14 Dierproeven

Aan de orde is het VAO Dierproeven (AO d.d. 03/12). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Landbouw en Visserij van harte welkom. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad over dierproeven. We hebben verschillende kansrijke ontwikkelingen met de staatssecretaris besproken en zij heeft beloofd, daarmee aan de slag te gaan en voor de zomer een tweede voortgangsrapportage van haar plan van aanpak naar de Kamer te sturen. Complimenten en dank daarvoor. 

Ik wil haar allereerst vragen om een nieuw oordeel over een reeds ingediende maar aangehouden motie van de PvdD, namelijk om inderdaad concrete doelen aan te geven. Ik overhandig deze motie, zodat zij bij de staatssecretaris terechtkomt. Ik wil deze motie in stemming brengen en ik ben benieuwd naar het oordeel van de staatssecretaris hierover. 

Over het enige verschilpunt dat we tijdens het algemeen overleg overhielden, wil ik nog een motie indienen. In Nederland worden veel meer dieren opgeofferd voor proefdieronderzoek dan in de persberichten van de NVWA naar buiten komt. Als je het rapport leest, kun je wel zien dat het om bijna 1,1 miljoen dieren ging in het afgelopen jaar, maar in het nieuws werd alleen maar gesproken over 526.000 dierproeven. Dat geeft een vertekend beeld en het doet ook geen recht aan de inzet van de staatssecretaris om het aantal dieren terug te brengen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in zijn persberichten over de jaarrapportage over dierproeven altijd alleen het aantal dierproeven vermeldt en niet het totaal aantal dieren dat in het kader van proefdieronderzoek is opgeofferd; 

constaterende dat vanwege het sterk groeiende aantal dieren dat in laboratoria "in voorraad" wordt gedood, vooral als gevolg van genetische manipulatie, het aantal proefdieren dat jaarlijks in Nederland wordt opgeofferd inmiddels rond de 1,1 miljoen ligt, maar dat dit gegeven nauwelijks bekend is, omdat in de persberichten van de overheid slechts gesproken wordt over het aantal dierproeven, namelijk 526.000 in 2013; 

constaterende dat zo een vertekend beeld bestaat over het proefdiergebruik in Nederland; 

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat in de overheidscommunicatie over dierproeven ook gesproken wordt over het totaal aantal dieren dat in het kader van proefdieronderzoek wordt opgeofferd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 37 (32336). 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg over dierproeven hebben we het ook gehad over proeven op apen. Wij zullen het afbouwen daarvan scherp in de gaten houden, maar desalniettemin zijn wij tevreden met de inzet van de staatssecretaris om het aantal dierproeven te verminderen. Het is goed dat de staatssecretaris ook openstaat voor het standpunt van de groeiende groep wetenschappers die het nut van dierproeven in twijfel trekken en zeggen dat het wel 80% tot 100% minder kan. Ik heb geen moties, omdat de staatssecretaris heeft toegezegd om hiervoor met een ambitieuze agenda te komen om daadwerkelijk het aantal dierproeven te verminderen. Wel wil ik de staatssecretaris vragen, een aantal zaken daarin mee te nemen. 

Ik wijs allereerst op het onderzoek naar dierproeven en de biofarmaceutica van Van Meer. Hij zegt dat deze geen meerwaarde hebben. Het gaat hier om specifieke geneesmiddelen. Wetenschapper Ritskes-Hoitinga heeft bovendien gezegd dat heel veel onderzoeken nooit door de Ethische commissie Dierproeven hadden mogen komen, omdat ze niet voldoen aan de meest basale eisen voor wetenschappelijk onderzoek, maar dat ze er toch doorheen zijn gekomen. Wil de staatssecretaris onderzoeken hoe dit kan? Bijna 90% van de dierproeven vindt plaats zonder verdoving. Is hier daadwerkelijk sprake van een "nee, tenzij"-beleid? Is de staatssecretaris bereid, deze drie specifieke punten in haar brief mee te nemen? 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Mijn favoriete staatssecretaris, mijn favoriete voorzitter en mijn favoriete onderwerp; wat wil je nog meer op deze prachtige dag? Dus heb ik ook een motie. 

De voorzitter:

Dat is een heel logisch antwoord, zegt de staatssecretaris. 

De heer Schouw (D66):

Om iedereen blij te maken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er in Nederland circa 1.600 apen worden gehouden voor wetenschappelijk onderzoek, waarvan ongeveer 1.500 bij het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk; 

constaterende dat in 2013 de motie-Graus (32336, nr. 18) is aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om de vermindering, vervanging en verfijning van het onderzoek met apen met spoed door te voeren; 

constaterende dat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een jaar na genoemde motie advies heeft uitgebracht over nut en noodzaak van het gebruik van niet-humane primaten als proefdier zonder specifieke afbouwscenario's in kaart te brengen; 

verzoekt de regering, voor het nieuwe beleid ten aanzien van niet-humane primaten als proefdier onafhankelijk advies in te winnen over mogelijke afbouwscenario's zodat in Nederland louter strikt noodzakelijk onderzoek op apen zal worden verricht, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 38 (32336). 

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. De Kamer heeft onlangs in een algemeen overleg uitgebreid over dierproeven gesproken. Naar aanleiding daarvan sta ik nu hier, niet om moties in te dienen maar om nogmaals te benadrukken dat Nederland op dierenwelzijnsgebied in Europa mijlenver vooroploopt. Wij moeten de staatssecretaris de ruimte en de rust geven om stappen te zetten in de verfijning, vervanging en vermindering. De VVD is ervan overtuigd dat nog meer regeltjes, kaders en extra opdrachten de staatssecretaris op dit dossier alleen maar zullen belemmeren. Laten wij eerst de evaluatie van de nieuwe Wet op de dierproeven afwachten en dan kijken of bijsturing nodig is. Kortom, wij zijn op de goede weg. Verdere bijsturing is nu niet nodig. Wij zullen pogingen om het huidige beleid nog verder aan te scherpen dan ook niet steunen. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Los van regels op het gebied van dierenwelzijn en al wat dies meer zij, mijn welgemeende complimenten voor de inzet van de staatssecretaris in het ongelooflijk ingewikkelde maar ongelooflijk belangrijke dossier van de dierproevenproblematiek. Ook mijn complimenten voor haar inzet voor de dierenwelzijntop. Deze woorden heb ik heel graag willen melden. 

De voorzitter:

Die hadden wij nooit willen missen. Kan de staatssecretaris meteen antwoord geven? 

Staatssecretaris Dijksma:

Geef me twee minuutjes. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Voordat ik mijn oordeel zal geven over de twee moties die zijn ingediend en de motie die nieuw leven is ingeblazen, zou ik graag nog een paar concrete antwoorden willen geven op de vragen van de heer Bashir. Het klopt wat hij zegt: ik ben inderdaad van plan om ook het komende jaar weer ambitieuze doelstellingen te behalen om het aantal dierproeven te verminderen. Dat geldt ook voor het aantal dieren dat op voorraad wordt gehouden voor eventueel gebruik voor dierproeven, maar die in de praktijk gelukkig niet vaak gebruikt worden. Ik zal met een aantal kritische wetenschappers het gesprek aangaan en hen betrekken bij het zoeken naar alternatieven en de mogelijkheden om tot vermindering van dierproeven te komen. Daarnaast kijk ik specifiek naar het onderzoek voor biofarmaceutica. Op het biofarmaceutisch onderzoek kunnen we echter niet zomaar een verbod leggen, want het is van belang voor het geneesmiddelenonderzoek. Soms zijn er wettelijke internationale verplichtingen waaraan we ons moeten houden. Als blijkt dat er mogelijkheden zijn om ook voor dit onderzoek alternatieven te vinden, zal ik proberen om dat internationaal te agenderen. Ik zal proberen om het internationaal geregeld te krijgen, zodat we het alternatief voor de dierproeven bevorderen. In die zin zou ik het verzoek willen oppakken. Ik wil er dus mee aan de slag gaan, maar dat is dan een inspanningsverplichting, omdat we soms gewoon aan regelgeving vastzitten. 

Mevrouw Ouwehand heeft een motie ingediend waarin ze eigenlijk vraagt om het een en ander te regelen voor de persberichten van de NVWA. In het jaarverslag staat een passage die gaat over de wijze waarop we in Nederland met dierproeven omgaan. Hierin staat het aantal dieren vermeld dat daadwerkelijk betrokken is bij dierproeven, alsook het aantal dieren dat in voorraad wordt gehouden. Ik vind het echt te ver gaan, zo zeg ik hier ook maar, om de Kamer te laten bepalen hoe de persberichten van de NVWA moeten worden opgesteld. De rapporten zijn openbaar. Er is ook beslist veel discussie over de dieren die in voorraad worden gehouden. Dat bespreken we hier gewoon, daar is niets geheims aan. We kijken ook gezamenlijk hoe we het aantal dieren kunnen terugdringen. Deze manier van inbreuk plegen op de wijze waarop een overheidsdienst zijn persberichten moet opstellen, vind ik te ver gaan. Om die reden ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Eén vraag, mevrouw Ouwehand. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hoe beoordeelt de staatssecretaris het feit dat in de nieuwscycli juichend wordt gedaan over de daling van het aantal dierproeven — vorig jaar waren het er 526.000 — maar dat hier op geen enkele manier naar voren komt dat het totaal aantal dieren rond de 1,1 miljoen ligt? Dat is jammer. Sinds 2008 hebben we in de Kamer geprobeerd om dit onderwerp te agenderen. Sinds 2013 hebben we het hier in Den Haag pas echt serieus over het terugdringen van het totaal aantal dieren. Vindt de staatssecretaris niet dat het gaat om het aantal dieren? Het gaat niet om de administratieve en bureaucratische indeling in categorieën. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het is geen administratieve indeling. Het gaat heel nadrukkelijk over dieren die wel of niet gebruikt worden voor een dierproef. Dat gaat veel verder dan een administratieve indeling. We zijn er vanaf 2013 volop mee bezig met elkaar. Dat is beslist geen geheim. Mevrouw Ouwehand kent mijn ambities op dit dossier om een trendbreuk te realiseren van het aantal in voorraad gehouden dieren. Daar communiceer ik ook over. Ze moet ons echter niet de mogelijkheid ontnemen om ook eens positief te communiceren als we zien dat het aantal dierproeven in Nederland met 10% is gedaald. Ik vind het te ver gaan om vanuit de Kamer te bepalen op welke wijze wij die openbare informatie aan de mens mogen brengen. 

De voorzitter:

Gaat u verder met de tweede motie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is de reeds ingediende en aangehouden motie waarin wordt gevraagd om in de tweede voortgangsrapportage concrete doelen op te nemen. Ik heb in het debat gezegd dat ik wil overwegen om dit te doen. In die zin voel ik een inspanningsverplichting om in overleg met wetenschappers te bezien of het mogelijk is om een doel te stellen. Maar eigenlijk zegt mevrouw Ouwehand in deze motie: u moet het doen. Dat is misschien een subtiel verschil, maar voor mij is het wel een belangrijk verschil. Daarom ontraad ik deze motie. Die inspanningsverplichting voel ik echter wel. Ik heb die de Kamer ook toegezegd. Ik vraag mevrouw Ouwehand of het niet verstandiger is om de motie nog steeds even aan te houden en pas in het debat, waarin we ook een antwoord formuleren op de vraag of het lukt om zo'n doelstelling in het leven te roepen, te bepalen of ze daar wel of niet tevreden mee is. 

De voorzitter:

We hebben het over de motie op stuk nr. 80 (33750-XIII), ingediend op 7 november 2013. Mevrouw Ouwehand heeft een vraag aan u. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb nu de keuze uit twee dingen: ik houd de motie aan of ik pas haar toch nog ietsje aan zodat ze wel in overeenstemming is met wat de staatssecretaris wil doen, namelijk duidelijk maken welke doelen redelijk zouden kunnen zijn in die tweede voortgangsrapportage. Als ik de motie zo wijzig, dan zou het ondersteuning van haar beleid zijn. Dan gaat het dus niet om concrete doelen maar om duidelijk maken welke doelen de staatssecretaris na overleg met het veld al dan niet voor zich ziet. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, maar op zichzelf heb ik daar geen motie voor nodig, want ik heb dat de Kamer al toegezegd. Ik heb gezegd dat ik wil beoordelen of het mogelijk is om concrete doelstellingen te formuleren. Dat is de formulering waar ik nu even bij wil blijven. Ik kan niet overzien hoe die motie er dan alsnog weer uit gaat zien. Ik zou dus zeggen: u moet er gewoon even op vertrouwen dat ik dat ga doen. Als ik dat niet goed genoeg doe, weet mevrouw Ouwehand mij altijd weer als eerste te vinden. 

De voorzitter:

De vraag aan mevrouw Ouwehand blijft wat ze met de motie gaat doen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De coalitiepartners schreeuwen: "Aanhouden!" De staatssecretaris zegt: ik heb geen motie nodig. 

De voorzitter:

Nou, houd ons niet langer in spanning! 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar ik had deze al wel een poosje geleden ingediend, hè. Als de staatssecretaris nu dus doet wat ik van haar vraag, dan was dat wel degelijk ook omdat wij dat eerder hebben geagendeerd. Ik denk er nog even over na. U hoort het voor de stemmingen. 

De voorzitter:

Maar vooralsnog is ze ingediend. De eerder aangehouden motie is dus bij dezen ingediend. 

Staatssecretaris Dijksma:

Laat er geen misverstand over bestaan, mijn advies blijft in dat geval dus: ontraden. 

De voorzitter:

Ja. Dit was dus de motie op stuk nr. 80 (33750-XIII). We gaan nu naar de motie op stuk nr. 38, die vandaag is ingediend door de heer Schouw. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is de motie van het lid Schouw. Ook hierover hebben we uitvoerig gedebatteerd. We hebben vastgesteld dat het goed zou zijn om veel meer informatie te delen met de Kamer over wat er precies bij het Biomedical Primate Research Centre gebeurt. We hebben ook vastgesteld dat we begin volgend jaar die informatie aan de Kamer toesturen en dat zij dan heel precies kan beoordelen of ze dat inderdaad wel nuttig onderzoek vindt, of niet. De transparantie waarom de heer Schouw in dat debat vroeg, heeft hij dus gekregen. De suggestie dat er geen onafhankelijk advies is geweest, klopt niet. De KNAW is namelijk onafhankelijk. Ik moet de heer Schouw daarom vragen of hij niet bereid is om, ook gelet op het gewisselde in het debat en op wat hij daar binnengesleept heeft, de motie aan te houden en te wachten op het debat in het voorjaar. Anders moet ik de motie ontraden, omdat ik nu niet kan overzien welk ander onafhankelijk advies dan dat van de KNAW staatssecretaris Dekker en ondergetekende nog kunnen inroepen. 

De heer Schouw (D66):

Ik ben bereid om dat te doen als de staatssecretaris bereid is om hier, in deze zaal, te herhalen wat ze ook in die andere zaaltjes heeft gezegd, namelijk: ik ga ook onderzoek doen naar mogelijke afbouwscenario's. Dat was namelijk ook een belangrijke toezegging van de staatssecretaris. Als ze die toezegging hier herhaalt, dan ben ik bereid om de motie aan te houden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb dat toen toegezegd. Ik ben bereid om dat hier te herhalen. Ik heb er toen bij gezegd: dan kunt u ook zien welke consequenties dat heeft en kunt u samen met mij bepalen wat daarin wijsheid is. Dat is in het debat gewisseld. Ik herhaal dat hier. Daar blijf ik bij. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (32336, nr. 38) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De heer Bashir (SP):

Ik had drie punten aan de orde gesteld voor de staatssecretaris. Op één daarvan is ze ingegaan. Wellicht wil ze in de brief die ze al heeft toegezegd, nog even ingaan op de andere twee punten: de ethische commissie en het uitvoeren van dierproeven zonder verdoving. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat lijkt mij uitstekend. Dat doe ik. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hedenavond zal er gestemd worden over de motie en wellicht over twee moties als mevrouw Ouwehand haar motie ingediend laat. 

Naar boven