Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 27 juni 2012, nr. IENM/BSK-2012/107338, tot de tijdelijke verstrekking van subsidies aan de Stichting Projecten Binnenvaart ten behoeve van de ontwikkeling en verspreiding van kennis op het terrein van de binnenvaart (Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, onderdelen a en c, en 3 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemene indirecte kosten:

loonkosten van het management, de secretariële en de boekhoudkundige ondersteuning, huisvestingskosten en kosten van aanschaf van computerapparatuur en kantoorbehoeften;

directe kosten:

kosten die een rechtstreekse relatie hebben met expertiseontwikkeling en innovatie bevorderende activiteiten op het terrein van de binnenvaart;

EICB:

onder de stichting ressorterend bureau voor expertise en innovatie ten dienste van de binnenvaartsector;

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

stichting:

Stichting Projecten Binnenvaart, gevestigd te Rotterdam.

Artikel 2

  • 1. De minister verstrekt de stichting jaarlijks een subsidie om het EICB in staat te stellen de kennisontwikkeling en de verspreiding van kennis op het terrein van de binnenvaart te versterken.

  • 2. Voor subsidie komen in aanmerking de gemaakte en betaalde directe kosten en de, op basis van bedrijfseconomisch aanvaardbare principes, rechtstreeks aan de in het eerste lid bedoelde activiteiten toe te rekenen algemene indirecte kosten.

  • 3. De stichting verstrekt het EICB geen middelen voor activiteiten die in concurrentie met derden worden ontplooid of zouden kunnen worden ontplooid.

  • 4. De subsidie wordt per boekjaar verleend.

Artikel 3

De subsidie voor de gezamenlijke directe en algemene indirecte kosten van de stichting ten behoeve van de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt tot 1 januari 2014 ten hoogste € 400.000,–, waarvan per boekjaar ten hoogste € 200.000,–.

Artikel 4

De subsidie voor de algemene indirecte kosten bedraagt jaarlijks een op basis van de begroting door de minister te bepalen percentage van de directe kosten en wordt vermeld bij de subsidieverlening.

Artikel 5

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 6

  • 1. De aanvraag van de subsidie voor de boekjaren 2012, onderscheidenlijk 2013, dient uiterlijk 1 maand na het van kracht worden van deze regeling, onderscheidenlijk uiterlijk 1 november 2012, te zijn ingediend bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

  • 2. De subsidieverlening geschiedt uiterlijk 13 weken na ontvangst van een subsidieaanvraag.

Artikel 7

Gevallen als bedoeld in artikel 4:50, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de minister de subsidieverlening kan intrekken of ten nadele van de stichting kan wijzigen, zijn:

  • a. de stichting krijgt voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens andere financiële bijdragen;

  • b. met de door de subsidie verstrekte gelden is vermogen gevormd;

  • c. de stichting is ontbonden;

  • d. de accountantscontrole mondt niet uit in een eenduidig oordeel omdat de stichting niet heeft voldaan aan artikel 10, eerste lid, dan wel uit de accountantsverklaring blijkt dat de gedeclareerde kosten niet subsidiabel zijn op grond van artikel 2;

  • e. het in artikel 4:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde activiteitenverslag voldoet niet aan artikel 4:80 van die wet.

Artikel 8

De stichting doet de minister onverwijld melding zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 9

  • 1. De minister kan de stichting voorschotten verlenen. Het voorschot bedraagt maximaal 80% van de toegekende subsidie.

  • 2. De bevoorschotting wordt gelijktijdig met de subsidieverlening gegeven.

Artikel 10

  • 1. De stichting draagt er zorg voor dat de externe accountant van de stichting en de minister of een door de minister aangewezen accountant te allen tijde kunnen controleren of de verleende subsidie is aangewend overeenkomstig deze regeling.

  • 2. De stichting voert haar administratie op een zodanige wijze dat onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a. de kosten die verband houden met de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • b. de kosten van andere activiteiten die de stichting, eventueel voor derden, uitvoert.

Artikel 11

  • 1. De accountantsverklaring bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voldoet aan het toepasselijke model van de accountantsverklaringen, zoals uitgegeven door een beroepsorganisatie als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De algemene uitgangspunten en specifieke vereisten voor de controle worden opgenomen in een bij de subsidieverlening gevoegd controleprotocol.

  • 2. De minister of een door hem aan te wijzen accountant kan een onderzoek uitvoeren bij de externe accountant van de stichting ter toetsing van de naleving van het controleprotocol. De kosten hiervan zijn voor rekening van de minister, tenzij van onjuistheden blijkt. Indien een review wordt gehouden wordt hierover overleg gevoerd met de stichting.

Artikel 12

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk 13 weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De minister stelt uiterlijk 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling is een vervolg op de Tijdelijke subsidieregeling Expertise- en innovatiecentrum binnenvaart, die 1 april 2012 eindigde, en komt inhoudelijk met die regeling vrijwel overeen. Deze regeling heeft een looptijd van twee jaar en is bedoeld om de bedrijfstak in staat te stellen gedurende die periode toe te groeien naar een situatie waarin deze in staat is zelf de ontwikkeling en verspreiding van kennis op het terrein van de binnenvaart te bekostigen.

Vaste verandermomenten

Ten behoeve van de continuïteit van de subsidieverstrekking is in overleg met de subsidieontvanger voor deze regeling afgeweken van de vaste momenten voor inwerkingtreding of wijziging van regelingen. Het kabinetsstandpunt ten aanzien van vaste verandermomenten biedt deze ruimte. In dit geval wordt aldus een aanmerkelijk nadeel voor de subsidieontvanger voorkomen omdat de bevoorschotting niet hoeft te worden opgeschort tot de regeling op een latere datum in werking is. Het vaste verandermoment kan bovendien zonder bezwaar gemist worden omdat de regeling tot stand is gekomen in overleg met de enige begunstigde.

Staatssteunaspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omdat de gesubsidieerde activiteiten van het EICB zonder winstoogmerk worden uitgevoerd en de resultaten daarvan op niet-discriminerende basis aan een ieder om niet ter beschikking worden gesteld. Artikel 2, derde lid, van de regeling verbiedt dat het EICB activiteiten verricht die in concurrentie met derden (zouden kunnen) worden ontplooid. Daarmee is beoogd uit te sluiten dat hier sprake kan zijn van (potentiële) economische activiteiten. Een systematische aanpak van kennisverbetering en innovatie in de binnenvaart is mede door de kleinschaligheid van het merendeel van de bedrijven in deze sector tot dusver niet van de grond gekomen. Voor de te subsidiëren activiteiten is door de markt in elk geval geen belangstelling getoond.

Administratieve lasten

De administratieve lasten blijven ten opzichte van de geëindigde regeling gelijk, dat wil zeggen jaarlijks circa 0,8% van het totale jaarlijkse subsidiebedrag van ten hoogste € 200.000,–.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Onder directe kosten moeten hier worden verstaan de loonkosten van het personeel dat zich inhoudelijk bezig houdt met de gesubsidieerde activiteiten, de kosten van kenniskringen, kosten voor publicaties en voorlichting, advieskosten en kosten van onderzoek, die een rechtstreekse relatie hebben met expertiseontwikkeling en innovatie in de binnenvaart.

Artikel 2

In dit artikel zijn de te subsidiëren activiteiten alsmede de subsidiabele kosten daarvan aangegeven. Bij de in het eerste lid genoemde activiteiten moet gedacht worden aan:

  • bemensen van een centraal loket voor kennisvragen op het terrein van binnenvaart;

  • vormen van en participeren in voor de binnenvaart relevante kennisnetwerken;

  • geven van voorlichting;

  • stimuleren van bewustwording over het nut van kennis en innovatie binnen de sector;

  • bevorderen van samenwerking tussen binnenvaartorganisaties en kennisinstellingen;

  • initiëren van onderzoek waarvan de resultaten voor een ieder beschikbaar zijn en ten goede komen aan de gehele binnenvaartsector;

  • andere activiteiten die daarmee verband houden of daartoe bevorderlijk zijn, zoals formuleren van onderzoeksvragen.

Om te voorkomen dat de subsidie wordt aangemerkt als staatssteun is het noodzakelijk dat het EICB geen (potentiële) marktactiviteiten verricht, zodat het niet wordt aangemerkt als ondernemer in Europeesrechtelijke zin. Derhalve verbiedt het derde lid dat het EICB (potentiële) marktactiviteiten uitvoert. Indien hieraan niet wordt voldaan kan de subsidieverlening worden ingetrokken of gewijzigd op grond van artikel 4:48, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 3

Teneinde de regeling beheersbaar te houden zijn in dit artikel de totale en jaarlijkse subsidieplafonds genoemd. Alle bedragen zijn inclusief BTW.

Artikel 4

Teneinde de berekening van het subsidieplafond voor de algemene indirecte kosten niet onnodig gecompliceerd te maken wordt hiervoor jaarlijks een percentage van de directe kosten vastgesteld. Hierdoor kan jaarlijks bezien worden of dit percentage verhoogd of verlaagd moet worden. Dit percentage wordt bij de subsidieverlening vermeld.

Artikel 5

Door te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverstrekking geregeld. Het betreft hier voorschriften met betrekking tot de aanvraag (artikelen 4:60–4.65 Awb), de verplichtingen van de stichting (artikelen 4:68–4:72 Awb) alsmede de subsidievaststelling (artikelen 4:73–4:80 Awb). Uiteraard laat dit onverlet dat overige bepalingen van de Awb eveneens van toepassing zijn.

Artikel 6

Op grond van artikel 4.61, eerste lid, van de Awb is de stichting verplicht bij de subsidieaanvraag een activiteitenplan met een daarbij behorende begroting in te dienen. Op de inhoud van de begroting is artikel 4:63 Awb van toepassing, hetgeen voor de onderhavige regeling betekent dat de begroting van de kosten van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten een raming dient te bevatten van de directe kosten, waaronder begrepen de kosten van de personele bezetting, kosten van inhuur van expertise, promotiekosten, reis- en verblijfskosten, onderhoudskosten van een datasysteem, kosten van kenniskringen en kosten van door derden uit te voeren onderzoek.

Tevens bevatten de begrotingen voor de in artikel 2, eerste lid, bedoelde activiteiten een gespecificeerde raming van de soorten indirecte kosten die zijn aangegeven in artikel 1, zodat op basis daarvan het voor deze kosten geldende percentage van de directe kosten kan worden bepaald. Zie hiervoor ook de toelichting op artikel 4.

In het tweede lid is uitvoering gegeven aan de aanwijzing voor de subsidieverstrekking nr. 17, eerste lid.

Artikel 7

Het onderhavige artikel bevat de op grond van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb te bepalen gevallen, op grond waarvan een subsidie kan worden ingetrokken of gewijzigd zolang de subsidie niet is vastgesteld.

Artikel 8

In dit artikel is uitvoering gegeven aan de aanwijzing voor de subsidieverstrekking nr. 16, eerste lid.

Artikel 9

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de stichting voorschotten kunnen worden verleend. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 van de Awb). Eventueel kunnen subsidieverlening en voorschotverlening in één beschikking worden gecombineerd.

In het tweede lid is uitvoering gegeven aan de aanwijzing voor de subsidieverstrekking nr. 18, onderdeel c. De hoogte van de bevoorschotting is gebaseerd op hetgeen in de voorgaande jaren gebruikelijk was op grond van de geëindigde subsidieregeling.

Artikel 10

Het eerste lid verplicht de stichting een ordelijke en inzichtelijke administratie te voeren opdat het werk van de accountant niet onnodig wordt belemmerd dan wel geheel of ten dele onmogelijk is. Indien dit niet het geval is kan de subsidie op grond van artikel 7, onderdeel d, worden ingetrokken of verlaagd.

Op grond van het tweede lid dient bij het voeren van de administratie onderscheid te worden gemaakt tussen de kosten en middelen die verband houden met de werkzaamheden van de stichting als programmabureau voor expertiseontwikkeling, als programmabureau voor de uitvoering van het Innovatieprogramma Binnenvaart en de overige activiteiten van de stichting, in die zin dat deze kosten- of middelencategorieën afzonderlijk en controleerbaar uit de administratie blijken. Op grond van artikel 4:69, tweede lid, van de Awb worden de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaar bewaard.

Artikel 11

Dit artikel is een praktische uitwerking van artikel 4:79 van de Awb. Aangezien accountants als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van  2 van het Burgerlijk Wetboek gebonden zijn aan controlevoorschriften en voorgeschreven model-verklaringen van hun beroepsorganisaties wordt geen protocol met modelverklaring in deze regeling opgenomen. In plaats daarvan wordt hier dynamisch verwezen naar de toepasselijke modelaccountantsverklaring en aangegeven dat te zijner tijd een actueel controleprotocol bij de verleningsbeschikking zal worden uitgegeven.

De accountantsverklaring betreft ingevolge artikel 4:78 van Awb het financiële verslag en het activiteitenverslag van de stichting. De accountantsverklaring wordt met beide verslagen ingediend bij de jaarlijkse aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12

In dit artikel is uitvoering gegeven aan de aanwijzing voor de subsidieverstrekking nr. 17, leden 6 en 7.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven