33 009 Innovatiebeleid

Nr. 49 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 februari 2018

In het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» wordt een stapsgewijze verhoging van het budget voor toegepast onderzoek aangekondigd1. Het betreft hier een intensivering die oploopt tot € 200 miljoen in 2020. Onderdeel daarvan is een extra investering bij grote technologische instituten die aantoonbaar aan marktbehoeften tegemoet komen en publiek-private samenwerking bij universiteiten en hogescholen met focus op bèta en techniek. Van deze intensivering zal € 150 miljoen via EZK lopen; de resterende € 50 miljoen loopt via OCW.

Met deze brief geef ik invulling aan de motie van het lid Veldman c.s. (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 64), waarin het Kabinet wordt verzocht voor het eerstvolgende AO Innovatiebeleid duidelijkheid te geven over de besteding van de middelen in 2018. Daarnaast geef ik in deze brief op hoofdlijnen aan hoe ik de opgaven uit het Regeerakkoord wil gaan uitwerken voor 2019 en verder.

Zowel overheid als bedrijfsleven staan de komende jaren voor grote uitdagingen. Alleen met een samenhangende gezamenlijke aanpak van kennisinstellingen, bedrijfsleven, waaronder het MKB, en de overheid is het mogelijk passende antwoorden te formuleren. Ik stel daartoe extra middelen beschikbaar voor toegepast onderzoek en innovatie. Daarbij zoek ik waar mogelijk verbinding met de Nationale Wetenschapsagenda. Het Regeerakkoord biedt ruimte voor een extra investering van 75 miljoen euro (in 2018) in toegepast onderzoek via EZK. In het verlengde van het Regeerakkoord zet ik voor 2018 in op drie onderwerpen:

  • 1. Een investering bij grote technologische instituten die aantoonbaar aan marktbehoeften tegemoet komen (42 miljoen euro);

  • 2. versterking van publiek-private samenwerking;

  • 3. versterking van het MKB in het innovatiebeleid, via uitbreiding van de MKB Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) en de innovatiekredieten voor het MKB; gekoppeld hieraan zet ik in op ondersteuning van startups, voortzetting van het Techniekpact en het versterken van de rol van de overheid als launching customer via de SBIR.

Hierbij geldt dat 2018 een transitiejaar is. Het is raadzaam om snel te beginnen en 2018 niet onbenut te laten. Daarom zal ik in 2018 zoveel mogelijk de bestaande instrumenten, instituten en agenda’s gebruiken.

1) Versterking van de kennisbasis van de instituten voor toegepast onderzoek

De instituten voor toegepast onderzoek (TO2) spelen een cruciale rol in de ontwikkeling, verspreiding en toepassing van kennis. Een hoogwaardige en stevige kennisbasis bij deze instituten is essentieel voor het vinden van oplossingen voor maatschappelijke thema’s en economische uitdagingen alsmede voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën – zoals kwantum, fotonica en nanotechnologie. In 2018 geef ik daarom prioriteit aan de versterking van de kennisbasis van de instituten voor hun drie kerntaken2. Hiertoe verhoog ik de Rijksbijdrage aan de 6 TO2-instituten met € 42 mln. De verdeling van de middelen over de TO2-instellingen is mede gebaseerd op de mate waarin instellingen aansluiten bij marktbehoeften. Dit betekent dat instituten met een sterke vraag uit de markt relatief meer middelen ontvangen dan hun relatieve aandeel in de Rijksbijdrage. Daarmee geef ik ook gehoor aan de oproep uit de evaluatie van de TO2-instellingen door de Commissie Schaaf om te investeren in kennisgebieden waarin Nederland kan excelleren. Ik vind het daarbij belangrijk dat de TO2 instellingen, conform de aanbevelingen van de commissie Schaaf, ook nadrukkelijk aandacht besteden aan maatschappelijke thema’s waar (nog) geen directe vraag is vanuit de bedrijven.3. Tenslotte wordt met deze verdeling gericht ingezet op het versterken van de kennisbasis, waarbij een richtinggevende ondergrens van 15% rijksbijdrage van de omzet het uitgangspunt is.

Ik zal de TO2-instituten vragen om op zo kort mogelijke termijn een beknopt bestedingsplan op te stellen voor deze intensivering van € 42 mln. op basis van de kennis- en innovatieagenda’s van de departementen en de topsectoren, en waar mogelijk aan te sluiten bij de Nationale Wetenschaps Agenda. Op basis van dat bestedingsplan zal ik met betrokken departementen de definitieve aanwending vaststellen.

Op verzoek van uw Kamer heeft de Minister van EZK met de Minister van OCW gesproken over de intensivering uit het Regeerakkoord van twee maal € 50 miljoen (in 2018 en 2019) voor wetenschappelijke onderzoeksinfrastructuur. De Minister van OCW zal zich inzetten voor het in aanmerking laten komen van een deel van deze middelen voor de brede kennisketen, waaronder TO2-instellingen.

2) Versterking van publiek-private samenwerking (PPS)

Het topsectorenbeleid is de afgelopen jaren succesvol geweest in het versterken van de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven. Hierbij is onder andere ingezet op het stimuleren van private financiering voor onderzoek met publieke kennisinstellingen, onder meer via de PPS-toeslag. Hoewel de PPS-toeslag wordt verkregen op basis van de private bijdragen aan publiek onderzoek, slaat de aanwending ervan neer bij publieke kennisinstellingen (en dus niet bij het bedrijfsleven). Zo ontvangen universiteiten 25% van de PPS-toeslag, TO2-instellingen 38% en UMC’s, en instituten als Holst, DPI, M2I, Wetsus, NWO-onderdelen zoals TTW en hogescholen gezamenlijk 31%. De private bijdrage aan dit publieke onderzoek is de laatste jaren gestegen naar iets meer dan € 500 mln. Hiermee is het bedrijfsleven een belangrijke financier van de kennisontwikkeling bij publieke kennisinstellingen geworden. In de evaluatie van de PPS-toeslag wordt dan ook aanbevolen om de PPS-toeslag te continueren. Het budget voor de regeling moet daartoe op voldoende niveau worden gebracht. Hiervoor trek ik in 2018 vanwege de stijgende grondslag € 11 mln. uit.

Daarnaast blijkt uit de evaluatie dat het wenselijk is het huidige toeslagpercentage te verhogen. Het rapport Wetenschap, Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (juli 2016) adviseert eveens om het toeslagpercentage te verhogen, vanuit de steeds grotere behoefte aan lange termijn samenwerkingsverbanden. Dit is van belang voor kennisinstituten als Holst, Wetsus, QuTech en RegMedXB en voor publiek-private consortia zoals het Chemical Building Blocks Consortium en Oncode, die sterk afhankelijk zijn van private cofinanciering en de hiermee gepaard gaande pps-toeslag. Daarom wordt in 2018 de pps-toeslag verhoogd van de huidige 25% naar 30%. Hiervoor trek ik in 2018 € 4 mln. uit.4

Voor Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) leidt een verhoging van het percentage niet tot een extra investering in publiek onderzoek, omdat de bijdrage van de ANBI’s wordt begrensd door een plafond van € 75 mln5. Om die reden stel ik voor het toeslagpercentage voor ANBI-instellingen op 25% te handhaven, maar wel het plafond te verhogen van de huidige € 75 mln. naar € 90 mln. in 2018. Van deze verhoging van het plafond, in combinatie met een gelijkblijvend percentage, wordt een sterker stimulerend effect verwacht dan van het louter verhogen van het toeslagpercentage. Deze maatregel kost in 2018 € 0,63 mln.; bij ongewijzigd beleid zal de maatregel structureel € 3,75 mln kosten. Dit is al verdisconteerd in de hierboven genoemde kosten voor ophoging van het toeslagpercentage.

3) Versterken innovatiekracht MKB

Innovatieve MKB-bedrijven hebben een belangrijke rol bij de totstandkoming en toepassing van innovaties op het vlak van maatschappelijke uitdagingen. Om de rol van het MKB te versterken, wordt het budget voor de MIT en het Innovatie-krediet verhoogd. De MIT wordt in 2018 verruimd van € 35 mln. In 2017 naar

€ 40 mln. in 2018. Dit gaat gepaard met € 2 mln. extra kasuitgaven in 2018. Mijn inzet is daarbij om met de extra Rijksmiddelen ook extra inzet vanuit de provincies voor mkb-innovatie uit te lokken. Het budget voor het Innovatiekrediet wordt verhoogd met € 8,5 mln. in 2018, waardoor de ruimte voor kredietverlening stijgt van € 60 naar € 70 mln. Daarnaast zet ik € 7,5 mln. in voor Startups, voor de voortzetting van het Techniekpact, voor versnelling van de kennisdeling met betrekking tot digitalisering in het mkb en voor Small Business Innovation Research (SBIR; een aanpak voor innovatief inkopen), waarbij deze laatste primair wordt gericht op de maatschappelijke thema’s. Daarbij kan ook worden ingezet op fieldlabs, learning communities en experimenten. De middelen voor het versterken van de innovatiekracht van het MKB dragen ook bij aan invulling van de moties van de leden Amhaouch en Van der Lee (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 81) om de brede kennisverspreiding naar het mkb door toegepaste kennisorganisaties te onderzoeken, de motie van het lid Amhaouch (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 82) om te onderzoeken hoe best practices vanuit het brede mkb met betrekking tot digitalisering opgeschaald kunnen worden en de motie van het lid Paternotte c.s. nr. 126 (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 126) om een deel van de intensiveringen te reserveren voor SBIR-oproepen voor grote maatschappelijke thema’s uit het Regeerakkoord. De intensiveringen voor de innovatiekracht van het MKB bedragen in totaal € 18 mln. in 2018.

Vernieuwde aanpak voor 2019 en verder

De komende maanden zal ik ook de in het Regeerakkoord aangekondigde vernieuwing van het topsectorenbeleid uitwerken. Een sterkere focus op de economische kansen van een aantal grote maatschappelijke thema’s is daarbij het centrale uitgangspunt. Hierbinnen zijn het op peil houden van een stevige kennisbasis en publiek-private samenwerking centrale vertrekpunten. In overleg met de betrokken departementen zal ik de samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid en de gezamenlijke sturing hierop optimaal inrichten. Inzet is het realiseren van concrete opgaven die beleidsmatig en maatschappelijk zijn ingebed. Ook zal ik verdere mogelijkheden voor beleidsmatige en doelmatigheidsverbetering van de PPS-toeslagregeling bezien.

Tenslotte wil ik MKB en startups en uitdagers een sterkere positie geven in het opstellen en uitvoeren van publiek-private programma’s.

Deze aanpak zal de komende periode met departementen en maatschappelijk stakeholders worden uitgewerkt. Daarbij zal specifiek ook aandacht uitgaan naar de economische kansen van maatschappelijke thema’s die nu nog niet expliciet in het topsectorenbeleid zijn geborgd. Voor de zomer zal ik gezamenlijk met de Minister van EZK uw Kamer hierover informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Bijlage 1: Financiële verdeling investeringen van € 75 mln.

TO2

€ 42 mln. waarvan

TNO + ECN

€ 19 mln.

Marin

€ 2,7 mln.

NLR

€ 2,9 mln.

Deltares

€ 4,2 mln.

WR

€ 13,2 mln.

PPS

€ 15 mln. waarvan

Versterking PPS regeling

€ 11 mln.

Verhoging % van 25% naar 30%

€ 4 mln.

Versterking MKB

€ 18 mln. waarvan

MIT

€ 2 mln.

Innovatiekrediet

€ 8,5 mln.

Startups/SBIR/Techniekpact/Valorisatie

€ 7,5 mln.


X Noot
1

Deze nieuwe middelen voor toegepast onderzoek zijn in aanvulling op de reeds bestaande middelen voor Onderzoek en Innovatie die zijn vastgelegd in de begrotingen van de betrokken departementen. De publieke en private middelen die betrekking hebben op publiek private samenwerking in de topsectoren zijn vastgelegd in het Kennis- en Innovatiecontract 2018–2019, zie www.topsectoren.nl. Hierin leggen de partners uit de topsectoren samen jaarlijks ca. 2,4 miljard in, waarvan ca. 1,3 miljard vanuit private en ca. 1,1 miljard vanuit publieke middelen. Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34.

X Noot
2

Het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vragen en ondersteuning van overheidstaken- en beleid. Hieronder vallen ook wettelijke taken; b. het ontwikkelen, toepassen en verspreiden van kennis voor het versterken van de innovatiekracht en concurrentiepositie van Nederland, in het bijzonder voor de topsectoren; c. het beheren van strategische onderzoeksfaciliteiten.

X Noot
3

Kamerstuk 32 637, nr. 274. Een uitgebreidere kabinetsreactie op de evaluatie van de commissie Schaaf ontvangt u separaat. (Kamerstuk 32 637, nr. 301).

X Noot
4

Het totale kasbeslag van het op niveau houden en de verhoging van de PPS-toeslag zal -bij ongewijzigd beleid – in de jaren daarna oplopen naar circa € 51 mln in 2022.

X Noot
5

Het plafond betreft de PPS-programmatoeslag, die wordt verstrekt op basis van reeds uitgegeven private bijdragen aan onderzoek met kennisinstellingen. Sinds december 2017, kunnen ANBI’s daarnaast, net als andere partijen, gebruikmaken van de PPS-projecttoeslag (op basis van vastgelegd toekomstig privaat commitment). Hiertoe is in december voor ANBI’s in de PPS-toeslag een plafond voor projecttoeslag geïntroduceerd a € 8 mln.

Naar boven