebiedsreservering komt te vervallen als bij de voorkeursbeslissing wordt besloten dat de hoogwatergeul er niet komt. Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) en de Adviescommissie Water (AcW) hebben in hun advies10 over de «Afweging rivierverruiming en dijkversterking» aangeraden om binnendijkse gebieden die op lange termijn potentieel inzetbaar zouden zijn voor rivierverruiming voor de toekomst te behouden. De Deltacommissaris heeft geadviseerd11 om de ruimtelijke reservering voor de hoogwatergeul in het Barro te handhaven voor de lange termijn in het licht van adaptief deltamanagement; vooruitkijken naar de opgaven die voor ons liggen, gezamenlijk de benodigde maatregelen bepalen, opties voor de toekomst openhouden zijn onderdeel van de strategie van het Deltaprogramma.

Ik wil het advies van ENW/AcW en de Deltacommissaris opvolgen. Daarom kies ik ervoor om het Barro niet te wijzigen en de gebiedsreservering voor de hoogwatergeul te handhaven. Ontwikkelingen bij een reservering zijn mogelijk. De mogelijkheden die zijn opgenomen in bestaande bestemmingsplannen kunnen worden benut, nu en in de toekomst. Dat betekent dat er geen belemmeringen zijn voor bijvoorbeeld vernieuwing van landbouwbedrijven, een stal of een schuur wanneer het vigerende bestemmingsplan dat al toelaat. Onderhoud aan of verbouwing van woningen kan gewoon plaatsvinden. Een nieuw bestemmingsplan mag alleen geen grootschalige en/of kapitaalintensieve ontwikkelingen mogelijk maken die de beoogde maatregel belemmeren.

In het Deltaprogramma Rivieren is in 201512 in een pilot voor het Rijnstrangengebied verkend hoe nadelige gevolgen van langdurige ruimtelijke reserveringen ten behoeve van waterveiligheid te voorkomen of te verminderen zijn. Dit gebied is bij de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier gereserveerd voor waterveiligheidsmaatregelen na 2050. Ik ben voornemens om samen met de regionale partners een vergelijkbaar onderzoek voor Varik-Heesselt te starten om hiermee tot een veilig, functioneel en aantrekkelijk gebied te komen.

Studie met Noordrijn-Westfalen

Zoals afgesproken met uw Kamer zal ik u de resultaten toesturen van de gezamenlijke studie met Noordrijn-Westfalen naar het overstromingsrisico in het grensgebied van de Rijn. Deze studie heeft enige vertraging opgelopen. Ik verwacht uw Kamer voorjaar 2019 te kunnen informeren over de resultaten.

Kust en zee

Mariene Strategie

Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid stuur ik u hierbij de definitieve geactualiseerde Mariene Strategie, deel 1 toe, evenals de Nota van antwoord op de zienswijzen die ontvangen zijn op het ontwerp hiervan13. Deel 1 van de Mariene Strategie bevat een beoordeling van de milieutoestand van de Noordzee, de omschrijving van de goede milieutoestand en de daarbij behorende milieudoelen en indicatoren.

Met de Mariene strategie geeft Nederland uitvoering aan de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) om in 2020 op het Nederlandse deel van de Noordzee de goede milieutoestand te bereiken (duurzaam gebruik van een gezonde zee). In 2012 heeft Nederland deel 1 van de Mariene Strategie voor het eerst aan de Europese Commissie gerapporteerd (Kamerstuk 33 450, nr. 1); het u nu toegezonden document betreft een actualisatie daarvan op grond van artikel 17 van de KRM. Het ontwerp van deel 1 van de Mariene Strategie heeft in februari-april voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Ook zijn de buurlanden geraadpleegd. Op 15 juli 2018 dient deel 1 van de geactualiseerde Mariene Strategie te zijn vastgesteld; daarna dient over de geactualiseerde Mariene Strategie binnen drie maanden aan de Europese Commissie te worden gerapporteerd. Dit is tevens de eerste stap ter voorbereiding van de actualisatie van het monitoringprogramma (deel 2) in 2020 en van het programma van maatregelen (deel 3) in 2021.

De beoordeling van de huidige milieutoestand in de Nederlandse Noordzee14 laat zien dat het hoofddoel, de goede milieutoestand, nog niet is bereikt maar wel dichterbij komt, mede door de inzet van het vigerende programma van maatregelen. De vervuiling is aanzienlijk afgenomen, het gaat beter met de commerciële visbestanden en zeezoogdieren en er is minder zwerfvuil op de Nederlandse stranden. In de kavelbesluiten voor nieuwe windparken op zee zijn geluidsvoorschriften opgenomen. De beoordeling van de huidige milieutoestand leidt niet tot andere of aanvullende speerpunten voor het beleid. Dit beleid blijft gericht op onder meer biodiversiteit en bodembescherming, duurzame visserij, terugdringen van zwerfvuil, microplastics en andere verontreiniging, en van onderwatergeluid. Wel zijn de bestaande doelen waar mogelijk duidelijker omschreven.

Toekomstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld windenergie op zee, kunnen de milieudoelen en het bereiken en/of behouden van de goede milieutoestand verder onder druk zetten. Mede met het oog hierop ontwikkelt het kabinet de Strategische Agenda Noordzee 2030, waarin ook de belangen van onder meer natuur en visserij evenwichtig aan bod komen.

Strategische Agenda Noordzee 2030 en afwegingskader voor eilanden op zee

Dit najaar zal uw Kamer de Strategische Agenda Noordzee 2030 worden aangeboden. Deze agenda beschrijft de ambities en formuleert richtinggevende uitspraken voor de Noordzee voor de periode tot 2030 met een doorkijk naar 2050. De Mariene Strategie deel 1 stelt hiervoor de kaders: een duurzaam gebruik binnen de randvoorwaarden van een gezond ecosysteem. De Strategische Agenda is een bouwsteen voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), die in 2019 wordt vastgesteld, en geeft richting aan uitwerkingen op een lager planniveau en waar nodig en relevant, ook in sectorale sporen. Vooruitlopend op de Strategische Agenda en de NOVI noodzaakt de discussie over en de maatschappelijke dynamiek rond de mogelijke ontwikkeling van kunstmatige eilanden in zee, bijvoorbeeld ten behoeve van windenergie op zee en de bijbehorende netwerkverbindingen om op korte termijn een beleidskader hiervoor te ontwikkelen. Het betreft onder meer een voornemen dat een private partij recentelijk heeft ingediend voor het opstellen van een milieueffectrapport voor een kunstmatig eiland in het windenergiegebied IJmuidenVer. Bij het opstellen van een beleidskader komen strategische vragen aan de orde omtrent regie op de Noordzee en zeggenschap over vitale en strategische infrastructuur, beschikbaarheid van ruimte en multifunctioneel ruimtegebruik, de samenwerking tussen Rijk en markt, en de omgang met private initiatieven. Het kabinet geeft deze aspecten een belangrijke plaats in het proces om te komen tot een beleidskader, waarin ook voorwaarden aan de orde komen ten aanzien van locatiekeuze, toegestane functies en beheer. De ontwikkeling van een beleidskader voor kunstmatige eilanden in zee sluit aan bij de oproep van uw Kamer om de regie over de Noordzee te versterken (Kamerstuk 29 664, nr. 182 en Kamerstuk 29 664, nr. 189). Het onderzoek dat reeds is aangekondigd in de Routekaart windenergie op zee 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) draagt hier ook aan bij. Ik zal uw Kamer dit najaar informeren over een dergelijk beleidskader.

Internationale aanpak marien zwerfafval

In de motie van het lid Mulder (Kamerstuk 21 501-08, nr. 686) verzoekt uw Kamer de regering Europese medestanders te vinden om samen op te trekken voor een internationaal verdrag om plasticvervuiling tegen te gaan. Het is de inzet van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat om in eerste instantie in Europees verband de regelgeving over de aanpak van plastics te versterken en van daaruit de verdere internationale mogelijkheden te verkennen (Kamerstuk 30 872, nr. 219). De Europese Commissie heeft vorige maand de Europese Plastic Strategie15 gepubliceerd met een voorstel voor een richtlijn voor de vermindering van de effecten van kunststofproducten op het milieu16. In dat kader heeft de Staatssecretaris bedrijven opgeroepen te komen met toezeggingen ter verbetering van de rentabiliteit en de kwaliteit van kunststof recyclage.

Op mondiaal niveau is het VN-Milieuprogramma (UN Environment) actief op het gebied van plastics in het kader van Sustainable Development Goal 14 (Bescherming en duurzaam gebruik van de oceanen), waaronder de aanpak van marien zwerfvuil. UN Environment heeft de hiaten in internationale afspraken voor een effectieve aanpak van marien zwerfvuil en microplastics in kaart gebracht. Nederland heeft hieraan een actieve bijdrage geleverd. In december 2017 heeft Nederland samen met België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Zweden, de Europese Commissie en Noorwegen ingezet op ambitieuze afspraken, wat heeft geresulteerd in een resolutie voor de start van een proces om de aanpak van marien plastic zwerfvuil en microplastics te versterken. Er is een internationale Expert Groep ingesteld, die in maart 2019 advies zal uitbrengen over mogelijke opties hiervoor. In samenwerking met gelijkgestemde landen, zet Nederland in op een effectieve internationale aanpak, die voortbouwt op bestaande afspraken en instrumenten, zoals het verdrag van Bazel over (grensoverschrijdend) afval, SAICM (Strategic Approach to International Chemicals Management) en regionale zeeconventies.

Daarnaast blijft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat inzetten op internationale samenwerking met andere landen, NGO’s en bedrijfsleven en op het stimuleren van concrete maatregelen tegen marien zwerfvuil, bijvoorbeeld via inzet in OSPAR, de KRM en als lid van de stuurgroep van het Global Partnership on Marine Litter.

Zeespiegelstijging

Naar aanleiding van het dertigledendebat op 17 april jl. over de snelle stijging van de zeespiegel (Handelingen II 2017/18, nr. 74, item 25), informeer ik u over de wijze waarop we de komende jaren meer duidelijkheid willen krijgen over mate van zeespiegelstijging en hoe daarmee om te gaan. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) komt eind 2018 – begin 2019 met nieuwe inzichten ten aanzien van versnelde mondiale zeespiegelstijging. Het KNMI verwerkt dit in nieuwe scenario’s voor zeespiegelstijging (2019) en klimaatontwikkeling (2021) voor onze regio. Momenteel worden veel publicaties naar buiten gebracht, die meningen van deskundigen weergegeven. De wetenschappelijke weging en ook het mondiaal politieke oordeel ten aanzien van klimaatverandering en (versnelde) zeespiegelstijging volgt uit de door mij aangegeven route. Dat wil zeggen, eerst het IPCC met hun oordeel over de mondiale situatie en dan het KNMI met de vertaling naar Nederland. Hierop zal ik mijn beleid baseren.

Vooruitlopend hierop wordt momenteel, zoals aangekondigd in het Deltaprogramma 2018, een eerste verkenning uitgevoerd naar de mogelijke effecten van deze versnelde zeespiegelstijging voor het kustfundament, de waterkeringen en de zoetwatervoorziening. In het Deltaprogramma 2019 dat ik uw Kamer op Prinsjesdag zal aanbieden, informeer ik u over de bevindingen uit deze verkenning. Ter ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe klimaatscenario’s voor Nederland draag ik bij aan de opzet van een nieuw onderzoeksprogramma naar zeespiegelstijging, gericht op het reduceren van onzekerheden, het onderzoeken van oorzaken en effecten voor Nederland. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Van Raan (Kamerstuk 32 813, nr. 183).

De nieuwe klimaatscenario’s zullen doorwerken in het beoordelings- en in het ontwerpinstrumentarium ten behoeve van het versterkingsprogramma. Dit programma maakt onderdeel uit van het Deltafonds. Hierin wordt onder andere nader ingegaan op het fenomeen zeespiegelstijging en de maatregelen die wij in Nederland voorbereiden en vervolgens uitvoeren. Hiermee geef ik invulling aan de moties van de leden Sienot en Geurts en de leden Sienot en van Tongeren (Kamerstukken 32 813, nr. 168 en Kamerstuk 32 813, nr. 182). Tevens geef ik hiermee invulling aan mijn toezeggingen om uw Kamer te informeren over de recente kennis ten aanzien van zeespiegelstijging en maatregelen in Nederland en om te rapporteren bij echt serieuze ontwikkelingen over stijgende kosten bij een stijgende zeespiegel.

Klimaatadaptatie

Deltaplan Ruimtelijke adaptatie

Door klimaatverandering komt extreem weer steeds vaker voor. Daar zagen we recent voorbeelden van. In mei en juni was op verschillende plaatsen in ons land sprake van wateroverlast door veel neerslag in korte tijd, met als gevolg daarvan schade aan woonhuizen en bedrijven. Uit analyses van het KNMI blijkt dat extreme neerslaggebeurtenissen nu twee tot vijf keer zo vaak voorkomen als rond 1950. In de toekomst neemt dit verder toe: tot tien keer zo vaak in 2085. En we moeten ook niet vergeten dat er de afgelopen jaren ook regelmatig grote schade was van langere droge periodes. De urgentie van ruimtelijke adaptatie om de gevolgen van weersextremen te beperken is dus toegenomen. Ik zie ook dat er al veel gebeurt op dit vlak. Diverse gemeenten, waterschappen en provincies zijn al aan de slag met concrete maatregelen om zich aan te passen aan klimaatverandering.

Die aanpak wil ik versnellen en intensiveren, zodat wij landsdekkend aan de slag gaan. In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, dat op Prinsjesdag 2017 aan uw Kamer is verstuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 182), is daarom de afspraak opgenomen dat alle gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk voor eind 2019 stresstesten uitvoeren voor wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen. Overheden maken per regio afspraken over de taakverdeling daarbij. Zodra de resultaten van de stresstest beschikbaar zijn, starten gemeenten, waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat per regio een risicodialoog met alle relevante gebiedspartners (denk aan woningcorporaties, netwerkbeheerders, agrariërs, natuurbeheerders). Het doel is tweeledig: het bewustzijn over de kwetsbaarheid voor klimaatextremen vergroten en vervolgens bespreken hoe deze kwetsbaarheid met concrete maatregelen te verkleinen is en welke schade vooralsnog geaccepteerd wordt. Gemeenten, waterschappen en provincies spreken vervolgens voor 2020 per gebied af welke aanvullende inspanning ze zelf op zich willen nemen om de kwetsbaarheid te verminderen en hoe ze burgers en bedrijven willen ondersteunen bij het treffen van eigen maatregelen. Maatregelen liggen niet alleen bij overheden maar ook bij private partijen, omdat een groot deel van de ruimte privaat eigendom is.

Tijdens het dertigledendebat over zeespiegelstijging op 17 april jl. heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de ondersteuning die ik gemeenten, waterschappen en provincies bied bij de uitvoering van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (Handelingen II 2017/18, nr. 74, item 25). Zoals aangekondigd in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie ondersteun ik deze regionale aanpak met een stimuleringsprogramma (in totaal 5 miljoen euro voor de periode 2018–2022). Een onderdeel van dit stimuleringsprogramma zijn «living labs» in Overijssel en Dordrecht. Daarnaast is er in het stimuleringsprogramma de mogelijkheid voor decentrale overheden om vraaggestuurd maatwerkadvies te krijgen over de uitvoering van stresstesten en risicodialogen en de vertaling daarvan naar concrete maatregelen. Om ervoor te zorgen dat de kennis van gemeenten, waterschappen en provincies die al aan de slag zijn breder wordt toegepast, heb ik recent het Platform Samen Klimaatbestendig17 opgericht voor het delen van praktijkervaring zodat niet iedere lokale of regionale overheid zelf het wiel hoeft uit te vinden. Daarnaast steun ik kennisontwikkeling in het Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat, Klimaatbestendige stad. Ook op het gebied van bodemdaling ondersteun ik kennisontwikkeling en stel ik die kennis beschikbaar voor de stresstesten. Het Deltaprogramma zoekt daarvoor actieve samenwerking met het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling.

Uitvoeringsprogramma Nationale Klimaatadaptatiestrategie

Begin april heb ik uw Kamer het Uitvoeringsprogramma van de Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) gestuurd (Kamerstuk 31 793, nr. 181). Daarin staat de aanpak van klimaatadaptatie beschreven, aanvullend aan dat wat al in het Deltaprogramma gebeurt. Speerpunten zijn onder andere de thema’s natuur, infrastructuur en gebouwde omgeving. Voor deze thema’s wordt de komende periode in beeld gebracht wat de opgave en urgentie is, en worden afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden. Meerdere departementen zijn daarvoor aan zet. Ik heb daarbij een coördinerende rol.

Bestuurlijke afspraken klimaatadaptatie

In zowel het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) als in het Interbestuurlijk Programma (IBP, 14 februari 2018) is het belang van het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van Nederland benadrukt. In het IBP is opgenomen dat voor klimaatadaptatie vanaf 2018 middelen van het Rijk en de medeoverheden worden ingezet. Er is afgesproken daarvoor een bestuursakkoord Klimaatadaptatie te sluiten tussen Rijk en medeoverheden. Op 1 juni jl. hebben de gemeenten, waterschappen en provincies mij een brief gestuurd18 – uw Kamer heeft daarvan een afschrift ontvangen. Zij benadrukken opnieuw de urgentie van de aanpak van klimaatadaptatie en vragen concreet te worden over substantiële rijksmiddelen daarvoor. Ik neem het signaal uit deze brief mee in de gesprekken die ik hierover al voer met VNG, IPO en UvW.

Op de begroting 2018 van mijn departement zijn beperkt middelen beschikbaar voor stimulering van klimaatadaptatie. Binnen de huidige kaders van de Waterwet is het niet mogelijk om geld uit het Deltafonds in te zetten voor bijdragen aan regionale maatregelen tegen wateroverlast. In het Regeerakkoord zijn geen aanvullende middelen geoormerkt voor klimaatadaptatie. Wel kunnen regio’s voor medefinanciering van klimaatadaptatie-opgaven voorstellen doen voor de middelen uit enveloppen uit het Regeerakkoord. De klimaatenvelop wordt ingezet voor ondersteuning van maatregelen die uitstoot van CO2 verminderen. Daarin kan klimaatadaptatie een nevendoel zijn, bijvoorbeeld waar het gaat om programma’s voor ander landgebruik. Daarnaast is er de Regio Envelop19, bedoeld voor een eenmalige financiële bijdrage van het Rijk ten behoeve van Regio Deals.

Ik realiseer me dat de aanpak van klimaatadaptatie een urgente opgave is in de regio’s waarvoor een versnelling nodig is, zoals is opgenomen in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. Ik ben bereid om de decentrale overheden hierbij te ondersteunen. In de Stuurgroep Water van 4 juli a.s. wil ik met de koepels van medeoverheden bespreken of de Rijksinzet en inzet vanuit regio’s voldoende basis biedt voor het maken van bestuurlijke afspraken. Aanvullend op het al bestaande stimuleringsprogramma van totaal 5 miljoen euro (2018 – 2022), onderzoek ik de mogelijkheden om binnen de begroting ruimte vrij te maken voor een substantiële verhoging van deze stimuleringsgelden voor de jaren 2019 en 2020. Ik zal uw Kamer hierover in de aanloop naar de behandeling van de begroting 2019 nader informeren. Dit stimuleringsgeld is bedoeld om te faciliteren dat de overheden hun stresstesten en risicodialogen goed van de grond krijgen, zodat in 2020 de opgave in uitvoeringsagenda’s landsdekkend in beeld is, en om kennis te ontwikkelen en te delen die daarbij behulpzaam is, onder andere in pilotprojecten.

Tevens wil ik in overleg met uw Kamer een wijziging van de Waterwet voorbereiden om een bijdrage uit het Deltafonds juridisch mogelijk te maken in een tijdelijke impulsregeling voor de versnelling van de aanpak van wateroverlast in de regio’s. Deze wetswijziging duurt ongeveer 1,5 à 2 jaar en loopt dus parallel aan het proces van stresstesten en risicodialogen, uitmondend in uitvoeringsagenda’s. Dit biedt ook de ruimte om in nader overleg met uw Kamer te bepalen welke middelen uit komende investeringsruimte in het Deltafonds hiervoor beschikbaar kunnen worden gemaakt, in de bredere bestedingsafweging met waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit.

Regio’s die in de tussenliggende periode programma’s hebben die uitvoeringsgereed zijn en daarvoor substantieel extra geld vragen, kunnen voor medefinanciering voorstellen aanmelden voor de middelen uit enveloppen van het Regeerakkoord. Onlangs bent u geïnformeerd over het vervolgproces van de regio-deals en de inzet van middelen daarvoor vanuit de Regio Envelop.

Overig

Toetsing Regionale keringen

Tijdens het Algemeen Overleg van 24 juni 2015 heeft de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu gemeld dat de toetsing van regionale waterkeringen in beheer bij het Rijk in 2016 en 2017 zou plaatsvinden (Kamerstuk 29 697, nr. 48). In deze toetsing worden nu tevens de, als gevolg van de wijziging van de Waterwet per 1 januari 2017, voorheen primaire en thans regionale keringen meegenomen. Omdat ook de kunstwerken getoetst zullen worden en de voorbereiding meer tijd heeft gevraagd, zal de toetsing in 2018 en 2019 worden uitgevoerd. Met de toetsing is inmiddels een begin gemaakt.

Grondwater

Op 19 december 2017 heeft de Adviescommissie Water de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en mij een advies doen toekomen over grondwater. In oktober stuur ik uw Kamer een brief over bodem en grondwater waarbij ik dit advies zal betrekken.

Addendum Bestuursakkoord Water

Langs drie sporen werk ik toe naar bestuurlijke afspraken op het gebied van water. Naast de hierboven reeds genoemde afspraken op het gebied van waterkwaliteit en klimaatadaptatie, werk ik samen met de koepels ook aan een addendum op het huidige Bestuursakkoord Water. Daarin zullen we met name afspraken maken over een gezamenlijke aanpak en verbeteringen van de cyberveiligheid van de watersector.

Ex post doelmatigheidsonderzoek

In de beleidsdoorlichting waterkwantiteit in 2014 is geconcludeerd dat er te weinig aandacht was voor de vraag of het waterveiligheidsbeleid ex post doelmatig is geweest. In de beleidsreactie (Kamerstuk 32 861, nr. 6) is aan uw Kamer toegezegd om na te gaan of hierin verbeterstappen mogelijk zijn. Vanuit mijn ministerie is dit actief opgepakt door opdracht te geven een methode te ontwikkelen waarmee achteraf een beeld van de doelmatigheid kan worden verkregen, die in een pilotstudie is toegepast om te toetsen of deze methode goed toepasbaar is en een adequaat beeld oplevert. Voor het doelmatigheidsoordeel wordt nagegaan of een project binnen tijd en budget, de beoogde doelstellingen en nevendoelstellingen heeft behaald. De betreffende rapporten van Blueconomy (2016) en Ecorys (2018) vindt u bijgevoegd20.

In de pilotstudie zijn de projecten uiterwaardvergraving Nederrijn uit het programma Ruimte voor de Rivier en Hondsbossche en Pettemer Zeewering uit het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma onderzocht. Beide projecten blijken doelmatig te zijn gerealiseerd: de doelstellingen zijn binnen het geraamde budget en op tijd gerealiseerd. In de pilotstudie is verder geconstateerd dat de onderzoeksmethode goed bruikbaar is om achteraf een beeld te geven of een project doelmatig is gerealiseerd. Ik constateer dat een adequate en goed toepasbare methode is ontwikkeld waarmee we meer en beter invulling kunnen gaan geven aan ex post doelmatigheidsonderzoek.

Hoewel de methode door Blueconomy zelfstandig is ontwikkeld, blijkt dat deze dezelfde elementen gebruikt als die worden genoemd in de Aanwijzingen voor de eindevaluatie ter beëindiging van de grootprojectstatus uit de Regeling Grote Projecten. Hoewel in deze eindevaluatie van de grote projecten geen afzonderlijk oordeel wordt gegeven over doelmatigheid, kan worden vastgesteld dat op grond van de eindevaluatie de informatie beschikbaar is om in de volgende beleidsdoorlichting, die in 2020 wordt gestart, tot een oordeel over doelmatigheid van het beleid te komen. De benodigde informatie is al beschikbaar voor Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. Ook het oordeel over de doelmatigheid van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma kan bepaald worden op grond van de uitkomsten van de eindevaluatie, nadat uw Kamer daarom heeft verzocht.

Voor het nu lopende Hoogwaterbeschermingsprogramma wil ik in overleg met de programmadirectie bezien hoe de ontwikkelde methode actief kan worden gebruikt om de gerealiseerde doelmatigheid te onderzoeken voor een latere beleidsdoorlichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Handelingen II 2017/18, nr. 56, item 22

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
10

Kenmerk ENW-17–22, AcW-2017/309074

X Noot
11

Kenmerk DC-2018/796

X Noot
12

Reservering met ruimte voor ontwikkeling; Ruimtelijk Reserveren Rijnstrangen, Bestuurlijk Platform Delta Rijn, februari 2016

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
18

kenmerk 95748/LH

X Noot
19

Kamerstuk 29 697, nr. 48

X Noot
20

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven