35 000 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

       
 

1.

LEESWIJZER

4

       
 

2.

BELEIDSAGENDA 2019: ZORG VOOR MENSEN, MENSEN VOOR DE ZORG

5

 

2.1

Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar

22

 

2.2

Pilot Lerend evalueren

30

 

2.3

Overzicht Niet-juridisch Verplichte Uitgaven

32

 

2.4

Overzicht Risicoregelingen

34

 

2.5

De Staat van Volksgezondheid en Zorg en de VWS monitor

38

       
 

3.

BELEIDSARTIKELEN

44

   

Artikel 1 Volksgezondheid

44

   

Artikel 2 Curatieve zorg

62

   

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

83

   

Artikel 4 Zorgbreed beleid

100

   

Artikel 5 Jeugd

118

   

Artikel 6 Sport en bewegen

126

   

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

137

   

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

145

       
 

4.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

149

   

Artikel 9 Algemeen

149

   

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

153

   

Artikel 11 Nog onverdeeld

161

       
 

5.

BEGROTING AGENTSCHAPPEN

162

 

5.1

Agentschap college ter Beoordeling van Geneesmiddelen

162

 

5.2

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG)

169

 

5.3

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

175

       
 

6.

FINANCIEEL BEELD ZORG BEGROTING 2019

180

       
 

7.

BIJLAGEN

283

   

Bijlage 1: ZBO's en RWT's

283

   

Bijlage 2: Verdiepingshoofdstuk begroting

287

   

Bijlage 3: Moties en toezeggingen

299

   

Bijlage 4: Subsidieoverzicht

334

   

Bijlage 5: Evaluatie- en onderzoeksoverzicht begroting 2019

339

   

Bijlage 6: Afkortingen

345

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ressorteren de volgende agentschappen die een baten-lastenstelsel voeren: het Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Inleiding

Voor u ligt de begroting 2019 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Beleidsagenda

  • Beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen

  • Begroting baten-lastenagentschappen

  • Financieel Beeld Zorg

  • Diverse bijlagen

De beleidsprioriteiten met betrekking tot de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg worden vermeld in het Financieel Beeld Zorg.

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsagenda’s een eigensstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. De Europese Commissie heeft geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan voor de VWS-begroting.

Groeiparagraaf

  • Afzonderlijke posten in de budgettaire tabellen in de beleidsartikelen worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag voor de uitgaven en ontvangsten hoger is dan € 2,5 miljoen. Daar waar het kleinere bedragen betreft worden deze alleen toegelicht indien deze politiek relevant zijn.

  • De structuur van artikel 6 is aangepast. De bestaande artikelonderdelen Passend sport- en beweegaanbod, Uitblinken in sport en Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling worden samengevoegd en vervangen door één nieuw artikelonderdeel: Sport verenigt Nederland. Aanleiding is het eind juni 2018 ondertekende Nationaal sportakkoord. In de nieuwe structuur worden bestaand beleid en nieuwe beleidsvoornemens die uit het Sportakkoord volgen, beter samenhangend gepresenteerd dan mogelijk was in de oude structuur. De algemene doelstelling van het artikel en de taken en verantwoordelijkheden van de Minister veranderen niet wezenlijk.

  • VWS is in 2018 met de pilot Lerend evalueren gestart. De pilot wordt in goede samenwerking op ambtelijk niveau met het Ministerie van Financiën uitgevoerd. Het doel van de pilot is het verbeteren van het inzicht in de kwaliteit van het beleid door de evaluaties op te nemen in de beleidscyclus en zodoende te leren van de resultaten van de evaluatie. Dit leidt ertoe dat wordt afgeweken van het in de Rijksbegrotingsvoorschriften opgenomen format voor het overzicht van de beleidsdoorlichtingen.

2. BELEIDSAGENDA 2019: ZORG VOOR MENSEN, MENSEN VOOR DE ZORG

1. Inleiding

«Is de zorg er straks nog wel voor mij, als ik ouder word?» «Blijft de zorg wel betaalbaar?» «Hebben artsen nog wel aandacht voor patiënten als ze al die formulieren moeten afvinken?» We zien dat veel Nederlanders zorgen om de zorg hebben.

Vertrouwen in de toekomst is de titel van ons regeerakkoord. Dat vertrouwen is geen gegeven. Daar moeten we hard aan werken. Zeker ook als het gaat om de zorg. Internationale vergelijkingen laten zien dat de zorg in Nederland op een hoog niveau staat. Maar er is een actieve houding nodig om die positie te behouden.

De afgelopen jaren is ons zorgstelsel ingrijpend veranderd. Nieuwe hervormingen zijn niet nodig, wel verbeteringen. Onze grootste opdracht de komende periode is dat patiënten en cliënten gaan merken dat de zorg beter en persoonlijker wordt. Dat de juiste zorg op de juiste plek beschikbaar is, dichtbij huis of thuis als het kan, verder weg als het moet.

We willen dat mensen die werken in de zorg ervaren dat ze minder tijd kwijt zijn aan administratie en meer aandacht kunnen geven aan patiënten en cliënten. We werven actief nieuwe collega’s om het werk te kunnen doen en we willen dat het werk zo optimaal mogelijk wordt vormgegeven en verdeeld. Technologie, zoals E-Health, kan daarbij van grote hulp zijn.

Onze gezondheid is oneindig veel waard, maar ons budget is helaas niet oneindig. Daarom moeten we ervoor zorgen dat de zorg betaalbaar blijft voor iedereen, nu en in de toekomst.

Dat vraagt om een omslag in denken en doen. Van iedereen.

Veel gezondheidsproblemen kunnen worden voorkomen als mensen er in slagen hun leefstijl aan te passen. Preventie moet veel meer dan nu cultuur worden in de zorg. Mensen hebben daar baat bij en het bespaart zorgkosten.

De omslag in denken en doen betekent ook dat niet elk probleem om een medisch antwoord vraagt. Gezondheid is meer dan de afwezigheid van ziekte. Gezondheid is ook: je kunnen ontplooien en kunnen meedoen in de samenleving. Naar elkaar omzien, zin geven aan ons leven en voor onszelf en elkaar kunnen zorgen helpt gezondheidsklachten, eenzaamheid en andere sociale problemen te voorkomen.

Ook als mensen al (chronisch) ziek zijn of ondersteuning nodig hebben, is het belangrijk dat ze kunnen rekenen op hulp in hun directe omgeving. Om dit te bereiken werken zorgverleners goed samen. Met elkaar en met patiënten en cliënten zelf, met gemeenten, sociale wijkteams, familieleden, scholen en andere partijen. Zo kunnen we mensen in hun eigen omgeving begeleiden naar een zo goed en zelfstandig mogelijk leven.

Onze agenda is duidelijk: De zorg toegankelijk houden, de zorg betaalbaar houden, en het merkbaar beter doen voor mensen. Dat bereiken we alleen als we genoeg mensen hebben die in de zorg werken en als we de zorg anders en slimmer organiseren. Bijvoorbeeld door een betere taakverdeling en het gebruik van technologie. Ofwel: Zorg voor mensen, mensen voor de zorg.

Met een reeks concrete maatregelen die hun basis vinden in ondermeer het regeerakkoord en de hoofdlijnenakkoorden zijn we inmiddels op weg om deze ambities waar te maken. Resultaten staan voor ons voorop. Die zullen we dan ook meten en rapporteren.

2. Betaalbare zorg

Kan ik de zorg straks nog wel betalen? Dat is een terechte vraag. We hebben in ons land goede, toegankelijke zorg. Mede daardoor leven we steeds langer en blijven we ook steeds langer gezond. Dat heeft een prijs.

Het is onvermijdelijk dat de zorgkosten verder toenemen. Als we niets doen, stijgen de zorgkosten zelfs tot onverantwoorde hoogte. Want de vraag naar zorg blijft toenemen, vooral door demografische ontwikkelingen. Maar medisch is ook steeds meer mogelijk. Er komen meer nieuwe, veelbelovende medicijnen bij. Deze medicijnen bieden vaak nieuw perspectief aan patiënten, maar de kosten zijn hoog, soms tot meer dan 100.000 euro per behandeling per jaar.

Gelukkig delen we die kosten in belangrijke mate met elkaar. Voor mensen met lage inkomens is er de zorgtoeslag en we hebben ervoor gekozen om het eigen risico niet verder te laten stijgen. Daarnaast pakken we de stapeling van eigen bijdragen aan.

Om de stijging van de zorgkosten af te remmen, hebben we voor de periode tot en met 2022 nieuwe hoofdlijnenakkoorden afgesloten met de medisch-specialistische zorg, de geestelijke gezondheidszorg, wijkverpleegkundigen en huisartsen. Hierin staan afspraken over het verbeteren van de kwaliteit van de zorg en het in de hand houden van de kosten. Zo mogen de uitgaven in de medisch-specialistische zorg in 2019 maximaal 0,8 procent groeien. Het is zaak deze afspraken de komende jaren van papier in de praktijk te brengen met tastbare resultaten voor patiënten en verzekerden.

De groei van de uitgaven voor medische zorg valt door de maatregelen in deze kabinetsperiode 2,3 miljard euro lager uit. Nu moeten we zorgen dat we binnen dit nieuw vastgestelde budget blijven. Dit meten we door de daadwerkelijke uitgaven af te zetten tegen het afgesproken budget.

Bij nieuwe, dure medicijnen gaan we vaker onderhandelen over de prijs. Het gaat daarbij om geneesmiddelen die jaarlijks meer dan 50.000 euro per patiënt kosten, of voor alle patiënten samen meer dan 40 miljoen euro per jaar. Dankzij deze onderhandelingen komt vanaf augustus 2018 het dure geneesmiddel Spinraza in het basispakket voor jonge kinderen die lijden aan de ernstige spierziekte SMA en dringende behandeling nodig hebben.

We willen dat verantwoorde geneesmiddelenuitgaven hand in hand gaan met een gunstig klimaat voor innovatieve middelen. Daarvoor is het nodig dat fabrikanten transparanter worden over de totstandkoming van de prijzen van hun geneesmiddelen. We gaan daarom aandringen op meer openheid over de opbouw van medicijnprijzen en zullen zowel nationale als internationale farmaceutische bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

We houden ook ons geneesmiddelenvergoedingssysteem tegen het licht. We gaan opnieuw kijken welke geneesmiddelen tegen welke prijs vergoed worden. Vanaf 2019 gaan we bovendien samen met andere Europese landen internationale horizonscans uitvoeren. Deze moeten ons helpen bijtijds duidelijkheid te krijgen over de komst van nieuwe geneesmiddelen en hun impact op de zorgkosten. Dat helpt om in een vroeg stadium onderhandelingen over prijzen te starten. Verder gaan we zorgen voor meer duidelijkheid over de bevoegdheid voor apothekers om zelf medicijnen te maken voor hun patiënten. Tot slot kan goed en doelmatig gebruik van geneesmiddelen helpen in het betaalbaar houden van zorg.

Het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) bepaalt welke medicijnen toegang krijgen tot de Europese markt en ziet toe op de veiligheid van onze medicijnen. We zijn trots dat EMA zich volgend jaar definitief in Nederland vestigt en verwachten dat de komst van EMA als een magneet zal werken voor de vestiging van onderzoeksinstellingen, bedrijven, dienstverleners en maatschappelijke organisaties in Nederland.

In de zorg gaat veel geld om. Bedoeld én onbedoeld komt dat geld niet altijd op de juiste plek terecht. Dat is niet alleen nadelig voor patiënten en cliënten, maar voor de hele samenleving. We willen onrechtmatigheden in de zorg verminderen. Dat doen we met het programmaplan Rechtmatige zorg. We gaan scherpere eisen stellen aan de toetreding van nieuwe zorgaanbieders en fraudeurs komen in het Waarschuwingsregister Zorg, dat in 2019 verder wordt uitgebreid.

We hebben in Nederland een groot aanbod van zorgverzekeringen. Het is goed dat er iets te kiezen valt, maar in de praktijk zien we dat er veel verschillende verpakkingen zijn om hetzelfde product. We hebben zorgverzekeraars opgeroepen om het aanbod aan polissen transparanter te maken. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit zal meer gaan controleren op de transparantie-eisen. Zo moet het bij een collectiviteitskorting direct duidelijk zijn over welke polis het gaat, zodat mensen makkelijk kunnen vergelijken en een echte keuze kunnen maken. Tegelijkertijd zal transparantie zorgverzekeraars stimuleren om zich op kwaliteit en kosten van elkaar te onderscheiden.

Ondanks al deze inspanningen zal het de komende jaren een uitdaging blijven om de zorguitgaven te beheersen. We hebben daarom een verkenning van de Sociaal-Economische Raad en een advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gevraagd over de gevolgen van de toenemende zorguitgaven en hoe deze ook op de lange termijn te beheersen. We willen de keuzes en dilemma’s die voor ons liggen delen met iedereen in dit land, zodat mensen kunnen meedenken hoe we ook in de toekomst betaalbare zorg kunnen blijven bieden.

Aandacht voor duurzaamheid is belangrijk in de zorg. De zorg is een grote economische sector met impact op leefbaarheid en klimaat. Innovatie en cultuurverandering zijn noodzakelijk om verder te werken aan verduurzaming: bijvoorbeeld minder medicijnresten in water, minder afval en meer hergebruik en energiebesparing. In het najaar van 2018 presenteren we een nieuwe Green Deal van de zorgsector mede als uitwerking van het Klimaatakkoord en het Rijksbrede circulaire economie programma «Nederland circulair in 2050».

3. De juiste zorg op de juiste plek

Gezondheid is meer dan geen dokter nodig hebben. Het is ook: zelfstandig kunnen functioneren, zelf keuzes maken, kunnen meedoen in de samenleving, een zo goed mogelijk leven leiden terwijl je een ziekte, aandoening of beperking hebt, prettig oud worden. In hun eigen omgeving kunnen mensen vaak een beroep doen op buren, vrienden en familie, bijvoorbeeld om te helpen met klusjes zoals het doen van boodschappen en stofzuigen. Dat draagt bij aan zelfredzaamheid en eigen regie. En als toch medische zorg nodig is, dan ontvangen mensen dat het liefst in de eigen vertrouwde omgeving. Alleen als het echt niet anders kan gaan mensen naar het ziekenhuis, verpleeghuis of ggz-instelling. In nauw overleg met hun arts, hun zorgverleners en hun naasten.

Om zo lang mogelijk gezond en zelfredzaam te zijn, en om bij ziekte mee te kunnen beslissen over wat de juiste zorg is, is het nodig dat mensen goed geïnformeerd zijn over gezondheid, leefstijl en behandelmogelijkheden. Bijvoorbeeld over meer bewegen, goede voeding, stoppen met roken en matigen met alcohol. Mensen hebben recht op goede en begrijpelijke medische informatie. Dan staan ze sterk om samen met de arts te bepalen welke behandeling en ondersteuning het best bij hen past.

Maar soms komen mensen er niet uit. Vooral bij complexe zorgvragen is het soms lastig de juiste weg in de zorg te vinden. «Moet ik naar de gemeente, de zorgverzekeraar, of het centrum indicatiestelling zorg, of alle drie? Of gaat de school erover? Of het UWV?». En ook als duidelijk is wat er moet gebeuren, zijn de problemen soms zo complex dat de benodigde zorg moeilijk is te vinden. Het Juiste Loket van Ieder(in) en PerSaldo helpen patiënten, zorgaanbieders en gemeenten om in de praktijk bij complexe situaties maatwerk te bieden. Ook zorgverzekeraars en zorgkantoren helpen mensen door te adviseren en te bemiddelen naar de juiste zorg op de juiste plek.

Tweedelijnszorg is soms nodig, maar niet altijd. De verschuiving van tweedelijnszorg naar de eerste lijn maakt onderdeel uit van de afspraken die we hebben gemaakt in de hoofdlijnenakkoorden. Zo kunnen we goede zorg ook voor de langere termijn zeker stellen.

Een goede behandeling moet passen bij de persoonlijke situatie van de patiënt en moet echt bijdragen aan een prettiger leven. Maar de keuze voor een behandeling kan per persoon verschillen. Inzicht in de uitkomsten van de behandeling is daarom cruciaal. Een topsporter wil bij een liesbreuk misschien zo snel mogelijk weer fit zijn en heeft daar een operatie met de bijbehorende risico’s voor over, terwijl een ander deze risico’s misschien liever vermijdt en afwacht hoe het herstel verloopt. We willen dat patiënten en artsen samen de juiste keuze maken voor een passende behandeling.

Nieuwe, slimme technologie kan helpen de juiste zorg op de juiste plek te bieden. Dat is één van de redenen dat we investeren in digitaal ondersteunende zorg en digitale vaardigheden. Hierdoor is ook zorg op afstand mogelijk. Patiënten kunnen via beeldbellen met de arts bespreken hoe het gaat en hoe het verder moet. Dat scheelt een tocht naar het ziekenhuis en duimen draaien in de wachtkamer. Mensen met een beperking kunnen door technische aanpassingen zelfstandig wonen en zoveel mogelijk zelfstandig meedoen. En ook mensen met psychische problemen kunnen met online ondersteuning veel meer hun eigen beslissingen nemen.

Een belangrijk onderdeel van de juiste zorg en ondersteuning op de juiste plek is regie voeren op je eigen gezondheid. Goede en actuele informatie is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Patiënten moeten binnen enkele jaren zelf hun medische gegevens kunnen inzien en gebruiken. Bijvoorbeeld via een app of website.

Onder de noemer MedMij werkt de patiëntenfederatie, samen met andere zorgpartijen en met ons, aan een veilige manier om de informatie in te zien. Zonder dat de privacy van mensen in gevaar komt. Nu al kunnen mensen zelf – bijvoorbeeld via een app of website – beschikken over hun gegevens zoals die zijn opgeslagen bij de apotheker, huisarts, ziekenhuis en door zelfmetingen. Maar we willen dat vanaf 2020 iedereen kan beschikken over zijn eigen gezondheidsgegevens. En dat deze online gezondheidsomgeving gebundelde informatie bevat die nu nog bij verschillende artsen ligt. Daar kan de patiënt zelf gemeten informatie aan toevoegen. Het gebruik van de persoonlijke gezondheidsomgeving meten we onder andere aan de hand van het aantal gebruikers.

We willen dat mensen de juiste zorg en ondersteuning op de juiste plek krijgen. Als het kan in de eigen omgeving. Het liefst gewoon thuis. In het najaar van 2018 ontwikkelen we een toolkit en een lerende community om partijen in het veld te helpen om de beweging van de juiste zorg op de juiste plek te versterken. Een kennisplatform zal adviseren op welke manier het effect van de beweging kan worden gemeten.

Met de medisch specialisten, de ggz, wijkverpleegkundigen, huisartsen, zorgverzekeraars, patiënten en gemeenten hebben we hoofdlijnenakkoorden gesloten. Hierin staan ondermeer afspraken over het organiseren van de juiste zorg op de juiste plek. Zodat mensen bijvoorbeeld alleen voor complexe ingrepen naar het ziekenhuis hoeven. En dat zorg vaker thuis kan worden gegeven, onder meer door gebruik van slimme technologie. Zorg dichtbij is prettig voor mensen, en bespaart kosten. Zo helpen deze akkoorden ons om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden voor iedereen, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit.

Het is nu aan alle spelers in de zorg om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan wat mensen willen en nodig hebben. Zo hebben we met de huisartsen afspraken gemaakt over meer tijd voor de patiënt en over het leveren van zorg in de avond-, nacht- en weekenduren. Met de wijkverpleging hebben we afspraken gemaakt over het verstevigen van de verbinding tussen medische en sociale zorg en ondersteuning. Patiënten die bijvoorbeeld behoefte hebben aan sociale contacten kunnen worden doorverwezen naar vrijetijdsbesteding, een maatjesproject of vrijwilligerswerk.

Zorgprofessionals die plezier in hun werk hebben, én tijd hebben voor hun patiënten en cliënten, zijn gemotiveerder en maken minder fouten. Dit komt de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de patiënt ten goede. Tijd hebben voor «een goed gesprek» en «samen beslissen» levert betere zorg op, zorgt voor minder onnodig medisch handelen én lagere kosten. Minder administratieve lasten, betere ICT en meer ondersteuning geven de medisch specialist tijd voor de patiënt en ruimte om te doen waar dokters voor zijn: dokteren!

We stimuleren en ondersteunen instellingen en zorgverleners actief om de ziekenhuiszorg zelf ook veiliger te maken. Zij maken hiervoor een plan dat in de komende jaren wordt uitgevoerd. Een significante vermindering van onbedoelde schade en potentieel vermijdbare sterfte is daarbij het doel.

4. Werken in de zorg

Het tekort aan medewerkers in de zorg is één van de belangrijkste uitdagingen waarvoor we staan. Nu al is er krapte aan personeel, bijvoorbeeld in verpleeghuizen, bij de spoedeisende hulp en in de ggz. We zetten vol in op het werven van personeel voor de zorg maar nemen ook andere maatregelen om de capaciteit in de zorg beter te benutten.

We willen het tekort aan personeel in de zorg terugdringen onder meer door mensen te werven en door de capaciteit in de zorg op andere wijze beter te benutten. Dit meten we onder andere aan de hand van het aantal zij-instromers en herintreders, het ziekteverzuim en de uitbreiding van de contractomvang.

Het aantal jongeren dat voor een zorgopleiding kiest, stijgt. We willen graag dat nog meer mensen kiezen voor de zorg. Of dat nu leerlingen en studenten, zij-instromers of herintreders zijn. Toch zijn we er niet alleen met extra personeel. Het werk moet ook beter en anders georganiseerd worden. Door onnodige administratie weg te nemen en taken beter te verdelen. En door het gebruik van innovaties die de zorg verbeteren en het werk lichter maken. Met het programma Werken in de zorg werken we aan deze doelen.

Zorg moet van goede kwaliteit zijn. Goed opgeleide mensen zijn daarbij van cruciaal belang. Er is 350 miljoen euro beschikbaar voor het programma dat onder meer wordt besteed aan scholing van (nieuw) personeel, loopbaanbegeleiding en loopbaanoriëntatie. Elke student moet kunnen rekenen op een stageplek en op inspirerend en uitdagend onderwijs dat is toegespitst op de praktijk. Werkgevers en opleidingen maken afspraken om tot meer stageplekken te komen. Hier is in sommige regio’s een tekort aan. Voor het huidige personeel staat permanent leren en ontwikkelen centraal.

Een belangrijk deel van het scholingsgeld is bestemd voor verpleeghuizen. Maar ook de ambulancezorg is in de afgelopen periode gegroeid en daarmee is de vraag naar geschoold personeel gestegen. We hebben hier 10 miljoen euro voor beschikbaar gesteld. In de geestelijke gezondheidszorg hebben we het aantal beschikbare opleidingsplekken inmiddels met circa 40 procent verruimd.

Door het beter herschikken van taken kunnen mensen weer doen waarvoor ze zijn opgeleid. Het werk wordt beter verdeeld en er ontstaan banen voor mensen die anders moeilijk aan het werk komen, zoals ouderen of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Eén van de maatregelen waar we in de regio’s mee aan de slag gaan is een betere inzet van oudere werknemers voor wie het werk fysiek te zwaar wordt. Om uitval te voorkomen moet eerder en creatiever worden nagedacht over lichtere functies. Oudere werknemers kunnen bijvoorbeeld studie- en stagebegeleiding voor nieuwe medewerkers op zich nemen. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten: de oudere werknemer kan langer zinvol aan de slag blijven en andere verpleegkundigen en verzorgenden worden ontlast.

Voor een prettige werkomgeving is het ook nodig dat de hoge werkdruk afneemt. Bijvoorbeeld door minder overbodige administratieve lasten en regeldruk. Registreren is niet per definitie slecht en maakt ook deel uit van het werk van de zorgprofessional. Goed meten leidt immers tot betere zorg. Maar het moet wel proportioneel zijn en een duidelijk doel dienen. Het actieplan Ontregel de zorg, dat in samenwerking met het zorgveld tot stand is gekomen, betekent onder meer dat ziekenhuizen in 2019 het standaard registreren van verpleegkundige routinehandelingen schrappen en er ook daadwerkelijk mee stoppen.

Werk wordt ook prettiger door slimmer te werken met behulp van de nieuwste technologieën. Zo zijn er apps waarmee mensen thuis hun bloeddruk kunnen meten zodat zij een te hoge bloeddruk eerder kunnen opmerken. COPD-patiënten kunnen al beeldbellen met de verpleegkundige van de longpoli. Dit scheelt een hoop bezoekjes aan het ziekenhuis en kan het aantal opnames helpen verminderen omdat symptomen eerder kunnen worden herkend. Daar hebben zowel artsen en verpleegkundigen als patiënten en cliënten baat bij.

5. Preventie

Wie gezondere keuzes maakt, heeft minder kans om ziek te worden en kan zo lang mogelijk in goede gezondheid van het leven genieten. Als minder mensen ziek worden, scheelt dat bovendien in de zorgkosten. Preventie is daarom een belangrijk onderdeel van onze agenda.

We sluiten een Nationaal Preventieakkoord met onder andere patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, sportverenigingen en sportbonden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Met dit preventieakkoord richten we ons vooral op stoppen met roken (we streven naar een rookvrije generatie), overgewicht en obesitas en problematisch alcoholgebruik. Deze drie leiden tot een groot gezondheidsverlies en veroorzaken een hoge ziektelast.

Mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen roken vaker en hebben vaker overgewicht dan hoogopgeleiden. Veelal zijn er achterliggende oorzaken, zoals armoede en schulden. Om resultaten te bereiken moeten deze problemen worden aangepakt.

Om overgewicht terug te dringen en te voorkomen, willen we gezond eten en meer bewegen bevorderen. Onder meer door te zorgen dat er op scholen en op het werk meer aanbod van groente en fruit is en dat er meer mogelijkheden zijn om te bewegen in je eigen omgeving. We pakken alcoholmisbruik aan door bijvoorbeeld in te zetten op een verantwoord schenkbeleid in de sportkantine. Kortom: het moet voor mensen makkelijker worden om gezond te leven.

Het Nationaal Preventieakkoord komt niet in de plaats van bestaande programma’s. Het akkoord kan deze programma’s wel versnellen of versterken. Daarom sluit het Preventieakkoord aan op wat al gebeurt in verschillende gemeenten. Zodat we zowel lokaal als nationaal een gezonde omgeving creëren met goede zorg, gezonde voeding en gezond bewegen.

We willen dat het preventieakkoord, dat we in het najaar van 2018 zullen sluiten, een zichtbare bijdrage levert aan de afname van het aantal rokers, het problematisch alcoholgebruik en mensen met overgewicht en obesitas. Nu rookt nog ruim 23% van de volwassenen en ruim 10% van de jongeren, drinkt ruim 9% van de volwassenen overmatig en heeft bijna de helft van de volwassenen en ruim 13% van de jongeren overgewicht.

Of je nou in Nederland woont of in het Caribisch deel van ons Koninkrijk, iedereen moet kunnen rekenen op de best mogelijke zorg. De afgelopen jaren is hard gewerkt om de zorg in Caribisch Nederland te verbeteren. Nu gaan we flink aan de slag met jeugdhulp, welzijn en sport. Toegesneden op de gezondheidsuitdagingen op de eilanden zullen we ook flink investeren in preventie. Bovendien zullen we inzetten op het voorkomen van en ondersteunen bij onbedoelde (tiener)zwangerschappen.

Ook snelle opsporing van ziektes kan vaak erger voorkomen. Het is daarom goed dat bijna alle ouders ervoor kiezen hun pasgeboren baby te laten onderzoeken op 19 zeldzame aandoeningen via de hielprik. Vanaf 2019 gaan we de hielprik uitbreiden met onderzoek naar nieuwe aandoeningen.

In 2019 is het bevolkingsonderzoek darmkanker volledig ingevoerd. vanaf dat jaar krijgen jaarlijks naar schatting bijna 2,3 miljoen mensen een uitnodiging om mee te doen.

6. Gezondheidsbescherming

Vaccinaties bieden de belangrijkste en meest effectieve bescherming tegen ernstige infectieziekten. Daarom bieden we waar nodig vaccinaties zoals de griepprik aan en breiden we het Rijksvaccinatieprogramma uit. Komend jaar worden rotavaccinatie en het vaccin tegen kinkhoest bij zwangeren (ter bescherming van de baby) aan het programma toegevoegd. In 2019 worden daarnaast circa 650.000 kinderen extra opgeroepen om zich te laten inenten tegen de zeer ernstige infectieziekte meningokokken. De licht dalende vaccinatiegraad vinden we ongewenst. Daarom komen we nog dit jaar met maatregelen om de vaccinatiegraad te bevorderen.

Antibioticaresistentie kan de volksgezondheid in gevaar brengen. Bacteriën worden wereldwijd in toenemende mate ongevoelig voor antibiotica, mede als gevolg van te kwistig of verkeerd gebruik. Dit maakt het behandelen van infecties lastiger, met hogere kosten, ziekte of zelfs sterfte tot gevolg. Antibioticaresistentie is een wereldwijde zorg. De aanpak van dit grensoverschrijdende probleem vereist dan ook een samenhangende visie. We gaan door met het internationaal onder de aandacht brengen van antibioticaresistentie.

We gaan in 2019 ook verder met het programma Antibioticaresistentie via onze One Health-aanpak. Dat betekent dat de maatregelen niet alleen in de gezondheidszorg worden genomen, maar dat antibioticaresistentie ook wordt bestreden in de dierhouderij, in bodem en water en in de voedselketen. De regionale zorgnetwerken die zich bezighouden met antibioticaresistentie zijn medio 2019 volledig operationeel.

We willen het voedsel van consumenten verbeteren. We meten dit aan de hand van cijfers uit de NVWA-monitor over de mate van vertrouwen in voedsel door consumenten. Daarnaast spannen we ons in om de vaccinatiegraad te bevorderen. In het najaar van 2018 zal de Tweede Kamer over het plan van aanpak worden geïnformeerd.

Voedsel in Nederland is over het algemeen veilig. Daar moeten we op kunnen vertrouwen. Een goed functionerend systeem van wetgeving en toezicht op de voedselveiligheid blijft daarom van groot belang. De bijna 10.000 bedrijven die in Nederland levensmiddelen produceren, importeren, koelen of transporteren zijn daarvoor in eerste instantie verantwoordelijk. De overheid houdt hierop het toezicht. Het kabinet heeft een bedrag oplopend tot 20 miljoen euro ter beschikking gesteld om het toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te versterken.

De fipronilcrisis heeft vorig jaar voor veel onrust gezorgd. De aanbevelingen van de commissie Sorgdrager, die de fipronilcrisis heeft onderzocht, volgen we op. Meer dan nu moet voedselveiligheid bij de NVWA voorop staan.

7. Sport en bewegen

Sporten en bewegen met plezier is belangrijk. Of je nu jong bent of oud, man of vrouw, ziek of gezond, met of zonder beperking; elke Nederlander moet in zijn eigen omgeving met plezier kunnen sporten en bewegen. Door sport ontmoeten we elkaar. En sport leert ons onuitwisbare levenslessen. Over doorzetten, samenwerken, eerlijkheid, respect voor elkaar en omgaan met verlies. Onze topsporters maken ons trots. Sport verbindt en verbroedert. En natuurlijk: door te sporten en te bewegen blijven we gezond en fit.

Ruim 9,4 miljoen Nederlanders sporten wekelijks, er zijn 25.000 sportverenigingen, op meer dan 1.000 locaties zijn sport- en beweegaanbieders actief en honderdduizenden vrijwilligers helpen in de sport. Nederland heeft veel goede en moderne accommodaties. We organiseren fantastische sportevenementen en doen het goed in de internationale toernooien.

Het gaat goed, maar er zijn ook groepen mensen die te weinig bewegen en de motorische vaardigheden van kinderen nemen af. Niet iedereen weet zich respectvol te gedragen op het veld of langs de lijn en verenigingen hebben steeds minder leden en vrijwilligers. Dat zet de klassieke sportvereniging onder druk. En daar willen we iets aan doen. Daarom hebben we een Nationaal Sportakkoord gesloten met de sport, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het Sportakkoord is erop gericht om sport zo leuk en toegankelijk mogelijk te maken voor álle Nederlanders, in álle levensfasen.

We investeren de komende jaren in toegankelijke, maar ook duurzame sportaccommodaties. Lagere energielasten betekenen ook lagere kosten voor accommodaties, waardoor we contributies betaalbaar kunnen houden. Ook willen we sportaanbieders klaarmaken voor de toekomst. Sportverenigingen moeten zich meer richten op de wensen van sporters die steeds vaker in hun eentje bewegen, bijvoorbeeld met behulp van apps.

We willen dat iedereen een leven lang met plezier kan sporten en bewegen. Belemmeringen die mensen ervaren nemen we weg. Bijvoorbeeld door de inzet van buurtsportcoaches. Om dit te bereiken investeren we onder andere in de uitbreiding van het aantal fte buurtsportcoaches van 2.900 tot 3.625.

We hebben de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding verhoogd van 1.500 naar 1.700 euro. Dat maakt het financieel aantrekkelijker om als vrijwilliger in de sport aan de slag te gaan. In elke gemeente komen beweegprogramma’s voor kinderen onder de zes jaar, zodat de motorische vaardigheden van kinderen verbeteren. En door de sporthulpmiddelenregeling uit te breiden, kunnen nog meer mensen met een beperking deelnemen aan sport.

De gezamenlijke ambities van de sport, gemeenten, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven worden de komende tijd verder uitgewerkt tot concrete acties en plannen. Acties en plannen die passen in de steden en dorpen, gemeenten en regio’s. Samen zorgen we ervoor dat iedereen lol in sport kan hebben. Nu en in de toekomst.

8. Jeugd en gezin

Elk kind heeft het recht om gezond, kansrijk en veilig op te groeien. Om zich te kunnen scholen en ontwikkelen en zich veilig en geliefd te voelen. En elke jongvolwassene verdient het om goed op weg te worden geholpen naar een zeker en zelfstandig bestaan.

In de afgelopen jaren is het stelsel voor jeugdzorg flink op de schop gegaan, maar ouders en jongeren die hulp nodig hebben, merken nog niet altijd dat de zorg voor hen daadwerkelijk beter is geworden. Met het programma Zorg voor de Jeugd willen we de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering merkbaar beter maken voor kinderen, jongeren en gezinnen, zodat ze op tijd de hulp krijgen die ze nodig hebben. Dit doen we samen met gemeenten, zorgaanbieders en professionals.

We willen dat kinderen en gezinnen betere toegang krijgen tot jeugdhulp. Zij moeten weten waar ze voor hulp terecht kunnen en moeten kunnen rekenen op hulpverleners die ze vertrouwen.

Kinderen hebben het recht zo thuis mogelijk op te groeien. Het liefst bij de eigen ouders, of als dat niet gaat bij een liefdevol pleeggezin. We willen dat alle kinderen de kans krijgen zich te ontwikkelen door passend onderwijs te bieden. En we helpen kwetsbare jongeren op weg om zelfstandig te worden. Zo krijgt in beginsel elk kind dat uit huis is geplaatst een eigen coach en gaat elke jongere in de jeugdzorg die dat wil, een toekomstplan maken voor na zijn 18e. We verlengen de pleegzorg naar 21 jaar.

Situaties die onveilig zijn voor kinderen gaan we te lijf. We gaan eerder ingrijpen bij gezinnen waar een onveilige situatie niet snel genoeg verbetert. Deze maatregelen kunnen diep ingrijpen in het leven van ouders en kinderen en moeten daarom goed worden onderbouwd en uitgelegd.

Ten slotte investeren we in het verbeteren van het vakmanschap van jeugdzorgprofessionals. Door van elkaar en van de praktijk te leren kunnen ze elke dag beter worden in hun vak en in hun hulp aan kinderen. Daarvoor is het ook nodig dat ze niet belemmerd worden door onnodig papierwerk.

We willen dat jongeren en gezinnen zich in de jeugdhulp merkbaar beter ondersteund voelen. Dit meten we onder andere aan de hand van cijfers over cliënttevredenheid.

Juist achter de eigen voordeur moeten kinderen, jongeren en volwassenen zich veilig voelen. Elk geval van huiselijk geweld is er één teveel. Dit geweld moet zo vroeg mogelijk in beeld worden gebracht en moet zo snel mogelijk stoppen. Samen met gemeenten starten we het programma Geweld hoort nergens thuis. Hiermee willen we huiselijk geweld en kindermishandeling tegengaan. Ook willen we dat vermoedens van huiselijk geweld snel worden gemeld. Daar is moed en vertrouwen voor nodig. Maar de melding van één persoon kan al genoeg zijn om de cirkel van geweld binnen een gezin te doorbreken.

Alle kinderen hebben recht op een goede start in het leven, een goede basis om zich te ontwikkelen. De kans op een goede start krijg je maar één keer. Het is onze opdracht die kans zo groot mogelijk te maken.

Met het programma Kansrijke Start willen we ervoor zorgen dat kinderen die stevige basis tijdens die cruciale eerste 1.000 dagen van het leven geboden krijgen. Dat doen we door voorlichting aan risicogroepen over zwangerschap en passende begeleiding tijdens de zwangerschap. Daarvoor moeten de professionals in de geboortezorg, de jeugdgezondheidszorg en de jeugdzorg goed met elkaar samenwerken. Daarom investeren we ook in het project Nu niet zwanger. Met extra investeringen en onderzoek willen we samen met veldpartijen helpen voorkomen dat meisjes en vrouwen onbedoeld zwanger worden. Dit is vaak een ingrijpende en emotionele gebeurtenis. De mogelijkheid om ondersteuning en zorg te kunnen bieden aan de onbedoeld zwangere en haar partner, die voor dilemma’s komen te staan, is essentieel.

Jongeren moeten hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen. Daarbij is het de normaalste zaak van de wereld dat ze hun talenten ook inzetten voor hun omgeving. De maatschappelijke diensttijd biedt jongeren een kans om ervaring op te doen in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs of bij sportverenigingen en biedt mogelijkheden om mensen met verschillende achtergronden en leeftijden dichter bij elkaar te brengen.

9. Waardig ouder worden

Nederland telt nu 1,3 miljoen mensen ouder dan 75 jaar. In 2040 is dat aantal bijna verdubbeld. Dat betekent iets voor de manier waarop we onze samenleving inrichten, voor de manier waarop we met elkaar wonen, werken, leven en voor elkaar zorgen.

Samen met zo’n 35 partijen hebben we begin 2018 het Pact voor de Ouderenzorg gesloten. Met het pact komen we samen in actie om de kwaliteit van de verpleeghuiszorg te verbeteren, goede zorg en ondersteuning thuis te organiseren en eenzaamheid bij ouderen te voorkomen of te doorbreken.

Ouderen blijven steeds langer thuis wonen, in hun eigen vertrouwde omgeving. Als het thuis niet meer gaat, verhuizen zij naar een verpleeghuis. Ze moeten er dan wel op kunnen vertrouwen dat zij in het verpleeghuis van hun keuze de aandacht en zorg krijgen die zij nodig hebben.

We zien dat er behoorlijke verschillen zijn tussen zorgorganisaties. Terwijl sommige instellingen zorg van hoge kwaliteit leveren, hebben andere nog veel werk te verzetten om aan de kwaliteitseisen te voldoen. Soms zijn er niet genoeg zorgverleners om de taken goed uit te voeren, of om genoeg tijd, aandacht en liefdevolle zorg aan de bewoners te geven. Met het programma Thuis in het verpleeghuis willen we aan de hand van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg zorgen voor een omslag, zodat de kwaliteit op alle locaties hoog is.

We investeren structureel 2,1 miljard euro in de verpleegzorg zodat er voldoende tijd, aandacht en goede zorg is voor alle bewoners, met meer zorgverleners. We investeren in scholing voor zorgverleners en brengen de administratieve lasten terug. Zodat de zorgverlener meer tijd heeft om te doen wat de bewoner wenst en nodig heeft. Ook het gebruik van innovatie helpt daarbij. Zo kan een bewoner er langer en zelfstandiger op uit door het gebruik van GPS.

Met ingang van 2019 brengen we onder andere informatie over de cliënttevredenheid en bewonerservaringen per locatie in beeld. Toekomstige bewoners kunnen dan in één oogopslag een indruk krijgen van de locatie waarvoor zij kiezen.

We willen dat er meer tijd en aandacht is voor bewoners van verpleeghuizen en dat er voldoende, gemotiveerde en deskundige zorgverleners zijn. Dit meten we onder andere aan de hand van cijfers over cliënttevredenheid en medewerkerstevredenheid.

Van de 75-plussers woont nu 92% zelfstandig. Het programma Langer Thuis, dat we met gemeenten en maatschappelijke partijen zijn gestart, is bedoeld om de zorg en de woonsituatie voor ouderen merkbaar te verbeteren. Zodat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, met ondersteuning, zorg en in een woning die aansluit bij de persoonlijke behoeften. Thuis zolang het kan, met een soepele overgang naar andere woonvormen als het thuis niet meer kan.

Veel ouderen kunnen er prima zelf voor zorgen dat ze betrokken en vitaal blijven. Maar een steuntje in de rug kan heel welkom zijn, bijvoorbeeld vanuit de eigen omgeving, het sociaal werk of beide. Als mensen vervolgens toch aangewezen raken op professionele ondersteuning en zorg thuis, zien we dat zorgverleners soms niet goed samenwerken, of dat niet altijd duidelijk is wie de regie heeft. We willen ervoor zorgen dat zorgprofessionals, met name als het gaat om de meest kwetsbare groep ouderen, steeds meer als team rondom de cliënt samenwerken, op basis van een persoonlijk ondersteunings- en zorgplan.

E-health draagt bij aan de kwaliteit van zorg en kan de kwaliteit van leven van ouderen verbeteren, bijvoorbeeld doordat zij met slimme toepassingen zorg op afstand kunnen krijgen en daarmee langer thuis kunnen blijven wonen. Ook willen we dat ouderen altijd toegang tot hun medische gegevens kunnen hebben, ongeacht bij wie zij de ondersteuning of zorg afnemen. Om het gebruik van E-health en de uitwisseling van gegevens te stimuleren stellen we vanaf 2019 circa 60 miljoen euro beschikbaar.

We zorgen ervoor dat geriatrische expertise op het juiste moment, op de juiste plek beschikbaar is. Dus ook buiten het verpleeghuis. En we regelen dat doorstroom van en naar tijdelijk verblijf soepeler verloopt, voor als het thuis even niet gaat.

Om de toch al moeilijke overgang naar een verpleeghuis soepel te laten verlopen, pakken we de zorgval aan, zodat mensen hun recht op goede zorg behouden en niet ineens minder uren zorg ontvangen. Dat doen we door het verruimen van overbruggingszorg van zes naar dertien weken voor cliënten die op een wachtlijst van een zorginstelling staan. Ook verruimen we de regeling Extra kosten thuis waardoor cliënten die nu te weinig zorg ontvangen, 25% extra zorg kunnen aanvragen. Zo kunnen mensen langer thuis blijven wonen.

Om te bevorderen dat ouderen geschikt wonen, gaan we aan de slag met meer (geclusterde) woonzorgvormen voor ouderen en lokale acties om ervoor te zorgen dat woningen goed passen bij de behoeften van mensen. We stellen vanaf 2019 circa 30 miljoen beschikbaar om vernieuwende vormen van huisvesting in gemeenten te stimuleren.

Mantelzorgers spelen een onmisbare rol bij de ondersteuning van hun naasten. Zij hebben hulp nodig om niet overbelast te raken. Mantelzorgers en vrijwilligers moeten weten dat ze er niet alleen voor staan. Hebben ze ondersteuning of respijtzorg nodig, dan willen we dat eenvoudig en snel kunnen bieden. Bovendien kan het gebruik van E-health mantelzorgers ontlasten.

Tussen gezond zijn en je goed voelen zit soms een wereld van verschil. Meer dan de helft van de 75-jarigen zegt zich eenzaam te voelen. Dat zijn meer dan 700.000 ouderen, dat baart ons zorgen.

Eenzaamheid kan grote gevolgen hebben voor de kwaliteit van leven. Met het programma Eén tegen eenzaamheid willen we de eenzaamheid in Nederland doorbreken. De rol van gemeenten, zorgverleners en andere betrokkenen bij het tijdig signaleren van eenzaamheid is cruciaal. Als elke gemeente iedere 75-plusser jaarlijks bezoekt weten we beter wat iemand nodig heeft. We investeren de komende jaren 29 miljoen euro extra om eenzaamheid de aandacht én aanpak te geven die daarvoor nodig is. De komende periode kijken we of het aantal gemeenten dat jaarlijks 75-plussers bezoekt, is toegenomen en of het aantal lokale initiatieven tegen eenzaamheid is gegroeid.

10. Leven met een beperking

Meedoen in de samenleving is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Mensen met een beperking – en dat zijn er 2 miljoen – kunnen vaak minder goed deelnemen aan het gewone leven. Sporten, naar school gaan, boodschappen doen. Het gaat niet vanzelf. Ze lopen letterlijk en figuurlijk tegen obstakels aan. Dat moet en kan anders. Door het weghalen van drempels; van de fysieke drempels in winkels en horeca tot de figuurlijke drempels op school en op de werkvloer.

Met het programma Onbeperkt Meedoen werken we aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen, ongeacht talenten of beperkingen. Het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap is de basis voor dit programma.

Een toegankelijke samenleving bereik je niet met één druk op de knop vanuit Den Haag. Via verschillende acties werken we samen met gemeenten, maatschappelijke organisaties en natuurlijk met mensen met een beperking zelf, aan concrete verbeterpunten. Dat moet onder meer leiden tot beter toegankelijke gebouwen, meer aangepaste woningen, meer kansen op een reguliere baan, eenvoudiger zelfstandig reizen met het openbaar vervoer en onderwijs voor alle kinderen. En natuurlijk moet iedereen kunnen meedoen met leuke dingen. Van het bezoeken van poppodia en musea tot het genieten van de natuur.

We willen een merkbare verbetering realiseren voor mensen met een beperking. Dit meten we onder andere aan de hand van de ervaring en beleving van mensen met een beperking over het naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen in de samenleving.

Mensen met een beperking en een intensieve zorgvraag zijn vaak levenslang afhankelijk van ondersteuning en zorg. Het is daarom voor deze groep mensen (en hun naasten) extra belangrijk dat zorg en ondersteuning goed geregeld zijn. Helaas is dat niet altijd zo. De gezinnen van deze mensen komen daardoor soms in de knel, omdat er een te groot beroep op hen wordt gedaan.

We willen mensen met een beperking die een intensieve zorgvraag hebben, en hun naasten, beter passende zorg en ondersteuning van hogere kwaliteit aanbieden. Hierdoor zal hun gevoel van afhankelijkheid verminderen en zullen zij meer kwaliteit van leven ervaren.

Om dit te bereiken gaan we het aanbod van de zorg aanpassen aan de veranderende zorgvraag. In het bijzonder voor mensen met complexe langdurige zorgvragen moet er passende zorg beschikbaar zijn. Een deel van deze mensen verblijft noodgedwongen bij ouders of familie na een soms jarenlange zoektocht naar een passende zorgplek. En de cliënten die wel zorg krijgen, worden soms overgeplaatst van instelling naar instelling omdat zorgteams «opbranden» vanwege de intensieve zorg.

Ten slotte richten we ons op het ontzorgen van naasten; dit is vaak een onzichtbare groep, die al onze aandacht verdient. We meten de tevredenheid van cliënten, hun naasten en dat van medewerkers om te kijken of we op het goede pad zitten.

Het persoonsgebonden budget is een belangrijk instrument om de zorg in te kopen die mensen nodig hebben en waarmee zij de regie kunnen blijven voeren over hun leven. Helaas is in de loop der tijd een aantal uitdagingen ontstaan ten aanzien van dit instrument. Daarom stellen we samen met partijen een actieagenda pgb op die als doel heeft om te komen tot een toekomstbestendig pgb. De invoering van een nieuw PGB2.0-systeem vanaf 2019 voorkomt administratieve rompslomp en helpt budgethouders om hun zaken makkelijker af te doen en hun budget beter te beheren. Ook kent het systeem ingebouwde controles waardoor de rechtmatigheid zal worden verhoogd en fouten en misbruik meer kunnen worden voorkomen.

11. Psychische kwetsbaarheid

Bijna twee miljoen Nederlanders hebben psychische klachten. Soms tijdelijk, soms een leven lang. Mensen met psychische problemen moeten zo goed en zo snel als mogelijk hulp krijgen. Zo licht als mogelijk, zo intensief als nodig. En het liefst thuis, in de eigen vertrouwde omgeving en zo min mogelijk in een instelling. De hulpverlening moet er op gericht zijn dat iemand kan blijven meedoen in de samenleving en het gevoel heeft ertoe te doen. Zonder stigma.

Dat kan alleen als er een samenhangende aanpak van de problemen is. Niet alleen gericht op medische behandeling en diagnostiek van psychische problemen; maar ook op het op orde brengen van je leven. Het behouden of vinden van werk en woonruimte, het aanpakken van schulden, het aangaan en onderhouden van sociale contacten, enzovoort. Als onderdeel van een kabinetsbrede schuldenaanpak bevorderen we de uitstroom van meer mensen uit de wanbetalersregeling, verlagen we de opslag van de regeling en schelden we schuld bij de eindafrekening vrij.

In het hoofdlijnenakkoord dat we hebben gesloten met de geestelijke gezondheidszorg en partijen uit het sociaal domein, staan afspraken over het verbeteren van de kwaliteit van zorg en ondersteuning. Dat betekent onder andere dat mensen de juiste zorg op de juiste plek krijgen; minder in een instelling en meer thuis. Daarnaast gaat de geestelijke gezondheidszorg meer gebruik maken van ervaringsdeskundigen. Voor veel mensen kan een gesprek met iemand die hetzelfde heeft meegemaakt, dezelfde taal spreekt, het belangrijkste zetje zijn naar de juiste hulp.

Wereldwijd staat Nederland aan de top met de geestelijke gezondheidszorg. Toch moeten mensen met psychische problemen soms vele maanden wachten op een passende behandeling. Dat kan grote gevolgen hebben. Mensen kunnen in de schulden raken, hun baan verliezen, relatieproblemen krijgen. Dan gaat het van kwaad tot erger. Daarom hebben we in het hoofdlijnenakkoord afgesproken de wachttijden terug te dringen. Ggz-aanbieders moeten mensen die op een wachtlijst staan informeren over de wachttijden en ze eventueel doorverwijzen naar een andere ggz-instelling. Ook zorgverzekeraars kunnen mensen die wachten op een behandeling, helpen aan een andere hulpverlener. De Nederlandse Zorgautoriteit ziet er op toe dat dit gebeurt.

Een tekort aan gespecialiseerde zorgverleners is een ander probleem. Hier werken we aan door de opleidingscapaciteit te vergroten, zorgprofessionals bij- en nascholing aan te bieden en afspraken te maken om medewerkers beter in te zetten.

Mensen met psychische problemen moeten zoveel mogelijk in een gewone wijk kunnen wonen en daar passende hulp en ondersteuning krijgen, zodat ze zoveel mogelijk zelfstandig kunnen leven en zelf beslissingen kunnen nemen. De meerjarenagenda Beschermd wonen en maatschappelijke opvang is hierop gericht. Tot de prioriteiten behoren onder andere: voldoende geschikte woningen, sneller signaleren van beginnende problemen en goede toegang tot voorzieningen.

Daarnaast hebben we met GGZ-Nederland, UWV, gemeenten, professionals en cliëntorganisaties in het convenant Samen werken aan wat werkt afspraken gemaakt om mensen die psychisch kwetsbaar zijn aan werk te helpen of te houden. Want werk kan een enorm positief effect hebben op de psychische gezondheid.

We willen dat zorg en ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving plaatsvindt. Afgesproken is dat partijen zich inspannen om de ambulante zorg en ondersteuning te versterken zodat mensen thuis goed ondersteund worden. We zullen deze ontwikkeling monitoren. In het najaar van 2018 zal meer duidelijkheid zijn over de monitoring.

In Nederland hebben ieder jaar ruim 800.000 mensen een depressie. Met hulp van vrienden of familie kunnen zij daar misschien uitkomen. Lukt dat niet en vinden zij niet op tijd de juiste professionele hulp, dan kan een depressie een allesoverheersend probleem worden.

Daarom is het zo belangrijk op tijd de juiste stappen te zetten. Maar de meeste mensen durven niet over hun depressie te praten. Terwijl erover praten helpt en ervoor zorgt dat mensen zich minder alleen voelen. Bovendien wordt dan de stap om passende hulp te zoeken kleiner.

De voorlichtingscampagne Hey het is oké, maak depressie bespreekbaar moet het praten over depressie makkelijker maken. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar vrouwen met een postnatale depressie. Eén op de acht vrouwen krijgt hier na de bevalling last van.

Het bespreekbaar maken van depressies kan ook helpen bij het voorkomen van zelfdoding. We zijn geschrokken van de stijging van het toegenomen aantal suïcides in Nederland, met name onder jongeren. Door onder meer de subsidie aan de stichting 113 Zelfmoordpreventie met 2 miljoen te verhogen naar 5,4 miljoen per jaar, willen we de preventie verbeteren. Extra aandacht gaat uit naar het terugdringen van zelfdoding onder lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en interseksuele jongeren (LHBTI).

Tot slot. In de zorg wordt dagelijks met hart en ziel gewerkt. Met diezelfde inzet willen we bijdragen aan het merkbaar en voelbaar beter maken van de zorg. Zodat mensen er op kunnen vertrouwen dat de zorg ook in de toekomst betaalbaar, beschikbaar en goed is. Zorg voor mensen, mensen voor de zorg. Dat is onze missie.

Monitoring van beleid

De vraag om meer transparantie en inzicht in de resultaten van beleid neemt toe. VWS wil maatschappelijke resultaten boeken en de impact van het beleid vergroten. Inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid is hiervoor van groot belang.

Het kabinet heeft hier reeds op ingespeeld met de operatie «Inzicht in Kwaliteit» als onderdeel van het regeerakkoord. VWS werkt hier al langer aan, onder meer door het concreter maken van doelstellingen en onderliggende maatregelen in de begroting, de pilot Lerend evalueren en de VWS-monitor.

De VWS-monitor geeft inzicht in de ontwikkeling van lange termijntrends met als hoofddoelstelling het informeren van de Tweede Kamer over hoe het ervoor staat met de gezondheid(szorg) in Nederland. De maatschappelijke doelstellingen en indicatoren in de VWS-monitor staan vast, juist zodat trends over een langere periode kunnen worden gevolgd en hiermee signalerend en agenderend kunnen werken.

Een aanbeveling van het RIVM is om naast de huidige maatschappelijke doelstellingen ook specifieke doelen met een directere link naar het bestaande beleid op te nemen. Op die manier voldoet de monitor beter aan de verantwoordingsfunctie richting de Tweede Kamer. Het is ook onze nadrukkelijke wens om de resultaten van de regeerakkoordprioriteiten te monitoren en hierover verantwoording af te leggen. De regeerakkoordprioriteiten vinden hun weerslag in de beleidsagenda als onderdeel van deze begroting. Die bestaat uit diverse beleidsthema’s, programma’s en akkoorden. Een deel daarvan is reeds uitgewerkt en aan de Kamer gestuurd, een deel is nog in ontwikkeling. De uitgewerkte programma’s zijn waar mogelijk reeds van concrete indicatoren voorzien. Deze worden waar relevant ook aangehaald in de beleidsagenda. Voor overige progamma’s geldt dat hiervoor nog een monitoringsinstrument in ontwikkeling is of dat hierover nog afspraken moeten worden gemaakt met het veld. Ten aanzien hiervan zal nog nadere duidelijkheid komen van de wijze van monitoring.

De monitor van onze beleidsprioriteiten vormt de basis voor de beleidsagenda’s en beleidsverslagen voor de komende kabinetsperiode. De beleidsprioriteiten zullen de komende periode worden gevolgd in de begrotings- en verantwoordingsstukken van VWS. Rapportage hiervoor vindt plaats parallel aan overige voortgangsinformatie die door het jaar heen per programma of per akkoord aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

2.1 Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar

Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (uitgaven) Bedragen x € 1.000
 

Artikelnummer

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018 (inclusief NvW)

 

15.261.447

15.413.683

15.828.153

16.322.923

16.800.768

0

Belangrijkste mutaties:

             

Het Rijksvaccinatieprogramma wordt uitgebreid met de vaccinatie tegen meningokokken groep W infecties (TK 32 739, nr. 279). De kosten bedragen € 10,7 miljoen in 2018 en structureel € 13,4 miljoen. Hiertoe is aanvullend budget gereserveerd.

1

6.700

9.400

9.400

9.400

9.400

9.400

Op basis van het advies van de GR worden ook 15-, 16- en 17-jarigen gevaccineerd tegen meningokokken w. Omdat meerdere landen zullen besluiten te gaan vaccineren zal er direct gestart moeten worden met de aanbesteding. De dekking voor deze eenmalige vaccinatie-impuls wordt gevonden binnen het RVP en de resterende prijsbijstelling tranche 2018.

1

0

30.000

0

0

0

0

In de decembercirculaire 2016 is aangekondigd dat het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) wettelijk verankerd wordt in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Met deze wetswijziging wordt een deel van de uitvoering van het RVP onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten gebracht. Er worden daarom middelen naar het Gemeentefonds overgeheveld.

1

0

– 31.744

– 31.744

– 31.744

– 31.744

– 31.744

Dit betreft de overheveling van een deel van de middelen uit de Regeerakkoord envelop «capaciteit NVWA» naar de begroting van VWS. Deze eerste tranche heeft een totale omvang van € 5 miljoen structureel vanaf 2019. Van deze middelen is 2/3 beschikbaar voor LNV en 1/3 voor VWS. Daarnaast is door het vorige kabinet eenmalig € 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de NVWA. Vanuit die extra middelen is € 4 miljoen incidenteel voor 2019 ingezet (idem voor LNV 2/3 en VWS 1/3). De extra middelen worden ingezet voor meer capaciteit voor het toezicht op voedselveiligheid en dierenwelzijn. De intensivering bij de NVWA vindt onder andere plaats door te investeren in digitaal toezicht, het versterken van de Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) en door een pilot te starten met cameratoezicht in slachthuizen.

1

0

3.000

1.667

1.667

1.667

1.667

De Staat is aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van narcolepsie bij een aantal kinderen die in 2009 zijn gevaccineerd tegen de Mexicaanse griep. Er loopt een procedure om te komen tot een schikking zonder erkenning van aansprakelijkheid. Dit traject vergt meer tijd dan voorzien omdat, in goed overleg met de belanghebbenden, een zorgvuldig proces wordt doorlopen waarbij onder meer onafhankelijke deskundigen dienen te worden geraadpleegd. Daarom wordt voorgesteld om € 5 miljoen van 2018 naar 2019 door te schuiven.

2

– 5.000

5.000

0

0

0

0

Dit betreft de bijstelling van de uitgavenraming rijksbijdrage 18- naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

2

0

– 108.100

– 109.600

– 118.700

– 135.400

– 19.000

Op 13 februari 2018 heeft de Eerste Kamer het initiatiefwetsvoorstel van het lid Dijkstra (D66) tot invoering van een actief DonorRegistratiesysteem (ADR) aangenomen. De kosten bestaan uit het aanschrijven en registreren door het Donorregister van alle ongeregistreerde inwoners, het geven van voorlichting over de systeemwijziging en oproep tot registratie, het geven van voorlichting in verband met informed consent voor de categorie geen bezwaar en de structurele kosten voor de registratie van 18-jarigen en nieuw ingezetenen. Hiervoor worden aanvullende middelen gereserveerd.

2

6.982

11.315

31.432

8.600

8.600

8.600

Overheveling vanuit het Uitgavenplafond zorg naar de VWS-begroting van de bij het bestuurlijk akkoord medisch-specialistische zorg toegekende middelen voor toekomstbestendige digitalisering. Aangezien dit programma vanuit de VWS-begroting worden gefinancierd, worden de middelen daarnaartoe overgeheveld.

2

0

0

25.000

25.000

25.000

0

Ten behoeve van het uitvoeren van diverse afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord is budget overgeheveld vanuit het Uitgavenplafond zorg naar de begroting.

2

0

22.800

29.800

29.800

29.800

4.000

Het informatie-uitwisselingsprogramma in de ggz (VIPP ggz) is erop gericht dat instellingen daadwerkelijk de digitale basis op orde brengen om gestandaardiseerd, veilig en met regie van de patiënt gegevensuitwisseling mogelijk te maken. Er worden middelen overgeheveld van 2018 naar 2019 als gevolg van vertraging bij het opstellen van de subsidieregeling, terwijl tegelijkertijd door instellingen wordt aangegeven dat ook zij meer voorbereidingstijd nodig hebben om de gewenste resultaten te realiseren.

2

– 9.200

9.200

0

0

0

0

Het beroep op de overgangsregeling voor medisch specialisten is lager dan verwacht. In 2019 loopt de regeling af en de verwachting is dat in het laatste jaar nog wel een fors beroep op deze regeling wordt gedaan. Er worden daarom middelen doorgeschoven naar 2019.

2

– 5.167

5.167

0

0

0

0

De onafhankelijke cliëntondersteuning wordt versterkt. Zo kunnen meer mensen tijdig worden geholpen met o.a. vraagverheldering en de toeleiding naar de juiste zorg en ondersteuning. In juli 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de drie actielijnen waarlangs de functie zal worden doorontwikkeld (TK 31 476, nr. 22). In 2018 vindt verdieping van de aanpak plaats met gemeenten, aanbieders van cliëntondersteuning en de beroepsgroep. In 2019 zal de ontwikkelde aanpak verder worden uitgerold.

3

0

14.420

14.420

9.835

0

0

Mensen moeten kunnen vertrouwen op goede zorg thuis en steun van hun mantelzorgers. Ten behoeve van het programma Waardig ouder worden, worden aanvullende middelen gereserveerd.

3

41.300

41.300

41.300

21.300

21.300

21.300

De subsidieregeling e-health thuis heeft als doel om zoveel mogelijk mensen (met name ouderen) te ondersteunen in hun wens om langer thuis te wonen door het opschalen en structureel maken van initiatieven waar e-health wordt benut om integrale (en veilige) ouderenzorg thuis te realiseren. Hier worden in de periode 2019–2021 middelen voor gereserveerd.

3

0

30.000

30.000

30.000

0

0

Middels een subsidieregeling worden gemeenten gestimuleerd om met behulp van woningcorporaties, projectontwikkelaars, burgerinitiatieven en/of zorgaanbieders een projectplan in te dienen voor de opzet van nieuwe woonzorgarrangementen. Hier worden in de periode 2019–2021 aanvullende middelen voor gereserveerd.

3

0

30.000

30.000

30.000

0

0

«VIPP care» (Versnellingsprogramma Informatie uitwisseling Patiënt Professional) heeft als doel om de informatiehuishouding van alle zorgaanbieders in de langdurige zorg (extramuraal en intramuraal) geschikt te maken voor informatie-uitwisseling met een digitale persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) waar alle cliënten desgewenst de beschikking over krijgen. Hier worden in de periode 2019–2021 middelen voor gereserveerd.

3

0

30.000

30.000

30.000

0

0

Dit betreft de bijstelling van de uitgavenraming rijksbijdrage BIKK naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

3

19.100

85.500

19.000

27.900

– 49.600

120.900

Met ingang van 2019 wordt het (verwachte) negatieve saldo van het Fonds Langdurige Zorg (FLZ) jaarlijks weggewerkt door een even grote Rijksbijdrage Wlz in het fonds te storten. Een negatief saldo roept het onbedoelde en onjuiste beeld op dat er onvoldoende budget is om zorg te leveren. De Rijksbijdrage heeft een puur administratief karakter en heeft dus geen materiële betekenis. De raming voor 2019 bedraagt circa € 1,1 miljard en loopt in latere jaren op vanwege de oploop van de Wlz-uitgaven. Zie voorts paragraaf 4.3.2 van het Financieel Beeld Zorg over de financiering van de Wet Langdurige Zorg.

3

0

1.000.000

3.300.000

5.300.000

6.200.000

7.000.000

Voor de uitvoering van het pg trekkingsrecht is 35,6 miljoen overgeheveld vanuit het gemeentefonds.

3

0

35.647

0

0

0

0

Het nieuwe programma Maatschappelijke diensttijd gaat in 2018 van start met (experiment) projecten via ZonMw. Hiervoor zijn op artikel 4 middelen gereserveerd.

4

5.325

17.299

0

0

0

0

Er is meer dan verwacht ingeschreven op de experimentenregeling Maatschappelijke diensttijd. De (voorlopige) beoordelingen van de eerste call van ZonMw laten zien dat het budget voor 2018 ontoereikend is om alle kansrijke experimenten te honoreren. Daarom wordt budget overgeheveld van 2019 naar 2018.

4

6.340

– 6.340

0

0

0

0

In het Hoofdlijnenakkoord ggz is afgesproken dat in 2019 € 20 miljoen extra wordt geïnvesteerd in opleidingen die het meest bijdragen aan het oplossen van wachttijden. De middelen worden toegevoegd aan de opleidingen.

4

0

20.000

0

0

0

0

In 2018 is er ruim € 19 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling «Bijzondere transitiekosten Jeugdwet». In eerdere jaren is minder subsidie verstrekt dan mogelijk was. In 2018 wordt verwacht dat deze regeling alsnog (deels) wordt uitgeput. Het beschikbare budget is niet toereikend voor deze verwachte extra aanvragen en wordt daarom verhoogd met € 35 miljoen.

5

35.000

0

0

0

0

0

In het Regeerakkoord wordt ruim aandacht gegeven aan het verbeteren van de positie van kwetsbare kinderen. Voor kwetsbare jongeren is de overgang naar volwassenheid (op hun 18e) extra moeilijk. Om die reden is het voornemen om de pleegzorg standaard te verlengen tot 21 jaar, in plaats van de huidige 18 jaar.

5

6.500

10.500

10.500

10.500

0

0

Voor de buurtsportcoaches is € 47,4 miljoen in 2018 overgeheveld naar het gemeentefonds

6

– 47.400

0

0

0

0

0

Voor het uitvoeren van het sportakkoord is extra budget beschikbaar gesteld.

6

3.000

12.000

12.000

11.000

10.000

10.000

Voor de intensivering van het topsportbeleid wordt het budget verhoogd met € 10 miljoen.

6

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU is de BTW-vrijstelling voor sport verbreed. Dit leidt tot een financieel nadeel voor gemeenten en sportverenigingen. Zij zullen hiervoor worden gecompenseerd. De «Regeling specifieke uitkering stimulering sport» beoogt daarom de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten te stimuleren, waar de mogelijkheid tot BTW-aftrek is vervallen.

6

0

152.000

152.000

152.000

152.000

152.000

Met de subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties kunnen sportaanbieders (sportverenigingen, stichtingen en andere niet-winstbeogende investeerders in sportaccommodaties) een subsidie aanvragen voor de bouw of het onderhoud van sportaccommodaties, of voor de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen.

6

0

87.000

87.000

87.000

87.000

87.000

Dit betreft de bijstelling van de uitgavenraming zorgtoeslag naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

8

– 637.900

– 689.400

– 708.700

– 662.900

– 473.800

– 255.951

Sinds 2017 bouwt VWS een begrotingsreserve op bij Financiën met het oog op eventuele schade in het kader van achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). In de begroting is rekening gehouden met een jaarlijkse opbouw van € 5 miljoen en een structurele storting van € 20 miljoen vanaf 2020. Omdat het garantievolume afneemt en er reeds voldoende risicomitigerende maatregelen zijn ingebouwd, volstaat een jaarlijkse storting van € 5 miljoen.

9

– 5.000

– 10.000

– 15.000

– 15.000

– 15.000

– 15.000

Voor diverse apparaatsuitgaven (onder andere Projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein en de EMA) wordt aanvullend budget gereserveerd.

10

76.641

46.651

36.786

27.295

21.083

0

Overige mutaties

 

29.528

136.495

144.507

108.774

92.913

17.082.152

Stand ontwerpbegroting 2019

 

14.798.196

16.413.793

18.977.921

21.424.650

22.763.987

24.185.324

 

Artikelnummer

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018 (inclusief NvW)

 

99.585

93.939

93.835

93.826

93.826

0

Belangrijkste mutaties:

             

Er worden een aantal aanpassingen gedaan binnen de wanbetalersregeling. Bij uitstroom uit de wanbetalersregeling wordt de resterende schuld bij het CAK kwijtgescholden en daarnaast komt er een uitstroomregeling voor wanbetalers onder bewind. Deze aanpassingen leiden tot lagere ontvangsten.

4

– 2.500

– 5.000

– 4.900

– 4.900

– 4.900

– 4.900

Vanwege het wegvallen van ontvangsten door de transitie zijn de ontvangsten bij Jeugd substantieel lager dan geraamd.

5

0

0

– 4.423

– 4.423

– 4.423

– 4.423

De ontvangsten van de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein zijn gedesaldeerd.

10

12.225

0

0

0

0

0

De bijdrage van het RIVM en het CIBG voor de kosten van SSC/ICT 2018 wordt op het ontvangstenbudget geboekt. Dit is het gevolg van het feit dat dit baten-lastenagentschappen zijn. Om de betalingen aan SSC/ICT te verrichten worden de ontvangsten via een desaldering omgezet naar het uitgavenbudget.

10

8.048

0

0

0

0

0

Overige mutaties

 

9.097

– 1.376

– 1.626

– 1.626

– 1.626

92.200

Stand ontwerpbegroting 2019

 

126.455

87.563

82.886

82.877

82.877

82.877

2.2 Pilot Lerend evalueren

VWS is een pilot gestart met als doel het werkende weg verbeteren van het inzicht in de kwaliteit van het beleid en het effect hiervan op de samenleving. Belangrijk hierbij is dat evaluaties onderdeel uitmaken van de beleidscyclus van VWS en zodoende alle betrokkenen actief leren van de resultaten van de evaluaties. In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst is aangekondigd te starten met de «Operatie Inzicht in Kwaliteit». In de brief hierover aan de Tweede Kamer1 wordt de pilot van VWS genoemd als een voorbeeld avant la lettre waarbij verplichtingen op grond van het evaluatiestelsel tijdelijk buiten toepassing kunnen worden gesteld. Voor de te evalueren thema’s in de pilot is een planning voor vijf jaar gemaakt. De thema’s zijn complexe beleidsvraagstukken op het brede terrein van VWS. De inhoud staat centraal en wordt niet begrensd door de begrotingsindeling van VWS. Anders dan bij beleidsdoorlichtingen van voor 2018 worden naast de betreffende uitgaven op de VWS-begroting ook – waar dat aan de orde is – de betreffende uitgaven die vallen onder het gehele Uitgavenplafond Zorg betrokken in de evaluatieonderzoeken. In de pilot wordt geëxperimenteerd met innovatieve onderzoeksmethoden. Hierbij wordt zoveel mogelijk in de geest van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) gewerkt, maar er kan gemotiveerd van worden afgeweken. Om de pilot goed te kunnen evalueren is in 2018 een nulmeting uitgevoerd om de huidige situatie in beeld te brengen. De beleidsdoorlichtingen van de afgelopen jaren zijn de basis om de juiste indicatoren te ontwikkelen. Er komt een evaluatie in 2020 en een eindevaluatie in 2022, het belangrijkste criterium hierbij is of inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid is toegenomen en daarmee de bruikbaarheid van de resultaten voor het verbeteren van beleid. De evaluatie Eenzaamheid (nr. 18) is in de plaats gekomen van de evaluatie Sturingsinstrumenten Wmo 2015 omdat deze is betrokken in de evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg.2 De Kamer is met een brief voorafgaande aan Prinsjesdag nader geïnformeerd over de voortgang van de pilot in 2018 en over de taakopdrachten voor de evaluaties die in 2019 zullen starten.

Nr

Beleidsthema voor evaluatie

2018

2019

2020

2021

2022

Volksgezondheid

         

1

Samenhang: Wpg, Jeugdwet, Wmo

   

EP

   

3

Preventie

ED

ED

ED

EP

 
 

w.o. a) Alles is gezondheid

         
 

w.o. b) Overgewicht

         
 

w.o. c) Sport en bewegen in de buurt

         
 

w.o. d) Gezond en veilig opgroeien

         

4

Rijksvaccinatieprogramma

       

EP

 

Jeugdwet

EP

       

5

Transitie Autoriteit Jeugd

 

EP

     

6

Topsport

 

EP

     

Curatieve zorg

         

7

De juiste zorg op de juiste plek1

 

ED

 

EP

 

8

Bestuurlijke afspraken zorg

     

EP

 

9

Geneesmiddelenvisie

ED

     

EP

10

Zvw-pgb wijkverpleging

EP

       

11

Wanbetalers Zvw-premie

 

EP

     

12

Uitkomstgerichte zorg

EA

ED

ED

ED

EP

Langdurige zorg

         

13

Onafhankelijke cliëntondersteuning

 

EA

ED

EP

 

14

Langer thuiswonende ouderen

EA

     

EP

15

Experimenten persoonsvolgende zorg

ED

EP

     

16

Goed bestuur

   

EP

   

17

Arbeidsmarkt en opleiden

   

EP

   
 

Evaluatie Hervorming Langdurige Zorg

EP

       

18

Eenzaamheid

 

ED

ED

ED

EP

VWS-breed

         

19

Subsidies

EP

       

Interdepartementaal: resultaten pilot

         

2

Kennisfunctie VWS

 

ED

 

EP

 

20

Pilot Lerend evalueren

EA

 

EP

 

EP

EA: Ex ante, ED: Ex durante, EP: Ex post

X Noot
1

Voorheen in het overzicht substitutie genoemd.

2.3 Overzicht Niet-Juridisch Verplichte Uitgaven

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van voorgenomen uitgaven die naar verwachting op 1 januari 2019 nog niet juridisch zijn verplicht. Het gaat om gereserveerde middelen die later in het begrotingsjaar worden verplicht. In veel gevallen liggen er ook bestuurlijke afspraken aan deze voornemens ten grondslag. De niet-juridisch verplichte uitgaven zijn dan ook niet te beschouwen als middelen die zonder meer vrijelijk beschikbaar zijn voor alternatieve aanwending.

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bijdragen x € 1.000)

Art.

Naam artikel

Artikeltotaal

Juridisch verplichte uitgaven

Niet-juridische verplichte uitgaven

Bestemming van de niet juridisch verplichte uitgaven

1

Volksgezondheid

730.754

698.69

95,60%

32.063

4,40%

3.588

voor subsidieregeling Preventiecoalities

             

500

voor subsidieregeling Nader onderzoek naar de doodsoorzaak van kinderen (NODOK)

             

300

voor depressiepreventie

             

650

voor Productverbetering en onderzoek vergunningstelsel

             

200

voor Novel foods

             

125

voor College Toetsing Bestrijdingsmiddelen

             

4.800

voor financiële tegemoetkoming Q-koorspatiënten o.b.v. Regeerakkoord

             

5.000

voor uitvoering subsidieregeling NIPT

             

3.500

voor de uitbreiding van vaccinaties en preventieve medicaties

             

3.000

voor Interventies voor specifieke risicogroepen o.b.v. Regeerakkoord

             

5.000

voor Kansrijke start

             

500

voor preventie schadelijke middelengebruik ADT

             

1.500

Voor Uitrol landelijk netwerk voor keuzegesprekken o.b.v. Regeerakkoord

             

3.400

voor preventief gebruik hiv-remmers (PrEP)

2

Curatieve zorg

3.177.587

3.158.579

99,40%

19.008

0,60%

5.000

Voor bestrijding van antibioticaresistentie

             

2.000

Voor werkzaamheden ten behoeve van de implementatie Wet verplichte ggz.

             

3.000

Voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord MSZ

             

2.578

Voor het overgangsrecht FLO/VUT ouderenregeling

             

1.800

Voor kwaliteitsgelden wijkverpleging als onderdeel van het hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging

             

1.000

Voor de uitvoering nationale onderzoeksagenda als onderdeel va het hoofdlijnenakkoord Huisartsenzorg

             

1.000

Voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord Huisartsenzorg

             

2.630

Voor overig bestuurlijk gebonden opdrachten en subsidies

3

Langdurige zorg en ondersteuning

5.165.018

5.109.943

98,94%

55.075

1,06%

55.075

Voor de verschillende programma’s, cliëntondersteuning, palliatieve zorg, levensbegeleiders/geestelijke verzorging en LVB

4

Zorgbreed beleid

1.211.761

1.175.407

97%

36.354

3%

4.600

Programma’s jeugdgezondheidszorg

             

950

Programma’s tussen weten en doen

             

2.500

Programma academische werkplaatsen gehandicaptenzorg

             

2.000

Innovatie beroepen en opleidingen

             

2.000

Bijdragen onderzoeksprogramma SCP/CPB/Staat van VWS/RvS

             

450

Opzetten informatie knooppunt zorgfraude als organisatie met een wettelijke taak

             

1.500

subsidies transparantie kwaliteit van zorg

             

20.000

HLA: investering in opleidingen die het meest bijdragen aan het oplossen van wachttijden ggz

             

1.100

HLA: doorontwikkeling vervolgopleidingen MSZ

             

1.254

Overige bestuurlijke gebonden subsidies en opdrachten

5

Jeugd

101.104

87.524

86,60%

13.579

13,40%

79,677

voor de invulling van subsidies voor het programma Zorg voor de Jeugd

             

6,334

Voor de opdrachten, met name voor de aanpak kindermishandeling, professionalisering, informatievoorziening en gepaste zorg

6

Sport en bewegen

409.498

400.969

97,90%

8.529

2,10%

8.529

Voor diverse voorgenomen subsidies en opdrachten op het terrein van sportevenementen, de deelakkoorden van het sportakkoord en kennis en innovatie

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII

260.760

258.739

99,20%

2.021

0,80%

2.021

Voor de programma’s op het terrein van educatie en projecten toekomst herinnering

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

5.051.849

5.051.849

100%

0

0%

0

Niet van toepassing

                 

Totaal aan niet verplichte uitgaven

   

218.739

     

2.4 Overzicht Risicoregelingen

In reactie op het rapport van de Commissie Risicoregelingen heeft het kabinet in 2013 voor nieuwe en bestaande risicoregelingen een garantiekader opgesteld (TK 33750, nr. 13). In lijn met het kabinetsbeleid gaat VWS terughoudend om met het gebruik van risicoregelingen. Conform de afspraken binnen het kabinet worden in deze paragraaf de garanties en achterborgstelling van VWS uitgebreid toegelicht.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

 

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantie plafond 2019

Totaal plafond

2

Voorzieningen tbv De Hoogstraat

begrotingswet

8.837

0

397

8.440

0

397

8.043

 

8.440

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

1958

235.912

1.418

34.317

203.013

0

30.995

172.018

 

203.013

3

Voorzieningen tbv verpleeghuizen

financiering

11.224

0

2.323

8.901

0

1.889

7.012

 

8.901

3

Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen

1958

21.088

0

2.664

18.424

0

2.536

15.888

 

18.424

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen

1958

6.054

0

1.144

4.910

0

1.019

3.891

 

4.910

3

Voorzieningen tbv overige instellingen

1958

495

0

168

327

0

128

199

 

327

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

1958

20.319

0

2.105

18.214

0

2.105

16.109

 

18.214

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigeninrichtingen

rijksregeling

4.561

0

434

4.127

0

433

3.694

 

4.127

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

rijksregeling

61.595

0

7.633

53.962

0

5.028

48.934

 

53.962

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

rijksregeling

268

0

33

235

0

34

201

 

235

3

Niet sedentaire personen

 

717

0

127

590

0

127

463

 

590

TOTAAL

 

371.070

1.418

51.345

321.143

0

44.691

276.452

 

321.143

Toelichting

Doel en werking garantieregeling

De in de tabel vermelde verstrekte garanties komen voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen. Door het afgeven van de garanties was het voor zorginstellingen eenvoudiger om via institutionele beleggers, en in latere jaren door banken, financiering te krijgen voor investeringen in hun vastgoed.

Beheersing risico’s en versobering

De Rijksgarantieregelingen zijn rond de eeuwwisseling gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van het Ministerie van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen (bijv. renteherziening), wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).

Instellingen die financieel in de gevarenzone dreigen te komen, worden door het WFZ onder verscherpte bewaking gesteld waarbij onder meer frequent informatie wordt ingewonnen. Indien een zorginstelling met een geborgde lening niet in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen dan neemt het Ministerie van VWS in een dergelijk geval de betalingsverplichting van de zorginstelling over. Dit betekent dat een schade niet ineens hoeft te worden uitgekeerd, maar ook verspreid over de resterende looptijd van de lening kan worden betaald.

Premiestelling en kostendekkendheid

De bovengenoemde regelingen zijn rond de eeuwwisseling gesloten. Voor de afgegeven garanties worden geen risicopremies doorberekend en dit is op basis van de afgesloten contracten ook niet mogelijk.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Geraamd te verlenen 2019

Geraamd te vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantieplafond 2019

Totaal plafond

2

GO Cure

23.314

0

21.187

2.127

0

1.107

1.020

 

2.127

Toelichting

Garantie ondernemingsfinanciering cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de curatieve gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom tevens opgenomen onder de GO in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

Overzicht achterborgstellingen (bedragen x € 1.000.000)

Omschrijving

2018

2019

Achterborgstelling

7.063,9

6.550,1

Bufferkapitaal

287,2

293,8

Obligo

211,9

196,5

Stand begrotingsreserve

5

10

Toelichting

Doel en werking garantieregeling

De bovenstaande tabel is gebaseerd op gegevens van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het WFZ verstrekt garanties aan financiële instellingen voor leningen van de bij het WFZ aangesloten leden. De Staat is achterborg voor het WFZ. Het WFZ is voortgekomen uit de financieringsproblemen voor zorginstellingen die ontstonden begin jaren ’90 van de vorige eeuw. Het WFZ is door de koepels in de sector opgericht om de financiering voor zorginstellingen te vergemakkelijken en daarmee de continuïteit van de zorg veilig te stellen. Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is in 2019, volgens de raming van het WFZ, € 6.550,1 miljoen.

Beheersing risico’s en versobering

De risico’s voor het Ministerie van VWS van de achterborg worden beperkt door een aantal maatregelen. Allereerst kent het WFZ een selectieve toelating. Voor deelname aan het WFZ moeten zorginstellingen hun financiële situatie voldoende op orde hebben. Daarnaast worden garanties alleen verstrekt aan vertrouwenwekkende investeringen. Te risicovolle projecten worden niet geborgd. Verder zijn aangesloten leden gebonden aan het reglement van het WFZ en de daarin omschreven risicobeperkende bepalingen. Een deelnemer mag bijvoorbeeld niet zonder toestemming van het WFZ gebruik maken van rentederivaten. In het kader van het kabinetsbeleid van versobering van risicoregelingen heeft een evaluatieonderzoek van het WFZ plaatsgevonden. Dit onderzoek is in maart 2015 afgerond (TK 34 000 XVI, nr. 108). Het onderzoek laat zien dat de doelstellingen van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) nog steeds actueel zijn: bevorderen van de continuïteit van financiering, beperken van de macrorentekosten en stimuleren van goed financieel management bij zorginstellingen. Het WFZ, met het Rijk als achterborg, speelt kortom nog steeds een waardevolle rol bij de financierbaarheid van investeringen in zorgvastgoed.

Premiestelling en kostendekkendheid

Het Ministerie van VWS ontvangt geen premie voor de achterborg. Zorginstellingen betalen een eenmalige premie (disagio) voor de garantstelling aan het WFZ. Hiermee bouwt het WFZ een risicovermogen op waarmee eventuele claims kunnen worden gedekt. Als dit risicovermogen onvoldoende zou zijn om eventuele schades te dekken, kunnen de deelnemers aan het WFZ via de zogenaamde obligo worden verplicht een financiële bijdrage te leveren van maximaal 3% van de uitstaande garanties van de instelling. Als het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van de deelnemers tezamen niet voldoende zijn voor het WFZ om aan zijn verplichtingen richting geldverstrekkers te kunnen voldoen, kan het WFZ zich richting VWS beroepen op de achterborg. Dit houdt in dat op dat moment VWS het WFZ van een lening zal voorzien zodat het WFZ aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het WFZ heeft nog nooit een beroep hoeven doen op de obligoverplichting van de WFZ-deelnemers.

Begrotingsreserve

Het is nog nooit nodig is geweest voor het WFZ om de achterborg van het Rijk in te roepen. Niettemin is besloten om in het kader van de verdere beperking van de risico’s vanaf het jaar 2017 een begrotingsreserve aan te leggen voor eventuele schade in het kader van de achterborg. Deze begrotingsreserve is opgenomen onder artikel 9 Algemeen.

2.5 De Staat van Volksgezondheid en Zorg en de VWS monitor

VWS-monitor: maatschappelijke doelstellingen
 

Toegankelijkheid1

Kwaliteit2

Betaalbaarheid

Betrokken samenleving

Algemene, levensfase overstijgende thema’s

• Ondersteuning van samen beslissen door mensen meer regie te geven over hun gezondheidsgegevens en professionals te laten beschikken over de juiste informatie op het juiste moment

• Bijdragen aan een toename van de levensverwachting resp. van de levensverwachting in goed ervaren gezondheid

• Houdbare ontwikkeling van de macro zorguitgaven

• Voldoende tevreden en goed toegeruste medewerkers

• Zorg ook thuis kunnen laten plaatsvinden d.m.v. «e-health»

• Lastenreductie door eenmalig registreren en meervoudig gebruik

• Een goed werkende en transparante verzekeringsmarkt

• Bevorderen van zelf- en samenredzaamheid

• Iedereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt heeft de mogelijkheid om via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren

• Zorg op de juiste plek en het juiste moment kunnen laten plaatsvinden door informatie op de juiste plek en het juiste moment

 

• Voorkómen van isolement/ eenzaamheid van mensen met gezondheidsproblemen

Zorg rond de geboorte

• Optimale keuzevrijheid voor type bevalling en begeleiding

• Voorkomen hoge geboortesterfte

• De investering in goede geboortezorg en preventie draagt bij aan voorkomen zware zorg later

• Snel herstel in gezinsverband

• Goed geïnformeerde keuzes kunnen maken

• Perinatale sterfte zo laag mogelijk

• Kosteneffectiviteit preventie

• Vroegsignalering van medische en sociale problemen

• Een gezond kind op de wereld zetten is voor iedereen betaalbaar

   

• Stimuleren sociale netwerken, sport en bewegen, maatschappelijk en vrijwilligerswerk

     

• Mensen herstellen snel en worden ook tijdens ziekteproces in staat gesteld te participeren

Gezond blijven

• Er is een laagdrempelige ondersteuning naar behoefte

• Gezond en veilig opgroeien

 

• Stimuleren maatschappelijke participatie

• Er is goed aanbod van gezondheidsbevordering voor groepen

• Het bevorderen van een gezonde leefstijl

 

• Cliënten en naasten ondersteunen om laatste levensfase zo lang mogelijk in of nabij eigen sociale omgeving door te kunnen brengen

     

• Aandacht voor voldoende vrijwilligers dat palliatieve zorg verleent

Beter worden (acute zorg én niet-acute zorg)

• De cliënt centraal: mensen kunnen bij voldoende zorgaanbieders binnen redelijke termijn terecht

• Zinnige zorg en therapietrouw

• Beheersen zorgkosten per zorgsector

• Bevorderen dat mensen met elkaar het gesprek aangaan (omtrent de invulling van de laatste levensfase) met daarin een rol voor patiënten, naasten, vrijwilligers, artsen en andere hulpverleners

• Beperken stapeling eigen betalingen

• Zorg met zo min mogelijk belasting en zo veel mogelijk resultaat voor patiënt.

• Doelmatige inzet van middelen

 
 

• voorkomen van (vermijdbare) complicatie zoals vermijdbare sterfte, onverwacht lange ligduur en heropnamen

• Onnodig doorbehandelen voorkomen door goede (kennis over) palliatieve zorg

 
 

• De medicatieveiligheid vergroten

• Zorg in de laatste fase is doelmatig georganiseerd

 

Leven met een chronische ziekte en beperkingen

• De cliënt centraal: mensen kunnen bij voldoende zorgaanbieders binnen redelijke termijn terecht

• De medicatieveiligheid te vergroten,

   

• Beperken stapeling eigen betalingen

• Maatwerk gericht op participatie en zelfredzaamheid

   

• Binnen 5 jaar heeft 80% van de chronisch zieken direct toegang tot bepaalde medische gegevens. Van de niet chronisch zieken is dit 40%

• Ervaren kwaliteit van leven

   

• Van chronisch zieken en kwetsbare ouderen kan 75% binnen 5 jaar zelfstandig metingen uitvoeren

     

Zorg in de laatste fase

• De cliënt centraal: mensen kunnen zelf kiezen in welke omgeving zij wensen te overlijden

• De wensen van de cliënt (welke zorg en waar) staan centraal op basis van het goede gesprek (samen beslissen).

   
X Noot
1

Toegankelijkheid heeft de dimensies: Bereikbaarheid, Financiële toegankelijkheid, Tijdigheid, Toegankelijkheid naar behoefte, Keuzevrijheid

X Noot
2

Kwaliteit heeft de dimensies: Effectiviteit, Veiligheid, Patiëntgerichtheid

VWS-monitor: indicatoren1
 

Toegankelijkheid

Kwaliteit

Betaalbaarheid

Betrokken samenleving

Algemene, levensfase overstijgende thema’s

• Inzage medische gegevens chronisch zieken

• Levensverwachting

• Zorguitgaven op macroniveau (BKZ) incl. jaarlijkse groei

• Werkgelegenheid in zorg en welzijn

• Zelfmeting en telemonitoring

• Levensverwachting in goed ervaren gezondheid

• Aandeel BBP besteed aan zorg

• Opleidingen gediplomeerden mbo, hbo, wo zorg en welzijn

 

• % Bevolking dat een (zeer) goede gezondheid ervaart

• Lasten per volwassene aan zorg

 
   

• Overstappers zorgverzekering

 
   

• Modelovereenkomsten polismarkt

 
   

• Wanbetalers zorgverzekering

 
   

• Percentage collectief verzekerden

 

Zorg rond de geboorte

• % Bereik acute verloskunde binnen 45 minuten

• Foetale sterfte

• Kosten van zorg rond zwangerschap, bevalling en kraambed

• % Deelname PSIE (zwangerschapsscreening)

• Aantal verloskundigen

• Neonatale sterfte

• % Vrouwen dat op enig moment in de zwangerschap heeft gerookt

 

• Deelname zuigelingen Rijksvaccinatie-programm

 

Gezond blijven

• Aantal JOGG-gemeenten (Jongeren op Gezond Gewicht, Nationaal Programma Preventie)

• Vaccinatiegraad D(K)TP, BMR en HPV

• Uitgaven aan preventie, gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering (VWS-begroting)

• % jongeren dat dagelijks sociaal contact heeft met familie resp. vrienden en kennissen

• Aantal gezonde sportkantines

• % (jongeren) met overgewicht resp. dat rookt resp. alcohol drinkt resp risicovol sociale media gebruikt

• % deelname sport en bewegen totaal resp. naar leeftijd

• Aantal gezonde Scholen

 

• % deelname screeningen

• Aantal jongeren met jeugdhulp (met/zonder verblijf), -bescherming of -reclassering

   

Beter worden (acute zorg én niet-acute zorg)

• Wachttijden: % dat boven Treeknormen zit

• Potentieel vermijdbare sterfte

• Uitgaven aan zorg per sector (GGZ, eerste lijn, MSZ)

• Aantal mantelzorgers

• % boven 15 minuten aanrijdtijden ambulances

• Zorggerelateerde schade

• Gebruik generieke geneesmiddelen extramuraal

• Mensen met een lichamelijke beperking die betaald werk hebben

• Percentage met minimaal één keer per jaar contact met de huisarts resp. specialist resp. tandarts

• Vermijdbare ziekenhuis-opnamen: aantal opnamen per 100.000 inwoners bij diabetes /astma/COPD/hartfalen [p.j.]

• De gemiddelde ligduur in ziekenhuizen

• % volwassenen dat zich eenzaam voelt

• Afzien van zorg vanwege de kosten

• 5-jaarsoverleving kanker bij baarmoederhals-, resp. borst-, resp. dikke darmkanker)

• Wlz-uitgaven en -ontvangsten per sector

• % 75-plussers dat zich eenzaam voelt»

 

• Huisarts betrekt patiënt bij beslissingen / besteedt voldoende tijd aan patiënt / geeft patiënt gelegenheid om vragen te stellen

   
 

• Zorginfecties in ziekenhuizen

   

Leven met een chronische ziekte en beperkingen

• Het aantal personen in zorg bij huisarts voor één resp. twee of meer chronische ziekten

• Percentage zorgverleners dat aangeeft dat de kwaliteit van zorg verleend door de eigen afdeling/team niet goed is

   

• Aantal mensen met een pgb

• Aantal patiënten van 65 jaar of ouder dat vijf of meer geneesmiddelen gebruikt

   

• Gebruik zorg met verblijf en gebruik zonder verblijf (wijkverpleging)

     

• Wachtlijst Wlz

     

Zorg in de laatste fase

• Aantal meldingen van euthanasie naar locatie

• Aantal euthanasieverzoeken aan huisarts

   

• Aantal meldingen van euthanasie naar type aandoening

   

• Aantal palliatieve sedaties door huisarts.

   
X Noot
1

Er zijn alleen indicatoren gebruikt die als kerncijfer op www.StaatVenZ.nl zijn opgenomen. Nieuwe kerncijfers op de StaatVenZ kunnen leiden tot nieuwe indicatoren in de VWS-monitor.

Enkele mogelijke voorbeelden van indicatorwaarden, referentiewaarden en trends
 

Toegankelijkheid

Betaalbaarheid

Kwaliteit

Betrokken samenleving

Zorg rond de geboorte

Binnen 45 min. vervoerd naar ziekenhuis met acute verloskunde

 

Neonatale sterfte na een zwangerschapsduur van 22 weken

Vrouwen die roken tijdens zwangerschap

Indicatorwaarde: 99,8% (2016)

Indicatorwaarde: 3,1 per 1.000 (2014)

Indicatorwaarde: 8,6% (2015)

Referentiewaarde: -

Referentiewaarde: geen vergelijkbaar internationaal cijfer beschikbaar)

Referentiewaarde: 0,9% (is het aandeel onder hoger opgeleiden)

3-jarige trend: stabiel over de tijd

3-jarige trend: stabiel over de tijd

3-jarige trend: ongunstige trend

Gezond blijven

   

Vaccinatiegraad D(K)TP 10-jarigen

 

Indicatorwaarde: 92,7% (2013)

Referentiewaarde: 90% (de WHO-norm, nodig om groepsimmuniteit te bereiken)

 

3-jarige trend: stabiel over de tijd

Beter worden (acute zorg)

Ambulanceritten die binnen de 15-minutennorm plaatsvinden

 

30-dagen sterfte na ziekenhuis-opname voor acuut myocardinfarct

Heupfracturen die uiterlijk volgende kalenderdag geopereerd worden

Indicatorwaarde: 93,4% (2015)

Indicatorwaarde: 7,7% (2013)

Indicatorwaarde: 86,8% (2013)

Referentiewaarde: 95% (wettelijke verplichting bij A1-inzetten)

Referentiewaarde: 8,4% (mediaan over de OECD-landen)

Referentiewaarde: 70,1% (Mediaan van OECD-landen)

3-jarige trend: gunstige trend

3-jarige trend: gunstige trend

 
   

3-jarige trend: stabiel over de tijd

Beter worden (niet acute zorg)

Wachttijden behandeling in zieken-huizen langer dan de Treeknorm

Mensen die afzien van periodiek mondonderzoek vanwege kosten

Ervaren problemen in afstemming tussen eerste en tweede lijn

Relatieve 5-jaarsoverleving bij borstkanker

Indicatorwaarde: 13,0% (2015)

Indicatorwaarde: 1,5% (2014)

Indicatorwaarde: 15% (2013)

Indicatorwaarde: 85,3% (2014)

Referentiewaarde: 0% (wachttijd moet onder de treeknorm blijven)

Referentiewaarde: 3,8% (dit is de mediaan van OECD-landen)

Referentiewaarde: 29% (dit is de mediaan van OECD-landen)

Referentiewaarde: 85,9% (dit is de mediaan van OECD-landen)

3-jarige trend: stabiel over de tijd

3-jarige trend: ongunstige trend

3-jarige trend: geen trend beschikbaar

3-jarige trend: stabiel over de tijd

Leven met een chronische ziekte en beperkingen

   

Onvoldoende kwaliteit van zorg op de afdeling volgens verpleegkundigen en verzorgenden in de langdurige zorg Indicatorwaarde: 12,5% (2015)

 

Referentiewaarde: PM

3-jarige trend: stabiel over de tijd

Zorg in de laatste fase

   

Continue diepe sedatie met alleen morfine

 

Indicatorwaarde: 6,0 (2010)

Referentiewaarde: 0,0% (Gebruik van alleen morfine als sedativum wordt door de KNMG ontraden)

3-jarige trend: gunstige trend

3. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1 Volksgezondheid

1. Algemene doelstelling

 

1981

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Absolute levensverwachting in jaren:

                   

– mannen

72,7

77,2

78,8

79,2

79,1

79,4

79,9

79,7

79,9

80,11

– vrouwen

79,3

81,6

82,7

82,9

82,8

83,0

83,3

83,1

83,1

83,31

2. Waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

                   

– mannen

59,9

62,5

63,9

63,7

64,7

64,6

64,9

64,6

64,9

65,0

– vrouwen

62,4

61,8

63,0

63,3

62,6

63,5

64,0

63,2

63,3

63,8

Bron

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg

De levensverwachting van in Nederland geboren vrouwen in 2017 bedroeg 83,3 jaar. Dat is 3,2 jaar hoger dan die van mannen (80,1 jaar). Sinds 1981 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1981 een winst van 7,4 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 4,0 jaar ouder geworden.

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van de onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

X Noot
1

Voorlopige cijfers

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Een belangrijke beleidsopgave voor de Minister van VWS is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Mensen zijn in eerste instantie echter wel zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid en dienen zichzelf -indien mogelijk- te beschermen tegen gezondheidsrisico’s. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een agentschap van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), ziet namens VWS onder meer toe op de naleving van de Warenwet en de Tabakswet. Op het gebied van voedselveiligheid en consumenteninformatie zijn vrijwel uitsluitend Europese Verordeningen rechtstreeks van toepassing.

De Minister vervult de volgende rollen:

Stimuleren:

  • Bevorderen dat mensen gezonder leven door gezonde keuzes makkelijker te maken en te zorgen voor betrouwbare informatie over een gezonde leefstijl.

  • Inzetten op een gezonder aanbod van voeding (Akkoord Verbetering Productsamenstelling).

Financieren:

  • Financieren van doelmatige, kwalitatieve en toegankelijke bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en vroegtijdige opsporing van levensbedreigende ziekten, zoals borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker.

  • Financiering Nationaal Programma Grieppreventie.

  • Financiering van de neonatale hielprikscreening en de prenatale screeningen.

  • Vroegtijdige opsporing en bestrijding van infectieziekten. Dit betreft onder andere de financiering van het Rijksvaccinatieprogramma en de bescherming tegen infectieziekten.

  • Financiering voor het uitvoeren van wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.

  • Financiering van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting.

  • Financiering van de abortusklinieken.

  • Financiering van de landelijke ondersteuningsstructuur ten behoeve van de kwaliteit en doelmatigheid van zorg.

Regisseren:

  • Het opstellen van een wettelijk kader voor bescherming van consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen en het handhaven ervan door de NVWA.

  • Het opstellen van een wettelijk kader voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het gebruik van alcohol en tabak en doen handhaven ervan door gemeenten respectievelijk de NVWA.

  • Het opstellen van een wettelijk kader voor de bescherming van proefpersonen bij medisch-wetenschappelijk onderzoek zonder de voortgang van de medische wetenschap onnodig te belemmeren, en het toezicht houden op de toetsing en uitvoering van het onderzoek.

  • Aandacht voor een gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze de makkelijke keuze is.

  • Het tegengaan van ontstaan en verspreiding van antibioticaresistentie in de gezondheidszorg, voedsel, milieu en binnen de dierhouderij, in nauwe samenwerking met het Ministerie van EZK.

  • Opstellen wettelijk kader en doen handhaven van de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg.

  • In het geval van A-ziekten (Wet publieke gezondheid) geeft de Minister leiding aan de bestrijding van deze infectieziekten.

  • Coördinatie van het interdepartementaal drugsbeleid en zorgen voor het wettelijk kader (Opiumwet) en voor de gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.

  • Het formuleren van wet- en regelgeving en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.

3. Beleidswijzigingen

Beleidswijzingen Regeerakkoord/ Beleidsagenda bewindspersonen VWS

Thema Jeugd en Familie

Kansrijke start

Ongeveer 14% van de kinderen heeft geen goede start bij de geboorte, dat wil zeggen wordt te vroeg geboren, heeft een te laag geboortegewicht of allebei (Pregnancy and childbirth, Waelput et al. BMC, 2017). Als een kind tijdens de eerste 1.000 dagen van het leven blootstaat aan stress, rook, slechte voeding, mishandeling of andere risicofactoren, dan heeft dat een negatief en vaak blijvend effect op zijn of haar ontwikkeling. Een goede start begint al voor de geboorte van het kind; zelfs nog vóór de conceptie en tijdens de zwangerschap.

Om ervoor te ervoor te zorgen dat meer kinderen een kansrijke start krijgen is in 2018 gestart met een actieprogramma Kansrijke start. Dit programma zet hierbij in op extra ondersteuning voor kwetsbare gezinnen, inclusief gezinnen waar (al dan niet tijdelijk) sprake is van een kwetsbare opvoedsituatie, rondom bewust zwanger worden, een goede zwangerschap en veilig ouderschap. Daarbij is een goede koppeling tussen het medische en sociale domein (inclusief publieke gezondheid) essentieel, zodat meer kinderen een kansrijke start krijgen. Daarbij spelen gemeenten een belangrijke rol. We zetten de komende kabinetsperiode in op:

  • Voor de zwangerschap: goed voorbereid zwanger en minder ongeplande zwangerschappen door o.a. landelijke beschikbaarheid van Nu Niet Zwanger.

  • Tijdens zwangerschap: eerder signaleren van problemen door o.a. prenatale huisbezoeken.

  • Na de zwangerschap: meer ouders zijn toegerust voor opvoedtaken en minder uithuisplaatsingen door o.a. flexibele contactmomenten JGZ en opvoedondersteuning bij kwetsbare ouders.

Lokale coalities van gemeenten, verzekeraars, verloskundigen, jeugdartsen, huisartsen en wijkteams werken een ketenstandaard kansrijke start uit. Daarin worden afspraken over de uitvoering van de maatregelen en de samenwerking tussen partijen opgenomen.

Thema Preventie

Preventie in zorg

Ook in de zorg komt steeds meer aandacht voor het belang van preventie, voorkomen is beter dan genezen. Om dit te bevorderen loopt het traject preventie in het zorgstelsel. De beleidsmaatregelen hebben tot doel gemeenten en zorgverzekeraars te stimuleren gezamenlijk werk te maken van preventie voor risicogroepen zoals mensen met overgewicht en kwetsbare ouderen. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de opname van kansrijke, effectieve interventies in het basispakket en van de samenwerking tussen het medische en het sociale domein. Met ingang van 2019 is het mogelijk de «gecombineerde leefstijl interventie» (GLI) voor mensen met overgewicht/obesitas uit de Zorgverzekeringswet te vergoeden (TK 32 793, nr. 300 van 26 april 2018). In 2019 vindt verdere implementatie van de GLI plaats.

Preventieakkoord

Er wordt hard aan gewerkt om het preventieakkoord in oktober 2018 met veel maatschappelijke partijen te sluiten voor de thema’s roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht/obesitas. Het preventieakkoord zal de hele kabinetsperiode doorwerking hebben. Het jaar 2019 is het eerste volledige implementatiejaar waarin naast de uitvoering van de afspraken in het akkoord ook de governance, borging en monitoring vorm krijgen. Uw Kamer wordt jaarlijks (eerste kwartaal 2019) over de voortgang van de uitvoering van de afspraken geïnformeerd.

Zoals eerder aangekondigd zal het nationaal programma preventie ook worden voortgezet (tot en met 2021) met maatregelen om andere – dan de drie thema’s in het preventieakkoord- urgente opgaven zoals depressie, dementie, stress op de werkvloer en dergelijke ook aan te pakken.

Depressiepreventie

Op basis van het meerjarenprogramma depressiepreventie (TK 32 793, nr. 259) is er in 2019 voor alle risicogroepen (tieners, pas bevallen moeders, patiënten bij huisartsen, mantelzorgers en jonge werkende vrouwen) een plan van aanpak in uitvoering. Uw Kamer wordt in het najaar van 2019 geïnformeerd over de stand van zaken van dit meerjarenprogramma en een eventueel vervolg op de «Hey publiekscampagne».

Onbedoelde zwangerschappen

Nederland behoort wereldwijd tot de landen met het laagste geboortecijfer en ook het aantal tienerzwangerschappen is in internationaal perspectief laag. Tegelijkertijd is in Nederland één op de vijf vrouwen ooit onbedoeld zwanger geweest en was 68% van deze zwangerschappen ongewenst (https://fiom.nl/kenniscollectie/ongewenste-zwangerschap/cijfers-en-feiten). Ondanks de in internationaal perspectief gunstige cijfers, is er dus verbetering mogelijk.

Voor het onderwerp onbedoelde (tiener) zwangerschappen is in het Regeerakkoord voor 2019 € 17,2 miljoen beschikbaar gesteld. Veldpartijen hebben in 2018 gezamenlijk een plan van aanpak ingediend waarin ze aangeven wat zij kunnen bijdragen aan het verminderen van onbedoelde (tiener)zwangerschappen en het ondersteunen van vrouwen en hun partner die te maken hebben met een ongewenste zwangerschap door middel van keuzebegeleiding. Thema’s die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: preventie op scholen, keuzehulpgesprekken, campagnes en specifiek beleid op hoogrisicogroepen. Dit najaar ontvangt de Kamer een brief waarin de aanpak nader wordt uitgewerkt. In 2019 zullen de veldpartijen met deze thema’s aan de slag gaan, zoveel mogelijk met gezamenlijke plannen.

De Kamer zal in 2019 over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak worden geïnformeerd.

Thema gezondheidsbescherming

Antibioticaresistentie

Antibioticaresistentie (ABR) kan de volksgezondheid in gevaar brengen. In toenemende mate worden wereldwijd bacteriën ongevoelig voor antibiotica. Daarom werken we via het programma ABR (2015–2019) aan een integrale aanpak (one health) om resistentie te voorkomen en de gevolgen van resistentie zoveel mogelijk terug te dringen. Dit betekent voor 2019 onder andere het volgende.

  • Er is door het nieuwe «samenwerkingsverband richtlijnen infectiepreventie» gestart met de actualisatie van de richtlijnen infectiepreventie.

  • De 10 regionale ABR zorgnetwerken zijn volledig operationeel en voorkomen door goede samenwerking en informatie uitwisseling dat resistente bacteriën worden verspreid.

  • Uitvoering geven aan het programma «Aanpak antibioticaresistentie in verpleeghuizen» en opschaling tot 500 verpleeghuislocaties (infectiepreventie en bewustwording).

  • IGJ zet zowel bij ziekenhuizen als verpleeghuizen onverminderd in op het toezicht op infectiepreventie en zorgvuldig gebruik van antibiotica.

  • Inzet op innovatie en onderzoek nieuwe middelen, alternatieven en betere diagnostiek.

Gezien het feit dat het huidige programma in 2019 afloopt, wordt eind 2019 een besluit genomen over het al dan niet geven van een vervolg hieraan. De Kamer wordt jaarlijks via een brief over de voortgang van het programma geïnformeerd.

Veilig voedsel

Met het oog op de voedselveiligheid en het voorkomen van voedselfraude wordt gewerkt aan aanvullende maatregelen op het terrein van voedselveiligheid en voedselfraude. Zo wordt, vooral in Europees verband, gewerkt aan mogelijke maatregelen voor onder andere voedselcontact- materialen, minerale oliën, Campylobacter, Toxoplasma, aangepaste monitoring van residuen van stoffen en maatregelen om aanwezigheid van contaminanten zoals acrylamide en kwik in voedsel te voorkomen.

Het incident fipronil in eieren in 2017 heeft een aantal knelpunten in het systeem van de beheersing van de voedselveiligheid blootgelegd. De Commissie Sorgdrager heeft medio 2018 een aantal aanbevelingen gedaan aan de departementen VWS en LNV, aan de NVWA en de betrokken pluimveesectoren. Ten slotte is goede informatie op het etiket van levensmiddelen nodig om de misleiding van consumenten te voorkomen.

Alle maatregelen moeten bijdragen aan de borging van het hoge niveau van voedselveiligheid in Nederland en het behoud van het vertrouwen van consumenten in voedsel.

Voor 2019 hebben daarom de volgende onderdelen de aandacht:

  • de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager, die zich richten op het versterken van de aandacht voor voedselveiligheid, de evaluatie van het Actieplan etikettering van levensmiddelen.

Thema Medische ethiek

Het doel van dit kabinet is om bij medisch-ethische vraagstukken te komen tot beleid dat kan rekenen op breed draagvlak binnen onze samenleving; dat aansluit bij ons moreel kompas. Het kabinet hanteert daarbij drie vragen: een vraag naar de medisch-wetenschappelijke noodzaak, naar de medisch-ethische dimensie en naar maatschappelijke discussie en politieke bezinning.

In 2019 wordt uitvoering gegeven aan de nota medische ethiek die op 6 juli 2018 aan uw Kamer is aangeboden (TK 34 990, nr.1). Uw Kamer wordt over de voortgang van de in de nota genoemde onderwerpen, geïnformeerd.

In 2019 gaat het met name om:

  • De start van een onderzoeksprogramma bij ZonMw om alternatieven voor onderzoek met embryo’s te stimuleren. In het programma wordt onderzocht of, en zo ja hoe met behulp van (geïnduceerde pluripotente) stamcellen ernstige erfelijke ziekten kunnen worden voorkomen. De ambitie is dat Nederland een leidende rol gaat spelen in het internationale wetenschappelijke veld.

  • Wijzigingsvoorstel voor de Embryowet om:

    • 1. geslachtskeuze bij het risico op een ernstige erfelijke aandoening met ongelijke geslachtsincidentie mogelijk te maken;

    • 2. te voorzien in een expliciete grondslag voor het gebruik van restmateriaal (embryo’s en geslachtscellen) voor kwaliteitsbewaking in fertiliteitsklinieken.

  • Een voorstel voor regulering op basis van het advies van de Gezondheidsraad over regulering cybriden en iPS-chimaeren en de voorlichting van de Raad van State.

  • Wijzigingsvoorstel voor de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting. Naar aanleiding van de brief over het Actieplan ondersteuning donorkinderen wordt het toezicht op het aantal kinderen per donor versterkt. Daarnaast wordt het met deze wet voor halfbroers en -zussen makkelijker om met elkaar in contact te komen als daar behoefte aan is.

  • De evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap. ZonMw heeft in 2018 de opdracht gekregen om de Waz te evalueren.

  • Onderzoek naar de omvang en de omstandigheden van de groep mensen voor wie de door de commissie Schnabel genoemde ruime interpretatie en toepassing van de bestaande euthanasiewetgeving onvoldoende soelaas biedt in de ogen van betrokkenen.

Overige beleidswijzigingen

Landelijke nota Gezondheidsbeleid

De Kamer ontvangt eind 2019 de vierjaarlijkse landelijke nota Gezondheidsbeleid. Bij het opstellen van de nota zal onder meer gebruik worden gemaakt van de inzichten die zijn opgedaan uit de in 2018 verschenen Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) (TK 32 793, nr. 286).

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

713.544

693.573

681.398

676.925

673.233

694.988

691.537

                   

Uitgaven

621.682

674.665

730.754

683.879

676.433

694.988

691.537

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

93,70%

       
                   

1. Gezondheidsbescherming

107.563

116.307

125.386

124.870

124.906

140.780

136.774

                   
 

Subsidies

3.980

10.763

20.026

20.842

20.913

16.242

12.242

   

Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid / Nationaal Programma Preventie

3.703

10.413

19.551

20.367

20.563

15.992

11.992

   

Overig

277

350

475

475

350

250

250

                   
 

Opdrachten

1.894

2.601

1.827

1.816

2.014

1.891

1.891

   

Aanschaf Jodiumtabletten

375

0

0

0

0

0

0

   

Overig

1.519

2.601

1.827

1.816

2.014

1.891

1.891

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

101.464

102.920

103.396

102.075

101.842

102.069

102.064

   

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

81.760

83.602

86.720

85.449

85.449

85.454

85.454

   

RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

19.704

18.158

15.831

15.831

15.229

15.229

15.228

   

Overig

0

1.160

845

795

1.164

1.386

1.382

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

207

0

0

0

0

0

0

   

Overig

207

0

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

18

23

137

137

137

20.578

20.577

   

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

0

12

126

126

126

126

126

   

Lokaal verbinden

0

0

0

0

0

20.000

20.000

   

Overig

18

11

11

11

11

452

451

                   

2. Ziektepreventie

439.051

469.291

521.403

472.598

467.377

470.057

470.738

                   
 

Subsidies

230.853

241.284

262.109

246.645

237.772

238.921

239.527

   

Ziektepreventie

7.586

8.864

26.294

14.529

8.208

6.605

6.605

   

RIVM: Regelingen publieke en seksuele gezondheid

205.337

213.805

211.225

207.675

205.351

208.337

208.943

   

Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT)

17.930

18.615

24.590

24.441

24.213

23.979

23.979

                   
 

Opdrachten

475

417

11.050

11.151

11.151

11.152

11.152

   

(Vaccin)onderzoek

0

0

11.027

11.027

11.027

11.027

11.027

   

Overig

475

417

23

124

124

125

125

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

206.834

226.572

247.226

213.784

217.435

218.965

219.040

   

RIVM: Opdrachtverlening Centra

206.834

226.572

247.226

213.784

217.435

218.965

219.040

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

889

1.018

1.018

1.018

1.019

1.019

1.019

   

Overig

889

1.018

1.018

1.018

1.019

1.019

1.019

                   

3. Gezondheidsbevordering

55.621

69.223

64.571

67.512

65.247

65.254

65.125

                   
 

Subsidies

38.817

48.682

45.217

46.112

44.080

44.085

44.082

   

Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

9.361

11.026

10.037

9.207

8.685

8.587

8.587

   

Gezonde leefstijl en gezond gewicht

15.066

18.149

15.052

15.107

13.591

13.191

13.191

   

Letselpreventie

3.987

4.340

4.151

4.158

4.158

4.158

4.158

   

Bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg

6.203

5.199

4.598

4.598

4.598

4.598

4.598

   

Bevordering van seksuele gezondheid

2.965

7.783

11.287

12.587

12.587

12.588

12.588

   

Overig

1.235

2.185

92

455

461

963

960

                   
 

Opdrachten

3.227

6.389

4.120

5.181

5.181

5.181

5.181

   

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

2.854

3.100

3.100

3.100

3.100

3.100

3.100

   

Communicatie verhoging leeftijdsgrenzen alcohol en tabak

0

0

0

1.060

1.060

1.060

1.060

   

Overig

373

3.289

1.020

1.021

1.021

1.021

1.021

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

0

381

643

634

480

480

355

   

Overig

0

381

643

634

480

480

355

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

146

191

728

728

728

728

   

Overig

0

146

191

728

728

728

728

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

13.577

13.625

14.400

14.857

14.778

14.780

14.779

   

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

13.577

13.303

13.303

13.303

13.303

13.303

13.302

   

Overig

0

322

1.097

1.554

1.475

1.477

1.477

                   

4. Ethiek

19.447

19.844

19.394

18.899

18.903

18.897

18.900

                   
 

Subsidies

18.363

17.784

17.709

17.214

17.218

17.212

17.215

   

Abortusklinieken

16.543

16.081

16.092

16.106

16.110

16.104

16.107

   

Beleid Medische Ethiek

1.820

1.703

1.617

1.108

1.108

1.108

1.108

                   
 

Opdrachten

83

341

341

341

341

341

341

   

Overig

83

341

341

341

341

341

341

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

1.001

1.719

1.344

1.344

1.344

1.344

1.344

   

CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek

1.001

1.719

1.344

1.344

1.344

1.344

1.344

                   

Ontvangsten

18.716

8.403

11.903

11.903

11.903

11.903

11.903

   

Bestuurlijke boetes

6.981

5.400

5.400

5.400

5.400

5.400

5.400

   

Overig

11.735

3.003

6.503

6.503

6.503

6.503

6.503

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 345,1 miljoen is 94,3% juridisch verplicht. Het betreft de financiering van de tot en met 2019 aangegane verplichtingen op basis van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS én de Subsidieregelingen publieke gezondheid, Preventiecoalities, NODOK, NIPT en Abortusklinieken.

Opdrachten

Van het budget voor 2019 van € 17,3 miljoen is 75,4% juridisch verplicht. Het betreft de financiering van verplichtingen die tot en met 2018 zijn aangegaan.

Bijdragen aan agentschappen

Het budget betreft de financiering van de opdrachtverlening voor 2019 aan het RIVM, de NVWA en het CIBG. Op basis van het offertetraject is het budget 2019 van € 352,6 miljoen voor 97,8% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Dit betreft de Afgifte van Schengenverklaringen via het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het budget voor 2019 van € 0,2 miljoen is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft de heroïneverstrekking door gemeenten op medisch voorschrift via een toevoeging aan het gemeentefonds, de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de bijdrage aan Caribisch Nederland inzake de Tijdelijke Regeling Publieke Gezondheid. Het budget voor 2019 van € 15,6 miljoen is voor 97,5% juridisch verplicht.

5. Toelichting op de instrumenten

Subsidies

Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid/Nationaal Programma Preventie

In 2019 zal verdere uitwerking worden gegeven aan de voornemens die zijn opgenomen in landelijke nota gezondheidsbeleid die in december 2015 (TK 32 793, nr. 204) is verschenen.

De uitgaven op dit instrument betreffen onder andere:

  • Nationaal Programma Preventie (NPP) (€ 3 miljoen)

    Het Nationaal Programma Preventie (NPP) wordt tot 2021 voortgezet (TK 32 793, nr. 245). Via het programmabureau Alles is gezondheid... worden maatschappelijke initiatieven gestimuleerd die bijdragen aan een gezonder Nederland. Maatschappelijke organisaties zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Netwerkvorming en kennisdeling worden daarbij benut om het bereik en de impact van deze initiatieven te vergroten.

  • Preventiecoalities (€ 4,8 miljoen)

    Dit betreft het faciliteren van samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars onder de noemer preventiecoalities. Dit gebeurt door middel van bijdragen in de kosten van de procescoördinatie voor effectieve preventieactiviteiten voor risicogroepen met als doel de gezondheid van deze groep te verbeteren.

  • Veenkoloniën (€ 1,3 miljoen)

    Het amendement Wolbert (TK 34 000, nr. 43) vraagt om een regionale aanpak van gezondheidsachterstanden in de Veenkoloniën waar meerdere gemeenten en regionale (zorg)organisaties bij betrokken zijn. VWS financiert deze regionale aanpak. Het programma besteedt nadrukkelijk aandacht aan de wensen, behoefte en participatie van bewoners.

  • Depressiepreventie (€ 0,8 miljoen)

    VWS financiert de uitvoering van een meerjarenprogramma om te komen tot meer aandacht voor depressiepreventie (TK 32 93, nr. 259). In het meerjarenprogramma wordt toegewerkt naar een sluitende keten van «nuldelijn» (wat kunnen mensen zelf doen) tot «tweedelijn» (wat kunnen professionals doen) bij de zes hoogrisicogroepen: jongeren, jonge vrouwen, huisartsenpatiënten, werknemers in stressvolle beroepen, chronisch zieken en mantelzorgers. Daarbij ligt de focus in 2019 bij jongeren en jonge vrouwen.

  • Effectieve interventies (€ 4 miljoen, waarvan € 3 miljoen uit het Regeerakkoord)

    Financiering van longitudinaal epidemiologisch onderzoek, met daarin ook informatie die beschikbaar is in biobanken. Het doel is waargenomen trends in de volksgezondheid te kunnen verklaren en aangrijpingspunten voor effectieve preventieve interventies te vinden.

Kansrijke start (€ 4,9 miljoen)

Om ervoor te zorgen dat meer kinderen een kansrijke start krijgen is in 2018 gestart met een actieprogramma Kansrijke start. Dit programma zet hierbij in op extra ondersteuning voor kwetsbare gezinnen, inclusief gezinnen waar (al dan niet tijdelijk) sprake is van een kwetsbare opvoedsituatie, rondom bewust zwanger worden, een goede zwangerschap en veilig ouderschap.

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De Minister van VWS is opdrachtgever voor het agentschap Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA heeft een centrale rol bij het bewaken van de veiligheid van voedsel- en consumentenproducten op grond van de wettelijke normen. Hiervoor is in 2019 € 86,7 miljoen beschikbaar. Dit is inclusief een deel van de middelen uit de Regeerakkoord envelop «capaciteit NVWA» naar de begroting van VWS. Deze eerste tranche heeft een totale omvang van € 5 miljoen structureel vanaf 2019. Van deze middelen is 2/3 beschikbaar voor LNV en 1/3 voor VWS. Daarnaast is door het vorige kabinet eenmalig € 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de NVWA. Vanuit die extra middelen is € 4 miljoen incidenteel voor 2019 ingezet (idem voor LNV 2/3 en VWS 1/3). De extra middelen worden ingezet voor meer capaciteit voor het toezicht op voedselveiligheid en dierenwelzijn. De intensivering bij de NVWA vindt onder andere plaats door te investeren in digitaal toezicht, het versterken van Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) en door een pilot te starten met cameratoezicht in slachthuizen.

In onderstaande tabel is weergegeven hoe het aantal verloren levensjaren door voedselinfecties zich ontwikkelt.

Kengetallen voedselveiligheid: Aantal verloren gezonde levensjaren ten gevolge van voedselinfecties door ziekteverwekkende micro-organismen in voedsel in Nederland gegevens 2016 (RIVM Letter Reports disease burden 2012, 2013, 2014 en 2016; M. Bouwknegt et al.)

Micro-organismen

Aantal verloren gezonde levensjaren (DALY=Disability Adjusted Life Year)1

   
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Toxoplasma gondii

1.093

1.068

1.088

1.063

1.062

1.100

Campylobacter spp.

1.951

1.917

1.869

1.691

1.501

1.300

Salmonella spp.

1.486

670

649

643

757

680

S. aureus toxine

194

194

193

192

192

190

C. perfringens toxine

176

176

177

177

177

180

Norovirus

297

286

285

301

375

270

Rotavirus

161

186

78

165

88

140

B. cereus toxine

28

28

28

28

28

29

Listeria monocytogenes

94

68

191

165

310

190

STEC O157

61

61

61

61

61

61

Giardia spp.

29

29

29

29

29

29

Hepatitis-A virus

7

7

6

5

5

6

Cryptosporidium spp.

6

11

11

19

22

14

Hepatitis-E virus

34

30

73

103

102

70

Totaal

5.618

4.732

4.738

4.642

4.708

4.200

De getallen zijn gebaseerd op het aantal jaarlijks gerapporteerde gevallen en de daarmee gepaarde ziektelast gecorrigeerd voor: i) de dekkingsgraad (indien van toepassing); ii) onderdiagnose en onderrapportage; en iii) het feit dat niet elke zieke medische zorg nodig heeft. Het berekeningsmodel voor deze getallen kent een schattingselement omdat het gebaseerd is op een aantal aannames. Daarom worden de kengetallen als afgeronde getallen weergegeven.

X Noot
1

DALY=Disability Adjusted Life Year. Maat voor ziektelast in een populatie uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaarequivalenten). In deze maat komen de drie belangrijke aspecten van de volksgezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit van leven en het aantal personen dat een effect ondervindt.

RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

Het RIVM heeft de wettelijke taak periodiek te rapporteren over de toestand en de toekomstige ontwikkeling van de volksgezondheid. Het RIVM vormt voorts samen met een zevental kennisinstellingen een consortium, dat verantwoordelijk is voor de Staat van Volksgezondheid en Zorg (www.staatvenz.nl), kerncijfers voor beleid. Via deze webportal worden actuele en eenduidige cijfers beschikbaar gesteld over de domeinen van het Ministerie van VWS. Verder voert het RIVM opdrachten uit op terrein van Sport, Geneesmiddelen en Medische Technologie en Risicoschatting en -beoordeling voor Beleid. In totaal is voor het RIVM voor deze taken in 2019 € 15,8 miljoen beschikbaar.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Uitvoering van het preventieprogramma via ZonMw

Betreft de verdere uitvoering van het vijfde Preventieprogramma (PP5). Dit programma levert kennis op die bijdraagt aan de doelstellingen van het Nationaal Programma Preventie (NPP). Verder gaat in 2019 het zesde Preventieprogramma van start. In dit onderzoeksprogramma zal worden aangesloten bij de «Kennisagenda preventie. Nationale wetenschapsroute Gezondheidsonderzoek, preventie en behandeling», de uitkomsten van de onderzoeks- en ontwikkelagenda’s van de VTV-2018 van het RIVM, het onderbouwen van de effectiviteit van interventies en de opbrengsten van de eerdere preventieprogramma’s, zodat kennis die werkt beter ontsloten zal worden.

De hiervoor beschikbare middelen (€ 7 miljoen in 2019) staan verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «Toelichting op de instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Bijdragen aan medeoverheden

Lokaal verbinden

Financiering van het programma «Gezond in...» (TK 32 793, nr. 267). Het beschikbare budget van jaarlijks € 20 miljoen is voor de periode 2018 tot en met 2021 overgeheveld naar het gemeentefonds en wordt via een decentralisatie-uitkering aan de gemeenten beschikbaar gesteld.

2. Ziektepreventie

Subsidies

Ziektepreventie

De Minister zorgt op het terrein van de ziektepreventie subsidies (€ 26,3 miljoen) voor een goede bescherming tegen infectieziekten, preventie van chronische ziekten en de jeugdgezondheidszorg (JGZ) door onder andere te zorgen voor:

  • Een goede landelijke structuur om bekende en onbekende infectieziektedreigingen inclusief zoönosen en vectorgebonden aandoeningen snel te kunnen signaleren en bestrijden.

  • Het internationaal uitwisselen van informatie en afstemmen van voorbereidings- en bestrijdingsmaatregelen.

  • Subsidiëring van het Nederlands Lymeziekte-expertisecentrum dat zich inzet om de preventie, diagnostiek en behandeling van de ziekte van Lyme te verbeteren, waarbij alle betrokken partijen hun eigen inbreng leveren.

  • Subsidiëring van de stichting Q-support om patiënten, die na de Q-koorts-epidemie te maken hebben met langdurige klachten, te ondersteunen, te adviseren en te begeleiden.

  • Het ondersteunen van het Kennisplatform Intensieve Veehouderij en Humane Gezondheid dat handvatten kan meegeven aan lokale bestuurders voor de afweging van gezondheid in de bestuurlijke beslissingen bij ontwikkelingen in de veehouderij.

  • Het in internationaal verband initiëren en implementeren van doelgerichte acties om antibioticaresistentie te voorkomen en te verminderen. Het opzetten van regionale zorgnetwerken antibioticaresistentie en het verbeteren van de surveillance systemen. Het financieren van onderzoek om de ontwikkeling van nieuwe antibiotica en alternatieven voor antibiotica te stimuleren, zoals verwoord in de Kamerbrief van 24 februari 2017 (TK 32 620 nr. 187).

  • Financiering van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) voor activiteiten gericht op het ondersteunen van de JGZ-organisaties en de professionals bij het invoeren van vernieuwingen en verbeteringen in de praktijk.

Verder ontvangen Q-koortspatiënten een vorm van tegemoetkoming als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die zij hebben ondervonden (TK 25 295, nr.43)(voor de totale tegemoetkoming is € 15,5 miljoen beschikbaar, waarvan € 9,6 miljoen in 2019).

Na vaccinatie tegen Mexicaanse griep in 2009 is een aantal personen gediagnostiseerd met narcolepsie. In goed overleg met de betrokkenen wordt momenteel een zorgvuldig proces doorlopen, waarbij onder meer onafhankelijke deskundigen worden geraadpleegd. Het doel van dit traject is om te komen tot een schikking met de betrokken personen. Hiervoor is voor 2019 een bedrag van € 5 miljoen gereserveerd voor de schikkingen.

RIVM: Regelingen publieke en seksuele gezondheid

De Subsidieregeling publieke gezondheid wordt uitgevoerd door het RIVM en bestaat uit:

  • Het financieren, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de landelijke bevolkingsonderzoeken naar borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker (€ 126,6 miljoen).

  • Het financieren van het Nationaal Programma Grieppreventie. Doel van dit programma is om kwetsbare groepen (alle 60-plussers en mensen onder de 60 jaar met een risico-indicatie, zoals longziekten, hart- of nieraandoeningen en diabetes mellitus) te beschermen tegen (de ernstige gevolgen van) griep (€ 37,4 miljoen).

  • Het financieren van soa-onderzoek en aanvullende seksuele gezondheidszorg en coördinatie (€ 35,1 miljoen).

Verder verstrekt het RIVM, op basis van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, subsidies op het terrein van de seksuele gezondheid (€ 12,1 miljoen) en aan de regionale centra voor prenatale Screening (€ 3,5 miljoen). Inhoudelijk wordt het onderwerp seksuele gezondheid toegelicht onder het artikelonderdeel Gezondheidsbevordering.

Kengetallen Deelname aan vaccinatieprogramma, bevolkingsonderzoeken en screeningen in procenten
 

2005

2010

2015

2016

2017

1. Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma

95,8%

95,0%

94,8%

93,1%

91,2%

2. Percentage deelname aan Nationaal Programma Grieppreventie

76,9%

68,9%

50,1%

53,5%

3. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker

81,7%

80,7%

77,6%

4. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

65,5%

64,3%

64,4%

60,3%

5. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek darmkanker

73,0%

73,0%

6. Percentage deelname aan hielprik

99,6%

99,7%

99,3%

99,2%

Bron:

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het verslagjaar 2016 (betreft alle vaccinaties gegeven t/m 2015) is dit percentage 93,1%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2014 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd. Zie ook mijn brief van 25 juni 2018 (TK 32 793, nr. 315).

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage gevaccineerde personen in de groep patiënten die conform het advies van de Gezondheidsraad in aanmerking komen voor vaccinatie tegen influenza. Zie ook mijn brief van 9 oktober 2017 (TK 32 793 nr. 283)

3. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek borstkanker. De populatie van het bevolkingsonderzoek bestaat uit 50–75 jarige vrouwen.

4. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. De populatie van het bevolkingsonderzoek bestaat uit 30–65 jarige vrouwen.

5. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage personen dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek (screening) naar dikkedarmkanker.

6. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage pasgeborenen dat gescreend is.

Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT)

Tijdens de zwangerschap kan met de Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) onderzocht worden of het ongeboren kind mogelijk downsyndroom, edwardssyndroom of patausyndroom heeft. Tot 1 januari 2020 wordt de NIPT als eerste test in onderzoekssetting gefinancierd. Hiervoor is in 2019 € 24,6 miljoen beschikbaar.

In 2019 wordt bekeken hoe de financiering van de NIPT vanaf 2020 plaats zal vinden.

Opdrachten

(Vaccin)onderzoek

Er is in totaal € 7,4 miljoen gereserveerd voor vaccinonderzoek (circa € 5,8 miljoen) en onderzoek naar alternatieven voor dierproeven (circa € 1,7 miljoen). Vanaf 2013 zijn deze taken ondergebracht bij de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoekterrein (PdALt). Het voornemen is om het onderdeel (vaccin)onderzoek van PdALt met ingang van 2019 te privatiseren. Voorts is € 3,6 miljoen beschikbaar voor de uitbreiding van vaccinaties en preventieve medicatie.

Bijdragen aan agentschappen

RIVM: Opdrachtverlening Centra

Het RIVM stelt zich tot doel om de gezondheid van de Nederlandse bevolking te beschermen en te bevorderen. Het RIVM doet dit door middel van het (doen) uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en advisering op het terrein van volksgezondheid en het voeren van de regie op diverse terreinen van de publieke gezondheid. Binnen het RIVM zijn hiertoe verschillende centra actief, zoals:

  • Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) ontvangt financiële middelen voor het vervullen van zijn taken ten aanzien van de preventie en bestrijding van infectieziekten met specifiek ook aandacht voor antimicrobiële resistentie, het bevorderen van seksuele gezondheid door de ondersteuning van professionals bij een goede uitvoering en taken op het gebied van vaccinologie (€ 49,4 miljoen).

  • Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CVB) ontvangt financiële middelen voor het uitvoeren van zijn coördinerende taken gericht op de voorlichting over bevolkingsonderzoeken, het Nationaal Programma Grieppreventie en pre- en neonatale screeningen en de kwaliteit van de uitvoering en monitoring ervan. Mensen die tot de betreffende doelgroep behoren, kunnen vrijwillig aan de bevolkingsonderzoeken deelnemen (€ 18,5 miljoen). Ook verzorgt het CVB de uitvoering van de prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie (€ 19,2 miljoen), het Nationaal Programma Grieppreventie (€ 10,1 miljoen) en de hielprik (€ 17,3 miljoen).

  • Het Centrum Gezondheid en Milieu (CGM) ontvangt financiële middelen om de Minister van VWS en de regio’s bij te staan met gezondheidskundige advisering, advisering over het uitvoeren van gezondheidsonderzoek en risicoanalyses over mogelijke gezondheidseffecten en over psychosociale nazorg. Vragen over gezondheid en veiligheid in relatie tot milieu en het voorkomen van incidenten en rampen komen samen bij het CGM. Het CGM is erop gericht deze kennis waar nodig te ontwikkelen, te borgen en te ontsluiten voor professionals en bestuurders (€ 6 miljoen).

  • De Dienst Vaccinatievoorzieningen en Preventieprogramma’s (DVP) zorgt ervoor dat er voldoende goede en betaalbare vaccins, antisera en slecht verkrijgbare medicijnen beschikbaar zijn voor het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) en calamiteiten (€ 2 miljoen). Voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma is € 118,9 miljoen beschikbaar, inclusief de eenmalige extra vaccinatiecampagne tegen meningokokken type W infectie (TK 32 793, nr. 322).

  • Het Centrum Gezond Leven (CGL) ontvangt financiële middelen met als doel samenhangende en effectieve lokale gezondheidsbevordering te faciliteren. Het CGL bevordert het gebruik van erkende leefstijlinterventies, onder meer door beschikbare interventies overzichtelijk te presenteren en te beoordelen op kwaliteit en samenhang en het versterken van gezondheidsbeleid via diverse handreikingen. Daarnaast voert het CGL het programma «Structurele versterking Gezondeschool.nl» uit (€ 3,2 miljoen).

3. Gezondheidsbevordering

Subsidies

Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

Organisaties zoals het Trimbos-instituut ontvangen instellings- en projectsubsidies voor het uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op preventie van (schadelijk) alcohol-, tabaks- en drugsgebruik en voor andere VWS-beleidsterreinen, zoals de geestelijke gezondheidszorg. Het Trimbos-instituut zet zich in om wetenschappelijk onderbouwde, onafhankelijke informatie te geven aan professionals en burgers. Voorbeelden zijn de uitvoering van de Nationale Drug Monitor (NDM), het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS), het Nationaal Expertisecentrum Tabak (NET) en ondersteuning van de Taskforce Rookvrije Start. Voor 2019 gaat het om projectsubsidies van circa € 3,4 miljoen en bij de instellingssubsidies gaat het in totaal om circa € 6,7 miljoen.

Gezonde leefstijl en gezond gewicht

De inzet op gezonde leefstijl, gezonde voeding en een gezond gewicht krijgt in 2019 extra aandacht via het Nationaal Preventieakkoord. Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij effectieve en bestaande programmalijnen. Dit zijn onder andere:

  • Subsidie aan het Voedingscentrum om te voorzien in de juiste informatie over gezonde voeding voor burgers en professionals.

  • Subsidie aan de Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht (TK 34 080 A, nr. 1) om in gemeenten een gezonde(re) omgeving te creëren en in te zetten op een stijging van het aantal jongeren op een gezond gewicht in minimaal 75 (JOGG-) gemeenten in 2020. Hierbij werkt de stichting samen met diverse partijen: overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Vanuit Care for Obesity wordt ingezet op de doorontwikkeling en implementatie van het landelijk model voor een sluitende ketenaanpak op obesitas voor kinderen.

  • Het brede programma Gezonde School en Gezonde Kinderopvang. Hierin worden in nauwe samenwerking met de Ministeries van OCW, EZK en SZW kinderen in voorschoolse voorzieningen, het basis- en voortgezet onderwijs en mbo gestimuleerd tot een gezonde leefstijl. Onderdeel daarvan is het streven dat alle schoolkantines beschikken over een gezond aanbod volgens de richtlijnen van het Voedingscentrum.

Letselpreventie

Voor letselpreventie is € 4,2 miljoen beschikbaar. Dit is onder andere voor een instellingssubsidie aan de Stichting VeiligheidNL voor het uitvoeren en monitoren van haar activiteiten die zijn gericht op letselpreventie. Zij doen dit door middel van interventies en programma’s voor bijvoorbeeld jongeren en ouderen.

Bevordering van kwaliteit en toegankelijkheid van zorg

De Stichting Pharos ontvangt als kennis- en adviescentrum subsidie (€ 4,6 miljoen) voor het stimuleren van de toepassing van kennis in de praktijk voor de verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van de zorg voor migranten en mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Het gaat daarbij om mensen die minder vaardig zijn in het verkrijgen, begrijpen en gebruiken van informatie over (hun) gezondheid bij het nemen van gezondheidsgerelateerde beslissingen. Verder worden gemeenten geactiveerd om lokale gezondheidsachterstanden structureel aan te pakken. Het lokale proces wordt ondersteund door het landelijk stimuleringsprogramma waarin kennis van werkzame interventies, goede voorbeelden en ervaringen worden samengebracht, onder regie van Pharos en Platform31 (TK 32 793, nr. 267).

Bevordering van de seksuele gezondheid

Om de seksuele gezondheid te bevorderen verleent VWS rechtstreeks (onder andere FIOM), dan wel via het RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding (onder andere Rutgers, Soa-Aids Nederland, Stichting HIV-monitoring en de HIV-vereniging Nederland) subsidie aan diverse instellingen die zich bezighouden met gezondheidsbevordering. De middelen die via het RIVM als subsidie worden verstrekt aan (onder andere) de genoemde organisaties staan geraamd onder het artikelonderdeel Ziektepreventie. Voor onbedoelde zwangerschappen is in 2019 € 17,2 miljoen beschikbaar. Inmiddels is hiervan € 5 miljoen overgeheveld vanaf de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. Tot slot is voor preventief gebruik van hiv-remmers (PrEP) € 3,4 miljoen beschikbaar (TK 29 477, nr. 511).

Opdrachten

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

De geraamde kosten voor de medicatie voor de medische heroïnebehandeling zijn € 3,1 miljoen; zie verder onder Bijdragen aan medeoverheden.

Bijdragen aan medeoverheden

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

VWS verstrekt een financiële bijdrage (circa € 13,3 miljoen) aan gemeenten voor het binnen een gesloten systeem aanbieden van een behandeling van een beperkte groep langdurige opiaatverslaafden, waarbij naast methadon medicinale heroïne wordt verstrekt.

Kengetallen Gezondheidsbevordering (in procenten)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Rokers 18 jaar e.o.1

28,6

26,9

27,0

24,5

24,7

25,7

26,3

24,1

23,1

Rokers laatste maand, 12–16 jaar2

   

16,9

     

10,6

   

Alcoholgebruik laatste maand, 12–16 jaar2

   

37,8

     

25,5

   

Cannabisgebruik laatste jaar, 12–16 jaar2

   

6,0

     

9,7

   

Cannabisgebruik laatste jaar 18 jaar e.o.3

6,8

       

7,6

6,7

6,6

7,2

Overgewicht 18 jaar e.o. 4

46,4

47,3

47,3

47,1

47,1

49,4

49,3

49,2

48,7

Overgewicht 4–18 jaar4

13,2

13,3

12,5

12,3

11,7

11,9

11,6

13,6

13,5

Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures (x 1.000)5

640

600

600

590

430

519

506

470

577

Bronnen:

1: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM

2: Jeugd en Riskant Gedrag 2015, Trimbos-instituut

3: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM. Door wijziging in meetmethoden na 2009 zijn de cijfers met 2014 en 2015 beperkt vergelijkbaar.

4: Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM. Door wijziging in meetmethoden tussen 2009 -2010 en 2013–2015 zijn de cijfers vóór en na deze perioden slechts in beperkte mate te vergelijken.

5: Kerncijfers LIS, VeiligheidNL. De daling in 2013 is toe te schrijven aan een technisch registratieprobleem in dat jaar.

4. Ethiek

Subsidies

Abortusklinieken

Sinds de inwerkingtreding van Wet langdurige zorg vindt de subsidiëring van de abortusklinieken (€ 16,1 miljoen) plaats via een subsidieregeling.

Bijdragen aan agentschappen

CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek

Het CIBG verzorgt het secretariaat van de stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting (€ 1,3 miljoen).

De secretariaten van de regionale toetsingscommissies euthanasie en de beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen zijn bij een uitvoeringseenheid van het Ministerie van VWS ondergebracht. De daarmee samenhangende middelen staan geraamd op artikel 10 onder Personele uitgaven kerndepartement.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO)

CCMO is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap. Vanwege de implementatie van EU-verordening 536/2014 voor klinisch geneesmiddelenonderzoek krijgt de CCMO een aantal extra taken en bevoegdheden.

De CCMO ontvangt in 2019 in totaal een bijdrage van € 4,2 miljoen. Deze middelen staan geraamd op artikel 10 bij het onderdeel Personele uitgaven SCP en raden.

Ontvangsten

Bestuurlijke boetes

In het kader van haar handhavingsbeleid schrijft de NVWA bestuurlijke boetes uit. Hieruit vloeien ontvangsten voort. Deze worden voor 2019 geraamd op € 5,4 miljoen.

Overig

Dit betreft geraamde ontvangsten als gevolg van in eerdere jaren te hoog verstrekte (subsidie)voorschotten (€ 6,5 miljoen).

Beleidsartikel 2 Curatieve zorg

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor curatieve zorg tegen maatschappelijk verantwoorde kosten.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister voor Medische Zorg is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) de wettelijke basis van dit stelsel.

Vanuit deze verantwoordelijkheid vervult de Minister de volgende rollen:

Stimuleren:

  • Het bevorderen van de kwaliteit, (patiënt)veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.

  • Het ondersteunen van initiatieven om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de curatieve zorg te garanderen en/of te verbeteren. Belangrijk daarin zijn de initiatieven om te komen tot een betrouwbare en veilige informatieuitwisseling. Het ondersteunen van initiatieven om fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.

  • Het bevorderen van de werking van het stelsel door het systeem van risicoverevening.

  • Het bevorderen dat verzekerden beschikken over de juiste en begrijpelijke informatie om een keuze te kunnen maken voor een zorgverzekering.

  • Het stimuleren van regionale samenwerking tussen zorgaanbieders in de eerste en de tweedelijn om antibioticaresistentie aan te pakken.

  • Het faciliteren en ondersteunen van gemeenten en regio’s in het realiseren van een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag.

Financieren:

  • Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het financieren van de zorguitgaven voor kinderen tot 18 jaar.

  • Het bevorderen van kwalitatief goede zorg door medefinanciering van hoogwaardig oncologisch onderzoek.

  • Het financieren van onderzoek dat gericht is op een snellere ontwikkeling van waarde toevoegende medische producten en behandelwijzen tegen aanvaardbare prijzen.

  • Het financieren van onderzoek dat bijdraagt aan kwalitatief goed gepast gebruik van genees- en hulpmiddelen.

  • Het financieren van initiatieven voor het ontwikkelen van alternatieve verdienmodellen voor geneesmiddelenontwikkeling.

  • Verbetering van de kwaliteit van de zorg door financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in ggz-instellingen.

  • Financieren van diverse initiatieven gericht op suïcidepreventie waaronder 24/7 beschikbaarheid van acute anonieme psychische hulp.

  • Het (mede)financieren van het digitale communicatiesysteem voor de zwaailichtsector.

  • Het financieren van initiatieven die bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over orgaandonatie.

  • Het financieren van onderzoek ten behoeve van het monitoren van de productveiligheid.

  • Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het (deels) compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan onverzekerde (verwarde) personen, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

  • Het compenseren van kostencomponenten die een gelijk speelveld verstoren (risicoverevening).

  • Financieren van initiatieven op het gebied van ICT infrastructuur ten behoeve van innovatieve zorgverlening en toegankelijkheid van gegevens voor patiënten.

Regisseren:

  • Het onderhouden van wet- en regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, lichaamsmaterialen en bloedvoorziening.

  • Het (door)ontwikkelen van productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging plaatsvinden.

  • Het bepalen van de normen/criteria, waaraan de registers (bijvoorbeeld het BIG-register) die worden bijgehouden om de werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.

3. Beleidswijzigingen

Thema Betaalbaarheid van de zorg

Het kabinet wil zich de komende jaren inzetten voor het verder verbeteren van de kwaliteit, doelmatigheid, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Daarom zijn er voor de periode 2019 – 2022 hoofdlijnenakkoorden gesloten voor de medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, huisartsen- en multidisciplinaire zorg en wijkverpleging. Met deze akkoorden hebben betrokken partijen zich gecommitteerd aan een transformatie naar de juiste zorg op de juiste plek. Doel hiervan is om de komende jaren (duurdere) zorg te voorkomen, zorg te verplaatsen, de kwaliteit en doelmatigheid te verbeteren en waar zinvol «traditionele» zorg te vervangen door nieuwe, meer innovatieve vormen van zorg met een gelijkwaardige of betere kwaliteit. Ook over andere inhoudelijke onderwerpen zijn afspraken gemaakt zoals bijvoorbeeld arbeidsmarkt, contractering, regeldruk, kwaliteit en transparantie, wachttijden, e-health en innovatie en zorginfrastructuur.

Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg

Voor de periode 2019–2022 is een hoofdlijnenakkoord gesloten voor de medisch-specialistische zorg. Om de kwaliteit van zorg nog verder te verbeteren zijn in dit hoofdlijnenakkoord afspraken gemaakt over de beweging naar het leveren van de juiste zorg op de juiste plek, door de juiste professional, op het juiste moment en tegen de juiste prijs. Concreet betekent dit dat de zorg minder zal gaan plaatsvinden in de medisch-specialistische zorg en meer in de eerstelijnszorg door huisartsen en wijkverpleegkundigen. Het maximale landelijke groeipercentage in de medisch-specialistische zorg bouwt gedurende het akkoord af van 0,8% in 2019 naar 0% groei in 2022. Om deze transformatie vorm te geven zijn vanaf 2019 transformatiemiddelen beschikbaar gesteld voor de looptijd van het akkoord. De NZa analyseert de contracten tussen verzekeraars en aanbieders en maakt daarin zichtbaar welke transformatieafspraken zijn gemaakt.

Om de arbeidsmarkt en werkomstandigheden te verbeteren hebben partijen zich in het akkoord gecommitteerd aan het Actieprogramma Werken in de Zorg en de Arbeidsmarktagenda MSZ en is er een aantal concrete afspraken gemaakt. Zo stelt VWS vanaf 2019 € 2 miljoen per jaar beschikbaar voor de versterking van het imago van de verpleegkundigen en verzorgenden, vergroting van de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het beroep en het behouden van voldoende zorgverleners in de praktijk. Tevens worden vanaf 2019 middelen vrijgemaakt voor functiedifferentiatie bij verpleegkundigen. Het programma Topzorg en het Citrienfonds zullen gedurende de looptijd van dit akkoord worden voortgezet. Hiervoor is in totaal € 13 miljoen per jaar beschikbaar.

In het akkoord is over de regeldruk afgesproken dat we ons richten op uitkomstregistraties. De ambitie is om het aantal structuur- en procesindicatoren met 25% te reduceren in 2019 en een verdere reductie in de jaren daarna. Verder worden dubbele registraties geschrapt en is afgesproken dat voor 1 maart 2019 een nieuwe werkwijze wordt vastgesteld voor de governance van de uitwerking van medisch inhoudelijke richtlijnen. Verder hebben partijen afgesproken dat datasets binnen de kwaliteitsregistraties worden gestandaardiseerd en partijen in 2019 een plan opstellen ten aanzien van het reduceren van het aantal te registreren items.

Hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg

Voor de periode 2019 – 2022 is er een hoofdlijnenakkoord gesloten voor de huisartsenzorg. Doel van het hoofdlijnenakkoord is om de kwaliteit van zorg in Nederland verder te verbeteren en eraan bij te dragen dat de zorg zowel nu als op de lange termijn fysiek, tijdig als financieel toegankelijk blijft voor iedereen die zorg nodig heeft, met als streven op termijn de totale kosten in de zorg niet sneller te laten stijgen dan de economische groei.

Om dit te bereiken zijn in het hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg afspraken gemaakt over de beweging naar de juiste zorg op de juiste plek. In dit kader zijn onder andere afspraken gemaakt over meer tijd voor en met de patiënt, de zorg in de avond-, nacht- en weekenduren, het versterken van de organisatiegraad van de eerste lijn, de zorg voor kwetsbare groepen en ICT-infrastructuur. Huisartsen(organisaties) en verzekeraars geven hier regionaal invulling aan. Tevens wordt met dit akkoord extra geïnvesteerd in de zorg in achterstandswijken. Het maximaal landelijke groeipercentage in de huisartsenzorg is 2,5% in de jaren 2019 en 2020 en 3% in de jaren 2021 en 2022. Daarnaast wordt in 2019 structureel € 50 miljoen extra aan het kader toegevoegd. Ook wordt voor de zorg in achterstandswijken in 2019 € 11,8 miljoen structureel aan het kader toegevoegd. Daarnaast wordt er gedurende de looptijd van het akkoord in specifieke programma’s geïnvesteerd zoals het versterken van ICT in de huisartsenpraktijk, de digitale uitwisseling van gegevens tussen huisartsen en patiënten en de uitvoering van de nationale onderzoeksagenda huisartsengeneeskunde.

Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging

In het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging zijn specifieke afspraken gemaakt over het verder verbeteren van de contractering, het verstevigen van de verbinding van het medisch en sociaal domein en het verbeteren van de kwaliteit en transparantie. Partijen werken deze afspraken voor het eind van 2018 uit in een uitvoeringsraamwerk. In de wijkverpleging en bij de ggz loopt het aantal contracten tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars terug. Dit is onwenselijk. Contractering van zorg door zorgverzekeraars is namelijk hèt vehikel om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de betaalbaarheid te vergroten en daarmee in het belang van patiënten en premiebetalers. Daarom heeft het kabinet conform het Regeerakkoord onderzoek gedaan naar de oorzaken van de teruglopende contractering (TK 29 689, nr. 885 en nr. 898). Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zijn in het hoofdlijnenakkoord (HLA) over de wijkverpleging en het HLA ggz afspraken gemaakt om de contracteergraad te bevorderen. Vanaf het eerste kwartaal in 2019 wordt de ontwikkeling van het aandeel niet-gecontracteerde zorg per kwartaal in beeld gebracht en besproken. Het streven is om in 2019 een daling te realiseren ten opzichte van 2017.

Thema Zorg op de juiste plek

Zorg op de juiste plek

Het voorkomen van (duurdere) zorg, verplaatsen van zorg (dichterbij mensen thuis als het kan, verder weg als het moet) en het vervangen van zorg (door andere zorg zoals e-health) zijn belangrijke elementen van het nog beter laten functioneren en betaalbaar houden van ons zorgstelsel. In het rapport van de Taskforce Juiste zorg op de juiste plek worden deze thema’s benoemd en uitgewerkt (TK 29 689, nr. 896). Het rapport is door veldpartijen goed ontvangen en heeft een prominente plek gekregen in de afgesloten hoofdlijnenakkoorden. De Taskforce beoogt een beweging op gang te brengen in de zorgpraktijk, waarbij partijen beter kijken naar het effect van de zorg op het dagelijks functioneren van de zorggebruiker en de ontwikkeling van zorgvraag en -aanbod in de regio. Zodat partijen gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen om de zorg zo te organiseren dat deze beter aansluit op de (verwachte) behoefte van inwoners om goed te kunnen functioneren. VWS draagt hier graag aan bij en zal de Kamer in het najaar van 2018 informeren over hoe deze bijdrage zal worden ingevuld en welke activiteiten in 2019 zullen worden ondernomen om de veldpartijen te ondersteunen bij het realiseren van de doelen uit het rapport.

Polyfarmacie

Ouderen die meerdere geneesmiddelen gebruiken lopen een relatief groot risico op gezondheidsschade door verkeerd gebruik van deze geneesmiddelen of door bijwerkingen. Om dit risico te beperken is in 2012 door veldpartijen de multidisciplinaire richtlijn «Polyfarmacie bij ouderen» opgesteld. Er is sprake van polyfarmacie als een patiënt minimaal vijf verschillende geneesmiddelen gebruikt. Bij polyfarmacie is het belangrijk dat de patiënt juist geïnformeerd is over het gebruik van deze verschillende geneesmiddelen. Naast de informatie uit de bijsluiters hebben de verschillende zorgverleners van de patiënt een centrale rol in de informatieoverdracht over het gebruik van deze verschillende geneesmiddelen.

De richtlijn «Polyfarmacie bij ouderen» geeft een definitie van een voorstel voor de uitvoering van de periodieke medicatiebeoordeling, waarbij voorschrijver en apotheker in samenspraak met de patiënt periodiek, systematisch en op gestructureerde wijze het medicatiegebruik van de polyfarmaciepatiënt beoordelen. Op basis van ervaringen uit de praktijk en wetenschappelijke evaluaties is door de betrokken veldpartijen geconstateerd dat er behoefte is aan doorontwikkeling van de richtlijn. Gedurende de periode 2018–2020 ondersteunt VWS deze doorontwikkeling, waarmee handvatten beschikbaar komen voor het uitvoeren van een doelmatige medicatiebeoordeling op maat, met aandacht voor het verantwoord afbouwen en stoppen van medicatie.

Dure geneesmiddelen

Het kabinet wil zich de komende jaren inzetten voor een beheerste uitgavenontwikkeling voor genees- en hulpmiddelen. In het Regeerakkoord is hiertoe een taakstelling opgenomen die oploopt tot € 467 miljoen in 2022. Voor de invulling van deze taakstelling wordt gekozen voor een pakket van maatregelen en initiatieven dat niet alleen inzet op aanvaardbare prijzen van genees- en hulpmiddelen maar ook op het toegankelijk en beschikbaar houden van geneesmiddelen en het verminderen van bijbetalingen voor patiënten. Op 15 juni 2018 is hierover een brief naar de Tweede Kamer verzonden (TK 29 477, nr. 489). Er worden prijsdrukkende maatregelen en instrumenten vanuit centraal niveau ingezet, zoals aanpassing van de Wet geneesmiddelenprijzen, de voortzetting en uitbreiding van financiële arrangementen over dure geneesmiddelen en een modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem. Op decentraal niveau worden initiatieven op het gebied van scherpere inkoop van genees- en hulpmiddelen gefaciliteerd, zoals overhevelingen van geneesmiddelen van de openbare apotheek naar het ziekenhuis, preferentiebeleid en het platform inkoopkracht. Ook wordt er op internationaal niveau verder gewerkt, door een intensivering van de samenwerking met andere landen. Daarnaast wordt er vanaf 2019 een maximering voor eigen betalingen aan geneesmiddelen van € 250 per verzekerde per jaar geïntroduceerd.

Wettelijke verankering verzekerdeninvloed

Om de invloed van verzekerden op het beleid van hun zorgverzekeraar te borgen, wordt deze wettelijk vastgelegd. Doel is om de betrokkenheid van verzekerden bij het beleid van de zorgverzekeraar te vergroten. Hiertoe is inmiddels een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Het moment van inwerkingtreding is afhankelijk van de behandeling in beide Kamers. Individuele verzekerden krijgen de mogelijkheid om hun meningen en wensen kenbaar te maken over het zorginkoop- en het klantcommunicatiebeleid van zorgverzekeraars (verzekerdeninspraak). Zorgverzekeraars moeten hiervoor een schriftelijke inspraakregeling vastleggen en een representatieve, deskundige en onafhankelijke verzekerdenvertegenwoordiging organiseren.

Polisaanbod

Het aanbod van zorgverzekeringspolissen is erg groot. Hoewel het goed is om iets te kiezen te hebben, is het huidige aanbod van een dergelijke omvang dat het de keuze juist bemoeilijkt. Bovenal blijkt dat het aanbod vooral bestaat uit polissen die sterk op elkaar lijken of identiek zijn, maar met andere «verpakkingen» worden aangeboden en waarvan de premie wel verschilt. Er worden daarom maatregelen getroffen om het polisaanbod overzichtelijker en inzichtelijker te maken en te verkleinen. Zorgverzekeraars zijn opgeroepen om zich te committeren aan een kleiner en meer onderscheidend polisaanbod. De NZa houdt toezicht op de transparantie van het polisaanbod; het moet verzekerden direct duidelijk zijn met welke «standaardpolis» ze van doen hebben en welke alternatieven er zijn. Daarnaast wordt met ingang van 2020 de korting op collectiviteiten verlaagd naar 5%. Met zorgverzekeraars is besproken dat ze nog een kans krijgen om de korting te legitimeren via zorginhoudelijke elementen. In 2020 zal een nieuwe meting naar de stand van zaken worden uitgevoerd.

Subsidieregeling Veelbelovende Zorg Sneller bij de Patiënt

Het Zorginstituut gaat in samenwerking met ZonMw vanaf 2019 uitvoering geven aan de subsidieregeling Veelbelovende Zorg Sneller bij de Patiënt, die de regeling voor voorwaardelijke pakkettoelating per 2019 gaat vervangen (TK 29 269, nr. 905). Voor lopende voorwaardelijke toelatingstrajecten betekent dit dat deze trajecten onder de huidige regeling blijven lopen tot ze zijn afgerond. Dit geldt ook voor ingediende voorstellen in de rondes van 2017 en 2018 die nog in de procedure zitten.

Het doel van de nieuwe subsidieregeling is het versnellen van de toegang van de patiënt tot potentieel veelbelovende en innovatieve zorg via opname in het basispakket. Tevens is het van belang om met deze regeling kleinere innoverende partijen (zoals MKB, start-ups, algemene ziekenhuizen) beter te kunnen ondersteunen bij deze laatste ontwikkelstap richting het basispakket.

De subsidieregeling kent een aanloopfase van één jaar in verband met de doorlooptijd van de voorbereidingsprocedure van de onderzoekaanvragen die circa één jaar beslaat.

De voor de subsidieregeling beschikbare bedragen worden derhalve vanaf 2020 in de begroting verwerkt. Vanuit de subsidieregeling, de geneesmiddelenregeling en de aanvullende inzet op zorgevaluatie van bestaande zorg zal structureel jaarlijks € 105 miljoen beschikbaar worden gesteld.

Thema GGZ

Agenda GGZ

De Agenda voor de ggz voor gepast gebruik en transparantie is een agenda gepresenteerd door vertegenwoordigers van patiënten, zorgprofessionals en ggz-instellingen in 2015. Inmiddels is het een samenwerkingsverband geworden tussen deze partijen. VWS is betrokken in een toehorende rol. Dit jaar richtte de Agenda een nieuw kwaliteitsinstituut ggz op waarin het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling ggz (NKO) en Stichting Benchmark ggz opgaan, genaamd Akwa. De oprichting van Akwa zal in januari worden afgerond.

Hoofdlijnenakkoord GGZ

Voor de periode 2019–2022 is een hoofdlijnenakkoord gesloten voor de geestelijke gezondheidszorg. Partijen hebben de ambitie zich de komende jaren gezamenlijk in te zetten voor een inclusieve samenleving, zonder stigma voor mensen met ggz-problematiek, waarin er vanuit de maatschappij gekeken wordt welke ondersteuning en zorg iemand nodig heeft om naar eigen vermogen mee te doen (niet het systeem, maar de mens is leidend en beslist mee). Verzekeraars, zorgkantoren, gemeenten en aanbieders maken uiterlijk 1 juli 2019 nadere afspraken over de in- en uitstroom van patiënten in beveiligde zorg.

Verder wordt in 2019 de inzet van diverse (ondersteunende) beroepen, zoals de ervaringsdeskundige medewerker, gefinancierd vanuit de reguliere tarieven. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bezien hoe de reeds bestaande financieringsmogelijkheid van max-maxtarieven beter benut kan worden. Partijen verzoeken de NZa in 2019 een bekostigingsexperiment uit te voeren dat ondersteunend is aan de invoering van een nieuwe prestatiestructuur en waarin de beroepen die het meest bijdragen aan het verkorten van de wachttijden declarabel worden.

Om bij te dragen aan het oplossen van het tekort aan regiebehandelaren stelt VWS in 2019 150 extra opleidingsplaatsen voor gz-psychologen beschikbaar bovenop de 610 plekken die al eerder beschikbaar zijn gesteld op basis van het advies van het Capaciteitsorgaan. Ook wordt in 2019 eenmalig maximaal € 20 miljoen, via de rijksbegroting en vooruitlopend op de raming van het capaciteitsorgaan, extra geïnvesteerd in opleidingen die het meest bijdragen aan het oplossen van de wachttijden.

Partijen spreken af om de afspraken waar dat nodig is voor 1 januari 2019 te hebben voorzien van een SMART uitvoeringsraamwerk inclusief het benoemen van trekkers, tijdpaden en mee te nemen reeds lopende projecten en nog te starten projecten, zodat de uitvoering van het akkoord goed kan worden gevolgd. VWS blijft in gesprek met de partijen waarmee het akkoord gesloten is, om zo de voortgang te monitoren en te kijken waar knelpunten in de uitvoering zitten.

Op specifieke onderdelen zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang. Zo zal het kabinet u met een brief na het zomerreces informeren over aanvullende maatregelen om contractering te bevorderen en de toename van niet-gecontracteerde zorg om te buigen. Ook wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de voortgang van het traject rondom wachttijden.

Implementatie Wet verplichte ggz

Op 23 januari 2018 is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) door de Eerste Kamer aangenomen. De wet zal per 1 januari 2020 in werking treden. De partijen die betrokken zijn bij de Wvggz zijn reeds gestart met de implementatie. In 2019 faciliteert VWS de ketenpartijen hierbij en is verantwoordelijk voor een eenduidige informatievoorziening over de wet in de vorm van handleidingen en andere voorlichtingsmaterialen.

Personen met verward gedrag

In 2018 en 2019 worden pilots uitgevoerd die erop zijn gericht een beter samenhangend aanbod van zorg en begeleiding tot stand te brengen. Deze samenhang komt niet vanzelf tot stand omdat de zorg en begeleiding op het grensvlak liggen van de Wmo en de Zvw. Bijzondere aandacht gaat uit naar het flexibel kunnen op- en afschalen van behandeling en begeleiding, omdat bij psychische problematiek het verloop vaak grillig is. De pilots geven inzicht in de opbrengst en effectiviteit van de flexibele inzet van begeleiding en behandeling en in de randvoorwaarden die nodig zijn om dit te kunnen realiseren. Dit resultaat is uiterlijk aan het einde van de pilotperiode gerealiseerd (TK 25 424, nr. 377).

Om de keten van acute en niet-acute zorgmeldingen te verbeteren worden pilots uitgevoerd naar een modelmeldfunctie. Met deze pilots zal worden getest op welke manier 24/7 bereikbaarheid van de gemeentelijke of regionale advies- en meldpunten doelmatig en doeltreffend georganiseerd kan worden. Aan hand van de pilots zal het definitieve model worden vastgesteld.

Bij een aantal gemeenten is extra inzet nodig om te komen tot een volledig landelijk dekkende aanpak van verwarde personen. Achterblijvende gemeenten worden geholpen door de inzet van deskundigen (Vliegende Brigade).

De inzet moet resulteren in extra lokale en regionale samenwerkingsafspraken in de jaren 2019 en 2020 (TK 25 424, nr. 395).

Thema Preventie

Suïcidepreventie

Uit onderzoek blijkt dat de helft van de lesbische, homo- en biseksuele jongeren wel eens aan zelfmoord denkt en dat lesbische, homo- en biseksuele jongeren bijna 5 keer vaker een suïcidepoging doen dan leeftijdsgenoten (Kuyper, 2016). In het Regeerakkoord is afgesproken dat gedurende deze kabinetsperiode extra zal worden ingezet op het terugdringen van suïcide, en dat daarbij speciale aandacht geschonken zal worden aan lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen.

Hiertoe wordt de hulp en steun die 24 uur per dag laagdrempelig door 113 Zelfmoordpreventie wordt geboden voortgezet. Daarnaast zal worden geïnvesteerd in het bereiken van meer mensen en het verbeteren van de effectiviteit en kwaliteit van het hulpaanbod. Op projecten die reeds lopen, zoals de Landelijke agenda, Supranet Community en Supranet Care, zal gedurende de periode 2018–2021 intensiever worden ingezet.

De proeftuinen die in 2016 door 113 Zelfmoordpreventie zijn gestart om met een lokale aanpak het aantal suïcides omlaag te brengen, zullen worden voortgezet. Binnen deze proeftuinen zal extra aandacht uitgaan naar de eerdergenoemde LHBTi-groep. Verder wordt in samenwerking en afstemming met het Ministerie van OCW een meerjarig project gestart gericht op de LHBTi-jongeren.

Over de voortgang vindt vier keer per jaar overleg plaats en de Kamer zal eveneens geïnformeerd worden over de voortgang en resultaten.

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

3.533.901

3.538.593

3.152.861

3.347.690

3.439.449

3.501.200

3.457.728

                   

Uitgaven

3.735.344

3.493.577

3.177.587

3.257.687

3.295.545

3.387.002

3.458.028

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

98%

       
                   

1. Kwaliteit en veiligheid

149.906

199.147

241.563

236.582

196.664

190.195

140.636

                   
 

Subsidies

138.424

178.347

215.995

193.218

174.318

171.243

122.285

   

IKNL en NKI

53.192

52.466

54.323

54.323

54.323

54.323

54.323

   

Zwangerschap en geboorte

5.504

5.323

3.104

2.604

2.604

2.604

2.604

   

Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)

3.401

3.648

3.712

3.712

3.712

3.712

3.712

   

Ontsluiten patiëntgegevens ziekenhuizen

25.289

47.875

28.844

0

0

0

0

   

Stimuleren E health en versterken inzet ICT GGZ

0

10.700

39.074

17.000

0

0

0

   

Nederlandse transplantatie stichting

3.790

3.705

7.500

7.500

7.500

7.500

7.500

   

Orgaandonatie en transplantatie

11.047

6.781

4.413

4.413

4.413

4.413

4.413

   

Expertisefunctie zintuigelijk gehandicapten

22.112

21.967

0

0

0

0

0

   

Antibioticaresistentie

3.257

10.000

15.100

15.100

15.100

15.100

15.100

   

Basisondersteuning Research Prinses Maxima Centrum

0

4.114

4.114

0

0

0

0

   

Digitale landelijke gegevensuitwisseling in de geboortezorg

0

0

4.500

4.500

3.500

2.500

0

   

Hoofdlijnenakkoord MSZ

0

0

13.000

38.000

37.000

35.000

10.000

   

Hoofdlijnenakkoord GGZ

0

0

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Hoofdlijnenakkoord Huisartsenzorg

0

0

18.000

23.000

23.000

23.000

0

   

Hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging

0

0

2.800

4.430

4.872

4.938

403

   

Overig

10.832

11.768

12.511

13.636

13.294

13.153

19.230

                   
 

Opdrachten

3.434

11.291

15.020

7.708

6.576

6.486

6.485

   

Publiekscampagne orgaandonatie

1.585

8.200

10.000

3.000

1.700

1.700

1.700

   

Overig

1.849

3.091

5.020

4.708

4.876

4.786

4.785

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

7.705

8.058

8.756

30.943

8.396

6.254

5.654

   

aCBG

2.700

2.700

0

0

0

0

0

   

CIBG: Donorregister

2.759

2.440

3.040

27.640

5.040

3.040

3.040

   

Overig

2.246

2.918

5.716

3.303

3.356

3.214

2.614

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

343

1.451

1.792

1.713

1.374

212

212

   

Overig

343

1.451

1.792

1.713

1.374

212

212

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

3.000

6.000

6.000

6.000

   

Overig

0

0

0

3.000

6.000

6.000

6.000

                   

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

3.457.367

3.245.303

2.858.118

2.961.103

3.051.962

3.161.168

3.278.484

                   
 

Subsidies

22.493

44.046

52.385

44.891

39.518

39.153

39.152

   

Sluitende aanpak personen met verward gedrag

2.206

13.384

17.581

13.858

10.051

9.779

9.779

   

Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden

2.063

2.000

0

0

0

0

0

   

Stimuleringsprogramma competentieontwikkeling openbaar apothekers

236

1.789

2.888

2.723

0

0

0

   

Vertrouwenspersoon in de ggz

6.528

6.541

6.686

6.686

6.686

6.686

6.686

   

Suïcidepreventie

4.186

4.040

9.056

8.726

7.933

5.933

5.683

   

Subsidieregeling Borstvergroting transgenders

 

2.100

4.200

4.200

2.800

2.800

2.800

   

Overig

7.274

14.192

11.974

8.698

12.048

13.955

14.204

                   
 

Bekostiging

3.429.614

3.185.514

2.787.715

2.906.618

3.000.521

3.108.625

3.225.023

   

Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18-

2.490.500

2.695.900

2.749.100

2.868.000

2.961.900

3.070.000

3.186.400

   

Rijksbijdrage dempen premie ten gevolgen van HLZ

902.000

451.000

0

0

0

0

0

   

Zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

37.114

38.614

38.615

38.618

38.621

38.625

38.623

                   
 

Opdrachten

3.544

10.489

14.308

6.497

8.795

8.268

8.268

   

Kwaliteit, veiligheid, doelmatigheid hulpmiddelen

194

3.200

900

900

900

900

900

   

Tolkenvoorziening huisartsen – statushouders

0

2.805

0

0

0

0

0

   

Pilot Inbedding Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen

0

4.000

0

0

0

0

0

   

Implementatie wet verplichte GGZ

0

0

5.437

0

0

0

0

   

Overig

3.350

484

7.971

5.597

7.895

7.368

7.368

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

1.716

3.489

2.739

2.739

2.738

2.738

2.738

   

CIBG: WPG/GVS/APG

1.716

3.489

2.739

2.739

2.738

2.738

2.738

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

1.765

971

358

390

2.384

3.303

   

ZonMW: gepast gebruik genees- en hulpmiddelen

0

1.633

0

0

0

0

0

   

Overig

0

132

971

358

390

2.384

3.303

                   

3. Ondersteuning van het stelsel

128.070

49.127

77.906

60.002

46.919

35.639

38.908

                   
 

Subsidies

1.837

2.270

34.272

19.545

10.225

2.225

6.185

   

Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen

1.171

1.295

1.270

1.270

1.270

1.270

1.270

   

Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg

80

190

32.727

18.000

8.680

680

4.640

   

Overig

586

785

275

275

275

275

275

                   
 

Bekostiging

3.430

0

0

0

0

0

0

   

Afwikkeling algemene kas ZFW

3.430

0

0

0

0

0

0

                   
 

Inkomensoverdrachten

104.121

22.076

17.696

15.023

11.261

7.981

7.290

   

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel

23.056

21.950

17.570

14.897

11.135

7.855

7.164

   

Schadevergoeding Erasmus MC

80.968

0

0

0

0

0

0

   

Overig

97

126

126

126

126

126

126

                   
 

Opdrachten

3.161

5.306

5.006

4.978

4.978

4.978

4.978

   

Risicoverevening

1.699

1.954

1.954

1.954

1.954

1.954

1.954

   

Uitvoering zorgverzekeringstelsel

263

1.215

915

887

887

887

887

   

Overig

1.199

2.137

2.137

2.137

2.137

2.137

2.137

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

15.521

14.284

15.595

15.594

15.593

15.593

15.593

   

CJIB: Onverzekerden en wanbetalers

15.521

14.284

15.595

15.594

15.593

15.593

15.593

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

5.110

5.256

4.781

4.781

4.781

4.781

   

SVB: Onverzekerden

0

3.099

3.781

3.781

3.781

3.781

3.781

   

Overig

0

2.011

1.475

1.000

1.000

1.000

1.000

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

81

81

81

81

81

81

   

VenJ: Bijdrage C2000

0

81

81

81

81

81

81

                   

Ontvangsten

8.905

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

   

Overig

8.905

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 302,7 miljoen is 78% juridisch verplicht. Het betreft diverse subsidies op het gebied van kwaliteit en (patiënt)veiligheid, subsidies ter bevordering van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg en subsidies die de werking van het stelsel bevorderen.

Opdrachten

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 34,3 miljoen is 70% juridisch verplicht. Het betreft diverse opdrachten op het gebied van kwaliteit en (patiënt)veiligheid en opdrachten die de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg en de werking van het stelsel moeten bevorderen.

Bekostiging

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 2,8 miljard is 100% juridisch verplicht. Het betreft de rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar en de bekostiging van de compensatie van (een deel van) de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

Inkomensoverdrachten

Van het beschikbare budget 2019 van € 17,7 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de de overgangsregeling FLO/VUT voor het ambulancepersoneel.

Bijdragen aan agentschappen

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 27,1 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk de bijdrage aan het CJIB voor de actieve opsporing van onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 8 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk de bijdrage aan het Zorginstituut Nederland voor de actieve opsporing van onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet en de middelen aan ZonMW voor het programma goed gebruik hulpmiddelen.

Bijdragen aan ander begrotingshoofdstukken

Van het beschikbare budget 2019 van € 0,1 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan C2000.

5. Instrumenten

1.Kwaliteit en veiligheid

Subsidies

Integraal kankercentrum Nederland (IKNL) en Nederlands Kanker Instituut (NKI)

Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) is een kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve zorg met als doel deze zorg voortdurend te verbeteren. Het IKNL draagt bij aan het verbeteren van de oncologische en palliatieve zorg door het verzamelen van gegevens, het opstellen van richtlijnen, het bewaken van kwaliteit, het faciliteren van samenwerkingsverbanden en bij- en nascholing. In totaal is voor de uitvoering van deze activiteiten in 2019 een bedrag van € 36,8 miljoen beschikbaar.

Het Nederlands Kanker Instituut (NKI) is een internationaal erkend centre of excellence op het gebied van oncologisch onderzoek. VWS financiert het NKI met als doel fundamenteel, translationeel en klinisch kankeronderzoek te bevorderen ten behoeve van verbetering van de overleving van kanker en kwaliteit van leven van de patiënt. In totaal is in 2019 een bedrag van € 17,5 miljoen beschikbaar. Mede naar aanleiding van de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 2.1. van de begroting van VWS wordt bezien hoe de subsidieverstrekking aan IKNL toekomstbestendig gemaakt kan worden door te bezien of deze nog effectief, doelmatig, rechtmatig is.

Zwangerschap en geboorte

De recente cijfers over de perinatale sterfte laten zien dat er in Nederland sprake is van een dalende trend. De cijfers uit verschillende andere Europese landen laten zien dat een verdere daling van de perinatale sterfte mogelijk is. De komende jaren zal daarom worden ingezet op het doorvoeren van verdere verbeteringen in de geboortezorg. Met als doel het terugdringen van de perinatale sterfte en het hebben van een goede start van moeder en kind. In 2019 is hiervoor in totaal circa € 3,1 miljoen beschikbaar. Een deel hiervan gaat als subsidie naar het College Perinatale Zorg (CPZ) en Perined. Perined zorgt ervoor dat de afzonderlijke registraties (van de verschillende beroepsgroepen) worden gekoppeld, waardoor een sectorbrede perinatale registratie ontstaat, die mogelijkheden biedt voor onderzoek, vergelijkingen en indicatoren op basis waarvan verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. Daarnaast ontvangt Perined middelen voor de perinatale audit. CPZ geeft richting aan de beste geboortezorg voor moeder en kind door visieontwikkeling, verbinden, agenderen, adresseren, faciliteren en regievoeren op het gebied van preventie, kwaliteitsontwikkeling, zwangere centraal en verbeteren integrale geboortezorg op basis van de adviezen van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte «Een goed begin»(2010) en de agenda geboortezorg 2018–2022 (TK 32 279, nr. 119).

Verder is er voor de periode 2017–2021 € 20 miljoen beschikbaar voor de voortzetting van het ZonMw-programma Zwangerschap en geboorte op basis van de nieuwe onderzoeksagenda «Een gezonde start voor moeder en kind; Integrale zorg rondom zwangerschap». Deze middelen zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)

De Stichting Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) beheert de landelijke databank met alle pathologie-uitslagen en het computernetwerk voor de gegevensuitwisseling met alle pathologielaboratoria in Nederland. Alle 46 laboratoria voor pathologie in Nederland nemen deel aan het PALGA-netwerk. De pathologielaboratoria zorgen gezamenlijk voor alle uitslagen van pathologieonderzoek: kwaadaardige aandoeningen, goedaardige aandoeningen maar ook de uitslagen van onderzoek waarbij geen afwijkingen zijn aangetroffen. Dankzij het PALGA-netwerk is een optimaal gebruik mogelijk van gegevens die eenmalig worden vastgelegd in het laboratorium. De gegevens in het centrale systeem vormen de basis voor de landelijke kankerregistratie, zijn onmisbaar voor de evaluatie en monitoring van de bevolkingsonderzoeken, ondersteunen de patiëntenzorg en worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Voor de uitvoering van deze activiteiten is in 2019 een bedrag beschikbaar van € 3,7 miljoen.

Ontsluiten patiëntgegevens medisch specialistische zorg

Gedurende de periode 2017–2019 stelt het Ministerie van VWS in totaal € 105 miljoen beschikbaar aan ziekenhuizen en andere instellingen voor medisch-specialistische zorg om hen in staat te stellen hun ICT-infrastructuur patiëntgerichter te maken en gestandaardiseerde gegevensuitwisseling mogelijk te maken (Versnellingsprogramma Informatieuitwisseling Patiënt en Professional (VIPP)). Hiermee krijgt de patiënt op veilige wijze toegang tot zijn gegevens en kan hij deze gebruiken voor regie over zijn gezondheid, bijvoorbeeld door de inzet van apps of delen met andere zorgverleners. Door de standaardisering van gegevensuitwisseling wordt ook een basis gelegd voor de inzet van e-health in de zorg en de ontwikkeling dat zorg steeds meer in netwerken en door meerdere zorgverleners wordt geleverd. In het kader van het onlangs gesloten hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg is er voor een vervolg op dit programma voor de periode 2020–2022 jaarlijks € 25 miljoen beschikbaar als tijdelijke impuls voor nieuwe ontwikkelingen. In de budgettaire tabel zijn deze middelen geraamd onder de post Hoofdlijnenakkoord medische specialistische zorg.

Stimuleren E health en versterken inzet ICT ggz

In de nieuwe afspraken «aanpak wachttijden ggz (TK 25 424, nr. 369)» is afgesproken om de inzet van e-health in de ggz te stimuleren en te investeren in informatievoorziening zoals een verbeterde uitwisseling tussen zorgverleners en hun patiënten. Dit draagt eraan bij dat de patiënt veilig en gestandaardiseerd over zijn medische gegevens kan beschikken in een persoonlijke gezondheidsomgeving en kan kiezen met welke zorgverleners hij deze wil delen. De inzet van e-health is belangrijk om patiënten meer steun te kunnen bieden als zij op de wachtlijst staan, en ervoor te zorgen dat de patiënt eerder bij de juiste zorgverlener terecht kan. Hierdoor kan er doelmatiger worden behandeld wat op termijn bijdraagt aan kortere wachttijden. Hiervoor is in de periode 2018–2020 in totaal € 50 miljoen beschikbaar.

Nederlandse Transplantatie Stichting

De Nederlandse Transplantatie Stichting krijgt op structurele basis subsidie voor activiteiten op het terrein van voorlichting over orgaandonatie en het ondersteunen en monitoren van de donorwerving in ziekenhuizen. In 2019 wordt een aantal taken en activiteiten op het terrein van weefseldonatie die tot en met 2018 premiegefinancierd waren toegevoegd aan de subsidie. In 2019 wordt in totaal een bedrag van € 7,5 miljoen geraamd.

Orgaandonatie en transplantatie

Twintig ziekenhuizen in regio’s rondom de academische centra van Groningen, Nijmegen, Maastricht, Utrecht, Amsterdam, Leiden en Rotterdam krijgen subsidie voor beleid en organisatie rond orgaandonatie. De bekostiging van de Zelfstandig Uitname Teams (ZUT) wordt met ingang van juli 2018 volledig gefinancierd door een premiegefinancierde beschikbaarheidbijdrage postmortale orgaandonatie. Hierdoor daalt het subsidiebedrag ten opzichte van voorgaande jaren tot € 4,4 miljoen.

Antibioticaresistentie

Zoals aangegeven in de laatste Kamerbrief over de voortgang aanpak antibioticaresistentie (TK 32 620, nr. 201) is op 1 mei 2017 een tweejarige pilot gestart waarin tien regionale zorgnetwerken antibioticaresistentie (ABR) worden opgebouwd tot actieve en effectieve samenwerkingsverbanden. In 2018 is de structurele bekostiging van de zorgnetwerken ABR voorbereid (TK 32 620, nr. 203). De verwachting is dat vanaf 1 mei 2019 de regionale zorgnetwerken ABR volledig operationeel zijn. Voor de aanpak van antibioticaresistentie in de zorg is vanaf 2019 een bedrag van € 15,1 miljoen beschikbaar.

Basisondersteuning research Prinses Maxima Centrum (PMC)

Om overlevingskansen voor kinderen met kanker te verbeteren is wetenschappelijk onderzoek van cruciaal belang. In juni 2018 is daartoe het Prinses Maxima Centrum geopend. Er is een researchorganisatie opgericht die wordt ondergebracht bij het PMC. Hiermee worden de doelmatigheid en opbrengsten van onderzoek van kinderoncologische zorg en hoogwaardig onderzoek verbeterd. Er wordt een subsidie verleend voor het bekostigen van de research infrastructuur in het algemeen (zoals het bekostigen van een deel van de vaste staf), de preklinische research infrastructuur (zoals de aanschaf van specifieke microscopen die gebruikt kunnen worden voor beeldvorming in cellen, tumoren en organen) en de klinische research infrastructuur (zoals het opzetten en uitbouwen van een trialcentrum). Hiervoor is in 2019 een bedrag van € 4,1 miljoen beschikbaar. Vanaf 2020 zal dit worden gefinancierd vanuit de beschikbaarheidbijdrage academische zorg.

Digitale landelijke gegevensuitwisseling in de geboortezorg

Er is in het veld een grote behoefte aan gegevensuitwisseling tussen de verschillende professionals als extra stimulans voor integraal werken. Daarnaast is er de landelijke afspraak gemaakt over het mogelijk maken van het ontsluiten van de gegevens naar de patiënt per 2020.

In de periode 2019–2022 is € 15 miljoen beschikbaar voor het landelijk digitaal uitwisselen van gegevens in de keten geboortezorg (van preconceptiezorg tot aan 6 weken post partum met overdracht naar JGZ) en het ontsluiten van deze gegevens naar de cliënt. Het zal per subsidie verleend gaan worden aan regio’s.

Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg

Het programma Topzorg en het Citrienfonds zullen gedurende de looptijd van dit akkoord worden voortgezet. Hiervoor is in totaal € 13 miljoen per jaar beschikbaar. Om de randvoorwaarden te realiseren zoals genoemd bij de onderdelen innovatieve zorgvormen/e-health en ICT-zorginfrastructuur in dit akkoord zal, in vervolg op het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional (VIPP), een nieuw programma worden ingericht voor alle instellingen die medisch-specialistische zorg leveren (Universitair Medische Centra, algemene ziekenhuizen, revalidatiecentra, zelfstandige behandelcentra en overige instellingen voor medisch-specialistische zorg), uitgezonderd ggz-instellingen. Dit programma richt zich specifiek op het realiseren van aansluiting bij het afsprakenstelsel van MedMij zodat de patiënt op een veilige manier over zijn medische gegevens kan beschikken in een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO). Voor dit programma is voor de periode 2020–2022 jaarlijks € 25 miljoen beschikbaar als tijdelijke impuls voor nieuwe ontwikkelingen.

De gelden die op dit moment beschikbaar zijn voor de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch-Specialistische zorg (€ 12,5 miljoen per jaar) en voor de Patiëntenfederatie Nederland voor patiëntenparticipatie (€ 3 miljoen per jaar) blijven ook gedurende de looptijd van het onderhavige akkoord beschikbaar. VWS treft in overleg met veldpartijen voorbereidingen om deze gelden vanaf 2019 via ZonMw te financieren. In afwachting van de uitkomsten uit dit overleg zijn deze middelen vooralsnog gereserveerd binnen het uitgavenplafond zorg, terug te vinden in hoofdstuk 6 van deze begroting (Financieel Beeld Zorg).

Hoofdlijnenakkoord geestelijke gezondheidszorg

Voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord geestelijke gezondheidszorg is gedurende de looptijd van het akkoord (2019–2022) jaarlijks € 14,4 miljoen beschikbaar. Hiervan is jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar voor het onderzoeksprogramma GGZ via ZonMw en € 2 miljoen voor projecten gericht op destigmatisering en zelfmanagement en herstel. Het reeds beschikbare bedrag van € 5 miljoen voor de uitvoering van de agenda voor gepast gebruik en transparantie blijft beschikbaar en is opgehoogd naar een bedrag van € 7,4 miljoen. VWS treft in overleg met veldpartijen voorbereidingen om deze gelden vanaf 2019 via ZonMw te financieren. In afwachting van de uitkomsten uit dit overleg zijn deze middelen vooralsnog gereserveerd binnen het uitgavenplafond zorg, terug te vinden in hoofdstuk 6 van deze begroting (Financieel Beeld Zorg).

Hoofdlijnenakkoord huisartsenzorg

Voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord huisartsen is in 2019 € 18 miljoen en in de periode 2020–2022 € 23 miljoen beschikbaar. Voor de uitvoering van het programma OPEN is in 2019 € 15 miljoen en in de periode 2020–2022 jaarlijks € 20 miljoen beschikbaar. Voor de uitvoering van de Nationale Onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde van de NHG is voor de looptijd van dit akkoord jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar gesteld. De uitvoering van deze agenda zal verlopen via ZonMw.

Voor de uitvoering van landelijke projecten die ondersteunend zijn aan de afspraken in dit akkoord is voor de looptijd van dit akkoord jaarlijks een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar.

De middelen die het NHG jaarlijks reeds ontvangt voor richtlijnontwikkeling in de huisartsenzorg (jaarlijks circa € 3 miljoen) worden structureel opgehoogd met € 0,1 miljoen voor patiënteninbreng bij richtlijnontwikkeling. VWS treft voorbereidingen om deze middelen vanaf 2019 via ZonMw te financieren. In afwachting van de uitkomsten uit dit overleg zijn deze middelen vooralsnog gereserveerd binnen het uitgavenplafond zorg, terug te vinden in hoofdstuk 6 van deze begroting (Financieel Beeld Zorg).

Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging

Voor de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging is gedurende de looptijd van het akkoord (2019–2022) jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de activiteiten in de paragraaf over kwaliteit en transparantie in het akkoord. Dit betreft ondermeer de ontwikkeling van kwaliteitsrichtlijnen en uitkomstindicatoren. Een deel van deze middelen is reeds belegd bij ZonMw en derhalve overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Overig

Hieronder vallen ondermeer de subsidies voor het toepassen van innovatieve perfusietechnieken voor donororganen (€ 1,7 miljoen), de werving van stamceldonoren door de stichting Matchis (€ 1 miljoen), kwaliteitsgelden (€ 4 miljoen), expertisecentra zeldzame aandoeningen (€ 0,5 miljoen) en de subsidieregeling Donatie bij leven (€ 0,9 miljoen).

Opdrachten

Publiekscampagne orgaandonatie

Met het oog op de nieuwe Donorwet wordt het publiek door doelgroep gerichte voorlichtingscampagnes zo goed mogelijk geïnformeerd over het Donorbeslissysteem. Hiervoor is in 2019 € 10 miljoen geraamd. In het najaar van 2018 zal de Tweede Kamer het hieraan ten grondslag liggende communicatieplan ontvangen.

Programma Gender en gezondheid

Voor het doen van onderzoek naar genderverschillen in de gezondheidszorg, en het beter verspreiden van kennis voert ZonMw van 2016 tot en met 2022 het programma «Gender en gezondheid» uit. VWS heeft hiervoor in totaal € 12 miljoen ter beschikking gesteld. De middelen hiervoor zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Overig

Hier worden ondermeer de kosten geraamd voor onderzoeken acute zorg (€ 0,4 miljoen) en maatregelen orgaandonatie (€ 0,8 miljoen).

Bijdragen aan agentschappen

aCBG

Het agentschap College ter beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG) ontvangt in de periode 2017 tot en met 2019 jaarlijks € 2,7 miljoen om te investeren in uitbreiding en opleiding van personeel en het coachen en trainen van beoordelaars uit de nieuwere EU-lidstaten. Dit hangt samen met de voorgenomen Britse uittreding uit de EU en het daarmee gepaard gaande vertrek van de European Medicines Agency (EMA) uit Londen. Hierdoor neemt het aantal door het aCBG en elders te beoordelen toelatingsdossiers naar verwachting toe.

CIBG: donorregister

Het agentschap CIBG verzorgt onder meer het Donorregister waarin de keuze omtrent orgaandonatie van burgers wordt vastgelegd. In verband met de nieuwe Donorwet treft het Donorregister voorbereidingen voor het aanschrijven van het publiek in 2020 en het aanpassen van de ICT omgeving. In 2019 is een bedrag van € 3 miljoen voor het Donorregister gereserveerd.

Overig

Hier worden ondermeer kosten geraamd voor maatregelen invoeren Actief Donatie Registratie Systeem (€ 2,5 miljoen), implementatie verordening hulpmiddelen en goed gebruik medische hulpmiddelen (€ 0,5 miljoen), en onderzoeken acute zorg (€ 0,4 miljoen).

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Subsidies

Sluitende aanpak personen met verward gedrag

Voor een sluitende aanpak voor personen met verward gedrag wordt een samenhangend pakket aan maatregelen genomen waarvoor in 2019 ruim € 36 miljoen, in 2020 bijna € 32 miljoen en vanaf 2021 jaarlijks € 26 miljoen beschikbaar is gesteld.

Van het bedrag van € 36 miljoen dat beschikbaar is in 2019 is € 18 miljoen beschikbaar op artikel 2. Hiervan is € 8 miljoen beschikbaar om ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland de zorg krijgt die hij/zij nodig heeft. Hiertoe is een subsidieregeling opgesteld waar zorgaanbieders – onder strikte voorwaarden – de kosten kunnen declareren voor zorg aan mensen die onverzekerd zijn. Daarnaast is er een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van pilots met een flexibele inzet van behandeling en begeleiding, een bedrag van € 4,5 miljoen voor het stimuleren van extra ggz expertise in de wijk, een bedrag van € 1,5 miljoen voor pilots met gemeentelijke meldpunten en een bedrag van € 2 miljoen voor het vervolg en de borging van de resultaten van het schakelteam personen met verward gedrag.

Van het bedrag van € 36 miljoen dat beschikbaar is in 2019 is € 15,5 miljoen beschikbaar op artikel 4. Een bedrag van € 12 miljoen is beschikbaar voor een meerjarig ZonMw-programma om projecten en initiatieven te faciliteren die bijdragen aan het realiseren van een regionale sluitende aanpak voor personen met verward gedrag. Voor het vervoer van personen met verward gedrag door regionale ambulancevoorzieningen is jaarlijks € 6 miljoen beschikbaar gesteld. In overleg met Ambulancezorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland is ervoor gekozen vanaf 2018 tijdelijk een deel van deze middelen via ZonMw beschikbaar te stellen voor pilots met vervoer van personen met verward gedrag door regionale ambulancevoorzieningen. Het resterende bedrag van € 2,5 miljoen is beschikbaar binnen het uitgavenplafond zorg.

Stimuleringsprogramma competentieontwikkeling openbare apothekers

Om de huidige generatie openbaar apothekers, net als de nieuwe generatie openbaar apothekers, klaar te stomen voor de veranderingen in het beroep en te borgen dat zij toegerust zijn en blijven in het verlenen van farmaceutische patiëntenzorg wordt via een meerjarige projectsubsidie (2016- 2020) aan de KNMP een stimuleringsprogramma voor competentieontwikkeling van openbaar apothekers op de gewenste gebieden georganiseerd. In 2019 is hier een bedrag van € 2,9 miljoen voor gereserveerd.

Vertrouwenspersonen in de ggz

In de ggz kan een beroep worden gedaan op de patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) en de familievertrouwenspersoon (fvp). De werkzaamheden van de pvp hebben een wettelijke basis in de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en het besluit Bopz. Met een instellingssubsidie stelt VWS de stichting PVP in staat om de wettelijke taak van de pvp uit te voeren. Met een instellingssubsidie aan de landelijke stichting familievertrouwenspersonen draagt VWS bij aan de financiering van een landelijk dekkend netwerk voor de inzet van familievertrouwenspersonen.

Op 1 januari 2020 treedt de wet verplichte geestelijke gezondheidszorg in werking en hebben de pvp en de fvp beiden een wettelijke verankering. In totaal is voor de vertrouwenspersonen in de ggz in 2019 een bedrag beschikbaar van € 6,7 miljoen.

Suïcidepreventie

Stichting 113 Zelfmoordpreventie (verder te noemen 113) ontvangt een instellingssubsidie voor het verlenen van concrete hulp en interventies alsook ook voor de verspreiding van kennis via voorlichting, bewustwording en advisering over het terugdringen van suicide. Daarnaast ontvangt 113 een projectsubsidie voor de coördinatie en het aanjagen van de uitvoering van de Landelijke agenda suïcidepreventie. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de landelijke suïcidecijfers en de uitvoering van deze agenda. Verder ontvangt 113 een projectsubsidie voor Supranet. Het doel van deze subsidie is het realiseren van een lokale aanpak binnen zeven regio’s om het aantal suïcides terug te dringen. In 2019 is hiervoor € 9,1 miljoen beschikbaar.

Memorabel

Voor het vervolg op het ZonMw-onderzoeksprogramma Memorabel (deel 2) is in totaal € 32 miljoen beschikbaar voor de periode 2017–2020. Met dit programma wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderzoek naar de oorzaken, preventie, diagnostiek en behandeling van dementie en de zorg voor mensen met dementie. Voor de curatieve zorg is hier jaarlijks € 3 miljoen voor beschikbaar gesteld, die zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Subsidieregeling borstvergroting transvrouwen

Bij de meerderheid van de man-vrouw transgenders is, ook na hormonale therapie, te weinig borstweefsel aanwezig om een voldoende vrouwelijk profiel te hebben. Transgenders ervaren dit als een ernstige belemmering bij hun transitie. Vergoeding via de Zorgverzekeringswet (Zvw) is niet mogelijk gebleken. Voor deze regeling is in 2019 en 2020 € 4,2 miljoen per jaar gereserveerd. In deze jaren is rekening gehouden met een mogelijke inhaalvraag. In de jaren daarna is een bedrag van € 2,8 miljoen per jaar beschikbaar.

Overig

Hier zijn ondermeer middelen gereserveerd voor subsidies gericht op destigmatisering en zelfmanagement en herstel in de ggz (€ 2 miljoen), toepasbaarheid van e health applicaties (€ 2,8 miljoen), alternatieve verdienmodellen apothekers (€ 1,3 miljoen) en stimulering innovaties bij hulpmiddelen (€ 1,3 miljoen).

Bekostiging

Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18-

Kinderen tot achttien jaar betalen geen nominale premie Zvw. De rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds (circa € 2,7 miljard) voorziet in de financiering van deze premie.

Zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

Zorgaanbieders kunnen een bijdrage vragen aan het CAK als zij medisch noodzakelijke zorg hebben verleend aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en de kosten daarvan niet of niet volledig verhaalbaar blijken op de patiënt. Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor compensatie uit collectieve middelen onder in de wet (Zvw, art. 122a) gestelde voorwaarden. Voor compensatie aan de zorgaanbieders is in 2019 € 38,6 miljoen beschikbaar. De uitvoeringskosten van deze regeling zijn opgenomen in artikel 4 Zorgbreed beleid.

Opdrachten

Implementatie Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Op 23 januari 2018 is de Wet verplichte ggz (Wvggz) door de Eerste Kamer aangenomen. De wet zal per 1 januari 2020 in werking treden. In 2018 zijn de partijen die betrokken zijn bij de Wvggz gestart met de implementatie. Zij spannen zich gezamenlijk in voor een succesvolle implementatie van de Wvggz. Waar in 2018 reeds de nodige voorbereidingen zijn getroffen, komt de nadruk van de implementatie in 2019 te liggen. VWS is verantwoordelijk voor een eenduidige informatievoorziening over de wet in de vorm van handleidingen en andere voorlichtingsmaterialen. Daarnaast faciliteert VWS de ketenpartijen. Voor de implementatie van de wet is in 2019 € 5,4 miljoen beschikbaar.

Pilot inbedding psychosociale zorg bij somatische aandoeningen

Het landelijk overleg psychosociale oncologische zorg heeft samen met de Minister van VWS besloten tot een tweejarige pilot voor het inrichten van zorg voor patiënten die kanker hebben gehad en als gevolg daarvan aanpassingsstoornissen krijgen die niet kunnen worden behandeld door een huisarts. Voor deze pilot is in de jaren 2018 en 2019 € 8 miljoen beschikbaar. Deze pilot wordt uitgevoerd door ZonMw. De middelen voor de uitvoering van de pilot zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Overig

Hieronder zijn ondermeer middelen gereserveerd voor een vervolg op de publiekscampagne depressie (€ 1 miljoen), tolkenondersteuning huisartsen bij consulten nieuwe statushouders (€ 0,5 miljoen), het verzamelen van farmaceutische kentallen (€ 0,8 miljoen), de Europese horizonscan (€ 1 miljoen).

Bijdrage aan agentschappen

CIBG: WPG/GVS/APG

Betreft onder meer de kosten voor het uitvoeren van de Wet geneesmiddelenprijzen, het Geneesmiddelenvergoedingensysteem en de registraties van add-on’s (€ 2,7 miljoen).

3. Ondersteuning van het stelsel

Subsidies

Stichting klachten en geschillen zorgverzekeringen

De Stichting klachten en geschillen zorgverzekeringen (SKGZ) ontvangt voor het project «Zorgverzekeringslijn» een instellingssubsidie. In 2019 gaat het om een bedrag van € 1,3 miljoen. De activiteiten van de Zorgverzekeringslijn voorzien in informatie en advies over de zorgverzekering, de verzekeringsplicht, wat te doen bij betalingsproblemen of onverzekerdheid en biedt zo nodig en gewenst een doorverwijzing naar lokaal welzijnswerk of schuldbemiddeling.

Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg

Voor vrijgevestigde medisch specialisten is een subsidieregeling ingesteld om de financiële belemmeringen voor een overstap naar loondienst te verminderen. Dit is een uitvloeisel van het hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg 2014–2017 en de invoering van integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg. Op aanvraag wordt 80% van het subsidiebedrag van € 100.000 per specialist uitgekeerd, bij de vaststelling vier jaar na aanvraag het restant van 20%. In het Regeerakkoord zijn daarnaast extra middelen vanaf 2019 uitgetrokken ter bevordering van meer gelijkgerichtheid in het ziekenhuis door medisch specialisten te stimuleren de stap te maken naar het participatiemodel of loondienst. In overleg met de betrokken partijen wordt nog onderzocht op welke wijze dit het best kan worden vormgegeven. In het voorjaar van 2019 zal nadere besluitvorming plaatsvinden over de inzet van deze middelen. In 2019 is in totaal een bedrag van € 32,7 miljoen.

Inkomensoverdrachten

Overgangsrecht FLO/VUT ouderenregeling

Bij de afschaffing van de regelingen rond Functioneel Leeftijdsontslag/Vervoegde Uittreding (FLO/VUT) zijn afspraken gemaakt over de vergoeding van het overgangsrecht ouderenregelingen voor de verschillende diensten om de continuïteit van ambulancezorg te garanderen en om een ongelijk speelveld tussen de verschillende soorten ambulancediensten (publiek, B3 en particulier) te voorkomen. De kosten van het overgangsrecht zijn in de tarieven voor de ambulancediensten verwerkt. Met de ambulancediensten is een overeenkomst gesloten, waarin is geregeld dat een groot deel van de kosten bij VWS gedeclareerd kan worden. Om verschillen in de tariefstelling ten gevolge van de ouderenregelingen te voorkomen, is ervoor gekozen de betalingen van alle drie deze regelingen via de begroting van VWS te laten verlopen. In 2019 is hiervoor een bedrag beschikbaar van € 17,6 miljoen.

Opdrachten

Risicoverevening

In 2019 zullen diverse onderzoeken worden uitgevoerd met als doel om de risicoverevening in de toekomst verder te verbeteren. Partijen hebben diverse inhoudelijke verbeteringen aangedragen. Deze inhoudelijke verbeteringen zijn besproken in de Werkgroep Ontwikkeling Risicoverevening (WOR) en leiden tot een onderzoeksprogramma ten behoeve van het risicovereveningsmodel 2020 en een meerjarig onderzoeksprogramma. Het meerjarige onderzoeksprogramma bevat onderzoeken waarvan de resultaten niet direct betrekking hebben op het vereveningsmodel voor komend jaar vanwege een meer fundamentele vraagstelling en langere doorlooptijd. Voor 2019 is voor het gehele onderzoeksprogramma € 2 miljoen beschikbaar.

Bijdragen aan agentschappen

CJIB: onverzekerden en wanbetalers

Het kabinet vindt het ongewenst dat mensen zich aan de solidariteit van de Zorgverzekeringswet onttrekken door zich niet te verzekeren. Op grond van de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (Wet Ovoz) worden onverzekerde verzekeringsplichtigen actief opgespoord. Die opsporing vindt plaats door het CAK in samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Bij niet nakomen van de verzekeringsplicht kan tot twee keer een bestuursrechtelijke boete worden opgelegd. Inning van de bestuurlijke boetes vindt plaats door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). De uitvoeringskosten van het CAK (zie artikel 4 Zorgbreed beleid), de SVB en het CJIB worden door VWS betaald. Voor het CJIB is in 2019 € 15,6 miljoen beschikbaar

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

SVB: Onverzekerden

Op grond van de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (Wet Ovoz) worden onverzekerde verzekeringsplichtigen actief opgespoord. Die opsporing vindt plaats door het CAK in samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Bij niet nakomen van de verzekeringsplicht kan tot twee keer een bestuursrechtelijke boete worden opgelegd. Inning van de bestuurlijke boetes vindt plaats door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) (zie hierboven). De uitvoeringskosten van de SVB worden door VWS betaald. In totaliteit is voor de uitvoeringskosten van de SVB in 2019 een bedrag van € 3,8 miljoen geraamd.

Zorginstituut Nederland: Doorlichten pakket

In het regeerakkoord Rutte-Asscher is afgesproken dat het Zorginstituut Nederland (ZiNL) jaarlijks een deel van het verzekerd pakket zal doorlichten (stringent pakketbeheer/systematische doorlichting pakket). Hiervoor wordt aan het ZiNL aanvullend budget beschikbaar gesteld ten behoeve van de uitbreiding van personele capaciteit en onderzoek. Voor 2019 is een budget van € 9 miljoen beschikbaar. Deze middelen zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Beleidsartikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

1. Algemene doelstelling

Een stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat 1. ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen en 2. – wanneer dit nodig is – thuis of in een instelling kwalitatief goede ondersteuning en zorg biedt. Daarbij worden ondersteuning en zorg geboden aansluitend op informele vormen van hulp. De complexiteit van de zorgvraag en de weerbaarheid van de burger staan centraal bij het bieden van passende zorg. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

In dit begrotingsartikel zijn de begrotingsuitgaven voor de maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg opgenomen.

De premie-uitgaven en -ontvangsten op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ).

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor een effectief en efficiënt werkend systeem van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dienen dit of thuis of in een instelling op maat en van een goede kwaliteit te krijgen.

Gemeenten dragen zorg voor de ondersteuning via de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). In het Regeerakkoord is opgenomen dat het integreerdare deel van de integratie-uitkering Sociaal domein met ingang van 2019 opgaat in de algemene uitkering en daarmee deel uitmaakt van de trap-op-trap-af systematiek. Voor de Wmo 2015 gaat het om de integratie-uitkering Sociaal domein, deel Wmo 2015 – met uitzondering van het budget voor beschermd wonen – en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging.

Voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, is zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar. Zorgkantoren sluiten namens Wlz-uitvoerders overeenkomsten met zorgaanbieders voor het leveren van verzekerde zorg. Het kan onder andere gaan om verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging en verpleging en/of geneeskundige zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Regisseren:

  • De Minister stelt de wettelijke kaders van de Wmo 2015 en de Wlz vast en stuurt onder meer door het maken van bestuurlijke afspraken en door gebruik te maken van de bevoegdheid van interbestuurlijk toezicht.

  • De Minister is verantwoordelijk voor het monitoren en evalueren van de werking van de Wmo 2015 en de Wlz.

Stimuleren:

  • De Minister stimuleert adequate uitvoering van betreffende wetten en vernieuwing in de maatschappelijk ondersteuning en de langdurige zorg en jaagt deze aan. Vernieuwing wordt hoofdzakelijk door burgers, cliëntenorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnsaanbieders en zorgverzekeraars vormgegeven.

  • De Minister stimuleert de ontwikkeling en verspreiding van kennis, waaronder goede voorbeelden en innovaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg en initiatieven om de kwaliteit en het innoverend vermogen van de ondersteuning en zorg te versterken.

Financieren:

  • De Minister draagt zorg voor het financieren van de Wmo 2015 en de Wlz.

  • De Minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de Wlz en door het financieren van partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE).

3. Beleidswijzigingen

Ouderen zijn de toekomst

Programma Thuis in het Verpleeghuis

Ouderen moeten er op kunnen vertrouwen dat zij in het huis van hun keuze de aandacht en zorg krijgen die zij nodig hebben. Er is (daartoe) een omslag nodig zodat de kwaliteit op alle locaties hoog is. Het kwaliteitskader voor de Verpleeghuiszorg vormt hiervoor het unieke markeringspunt. In het Regeerakkoord is een bedrag oplopend tot € 2,1 miljard beschikbaar gesteld, zodat alle zorgaanbieders, die zorg leveren aan cliënten met een indicatie voor ZZP VV4 t/m VV9, in staat zijn te voldoen aan de vereisten in het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Het kwaliteitskader verpleeghuiszorg beschrijft waarop bewoners mogen rekenen als zij verhuizen naar een verpleeghuis. In april 2018 is het programma «Thuis in het Verpleeghuis – Waardigheid en Trots op elke locatie» gepresenteerd. Het programma heeft een aantal doelstellingen:

  • meer tijd en aandacht voor de cliënt;

  • voldoende, gemotiveerde en deskundige zorgverleners;

  • leren, verbeteren en innoveren binnen en tussen zorgorganisaties.

Het is belangrijk dat de extra middelen goed besteed worden en daarom komen middelen beschikbaar via een kwaliteitsbudget. De toekenning van dat budget is gekoppeld aan door verpleeghuizen opgestelde kwaliteitsplannen voor 2019 en latere jaren conform het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Via de zorginkoop maken zorgorganisaties hierover afspraken met hun zorgkantoor, zodat elk verpleeghuis in eigen tempo kan toegroeien naar het vastgestelde kwaliteitskader. In het Wlz-zorginkoopkader 2019 zijn tussen ZN en ActiZ afspraken gemaakt over de monitoring en over een begrotings- en verantwoordingsmodel. Als bij de eindafrekening blijkt dat de extra middelen niet zijn ingezet voor de afgesproken besteding, dan worden deze verrekend of teruggevorderd door het zorgkantoor.

Door onder andere informatie uit de kwaliteitsplannen (inclusief het kwaliteitsbudget), de kwaliteitsverslagen van zorgaanbieders en over het toezicht (IGJ) te aggregeren kunnen op sectorniveau resultaten in beeld gebracht worden. Resultaten die in het programma «Thuis in het Verpleeghuis» worden nagestreefd voor 2021 zijn een hogere cliënttevredenheid, meer tevreden zorgverleners, meer inzet van voldoende, gemotiveerde en deskundige zorgverleners, een betere verhouding tussen het aantal bewoners en het aantal zorgverleners, dalende administratieve lasten en het gebruik van innovatie technologie bij het verlenen van zorg door alle zorgorganisaties en zorgverleners. De Tweede Kamer zal eind september 2018 op de hoogte worden gebracht van de voortgang van het programma via een eerste voortgangsrapportage.

Programma Eén tegen eenzaamheid

Meer dan de helft van de 75+’ers zegt zich eenzaam te voelen. Het aantal ouderen gaat de komende jaren fors toenemen. Eenzaamheid is een naar en verdrietig fenomeen, met grote gevolgen voor de kwaliteit van leven. De doelstelling van het programma «Eén tegen eenzaamheid» is het signaleren en bespreekbaar maken alsmede het doorbreken en duurzaam aanpakken van eenzaamheid ten einde de trend van eenzaamheid onder ouderen onder 75+»ers te doorbreken. In 2019 worden, vanuit het actieprogramma «Eén tegen eenzaamheid», een landelijke coalitie en minimaal 100 lokale coalities tegen eenzaamheid ingericht. Vanuit die samenwerking, ervaringen vanuit de praktijk en in samenspraak met wetenschappers, worden effectieve aanpakken ingezet om eenzaamheid bij ouderen te verminderen. Het kabinet investeert hiertoe in deze kabinetsperiode € 29 miljoen. Een bewustwordingscampagne, trainingen voor het bespreekbaar maken van het onderwerp, het in kaart brengen van risicoprofielen per wijk en gemeente, kennisdeling en ondersteuning bij de implementatie van effectieve interventies zijn enkele voorbeelden van activiteiten die in 2019 zullen plaatsvinden. Eind 2018 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de voortgang door middel van een voortgangsrapportage. Er zal worden gemeten of in de periode 2018–2020 de beoogde trendbreuk in eenzaamheid is ingezet.

Programma Langer thuis

Door de demografische ontwikkelingen zal het aantal (kwetsbare) van het programma thuiswonende ouderen de komende jaren sterk groeien. Doel is dat mensen thuis kunnen blijven wonen met een goede kwaliteit van leven, zolang het kan. Dit brengt een grote opgave met zich mee. Deze wordt opgepakt langs drie actielijnen: 1) goede zorg en ondersteuning thuis, 2) ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers en 3) aanpak geschikt wonen. Bij de eerste actielijn wordt gemeten welk percentage van de mensen eigen regie ervaren in hun zorg en ondersteuning. Bij actielijn 2 wordt ondermeer gevolgd hoe het percentage overbelaste mantelzorgers zich ontwikkelt. Bij actielijn 3 ten slotte wordt gemeten welk percentage van de 75+’ers hun woning geschikt acht. In 2019 wordt onder het «Programma Langer Thuis» de ontwikkeling van ouderenzorg thuis gestimuleerd door meer geriatrische expertise op de juiste plek, een lerende praktijk in de regio, betere samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars, regionale coördinatiepunten tijdelijk verblijf en het stimuleren van initiatieven gericht op vitaliteit van ouderen. Er gaat een innovatieregeling van start gericht op het digitale netwerkzorg thuis en op gegevensuitwisseling tussen professionals en patiënt bij langdurige zorg en ondersteuning. Ook wordt een brede bewustwordingscampagne mantelzorg uitgevoerd en het aanbod van mantelzorgondersteuning en respijtzorg gestimuleerd. Er worden experimenten uitgevoerd met de sociale benadering van dementie. Gemeenten worden ondersteund bij het in beeld brengen van de woonopgave voor ouderen en het helpen van ouderen een geschikte woning te vinden. Ook wordt de totstandkoming van nieuwe ouderenhuisvesting gestimuleerd door een «Community of Practice» op te richten, en door een nieuwe innovatieregeling voor nieuwe woonvormen voor ouderen.

Palliatieve zorg

Op grond van het Regeerakkoord is vanaf 2018 structureel € 8 miljoen beschikbaar gesteld voor de verbetering van palliatieve zorg. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief op 11 mei 2018. In 2019 zal worden gewerkt aan de implementatie van het nieuwe kwaliteitskader palliatieve zorg. Er is ondermeer een zorgplan voor de laatste levensfase in voorbereiding en kwaliteitsrichtlijnen krijgen een nodige update. Het overkoepelende Nationaal programma palliatieve zorg loopt in 2020 af. In de zomer van 2018 is gesproken over het vervolg met meer focus en aansluiting op andere programma's. Dit zal in 2019 verder worden uitgewerkt. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2018 een voortgangsbrief ontvangen.

Levensbegeleiders/geestelijke verzorging

Op het terrein van geestelijke verzorging zal in 2019 verder worden gewerkt aan het meer inschakelen van levensbegeleiders in de praktijk, het beter onderbouwen van de meerwaarde van deze zorg via onderzoek en het borgen van geestelijke verzorging in het onderwijs op alle niveaus. Middels het Regeerakkoord is voor deze kabinetsperiode een bedrag van € 35 miljoen beschikbaar gesteld. Vanaf 2021 gaat het om een bedrag van € 5 miljoen structureel per jaar. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2018 nader worden geïnformeerd over de aanpak.

Leven met een beperking

Programma Onbeperkt meedoen

Op 14 juni 2018 heeft het kabinet het programma «Onbeperkt meedoen» gelanceerd. Dat programma richt zich op de implementatie van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN Verdrag). De ambitie van dit programma is dat mensen met een beperking meer naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving, net als ieder ander. Hoofddoel van het programma is dat mensen met een beperking merkbaar minder drempels gaan tegenkomen die het meedoen in de weg staan. Met zeven actielijnen willen we concrete stappen verder zetten. Dat wordt gedaan samen met gemeenten, sectoren, maatschappelijke organisaties en natuurlijk mensen met een beperking zelf. Naar verwachting zullen in 2019 verschillende activiteiten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op het terrein van de ontwikkeling van eenduidige richtlijnen voor toegankelijk (ver)bouwen, verbetering van de overgang van school naar werk, een verbeteragenda voor primair en voortgezet onderwijs, een wetsvoorstel dat de fysieke toegankelijkheid van stemhokjes regelt en toegankelijkheid van de meest recente overheidswebsites en apps. Jaarlijks zal voor de zomer aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd over de voortgang van het programma. De Tweede Kamer heeft hiernaast, op grond van de motie Dijksma c.s.(TK 24 170, nr. 170), afgesproken jaarlijks een debat te voeren over de voortgang van de implementatie van het Verdrag. Het succes van de acties zal worden gemeten – behalve aan de hand van voortgang van de maatregelen in de actielijnen en de procesindicatoren bij de uitvoeringsstrategie – primair aan de hand van ervaringen van mensen met een beperking zelf: merken zij dat ze beter naar wens en vermogen kunnen meedoen?

Programma gehandicaptenzorg en complexe zorg

Mensen met een beperking en een langdurige intensieve zorgvraag zijn vaak levenslang en levensbreed afhankelijk van ondersteuning en zorg. In het programma gehandicaptenzorg en complexe zorg zal deze kabinetsperiode langs drie actielijnen gewerkt worden aan verbetering van de zorg en ondersteuning voor deze groep:

  • 1) betere kwaliteit van het zorgaanbod, passend bij zorgvraag;

  • 2) betere zorg en ondersteuning voor specifieke groepen;

  • 3) naasten meer ontzorgen.

Het plan van aanpak voor het programma wordt in samenwerking met alle betrokken partijen vorm gegeven en zal in het najaar van 2018 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Daarna zullen de verschillende acties in gang worden gezet. Van de voortgang van het programma zal jaarlijks verslag worden gedaan, door middel van een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer, te beginnen in het najaar van 2019. Kernindicatoren zullen de cliënt en medewerkertevredenheid betreffen.

Mensen met een lichtverstandelijke beperking

In het Regeerakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld voor mensen met een lichtverstandelijke beperking (LVB) die steeds moeilijker aansluiting vinden in onze samenleving. Gezien het gegeven dat mensen met een LVB relatief veel gebruik maken van publieke voorzieningen, er geen goed beeld is van deze mensen en recent beleidswijzigingen zijn geweest die mensen met een LVB kunnen raken, wordt een Interdepartementaal Beleidsonderzoek uitgevoerd. Het doel hiervan is om de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de voorzieningen ook op de langere termijn te borgen. In 2019 zal een vervolg worden gegeven aan de bevindingen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek.

Onafhankelijke cliëntondersteuning

In het Regeerakkoord zijn ook middelen gereserveerd voor de versterking van onafhankelijke cliëntondersteuning. Goede cliëntondersteuning is voor veel mensen voor groot belang voor goede zorg en ondersteuning en daarmee voor hun kwaliteit van leven. We werken daaraan via een aantal actielijnen: 1) het vergroten van de bekendheid van cliëntondersteuning, 2) het beter positioneren van cliëntondersteuning van de eerste «toegang» tot zorg en ondersteuning, het in generieke zin verbeteren van de kwaliteit van cliëntondersteuning en cliëntondersteuning voor een aantal specifieke doelgroepen. Door de functie te versterken worden meer mensen tijdig geholpen met o.a. vraagverheldering en de toeleiding naar de juiste zorg en ondersteuning. In juli 2018 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vier actielijnen waarlangs de functie zal worden doorontwikkeld (TK 31 476, nr. 22). In 2019 zal de ontwikkelde aanpak worden opgepakt door gemeenten, aanbieders van cliëntondersteuning en de beroepsgroep. Er wordt hierbij samengewerkt met cliëntenorganisaties Mind en Ieder(in), de VNG, aanbieders van cliëntondersteuning en de beroepsvereniging van cliëntondersteuners voor mensen met een beperking (BCMB).

Thema Betaalbare zorg

Eigen bijdragen Wlz en Wmo 2015

Het kabinet neemt een aantal maatregelen om de stapeling van eigen betalingen in de (langdurige) zorg en ondersteuning te verminderen. Dit gebeurt in 2019 door in elk domein de eigen betalingen te beperken en daardoor ook de last van de totale stapeling te verminderen. Dit gebeurt door een viertal maatregelen, te weten:

  • 1) de invoering van het abonnementstarief;

  • 2) een halvering van de vermogensinkomensbijtelling (VIB) voor de eigen bijdragen in de Wlz en Wmo 2015 (van 8% naar 4% van het vermogen);

  • 3) een verkorting van de overgangstermijn van de lage eigen bijdrage voor Wlz-zorg en beschermd wonen (intramuraal), en;

  • 4) een verkorting van de termijn waarover het CAK met terugwerkende kracht een eigen bijdrage mag opleggen.

Op basis van de populatie in 2018 zullen grofweg zo’n 180.000 huishoudens (kleine 40% van het totaal van de Wmo-cliënten) financieel profiteren van het abonnementstarief. Door het halveren van het VIB percentage profiteren nog eens circa 60.000 mensen in de Wlz en circa 2.000 in Wmo 2015 die een eigen bijdrage betalen voor beschermd wonen.

Overige beleidswijzigingen

Mensenhandel

De bestrijding van mensenhandel zal in 2019 – samen met het Ministerie van JenV – versneld worden voortgezet. De follow up van de Commissie Lenferink is hierbij de leidraad. Vanaf 2019 komen er meer specialistische opvangplekken voor slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek, die geen onderdak kunnen krijgen bij reguliere opvangplekken voor slachtoffers van mensenhandel. CoMensha (het landelijke onafhankelijke coördinatie- en expertisecentrum voor mensenhandel) zal gemeenten verder ondersteunen bij het opzetten of verbeteren van de functie van zorgcoördinatie voor slachtoffers van mensenhandel. Daarnaast zal in 2019 CoMensha de signalering van slachtoffers door medische professionals en Veilig Thuis organisaties helpen verbeteren zodat eerder en betere hulp en opvang kan worden geboden. Zo kan vervolging van daders ook beter ter hand worden genomen.

Beter aanbesteden in het sociaal domein

Samen met gemeenten worden knelpunten in de inkooppraktijk van zorg en ondersteuning aangepakt. Het gaat daarbij, zoals uiteengezet in de brief van 4 juli 2018 aan de kamer (TK 34 477, nr. 38), zowel om praktische ondersteuning in het inkoopproces als om het ontwikkelen van standaarden/handreikingen en het stimuleren van innovatieve vormen van inkoop. Ook is de inzet om in Europees verband aandacht te vragen voor deze knelpunten, voor het wegwerken daarvan en voor de betekenis van lokaal partnerschap en samenwerking over een langere termijn in de context van aanbestedingscontracten.

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

3.974.307

3.958.216

5.240.778

7.652.887

9.755.801

10.730.418

11.532.920

                   

Uitgaven

3.818.740

3.975.835

5.165.018

7.463.027

9.631.741

10.653.258

11.532.920

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

98,94%

       
                   

1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

87.246

151.534

236.402

235.371

209.952

142.588

140.533

                   
 

Subsidies

25.771

54.777

121.506

121.378

101.446

34.398

32.871

   

Movisie

7.528

7.247

7.378

7.378

7.378

7.378

7.378

   

Onbeperkt meedoen

1.778

3.100

2.000

900

900

900

900

   

Sociale werkplaatsen

2.506

2.575

2.600

2.600

2.600

2.600

0

   

Ondersteuning vrijwilligers

1.195

1.023

0

0

0

0

0

   

Mezzo

2.230

2.200

2.300

2.300

2.300

2.300

2.300

   

Zorg en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap

0

1.531

1.546

1.546

1.546

1.546

1.546

   

Waardig ouder worden

0

17.176

21.238

21.174

6.140

10.000

10.000

   

Opvang slachtoffers loverboys

0

2.500

2.731

2.000

2.000

2.000

2.000

   

Onafhankelijke cliëntondersteuning

0

5.700

13.920

13.920

10.335

0

0

   

Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren

0

1.000

1.200

1.200

1.100

525

0

   

Gratis VOG

0

500

1.500

1.500

620

620

620

   

Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET)

0

0

30.000

30.000

30.000

0

0

   

Woonzorgarrangementen

0

0

30.000

30.000

30.000

0

0

   

Overig

10.534

10.225

5.093

6.860

6.527

6.529

8.127

                   
 

Opdrachten

61.475

96.757

100.636

100.219

94.504

93.954

93.426

   

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer

56.908

62.704

62.707

62.709

62.713

62.717

62.715

   

Categorale opvang slachtoffers mensenhandel

1.653

800

600

600

600

600

600

   

Doventolk en luisterend oor

0

15.317

4.174

4.174

4.174

4.174

4.174

   

Waardig ouder worden

0

10.300

10.300

10.300

5.300

5.300

5.300

   

Aanpak Laaggeletterdheid

608

575

2.000

0

0

0

0

   

Brede aanpak LVB, daklozen en zwerfjongeren

0

1.000

1.200

1.200

1.100

525

0

   

Gratis VOG

0

2.950

7.450

6.950

6.330

6.350

6.350

   

Overig

2.306

3.111

12.205

14.286

14.287

14.288

14.287

                   
 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

0

13.010

12.524

12.752

12.986

12.986

   

Doventolkvoorzieningen

0

0

13.010

12.524

12.752

12.986

12.986

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

   

Overig

0

0

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

                   

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

3.731.493

3.824.301

4.928.616

7.227.656

9.421.789

10.420.670

11.392.387

                   
 

Subsidies

97.605

111.031

145.644

138.719

140.476

112.257

113.624

   

Vilans

4.832

4.907

4.771

4.769

4.769

4.769

4.769

   

Centrum Consultatie en Expertise (CCE)

11.450

12.211

11.382

11.247

11.247

11.247

11.247

   

InVoorZorg! (IVZ)

3.621

2.151

0

0

0

0

0

   

Joodse en Indische instellingen

2.414

2.264

2.115

1.887

1.608

1.270

881

   

Palliatieve zorg

24.263

32.664

32.803

33.217

33.916

33.916

33.916

   

Dementie

3.510

3.412

3.412

3.412

0

0

0

   

Waardigheid en trots

28.098

31.944

29.851

25.000

25.000

25.000

25.000

   

Programma gehandicaptenzorg

2.665

5.326

9.800

10.800

9.800

7.800

7.800

   

Kennisinfrastructuur

905

4.093

6.615

6.400

6.650

5.900

5.900

   

VIPP care

0

0

30.000

30.000

30.000

0

0

   

Overig

15.847

12.059

14.895

11.987

17.486

22.355

24.111

                   
 

Bekostiging

3.516.700

3.602.000

4.676.100

7.011.100

9.204.000

10.231.100

11.201.600

   

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

3.516.700

3.602.000

3.676.100

3.711.100

3.904.000

4.031.100

4.201.600

   

Bijdrage Wlz

0

0

1.000.000

3.300.000

5.300.000

6.200.000

7.000.000

                   
 

Inkomensoverdrachten

384

0

0

0

0

0

0

   

Overig

384

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

4.732

7.274

7.805

8.591

8.060

8.060

7.910

   

Overig

4.732

7.274

7.805

8.591

8.060

8.060

7.910

                   
 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

112.072

103.996

99.067

69.246

69.253

69.253

69.253

   

Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

50.082

39.800

35.647

0

0

0

0

   

Centrum Indicatiestelling Zorg

61.990

63.387

63.420

69.246

69.253

69.253

69.253

   

Overig

0

809

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

9.589

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

   

Overig

9.589

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget van circa € 267,2 miljoen is 90% juridisch verplicht. Dit betreft zowel instellingsubsidies die jaarlijks worden verleend als projectsubsidies die meerjarig kunnen zijn.

Bekostiging

Van het beschikbare budget van circa € 4,7 miljard is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK).

Opdrachten

Van het beschikbare budget van circa € 108,4 miljoen is 75% reeds juridisch verplicht. Het betreft met name bovenregionaal gehandicaptenvervoer van circa € 62,7 miljoen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Van het beschikbare budget circa € 112,1 miljoen is 100% reeds juridisch verplicht. Het betreft met name de bijdrage aan het CIZ aan het UWV.

Bijdragen aan medeoverheden

Van het beschikbare budget van circa € 1,3 miljoen is 100% juridisch verplicht.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (≥ 65 jaar) en de algemene bevolking in 2017 (percentages)

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (groter of gelijk aan 65 jaar) en de algemene bevolking in 2017 (percentages)

*< 65 jaar. Bij mensen met een verstandelijke beperking gaat het om (on)betaald werk, zowel 65-plus als 65-min.

Bron: Notitie NIVEL Participatiecijfers 2008 – 2017

Bovenstaand kengetal toont de participatie van thuiswonende mensen met beperkingen, ouderen en de algemene bevolking in 2017 op basis van de Notitie NIVEL Participatiecijfers 2008–2017. Het kengetal geeft inzicht in de participatie op negen deelgebieden. Het belangrijkste doel van de Participatiecijfers is het beschrijven van ontwikkelingen in de wijze en mate van maatschappelijke participatie van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, ouderen (65+) en de algemene bevolking in Nederland. Daarnaast zijn de cijfers ook bedoeld om beter zicht te krijgen op factoren die de participatie kunnen bevorderen dan wel belemmeren en op het verband tussen participatie en kwaliteit van leven. Vooral op het gebied van betaald werk zijn de verschillen groot, maar ook op de andere deelgebieden van participatie zien we verschillen. De participatie van mensen met een verstandelijke beperking is op veel gebieden een stuk lager dan in de algemene bevolking. De participatie van ouderen (≥ 65 jaar) is vergelijkbaar met die van de algemene bevolking (met uitzondering van betaald werk en opleiding, deze deelgebieden worden niet gerapporteerd voor ouderen).

Subsidies

Movisie

Het kennisinstituut Movisie ontvangt in 2019 circa € 7,4 miljoen subsidie voor het verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis voor de ondersteuning van gemeenten en instellingen ten behoeve van een adequate uitvoering van de Wmo 2015 en aanpalende terreinen.

Sociale werkplaatsen

In 2019 worden de Werkplaatsen Sociaal Domein voor € 2,6 miljoen gesubsidieerd. Dit zijn regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, instellingen, hogescholen en cliëntorganisaties, met als doel een goed functionerend en vraag gestuurd regionaal kennisnetwerk sociaal domein, waarin wordt gewerkt op basis van een door de betrokken partijen gedragen meerjarige kennisagenda.

Mezzo

Mezzo ontvangt in 2019 instellingssubsidie vanwege hun kennis en activiteiten gericht op het versterken en verlichten van mantelzorgers en vrijwilligers (€ 2,3 miljoen).

Zorg en ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap

Voor een landelijke impuls voor de hulp aan onbedoeld zwangeren en tienermoeders is ook in 2019 € 1,5 miljoen gereserveerd. Het uitgangspunt hierbij is dat het gaat om landelijke expertise en functies op dit gebied die verder kunnen worden uitgedragen aan de hele sector.

Waardig ouder worden

Voor de uitvoering van het programma «Thuis in het Verpleeghuis – Waardigheid en Trots op elke locatie» is in 2019 een bedrag van € 31,5 miljoen beschikbaar, waarvan € 21,2 miljoen is voor subsidies en € 10,3 miljoen voor opdrachten.

Opvang slachtoffers loverboys

Voor de opvang van slachtoffers van loverboys is in 2019 een bedrag van circa € 2,7 miljoen beschikbaar.

Onafhankelijke Cliëntondersteuning

In juli 2018 is de aanpak cliëntondersteuning 2018–2021 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 31 476, nr. 22). De aanpak richt zich via verschillende activiteiten op de volgende opgaven (a) meer inzicht krijgen in de behoefte naar cliëntondersteuning, (b) het dichtbij «de toegang» organiseren van cliëntondersteuning, (b) het beter bekend maken onder cliënten en professionals van dit gratis recht, (d) het bevorderen van kwaliteit en deskundigheid van de ondersteuning, in bijzonder waar het gaat om specifieke groepen nog beter te bedienen. In 2019 is hiervoor € 13,9 miljoen beschikbaar.

Stimuleringsregeling E-health

De nieuwe Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) geeft vanaf 2019 een impuls aan de opschaling en borging van e-health-toepassingen die mensen thuis ondersteuning en zorg bieden. Het gaat hierbij om digitale toepassingen die de kwaliteit van leven van mensen met een zorg- of ondersteuningsvraag verbeteren, die door de cliënt (of door zijn naasten) kan worden bediend dan wel (deels) in zijn directe omgeving wordt geplaatst.

De ambitie van VWS is dat cliënten mede door het beschikbaar zijn en gebruik van e-health langer thuis kunnen blijven wonen. In 2019 is € 30 miljoen beschikbaar.

Woonzorgarrangementen

Om nieuwe woonzorginitiatieven te ontwikkelen kan gebruik gemaakt worden van een nieuwe innovatieregeling, speciaal voor vernieuwende huisvesting. Per initiatief komt een maximumbedrag beschikbaar, dat mogelijk afhankelijk is van de grootte van het initiatief. Dit kan ingezet worden voor de aanloopkosten, het betrekken van bewoners, doelgroeponderzoek en de ontwikkeling van het exploitatiemodel. Ook activiteiten van partijen ter ondersteuning van nieuwe woonzorgarrangementen, zoals het in beeld brengen van het aanbod van (nieuwe) woonzorgarrangementen, kunnen mogelijk in aanmerking komen. Bij de opzet van de regeling zal ook aandacht zijn voor de problematiek in krimpgebieden. De middelen kunnen niet besteed worden aan «de stenen» van het vastgoed zelf. In de zomer van 2018 wordt met de betrokken partijen gekeken naar de vormgeving van de regeling. Er is in 2019 € 30 miljoen beschikbaar.

Opdrachten

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer (BRV)

Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen gebruik maken van het bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (ook bekend als Valys) per (deel)taxi (circa € 62,7 miljoen in 2019).

Over het geheel genomen geven de pashouders het reizen met het BRV een hoog waarderingscijfer (zie onderstaand overzicht).

Valys indexcijfers

Valys indexcijfers

Bron & toelichting

Bron: Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2017, Jes marketing en onderzoek.

pkb = persoonlijk kilometer budget.

Het BRV is vraagafhankelijk vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het lokale openbaar vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders invloed kunnen hebben op het aantal verreden kilometers.

Doventolk en luisterend oor

Het doel is dat personen in 2019 op ieder moment van de dag kosteloos en anoniem een telefonisch of elektronisch gesprek kunnen voeren over hun persoonlijke situatie en daarover advies kunnen krijgen. Dit betekent een centralisering van de functie «een luisterend oor», waar gemeenten nu nog via de Wmo 2015 verantwoordelijk voor zijn. De Landelijke Luisterlijn voert de functie van het luisterend oor in Nederland al geruime tijd uit. In 2019 is € 4,2 miljoen beschikbaar ten behoeve van de financiering van de Landelijk luisterlijn.

Aanpak laaggeletterdheid

Het actieprogramma «Tel mee met taal» is een integrale aanpak van de ministeries OCW, SZW en VWS om gezamenlijk taalachterstanden te voorkomen, het lezen te bevorderen en laaggeletterdheid te bestrijden. Het programma biedt ondersteuning aan gemeenten, provincies en maatschappelijke organisaties. VWS participeert in het programma omdat laaggeletterdheid een negatief effect heeft op welzijn en gezondheid. In 2019 wordt er vanuit VWS € 2 miljoen bijgedragen.

Gratis VOG

In het Regeerakkoord staat als ambitie opgenomen dat alle vrijwilligers, die werken met mensen in een afhankelijkheidssituatie, gratis een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kunnen aanvragen. Hiertoe zal de bestaande regeling Gratis VOG, die wordt uitgevoerd door Justis, worden uitgebreid. Organisaties die voldoen aan een aantal criteria, waaronder de eis dat sprake moet zijn van een breder integriteitsbeleid, kunnen zodra de nieuwe regeling in werking treedt (naar verwachting in het najaar van 2018), gratis VOG’s voor hun vrijwilligers aanvragen. Voor het verstrekken van een gratis VOG is in 2019 € 7,5 miljoen beschikbaar.

Overig

Dit betreft onder andre diverse opdrachten op het terrein van informele zorg, onbeperkt meedoen, geweld in huiselijke kring (€ 1,2 miljoen) en maatschappelijke opvang.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doventolkvoorzieningen

De tolkvoorziening voor mensen met een auditieve beperking wordt in het leefdomein geregeld door Tolkcontact. Mensen met een auditieve beperking hebben recht op 30 uur tolk in het leefdomein per jaar, voor bijvoorbeeld begrafenissen of doktersbezoek. Aanvullend kunnen meeruren worden aangevraagd. Voor mensen die daarbij ook een visuele beperking hebben, geldt het recht op 168 uur per jaar. Vanaf 1 juli 2019 gaat de nieuwe wet gelden, waarbij het UWV aangewezen wordt als uitvoerder van de voorziening. Het UWV is al uitvoerder voor de tolkvoorziening in het werkdomein en het onderwijsdomein, dus dit betekent een harmonisatie van de uitvoering. In 2019 is voor de doventolkvoorziening een budget van € 13 miljoen beschikbaar.

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Subsidies

Vilans

Vilans is een kenniscentrum voor de langdurige zorg en werkt aan de beschikbaarheid van een kennisinfrastructuur voor professionals in de langdurige zorg. Het doel is om op basis van kennis de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. Hiervoor is in 2019 € 4,8 miljoen beschikbaar.

Centrum Consultatie en Expertise (CCE)

De stichting CCE ontvangt subsidie voor diverse activiteiten rond het hanteerbaar maken van probleemsituaties bij cliënten in de langdurige zorg die kampen met ernstige en aanhoudende gedragsproblemen. Zo mobiliseert het CCE in dit kader expertise en ondersteuning op maat via een netwerk van circa 600 velddeskundigen (consultatiefunctie inclusief signalering en feedback) en toetst het CCE aanvragen voor diverse toeslagen (toeslag reguliere meerzorg, meerzorg pgb-ZZP en extramurale interventies Kinderdienstencentra). Hiervoor is in 2019 € 11,4 miljoen beschikbaar.

Joodse en Indische instellingen

Een aantal Joodse en Indische instellingen krijgen subsidie in verband met de specifieke zorg van de eerste generatie Joodse en Indische oorlogsgetroffenen van de Tweede Wereldoorlog. De subsidie zal jaarlijks, met een afbouw, tot en met het jaar 2025 worden verstrekt aan deze doelgroep. In 2019 is € 2,1 miljoen beschikbaar.

Palliatieve zorg

De rijksoverheid verstrekt vanuit de subsidieregeling Vrijwillige Palliatieve Zorg instellingssubsidies aan organisaties die deze zorg verlenen. Het gaat hierbij om inzet van vrijwilligers en vrijwillige zorg in bijna-thuis-huizen, hospices, de thuissituatie en in zorginstellingen. In 2018 is dit bedrag met hulp van de eenmalige impuls uit het Regeerakkord structureel opgehoogd en voor volgende jaren zal het bedrag steeds met 3% stijgen.

Daarnaast is vanuit de subsidies «Netwerken palliatieve zorg» een bijdrage mogelijk voor de coördinatie van de netwerken palliatieve zorg. Ten slotte wordt via ondersteuning van de instellingen Agora, Vrijwillige Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ), Fibula (netwerken) en Stichting Pal gezorgd dat de verbinding met het veld aanwezig blijft om projecten voor kwaliteitsverbetering uit te voeren. Vanaf medio 2018 is daar de Coöperatie palliatieve zorg Nederland bijgekomen die een overkoepelende rol heeft en een grote rol heeft bij de implementatie van het kwaliteitskader palliatieve zorg. Benodigde extra middelen komen eveneens uit de Regeerakkoordimpuls. In totaal is in 2019 € 32,8 miljoen beschikbaar.

Dementie

In 2019 gaat de regering verder met de aanvullende maatregelen in het kader van het Deltaplan Dementie voor deze doelgroep (brief «Samenleven met dementie», 8 juli 2015, TK 25 424, nr. 281). Er is gekozen voor een brede benadering die bestaat uit verschillende pijlers: (1) dementievriendelijke samenleving; (2) structureel verbeteren van dementiezorg en (3) (regel)ruimte voor dementiezorg. Voor steun aan met name de programma’s «Samen Dementievriendelijk» en «Dementiezorg voor elkaar» is in de periode 2016–2020 in totaal € 16 miljoen beschikbaar.

Daarnaast wordt een subsidie verstrekt voor het vervolg op het onderzoeksprogramma «Memorabel» (Memorabel deel 2). Met dit programma wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderzoek, nationaal en internationaal, naar zowel de oorzaken, preventie, diagnostiek en behandeling van dementie. Er is via ZonMw in totaal € 32 miljoen subsidie beschikbaar. Ook worden subsidies verstrekt voor Gewoon Bijzonder, nationaal programma gehandicapten, waarmee wordt gewerkt aan de inhoud en de structuur van het kennisbeleid in deze sector en voor «Palliantie. Meer dan Zorg» binnen het Nationaal Programma Palliatieve Zorg dat in 2015 van start is gegaan.

Waardigheid en trots

In het Regeerakkoord is een bedrag oplopend tot € 2,1 miljard beschikbaar gesteld, zodat alle zorgaanbieders in staat zijn om te gaan voldoen aan de vereisten in het kwaliteitskader. In april 2018 is het programma programma «Thuis in het Verpleeghuis – Waardigheid en Trots op elke locatie» gepresenteerd. Hierin zijn de doelstellingen en maatregelen aangegeven aan de hand waarvan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg (2017) wordt ingevoerd. Het gaat daarbij om tijd en aandacht voor de cliënt, om gemotiveerde, deskundige en voldoende zorgverleners en om leren, verbeteren en innoveren. Tevens wordt in het plan ingegaan op de sturing, het toezicht en het in beeld brengen van de resultaten. In «Thuis in het Verpleeghuis» is aangegeven naar welke resultaten worden gestreefd voor 2021, zoals hogere cliënttevredenheid, medewerkerstevredenheid, gemotiveerde, deskundige en voldoende zorgverleners en dalende administratieve lasten. Voor 2019 is ca. € 600 miljoen extra beschikbaar, zodat zorgaanbieders meer zorgverleners in dienst kunnen nemen, zodat bewoners eind 2019 het verschil echt merken. De middelen op de begroting worden met name besteed aan ondersteuning aan zorgaanbieders met een urgent kwaliteitsprobleem, de grote stedenaanpak Rotterdam, en «Waardigheid en Trots op locatie».

Programma gehandicaptenzorg

Ter verbetering van de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking en een langdurige intensieve zorgvraag wordt een programma gehandicaptenzorg en complexe zorg opgesteld langs drie actielijnen: Betere kwaliteit zorgaanbod, passend bij zorgvraag; Betere zorg en cliëntondersteuning voor specifieke groepen (TK 31 476, nr. 22); Naasten meer ontzorgen. Hiervoor is in 2019 € 9,8 miljoen beschikbaar.

Kennisinfrastructuur

Deze middelen worden ingezet ten behoeve van de versterking van de kennisinfrastructuur in de langdurige zorg. Het gaat om het kunnen doen van onderzoek, een onderzoeksprogramma en de recent opgerichte kwaliteitskoepel door beroepsgroepen gericht op het ontwikkelen van richtlijnen protocollen ter versterking van het professioneel handelen (SKiLZ, Stichting Kwaliteitsimpuls Langdurige Zorg). Hiervoor is in 2019 € 6,6 miljoen beschikbaar.

VIPP care

Zorgaanbieders in de ouderenzorg lopen steeds verder achter op de ontwikkelingen op het gebied van informatieuitwisseling die zorgbreed gaande zijn. De regeling «VIPP care» (Versnellingsprogramma Informatie uitwisseling Patiënt Professional) heeft als doel om de informatiehuishouding van alle zorgaanbieders in de langdurige zorg (extramuraal en intramuraal) geschikt te maken voor informatie-uitwisseling met een digitale gezondheidsomgeving (PGO) waar alle cliënten desgewenst de beschikking over krijgen. Hiervoor is in 2019 € 30 miljoen beschikbaar.

Overig

Dit betreft onder andere uitgaven voor het versterken van het trekkings-recht pgb (€ 4,3 miljoen), versterking antibioticaresistentie (€ 1 miljoen), Longitudinal Aging Study Amsterdam (€ 1 miljoen), juiste loket (€ 0,7 miljoen), afronding van de transitie Hervorming Langdurige Zorg (€ 0,5 miljoen), instellingsubsidies aan Per Saldo (€ 0,7 miljoen) en Stichting Landelijk Overleg Hersenletsel (€ 0,5 miljoen), toe te kennen loonbijstelling en diverse subsidies met een beperkt kasbeslag in 2019 (allen onder de € 1 miljoen).

Bekostiging

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001. Bij die belastingherziening werden aftrekposten (die de heffing over de hoogste schijf waaronder een belastingplichtige viel drukten) omgezet in heffingskortingen (die bij iedereen neerslaan in de eerste schijf). Hierdoor hebben personen met hoge inkomens geen voordeel boven personen met lage inkomens. Het gevolg hiervan was dat de opbrengst van de premies volksverzekeringen daalde en de opbrengst van de belasting steeg. De BIKK is een rijksbijdrage die het Wlz fonds (en het AOW-fonds en het ANW-fonds) compenseert voor deze systematiekverandering. De raming voor 2019 bedraagt circa € 3,7 miljard.

Rijksbijdrage Wlz

Met ingang van 2019 wordt het (verwachte) negatieve saldo van het Fonds Langdurige Zorg (FLZ) jaarlijks weggewerkt door een even grote Rijksbijdrage Wlz in het fonds te storten. Een negatief saldo roept het onbedoelde en onjuiste beeld op dat er onvoldoende budget is om zorg te leveren. De Rijksbijdrage heeft een puur administratief karakter en dus geen materiële betekenis. De raming voor 2019 bedraagt circa € 1 miljard en loopt in latere jaren op vanwege de oploop van de Wlz-uitgaven, waar slechts een kleinere toename van de overige Wlz-ontvangsten tegenover staat. Zie voorts paragraaf 4.3.2 van het Financieel Beeld Zorg over de financiering van de Wet Langdurige Zorg.

Opdrachten

Overig

Hieronder vallen onder meer de kosten voor Zorg op de kaart, Monitor Langdurige Zorg, Challenge Verpleeghuizen van de Toekomst, monitor Woonvormen dementie en overige opdrachten in het kader van de toegankelijkheid en kwaliteit van de langdurige zorg.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

Dit betreft € 35,6 miljoen die in mindering is gebracht op het gemeentefonds voor de bekostiging van de SVB voor de uitvoeringskosten van de pgb-trekkingsrecht voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet tezamen.

Centrum Indicatiestelling Zorg

Het CIZ verzorgt de onafhankelijke en regelgebonden indicatiestelling voor de Wlz (€ 63,4 miljoen, inclusief de loonbijstelling voor 2018).

Ontvangsten

Overig

Dit betreft voornamelijk ontvangsten naar aanleiding van de subsidievaststellingen.

Artikel 4 Zorgbreed beleid

1. Algemene doelstelling

Het scheppen van randvoorwaarden om het zorgstelsel verder te optimaliseren zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg voor de burger gewaarborgd blijft.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister bevordert de werking van het stelsel door partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan.

Daar waar publieke belangen in het geding zijn die niet voldoende door (partijen in) het stelsel behartigd kunnen worden, bevordert de Minister dat deze belangen worden behartigd.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • Het stimuleren van uitkomstgerichte zorg: zorg die waarde toevoegt aan de kwaliteit van leven van de patiënt.

  • Stimuleren dat patiënten en verzekerden een stevige (informatie-) positie innemen in het zorgstelsel, onder meer door patiënten te voorzien van informatie uit hun eigen dossier.

  • Stimuleren van samen beslissen: kwalitatief goede en veilige zorgverlening met keuzevrijheid voor consumenten.

  • Stimuleren van transparantie over kwaliteit (in klinische uitkomsten en patiënt relevante uitkomsten) en kosten van zorg.

  • Stimuleren dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties sterkere organisaties worden en goede informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging tot stand brengen.

  • Het stimuleren van een logische beroepenstructuur die aansluit op de huidige en toekomstige zorg- en ondersteuningsvraag.

  • Het stimuleren van beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel door kwalitatief goede en samenhangende opleidingen.

  • Het stimuleren van landelijke en regionale samenwerking aan een evenwichtige arbeidsmarkt met voldoende medewerkers die goed zijn toegerust voor en tevreden zijn met het belangrijke werk dat zij doen.

  • Het stimuleren van innovaties in de zorg en de ontwikkeling en toepassing van ontwikkelde kennis en bevorderen van (digitale) vaardigheden.

  • Het stimuleren van rechtmatige zorg: door initiatieven om fouten en fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen en fraude aan te pakken.

  • Het stimuleren van veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling in de zorg, uitgaande van het eenmalig slim vastleggen en hergebruiken van informatie, in het bijzonder rondom medicatieveiligheid.

  • Het realiseren van betrouwbare middelen voor de authenticatie/identificatie in de zorg en het verkennen van mogelijkheden om het zorgdomein te «ontzorgen» daarbij.

  • Versnellen realisatie gegevensuitwisseling.

Financieren:

  • Het financieren van patiënten- en gehandicaptenorganisaties om de belangen van hun doelgroep in het systeem te behartigen en hen goed te informeren.

  • Het financieren van ZBO’s (CAK, NZa, ZiNL, CSZ) om hun wettelijke verantwoordelijkheid in het zorgstelsel invulling te kunnen geven.

  • Het financieren van projecten en onderzoek op het gebied van gezondheid, preventie en zorg (ZonMw).

  • Het financieren van agentschappen (CIBG, RIVM) om hun taken in het zorgstelsel uit te voeren.

  • Het financieren van betrokken partijen om informatie over de kwaliteit van het zorgaanbod snel te ontsluiten voor patiënten.

  • Het financieren van instrumenten om personeel in de zorg goed op te leiden en bij te scholen (SectorplanPlus, Stagefonds Zorg, subsidieregelingen kwaliteitsimpuls ziekenhuispersoneel, opleidingen publieke gezondheidszorg en jeugd-ggz).

  • Het financieren van zorg, welzijn, preventie, jeugdzorg en sport in Caribisch Nederland.

  • Het leveren van een financiële bijdrage aan een veilige en betrouwbare informatie-uitwisseling in de zorg. Hier wordt onder andere onder verstaan een bijdrage aan het gebruik van DigiD. De kosten voor het gebruiken worden sinds 2018 doorbelast. Deze kosten worden centraal voldaan door VWS.

  • Het financieel stimuleren van de ontwikkeling en het gebruik van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO).

Regisseren:

  • Het regisseren van een stevige positie van de patiënt in het zorgstelsel door wet- en regelgeving (klachtrecht, geschillenbeslechting, medezeggenschap, Wet BIG) en toepassing en handhaving daarvan.

  • Regisseren dat alle betrokken partijen in de zorg, waaronder de patiënt, in staat zijn hun verantwoordelijkheid in het zorgstelsel waar te maken.

  • Het regisseren van goed bestuur in de zorg en het toezicht daarop.

  • Het regisseren van de dialoog tussen betrokken partijen, gericht op de toekomstige (arbeidsmarkt-) uitdagingen.

  • Het regisseren van de verlaging van regeldruk in de zorg.

  • Het voorkomen van systeemrisico’s bij financiering in de zorg.

  • Het vaststellen van duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden voor de NZa door het wettelijk kader voor de regulerings- en toezichtstaken aan te scherpen en voor ZiNL door een wettelijk kader te creëren voor het tegenhouden van kwaliteitsstandaarden met aanzienlijke financiële gevolgen.

  • Het regisseren van de totstandkoming van een passend aanbod van (jeugd)zorg, preventie en sportactiviteiten in Caribisch Nederland.

  • Het regisseren van de totstandkoming, implementatie en monitoring van een ketenbrede aanpak voor preventie, toezicht, opsporing en handhaving om rechtmatige zorg te bevorderen.

  • Het regisseren van standaardisatie van de informatie-uitwisseling in de zorg en bewaking van een samenhangende basisinfrastructuur in de zorg en de samenwerking in het veld via het informatieberaad.

  • Het regisseren via het Informatieberaad van regie over eigen gegevens, delen van zorginformatie, inzicht in beleidseffecten en veilig en betrouwbaar gegevens delen.

3. Beleidswijzigingen

Beleidswijzingen Regeerakkoord/ Beleidsagenda bewindspersonen VWS

Thema Werken in de zorg

(Ont)Regel de Zorg

Het doel van het programma (Ont)Regel de Zorg (TK 29 515, nr. 424) is het zorgbreed merkbaar verminderen van de ervaren regeldruk voor professional én patiënt/cliënt. Registreren is een belangrijk onderdeel van het werk van de zorgprofessional, maar afvinklijstjes voortkomend uit wantrouwen van managers, inkopers of toezichthouders leiden niet tot betere zorg. De aanpak is gericht op de actielijnen maatwerkaanpak (snappen of schrappen), ruimte voor experimenten (kan het ook anders?), bouwen aan een nieuwe basis (eenvoudiger registreren en verantwoorden), regelarm werken in de praktijk (leren van elkaar) en voorkomen van nieuwe regeldruk (de kraan dichtdraaien). Het jaar 2019 staat in het teken van de verdere uitvoering van dit programma.

Begin 2019 volgt een eerste voortgangsrapportage van de uitvoering van de afspraken uit het programma.

Actieprogramma Werken in de Zorg

Op 14 maart 2018 is het Actieprogramma Werken in de Zorg uitgebracht (TK 29 282, nr. 303). Samen met partijen in het veld werkt VWS aan het doel van voldoende, tevreden en deskundige medewerkers in de zorg. Dit doen we langs de actielijnen «meer kiezen voor de zorg», «beter leren in de zorg» en «anders werken in de zorg». Het zwaartepunt van de aanpak ligt in de regio. Daar worden op basis van regionale analyses in regionale actieplannen aanpak tekorten (RAAT’s) afspraken gemaakt over onder andere meer opleidingsplaatsen, betere stagebegeleiding en nieuwe innovatieve onderwijsvormen. Partijen zetten zich via concrete acties in om deze regionale afspraken te realiseren. In najaar 2018 is een aantal activiteiten in gang gezet die in 2019 vervolg krijgen. De commissie «Werken in de zorg» zal ook in 2019 via bestuurlijke voortgangsgesprekken de voortgang in de regio monitoren en daar waar nodig adviseren over verbeteringen in de aanpak. Via het actie-leer-netwerk worden ervaren belemmeringen in wet- en regelgeving onderzocht en oplossingen en goede voorbeelden verspreid. Met de wervingscampagne «IK ZORG» zetten we met het veld in op het (weer) interesseren van mensen voor Zorg en Welzijn. In elke regio kunnen geïnteresseerden terecht bij actiecentra voor loopbaanoriëntatie, een opleiding en/of een (oriëntatie)baan in de zorg op maat. Wij zullen in het voorjaar en het najaar van 2019 aan de hand van concrete indicatoren aan de Tweede Kamer rapporten over de voortgang, zowel met betrekking tot het doel als de onderliggende actielijnen.

Uitkomstgerichte zorg

Als een patiënt kan kiezen tussen verschillende behandelingen dan zijn de mogelijke uitkomsten van belang. Momenteel is er onvoldoende informatie over voor patiënten relevante uitkomsten van zorg. In het Regeerakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld om voor de patiënt meer zicht te krijgen op deze uitkomsten door in te zetten op het ontwikkelen van uitkomstindicatoren, bij voorkeur aansluitend bij internationale initiatieven. Het doel is dat in 2022 voor 50% van de ziektelast inzicht bestaat in uitkomsten voor de patiënt. Hiertoe zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij al lopende instrumenten zoals het programma Kwaliteit van zorg bij ZonMw. Dit programma zet enerzijds in op ontwikkeling van nieuwe uitkomstindicatoren en experimenten om die in kleinschalige settings uit te proberen, en anderzijds op duurzame implementatie door in te zetten op ICT-ondersteuning en nieuwe manieren van dataverzameling en belonen van uitkomsten.

Uitkomstgerichte Zorg loopt mee in de pilot Lerend Evalueren (TK 31 865, nr. 99).

Thema Maatschappelijke diensttijd

Maatschappelijke diensttijd

Om jongeren te stimuleren een bijdrage te leveren aan onze samenleving is in het Regeerakkoord de mogelijkheid van een maatschappelijke diensttijd opgenomen.

Dit nieuwe programma is in 2018 begonnen met (experiment) projecten via ZonMw welke in 2019 of 2020 tot afronding komen. De circa veertig projecten zullen een zo helder mogelijk beeld moeten scheppen van de mogelijkheden van de maatschappelijke diensttijd en zijn daarom breed in opzet: zowel qua duur, omvang, regio, doelgroep, aanbod en beloning is veel diversiteit. Jongeren tussen de 14–30 jaar kunnen aan de slag op het gebied van bijvoorbeeld integratie, veiligheid, sport, welzijn, cultuur en natuur. De projecten zullen worden geëvalueerd en de uitkomsten hiervan worden gebruikt bij de meer definitieve vormgeving van de maatschappelijke diensttijd. Hierbij zal onder andere worden nagegaan of de doelgroep jongeren in al haar diversiteit wordt bereikt, of jongeren hun talenten kunnen ontwikkelen door middel van het maken van maatschappelijke impact, en welke verbeteringen doorgevoerd kunnen worden in organisatie en begeleiding. Tot slot zal worden gemeten of de vrijwillige inzet van de jongeren bijdraagt aan sociale cohesie en inclusiviteit.

Overige beleidswijzigingen

Gewijzigd beleidskader patiënten- en gehandicaptenorganisaties

Het huidige subsidiekader loopt tot 1 januari 2019. Op basis van diverse dialoogsessies is het kader gewijzigd (TK 29 214, nr. 75). In 2018 is het gewijzigde beleidskader subsidiëring patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2022 gepubliceerd (Staatscourant 2018 nr. 32285) dat in werking treedt op 1 januari 2019. Dit beleidskader geldt als een overgangsperiode waarbij belangrijke stappen in de gewenste ontwikkelrichting naar een subsidiëring op basis van impact en bereik worden gezet (TK 29 214, nr. 77).

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is een kwaliteitswet ter bescherming van patiënten. De doelstelling van de wet is tweeledig: het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg. De evaluatie van de Wet BIG uit 2014 diende ertoe om te bezien of de Wet BIG voldoende aansluit op ontwikkelingen in de zorg en de samenleving. Uit de evaluatie kwam een aantal verbeterpunten naar voren. De verbeterpunten ten aanzien van het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de Wet zijn opgenomen in het ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet BIG (BIG I). Deze aanpassingen treden in 2019 in werking en zien op efficiënter gebruik van het tuchtrecht (zoals invoering van de tuchtklachtfunctionaris en het griffierecht), extra instrumenten om (ernstig) disfunctionerende beroepsbeoefenaren aan te pakken, verduidelijking dat voorbehouden handelingen met een cosmetisch doel alleen door zelfstandig bevoegde (BIG-geregistreerde) beroepsbeoefenaren mogen worden verricht en het eenvoudiger kunnen vinden van een BIG-geregistreerde in het register. In 2019 wordt het wetsvoorstel BIG II in beide Kamers behandeld. BIG II reguleert het beroep van de regieverpleegkundige, belegt een adviestaak bij het Zorginstituut voor het beoordelen van aanvragen voor beroepenregulering, biedt een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur de eisen voor herregistratie uit te breiden met deskundigheidsbevorderende activiteiten, actualiseert de deskundigheidsgebieden van de apotheker en de verpleegkundige en harmoniseert het medisch tuchtrecht van Europees Nederland en Caribisch Nederland op een aantal kleine punten. Het streven is om het wetsvoorstel BIG II voor het eind van 2018 bij de Tweede Kamer aanhangig te maken. In 2019 worden parallel aan de wetsbehandeling de voorbereidingen getroffen voor een goede implementatie. Dit houdt in dat er brede communicatie naar de beroepsgroepen plaatsvindt, de uitvoeringsorganisaties zich voorbereiden, aan het scholingsprogramma voor de regieverpleegkundige vorm wordt gegeven en de internationale toetreding wordt georganiseerd. Ook wordt in 2019, in samenspraak met de betrokken partijen, nadere invulling gegeven aan het voornemen een experiment te starten om de regieverpleegkundige een zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen toe te kennen. Naar aanleiding van een vraag uit de Eerste Kamer in het kader van de wetsbehandeling is aangegeven dat de effecten van het griffierecht zullen worden gemonitord aan de hand van de cijfers van de tuchtcolleges.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

1.102.614

1.045.327

975.548

983.042

867.392

1.005.420

1.005.180

                   

Uitgaven

995.681

1.165.003

1.211.761

1.140.761

1.105.795

1.016.683

1.005.180

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

97%

       
                   

1. Positie cliënt

28.518

33.826

30.093

28.335

28.339

27.740

27.738

                   
 

Subsidies

19.601

19.867

21.446

21.448

21.452

21.453

21.451

   

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

18.699

19.318

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

   

Overig

902

549

446

448

452

453

451

                   
 

Opdrachten

8.917

13.959

8.647

6.887

6.887

6.287

6.287

   

Ondersteuning cliëntorganisaties

3.560

3.847

3.850

3.850

3.850

3.850

3.850

   

Overig

5.357

10.112

4.797

3.037

3.037

2.437

2.437

                   

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

438.166

520.985

542.044

514.299

507.435

438.897

438.946

                   
 

Subsidies

417.945

501.638

520.045

492.282

485.217

416.339

416.485

   

Stageplaatsen zorg / Stagefonds

102.650

112.000

112.000

112.000

112.000

112.000

112.000

   

Publieke Gezondheidszorgopleidingen

17.143

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

   

Vaccinatie stageplaatsen zorg

3.851

4.700

4.700

4.700

4.700

4.700

4.700

   

Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

24.369

32.800

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

   

Opleidingsplaatsen jeugd ggz

450

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

   

Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

202.867

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

   

Versterking regionaal onderwijs- en arbeidsmarktbeleid

11.184

11.500

11.500

11.500

11.500

11.500

11.500

   

Arbeidsmarktagenda (sectorbreed)

0

25.000

15.000

7.000

0

0

0

   

Arbeidsmarktagenda (verpleeghuizen)

0

67.500

67.500

67.500

67.500

0

0

   

Verpleegkundige vervolgopleidingen in een veranderend zorglandschap

0

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

   

Overig

55.431

17.638

40.845

21.082

21.017

19.639

19.785

                   
 

Opdrachten

5.469

7.169

9.861

9.878

10.079

10.419

10.419

   

Opleidingen & beroepenstructuur

1.645

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Overig

3.824

2.169

4.861

4.878

5.079

5.419

5.419

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

14.752

12.139

12.138

12.139

12.139

12.139

10.398

   

CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register en SVB-Z

14.752

11.639

11.638

11.639

11.639

11.639

9.898

   

RIVM: opleiding publiekegezondheidssector en kosten van ziekten

0

500

500

500

500

500

500

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

39

0

0

0

0

1.644

   

ZiNL: sectie Zorgberoepen en opleidingen

0

39

0

0

0

0

1.644

                   

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

160.454

239.996

274.098

232.010

204.322

182.019

168.695

                   
 

Subsidies

20.065

43.395

48.979

38.260

28.210

25.210

18.110

   

Nivel

5.771

5.122

5.268

5.268

5.268

5.268

5.268

   

Programma Innovatie en zorgvernieuwing

3.839

18.073

15.291

6.400

0

0

0

   

Nictiz

0

5.800

5.800

5.800

5.800

5.800

5.800

   

Transparantie kwaliteit van zorg

10.206

6.846

7.288

6.784

5.000

5.000

5.000

   

Uitkomstgerichte zorg

0

2.404

12.462

11.966

10.100

7.100

0

   

Rechtmatige zorg

0

1.395

783

286

308

100

100

   

Overig

249

3.755

2.087

1.756

1.734

1.942

1.942

                   
 

Opdrachten

960

6.162

15.268

3.114

3.114

3.114

3.114

   

Programma Innovatie en zorgvernieuwing

634

1.482

11.387

0

0

0

0

   

Verminderen ervaren regeldruk

0

284

345

345

345

345

345

   

Rechtmatige zorg

0

374

78

78

78

78

78

   

Overig

326

4.022

3.458

2.691

2.691

2.691

2.691

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

3.960

18.598

18.823

18.467

18.467

18.467

18.466

   

CIBG: WTZi en JMV

3.790

15.258

18.823

18.467

18.467

18.467

18.466

   

Overig

170

3.340

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

135.469

171.841

191.028

172.169

154.531

135.228

129.005

   

ZonMw: programmering

135.469

171.841

191.028

172.169

154.531

135.228

129.005

   

Overig

0

0

0

0

0

0

0

                   

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

241.637

252.980

241.431

238.660

234.307

232.695

230.682

                   
 

Subsidies

0

4.900

0

0

0

0

0

   

Duurzaamheid zorg

0

4.900

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

424

551

530

530

530

530

530

   

Uitvoering Wtcg

0

0

0

0

0

0

0

   

Overig

424

551

530

530

530

530

530

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

241.213

246.029

239.901

235.630

231.277

229.665

227.652

   

CAK

135.381

125.631

116.449

115.134

112.697

107.711

107.703

   

NZa

55.585

59.260

57.455

57.455

57.455

57.455

57.455

   

Zorginstituut Nederland

47.313

58.011

60.454

54.764

52.713

56.083

54.081

   

CSZ

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

   

Overig

434

627

3.043

5.777

5.912

5.916

5.913

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

0

1.500

1.000

0

0

0

0

   

Overig

0

1.500

1.000

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

2.500

2.500

2.500

2.500

   

EZK: ACM

0

0

0

2.500

2.500

2.500

2.500

                   

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

125.422

117.216

124.095

127.457

131.392

135.332

139.119

                   
 

Bekostiging

125.422

117.216

124.095

127.457

131.392

135.332

139.119

   

Zorg en welzijn

121.978

117.216

124.095

127.457

131.392

135.332

139.119

   

Overig

3.444

0

0

0

0

0

0

                   

6. Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude

1.486

0

0

0

0

0

0

                   
 

Subsidies

1.384

0

0

0

0

0

0

   

Overig

1.384

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

102

0

0

0

0

0

0

   

Overig

102

0

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

90.082

70.960

58.660

58.360

58.360

58.360

58.360

   

Wanbetalers en onverzekerden

72.646

66.102

53.802

53.502

53.502

53.502

53.502

   

Overig

17.436

4.858

4.858

4.858

4.858

4.858

4.858

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 590,5 miljoen is 96% juridisch verplicht. Het betreft de subsidies aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, subsidies opleidingen, beroepen en arbeidsmarktbeleid, subsidie aan Nivel, subsidies transparantie kwaliteit van zorg en aan het programma innovatie en zorgvernieuwing.

Bekostiging

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 124,1 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bekostiging van de zorg, welzijn, sport, preventie en jeugdzorg van Caribisch Nederland.

Opdrachten

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 34,3 miljoen is 88% juridisch verplicht. Het betreft onder andere opdrachten gericht op de ondersteuning van patiënten- en cliëntenorganisaties, arbeidsmarktonderzoek en opdrachten gericht op het programma innovatie en zorgvernieuwing.

Bijdragen aan agentschappen

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 31 miljoen is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 430,9 miljoen is 98% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 1 miljoen is 100% juridisch verplicht.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Positie cliënt

Subsidies

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

De drie landelijke pg-koepels en circa 200 landelijke pg-organisaties ontvangen instellingssubsidie voor het uitvoeren van informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging (€ 17,4 miljoen in 2019). Daarnaast wordt een samenhangend projectsubsidieprogramma bij ZonMw ingericht met dezelfde duur als het beleidskader, waarop niet alleen de bestaande pg-organisaties maar ook nieuwe organisaties/netwerken kunnen inschrijven (https://www.zonmw.nl/nl/onderzoek-resultaten/gehandicapten-en-chronisch-zieken/voor-elkaar/) (€ 4 miljoen in 2019).

Opdrachten

Ondersteuning cliëntenorganisaties

Drie koepelorganisaties en circa 200 landelijke pg-organisaties ontvangen instellingssubsidie voor belangrijke functies zoals informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging en via ZonMw projectsubsidies voor een samenhangend subsidieprogramma (€ 3,9 miljoen in 2019).

Overig

Voor onder andere de depressiecampagne, de campagne «Werken in zorg en welzijn» en het project «NIX18» is budget beschikbaar (€ 4,7 miljoen).

2. Opleidingen, Beroepenstructuur en Arbeidsmarkt

Subsidies

Opleidingen

  • Stageplaatsen zorg/Stagefonds

    Praktijkstages zijn een essentieel onderdeel van zorgopleidingen. Met de Subsidieregeling stageplaatsen zorg II worden zorginstellingen gestimuleerd tot het aanbieden van voldoende en kwalitatief goede stageplaatsen. Voor het studiejaar 2018–2019 is hiervoor een budget van € 112 miljoen beschikbaar.

    Begin 2019 zal een herijking van de verdeling van de subsidiemiddelen over de verschillende opleidingsrichtingen en- niveaus plaatsvinden. Naast realisatiecijfers uit voorgaande jaren zal nadrukkelijk worden gekeken naar de verwachte ontwikkeling op de arbeidsmarkt in zorg en welzijn (www.azwinfo.nl). Dit zodat het Stagefonds een passende bijdrage blijft leveren aan de realisatie van een evenwichtige arbeidsmarkt in zorg en welzijn.

  • Publieke Gezondheidszorgopleidingen

    Deze regeling heeft als doel te stimuleren dat voldoende gespecialiseerde artsen worden opgeleid voor de uitvoering van de Wet publieke gezondheidszorg en de Jeugdwet. In 2019 is voor deze opleidingen € 21 miljoen beschikbaar.

    Al jaren blijft de instroom in de publiek gefinancierde opleidingen arts Maatschappij en Gezondheid achter bij wat VWS aan opleidingplaatsen beschikbaar stelt. Om de instroom te bevorderen en tegelijkertijd de kwaliteit van de opleidingen te verhogen hebben de VWS en de diverse betrokkenen in de sector een gezamenlijk traject gestart. Een speerpunt daarbij is de invoering van een landelijk werkgeverschap voor nieuwe aiossen (artsen in opleiding tot specialist). Met instemming van de betrokken partijen is besloten het landelijk werkgeverschap vanaf 1 januari 2019 onder te brengen bij de SBOH en vanaf die datum de financiering van de opleidingen via de SBOH te laten verlopen. Alsdan kan de huidige regeling komen te vervallen op grond waarvan thans een subsidie kan worden verstrekt aan opleidingsinstellingen die een opleiding tot arts maatschappij en gezondheid voor de profielen infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg, medische milieukunde en tuberculosebestrijding verzorgen. Het voornemen is om vanaf 2019 met dat doel instellingssubsidie te verschaffen aan de SBOH.

  • Vaccinatie stageplaatsen zorg

    De subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg draagt eraan bij dat jaarlijks 30 à 35 duizend stagiairs voorafgaand aan hun stage gevaccineerd worden tegen hepatitis B. Dit komt ten goede aan de volksgezondheid en voorkomt studie-uitval of -vertraging. In 2019 is hiervoor € 4,7 miljoen beschikbaar.

  • Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

    Nieuwe beroepsbeoefenaren (verpleegkundig specialisten (VS) en physician assistants (PA)) worden opgeleid om minder complexe en routinematige taken van de huisarts of de specialist over te nemen. Het is de verwachting dat de maximaal beschikbare bekostigde instroom van 700 benut zal worden. In 2019 is hiervoor een bedrag van € 38,0 miljoen beschikbaar.

  • Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling

    De regeling heeft als doel te borgen dat zorgverleners in de jeugd ggz tijdens hun opleiding ook praktijkervaring in deze sector kunnen opdoen. Het beleid achter deze subsidieregeling is geëvalueerd in de evaluatie Beschikbaarheidbijdragen voor medische vervolgopleidingen. De instroom is gestegen van 7 toegekende opleidingsplaatsen in 2016 naar 14 in 2017 en 2018. In 2019 is voor de regeling € 1,5 miljoen beschikbaar.

Arbeidsmarkt

  • Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

    Het doel van de Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg (KPZ) is om de ziekenhuizen en UMC’s te stimuleren meer en strategischer te investeren in bij- en nascholing van personeel. Als onderdeel van het tussenakkoord medisch-specialistische zorg 2018 is de regeling een jaar verlengd tot en met 2018. In het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg 2019–2022 hebben de partijen afgesproken dat de middelen voor de KPZ beschikbaar blijven voor de sector (circa € 200 miljoen per jaar).

  • Versterking regionaal onderwijs- en arbeidsmarktbeleid

    Met de subsidie aan RegioPlus voor het programma «koersen op kansen, regionaal resultaat» investeert VWS in een goed werkende, landelijk dekkende regionale arbeidsmarktinfrastructuur. Het regionaal arbeidsmarktbeleid staat komend jaar in het teken van het Actieprogramma Werken in de Zorg en in het bijzonder de 28 regionale actieplannen aanpak tekorten (RAAT). Het actieprogramma brengt de succesvolle regionale aanpak vanuit RegioPlus en het Zorgpact bijeen. Voor regionaal arbeidsmarktbeleid is in 2019 € 11,5 miljoen beschikbaar.

  • Actieprogramma Werken in de Zorg sectorbreed en verpleeghuizen

    Binnen het kader van het actieprogramma Werken in de Zorg wordt geïnvesteerd in een pakket aan maatregelen gericht op het vergroten van de instroom in de zorgsector. Met een sluitende aanpak worden geïnteresseerden die zich melden via bijvoorbeeld de wervingscampagne toegeleid naar een baan of opleiding in de zorg. Het betreft verschillende maatregelen variërend van loopbaanadvies en begeleiding tot functiespecifieke en kwalificerende scholing. Dit gebeurt onder andere via SectorplanPlus en Sterk in je Werk. In totaal is hiervoor in 2019 € 82,5 miljoen beschikbaar, waarvan € 67,5 miljoen specifiek voor verpleeghuizen.

Beroepenstructuur

  • Verpleegkundige vervolgopleidingen in een veranderend zorglandschap

    Steeds vaker wordt complexere zorg verleend buiten het ziekenhuis, bijvoorbeeld bij de patiënt thuis of bij de huisarts. Deze verandering leidt er toe dat gespecialiseerde verpleegkundigen op steeds meer verschillende plekken in de zorg werken. De opleidingstructuren van (verpleegkundige) vervolgopleidingen sluiten nog onvoldoende aan op deze verandering. Veel vervolgopleidingen zijn meer gericht op werken in het ziekenhuis en worden meestal ook verzorgd door ziekenhuizen. Om tekorten te voorkomen of te bestrijden gaan we samen met betrokken partijen verkennen hoe de structuur van vervolgopleidingen voor professionals die werken buiten het ziekenhuis vorm kan krijgen. In totaal is hiervoor in 2019 € 8 miljoen beschikbaar.

Overig

Via onderzoek wordt samen met sociale partners in de zorg de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in kaart gebracht en worden prognoses gemaakt over de verwachte zorgvraag en hoeveel en welk type zorgverlener daarbij past. De ingezette taakherschikking, de veranderende zorgvraag en de snelgaande veranderingen op de arbeidsmarkt vragen aanpassingen in de reguliere opleidingen en in bij- en nascholing. Ook wordt van zorgverleners steeds meer gevraagd om samen te werken over de domeinen heen en om te «zorgen voor» in plaats van «zorgen dat». Al deze veranderingen zullen worden gefaciliteerd en bestendigd door werkgevers, opleiders en beroepsverenigingen hierin te ondersteunen. Via de leerstoel betaalbare zorg die is ingesteld door het Radboud UMC wordt onafhankelijk, beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek naar de betaalbaarheid van zorg gestimuleerd.

Opdrachten

Opleidingen en beroepenstructuur

De ingezette taakherschikking en de inzet van nieuwe beroepen zoals de Bachelor Medisch Hulpverlener zal worden gemonitord en geëvalueerd. Ook wordt er geïnvesteerd in het opzetten van een onderzoeksinfrastructuur voor verpleegkundige en verzorgende. Hiervoor is in 2019 € 5 miljoen beschikbaar.

Overig

De overige bedragen worden ingezet voor de ontwikkeling van kennis en expertise op het terrein van de zorg, voor beleid en praktijk. Daarbij gaat het onder meer om bijdragen aan de onderzoeksprogramma’s van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Centraal Planbureau (CPB), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Bijdragen aan agentschappen

CIBG: Bijdrage voor onder andere BIG-register en toezicht en handhaving WNT

  • Het CIBG is verantwoordelijk voor het beheer van het BIG-register. Zowel Nederlandse als buiten Nederland gediplomeerde zorgverleners kunnen zich in het BIG-register registreren. Deze gediplomeerden die in de Nederlandse gezondheidszorg willen werken moeten -op grond van de Europese richtlijn erkenning beroepskwalificaties – een aanvraag indienen voor een EU erkenning van hun beroepskwalificaties (EER-gediplomeerden) dan wel een verklaring van vakbekwaamheid (niet-EER-gediplomeerden). Voor de procedure ten aanzien van buiten Nederland gediplomeerden ontvangt het CIBG een financiële bijdrage.

  • In de Wet Normering Topinkomens (WNT) is toezicht en de handhaving geregeld. Toezicht en de handhaving voor de zorg is ondergebracht bij het CIBG.

In totaal is voor al deze taken in 2019 € 11,6 miljoen gereserveerd.

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Subsidies

Nivel

Voor onderzoek naar de effectiviteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en (de relatie tussen) de verschillende partijen in de zorg wordt subsidie verleend (€ 5,3 miljoen in 2019) aan het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel). Het Nivel ontwikkelt en beheert hiertoe databases, panels en monitors.

Programma Innovatie en zorgvernieuwing

De activiteiten zijn gericht op het bereiken van de drie doelstellingen die het kabinet in 2014 heeft geformuleerd ter ondersteuning van de brede maatschappelijke beweging naar meer zelfredzaamheid, meer zelfregie en meer zelfzorg. Hiervoor worden via het programma Innovatie en zorgvernieuwing subsidies verstrekt aan initiatieven die aan deze doelen bijdragen. De voortgang van de doelen monitoren we via de e-healthmonitor van Nictiz.

In het Regeerakkoord zijn extra middelen vrijgemaakt om de schaarse capaciteit aan zorgpersoneel optimaal te benutten voor zorg en aandacht voor cliënten en patiënten. Het kabinet acht het wenselijk digitaal ondersteunde zorg gericht in te zetten en de verspreiding van innovatieve werkwijzen (e-health) te bevorderen. We doen dat door een impulsfinanciering voor persoonlijke gezondheidsomgeving. Via deze regeling worden partijen in staat gesteld om hun product(en) aan het afsprakenstelsel voor Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO’s) aan te passen en worden patiënten in staat gesteld om die PGO’s ook daadwerkelijk te gaan gebruiken

Totaal is er in de begroting 2019 voor het programma Innovatie en zorgvernieuwing € 14,3 miljoen gereserveerd voor subsidies.

Nictiz

Het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (Nictiz) is het landelijke expertisecentrum dat ontwikkeling van ICT in de zorg faciliteert. Voor de invulling van de coördinerende functie die Nictiz heeft bij de ontwikkeling van ICT- en informatiestandaarden en implementatieondersteuning bij het gebruik van deze standaarden is in 2019 een bedrag van € 5,5 miljoen beschikbaar. Om de zorgsector te ondersteunen bij de efficiënte inzet van eHealth, analyseert en duidt Nictiz ontwikkelingen in het gebruik van ICT in de zorg. Tevens fungeert Nictiz als nationaal en internationaal kennis- en expertisecentrum en vervult het een verbindende rol bij de ontwikkeling en het gebruik van ICT in de zorg.

Transparantie kwaliteit van zorg

Het Kwaliteitsinstituut, als onderdeel van het Zorginstituut, heeft met betrekking tot transparantie een belangrijke rol en is daarom gemandateerd (Staatscourant 27102, nr. 1) voor het verstrekken van subsidies voor de stimulering van de transparantie over de kwaliteit van zorg (Staatscourant 26926) (€ 5 miljoen).

Uitkomstgerichte zorg

Voor de in het Regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij al lopende instrumenten zoals het programma Kwaliteit van zorg bij ZonMw (€ 12,5 miljoen).

Rechtmatige zorg

In 2019 gaan we verder met het uitvoeren van de acties en maatregelen uit het programmaplan Rechtmatige Zorg 2018–2021, aanpak van fouten en fraude in de zorg, zoals in 2018 aan de Kamer is aangeboden (TK 28 828, nr. 108). De aanpak betreft het voorkomen van fouten en fraude met onder andere de focus op vijf specifieke zorgsectoren (medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, mondzorg, wijkverpleging en persoonsgebonden budget) en wetgevingstrajecten die onder meer een betere gegevensuitwisseling mogelijk moeten maken tussen handhavingorganisaties en het invoeren van een Waarschuwingsregister Zorg. In 2019 wordt de Tweede Kamer middels een eerste voortgangsrapportage geïnformeerd over de stand van zaken en de behaalde resultaten uit het programmaplan (€ 0,8 miljoen).

Overig

  • Big data

    In het najaar van 2018 volgt een Kamerbrief met visie op big data. Verwachting is dat daar in ieder geval de ethische aspecten van big data en privacy een belangrijke rol zullen spelen.

  • Informatiebeveiliging en cybersecurity

    VWS zet zich via verschillende activiteiten in voor het vergroten van de bewustwording in de zorg.

  • Werkorganisatie Informatieberaad Zorg (WIZ)

    De werkorganisatie Informatieberaad zal in 2018 naast externe kennis en capaciteit ook de leden van het Informatieberaad (de bureau’s van de koepels en brancheorganisaties) direct moeten kunnen steunen bij het vertalen van de afspraken naar de consequenties voor hun sector en achterban. Daarvoor is € 0,5 miljoen beschikbaar voor subsidies.

  • Veilige gegevensuitwisseling en authenticatie in de zorg

    De toename van elektronische informatie-uitwisseling in de zorg en de groei in het gebruik van eHealth toepassingen vragen om een veilige en betrouwbare authenticatie door patiënten en door zorgverleners die dit thans doen met behulp van de UZI-pas. In 2019 wordt de nieuwe aanbesteding van de UZI-pas afgerond.

    VWS levert actief een bijdrage aan BZK voor het doorontwikkelen, implementeren en stimuleren van het gebruik van veilige authenticatie in de zorg.

  • Veelbelovende Zorg Sneller bij de Patiënt en regeling voorwaardelijke toelating

    Het Zorginstituut gaat in samenwerking met ZonMw vanaf 2019 uitvoering geven aan de subsidieregeling Veelbelovende Zorg Sneller bij de Patiënt (TK 29 269, nr. 905) Het doel van deze regeling is het versnellen van de toegang van de patiënt tot potentieel veelbelovende en innovatieve zorg via opname in het basispakket. De subsidieregeling vervangt per 2019 de huidige regeling voorwaardelijke toelating. Het Zorginstituut heeft de komende jaren ook nog uitvoering aan de aflopende regeling voorwaardelijke toelating, waarin de komende jaren nog lopende trajecten en reeds ingediende onderzoeksvoorstellen worden behandeld. Voor de uitvoering van de reeds ingediende aanvragen en lopende trajecten in de regeling voorwaardelijke pakkettoelating wordt het Zorginstituut in 2019 aanvullend budget beschikbaar gesteld van € 0,7 miljoen. In aanvulling hierop wordt ten behoeve van de uitbreiding van personele capaciteit i.v.m. de nieuwe subsidieregeling in 2019 een budget van € 0,7 miljoen gesteld.

Opdrachten

Programma Innovatie en zorgvernieuwing

In 2019 wordt wederom een e-health week georganiseerd en worden nieuwe Health Deals3 gesloten. Met de extra middelen uit het Regeerakkoord wordt vanuit VWS het communicatietraject Zorg van Nu gestart om het algemene publiek en professionals te wijzen op de kansen en mogelijkheden van innovaties in de zorg en in nieuwe zorgprocessen, via het delen en laten ervaren van goede voorbeelden. Met het zorgveld wordt bezien wat nodig is voor ondersteuning van professionals bij de implementatie van e-health toepassingen en wordt een instrument ontwikkeld om de burger en de professional behulpzaam te zijn bij een verantwoorde keuze uit het grote aanbod aan gezondheidsapps.

Rechtmatige zorg

Het programmaplan Rechtmatige Zorg 2018–2021 – aanpak van fouten en fraude in de zorg is in 2018 aan de Kamer aangeboden (TK 28 828, nr. 108). Doel is het voorkomen van fouten en fraude met onder andere de focus op vijf specifieke zorgsectoren (medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, mondzorg, wijkverpleging en persoonsgebonden budget) en wetgevingstrajecten die onder meer een betere gegevensuitwisseling mogelijk moeten maken tussen handhavingorganisaties en het invoeren van een Waarschuwingsregister Zorg.

In 2019 werkt VWS verder met het uitvoeren van de acties en maatregelen uit het programmaplan en wordt de Tweede Kamer middels een eerste voortgangsrapportage geïnformeerd over de stand van zaken en de behaalde resultaten uit het programmaplan.

Overig

  • Big data

    In het najaar van 2018 volgt een Kamerbrief met visie op big data. De verwachting is dat daarbij in ieder geval de ethische aspecten van big data en privacy een belangrijke rol zullen spelen. In 2019 zullen de activiteiten naar een volgende fase worden gebracht.

  • Werkorganisatie Informatieberaad Zorg (WIZ)

    In 2018 gaat de «werkorganisatie Informatieberaad Zorg (WIZ)» aan de slag. Hiermee wordt kennis en capaciteit beschikbaar gesteld aan de leden van het Informatieberaad die de ambities en afspraken van het Informatieberaad vertalen naar de activiteiten en implementatieplannen die voor alle sectoren opgesteld zullen moeten worden. Hiervoor is structureel jaarlijks € 1 miljoen beschikbaar voor opdrachten.

  • Informatieberaad

    Het Informatieberaad komt ook in 2019 minstens viermaal per jaar bijeen. Om de besluitvorming in goede onderlinge afstemming met de leden, het veld en internationale gremia voor te bereiden, is € 1,2 miljoen beschikbaar. Er is € 0,1 miljoen bestemd voor het begeleiden van de verschillende gremia onder het Informatieberaad, € 0,3 miljoen voor communicatie en € 0,7 miljoen voor onderzoek en advies van experts op de te nemen besluiten.

In 2018 is het Programma Implementatie Europese Zorgdiensten (PIEZO) gestart. Het programma wordt gefinancierd door VWS en de EU. De doelstelling van PIEZO is in eerste instantie betere zorg voor buitenlandse patiënten uit de EU die binnen Nederland ongeplande zorg nodig hebben, doordat de Nederlandse zorgprofessionals een patiëntsamenvatting kunnen opvragen bij het land van herkomst. In Nederland zal het hiervoor benodigde knooppunt in 2021 operationeel zijn. Voor het totale project ontvangt Nederland van de EU € 850.000.

Bijdragen aan agentschappen

CIBG: WTZi en JMV

  • Instellingen die zorg willen aanbieden die op grond van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg voor vergoeding in aanmerking komt, dienen op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) een toelating te hebben. De uitvoering van de WTZi (toelatingen) vindt plaats bij het CIBG.

  • Het Landelijk Register Zorgaanbieders (LRZa) is een landelijk en openbaar register van zorgaanbieders. Dit register maakt duidelijk wie, waar, welke zorg verleent en draagt bij aan de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

  • Via het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV) verantwoorden zorgaanbieders zich jaarlijks over de geleverde (financiële) prestaties. Alle partijen die een rol spelen binnen het zorgstelsel hebben toegang tot deze uniforme, digitale informatie via www.jaarverslagenzorg.nl.

  • Het UZI-register (Unieke Zorgverlener Identificatie register) van het CIBG verstrekt UZI-passen aan zorgaanbieder en indicatieorganen waarmee unieke identificatie van zorgaanbieders en indicatieorganen in de zorg mogelijk wordt gemaakt.

  • De Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg (SBV-Z) van het CIBG is een betrouwbare bron voor het leveren van burgerservicenummers (BSN’s) aan de zorgsector.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

ZonMw

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze projecten en onderzoek op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren. ZonMw bewaakt daarbij de kwaliteit, relevantie en samenhang. In onderstaande tabel zijn de activiteiten uitgesplitst naar de verschillende beleidsterreinen waarop de programma’s bij ZonMw betrekking hebben.

Overzichtstabel geraamde programma-uitgaven ZonMw 2019–2023
(Bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal ZonMw

191.028

172.169

154.531

135.228

129.005

Artikel 1 Volksgezondheid: onder andere Preventieprogramma's, Antibioticaresistentie Infectieziektebestrijding, Versterking Uitvoeringspraktijk JGZ, Richtlijnen Jeugdgezondheidszorg en Translationeel Adult Stamcelonderzoek

26.258

25.526

28.066

29.639

30.243

Artikel 2 Curatieve zorg: onder andere Doelmatigheidsonderzoek, Goed Gebruik Geneesmiddelen, Topzorg, Citrienfonds, Verwarde personen, Gender en gezondheid, Zwangerschap en geboorte, Expertisefunctie Zintuigelijk Gehandicapten, Translationeel Onderzoek, Personalised medicine, Oncode, aanpassingsstoornissen en onderzoeksprogramma ggz

112.942

105.254

90.973

77.282

77.899

Artikel 3 Landurige zorg en ondersteuning: onder andere Nationaal Programma Ouderenzorg, Palliantie, meer dan Zorg, «Gewoon Bijzonder»: nationaal programma gehandicapten Memorabel, academische werkplaatsen ter versterking kennisinfrastructuur langdurige zorg en Active and Assisted Living

28.748

26.690

24.359

19.768

15.609

Artkel 4 Zorgbreed beleid: Experimenten maatschappelijke diensttijd

9.060

0

0

0

0

Artikel 5 Jeugd: onder andere Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd, Zorg voor jeugd en Effectief Werken in de Jeugdsector

4.811

5.673

4.217

4.195

4.288

Artikel 6 Sport en bewegen: onder andere Onderzoeksprogramma Sport, Kennis- en innovatieagenda sport, Topteam sport en Sportimpuls

9.208

9.026

6.916

4.344

966

Op de andere begrotingsartikelen staan ook begrotingsposten op het gebied van Kennisontwikkeling en innovatie, bijvoorbeeld RIVM (artikel 1), Nivel (artikel 2), Vilans (artikel 3) en Movisie (artikel 3).

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

CAK

Het CAK voert diverse wettelijke taken uit, te weten:

  • de centrale betaling aan 3.500 instellingen voor langdurige zorg (namens de Wlz-uitvoerders) (Wlz);

  • het innen van de eigen bijdragen voor langdurige zorg (Wlz);

  • de uitvoering van de burgerregelingen (wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden, onverzekerbare vreemdelingen en de zogeheten buitenlandtaak (inclusief het Nationaal contactpunt));

  • uitvoering van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden;

  • het vaststellen, opleggen en innen van de eigen bijdrage maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

  • het verstrekken van de Schengenverklaringen;

  • het beheer van de website Regelhulp;

  • de afhandeling van de laatste werkzaamheden rond de per 1 januari 2014 afgeschafte Wtcg en CER.

In het Regeerakkoord 2017–2021 is afgesproken om een abonnementstarief in te voeren van € 17,50 per vier weken voor huishoudens die gebruikmaken van Wmo-voorzieningen.

Het totaal beschikbare budget voor het CAK in 2019 is € 116,4 miljoen.

NZa

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met het toezicht op en regulering van de zorgsector en moet het algemeen consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. De taken zijn:

  • tarieven en prestaties in de zorg reguleren;

  • toezien op de rechtmatige uitvoering van de Zvw;

  • toezien op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz;

  • toezien op de naleving van de Wmg.

Inclusief de middelen voor het centraal meldpunt zorgfraude (€ 1 miljoen) bedraagt het beschikbare budget in 2019 circa € 57,5 miljoen.

Zorginstituut Nederland

Het Zorginstituut Nederland heeft de volgende taken:

  • adviseert over het verzekerde Zvw- en Wlz-pakket;

  • stimuleert de verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland;

  • zorgt er voor dat iedereen toegang heeft tot begrijpelijke en betrouwbare informatie over de kwaliteit van geleverde zorg (het Kwaliteitsinstituut);

  • adviseert over de gewenste ontwikkeling van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg (de adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen);

  • is fondsbeheerder van het Zorgverzekeringsfonds, het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten en het Fonds Langdurige Zorg;

  • uitvoerder van de financiering van zorgverzekeraars uit de fondsen (in het bijzonder de risicoverevening);

  • bevordert de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz;

  • adviseert of het wenselijk is dat een nieuw beroep of specialisme in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg moet worden gereguleerd.

Het in 2019 beschikbare budget bedraagt € 60,5 miljoen.

CSZ

Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit. In 2019 is hiervoor € 2,5 miljoen gereserveerd.

Overig

Op deze post staan middelen gereserveerd voor uitvoeringskosten van verschillende zbo’s, die nog niet specifiek toe te rekenen zijn.

5. Zorg, Preventie, Sport, Welzijn en Jeugdzorg op Caribisch Nederland

Bekostiging

Zorg, Preventie, Sport, Welzijn en Jeugdzorg

Sinds 1 januari 2011 is er één zorgverzekering voor iedereen in Caribisch Nederland. Dat wil zeggen dat iedereen die legaal op Bonaire, Sint Eustatius en Saba woont en/of werkt, is verzekerd van zorg. De totale geraamde kosten die naar verwachting in 2019 gemoeid zijn met zorg en welzijn op Caribisch Nederland bedragen circa € 124,1 miljoen. Circa € 2,5 miljoen hiervan is voor de jeugdzorg op Caribisch Nederland bestemd en ongeveer € 3 miljoen voor welzijn en sport. De rest van de middelen voor de jeugdzorg, circa € 3 miljoen, worden verantwoord op artikel 10. Op alle drie de eilanden is een Centrum voor Jeugd en Gezin.

Ontvangsten

Wanbetalers en onverzekerden

Van de ontvangsten bestuursrechtelijke premie wordt 23% toegevoegd aan de begroting van VWS. Op grond van de Wet verbetering wanbetalersmaatregelen vloeien de bestuurlijke boeten, bedoeld in de artikelen 9b en 9c (onverzekerdenregeling), naar de ontvangsten op de VWS-begroting (artikel 9c, 4e lid, Zvw). Voor 2019 worden de totale ontvangsten op de VWS-begroting (voor zowel wanbetalers als onverzekerden) geraamd op € 53,8 miljoen.

Overig

Een aantal van de met de opleidingsbudgetten samenhangende subsidie-regelingen komt naar verwachting niet volledig tot uitputting, vooral omdat bij de zorgopleidingen, publieke gezondheidsopleidingen en de opleidingen tot verpleegkundige specialist en physician assistant sprake is van lager dan geraamde instroom. De verleende bedragen worden daarom in de loop van het jaar verlaagd en dit leidt tot ontvangsten.

Artikel 5 Jeugd

1. Algemene beleidsdoelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als ouders of het ondersteunende sociale netwerk hun rol niet kunnen vervullen, is er een taak weggelegd voor de overheid om jeugdigen met hulp op maat naar een zelfstandige toekomst te leiden. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten passende hulp krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.

Met de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 zijn gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de ondersteuning, hulp en zorg van jeugdigen (jeugdhulp). De Ministers van VWS en J&V zijn systeemverantwoordelijk voor het gedecentraliseerde stelsel van jeugdhulp, waaronder het wettelijk kader (de Jeugdwet).

In het Regeeraakkoord is opgenomen dat het integreerbare deel van de integratie-uitkering Sociaal domein met ingang van 2019 opgaat in de algemene uitkering en daarmee deel uitmaakt van de trap-op-trap-af systematiek. Voor de Jeugdwet gaat het om de integratie-uitkering Sociaal domein, deel jeugdhulp, met uitzondering van voogdij/18+.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • Gezond en veilig opgroeien van jongeren in Nederland.

  • Jeugdhulp merkbaar en meetbaar beter maken voor de cliënt.

  • Kwaliteit van de jeugdhulp borgen en waar nodig verbeteren.

  • Kindermishandeling stoppen en duurzaam oplossen en eerder en beter in beeld krijgen.

  • Verbetering van de samenhang tussen beleid en uitvoering op de terreinen van zorg, school en werk.

  • Zorgen voor een landelijke kennisinfrastructuur voor beleidsontwikkeling en -implementatie en zorgvernieuwing.

Financieren:

  • Financieren van de gemeenten via het gemeentefonds om hun verantwoordelijkheid voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet waar te maken.

  • Uitvoeren van de Subsidieregeling schippersinternaten.

Regisseren:

  • Het wettelijk kader (Jeugdwet) bevat regels voor de inrichting van het systeem onder andere op het gebied van toegang, kwaliteit en beleidsinformatie.

  • Bestuurlijk overleg met de relevante actoren in het jeugdstelsel gericht op het realiseren van de maatschappelijke doelen van het jeugdstelsel.

  • De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie van Justitie en Justitie (J&V) zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de aanbieders van jeugdhulp.

  • Monitoren en evalueren van de werking van het jeugdstelsel.

3. Beleidswijzigingen

Thema Jeugd en familie

Jeugdhulp merkbaar en meetbaar beter

Alle kinderen moeten veilig, gezond en kansrijk kunnen opgroeien, zich kunnen ontwikkelen en meedoen. Niet met ieder kind of iedere jongere gaat het goed. Met het programma Zorg voor de Jeugd wordt – in aansluiting op de evaluatie van de Jeugdwety, waaruit blijkt dat kinderen, ouders en medewerkers in de praktijk nog onvoldoende verbetering zien – de jeugdhulp in 2019 en volgende jaren merkbaar en meetbaar verbeterd voor kinderen en gezinnen (Tweede Kamer, 2018–2019, 34 880, nr. 3). Met dit programma worden, in partnerschap met partijen in het veld, verbeteringen gerealiseerd op onderstaande actielijnen;

  • 1) Betere toegang tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen

  • 2) Meer kinderen zo lang mogelijk thuis laten opgroeien

  • 3) Alle kinderen de kans bieden zich te ontwikkelen

  • 4) Kwetsbare jongeren beter op weg helpen zelfstandig te worden

  • 5) Investeren in vakmanschap

  • 6) Jeugdhulp dichtbij kind

Het programma loopt tot en met 2021. Het hoofddoel is dat de jeugdhulp en jeugdreclassering merkbaar en meetbaar beter te maken: zodat eenieder op tijd passende hulp ontvangt. Dit wordt gemeten– naast gebruik van reguliere statistieken – door kinderen, ouders en medewerkers zelf te vragen naar hun ervaringen. In de Voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd, wordt de Tweede Kamer twee keer per jaar over de voortgang geïnformeerd. In 2019 wordt een OZJ (Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd) ingericht die de regio’s ondersteunt.

Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling

Geweld hoort nergens thuis, zeker niet in je eigen huis waar je veilig moet zijn en je je veilig moet voelen om jezelf te kunnen zijn, te groeien en je te ontwikkelen. Toch zijn huiselijk geweld en kindermishandeling de meest voorkomende gevallen van geweld die in Nederland plaatsvinden. Tot op heden zijn we er onvoldoende in geslaagd om wezenlijk het verschil te maken in het terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De opgave van het actieprogramma «Geweld hoort nergens thuis» is: het stoppen en terugdringen van dit geweld en de schade ervan te beperken om zodanig de cirkel van geweld, de overdracht van generatie op generatie door te breken. We doen dit langs drie actielijnen:

  • 1) Huiselijk geweld en kindermishandeling moet eerder en beter in beeld. De duur van geweld tot aan de eerste melding moet – als belangrijkste indicator voor deze lijn – korter.

  • 2) Het geweld moet stoppen en duurzaam worden opgelost. Kernindicator hier is het welbevinden van betrokken slachtoffer: veiligheid moet duurzaam zijn geborgd en er moet passende hulpverlening zijn.

  • 3) In de derde plaats richt het programma zich op een aantal specifieke doelgroepen waar bijzondere actie nodig is. De aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling is met name gericht op de regio’s.

De inhoudelijke ambities van de programmalijnen van het programma Geweld hoort nergens thuis en «dat wat werkt» moet op regionale schaal worden geconsolideerd. Inspanningen daar moeten het verschil maken voor de slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het beleid, de protocollen zijn er, maar het moet in de praktijk worden waargemaakt. De doelstelling is dat alle regio’s een aanpak hebben. De aanpak heeft een bestuurlijk karakter en bestaat uit bestuurders en directeuren van organisaties die in de regio een rol of verantwoordelijkheid hebben in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en die zich committeren aan de aanpak.

  • Elke regio richt een eigen aanpak in die de uitvoering van de programmalijnen binnen de regio ter hand neemt.

  • Het Rijk ondersteunt de aanpak door (extra) middelen beschikbaar te stellen voor het aanstellen van een projectleider in elke regio

Een klein programmateam ondersteunt in opdracht van VWS, JenV en de VNG de regio’s, waar nodig, met het opzetten en doorontwikkelen van de gezamenlijk lerende praktijk. Het team kan indien nodig helpen bij het forceren van een doorbraak. De Tweede Kamer wordt twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang van het programma «Geweld hoort nergens thuis».

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

103.761

134.335

101.104

102.960

85.144

74.047

71.156

                   

Uitgaven

110.227

134.335

101.104

102.960

85.144

74.047

71.156

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

86,6%

       
                   

3. Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

110.227

134.335

101.104

102.960

85.144

74.047

71.156

                   
 

Subsidies

106.174

109.334

90.542

91.708

73.392

62.295

59.191

   

Schippersinternaten

17.749

19.322

17.824

17.825

17.826

17.728

17.625

   

Participatie

3.329

1.474

0

0

0

0

0

   

Kennis en beleidsinformatie

8.335

6.655

6.656

6.657

6.657

6.658

6.657

   

Kindermishandeling

986

10.385

18.385

17.885

17.855

6.855

3.855

   

Jeugdhulp

27.540

16.771

0

0

0

0

0

   

Transitie jeugd

48.134

54.727

0

0

0

0

0

   

Zorg voor jeugd

0

0

47.677

49.341

31.054

31.054

31.054

   

Overig

101

0

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

2.721

23.672

9.048

9.738

10.238

10.238

10.438

   

Kennis en beleidsinformatie

1.590

11.666

1.621

1.626

1.626

1.626

1.826

   

Kindermishandeling

76

458

458

458

458

458

458

   

Jeugdhulp

175

10.696

0

0

0

0

0

   

Transitie jeugd

652

217

0

0

0

0

0

   

Zorg voor jeugd

0

0

6.969

7.654

8.154

8.154

8.154

   

Overig

228

635

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

1.332

1.302

1.302

1.302

1.302

1.302

1.302

   

Overig

1.332

1.302

1.302

1.302

1.302

1.302

1.302

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

27

212

212

212

212

225

   

Overig

0

27

212

212

212

212

225

                   

Ontvangsten

10.399

4.508

4.508

85

85

85

85

   

Laagdrempelige ondersteuning opvoeden en opgroeien

0

4.423

4.423

0

0

0

0

   

Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

9.842

0

0

0

0

0

0

   

Noodzakelijke en passende zorg

557

85

85

85

85

85

85

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Dit betreft zowel instellingsubsidies die jaarlijks worden verleend als projectsubsidies. Van het beschikbare budget 2019 van € 90,5 miljoen is circa 88% juridisch verplicht. Het betreft de vergoeding van kapitaallasten gesloten jeugdzorg, subsidies aan schippersinternaten, het Nederlands jeugdinstituut, de Nationale jeugdraad, LOC, de Nederlandse vereniging pleeggezinnen en het Kinderrechtencollectief, kindertelefoon en het AKJ.

De niet-juridisch verplichte middelen zijn bestuurlijk verplicht. Deze subsidies moeten nog worden uitgezet in het kader van het programma zorg voor de jeugd.

Opdrachten

Van het beschikbare budget 2019 van € 9 miljoen is circa 70% juridisch verplicht. Het betreft kaseffecten van opdrachten uit 2019. De niet-juridisch verplichte middelen zijn gereserveerd voor opdrachten, met name voor de aanpak van kindermishandeling, professionalisering, informatievoorziening en gepaste zorg.

Bijdragen aan agentschappen

Van het beschikbare budget 2019 van € 1,3 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan het CIBG voor de uitvoeringskosten en het beheer van de Verwijsindex risicojongeren.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Van het beschikbare bedrag van € 0,2 miljoen is 100% juridisch verplicht.

5. Instrumenten

3. Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

Met de Jeugdwet worden verschillende doelen nagestreefd, waarbij investeren aan de voorkant uiteindelijk tot een minder beroep op zwaardere van zorg moet leiden. Dit betekent dat in de eerste jaren we een toename verwachten van jeugdhulp zonder verblijf.

Subsidies

Schippersinternaten

Voor de opvang en verzorging van minderjarige kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten ontvangen internaten ook in 2019 subsidie (circa € 17,8 miljoen).

Subsidies en opdrachten

Kennis en beleidsinformatie

Voor kennis en informatiebeleid is in 2019 een bedrag van € 8,3 miljoen beschikbaar aan opdrachten en subsidies. De middelen zijn onder andere beschikbaar voor het door het CBS verzamelen van gegevens ten behoeve van de beleidsinformatie jeugd. Het CBS publiceert twee keer per jaar statistieken en rapportages over het jeugdhulpgebruik per gemeente. De Jeugdmonitor wordt eenmaal per jaar gepubliceerd om de situatie te laten zien van de jeugd aan de hand van maatschappelijke indicatoren die het brede jeugdveld bestrijken, te weten: wonen, school, werken, middelengebruik, politiecontacten en kindermishandeling.

Kindermishandeling

De inhoudelijke ambities uit de programmalijnen en «dat wat werkt» moet op regionale schaal worden geconsolideerd. Inspanningen daar moeten het verschil maken voor de slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het moet in de praktijk worden waargemaakt. Daarom is er een programmatische aanpak opgezet met het programma «Geweld hoort nergens thuis».

Elke regio richt een eigen aanpak in die de uitvoering van de programmalijnen binnen de regio ter hand neemt. Het Rijk ondersteunt de aanpak door € 4 miljoen beschikbaar te stellen voor het aanstellen van een projectleider in elke regio. Deze middelen worden in 2019 toegevoegd aan het gemeentefonds. Voor de gehele post Kindermishandeling is totaal € 18,8 miljoen beschikbaar, waarvan € 18,3 miljoen voor subsidies en € 0,5 miljoen voor opdrachten.

Zorg voor de jeugd

In totaal is voor dit thema € 54,7 miljoen beschikbaar in 2019. Hiervan is € 47,7 miljoen gereserveerd voor subsidies en € 7 miljoen voor opdrachten. Binnen dit thema worden vier deelonderwerpen onderscheiden die hierna worden toegelicht.

Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien

Subsidie voor het actieplan Terugdringen Separatie aan Jeugdzorg Nederland voor o.a. het opstellen in overleg met de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd van een toetsingskader en ontwikkelen van een registratiesysteem separatie in gesloten jeugdhulp.

  • Het actieplan pleegzorg loopt tot en met het eind van 2019.

  • In 2019 wordt uitvoering gegeven aan de regionale afspraken tussen gemeenten, instellingen en onderwijs over de transformatie van gesloten plaatsen naar kleinschalige voorzieningen met een beperkt beveiligingsniveau. Bij de invulling daarvan betrekken we jongerenorganisaties, zoals gevraagd in de motie Raemakers (Tweedekamer; 2017–2018; 31 839; nr. 619).

Alle kinderen de kans bieden zich te ontwikkelen

  • Flexibele onderwijs-zorg arrangementen: de 42 jeugdhulpregio’s spannen zich in 2019 e.v. jaren in om samen met samenwerkingsverbanden passend onderwijs te komen tot een meerjarig plan waarin ze aangeven hoe ze de inzet van onderwijsmiddelen en zorgmiddelen beter op elkaar afstemmen. In het najaar van 2018 brengt een kwartiermaker in opdracht van de bestuurlijke coalitie jeugdhulp, zorg en onderwijs een advies uit over wat er nodig is om dit de komende jaren te versterken. Vanuit VWS en OCW wordt deze aanpak financieel ondersteund. De uitvoering hiervan start begin 2019. Daarnaast blijft VWS het Nederlands Jeugd Instituut financieren voor de kennisfunctie onderwijs-zorg

  • 1. Aanpak Thuiszitters: Er zitten helaas nog meer dan 4.000 kinderen langer dan 3 maanden thuis zonder een passend aanbod uit het onderwijs, de zorg, of beiden. De doelstelling van het thuiszitterspact is dat geen enkel kind in 2020 langer dan 3 maanden thuis zit zonder een passend aanbod uit het onderwijs, de zorg, of beiden. Ook in 2019 is dus nog inzet nodig om deze ambitie te bereiken.

    Voor ondersteuning van hulpvragen van ouders zijn onderwijszorgconsulenten beschikbaar VWS levert hiervoor ook in 2019 nog een forse bijdrage aan OCW. Ingevolge het thuiszitterspact organiseren VWS en OCW elk jaar een thuiszitterstop.

  • 2. Uitvoering maatregelen project zorg in onderwijstijd zoals aangekondigd in het Regeerakkoord. Een van de voorlopige maatregelen betreft de mogelijkheid van financiering van een nieuwe coördinator functie bij aantal scholen en wet- en regelgeving voor een doorzettingsmacht of geschillencommissie. Deze optie wordt op dit moment onderzocht.

Kwetsbare jongeren beter op weg helpen zelfstandig te worden

  • Pleegzorg wordt standaard verlengd naar 21 jaar. Hiertoe bereiden we in 2019 een wijziging van de Jeugdwet voor. Hiervoor zijn extra financiële middelen beschikbaar gesteld door de regering. De middelen zijn onderdeel van de integratie-uitkering Sociaal domein van het Gemeentefonds, die te vinden zijn onder artikel 1 van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken

  • Samen met het Nederlands Jeugd instituut ondersteunen we gemeenten en zorgaanbieders om te komen tot een soepele overgang naar volwassenheid.

  • Jongeren in een pleeggezin of instelling worden goed voorbereid op hun toekomst en worden met een toekomstplan geholpen met de stappen die ze daarvoor moeten nemen.

De VNG wordt gesubsidieerd om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van een regionale agenda 16–27 (€ 118.000).

Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)

Voor de taken en werkzaamheden van de aanpak van het programma Zorg voor de Jeugd en het OZJ, dat vanaf 2019 voor drie jaar is ingesteld, is jaarlijks € 5 miljoen gereserveerd op de VWS-begroting.

In vervolg op de Transitie Autoriteit Jeugd en het programma Zorglandschap Jeugdhulp ondersteunt en adviseert het OZJ gemeenten bij jeugdhulpvernieuwing, verbetering van de jeugdbescherming, inkoop van specialistische jeugdhulp en uitvoering van de regiodeals. Daarnaast deelt het OZJ goede voorbeelden van de regionale aanpak van wachttijden, inkoop en vernieuwing van jeugdhulp en jeugdbescherming. Verder bemiddelt het OZJ tussen gemeenten en aanbieders die er onderling niet uitkomen en adviseert het OZJ gericht over continuïteit van zorg en handelingsperspectieven bij discontinuïteit.

Transformatiebudget

In het Regeerakkoord is een Transformatiefonds Jeugd aangekondigd voor drie jaar (2018 – 2020). Jaarlijks is € 36 miljoen beschikbaar (cofinanciering Rijk/gemeenten). De spelregels van het Transformatiefonds zijn in juni gepubliceerd en de feitelijke een decentralisatie-uitkering zal in de decembercirculaire 2018 van het gemeentefonds bekend worden gemaakt.

Jeugdhulpregio’s komen in aanmerking voor een bijdrage uit het Transformatiefonds door een transformatieplan in te dienen. In dit plan is minimaal één van de actielijnen uit het actieprogramma «Zorg voor de Jeugd» uitgewerkt.

Kennisprogramma’s jeugd

Met de Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd (AWTJ) 2015–2020 wordt met de inmiddels beproefde werkplaatsformule ondersteuning geboden aan de transformatie jeugd. AWTJ’s verbinden de werelden van wetenschap, praktijk, onderwijs en beleid met structurele inbreng van ouders en jongeren. Verkregen kennis wordt direct vertaald naar praktijk of beleid in de vorm van toepasbare kennisproducten.

Het ZonMw-programma Effectief werken voor jeugdsector nadert zijn einde en in 2019 gaat een nieuw programma ZonMw-programma van start, mede ter ondersteuning van de actielijnen van het programma «Zorg voor de jeugd».

De middelen voor de ZonMw-programma’s worden begroot op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Ontvangsten

In 2018 worden alleen ontvangsten verwacht van niet volledig uitgeputte subsidies. Na het vaststellen van deze subsidies wordt het te veel bevoorschotte bedrag teruggevorderd. Deze ontvangsten worden totaal geraamd op € 4,5 miljoen.

Artikel 6 Sport en bewegen

1. Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarbij plezier in sport en bewegen belangrijk is, waarin voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden aanwezig zijn en topsport mensen inspireert en samenbrengt.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor het landelijke sportbeleid. Aan dit sportbeleid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid, sociale samenhang en integratie, aan het verbeteren van schoolprestaties en het verminderen van schooluitval. Daarnaast erkent de Minister de intrinsieke waarde van sport en het belang van sportevenementen. Vanuit die verantwoordelijkheid vervult de Minister de volgende rollen:

Stimuleren:

  • Het bevorderen van de samenwerking tussen partijen zoals gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke (sport)organisaties, zodat op lokaal niveau een passende en veilige sport- en beweeginfrastructuur en cultuur tot stand komt en blijft.

  • Het bevorderen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Financieren:

  • Het ontwikkelen en (mede)financieren van programma’s die er aan bijdragen dat er voor iedereen passende en veilige sport- en beweeginfrastructuur en cultuur in de buurt aanwezig zijn.

  • Het faciliteren en mede financieren van de ambitie om te behoren tot de beste tien sport landen ter wereld. Het scheppen van randvoorwaarden voor talenten en topsporters in Nederland, waardoor zij op een professionele en verantwoorde wijze kunnen uitblinken in sport, ook tijdens topsportevenementen in eigen land.

  • Het (mede) financieren van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Regisseren:

  • Het tot stand brengen van de omvorming van de Dopingautoriteit van stichting naar zelfstandig bestuursorgaan als gevolg van de in behandeling zijnde Wet uitvoering antidopingbeleid, in nauwe samenwerking met NOC*NSF en de Dopingautoriteit.

  • Het versterken van de maatschappelijke impact van sport en bewegen via het organiseren van internationaal aansprekende sportevenementen.

  • Het bijeen brengen van gemeenten, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en provincies binnen het sportakkoord om tot een gezamenlijk beleidsagenda te komen.

3. Beleidswijzigingen

Thema Sport

Nationaal Sportakkoord «Sport verenigt Nederland»

Met het onlangs afgesloten sportakkoord wordt samen met de sport, gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de handen ineen geslagen om de kracht van sport de komende jaren nog beter te kunnen benutten: om Nederland te verenigingen via sport en bewegen (TK 30 234, nr. 185).

Het Sportakkoord benoemt zes ambities. Deze zijn erop gericht de komende jaren te komen tot:

  • inclusief sporten en bewegen;

  • een duurzame sportaccommodatie infrastructuur;

  • vitale aanbieders;

  • een positieve sportcultuur;

  • van jongs af aan vaardig in bewegen.

Voor de eerste vijf ambities bestaan reeds concrete afspraken over de invulling. Ten aanzien van de topsport-ambitie zal in 2019 worden gewerkt aan het formuleren van afspraken waarmee het realiseren van d eambitie moet worden bereikt. Reden hiervoor is dat zo gelijke tred wordt gehouden met de Olympische cyclus. Hierover zal de Kamer in 2019 nader worden geïnformeerd.

Topsport en evenementen

Sport bevordert de gezondheid, brengt plezier, trots en saamhorigheid. Het kabinet stelt in het Regeerakkoord structureel € 10 miljoen voor topsport en € 5 miljoen voor de ondersteuning van de organisatie van topsportevenementen in Nederland beschikbaar. Zo wordt ingezet op meer mogelijkheden voor deelname aan internationale wedstrijden en trainingsstages, betere talentherkenning- en ontwikkeling, meer en betere persoonlijke begeleiding door coaches en experts, extra investering in financiële voorzieningen, een integraal datamanagement- en dossiervergelijkingssysteem, een betere en meer toegankelijke opleiding van Nederlandse topcoaches en de ontwikkeling van nieuwe en kansrijke medaille-onderdelen en sporten. Deze structurele intensivering biedt hiermee meer kansen in de ontwikkeling van onze Olympische en Paralympische talenten en topsporters. Daarnaast geeft het meer ruimte om internationaal aansprekende sportevenementen in Nederland te organiseren (TK 34 888, nr. 2).

Overige beleidswijzigingen

Verruiming BTW-vrijstelling sportclubs

Met ingang van 2019 is de budgettaire verantwoordelijkheid inzake de verruiming van de BTW-vrijstelling voor sportclubs overgedragen van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van VWS (TK 30 234, nr. 184). Hiermee wordt het Ministerie van VWS vanaf 2019 mede verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van sportaccommodaties, bijvoorbeeld ten aanzien van bouw en onderhoud, duurzaamheid en de toegankelijkheid van sportaccommodaties. Door de verruiming van de BTW-vrijstelling vervalt in de meeste gevallen ook de mogelijkheid om BTW te verrekenen. Om de gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen hiervoor te compenseren worden middelen gereserveerd voor een specifieke uitkering voor gemeenten en voor een subsidieregeling voor sportverenigingen, stichtingen en andere niet winst beogende investeerders in sportaccommodaties. Binnen het Sportakkoord wordt hieraan uitvoering gegeven onder het thema «een duurzame sportaccommodatie infrastructuur».

Dopingautoriteit

Anticiperend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet uitvoering antidopingbeleid zijn er voorzieningen getroffen om de organisatie van de Dopingautoriteit voor te bereiden op de status van zelfstandig bestuursorgaan, die het met dit wetsvoorstel zal krijgen. Daarnaast worden er in 2019 diverse maatregelen genomen ter versterking van de aanpak van doping (TK 34 543, nr. 17).

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Algemeen

In verband met het sluiten van het Sportakkoord «Sport verenigt Nederland» en het overdragen van de budgettaire verantwoordelijkheid inzake de verruiming BTW-vrijstelling voor sportclubs van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van VWS, is ervoor gekozen de budgetstructuur hierop aan te passen.

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

83.088

69.670

408.968

390.978

399.055

411.255

412.981

                   

Uitgaven

80.357

92.815

409.498

407.213

409.725

411.255

412.981

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

97,9%

       
                   

1. Passend sport- en beweegaanbod

19.010

22.817

1.772

864

400

0

0

                   
 

Subsidies

15.111

17.899

1.772

864

400

0

0

   

Gehandicaptensport

1.534

1.820

0

0

0

0

0

   

Verantwoord sporten en bewegen

784

799

0

0

0

0

0

   

Sport en bewegen in de buurt

4.893

7.334

1.041

596

224

0

0

   

Stimuleren van een veiliger sportklimaat

7.900

7.946

731

268

176

0

0

                   
 

Bekostiging

3.000

2.500

0

0

0

0

0

   

Compensatie van betaalde energiebelasting

0

0

0

0

0

0

0

   

Energiebesparing en duurzame energie

3.000

2.500

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

899

942

0

0

0

0

0

   

Sport en bewegen in de buurt

899

942

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

0

1.339

0

0

0

0

0

   

Sport en bewegen in de buurt

0

1.339

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

137

0

0

0

0

0

   

Energiebesparing en verduurzaming

0

137

0

0

0

0

0

                   

2. Uitblinken in sport

54.243

63.084

2.850

1.252

0

0

0

                   
 

Subsidies

41.775

49.450

2.850

1.252

0

0

0

   

Topsportevenementen

9.688

7.642

2.850

1.252

0

0

0

   

Topsportprogramma's

30.569

40.022

0

0

0

0

0

   

Dopingbestrijding

1.518

1.786

0

0

0

0

0

                   
 

Inkomensoverdrachten

12.243

13.404

0

0

0

0

0

   

Stipendiumregeling

12.243

13.404

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

225

230

0

0

0

0

0

   

Dopingbestrijding

225

230

0

0

0

0

0

                   

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

7.104

6.914

0

0

0

0

0

                   
 

Subsidies

6.923

6.612

0

0

0

0

0

   

Kennis als fundament

6.923

6.612

0

0

0

0

0

                   
 

Opdrachten

128

239

0

0

0

0

0

   

Kennis als fundament

128

239

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

53

0

0

0

0

0

0

   

Overig

53

0

0

0

0

0

0

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

63

0

0

0

0

0

   

Overig

0

63

0

0

0

0

0

                   

4. Sport verenigt Nederland

0

0

404.876

405.097

409.325

411.255

412.981

                   
 

Subsidies

0

0

169.442

169.713

173.939

175.868

177.595

   

Inclusief sporten

0

0

3.227

3.900

4.550

4.950

5.595

   

Vaardig in bewegen

0

0

5.300

6.000

5.776

6.000

6.000

   

Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

0

0

87.000

87.000

87.000

87.000

87.000

   

Positief sportklimaat

0

0

7.016

7.276

7.368

7.544

7.543

   

Vitale sportaanbieders

0

0

8.971

9.075

8.280

6.885

6.882

   

Topsportevenementen

0

0

9.793

8.836

10.089

10.089

10.199

   

Topsportprogramma’s

0

0

39.499

39.553

39.554

39.556

39.555

   

Kennis en innovatie sportbeleid

0

0

8.636

8.073

11.322

13.844

14.821

                   
 

Inkomensoverdrachten

0

0

13.406

13.407

13.408

13.409

13.408

   

Stipendiumregeling

0

0

13.406

13.407

13.408

13.409

13.408

                   
 

Opdrachten

0

0

213

213

213

213

213

   

Kennis en innovatie sportbeleid

0

0

213

213

213

213

213

                   
 

Bijdragen aan ZBO/RWT’s

0

0

1.808

1.757

1.757

1.757

1.757

   

Dopingautoriteit

0

0

1.808

1.757

1.757

1.757

1.757

                   
 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

152.000

152.000

152.000

152.000

152.000

   

Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

0

0

152.000

152.000

152.000

152.000

152.000

                   
 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

230

230

230

230

230

   

Dopingbestrijding

0

0

230

230

230

230

230

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

67.777

67.777

67.778

67.778

67.778

   

GF: Inclusief sporten

0

0

61.000

61.000

61.000

61.000

61.000

   

EZK: Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

0

0

6.714

6.714

6.715

6.715

6.715

   

BZ: Internationaal

0

0

63

63

63

63

63

                   

Ontvangsten

645

740

740

740

740

740

740

   

Overig

645

740

740

740

740

740

740

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de BTW-vrijstelling voor sportclubs. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 174,1 miljoen is 95,1% juridisch verplicht in verband met de financiering van aangegane verplichtingen voor instellingssubsidies en (meerjarige) projectsubsidies. Het betreft onder meer de instellingssubsidies aan NOC*NSF, het Kenniscentrum sport en Mulier Instituut. Bij de projectsubsidies betreft het onder meer de subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties, topsportevenementen en de uitwerking binnen de deelakkoorden van het sportakkoord.

Opdrachten

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 0,2 miljoen is 100% juridisch verplicht.

Inkomensoverdrachten

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 13,4 miljoen is 100% juridisch verplicht in verband met de Stipendiumregeling voor topsporters.

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 1,8 miljoen is 100% juridisch verplicht in verband met de bijdrage aan de Dopingautoriteit.

Bijdragen aan medeoverheden

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 152 miljoen is 100% juridisch verplicht in verband met de Regeling specifieke uitkering stimulering sport.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Van het beschikbare budget voor 2018 van € 0,2 miljoen miljoen is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 67,8 miljoen is 100% juridisch verplicht in verband met de bestuurlijke afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten over de inzet van buurtsportcoaches binnen de gemeenten, een expertisecentrum dat aandacht heeft voor alle aspecten rondom de sportaccommodatie zoals normering van accommodaties, bezettingsgraden, toegankelijkheid en kwaliteit en een bijdrage voortvloeiend uit de European Partial Agreement in Sports (EPAS) en de World Anti-Doping Agency (WADA).

5. Instrumenten

In 2017 deed 57% van de personen van 12 jaar en ouder wekelijks aan sport. Dit percentage is sinds 2001 stabiel. Ruim de helft van de Nederlanders van 12 jaar en ouder beweegt voldoende volgens de combinorm, dat wil zeggen voldoet aan de norm gezond bewegen (voor volwassenen is dat minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf dagen per week en voor jongeren een uur matig intensief bewegen op alle dagen van de week) en/of de fitnorm (minimaal drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit).

Bron: www.staatvenz.nl/kerncijfers/thematisch/sport-en-bewegen

De medailleklassementen zijn een momentopname, maar geven wel een indicatie van de mate waarin Nederland erin slaagt om te behoren tot de beste tien sportlanden.

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Winterspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Winterspelen

Bron: De medailleklassementen van de Olympische zomer- en winterspelen worden opgesteld door het International Olympic Committee (IOC).

In Turijn 2006 deed Nederland niet mee aan de Paralympische Winterspelen.

Subsidies

Sport en bewegen in de buurt

Er zijn meerjarige projectsubsidies verstrekt aan onder andere NOC*NSF voor de ondersteuning van het project sport en bewegen in de buurt, de Krajicek Foundation voor het organiseren van de Koningsspelen en aan Nationaal Platform Zwembaden voor een duurzaam zwemveilig Nederland in 2020. In 2019 is hiervoor € 1 miljoen beschikbaar.

Inclusief Sporten

Iedere Nederlander een leven lang plezier in sporten en bewegen. Ongehinderd door leeftijd, lichamelijke of geestelijke gezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie. Er wordt onder andere ingezet op meer Buurtsportcoaches zodat mensen die belemmeringen ervaren kunnen sporten. Gemeenten wordt gevraagd het aantal soorten hulpmiddelen, waar sporters met een beperking een beroep op kunnen doen, uit te breiden. Daarnaast komt er een Code goed sportbestuur voor sportaanbieders, waardoor clubs gestimuleerd worden te werken aan diversiteit zodat iedereen kan genieten van sport en mee kan helpen met het organiseren ervan. In 2019 is hiervoor € 3,2 miljoen beschikbaar.

Vaardig in Bewegen

Spelen en bewegen is door bijvoorbeeld digitalisering, verstedelijking en te weinig veilige speelplekken minder vanzelfsprekend geworden in het dagelijkse leven van kinderen. De ambitie is dat meer kinderen voldoen aan de beweegnorm en dat de motorische vaardigheden toenemen. Hierbij wordt via een publiekscampagne om de beweegrichtlijn bekend te maken, een beweegprogramma in iedere gemeente voor kinderen onder zes jaar, en daarnaast de inzet van het Jeugdfonds Sport en Cultuur waardoor ouders met een kleine beurs financiële ondersteuning krijgen om hun kinderen te laten sporten, spelen en bewegen, vooral ingezet op kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. In 2019 is hiervoor € 5,3 miljoen beschikbaar.

Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

Een goed werkende en duurzame sportinfrastructuur is belangrijk. Overal waar mensen sporten en bewegen moeten de voorzieningen op orde zijn. Het gaat hierbij niet alleen om sportvelden, zwembaden, sporthallen en clubhuizen, maar ook om het stadspark en het trapveldje in de wijk. Met de subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties kunnen sportaanbieders (sportverenigingen, stichtingen en andere niet winst beogende investeerders in sportaccommodaties) een subsidie aanvragen voor de bouw of het onderhoud van sportaccommodaties, of voor de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen. In totaal is in 2019 hiervoor € 87 miljoen beschikbaar.

Positief Sportklimaat

Sporten moet leuk, veilig, eerlijk en zorgeloos zijn. Plezier in sport is het fundament voor een leven lang sporten. Zo moeten alle sportclubs aandacht hebben voor een positieve sportcultuur, dat trainers, leraren en instructeurs het welzijn van het kind belangrijker vinden dan winnen en dat ouders en verzorgers langs de lijn positieve supporters zijn. Zo kunnen sportbestuurders gebruik maken van coaching, wordt geïnvesteerd in het verbeteren van pedagogische kennis en kunnen sportverenigingen ondersteuning krijgen voor het opzetten van integriteitbeleid. In 2019 is hiervoor € 7 miljoen beschikbaar.

Vitale Sportaanbieders

Aanbieders van sport en bewegen moeten toekomstbestendig zijn, zodat sport en bewegen voor iedereen toegankelijk en bereikbaar blijft. Verenigingen kunnen sterker worden door hun sport- en beweegaanbod te verbreden, door zich ondernemender te gedragen. Commerciële sportaanbieders kunnen zich versterken door meer maatschappelijk betrokken te zijn. Hierbij wordt ingezet op het stimuleren van vrijwilligerswerk in de sport, meer samenwerking tussen de buurtsportcoach en sportaanbieders, en scholingsaanbod voor bestuurders van verenigingen. In 2019 is hiervoor € 9 miljoen beschikbaar.

Topsportevenementen

Er zijn middelen beschikbaar voor (sport)organisaties voor het verkrijgen en organiseren van aansprekende topsportevenementen in Nederland (€ 12,6 miljoen). Daarbij ligt de focus meer op strategische evenementen met een grote maatschappelijke meerwaarde.

Topsportprogramma’s

Het topsportbeleid, zoals beschreven in de Sportagenda 2017+ van NOC*NSF en de sportbonden, focust op (potentieel) succesvolle takken van sport en topsporters om zo tot de 10 beste topsportlanden ter wereld te horen. VWS zet vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de rijksoverheid een aantal herkenbare accenten neer, waaronder: blijvende aandacht voor integriteit in de topsport, het versterken van de positie van topsporters, het vastleggen van afspraken met topsporters over hun maatschappelijke inzet, voldoende aandacht voor paralympische topsport en het stimuleren van een divers topsportlandschap dat uitnodigt om te presteren. Om de top 10 ambitie waar te kunnen maken voeren NOC*NSF en de sportbonden topsportprogramma’s uit. VWS stelt hiervoor € 39,5 miljoen beschikbaar.

Kennis en innovatie sportbeleid

Het Topteam Sport (www.sportinnovator.nl) geeft met het programma Sportinnovator een belangrijke impuls aan een rendabel ecosysteem voor sportonderzoek en innovatie. Regionale centra voor sportinnovatie worden (tijdelijk) gesubsidieerd en er vindt begeleiding plaats via het Topteam. Een belangrijk initiatief is ook de Sport Data Valley, waarin data kunnen worden gedeeld en gezamenlijke projecten tussen sportonderzoekers en sportinnovatoren kunnen worden opgezet.

Om uitvoering te geven aan de Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen wordt een onderzoeksprogramma 2018–2020 ontwikkeld. Deze bouwt voort op het onderzoeksprogramma sport en bewegen 2017. Belangrijk doel is dat de Nederlandse sportpraktijk direct kan profiteren van nieuwe wetenschappelijke gegevens en inzichten. Met het programma wordt beoogd een impuls te geven aan een duurzame multidisciplinaire samenwerking tussen onderzoekers. De samenwerking is gericht op meer focus en massa in het sportonderzoek. Er is € 6 miljoen beschikbaar voor de periode tot en met 2020. Deze middelen zijn aanvullend op de huidige inzet op het programma Sportinnovator. Het is de inzet om zo te komen tot een geïntegreerd programma voor sportonderzoek en innovatie.

De VWS-middelen voor het verder brengen van het sportonderzoek worden in partnerschap met Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), ZonMw, NOC*NSF en Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek-Stichting Innovatie Alliantie (NRPO-SIA) ingezet.

Daarnaast wordt ingezet op het valideren van kansrijke sport- en beweeginterventies en op het borgen en verspreiden van beschikbare kennis via het Kenniscentrum en Kennisportal sport.

Het Mulier Instituut, het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) krijgen subsidie om de monitoring van kernindicatoren in de sport uit te voeren.

In totaal is voor kennissubsidies € 8,6 miljoen beschikbaar in 2019.

Inkomensoverdrachten

Stipendiumregeling

Het Fonds voor de Topsporter verzorgt het uitkeren van een stipendium aan A-topsporters en nationale toptalenten met een inkomen dat lager is dan het minimumloon. Zo kunnen zij zich volledig richten op hun sportcarrière. Het Fonds voor de Topsporter zorgt bovendien voor het uitkeren van een kostenvergoedingen aan topsporters. VWS stelt hiervoor € 13,4 miljoen beschikbaar.

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

Dopingbestrijding

Voor het tegengaan van dopinggebruik wordt aan de Dopingautoriteit een bijdrage beschikbaar gesteld van € 1,8 miljoen.

Bijdragen aan medeoverheden

Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

Onder voorwaarden kunnen gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen tot 2019 de BTW die aan hen in rekening wordt gebracht bij investeringen in sportaccommodaties en sportmaterialen in aftrek brengen. Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU is de BTW-vrijstelling voor sport verbreed en moet bovenstaande mogelijkheid tot aftrek worden aangepast. Door de verruiming van de BTW-vrijstelling vervalt in de meeste gevallen ook de mogelijkheid om BTW te verrekenen. De Minister wil de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties echter blijven stimuleren. De «Regeling specifieke uitkering stimulering sport» beoogt daarom de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten te stimuleren, waar de mogelijkheid tot BTW-aftrek is vervallen. De regeling is gestoeld op de uitgangswaarden van de mogelijkheden die er tot 1 januari 2019 zijn om de BTW af te trekken. In totaal is in 2019 hiervoor € 152 miljoen beschikbaar.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Inclusief sporten

Gemeenten stellen professionals aan als buurtsportcoaches en buurtcultuurcoaches. Zij leggen verbindingen tussen sport en sectoren als onderwijs, cultuur, zorg, welzijn en buitenschoolse opvang. Vanuit VWS wordt in 2019 € 61 miljoen via het gemeentefonds in de vorm van een decentralisatie-uitkering beschikbaar gesteld aan de gemeenten. Daarnaast draagt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hier € 11,5 miljoen aan bij. Per fte ontvangen de deelnemende gemeenten een rijksbijdrage van € 20.000,-. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor cofinanciering van 60% per fte.

Duurzame en toegankelijke sportaccommodaties

Er wordt een platform opgericht dat aandacht heeft voor alle aspecten rondom de sportaccommodatie zoals de normering van accommodaties, bezettingsgraden, toegankelijkheid en kwaliteit. Naar verwachting zal de uitvoering hiervan via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) lopen. Het expertisecentrum zal zich daarbij ook richten op:

  • het opzetten van een aantal plekken in Nederland waar gemeenten, sport en bedrijfsleven de benodigde innovaties samen (door)ontwikkelen. Deze innovaties leiden tot nieuwe standaarden voor onder meer het aanbestedingsbestek;

  • het stimuleren van innovaties voor verduurzaming van sportinfrastructuur door het organiseren van challenges;

  • het ontwikkelen en toepassen van financiële modellen voor verduurzaming van accommodaties (bijvoorbeeld fondsen, ESCO constructies, garantstellingen, et cetera) en deze beschikbaar maken voor gemeenten, sportbonden en verenigingen;

  • het stimuleren van duurzaamheidinitiatieven, zoals het verlagen van het watergebruik van accommodaties en het recyclen van kunstgrasvelden.

Het beschikbare budget bedraagt in 2019 maximaal € 6,7 miljoen.

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

1. Algemene doelstelling

De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (WO II) is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WO II, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Continuïteit, kwaliteit, effectiviteit en toekomstgerichtheid van specifieke zorg en het stelsel van pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II moet worden geborgd, ook bij een steeds kleinere doelgroep. Het is belangrijk om de herinnering aan WO II levend te houden en te borgen dat blijvend betekenis kan worden gegeven aan het verhaal van «de oorlog». Ook dit is onderdeel van de leidende begrippen «ereschuld» en «bijzondere solidariteit» ten aanzien van de deelnemers aan voormalig verzet en de oorlogsgetroffenen. Het belang van het levend houden van de herinnering geldt niet alleen voor (nabestaanden van) mensen die deze oorlog hebben meegemaakt, maar juist ook voor nieuwe generaties. Generaties van nu en later moeten – ook als de eerste generatie is weggevallen – betekenis kunnen geven aan alle facetten van deze geschiedenis. Dat geldt zowel voor de oorlog zoals deze zich in Nederland en Europa heeft afgespeeld, en dan vooral de Holocaust als dieptepunt van het menselijk handelen, als voor de oorlog (en de Bersiap-periode – 1945–1949) in voormalig Nederlands-Indië. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan WO II is gerelateerd aan hedendaagse vraagstukken van grondrechten, democratie, (internationale) rechtsorde, sociale samenhang en vrijheid. De invulling hiervan vindt plaats langs vier domeinen: kennis, museale functie, educatie en informatie alsmede herdenken en vieren.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • De herinnering aan WO II blijvend betekenis laten houden.

Financieren:

  • Subsidiëring van begeleidende instellingen voor maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen.

  • Subsidiëring van instellingen die de herinnering aan de WO II levend houden.

Regisseren:

  • Het in stand houden en ondersteunen van een infrastructuur die het mogelijk maakt de zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II te garanderen en de herinnering aan WO II blijvend betekenis te laten houden.

  • Het actueel houden van de wet – en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

(Doen) uitvoeren:

  • Opdrachtgever van en toezichthouder op de zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en Sociale Verzekeringsbank, afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (SVB-V&O), voor toepassing en uitvoering van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

  • Opdrachtgever van en toezichthouder op het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) voor het invullen van herdenken en vieren.

3. Beleidswijzigingen

75 jaar vrijheid

In 2019 is het 75 jaar geleden dat met de bevrijding van Zuid-Nederland het einde van de Tweede Wereldoorlog in ons land werd ingezet. Hier zal bij worden stil gestaan met verschillende activiteiten op het gebied van herdenken, vieren en educatie waarbij aandacht wordt gevraagd voor onze gedeelde geschiedenis, centrale waarden en vrijheden. Doel is het bevorderen van een betekenisvolle viering van 75 jaar bevrijding en vrijheid, waarbij de gehele Nederlandse samenleving wordt uitgenodigd mee te doen.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

528.658

30.362

260.435

245.210

230.298

215.673

201.625

                   

Uitgaven

280.834

279.958

260.760

245.210

230.298

215.673

201.625

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,2%

       
                   

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II en de herinnering aan WO II

19.861

24.173

22.108

22.110

21.931

21.421

21.420

                   
 

Subsidies

19.381

23.336

21.271

21.272

21.093

20.583

20.582

   

Nationaal Comité 4 en 5 mei

5.497

5.339

5.150

5.550

5.400

5.400

5.400

   

Herdenken 75 jaar vrijheid

0

1.400

1.400

1.400

0

0

0

   

Nationale herinneringscentra

1.883

1.963

3.144

2.144

2.144

2.144

2.144

   

Collectieve Erkenning Indisch Nederland

239

1.600

1.600

1.600

1.600

1.100

1.100

   

Namenmonument

1.963

800

0

0

0

0

0

   

Zorg- en dienstverlening

6.243

6.142

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

   

Overig

3.556

6.092

3.977

4.578

5.949

5.939

5.938

                   
 

Bekostiging

37

400

400

400

400

400

400

   

Overig

37

400

400

400

400

400

400

                   
 

Opdrachten

443

413

413

414

414

414

414

   

Overig

443

413

413

414

414

414

414

                   
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

24

24

24

24

24

24

   

Overig

0

24

24

24

24

24

24

                   

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II

260.972

255.785

238.652

223.100

208.367

194.252

180.205

                   
 

Inkomensoverdrachten

247.865

242.270

227.069

211.516

196.781

182.666

168.619

   

Wetten en regelingen verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

247.865

242.270

227.069

211.516

196.781

182.666

168.619

                   
 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

13.107

13.515

11.583

11.584

11.586

11.586

11.586

   

SVB

10.565

10.221

9.163

8.579

8.156

7.789

7.416

   

PUR

2.289

1.934

1.542

1.185

771

600

600

   

Overig

253

1.360

878

1.820

2.659

3.197

3.570

                   

Ontvangsten

821

901

901

901

901

901

901

   

Overig

821

901

901

901

901

901

901

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget circa € 21,3 miljoen is 91% juridisch verplicht. Het betreft de financiering van aangegane verplichtingen op basis van de Kaderregeling VWS-subsidies. Dit betreft zowel instellingsubsidies die jaarlijks worden verleend als projectsubsidies die meerjarig kunnen zijn.

Bekostiging

Van het beschikbare budget van € 0,4 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bekostiging van wachtgelden, de vervoerskosten en de niet op grond van een wettelijke regeling of ziektekostenregeling vergoede kosten van behandeling door stichting Centrum «45, inclusief de noodzakelijke verblijfskosten en deels de vergoeding in de FPU plus- en WW/BWU-regeling voor ex-werknemers van de Stichting 1940–1945.

Opdrachten

Van het beschikbare budget van circa € 0,4 miljoen is 80% juridisch verplicht. Het betreft opdrachten ten behoeve van de herinnering aan WO II en de zorg- en dienstverlening.

Inkomensoverdrachten

Van het beschikbare budget van circa € 227,1 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bekostiging van de pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Van het beschikbare budget van circa € 11,6 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdragen aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR).

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Van het beschikbare budget voor 2019 van € 24.000 is 0% juridisch verplicht.

5. Toelichting op de instrumenten

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II en de herinnering aan WO II

Subsidies

Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC)

Het Ministerie van VWS verleent een instellingssubsidie van circa € 5,2 miljoen aan het NC voor de organisatie van de nationale herdenking op 4 mei en de viering op 5 mei en activiteiten op het brede terrein van de herinnering aan WO II.

Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2018 van het Nationaal Comité 4 en 5 mei blijkt dat zes van de tien Nederlanders zich tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei en Bevrijdingsdag op 5 mei in sterke mate met elkaar verbonden voelen. In onderstaand figuur is te zien dat het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor de herdenking op 4 mei en de viering van de bevrijding op 5 mei groot is. Ruim acht op de tien Nederlanders geven aan de Dodenherdenking op 4 mei (heel) belangrijk te vinden. Een bijna even grote groep Nederlanders (74%) geeft daarnaast aan de viering van Bevrijdingsdag op 5 mei (heel) belangrijk te vinden. Gedurende de afgelopen 15 jaar is het aantal Nederlanders dat de jaarlijkse Dodenherdenking heel belangrijk vindt, geleidelijk afgenomen. Vanaf 2017 is dit aantal echter weer toegenomen.

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert jaarlijks in samenwerking met het Poëziepaleis de jaarlijkse dichtwedstrijd «Dichter bij 4 mei» voor jongeren tussen de 14 en 19 jaar.

Gytha te Nijenhuis (17) van het Christelijk Gymnasium Beyers Naudé in Leeuwarden is de winnaar van 2018. Gytha heeft onderstaand gedicht op 4 mei 2018 voorgedragen tijdens de Nationale Herdenking op de Dam in Amsterdam.

Het liefst willen we vergeten

Deze stoffige doos op zolder laten staan

Dit litteken verbergen met kleding

Maar je kan het niet loslaten

Leegte, stilte

Maar toch luid

Veel woorden

Maar niet te omschrijven

Voor sommigen gegraveerd in geheugens

Bij anderen geleerd met het verstand

De gebeurtenissen van lange tijd geleden

Ze blijven voortbestaan in ons

Nationale herinneringscentra

Het Ministerie van VWS verleent instellingssubsidies (circa € 1,8 miljoen) aan de vier nationale herinneringscentra: Kamp Vught, Kamp Westerbork, Kamp Amersfoort en het Indisch Herinneringscentrum. Deze spelen een belangrijke rol in de blijvende betekenis van en de collectieve herinnering aan WO II. Gezien de bezoekersaantallen wordt het bereik van de herinneringscentra steeds groter. Naast het beheer en behoud van historische plekken gaat het vooral om educatieve activiteiten die vanuit de herinneringscentra worden georganiseerd.

In navolging van de herinneringscentra Nationaal Monument Kamp Amersfoort en Vught die hiervoor in 2018 subsidie ontvingen, is in 2019 voor Nationaal Monument Kamp Westerbork een subsidie van € 1 miljoen beschikbaar voor herinrichting en vernieuwing van de educatieve boodschap.

Daarnaast ontvangt Nationaal Monument Kamp Westerbork een subsidie voor gastsprekers in de klas van € 0,3 miljoen. Gastsprekers vertellen elk hun eigen verhaal over de WO II in Nederland of Nederlands-Indië, of over recente conflicten en vredesmissies.

Collectieve Erkenning Indisch Nederland

In 2019 wordt tweederde van de financiering (€ 1,1 miljoen) besteed aan de vaste onderdelen van de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland die vastgelegd zijn in de programmalijnen contextgebonden zorg, herdenken en de Nederlands-Indische pleisterplaats de Sophiahof. Het restant is bestemd voor projecten via een flexibel programmeringsgedeelte van de collectieve erkenning (in totaal € 0,5 miljoen per jaar). Hiertoe is een subsidieregeling gepubliceerd per 1 juli 2018. Het is van groot belang dat de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland verankerd is en blijft in de Nederlandse samenleving. De Indische en Molukse gemeenschap bepaalt zelf hoe de verankering in de samenleving vorm krijgt.

Zorg- en dienstverlening

Na WO II is in Nederland voor de deelnemers aan het voormalig verzet en de oorlogsslachtoffers geleidelijk een stelsel van pensioenen, uitkeringen en hulp- en dienstverlening ontstaan. Dit komt voort uit de principes van «ereschuld» tegenover de deelnemers aan het voormalig verzet en «bijzondere solidariteit» tegenover de oorlogsslachtoffers. Het aantal voormalig verzetdeelnemers en oorlogsgetroffen neemt gestaag af. Gezien deze ontwikkeling moeten ook de uitvoeringsorganisaties zich aanpassen. Het is belangrijk dat dit op een verantwoorde manier gebeurt, zodat continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening zijn gewaarborgd. Het Ministerie van VWS begeleidt en faciliteert deze ontwikkeling, bijvoorbeeld door samenwerking of fusie te stimuleren tussen die instellingen waar het organisatorisch draagvlak van de afzonderlijke organisaties te smal dreigt te worden. Om zorg- en dienstverlening (maatschappelijk werk, sociale dienstverlening) aan (erkende) verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen mogelijk te maken, worden subsidies (in totaal in 2019 € 6 miljoen) verleend aan gespecialiseerde instellingen.

Overig

Dit betreft onder andere subsidies voor het levend houden van de herinnering WO II langs de domeinen kennis, museale functie, educatie en informatie en overige subsidies met een beperkt kasbeslag (o.a. subsidies op grond van het «Beleidskader voor de subsidiering van projecten en activiteiten ten behoeve van de participatie en emancipatie van de Sinti en Roma in Nederland»).

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II

Inkomensoverdrachten

Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

De wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden alleen nog bijgesteld als wijzigingen in aanpalende wetten, bijvoorbeeld op het terrein van zorg en sociale zekerheid, dat noodzakelijk maken. In het kader van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit WO II (Wuv, Wubo en Wbp) worden onder andere tegemoetkomingen (inkomensafhankelijk) en vergoedingen (inkomensonafhankelijk) voor bijzondere voorzieningen toegekend als onderdeel van de totale uitkering. Het betreft met name uitgaven voor medische voorzieningen, huishoudelijke hulp, «deelname maatschappelijk verkeer» en overige voorzieningen zoals vervoer.

Voor 2019 is circa € 227 miljoen beschikbaar, waarvan het merendeel voor de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (circa € 130,6 miljoen). Voor de Wubo en de Wbp is in 2018 circa € 57,3 miljoen respectievelijk circa € 24,1 miljoen beschikbaar.

Uitkeringen aan Oorlogsgetroffenen WO II (bedragen x € 1.000.000)

Uitkeringen aan Oorlogsgetroffenen WO II (bedragen x € 1.000.000)

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

SVB en PUR

Om pensioenen, uitkeringen en bijzondere voorzieningen te kunnen toekennen aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, wordt in 2019 (circa € 11,5 miljoen) ter beschikking gesteld aan de SVB en de PUR.

Kengetal: het percentage eerste aanvragen dat door de PUR en de SVB binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld.

Bron: Jaarverslag van de PUR en de SVB 2017

De realisatie van het percentage eerste aanvragen dat binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld, is in 2017 gestegen tot 99%. Er wordt door de SVB gestreefd naar minimale doorlooptijden. Het percentage aanvragen dat is afgehandeld binnen de (verlengde) wettelijke termijn is een cruciale indicator voor de kwaliteit van de wetsuitvoering. De feitelijke behandeltijd is mede afhankelijk van derden (dit geldt met name voor medische gegevens).

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

1. Algemene doelstelling

De zorg financieel toegankelijk houden.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren:

  • Financieren van de zorgtoeslag. Vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

  • De uitbetaling van de tegemoetkomingen Wtcg aan rechthebbenden waarvan het rekeningnummer in 2018 pas bekend wordt en de tegemoetkoming alsnog kan worden uitbetaald (Wtcg 2009 t/m Wtcg 2013).

  • De tegemoetkoming voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

3. Beleidswijzigingen

Zorgtoeslag

De zorgtoeslag wordt in het kader van de Wet op de Zorgtoeslag bepaald als de standaardpremie (de gemiddelde nominale premie plus het gemiddeld eigen risico) minus een bedrag dat een huishouden zelf moet betalen aan zorgpremie. Dit bedrag is een normpercentage van het minimumloon plus een afbouwpercentage van het inkomen boven het minimumloon.

De maximale zorgtoeslag stijgt circa € 95 voor meerpersoonshuishoudens vanwege een verlaging van het normpercentage waartoe besloten is in het regeerakkoord. Daarnaast stijgt de zorgtoeslag automatisch doordat deze meegroeit met de stijgende standaardpremie (circa € 115 voor eenpersoonshuishoudens en circa € 230 voor meerpersoonshuishoudens). De maximale zorgtoeslag daalt automatisch iets vanwege de stijging van het minimumloon (circa € 10 voor eenpersoonshuishoudens en circa € 30 voor meerpersoonshuishoudens). Verder daalt de zorgtoeslag iets omdat zowel de normpercentages als de afbouwpercentages iets stijgen als gevolg van een maatregel uit 2010. Per saldo stijgt de maximale zorgtoeslag voor eenpersoonshuishoudens met circa € 100 en voor meerpersoonshuishoudens met circa € 290.

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

4.994.298

4.609.249

5.051.849

5.385.249

5.703.849

6.126.849

6.541.049

                   

Uitgaven

4.994.270

4.609.348

5.051.849

5.385.249

5.703.849

6.126.849

6.541.049

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
                   
 

Inkomensoverdrachten

4.994.270

4.609.348

5.051.849

5.385.249

5.703.849

6.126.849

6.541.049

   

1. Zorgtoeslag

4.955.535

4.571.800

5.014.400

5.347.800

5.666.400

6.089.400

6.503.600

   

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

1.000

99

0

0

0

0

0

   

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

37.735

37.449

37.449

37.449

37.449

37.449

37.449

                   

Ontvangsten

690.026

0

0

0

0

0

0

   

Overig

690.026

0

0

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten

Van het beschikbare budget voor 2019 van circa € 5,7 miljard is 100% juridisch verplicht. Het betreft de wettelijke regelingen zorgtoeslag, Wtcg en Tegemoetkoming specifieke zorgkosten.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Inkomensoverdrachten

Zorgtoeslag

De Belastingdienst kent als tegemoetkoming in de kosten van de nominale premie Zvw en het gemiddeld eigen risico de zorgtoeslag toe aan alle burgers die daar recht op hebben en toeslag aanvragen (zie onderstaand figuur). Hierdoor betaalt idealiter niemand een groter dan aanvaardbaar deel aan Zvw-premie. De raming voor 2019 is circa € 5 miljard. De gemiddelde zorgtoeslag was in 2017 € 971 voor een eenpersoonshuishouden en € 1.249 voor een tweepersoonshuishouden.

Kengetal: Het aantal eenpersoons- en tweepersoonshuishoudens met een (voorlopige) toekenning

Kengetal: Het aantal (voorlopige) toekenningen per eenpersoons/ en tweepersoonshuishouden.

Bron: Belastingdienst

In bovenstaande figuur staat de stand van het aantal toekenningen voor de zorgtoeslag voor het betreffende toeslagjaar. De cijfers betreffen de stand op 01-06-2018. In de stand van het aantal toekenningen zijn zowel definitieve als voorlopige toekenningen meegenomen. Het aantal ontvangers zorgtoeslag in een jaar kan hoger of lager uitvallen, omdat de zorgtoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Als alle aanvragen definitief toegekend zijn, is pas duidelijk hoeveel rechthebbenden er zijn.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Chronisch zieken en gehandicapten ontvingen over de jaren tot en met 2013 een algemene tegemoetkoming in de meerkosten die zij hebben als gevolg van hun chronische ziekte of handicap. De Wtcg is per 1 januari 2014 afgeschaft (EK 33 726, A). Het is niet uit te sluiten dat in 2019 nog uitbetalingen plaatsvinden over de tegemoetkomingsjaren 2009 t/m 2013 aan rechthebbenden waarvan het rekeningnummer (alsnog) beschikbaar is gekomen of als gevolg van de afhandeling van bezwaar of beroep.

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ)

In de inkomstenbelasting bestaat de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen specifieke zorgkosten af te trekken. Personen die bijvoorbeeld als gevolg van heffingskortingen deze aftrek niet (geheel) kunnen verzilveren ontvangen het niet verzilverbare deel via de TSZ-regeling. De raming voor 2019 is ruim € 37 miljoen.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel x. Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

Aftrek specifieke zorgkosten

269

269

254

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Ontvangsten

VWS baseert zich bij zijn raming van de zorgtoeslag op ramingen van het CPB ten aanzien van de inkomensontwikkeling van huishoudens en het daaruit volgende recht op zorgtoeslag. De belastingdienst maakt hier gebruik van bij de voorlopige toekenning van de zorgtoeslag. De inkomensramingen zullen bij een deel van de huishoudens echter te hoog of te laag uitvallen. Er volgen dan terugvorderingen en nabetalingen bij de definitieve vaststelling. Deze worden niet geraamd waardoor er in de budgettaire tabel aan de ontvangstenkant geen bedrag wordt opgenomen voor 2018. Bij Slotwet worden de uitgavenramingen aangepast aan de werkelijke realisaties (inclusief de nabetalingen) en worden de gerealiseerde terugvorderingen aan de ontvangstenkant in beeld gebracht en zo nodig toegelicht.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 9 Algemeen

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven vermeld die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.

Internationaal beleid:

Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stimuleren, afstemmen en waarborgen van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO/VN, drugs, geneesmiddelenbeleid en life sciences and health en HIV/Aids), Justitie en Veiligheid(drugs, radicalisering), Economische zaken en Klimaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (antimicrobiële resistentie, life sciences and health, geneesmiddelenbeleid en gezonde voeding & voedselveiligheid) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (sociale zekerheid), is hierbij van belang.

Het Ministerie van VWS vertegenwoordigt Nederland met betrekking tot de voor volksgezondheid, welzijn en sport relevante onderwerpen bij internationale organisaties als de Europese Unie, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Verenigde Naties (VN), de G20, het World Economic Forum (WEF) en de Global Health Security Agenda.

Vanuit het Ministerie van VWS dragen we nadrukkelijk bij aan de ambitie van het kabinet om het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse kennisinstellingen een podium te bieden op belangrijke buitenlandse markten (economische diplomatie). Hiertoe zullen we deelnemen aan diverse handelsmissies en ook anderszins de bilaterale contacten versterken. Prioritair hierbij zijn de relaties met landen als China, de Verenigde Staten, India en overige opkomende markten.

Prioriteiten 2019

Het kabinet kiest als belangrijke internationale prioriteiten vooral thema’s waarvoor grensoverschrijdende internationale samenwerking noodzakelijk is. Hierbij kan gedacht worden aan onderwerpen als het versterken van de mondiale gezondheidsveiligheid (health security). Een krachtige implementatie van de Internationale gezondheidsregeling (IHR), zowel in ons eigen land als daarbuiten, is daarbij een speerpunt, waarbij de WHO en de GHSA (Global health Security Agenda) van belang zijn.

Ook de inzet op antimicrobiële resistentie wordt voortgezet op basis van het One Health concept. Naast de reguliere samenwerkingstructuren als EU, VN en WHO, heeft ook de G20 dit thema nu prominent geagendeerd. De samenwerking op zowel Europees, als mondiaal niveau om te komen tot een transparantere en eerlijke prijsstelling voor geneesmiddelen, wordt verder geïntensiveerd.

Het kabinet kiest nadrukkelijk voor preventie als belangrijk instrument voor gezondheidsbeleid. Dit werkt ook door in de internationale samenwerking. Er zal nadrukkelijk worden ingezet op internationale samenwerking gericht op het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht. Ook zal er aandacht blijven voor het versterken van het Nederlandse beleid ten aanzien van gezonder ouder worden (healthy ageing), met bijzondere aandacht voor de aanpak van dementie. Internationale samenwerking op terrein van E-health speelt hierbij nadrukkelijk een rol.

Ten slotte bevorderen we een goede aansluiting tussen het VWS kennisbeleid, het topsectorenbeleid en het Europese onderzoek- en innovatie-instrumentarium, waaronder Horizon2020 en het actieprogramma Volksgezondheid.

Een prominent instrument voor ons internationale beleid blijft het detacheren van medewerkers op onze diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland en bij de relevante internationale organisaties (WHO en EU). De personele en materiële uitgaven met betrekking tot internationale samenwerking staan vermeld op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

33.790

39.510

25.589

25.538

30.873

25.541

25.540

                   

Uitgaven

33.369

39.510

25.589

25.538

30.873

25.541

25.540

                   

1. Internationale samenwerking

6.854

4.456

4.896

4.852

4.852

4.852

4.852

                   
 

Opdrachten

9

0

0

0

0

0

0

   

Overig

9

0

0

0

0

0

0

                 
 

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

6.267

3.577

4.896

4.852

4.852

4.852

4.852

   

World Health Organization

3.150

2.989

3.868

3.868

3.868

3.868

3.868

   

Overig

3.117

588

1.028

984

984

984

984

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

578

879

0

0

0

0

0

   

Overig

578

879

0

0

0

0

0

                   

3. Eigenaarsbijdrage RIVM

21.515

30.054

15.693

15.686

21.021

15.689

15.688

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

21.515

30.054

15.693

15.686

21.021

15.689

15.688

   

Eigenaarsbijdrage RIVM

19.703

20.772

15.693

15.686

21.021

15.689

15.688

   

Eigenaarsbijdrage aCBG

1.812

982

0

0

0

0

0

   

Eigenaarsbijdrage CIBG

0

8.300

0

0

0

0

0

                   

4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

                   
 

Garanties

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

   

Overig

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

                   

Ontvangsten

5.278

632

0

0

0

0

0

   

Overig

5.278

632

0

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Internationale samenwerking

Bij internationale samenwerking gaat het erom dat een gemeenschappelijke benadering meerwaarde biedt boven een nationale aanpak. De nadruk moet liggen op het zoeken naar oplossingen voor grensoverschrijdende problemen, waarbij er concrete meerwaarde moet zijn vanuit de missie van het Ministerie van VWS. VWS ontplooit activiteiten om invulling te geven aan de internatonale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport met een beperkt aantal landen en met multilaterale organisaties bij het vormgeven van onze internationale ambities binnen de gezondheidszorg.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

In 2019 zal VWS een nieuw meerjarig partnerschapprogramma met de WHO starten. Hiermee is jaarlijks een bedrag van € 3,9 miljoen gemoeid.

3. Eigenaarsbijdrage RIVM

Bekostiging

Eigenaarsbijdrage RIVM

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een agentschap van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, IenM, EZK en SZW. Op dit artikel worden middelen voor het Strategisch Programma RIVM (SPR) en een aantal overige specifieke eigenaarsbijdragen geraamd (€ 15,7 miljoen). Het SPR (€ 10,9 miljoen) bestaat uit onderzoek en andere werkzaamheden die het RIVM uitvoert om de kennis en expertise te ontwikkelen die nodig zijn voor de continuïteit van het instituut.

De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het SPR dat dit instituut uitvoert. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM jaarlijks een programma van onderzoek opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om zijn taken adequaat te kunnen uitvoeren. Het programma is gericht op de continuïteit van het RIVM op de langere termijn, bedoeld om te kunnen anticiperen op nieuwe kennisvragen van de opdrachtgevers op de middellange en lange termijn en om de positie van het RIVM in het wetenschappelijk veld te handhaven en waar nodig te versterken. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is. In het licht van de betekenis van het SPR voor de toekomstige kennispositie van het RIVM is het budget hiervoor belegd bij de plaatsvervangend secretaris-generaal van VWS, als eigenaar van het agentschap RIVM. Om deze reden worden deze middelen bekostigd vanuit dit niet-beleidsartikel.

Naast de bijdrage voor SPR doet de eigenaar gelijk aan de opdrachtgevers van het RIVM (via de tarieven) ook een bijdrage in de organisatieontwikkeling (RIVM brede ontwikkelingen zoals digitale document huishouding, aanpassingen SAP en leer-werk-trajecten).

4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties

Garanties

Overig

In het kader van het kabinetsbeleid van versobering van risicoregelingen heeft een evaluatieonderzoek van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) plaatsgevonden. Dit onderzoek is in maart 2015 afgerond (TK 34 000 XVI, nr. 108). Het onderzoek laat zien dat de doelstellingen van het WFZ nog steeds actueel zijn: bevorderen van de continuïteit van financiering, beperken van de macrorentekosten en stimuleren van goed financieel management bij zorginstellingen. VWS ontvangt geen premie voor de achterborg. In het kader van de verdere beperking van de risico’s is daarom besloten een begrotingsreserve aan te leggen voor eventuele schade in het kader van de achterborg.

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

319.857

354.008

310.823

297.798

287.892

281.102

277.969

                   

Uitgaven

322.291

359.583

311.042

298.017

287.992

281.102

277.969

 

– Personele uitgaven

220.646

255.627

240.167

232.583

228.436

221.918

218.777

   

waarvan eigen personeel

199.795

235.777

226.701

220.591

216.407

213.272

210.132

   

waarvan externe inhuur

16.405

15.112

10.064

8.697

8.847

5.559

5.558

   

waarvan overige personele uitgaven

4.446

4.738

3.402

3.295

3.182

3.087

3.087

 

– Materiële uitgaven

101.645

103.956

70.875

65.434

59.556

59.184

59.192

   

waarvan ICT

6.604

8.827

5.310

4.288

3.926

3.926

3.926

   

waarvan bijdrage SSO's

43.819

55.174

43.623

41.130

35.865

35.455

35.190

   

waarvan overige materiële uitgaven

51.222

39.955

21.942

20.016

19.765

19.803

20.076

                   

Ontvangsten

32.956

35.817

6.357

6.403

6.394

6.394

6.394

   

Overig

32.956

35.817

6.357

6.403

6.394

6.394

6.394

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

                   

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

322.291

359.583

311.042

298.017

287.992

281.102

277.969

                   

Personele uitgaven kerndepartement

140.400

164.190

148.134

140.584

137.208

130.685

130.323

   

waarvan eigen personeel

124.980

146.970

136.746

130.649

127.236

124.096

123.735

   

waarvan externe inhuur

11.400

13.247

8.751

7.405

7.555

4.267

4.266

   

waarvan overige personele uitgaven

4.020

3.973

2.637

2.530

2.417

2.322

2.322

                   

Materiële uitgaven kerndepartement

76.540

82.087

49.838

45.816

40.471

40.099

40.107

   

waarvan ICT

3.884

6.524

3.070

2.107

2.103

2.103

2.103

   

waarvan bijdrage SSO's

41.109

51.489

39.298

36.810

31.545

31.135

30.870

   

waarvan overige materiële uitgaven

31.547

24.074

7.470

6.899

6.823

6.861

7.134

                   

Personele uitgaven inspecties

63.145

71.776

74.148

73.465

73.115

73.119

73.116

   

waarvan eigen personeel

58.381

70.023

72.395

71.712

71.362

71.366

71.363

   

waarvan externe inhuur

4.338

988

988

988

988

988

988

   

waarvan overige personele uitgaven

426

765

765

765

765

765

765

                   

Materiële uitgaven inspecties

18.250

15.230

14.565

14.565

14.565

14.565

14.565

   

waarvan ICT

1.207

1.550

1.550

1.550

1.550

1.550

1.550

   

waarvan bijdrage SSO's

2.710

3.615

3.950

3.950

3.950

3.950

3.950

   

waarvan overige materiële uitgaven

14.333

10.065

9.065

9.065

9.065

9.065

9.065

                   

Personele uitgaven SCP en raden

17.101

19.661

17.885

18.534

18.113

18.114

15.338

   

waarvan eigen personeel

16.434

18.784

17.560

18.230

17.809

17.810

15.034

   

waarvan externe inhuur

667

877

325

304

304

304

304

   

waarvan overige personele uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

                   

Materiële uitgaven SCP en raden

6.855

6.639

6.472

5.053

4.520

4.520

4.520

   

waarvan ICT

1.513

753

690

631

273

273

273

   

waarvan bijdrage SSO's

0

70

375

370

370

370

370

   

waarvan overige materiële uitgaven

5.342

5.816

5.407

4.052

3.877

3.877

3.877

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s (Bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal apparaatskosten agentschappen

438.525

460.353

468.896

474.765

483.861

484.086

             

Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

40.000

52.150

52.150

52.150

52.150

52.150

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

41.425

67.103

68.446

69.815

71.211

72.636

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

357.100

341.100

348.300

352.800

360.500

359.300

             

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

321.550

312.304

310.712

305.535

303.819

301.809

             

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

5.551

5.551

5.551

5.551

5.551

5.551

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

63.387

63.420

69.246

69.253

69.253

69.253

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

125.631

116.449

115.134

112.697

107.711

107.703

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

1.878

1.497

1.143

806

706

706

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Toetsingscommissies (METC’s)

4.387

4.228

4.169

3.810

3.810

3.810

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

59.260

57.455

57.455

57.455

57.455

57.455

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

58.206

60.454

54.764

52.713

56.083

54.081

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

750

750

750

750

750

750

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

3. Toelichting op de instrumenten

3.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn voor het functioneren van het kerndepartement.

De personele uitgaven kerndepartement bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kerndepartement inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen.

Dit omvat onder andere ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De ontwikkeling van de apparaatsbudgetten van het kerndepartement voor 2019 en volgende jaren wordt beïnvloed door de personele taakstelling uit het kabinet Rutte I. Daarnaast hebben in de afgelopen jaren enkele gerichte intensiveringen plaatsgevonden, zoals de versterking van de informatiseringsfunctie en het structureel onderhoud en beheer van de diverse ICT-voorzieningen (beide gemeld in de eerste suppletoire begroting 2016). Daarnaast zijn de personeelsbudgetten in 2017 geïndexeerd voor loonbijstelling als gevolg van het bereiken van een CAO akkoord eind 2017 (gemeld in de tweede suppletoire begroting 2017). Tot slot zijn in de huidige budgettaire reeksen intensiveringen verwerkt die in 2018 zijn toegevoegd aan de begroting voor 2018 en latere jaren (gemeld in de eerste suppletoire begroting 2018). Dit betreft onder andere investeringen die samenhangen met de verhuizing van EMA naar Nederland en de gerichte versterking van het kerndepartement ten behoeve van de beleidsagenda van VWS, uitvoering van het Regeerakkoord en versterking van enkele staffuncties (bestuurlijk, financieel, juridisch en communicatie).

De actuele raming voor de uitgaven voor externe inhuur is aanmerkelijk lager dan de realisatie van de afgelopen jaren. Naar verwachting zal het budget (en de realisatie) voor externe inhuur in de loop van het begrotingsjaar hoger worden door interne herschikking van budgetten binnen het apparaatsbudget (bijvoorbeeld van budget voor eigen personeel naar budget voor de inhuur van externen). Daarnaast zullen de materiële uitgaven in 2019 hoger uitvallen dan nu in de begroting staat vermeld, doordat een aantal technische mutaties in het lopende jaar zullen worden verwerkt. Het betreft bijvoorbeeld kosten voor bijvoorbeeld ICT dienstverlening en huisvesting, waarvan de facturen van dit onderdeel centraal worden betaald aan de betreffende Shared Service Organisaties binnen het Rijk (SSO’s) en pas in het lopende jaar worden verrekend tussen de VWS dienstonderdelen. In de suppletoire begrotingen zullen deze mutaties worden gemeld en zo nodig toegelicht.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2017 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal (Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Apparaatsuitgaven

Directoraat-generaal Volksgezondheid

27.070

Directoraat-generaal Curatieve zorg

18.545

Directoraat-generaal Langdurige zorg

26.786

Totaal beleid

72.401

Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal

125.571

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

197.972

3.2 Apparaatsuitgaven inspecties, SCP en raden

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

Per 1 oktober 2017 zijn de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) samengegaan in één organisatie, onder de naam Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).

De IGJ houdt onafhankelijk toezicht op het brede veld van mensen en organisaties in de gezondheidszorg en jeugdhulp. De bewaking en bevordering van de veiligheid en kwaliteit van de zorg staat daarbij centraal. Omdat kennis en kunde over beide sectoren met de fusie zijn samengebracht, kan de IGJ efficiënt en effectief inspelen op veranderende vragen uit de samenleving en politiek.

In haar toezicht let de IGJ erop dat zorgaanbieders en fabrikanten van genees- en hulpmiddelen zich aan de wettelijke regels en normen houden en goede kwaliteit leveren. Daarbij kijkt ze ook of de zorg menslievend is en gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven. De inspectie onderzoekt of de zorg aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de patiënt, de cliënt of de jongere. Een ander punt waar de IGJ goed op let, is de samenhang in de zorg rondom een persoon of gezin.

Bestuurders en professionals uit de gezondheidszorg en jeugdhulp zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die zij bieden. De IGJ vraagt hen klachten en calamiteiten goed te onderzoeken. De inspectie verwacht dat zij leren van wat er goed en niet goed gaat in de zorg, opdat zij hun zorgaanbod kunnen verbeteren. Ziet de IGJ de noodzakelijke verbeteringen niet, dan grijpt zij in.

De IGJ maakt haar bevindingen, oordelen en maatregelen openbaar naar de eisen van de wet. Deze informatie helpt bestuurders en professionals bij het leren en verbeteren van de zorg. Aansluitend is ook de openheid over de uitgangspunten van het toezicht en de werkwijze van de IGJ zelf een van haar prioriteiten. Alle belanghebbenden moeten immers van de IGJ weten wat ze van haar mogen verwachten. De IGJ treedt in contact met burgers en zorgverleners over wat zij belangrijk vinden in de zorg en analyseert ze de meldingen over zorg die bij haar binnenkomen.

Naast het toezicht op de verschillende sectoren heeft de inspectie specifiek aandacht voor netwerkzorg thuis. Samenwerking tussen zorg- en hulpverleners in de netwerken rondom de cliënt vindt nog niet vanzelfsprekend plaats en daarnaast zijn taken en verantwoordelijkheden aan het verschuiven. Omdat bij het toezicht op netwerkzorg thuis ook de ondersteuning die vanuit de gemeente wordt geboden een belangrijke rol speelt, werkt de inspectie samen met de gemeenten in hun rol als Wmo-toezichthouder. Vanaf 2018 zet de IGJ ook extra capaciteit in voor toezicht op de uitvoering van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.

Sociaal en Cultureel Planbureau

Het SCP is opgericht bij koninklijk besluit op 30 maart 1973. Het koninklijk besluit is per 1 april 2012 vervangen door de «Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus». Het SCP is een professionele organisatie die wetenschappelijk werkt en dat op onafhankelijke wijze doet. Als kennisinstelling van de overheid verricht het SCP beleidsrelevant wetenschappelijk onderzoek. Het Sociaal en Cultureel Planbureau valt formeel onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het SCP ondersteunt de departementen bij het vervullen van hun kennisbehoefte. Het werkprogramma van het SCP wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) volgt, verklaart en verkent het sociaal en cultureel welzijn van inwoners in Nederland. Het SCP verricht de monitoring van onder meer de leefsituatie en kwaliteit van leven in Nederland, evalueert in dat kader het overheidsbeleid en verricht verkenningen ten behoeve van toekomstig beleid. De planbureaufunctie van het SCP vraagt dat het zich minder met ad-hoc vragen bezighoudt en meer met het beantwoorden van de meerjarige, strategische kennisvragen op sociaal en cultureel terrein. De verbindingen tussen maatschappelijke domeinen als werk, gezondheid, opleiding, sociale participatie en veiligheid zijn in toenemende mate van belang. Hiertoe wordt gewerkt met drie doorsnijdende perspectieven die inhoudelijk de «waan van de dag» overstijgen en meerjarige maatschappelijke en beleidsrelevantie hebben én met acht onderzoeksprogramma’s.

Drie doorsnijdende perspectieven

  • 1. Kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven komt als onderwerp in veel programmalijnen van het SCP terug. Vanzelfsprekend zijn er dwarsverbanden op dit thema zoals de overgang van leren naar werken, gezondheidsbelemmeringen en maatschappelijke participatie, het combineren van zorgen en werken. In het perspectief Kwaliteit van leven onderzoeken we deze dwarsverbanden vanuit het perspectief van de kwaliteit van leven van burgers. Wat draagt wel en niet bij aan de kwaliteit van leven van mensen?

  • 2. In- en uitsluiting. Dit perspectief richt zich op processen van in- en uitsluiting die zich binnen meerdere leefdomeinen in de samenleving af kunnen spelen. Deze processen hebben enerzijds betrekking op de ongelijkheid in kansen en in de verdeling van hulpbronnen over bevolkingsgroepen. Anderzijds gaat het om de verbindingen in de samenleving zoals die tot uiting komen in o.a. verschillen in identificatie en identiteit, gescheiden leefwerelden en conflicterende waarden en opvattingen. De processen worden gedragen door verschillende actoren: groepen burgers kunnen in- en uitsluiting teweegbrengen, maar ook het gedrag van werkgevers, uitvoeringsinstanties, media en nationale en lokale beleidsmakers is van belang. Het perspectief raakt direct aan drie gezichtsbepalende doelgroepgerichte onderzoeksthema's van het SCP die blijvend aandacht in ons onderzoek krijgen: etnische minderheden, emancipatie van vrouwen en mannen en LHBTI.

  • 3. Veranderende verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat in reactie op veranderingen in de maatschappelijke context. Dat krijgt gestalte via nieuw overheidsbeleid en nieuwe verantwoordelijkheden voor individuele burgers, de civil society en marktpartijen op diverse terreinen, zoals de regulering van de arbeidsmarkt, de toegankelijkheid en het bereik van zorg en onderwijs, het zorgen voor voldoende bestaansmiddelen en inkomenscontinuïteit bij ziekte, ouderdom of werkloosheid, de maatschappelijke participatie en de realisatie van een meer duurzame samenleving. De wijze van institutionalisering kan per terrein echter sterk uiteenlopen, waardoor een programmadoorsnijdend perspectief potentieel grote meerwaarde heeft. Bovendien heeft de manier waarop de formele en informele maatschappelijke spelregels veranderen potentieel grote gevolgen voor de levenskansen van burgers en de gedragsverwachtingen waarmee zij worden geconfronteerd. Ook zijn de veranderende instituties van belang voor Nederland als geheel. Hierdoor legt dit perspectief een verbinding met enkele grotere maatschappelijke thema’s, zoals de opdeling van de samenleving, sociale cohesie en maatschappelijk ongenoegen.

Onderzoekprogramma’s

De maatschappelijke terreinen die van oudsher sinds de instelling van het SCP in 1973 in het SCP-onderzoek centraal staan (zorgen, arbeid, leren, participeren) blijven behouden en zichtbaar in de programma’s. De onderzoekprogramma’s zijn tijdelijk van karakter en maken het mogelijk dat het SCP flexibel inspringt op nieuwe of veranderende maatschappelijke kwesties. Daarnaast willen de programma’s zich richten op relevante maatschappelijke thema’s die domeindoorsnijdend zijn. De drie doorsnijdende perspectieven die inhoudelijk de «waan van de dag» overstijgen en meerjarige maatschappelijke en beleidsrelevantie hebben komen daarom terug in de acht onderzoeksprogramma’s. Programma’s worden aangepast al naar gelang de relevante maatschappelijke vraagstukken of kennisvragen vanuit departementen veranderen.

De komende drie jaar kent het SCP de volgende onderzoekprogramma’s:

  • 1. Inkomen en bestaanszekerheid: sociale zekerheid, pensioenen, armoede, (gevolgen van) stelselwijzigingen op het terrein van sociale zekerheid.

  • 2. Dynamiek op de arbeidsmarkt: inclusieve arbeidsmarkt, duurzame inzetbaarheid, waarde van betaalde en onbetaalde arbeid.

  • 3. Opgroeien en leren: jeugd, gezin, opvang, gelijke kansen en toegankelijkheid van onderwijs, (gevolgen van) stelselwijzigingen in het onderwijs, leven lang leren.

  • 4. Zorg en ondersteuning: vraag naar en aanbod van formele en informele zorg, wijzigingen in zorgarrangementen en zorggebruik, (on)toegankelijkheid van zorg.

  • 5. Gezondheid en welzijn: focus op maatschappelijke uitkomsten, welbevinden, eenzaamheid, leefstijlen, vaardigheden, redzaamheid, voorzieningen en preventie alsook LHBT en (gevolgen van) decentralisaties in het sociaal domein

  • 6. Maatschappelijke participatie: sociale netwerken, sociale scheidslijnen en organisatievormen in de civil society; de lokale samenleving; in- en uitsluiting van migrantengroepen; de invloed van technologie, activiteiten in de vrije tijd.

  • 7. Waarden en zingeving: publieke opinie, sociaal-culturele integratie, religie en godsdienstige ontwikkelingen, zingeving, ethische kwesties, identiteit, ontwikkelingen in opvattingen ten aanzien van democratie en zeggenschap (lokaal, nationaal, Europees).

  • 8. Duurzame samenleving: ecologische en maatschappelijke duurzaamheid, Sustainable Development Goals (SDG’s).

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en de beide kamers der Staten-Generaal. De RVS heeft tot taak strategische adviezen te geven over het te voeren beleid. De vraagstukken waarover de RVS adviseert zijn per definitie domeinoverstijgend. De RVS werkt aan een sterkere verbinding met VWS en met andere departementen, zoals OCW, BZK, SZW en JenV. Vanuit zijn onafhankelijke positie en opdracht laat de RVS zijn licht schijnen over toekomstige strategische beleidsvraagstukken voor zorg, volksgezondheid, welzijn en samenleving. Hierbij beziet de RVS de mogelijkheid om dit in samenwerking met andere kennisinstellingen te doen. De RVS werkt in zijn adviezen zoveel mogelijk in interactie met het «veld». Dit doet de RVS bovendien door naast schriftelijke adviezen op andere dan gebruikelijke manieren vraagstukken te agenderen, bijvoorbeeld met films, animaties, online activiteiten, veldraadplegingen, etc.

De RVS heeft bij zijn start gekozen voor het opstellen van een meerjarige werkagenda 2015–2018, met de volgende vier thema’s: (1) Veranderende verzorgingsstaat, (2) Verantwoord sturen, (3) De belofte van wetenschap en technologie en (4) De levensloop, levenslang en levensbreed. Het werken met een meerjarige werkagenda past bij de brede opdracht van de RVS en biedt ruimte om gedurende het jaar een vraag of probleem te agenderen. Dit kan leiden tot een gevraagd of ongevraagd advies van de RVS.

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVS. Het CEG publiceert over nieuwe ontwikkelingen op het snijvlak van ethiek, gezondheid en beleid. Het CEG brengt jaarlijks signalementen uit over ethische thema’s en geeft uitvoering aan de publieksfunctie, onder meer via de website www.ceg.nl (kennisbron over ethische thema’s) en diverse publieksbijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Els Borst Lezing.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad is een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad die als taak heeft de regering en het parlement te adviseren door de actuele stand van de wetenschap aan te reiken voor gezondheidsbeleid. Vanuit verschillende disciplines werkt de raad aan hoogwaardige adviezen op het gebied van: optimale gezondheidszorg, preventie, gezonde voeding, gezonde leefomgeving, gezonde arbeidsomstandigheden en innovatie & kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd advies uit. De vraagstukken die onderwerp zijn van advies worden in belangrijke mate ingebracht vanuit diverse departementen en worden jaarlijks opgenomen in het werkprogramma. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast. Het werkprogramma en de actuele stand van zaken wordt gepubliceerd op de website van de Gezondheidsraad (www.gr.nl).

Artikel 11 Nog onverdeeld

1. Inleiding

Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.

3. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Verplichtingen

0

– 26.408

– 31.169

– 31.620

– 32.745

– 32.411

– 32.661

                   

Uitgaven

0

– 26.433

– 31.169

– 31.620

– 32.745

– 32.411

– 32.661

                   
   

Loonbijstelling

0

4.028

3.430

3.347

2.104

1.708

1.438

   

– waarvan programma

0

4.028

3.430

3.347

2.104

1.708

1.438

   

– waarvan apparaat

0

0

0

0

0

0

0

   

Prijsbijstelling

0

9.486

4.213

3.895

4.063

4.793

4.813

   

– waarvan programma

0

7.471

2.225

1.910

2.087

2.816

2.836

   

– waarvan apparaat

0

2.015

1.988

1.985

1.976

1.977

1.977

   

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

   

Taakstelling

0

– 39.947

– 38.812

– 38.862

– 38.912

– 38.912

– 38.912

   

– waarvan programma

0

– 39.947

– 38.812

– 38.862

– 38.912

– 38.912

– 38.912

   

– waarvan apparaat

0

0

0

0

0

0

0

                   

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

   

Overig

0

0

0

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de in het kader van de prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt totdat toerekening plaatsvindt aan begrotingsartikelen.

Onvoorzien

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. VWS maakt hier in 2019 geen gebruik van.

Taakstelling

Op dit onderdeel worden taakstellingen geboekt in afwachting van concrete invulling. De actuele stand omvat grosso modo de taakstellende onderuitputting die op de VWS-begroting is ingeboekt en die jaarlijks in het najaar wordt ingevuld. De taakstellende onderuitputting wordt bezien in de uitvoering ofwel in de loop van het jaar concreet ingevuld met onderuitputting waarvan bij aanvang van het jaar nog niet bekend is waar deze precies optreedt. Op de begroting is de taakstellende onderuitputting derhalve nog niet van dekking voorzien.

5. BEGROTING AGENTSCHAPPEN

1. Agentschap College ter beoordeling van geneesmiddelen (aCBG)

1.1 Inleiding

Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) bestaat uit een College en een secretariaat dat is ondergebracht in een agentschap (aCBG). Het College is een organisatie met een zelfstandige bevoegdheid, een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). De uitvoeringsorganisatie ter ondersteuning van het CBG is een baten-lastenagentschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Naast de taken voor het CBG ondersteunt het agentschap tevens het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) bij de uitvoering van veterinaire geneesmiddelenbeoordeling en -bewaking door de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen (CRD) en het Ministerie van VWS bij de beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen.

De belangrijkste taken op basis van de Geneesmiddelenwet, de Diergeneesmiddelenwet en Europese Verordeningen zijn voor het CBG:

  • Verstrekken, handhaven en schorsen van handelsvergunningen op basis van de beoordeling van werkzaamheid, risico’s en kwaliteit.

  • Vaststellen van de afleverstatus humaan, dus het bepalen of het geneesmiddel uitsluitend op recept, uitsluitend via de apotheek, via de drogist of in de vrije verkoop verkrijgbaar mag zijn.

  • Vaststellen van de afleverstatus veterinair, dus het bepalen of het diergeneesmiddel uitsluitend door een dierenarts mag worden toegediend, afgeleverd mag worden door dierenarts of apotheker, op recept afgeleverd mag worden door dierenarts, apotheker of vergunninghouder, of vrij verkrijgbaar is.

  • Geneesmiddelenbewaking.

  • Geven van wetenschappelijk advies in het kader van geneesmiddelontwikkeling.

De meest up-to-date informatie over de organisatiestructuur, collegesamenstelling en achtergrondinformatie over processen en procedures vindt men op de CBG-website: www.cbg-meb.nl.

1.2 Begroting 2019
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap aCBG voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

3.341

1.225

1.079

1.079

342

342

342

Omzet overige departementen

826

612

756

756

756

756

756

Omzet derden

45.151

41.663

51.165

51.165

51.902

51.902

51.902

Rentebaten

1

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

210

0

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

49.529

43.500

53.000

53.000

53.000

53.000

53.000

               

Lasten

             

Apparaatskosten

47.406

40.000

52.150

52.150

52.150

52.150

52.150

– Personele kosten

32.892

26.500

35.850

35.850

35.850

35.850

35.850

Waarvan eigen personeel

26.091

24.500

31.500

31.500

31.500

31.500

31.500

Waarvan externe inhuur

4.912

2.000

3.150

3.150

3.150

3.150

3.150

Waarvan overige personele kosten

1.889

0

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

– Materiële kosten

14.514

13.500

16.300

16.300

16.300

16.300

16.300

Waarvan apparaat ICT

5.351

2.500

4.850

4.600

4.600

4.600

4.600

Waarvan bijdrage aan SSO

0

0

750

1.000

1.000

1.000

1.000

Waarvan overige materiële kosten

9.163

10.250

9.900

9.900

9.900

9.900

9.900

ZBO College

806

750

800

800

800

800

800

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

871

3.500

850

850

850

850

850

– materieel

797

2.500

850

850

850

850

850

Waarvan apparaat ICT

0

0

650

650

650

650

650

– immaterieel

74

1.000

0

0

0

0

0

Overige lasten

41

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

41

0

0

0

0

0

0

               

Totaal lasten

49.124

43.500

53.000

53.000

53.000

53.000

53.000

Saldo van baten en lasten

405

0

0

0

0

0

0

Toelichting begroting van baten en lasten

De begroting 2019 en verdere jaren laat een ander beeld zien dan de begroting 2018 en voorgaande jaren. De verwachte hogere omzet wordt veroorzaakt door meer aanvragen en voorgenomen tariefstijgingen, en is in lijn met de gerealiseerde omzet van de laatste jaren.

In voorgaande jaren werd de begroting voorzichtig en behoudend opgezet, en liet de realisatie vaak grote afwijkingen zien met de begroting. Nu is de begroting met een grotere realiteitszin opgesteld, met als doel kleinere afwijkingen tussen de begroting en realisatie. Tevens is deze hiermee veel meer in lijn met de realisatie van voorgaande jaren.

Baten

De omzet moederdepartement bestaat uit een aantal verschillende onderdelen. Het moederdepartement verstrekt een vergoeding voor werkzaamheden van het aCBG als bevoegde instantie. Deze werkzaamheden betreffen het marginaal toetsen van klinische studies inzake geneesmiddelen in die gevallen waarin de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) de eerste beoordelende instantie is. Op verzoek van het Ministerie van VWS voert het aCBG dan de wettelijk verplichte taak van tweede beoordelende instantie uit.

Daarnaast verstrekt het moederdepartement een vergoeding voor werkzaamheden inzake nieuwe voedingsmiddelen ad € 0,24 miljoen en een bijdrage aan een onderzoeksproject ad € 0,1 miljoen.

Voor de jaren 2017 tot en met 2020 is een financiering toegezegd door VWS voor het opzetten van het International Collaboration Program. Hierin worden Europese lidstaten getraind met als doel om de capaciteit van het Europese regulatoire netwerk te vergroten. Hiervan is € 0,7 miljoen bestemd ter dekking van de kosten van aCBG.

Het Bureau Diergeneesmiddelen van het aCBG verricht voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) beleidsondersteunende activiteiten. Hiervoor is een bedrag begroot van € 0,756 miljoen.

In de volgende tabel wordt de omzet derden 2019 verdeeld naar productgroepen. De hierbij gehanteerde tarieven zijn gebaseerd op de regeling Geneesmiddelenwet en de Diergeneesmiddelenregeling.

Opbrengst derden naar productgroepen (bedragen x € 1.000)

Productgroep

 

Beoordelen van nationale aanvragem

2.200

Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

10.500

Beoordelen van Europese aanvragen: MRP

500

Beoordelen DCP's

12.315

Beoordelen van homeopatische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

150

Jaarvergoedingen (humaan en dieren)

23.000

Bureau Diergeneesmiddelen

2.500

Totaal opbrengst derden

51.165

Onderstaand worden de productgroepen kort toegelicht.

Beoordelen van nationale aanvragen

Het beoordelingsproces van een nationale aanvraag betreft de aanvraag van een handelsvergunning voor een nieuw op de Nederlandse markt te brengen geneesmiddel. De handelsvergunning wordt door het aCBG afgegeven. Het betreffende geneesmiddel komt alleen in Nederland op de markt.

Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

Om een Europese handelsvergunning voor een geneesmiddel van de Europese Commissie toegekend te krijgen, moet de fabrikant de centrale procedure volgen. De fabrikant kan dan een handelsvergunning krijgen die in alle EU-lidstaten geldig is. De coördinatie van de centrale procedure berust bij het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA).

Beoordelen van Europese aanvragen: MRP (Mutual Recognition Procedure)

Een MRP-procedure kan door de fabrikant worden gebruikt om een handelsvergunning in meerdere lidstaten te verkrijgen waarvoor reeds een (nationale) handelsvergunning is verleend. De fabrikant kan een EU-lidstaat vragen om het beoordelingsproces te verrichten. Dit lidstaat wordt dan Referentieland (RMS).

Beoordelen van Europese aanvragen: DCP (Decentrale Procedure)

Een Decentrale Procedure kan door de fabrikant worden gebruikt om een handelsvergunning in meerdere lidstaten te verkrijgen als nog in geen enkel land een handelsvergunning is verkregen. De fabrikant kan een EU-lidstaat vragen om het beoordelingsproces te verrichten. Dit lidstaat wordt dan Referentieland (RMS).

Beoordeling van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

Het aCBG verricht beoordelingswerkzaamheden voor homeopathische geneesmiddelen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen. Nieuwe voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen of voedselingrediënten die voor 15 mei 1997 niet in significante mate in de Europese Gemeenschap voor de menselijke voeding zijn gebruikt.

Jaarvergoedingen

Voor het op de markt brengen van een geneesmiddel moet door de registratiehouder jaarlijks een vergoeding worden betaald.

Bureau Diergeneesmiddelen

Het Bureau Diergeneesmiddelen beoordeelt en verleent vergunningen voor de productie en distributie van diergeneesmiddelen.

Lasten

Onderdeel van de materiële lasten is de financiering van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, ter waarde van € 3,1 miljoen. aCBG heeft aan Lareb de opdracht verleent tot uitvoering van geneesmiddelenbewaking.

Evenals de opbrengsten zijn de lasten ten opzichte van de begroting 2018 gestegen. Als gevolg van meer en complexere aanvragen zijn het aantal FTE, en daarmee de personeelskosten toegenomen. De toename van materiële kosten betreft met name ICT-kosten, als gevolg van meer investeringen door hogere eisen die aan aan ICT worden gesteld (ook de aansluiting naar de Europese systemen).

1.3 Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap aCBG voor het jaar 2019 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1. Rekening-courant RHB 1–1

17.277

13.696

13.696

13.696

13.696

13.696

13.696

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

52.575

43.500

53.000

53.000

53.000

53.000

53.000

Totaal uitgaven operationele kasstroom (–)

– 49.731

– 42.000

– 51.500

– 51.500

– 51.500

– 51.500

– 51.500

2. Totaal operationele kasstroom

2.844

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

Totaal investeringen (–/–)

– 1.277

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3. Totaal investeringskasstroom

– 1.277

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 5.148

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

Aflossingen op leningen (–/–)

Beroep op leenfaciliteit (+)

4. Totaal financieringskasstroom

– 5.148

5. Rekening-courant RHB 31–12 (=1+2+3+4)

13.696

13.696

13.696

13.696

13.696

13.696

13.696

Toelichting kasstroomoverzicht

De investeringen hebben voornamelijk betrekking op vervanging van kantoorautomatisering (primair proces systeem ICI).

1.4 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het baten-lastenagentschap aCBG voor het jaar 2019
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Generiek

             

1. Tarieven/ uur (bedragen in €)

87

85

85

85

85

85

85

2. Omzet per productgroep (bedragen x € 1.000)

             

– Beoordelen van nationale aanvragen

1.771

2.000

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

– Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

9.711

7.300

10.500

10.500

10.500

10.500

10.500

– Beoordelen van Europese aanvragen: MRP

725

400

500

500

500

500

500

– Beoordelen DCP’s

9.824

10.513

12.315

12.315

12.315

12.315

12.315

– Beoordelen van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

46

250

150

150

150

150

150

– Bureau diergeneesmiddelen

2.297

2.300

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

– Jaarvergoedingen

20.777

18.900

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

– Overig

             

3. Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

340

350

370

370

370

370

370

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

0.8%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Specifiek

             

1. Gegronde klachten

13

25

25

25

25

25

25

2. Zaken per fte

76

80

80

80

80

80

80

               

Omschrijving specifiek deel

             

1. Liquiditeit (current ratio; norm: >1,5)

1

1

1

1

1

1

1

2. Solvabiliteit (debt ratio)

0,89

0,92

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

3. Rentabiliteits eigen vermogen

0,15

0

0

0

0

0

0

4. Percentage externe inhuur ten opzicht van totale personele kosten

10,60%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

5. Percentage facturen betaal binnen 30 dagen

>90%

>90%

>90%

>90%

>90%

>90%

>90%

Toelichting overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tarieven/uur

Uurtarieven om de kostenefficiency aan te tonen. Deze indicator is een gemiddelde over alle functies waarbij naar het primaire proces exclusief onderzoekskosten wordt gekeken.

Omzet per productgroep

De omzet per productgroep geeft inzicht in de samenstelling van de totale omzet van het aCBG. De samenstelling en omvang worden deels beïnvloed door internationaal opgelegde (EMA) tarieven. Op grond van ontwikkelingen in de afgelopen jaren, en een verwachte tariefstijging, wordt rekening gehouden met een stijging van de totale omzet.

De diverse zaken (producttypes) zijn verschillend qua werkbelasting; binnen de omzet vinden substantiële verschuivingen plaats, met andere woorden de samenstelling van de omzet kan jaarlijks wijzigen.

Aantal fte totaal

Het totaal aantal fulltime equivalenten werkzaam bij het agentschap per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur. De toename van het aantal vaste medewerkers houdt verband met toegenomen structurele werkzaamheden. Daarnaast is sprake van beperking van externe inhuur/uitbesteding.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten. Het aCBG streeft er naar als agentschap kostenneutraal te opereren. De omzet wordt bepaald door de marktvraag en deels door de internationaal opgelegde (EMA) tarieven.

Aantal gegronde klachten

Het aantal gegronde klachten wordt bijgehouden om inzicht te krijgen in de geleverde kwaliteit van de productie. Het streven is het aantal gegronde klachten niet te laten stijgen.

Aantal zaken per fte

Het aantal zaken per fte wordt bijgehouden om de efficiency van de productie inzichtelijk te maken.

2. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG)

2.1 Inleiding

Het CIBG vertaalt, samen met ketenpartners, beleid in tastbare en toegankelijke uitvoering voor burgers, professionals en organisaties op het gebeid van registers, data en informatie. Als agentschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt het CIBG zich primair op het VWS beleidsterrein. We dragen zorg voor een integrale dienstverlening, gericht op wat de samenleving nodig heeft. De focus hierbij ligt op transparantie en betrouwbaarheid, het bewust omgaan met kapitaal, kosten en kwaliteit. We investeren met onze partners in de keten in samenwerking en kennisdeling.

Het CIBG heeft een breed takenpakket zoals het BIG-register, het Donorregister, Registerleraar en het UZI-register. Meer informatie over de organisatie en taken van het CIBG is te vinden op: www.cibg.nl.

2.2 Begroting
Begroting van agentschap CIBG voor het jaar 2019 (Bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand Slotwet

Vastgestelde begroting

Baten

             

Omzet moederdepartement

31.978

18.996

37.344

38.091

38.853

39.630

40.423

Omzet overige departementen

3.839

3.118

8.380

8.548

8.719

8.893

9.071

Omzet derden

22.753

24.479

27.947

28.506

29.076

29.658

30.251

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

58.570

46.593

73.671

75.145

76.648

78.181

79.745

               

Lasten

             

Apparaatskosten

62.685

41.425

67.103

68.446

69.815

71.211

72.636

– Personele kosten

26.680

19.270

31.568

32.200

32.844

33.500

34.170

waarvan eigen personeel

18.496

15.844

23.416

23.885

24.363

24.849

25.346

waarvan externe inhuur

5.465

1.951

6.236

6.361

6.488

6.618

6.750

waarvan overige pers kosten

2.719

1.475

1.916

1.954

1.993

2.033

2.074

– Materiële kosten

36.005

22.155

35.535

36.246

36.971

37.711

38.466

waarvan apparaat ICT

4.926

7.089

3.824

3.900

3.978

4.058

4.139

waarvan bijdrage aan SSO’s

8.611

9.580

9.155

9.338

9.525

9.716

9.910

waarvan overige mat kosten

22.468

5.486

22.556

23.008

23.468

23.937

24.417

Rentelasten

1

0

1

1

1

1

1

Afschrijvingskosten

3.096

5.168

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

– Materieel

9

0

0

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

8

0

0

0

0

0

0

– Immaterieel

3.087

5.168

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

Overige lasten

8.319

0

0

0

0

0

0

– Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– Bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

               

Totaal lasten

74.101

46.593

73.671

75.145

76.648

78.181

79.745

               

Saldo van baten en lasten

– 15.531

0

0

0

0

0

0

De begroting 2019 is aanzienlijk hoger dan de in september 2017 vastgestelde begroting 2018. Belangrijkste oorzaak voor deze stijging zijn de gestegen ICT-kosten. Deze kosten bestaan zowel uit personele als materiële kosten. In het kader van het ingezette verandertraject bij het CIBG zijn in de begroting 2019 zijn ook de kosten voor projecten meegenomen, waardoor een realistischer beeld ontstaat. Deze projecten bestaan uit opdrachten op de reguliere producten en diensten, die door opdrachtgevers worden gefinancierd. In het verleden werden alleen de reguliere producten en diensten gebudgetteerd. Bovendien nemen de personele kosten toe als gevolg van CAO-aanpassingen en de materiële kosten als gevolg van overige indexaties. Het CIBG is eind 2017 een verandertraject gestart dat ook heeft geleid tot nieuwe (financiële) afspraken met opdrachtgevers voor 2018 en daarna. De uiteindelijke gevolgen voor de begroting zullen zichtbaar worden in de tweede suppletoire begrotingswet. Als gevolg van deze herijkte begroting zijn de bijdragen van opdrachtgevers aangepast. De herijkte begroting is afgestemd met opdrachtgevers en eigenaar.

Eind 2017 heeft op grond van de Regeling Agentschappen een correctie plaatsgevonden van de voorgefinancierde investeringsbijdragen van opdrachtgevers naar het eigen vermogen. Financiering van investeringen zal voortaan via de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën plaatsvinden. De afschrijvingskosten van de investeringen gefinancierd uit de eerdere investeringsbijdragen (circa € 2 tot 3 miljoen per jaar van 2018–2022) worden door de eigenaar gedekt.

Toelichting

Baten

De omzet moederdepartement bestaat uit de omzet op basis van opdrachten vanuit de beleidsdirecties van VWS, zoals Vakbekwaamheidsverklaring, Donorregister, TZI, SBVZ en WNT. Daarnaast is er bij het CIBG ook sprake van omzet op basis van opdrachten van andere departementen, zoals OCW-registers en Register Diergeneeskundigen. Tevens is er omzet afkomstig van derden (burgers en bedrijven). Deze hangt samen met het verrichten van verschillende (wettelijke) registratieactiviteiten, het verstrekken van UZI-passen en -certificaten, het verlenen van vergunningen en ontheffingen tegen door het departement vastgestelde tarieven alsmede met de verkoop van medicinale cannabis.

Als gevolg van de hernieuwde (financiële) afspraken zijn de bijdragen van de opdrachtgevers van het CIBG aangepast. Hierdoor is het CIBG in staat om kostendekkend te werken.

Lasten

De lasten bewegen mee met de omvang van het verwachte takenpakket.

Overzicht lasten (Bedragen x € 1.000)
 

Omzet 2019

MEVA

11.171

Informatiebeleid CIO

2.566

EST

295

GMT

7.639

PG

1.551

PZO

5.652

DJ

1.317

IGJ

1.952

Diverse projecten

2.249

   

Subtotaal VWS

34.392

   

OCW

5.567

LNV

1.319

BZK

1.494

Subtotaal overige departementen

8.380

   

BIG-(her)registratie

5.102

Vakbekwaamheid

255

UZI-register

8.715

Vergunningen

1.662

Medische hulpmiddelen

385

Opiaten

662

BMC

11.166

Subtotaal Derden

27.947

   

Overig

Voorgefinancierde afschrijvingskosten

2.952

   

Totaal

73.671

In de meerjarenraming 2020–2023 is rekening gehouden met een indexatie van 2% voor loon- en prijsontwikkelingen.

2.3 Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht CIBG voor het jaar 2019 (Bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand Slotwet

Vastgestelde begroting

1.

Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen

9.986

5.290

591

591

591

591

591

 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

59.521

47.000

73.671

75.145

76.648

78.181

79.745

 

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

64.661

45.000

67.104

68.447

69.816

71.212

72.637

2.

Totaal operationele kasstroom

– 5.140

2.000

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

 

–/– totaal investeringen

8.240

3.000

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 8.240

– 3.000

– 6.567

– 6.698

– 6.832

– 6.969

– 7.108

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

1.467

2.000

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

4.000

3.000

6.567

6.698

6.832

6.969

7.108

4.

Totaal financieringskasstroom

2.533

1.000

0

0

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

– 861

5.290

591

591

591

591

591

Toelichting

In 2017 werd voorzien dat de ultimo stand 2017 en 2018 op € 5,3 miljoen zou uitkomen. Vanwege hogere kosten (en uitgaven) bedroeg het saldo van de rekening-courant eind 2017 uiteindelijk € 861.000 negatief en dit is hoger dan wat de Regeling agentschappen toestaat (een maximum roodstand van € 500.000 is toegestaan). Ten opzichte van de vastgestelde begroting 2018 zal ook de rekening courant stand per ultimo 2018 lager uitvallen dan het vermelde bedrag van € 5,3 miljoen, De verwachting is dat het saldo aan liquide middelen eind 2018 licht positief is en dat dit de jaren erna zo blijft.

Bij het begroten van het saldo aan liquide middelen voor 2019 is rekening gehouden met de hogere gerealiseerde lasten uit 2017. Dit verklaart het aanzienlijke verschil tussen het verwachte saldo van de rekening courant op 1 januari 2019 (€ 591.000) en het saldo per 31 december 2018 van de vastgestelde begroting (€ 5.290.000).

De totale investeringen hebben vrijwel geheel betrekking op ICT en behoren tot de immateriële vaste activa. Er wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn van vijf jaar. Voor de financiering van deze activa wordt gebruik gemaakt van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën, waarbij is uitgegaan van een aflossingstermijn van vijf jaar (conform afschrijvingstermijn).

2.4 Doelmatigheidsindicatoren
Overzicht doelmatigheidsindicatoren CIBG voor het jaar 2019
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

 

Stand Slotwet

Vastgestelde begroting

         

Omschrijving generiek deel

             

1. Kostprijzen per product (groep)

             

– Besch. BIG-(her)registratie

248

125

125

125

125

125

125

– Vakbekwaamheidsverklaring

6.186

5.591

6.011

6.011

6.011

6.011

6.011

– Vergunning Farmatec

1.914

2.824

2.764

2.764

2.764

2.764

2.764

– UZI-pas/certificaat

332

286

312

312

312

312

312

– Wilsbeschikking Donorregister

13

12

18

18

18

18

18

               

2. Omzet p prodgroep (x 1.000)

             

– BIG-register + herregistratie

3.692

8.500

10.048

10.048

10.048

10.048

10.048

– Vakbekwaamheid

3.054

3.075

3.907

3.907

3.907

3.907

3.907

– Farmatec

1.669

1.271

2.073

2.073

2.073

2.073

2.073

– UZI-register

8.582

9.005

9.831

9.831

9.831

9.831

9.831

– Donorregister

2.365

2.440

3.638

3.638

3.638

3.638

3.638

3. Saldo baten en lasten (%)

– 27%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

4. Aantal fte totaal (excl. externe inhuur)

281

272

294

294

294

294

294

               

Omschrijving specifiek deel

             

1. productievolume

             

– Besch. BIG-(her)registratie

42.875

190.000

40.900

36.400

51.400

41.400

136.350

– Vakbekwaamheidverklaringen

664

550

650

650

650

650

650

– Vergunningen Farmatec

757

450

750

750

750

750

750

– UZI-pas/certificaat

28.423

31.500

31.500

31.500

31.500

31.500

31.500

– Wilsbeschikkingen donorregister

198.770

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

               

2. Aantal klachten / bezwaar en beroep

             

– vakbekwaamheidverklaringen

9

10

10

10

10

10

10

– wilsbeschikkingen donorregister

7

5

5

5

5

5

5

3. Doorlooptijden (dagen)

             

– wilsbeschikkingen donorregister

7

16

16

16

16

16

16

Toelichting

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bevat een selectie van de belangrijkste producten uit het takenpakket van het CIBG die op basis van prijs maal hoeveelheid worden afgerekend.

Omzet per productgroep

Bij de BIG-herregistraties is de omzet niet gelijk aan het volume x kostprijs omdat de kostprijs is gebaseerd op een meerjarig gemiddelde en het volume per jaar sterk fluctueert. Daarom wordt de omzet ook op basis van het aantal ingeschrevenen in het register gespreid geboekt over 5 jaar.

Aantal fte totaal

Het totaal aantal fulltime-equivalenten werkzaam bij de baten-lastendienst per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur. Het aantal fte is licht toegenomen doordat er verambtelijking van externe inhuur heeft plaatsgevonden. De komende jaren worden, uitgaande van een gelijkblijvend producten- en dienstenpakket, geen grote wijzigingen verwacht in het aantal fte.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten. Het CIBG is eind 2017 een verandertraject gestart dat ook heeft geleid tot nieuwe (financiële) afspraken met opdrachtgevers voor 2018 en daarna. De uiteindelijke gevolgen voor de begroting zullen zichtbaar worden in de tweede suppletoire wet. Als gevolg van deze herijkte begroting zijn de bijdragen van opdrachtgevers aangepast. De herijkte begroting is afgestemd met opdrachtgevers en eigenaar. Voor de komende jaren wordt verwacht dat het CIBG kostendekkend is

Aantallen per productgroep

Het verwachte outputvolume per jaar. Het wisselend volume van de BIG-(her-)registraties wordt voornamelijk veroorzaakt door de herregistraties die om de vijf jaar plaatsvinden. Voor de overige genoemde diensten blijft het productievolume nagenoeg gelijk. Aantal klachten/bezwaar en beroep

Aantal afgehandelde klachten en gegronde bezwaren. Verwacht wordt dat het aantal klachten c.q. bezwaar en beroepzaken de komende jaren gelijk blijft.

Doorlooptijden

De gemiddelde netto doorlooptijd in dagen. Verwacht wordt dat de doorlooptijd gelijk blijft.

Donorregistraties

De invloed van de politieke ontwikkelingen rondom de donorregistraties is nog zeer onzeker en niet meegenomen in bovenstaand overzicht. De gevolgen van invoering van de Actieve Donor Registratie (ADR) worden de komende periode nader uitgewerkt.

3. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

3.1 Inleiding

Sinds 1 januari 2004 is het RIVM een baten-lastenagentschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gevestigd in Bilthoven. Het RIVM staat op de bres voor een gezonde bevolking in een gezonde leefomgeving. De kerntaken van het RIVM zijn het doen van onderzoek en innovatie, beleidsondersteuning, informatieverstrekking, monitoring en surveillance, crisis- en incidentenmanagement en programmacoördinatie. Het RIVM voert werkzaamheden uit voor de Ministeries van VWS, IenW, EZK, LNV, SZW, BZK en DEF en (inter)nationale organisaties zoals de ANVS, Europese Unie, WHO en ook steeds meer voor decentrale overheden. Informatie over de resultaten van het RIVM-onderzoek is te vinden via de thematische ingangen van de website www.rivm.nl. Het RIVM vervult ook regiefuncties en verzorgt de landelijke coördinatie van preventie- en interventieprogramma’s, zoals het Rijksvaccinatieprogramma (RVP).

3.2 Begroting 2019

Begroting van baten en lastenagentschap RIVM voor het jaar 2019

(Bedragen x € 1.000)
 

2017

Stand Slotwet

2018 Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

Baten

             

Omzet moederdepartement

252.831

254.200

238.100

243.700

248.400

254.500

253.600

Omzet overige departementen

81.381

70.600

74.800

76.500

76.800

78.500

78.500

Omzet derden

20.179

36.000

32.200

32.900

33.300

34.000

34.000

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

702

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

355.093

360.800

345.100

353.100

358.500

367.000

366.100

               

Lasten

             

Apparaatskosten

354.816

357.100

341.100

348.300

352.800

360.500

359.300

– Personele kosten

146.353

143.700

150.800

153.300

156.100

158.500

158.200

waarvan eigen personeel

124.071

124.600

127.800

130.000

132.300

134.400

134.100

waarvan externe inhuur

15.121

12.300

12.600

12.900

13.100

13.300

13.300

waarvan overige p-kosten

7.161

6.800

10.400

10.400

10.700

10.800

10.800

– Materiële kosten

208.463

213.400

190.300

195.000

196.700

202.000

201.100

waarvan apparaat ICT

22.698

15.300

13.600

14.000

14.100

14.500

14.400

waarvan bijdrage aan SSO’s

2.760

9.900

8.800

9.000

9.100

9.400

9.300

waarvan overige m-kosten

183.005

188.200

167.900

172.000

173.500

178.100

177.400

Rentelasten

1

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

3.135

3.700

4.000

4.800

5.700

6.500

6.800

– Materieel

3.132

3.700

4.000

4.800

5.700

6.500

6.800

waarvan apparaat ICT

2.011

2.200

2.400

2.900

3.400

3.900

4.000

– Immaterieel

3

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

2.915

0

0

0

0

0

0

– Dotaties voorzieningen

2.893

0

0

0

0

0

0

– Bijzondere lasten

22

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

360.867

360.800

345.100

353.100

358.500

367.000

366.100

               

Saldo van baten en lasten

– 5.774

0

0

0

0

0

0

Toelichting begroting van baten en lasten

Baten

De omzetbedragen 2019 zijn ramingen op grond van de verwachte opdrachtvolumes bij ongewijzigd beleid voor de komende jaren, waarin thans bekende ontwikkelingen zijn meegenomen. De werkelijke hoogte van de omzet is afhankelijk van de aard en omvang van de te verrichten activiteiten en – daarmee samenhangend – de in rekening te brengen kosten (uren x tarief plus directe projectgebonden kosten).

De geraamde omzet moederdepartement bestaan uit baten van VWS-eigenaar en VWS-opdrachtgever. De geraamde omzet van VWS-eigenaar is hoofdzakelijk bestemd voor het strategisch programma van het RIVM (SPR). De geraamde omzet van VWS-opdrachtgevers betreft inkomsten die het RIVM op grond van lopende werkprogramma’s en thans bekende ontwikkelingen verwacht te verkrijgen door opdrachtverlening door de beleidsdirecties van VWS en IGJ. Vanaf 2019 is hier een scherpe daling in aan te merken als gevolg van het wijzigen van de financieringsstructuur van de ent-vergoedingen aan JGZ-instellingen in het Rijksvaccinatieprogramma. Het budget hiervan wordt overgeheveld van het RIVM naar de gemeenten in het kader van de Wet Publieke Gezondheid. De geraamde baten van IenW, EZK, LNV, SZW, BZK, DEF en ANVS, volgen uit werkzaamheden die op het taakveld milieu in relatie tot volksgezondheid worden uitgevoerd. Omzetbaten van derden verkrijgt het RIVM door het uitvoeren van werkzaamheden voor derden in Nederland en in internationaal verband.

Lasten

De personele kosten bedragen voor 2019 circa € 150,8 miljoen, waarin inbegrepen circa € 127,8 miljoen voor ambtelijk personeel en circa € 12,6 miljoen voor externe inhuur. De externe inhuur maakt 9,0% van de totale loonkosten uit.

De materiële kosten bedragen in 2019 circa € 190,3 miljoen. Een groot deel (circa € 100 miljoen) betreft uitvoeringskosten voor preventieprogramma’s (zoals het Rijksvaccinatieprogramma, Hielprikscreening, Zwangerenscreening en de Nationale Griepcampagne). Gelijk aan de omzet is hierin vanaf 2019 een daling zichtbaar doordat het RIVM de ent-vergoeding aan consultatiebureaus niet langer zal uitkeren. Dit zal via de gemeenten gaan lopen.

Afschrijvingskosten zijn gebaseerd op verwachte (vervangings)investeringen.

Ontwikkelingen

Voor zover mogelijk is in de begroting 2019 en verder van het RIVM rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Een aantal factoren is echter nog (te) onzeker:

  • In 2021/2022 gaat het RIVM verhuizen naar een nieuw gebouw op de Uithof Utrecht. In deze begroting is nog geen rekening gehouden met het effect van eenmalige (2021) en structurele (vanaf 2022) kosten die deze verhuizing met zich mee brengt.

  • Ontwikkelingen op het vlak van open data, I-visie/strategie en informatiebeveiliging.

  • Nieuwe ontwikkelingen binnen de geneesmiddelen en medische technologie.

  • Mogelijke uitbreiding van het Rijksvaccinatie programma en de Neonatale Hielprikscreening.

  • Loon- en prijsstijgingen (indexatie) in de komende jaren en daarmee samenhangend de ontwikkeling van het RIVM tarief.

3.3 Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht RIVM voor het jaar 2019 (Bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

2017

Stand Slotwet

2018 Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

1.

Rekening courant RHB

1 januari + depositorekeningen

49.718

56.805

50.205

42.805

39.505

35.805

32.605

                 
 

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

354.392

360.800

345.100

353.100

358.500

367.000

366.100

 

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 358.306

– 363.700

– 348.500

– 351.600

– 356.500

– 363.700

– 359.300

2.

Totaal operationele kasstroom

– 3.915

– 2.900

– 3.400

1.500

2.000

3.300

6.800

                 
 

–/– totaal investeringen

– 6.152

– 3.700

– 4.000

– 4.800

– 5.700

– 6.500

– 6.800

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

3.

Totaal investeringskasstroom

– 6.152

– 3.700

– 4.000

– 4.800

– 5.700

– 6.500

– 6.800

                 
 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

 

–/– aflossingen op leningen

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

4.

Totaal financieringskasstroom

                 

5.

Rekening-courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

39.651

50.205

42.805

39.505

35.805

32.605

32.605

Toelichting kasstroomoverzicht

Het RIVM investeert jaarlijks in software en licenties, gebouwinstallaties en infrastructuur, laboratoriumapparatuur, vervoermiddelen, IT en audiovisuele apparatuur en facilitaire apparatuur. Dit betreft vervangingsinvesteringen, nodig om de continuïteit te waarborgen. Hiervoor wordt geen beroep gedaan op de leenfaciliteit agentschappen.

3.4 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Overzicht doelmatigheidsindicatoren RIVM voor het jaar 2019
 

2017

Stand Slotwet

2018 Vastgestelde begroting

2019

2020

2021

2022

2023

Omschrijving generiek deel

             

1. Uurtarieven:

             

– Gewogen uurtarief in €

105

108

113

116

119

124

126

– Ontwikkeling uurtarief

(2017 = 100)

100

103

107

110

113

118

120

2. Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

1.615

1.700

1.660

1.660

1.660

1.660

1.660

3. Saldo van baten en lasten (%)

– 1,6%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Omschrijving specifiek deel

             

1. Liquiditeit

(current ratio; norm: > 1,5)

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

2. Solvabiliteit (debt ratio)

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

3. Rentabiliteit eigen vermogen1

– 48,9%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

4. Percentage externe inhuur t.o.v. totale personele kosten

10,9%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

9,0%

5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

94,2%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

95,0%

6. Declarabiliteit % primair proces

64,8%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

65,0%

7. FTE overhead als % totaal aantal FTE

17,7%

20%

20%

20%

20%

20%

20%

8. Ziekteverzuim

4,1%

4,0%

3,8%

3,6%

3,3%

3,0%

2,8%

9. % medewerkers met een volledig afgeronde p-gesprekscyclus

81,7%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

80,0%

X Noot
1

Rentabiliteit eigen vermogen 2017 is -48,9% vanwege van het (geplande) negatieve resultaat in 2017.

Toelichting overzicht doelmatigheidsindicatoren

Generieke indicatoren

  • 1. Uurtarieven: het RIVM hanteert als indicator voor de doelmatigheid het gemiddeld gewogen uurtarief. De uurtarieven worden jaarlijks door de eigenaar vastgesteld. De hoogte van de tarieven wordt onder meer bepaald door de ontwikkeling van de loonkosten, de materiële kosten (waaronder huisvestingslasten) en het aantal te declareren uren per medewerker. Voor 2019 is rekening gehouden met een verwachte tariefstijging van circa 4,6% (nog niet vastgesteld); voor latere jaren is rekening gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen van 2% gemiddeld per jaar, toenemende ICT lasten als gevolg van intensivering informatiebeveiliging en toenemende huisvestingslasten als gevolg van de verhuizing naar de Uithof 2021/2022.

  • 2. Aantal FTE: opgenomen is het aantal fulltime equivalenten werkzaam bij het RIVM per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur. De ontwikkeling van het aantal verwachte FTE is gekoppeld aan de verwachte ontwikkeling van de orderportefeuille van het RIVM.

  • 3. Saldo van baten en lasten: het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten.

Specifieke indicatoren

  • 1. Liquiditeit: de kortlopende vorderingen ten opzichte van de kortlopende schulden.

  • 2. Solvabiliteit: het totaal van de schulden ten opzichte van het balanstotaal.

  • 3. Rentabiliteit eigen vermogen: het onverdeeld resultaat als percentage van het totaal eigen vermogen.

  • 4. Percentage externe inhuur: het percentage externe inhuur 2019 bedraagt 9,0%.

  • 5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen: voor dit percentage sluit het RIVM qua norm aan bij de Rijksbrede afspraken hierover van 95%.

  • 6. Declarabiliteit % primair proces: norm binnen het RIVM is 65%. De declarabiliteit geeft inzicht in de productiviteit die binnen het RIVM wordt behaald.

  • 7. Percentage overhead: het percentage overhead uitgedrukt in FTE ten opzichte van het totaal aantal FTE binnen het RIVM.

  • 8. Ziekteverzuim: gehanteerde norm voor het RIVM is de Verbaan-norm van 2,8%. Voor 2019 is deze norm niet haalbaar; gestreefd wordt naar een afbouw van het ziekteverzuim over 5 jaar bezien.

  • 9. Medewerkers met een volledig afgeronde p-gesprekscyclus: afgesproken norm met de eigenaar is om met minimaal 80% van de medewerkers een afgeronde p-gesprekscyclus te hebben gevoerd.

Voor wat betreft de specifieke doelmatigheidsindicatoren steunt het RIVM op de gangbare bedrijfseconomische indicatoren, zoals vermeld in bovenstaande tabel. Over de geleverde prestaties legt het RIVM systematisch verantwoording af richting de opdrachtgevers en eigenaar. Voor de primaire opdrachtgevers gebeurt dat in periodieke voortgangsrapportages die door deze opdrachtgevers worden vastgesteld. Voor de overige opdrachtgevers gebeurt dat via de tijdige levering van de afgesproken producten en diensten en de daarop volgende tijdige betaling door de opdrachtgevers van de overeengekomen opdrachtsom. Voor de eigenaar gebeurt dat eveneens met een periodieke voortgangsrapportage, waarin tevens wordt gereflecteerd op de organisatie brede doelstellingen uit het jaarplan RIVM.

Audits en benchmarkonderzoeken vinden periodiek plaats. Over de (wetenschappelijke) audits op onderdelen van de primaire processen wordt gerapporteerd aan de Commissie van Toezicht.

6. FINANCIEEL BEELD ZORG BEGROTING 2019

1. Inleiding

In het Financieel Beeld Zorg (FBZ) staat de ontwikkeling van de zorguitgaven centraal. Hierin worden de financiële ontwikkelingen binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), Jeugdwet en overig begrotingsgefinancierd) afzonderlijk toegelicht.

Het FBZ bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleiding

    • 1.1. Wijzigingen in het FBZ

    • 1.2. Leeswijzer

    • 1.3. Factsheet

  • 2. Zorguitgaven in vogelvlucht

    • 2.1. Financieel beeld op hoofdlijnen

    • 2.2. Zorguitgaven onder het Uitgavenplafond zorg

    • 2.3. Ontwikkeling van het Uitgavenplafond zorg t.o.v. de Startnota

    • 2.4. Ontwikkeling van de netto-zorguitgaven t.o.v. de NvW begroting 2018

  • 3. Zorguitgaven

    • 3.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

    • 3.1.1. Algemene doelstelling

    • 3.1.2. Rol en verantwoordelijkheid bewindspersonen

    • 3.1.3. Wijzigingen basispakket Zorgverzekeringswet 2019

    • 3.1.4. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

    • 3.1.5. Zorgakkoorden

    • 3.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

    • 3.2.1. Algemene doelstelling

    • 3.2.2. Rol en verantwoordelijkheid bewindspersonen

    • 3.2.3. Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten

    • 3.3. Begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet en overig begrotingsgefinacierd)

  • 4. Financiering van de zorguitgaven

    • 4.1. Totaalbeeld

    • 4.2. De financieringssystematiek

    • 4.3. De financiering in 2019

    • 4.3.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

    • 4.3.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

    • 4.4. Wat betaalt de gemiddelde burger aan zorg?

  • 5. Meerjarige ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten

    • 5.1. Ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten 2009–2019

    • 5.2. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2017–2021

  • 6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

    • 6.1. Verdieping zorguitgaven in deelsectoren

    • 6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

    • 6.1.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

    • 6.2. Fiscale regelingen 2017–2019

1.1. Wijzigingen in het Financieel Beeld Zorg

Het FBZ in de ontwerpbegroting 2019 heeft ten opzichte van de ontwerpbegroting 2018 de onderstaande veranderingen ondergaan:

  • Leeswijzer

    In paragraaf 1.1 is een leeswijzer opgenomen waarin uitleg wordt gegeven over de uitgavenkaders vastgesteld voor de kabinetsperiode 2018–2021. Verder worden het Uitgavenplafond zorg, de zorguitgaven en -ontvangsten en de financiering van de zorguitgaven hierin uiteengezet. Vervolgens wordt het onderscheid tussen de premiegefinancierde uitgaven en de begrotingsgefinancierde uitgaven beschreven.

  • Uitgavenplafond zorg en zorguitgaven

    De term Budgettair Kader Zorg (BKZ) is vervangen door Uitgavenplafond zorg.

    De termen BKZ-uitgaven en -ontvangsten zijn vervangen door zorguitgaven en -ontvangsten.

  • Financieel beeld op hoofdlijnen

    In paragraaf 2.1 werd voorheen een grafiek opgenomen met de (voorziene) realisatie 2006–2018, afgezet tegen de trendlijn op basis van de realisatie 2006–2012. Dit is komen te vervallen.

    Voor de nieuwe kabinetsperiode wordt in deze paragraaf in figuur 1 de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2017–2021 gepresenteerd, uitgesplitst in diverse onderdelen (loon- en prijsontwikkeling, volumegroei, enkele beleidsmaatregelen en overig) en gecorrigeerd voor overhevelingen. Bij de gecorrigeerde overhevelingen wordt de situatie 2021 als uitgangspunt genomen en worden de jaren 2017 en 2018 gecorrigeerd door het deel van de Wmo (exclusief beschermd wonen) en jeugd dat naar de algemene uitkering van het gemeentefonds is overgeheveld, eruit te halen.

  • Ontwikkeling van het Uitgavenplafond zorg t.o.v. de Startnota

    In paragraaf 2.3 is in tabel 2 de plafondtoets opgenomen voor de kabinetsperiode 2018–2021.

  • Ontwikkeling van de netto-zorguitgaven t.o.v. NvW begroting 2018

    In paragraaf 2.4 is in tabel 3 een beeld gegeven van de totale budgettaire effecten sinds de verwerking van de Startnota in de nota van wijziging begroting 2018.

  • Wijzigingen basispakket zorgverzekeringswet

    In paragraaf 3.1.3 zijn de wijzigingen in het basispakket van de Zorgverzekeringswet per 2019 beschreven.

  • Zorgakkoorden

    Aangezien dit jaar bestuurlijke afspraken zijn gemaakt voor verschillende Zvw sectoren (medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, huisartsen- en multidisciplinaire zorg en wijkverpleging) is hierover in het FBZ een aparte paragraaf (paragraaf 3.1.5) opgenomen. In de begroting 2018 stonden de transitieakkoorden voor 2018 centraal, in de begroting 2019 de nieuwe akkoorden voor de periode 2019–2022.

  • Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg

    De paragraaf over het kwaliteitskader verpleeghuiszorg is komen te vervallen. Deze was in de vorige begroting opgenomen om een totaaloverzicht te geven van waar de extra middelen voor het kwaliteitskader op het Wlz-artikel verwerkt zijn.

  • De financieringssystematiek

    In paragraaf 4.2 over de financieringssystematiek werden voorheen de figuren 4 en 5 zonder cijfers gepresenteerd. Vanaf deze begroting zijn in beide figuren ook de cijfers opgenomen. Dit geeft een beter beeld van de geldstromen binnen de Zvw en Wlz.

  • Verdeling van de zorglasten

    Aan paragraaf 4.3 is een passage en een tabel (tabel 16) toegevoegd over de lasten van burgers en werkgevers naar aanleiding van de toezegging in de reactie op het rapport van de Commissie Transparantie en Tijdigheid.

  • Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2017–2021

    In paragraaf 5.2 werd voorheen de gecorrigeerde horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven en per domein (Zvw en Wlz) gepresenteerd en vervolgens een vergelijking gemaakt met gemiddelden van eerdere kabinetsperioden. In de correctie werd teruggeredeneerd naar de startsituatie in 1996. Dit is komen te vervallen.

    Voor de nieuwe kabinetsperiode wordt in deze paragraaf in figuur 8, 9 en 10 de horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven en per domein (Zvw en Wlz) voor de periode 2017–2021 gepresenteerd, gecorrigeerd voor overhevelingen. Bij de gecorrigeerde overhevelingen wordt de situatie 2021 als uitgangspunt genomen en worden de jaren 2017 en 2018 gecorrigeerd door het deel van de Wmo (exclusief beschermd wonen) en jeugd dat naar de algemene uitkering van het gemeentefonds is overgeheveld, eruit te halen. De analyse onder de grafieken van de gemiddelde reële groei van de zorguitgaven over de periode 1996–2017, onderverdeeld in een aantal tijdvakken, is niet gewijzigd.

1.2. Leeswijzer

In deze leeswijzer wordt uitleg gegeven over de uitgavenkaders die zijn vastgesteld voor de kabinetsperiode 2018–2021. Verder worden het Uitgavenplafond zorg, de zorguitgaven en -ontvangsten en de financiering van de zorguitgaven uiteengezet. Vervolgens wordt het onderscheid tussen de premiegefinancierde uitgaven en de begrotingsgefinancierde uitgaven beschreven.

Uitgavenkaders

In Nederland stelt het kabinet aan het begin van een kabinetsperiode zowel een uitgaven- als een inkomstenplafond vast. Het uitgavenplafond maakt duidelijk hoeveel het kabinet tijdens de kabinetsperiode jaarlijks mag uitgeven. Het inkomstenkader maakt duidelijk met hoeveel het kabinet tijdens de kabinetsperiode de belastingen en premies per saldo wil verlichten of verzwaren via maatregelen.

Onder het uitgavenplafond vallen verschillende categorieën uitgaven, de zogeheten deelplafonds. Er zijn drie deelplafonds (budgetdisciplinesectoren):

  • het Uitgavenplafond Rijksbegroting;

  • het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt;

  • het Uitgavenplafond Zorg.

Het Uitgavenplafond zorg en uitgavenbegrippen

Voor de uitgavenkant van de begroting zijn aan het begin van deze kabinetsperiode (2018–2021) afspraken gemaakt over het maximale uitgavenniveau: het Uitgavenplafond. Voor elk jaar wordt een plafond voor de totale uitgaven afgesproken dat niet overschreden mag worden. De hoogte van het Uitgavenplafond wordt vervolgens jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen volgens de inzichten van het Centraal Planbureau (CPB). Verder wordt het Uitgavenplafond aangepast voor onderlinge overboekingen tussen de drie Uitgavenplafonds. De Uitgavenplafonds van de sectoren Rijksbegroting, Sociale Zekerheid Arbeidsmarktbeleid en Zorg samen vormen het totale Uitgavenplafond.

Het Uitgavenplafond (Uitgavenkader) werd bij de voorgaande kabinetsperioden steeds aangepast voor de jaarlijkse prijsstijging (nominale ontwikkeling). Hiervoor werd de CPB-raming van de prijsindex van de nationale bestedingen (pNB) gebruikt. Op voorstel van de 15e Studiegroep Begrotingsruimte wordt in deze kabinetsperiode het Uitgavenplafond jaarlijks aangepast aan de loon- en prijsontwikkelingen volgens de laatste inzichten van het CPB. Door het Uitgavenplafond te indexeren met de loon- en prijsontwikkelingen speelt de ruilvoetproblematiek geen rol meer in de begrotingsbesluitvorming.

Niet-belastingontvangsten

De eigen betalingen en de eigen bijdragen worden samen gerekend tot de niet-belastingontvangsten. De totale (bruto) zorguitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-zorguitgaven.

Plafondtoets

De geraamde netto-zorguitgaven worden getoetst aan het Uitgavenplafond zorg.

Deze toets maakt duidelijk of de geraamde netto-zorguitgaven binnen het daarvoor gestelde plafond blijven, of dat er sprake is van een overschrijding. Deze plafondtoets wordt gepresenteerd voor de regeerperiode 2018–2021.

Financiering van de zorguitgaven en de sociale fondsen

De collectieve zorguitgaven worden gefinancierd uit premies (nominale Zvw-premie, inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en Wlz-premie), belastingmiddelen (rijksbijdragen) vanuit de begroting (rijksbijdrage voor de financiering van de premie voor jongeren onder de 18 jaar, bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK)), de eigen betalingen in de Zvw en de eigen bijdragen in de Wlz. De premie-inkomsten worden gerekend tot de collectieve lasten en tellen daarom mee in de inkomstenindicator van het kabinet. Dit betekent dat iedere verandering in de hoogte van de premies wordt gecompenseerd door lastenverzwaring of lastenverlichting elders.

De Zvw en de Wlz zijn verzekeringen, waar iedere volwassene ingezetene in Nederland verplicht premie voor betaalt en aanspraken aan ontleent. Een deel van de financiering loopt via de sociale fondsen, het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en het Fonds langdurige zorg (Flz). Deze fondsen maken geen onderdeel uit van de rijksbegroting, maar behoren wel tot de overheid. Veranderingen in de financiële positie van de fondsen hebben daarom invloed op het EMU-saldo. De fondsen worden gevoed met premies die door het kabinet worden vastgesteld (de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en de Wlz-premie) en de rijksbijdragen. Ook een eventueel exploitatietekort in het Zvf of Flz kan worden gezien als financiering van de zorguitgaven. Het exploitatiesaldo van de fondsen telt mee in het EMU-saldo en de EMU-schuld van het Rijk. Het Rijk moet hiervoor meer (of minder) lenen.

De nominale ziektekostenpremie wordt niet door het kabinet vastgesteld en wordt rechtstreeks door burgers betaald aan zorgverzekeraars. In de begroting is wel een raming opgenomen van de nominale premie. Het Zvf werkt als een vereveningsfonds voor zorgverzekeraars, dat moet zorgen voor een gelijk speelveld. Uit het Flz worden de aanspraken betaald die burgers en instellingen hebben op grond van de Wlz.

In hoofdstuk 4 van het Financieel Beeld Zorg wordt nader ingegaan op de financiering van de zorguitgaven.

Zorguitgaven onder het Uitgavenplafond zorg

De zorguitgaven onder het Uitgavenplafond zorg zijn opgebouwd uit de geraamde premiegefinancierde uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz), en daarnaast een (beperkt) deel van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wmo, Jeugdwet en overige uitgaven).

Bij de Wmo- en Jeugdwetuitgaven gaat het om middelen die in het gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen. Deze uitgaven staan op de begroting van het gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), maar vallen onder het Uitgavenplafond zorg.

De overige begrotingsgefinancierde zorguitgaven betreffen dat deel van de uitgaven dat verantwoord wordt op de VWS-begroting, maar dat toegerekend wordt aan het Uitgavenplafond zorg. Tot deze categorie behoren onder meer een deel van de uitgaven aan zorgopleidingen, de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdhulp op Caribisch Nederland, en de subsidieregeling abortusklinieken.

In hoofdstuk 3 van het Financieel Beeld Zorg wordt per financieringsbron nader ingegaan op de aard en bijstellingen van de zorguitgaven.

In het verdiepingshoofdstuk «Verdieping Financieel Beeld Zorg» (hoofdstuk 6) wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de ontwikkelingen van de zorguitgaven binnen de Zvw en de Wlz per deelsector.

Begrotingsgefinancierde uitgaven (VWS-begroting)

De VWS-begroting bevat uitgaven voor onder meer preventie, jeugdhulp en sport. Ook uitgaven om het zorgstelsel goed te laten functioneren, maar die niet direct zijn te relateren aan de zorgverlening, komen rechtstreeks ten laste van de begroting. Voorbeelden hiervan zijn de exploitatiekosten van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Zorginstituut Nederland. Deze uitgaven worden gerekend tot het Uitgavenplafond Rijksbegroting.

1.3. Factsheet

In onderstaande factsheet wordt de opbouw van de zorguitgaven en -ontvangsten op deelsectorniveau (uitgesplitst naar Zvw, Wlz en begrotingsgefinancierde zorguitgaven) weergegeven voor de jaren 2018 t/m 2023.

FACTSHEET ZORGUITGAVEN EN -ONTVANGSTEN BEGROTING 2019 (bedragen x € 1 miljoen)

Zvw-uitgaven per sector

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Eerstelijnszorg

5.917

6.055

6.150

6.261

6.372

6.363

Huisartsenzorg

2.956

3.047

3.128

3.221

3.312

3.303

Multidisciplinaire zorgverlening

615

630

646

665

685

685

Tandheelkundige zorg

780

791

791

791

791

791

Paramedische zorg

819

828

827

825

825

825

Verloskunde

254

258

258

258

258

258

Kraamzorg

317

319

319

319

319

319

Zorg voor zintuiglijk gehandicapten

176

181

181

181

181

181

Tweedelijnszorg

24.947

25.305

25.484

25.612

25.622

25.483

Medisch-specialistische zorg

22.548

22.833

22.984

23.095

23.088

22.952

Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf

1.082

1.109

1.130

1.150

1.170

1.170

Beschikbaarheidbijdrage academische zorg

697

705

709

709

709

709

Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

56

56

56

56

56

56

Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg

97

102

102

102

102

102

Overig curatieve zorg

467

500

503

500

496

494

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3.732

3.814

3.877

3.912

3.940

3.940

Genees- en hulpmiddelen

6.304

6.655

6.569

6.422

6.262

6.247

Geneesmiddelen

4.750

5.037

4.909

4.795

4.661

4.648

Hulpmiddelen

1.553

1.618

1.660

1.626

1.600

1.599

Wijkverpleging

3.860

3.956

4.060

4.155

4.251

4.247

Ziekenvervoer

746

773

764

761

762

762

Ambulancevervoer

632

648

633

630

632

632

Overig ziekenvervoer

114

126

131

131

131

131

Opleidingen

1.329

1.360

1.349

1.300

1.323

1.323

Grensoverschrijdende zorg

699

707

706

705

705

705

Nominaal en onverdeeld

85

1.733

3.591

5.479

7.695

11.267

Bruto-Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2019

47.619

50.360

52.550

54.607

56.932

60.338

Eigen betalingen Zvw

3.208

3.115

3.148

3.181

3.315

3.498

Netto-Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2019

44.411

47.245

49.402

51.426

53.616

56.840

Wlz-uitgaven per sector

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Zorg in natura binnen contracteerruimte

18.912

19.919

20.548

21.075

21.396

21.319

Ouderenzorg

10.243

10.984

11.573

12.102

12.407

12.328

Gehandicaptenzorg

6.715

6.953

7.002

7.001

7.012

7.021

Langdurige ggz

557

578

577

577

577

577

Volledig pakket thuis

511

496

490

490

490

490

Extramurale zorg

620

627

621

614

609

603

Overig binnen contracteerruimte

266

281

286

291

301

301

Persoonsgebonden budgetten

1.984

2.070

2.071

2.073

2.074

2.074

Buiten contracteerruimte

668

1.741

3.269

4.941

6.723

8.728

Beheerskosten

199

198

196

194

191

191

Overig buiten contracteerruimte

466

485

485

486

511

511

Nominaal en onverdeeld

4

1.059

2.587

4.262

6.021

8.026

Bruto-Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2019

21.564

23.730

25.888

28.089

30.193

32.122

Eigen bijdragen Wlz

1.838

1.868

1.947

2.029

2.114

2.226

Netto-Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2019

19.726

21.862

23.941

26.061

28.079

29.896

Begrotingsgefinancierde zorguitgaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds)

7.082

1.714

1.714

1.714

1.714

1.714

Integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging

1.385

0

0

0

0

0

Integratie-uitkering Sociaal domein deel Wmo 2015 (incl. beschermd wonen)

3.726

0

0

0

0

0

Integratie-uitkering beschermd wonen

0

1.714

1.714

1.714

1.714

1.714

Jeugdwet

1.971

0

0

0

0

0

Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting en aanvullende post Financiën)

511

617

572

565

507

504

Bruto begrotingsgefinancierde zorguitgaven ontwerpbegroting 2019

7.593

2.331

2.286

2.279

2.221

2.217

Totaal zorguitgaven ontwerpbegroting 2019

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Bruto-zorguitgaven

76.777

76.421

80.724

84.975

89.346

94.677

Ontvangsten

5.046

4.983

5.095

5.210

5.429

5.724

Netto-zorguitgaven

71.731

71.438

75.629

79.766

83.917

88.953

2. Zorguitgaven in vogelvlucht

2.1 Financieel beeld op hoofdlijnen

Naar huidige inzichten groeien de netto-zorguitgaven gedurende de huidige kabinetsperiode met € 16,7 miljard, van € 62,8 miljard in 2017 naar € 79,5 miljard in 2021. Hierbij is gecorrigeerd voor de trendbreuk in 2019, als een groot deel van de Wmo-uitgaven en de uitgaven aan Jeugdzorg worden overgeheveld naar de algemene uitkering van het gemeentefonds. Vanaf dat moment vallen deze uitgaven niet langer onder de voor het Financieel Beeld Zorg relevante definitie van de zorguitgaven. In onderstaande figuur is deze groei onderverdeeld naar een aantal categorieën.

Figuur 1 Opbouw groei van de gecorrigeerde netto-zorguitgaven tussen 2017–2021 in miljarden euro’s

Figuur 1 Opbouw groei van de gecorrigeerde netto-zorguitgaven tussen 2017–2021 in miljarden euro’s

De belangrijkste verklaring voor de uitgavenstijging betreft de verwachte loon- en prijsontwikkeling. Over een periode van vier jaar wordt de zorg naar verwachting € 10 miljard duurder, onder invloed van de algemene inflatie en de specifieke extra prijsontwikkeling in de zorg. De prijzen in de zorg stijgen namelijk harder dan de gemiddelde prijzen. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat de zorg een arbeidsintensieve sector is en de lonen gemiddeld harder stijgen dan de prijzen.

Bij de raming van de loonontwikkeling in de zorg wordt de door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde loonontwikkeling in de marktsector gevolgd. Overigens gaat het hier om ramingen op basis van macro-economische veronderstellingen; CAO’s worden door de betrokken partijen in de zorgsector zelf afgesloten.

Tot slot past hier de nuancering dat dit onderdeel van de geraamde stijging van de zorguitgaven aan forse bijstellingen onderhevig is. Gegeven de grondslag van de zorguitgaven van zo’n € 70 miljard zorgen procentueel betrekkelijk kleine bijstellingen van de geraamde ontwikkeling van de lonen en prijzen door het CPB voor forse bijstellingen van de geraamde zorguitgaven.

Een tweede verklaring voor de uitgavenstijging is de verwachting van een toename van de hoeveelheid zorg bij gelijkblijvende aanspraken. Deze autonome volumegroei van ruim € 7 miljard wordt onder andere veroorzaakt door demografische ontwikkelingen: we zijn met steeds meer mensen die gemiddeld ook steeds ouder zijn. Daarnaast wordt hierin ook het inkomenseffect meegenomen. Dit betekent dat als we rijker worden, we dan ook relatief meer van ons inkomen aan zorg willen besteden. Ook hierin worden de ramingen van het CPB als uitgangspunt genomen. De CPB-systematiek is uitgebreid gedocumenteerd4; de daarin gehanteerde bedragen en percentages zijn inmiddels geactualiseerd.

Ten derde hebben de politieke prioriteitsstelling, inclusief de afspraken met het veld, een effect op de ontwikkeling van de zorguitgaven. De financiële effecten van de twee beleidsmaatregelen met het grootste budgettaire effect in deze kabinetsperiode, de implementatie van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg en de hoofdlijnenakkoorden in de curatieve zorg, heffen elkaar nagenoeg op.

Zoals reeds in de ontwerpbegroting 2018 verwerkt, loopt de intensivering in de verpleeghuiszorg op van € 0,1 miljard in 2017 naar € 2,1 miljard in 2021. In de nota van wijziging naar aanleiding van het regeerakkoord is een besparing oplopend naar € 1,9 miljard in 2021 verwerkt als opbrengst van de op dat moment nog af te sluiten hoofdlijnenakkoorden. In paragraaf 3.1.4 en in de verdiepingsbijlage van deze ontwerpbegroting 2019 wordt uitgelegd hoe deze besparing wordt bereikt.

De resterende mutatie van de netto zorguitgaven tussen 2017 en 2021 (een daling van € 0,8 miljard) betreft vooral de (autonome) groei van de eigen betalingen (– € 0,2 miljard) en de besparing op de genees- en hulpmiddelen uit het regeerakkoord (- € 0,3 miljard). Wat dan nog overblijft, is het saldo van alle overige beleidseffecten.

De groei van de zorguitgaven zoals bovenstaand nader verklaard maakt dat deze een steeds groter deel innemen van de totale collectieve uitgaven en hiermee andere uitgaven verdringen. Onder andere de Raad van State heeft vorig jaar gewezen op dit verdringingseffect, in reactie op de Miljoenennota 2018. De beheersing van de zorguitgaven is en blijft dan ook van belang. Het vraagt om keuzes over hoe wij als samenleving de toenemende vraag naar zorg willen opvangen en welke consequenties dit mag hebben voor ons inkomen en onze economie.

Daarom vragen we de Sociaal-Economische Raad (SER) om een verkenning naar de gevolgen van de stijgende zorguitgaven voor de economie en de arbeidsmarkt, alsook voor de solidariteit die ten grondslag ligt aan ons stelsel. Mede namens de Minister van Financiën is ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) gevraagd welke inzichten ons op weg kunnen helpen naar beheersing van de zorguitgaven op de lange termijn. Daarnaast blijven wij in gesprek met de bij de hoofdlijnakkoorden betrokken partijen over de implementatie van de gemaakte afspraken, alsook over oplossingsrichtingen voor de periode na de akkoorden.

In paragraaf 5.2 van het Financieel Beeld Zorg wordt nader ingegaan op de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen. Hierin zijn zowel de nominale als de reële groei in de afzonderlijke jaren opgenomen, wordt een uitsplitsing gemaakt voor de ontwikkeling binnen de Zvw en binnen de Wlz en wordt de groei vergeleken met die in eerdere (kabinets)perioden.

2.2 Zorguitgaven onder het Uitgavenplafond zorg

De zorguitgaven onder het Uitgavenplafond zorg zijn opgebouwd uit de geraamde premiegefinancierde uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wmo, Jeugdwet en overige uitgaven).

Bij de Wmo- en Jeugdwetuitgaven gaat het om middelen die in het gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen. Deze uitgaven staan op de begroting van het gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), maar vallen gedeeltelijk onder het Uitgavenplafond zorg.

De overige begrotingsgefinancierde zorguitgaven betreffen dat deel van de uitgaven dat verantwoord wordt op de VWS-begroting, maar dat toegerekend wordt aan het Uitgavenplafond zorg. Tot deze categorie behoren onder meer een deel van de uitgaven aan zorgopleidingen, de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdhulp op Caribisch Nederland, en de subsidieregeling abortusklinieken.

Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën die onder de zorguitgaven vallen. Dit betreft onder meer de loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde zorguitgaven.

Tabel 1 toont de brutozorguitgaven en -ontvangsten.

Tabel 1 Samenstelling van de bruto-zorguitgaven en -ontvangsten naar financieringsbron (bedragen x € 1 miljard)1

Omschrijving

2019

Bruto-zorguitgaven stand ontwerpbegroting 2019

76,4

Premiegefinancierd

74,1

waarvan Zvw

50,4

waarvan Wlz

23,7

Begrotingsgefinancierd

2,3

waarvan Wmo beschermd wonen

1,7

waarvan overig begrotingsgefinancierd

0,6

Ontvangsten stand ontwerpbegroting 2019

5,0

waarvan eigen betalingen Zvw

3,1

waarvan eigen bijdragen Wlz

1,9

Netto-zorguitgaven stand ontwerpbegroting 2019

71,4

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

Figuur 2 De bruto-zorguitgaven per financieringsbron als aandeel in de totale zorguitgaven 2019

Figuur 2 De brutozorguitgaven per financieringsbron als aandeel in de totale zorguitgaven 2019
2.3 Ontwikkeling van het Uitgavenplafond zorg t.o.v. Startnota

Het Uitgavenplafond zorg is bij Startnota van het kabinet-Rutte III voor de periode 2018–2021 vastgesteld. Voor het vaststellen van het Uitgavenplafond zorg is uitgegaan van de netto-zorguitgaven bij Miljoenennota 2018. Op deze stand zijn vervolgens de maatregelen en de macro-economische doorwerking uit het regeerakkoord verwerkt.

In tabel 2 is de opbouw van het Uitgavenplafond zorg na verwerking van de Startnota te zien.

Tabel 2. Ontwikkeling van het Uitgavenplafond zorg en de netto-zorguitgaven 2018–2021 (bedragen x € 1 miljoen)1
   

2018

2019

2020

2021

1

Uitgavenplafond zorg bij Startnota

72.762

72.896

77.581

82.087

2

Loon- en prijsontwikkeling

– 45

– 590

– 1.080

– 1.396

3

Overboekingen tussen Uitgavenplafonds

– 163

– 366

– 380

– 356

4

Bijstelling Uitgavenplafond zorg

– 208

– 956

– 1.460

– 1.752

5

Uitgavenplafond zorg stand ontwerpbegroting 2019

72.555

71.940

76.121

80.335

6

Netto-zorguitgaven stand ontwerpbegroting 2019

71.731

71.438

75.629

79.766

7

Onderschrijding Uitgavenplafond zorg

– 824

– 502

– 492

– 569

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting

De actuele onderschrijding van het Uitgavenplafond zorg bedraagt € 0,8 miljard in 2018, € 0,5 miljard in 2019 en 2020 en € 0,6 miljard in 2021. Deze onderschrijding is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van het Uitgavenplafond zorg met € 0,2 miljard in 2018 oplopend tot € 1,8 miljard in 2021. Daarnaast zijn de netto-zorguitgaven neerwaarts bijgesteld met € 1,8 miljard in 2018 oplopend tot € 2,3 miljard in 2021 (zie tabel 3).

Bijstelling van het Uitgavenplafond zorg

Het Uitgavenplafond zorg is op basis van de Macro-Economoische Verkenningen (MEV) 2019 van het Centraal Planbureau (CPB) ten opzichte van de CPB-raming bij Startnota neerwaarts bijgesteld met € 45 miljoen in 2018 oplopend tot € 1,4 miljard in 2021 als gevolg van een lager geraamde loon- en prijsontwikkeling.

Het Uitgavenplafond zorg is verder verlaagd met circa € 0,3 miljard in 2018 oplopend tot € 0,4 miljard in 2021, als gevolg van overboekingen vanuit het Uitgavenplafond zorg naar het Uitgavenplafond Rijksbegroting. Het gaat hierbij onder andere om de overheveling van middelen ten behoeve van de tijdelijke voorziening voor de door gemeenten ervaren knelpunten van € 100 miljoen in 2018. Verder is de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 vanaf 2019 van circa € 154 miljoen overgeboekt. Vanaf 2019 maken deze budgetten onderdeel uit van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Deze bedragen worden overgeboekt van het Uitgavenplafond zorg naar de algemene uitkering van het gemeentefonds (begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en worden daarmee niet meer gerekend tot de zorguitgaven. Voorts is er een bedrag van € 90 miljoen in 2018, 2019 en 2020 overgeboekt naar de Rijksbegroting voor de herbestemming van middelen voor Zorginfrastructuur.

2.4 Ontwikkeling van de netto zorguitgaven t.o.v. nota van wijziging begroting 2018

In de onderstaande tabel worden de mutaties in de netto-zorguitgaven tussen de NvW begroting 2018 en de ontwerpbegroting 2019 (actuele stand) voor de jaren 2017–2021 weergegeven. Daarmee geeft de tabel een beeld van de totale budgettaire effecten sinds verwerking van het regeerakkoord in de NvW begroting 2018.

Tabel 3 Ontwikkeling van de netto-zorguitgaven 2018–2021 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

Netto-zorguitgaven nota van wijziging begroting 2018

68.828

72.762

72.896

77.581

82.087

           

Mutaties na NvW begroting 2018

– 868

– 1.031

– 1.458

– 1.952

– 2.321

Loon- en prijsontwikkeling

– 45

– 590

– 1.080

– 1.396

Overhevelingen

– 163

– 366

– 380

– 356

Autonoom

– 868

– 1.050

– 904

– 835

– 838

Beleidsmatig

226

401

343

269

Netto-zorguitgaven ontwerpbegroting 2019

67.959

71.731

71.438

75.629

79.766

Correctie voor overhevelingen Wmo en Jeugd

– 5.152

– 5.413

– 223

– 227

– 235

Netto-gecorrigeerde-zorguitgaven ontwerpbegroting 2019

62.807

66.318

71.215

75.401

79.530

Toelichting

Op basis van de ramingen van het CPB in de MEV 2019 is de verwachte loon- en prijsontwikkeling van de zorguitgaven neerwaarts bijgesteld. Daarnaast zorgt een aantal overboekingen voor lagere zorguitgaven. Voor deze uitgavenmutaties is het Uitgavenplafond zorg gecorrigeerd (zie paragraaf 2.3).

De autonome mutaties (voornamelijk het verwerken van voorlopige realisatiecijfers over 2017 en de meerjarige doorwerking daarvan) leiden per saldo eveneens tot lagere zorguitgaven. Tot slot leiden de beleidsmatige mutaties per saldo tot hogere zorguitgaven. Deze uitgavenmutaties tellen op tot de actuele onderschrijding van het uitgavenplafond zorg (zie paragraaf 2.3).

Bij de gecorrigeerde zorguitgaven wordt de situatie in 2021 als uitgangspunt genomen en worden de jaren 2017 en 2018 gecorrigeerd door de rijksbijdragen Wmo (met uitzondering van beschermd wonen) en jeugd, die per 2019 naar de algemene uitkering van het gemeentefonds zijn overgeheveld, in mindering te brengen op het totaal.

De correctie in de jaren 2019 en verder betreft de verwachte loon- en prijsbijstelling 2019 op de rijksbijdragen Wmo (exclusief beschermd wonen) en jeugd die op dit moment nog wel onderdeel uitmaken van de zorguitgaven en pas in de loop van 2019 worden overgeheveld naar de algemene uitkering van het gemeentefonds.

3 Uitgaven Budgettair Kader Zorg

3.1 Zorgverzekeringswet (Zvw)
3.1.1 Algemene doelstelling

Een kwalitatief goede en toegankelijke curatieve zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

3.1.2 Rol en verantwoordelijkheid bewindspersonen

De bewindspersonen van VWS zijn verantwoordelijk voor de werking van het stelsel voor curatieve zorg en voor de beheersing van de collectieve zorguitgaven.

Dit omvat het stellen van eisen aan de kwaliteit van zorg en het opstellen en handhaven van de wettelijke kaders waarbinnen het zorgstelsel functioneert. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Zorgverzekeringswet, de Wet bijzondere medische verrichtingen, de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet geneesmiddelenprijzen, de Wet toelating zorginstellingen en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

De bewindspersonen worden in deze rol ondersteund door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), het Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt op basis van de geldende normen toezicht op de kwaliteit van de zorg in Nederland.

Het Zorginstituut en de NZa spelen een belangrijke rol bij de beheersing van de zorguitgaven. Het Zorginstituut adviseert de bewindspersonen over de samenstelling van het verzekerde pakket en beheert het Zorgverzekeringsfonds (ZVF). De NZa behartigt het belang van de zorgconsument door het bewaken van de betaalbaarheid, beschikbaarheid en kwaliteit van zorg en houdt in dat kader toezicht op zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De NZa adviseert de bewindspersonen over beleid en regelgeving. De NZa stelt op aanwijzing van de bewindspersonen regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor concurrentie vast in zorgsectoren met vrije prijsvorming.

Verder ziet de Autoriteit Consument & Markt (ACM) toe op de naleving van wetten en regels op het gebied van concurrentie en marktwerking op basis van de Mededingingswet. Ook beoordeelt de ACM fusies in de zorg en controleert de ACM of zorgaanbieders en zorgverzekeraars geen concurrentiebeperkende afspraken maken.

Het Zorginstituut en de NZa brengen de omvang van de gerealiseerde zorguitgaven in kaart. Zij baseren zich daarbij op informatie van zorgverzekeraars en instellingen, die na afloop van het jaar door een externe accountant wordt beoordeeld. Op basis van de rapportages van het Zorginstituut en de NZa leggen de bewindspersonen verantwoording af aan de Tweede Kamer.

De uitvoering van het zorgstelsel is in handen van private partijen. Private zorgverzekeraars sluiten contracten met een veelheid aan private, over het land verspreide zorgaanbieders: ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en vrijgevestigde beroepsbeoefenaren, zoals huisartsen, apothekers, paramedici. Door middel van onderlinge concurrentie proberen verzekeraars een zo goed mogelijke prijs/kwaliteitverhouding en doelmatigheid in de zorg te bereiken.

De zorg die aanbieders verlenen en de uitgaven die daarmee gemoeid zijn vloeien voort uit de aanspraken die zijn vastgelegd in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorgsector is privaat binnen publieke randvoorwaarden. De bewindspersonen hebben sturingsmogelijkheden door invloed op de samenstelling van het verplicht verzekerde pakket (het basispakket) en de (maximale) hoogte van tarieven in sectoren waar de prijsvorming niet is vrijgegeven. Tevens streven de bewindspersonen naar het bevorderen van doelmatigheid in de zorgsector door bijvoorbeeld het maken van afspraken met het veld en het stimuleren van gepast zorggebruik.

3.1.3 Wijzigingen basispakket Zorgverzekeringswet 2019

Elk jaar vindt er een aantal pakketwijzigingen plaats. Dit jaar is er een drietal wijzigingen in het basispakket van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2019 en is de aanspraak op de Gecombineerde Leefstijlinterventie verduidelijkt.

Gesuperviseerde oefentherapie bij COPD

Vanaf 1 januari 2019 wordt gesuperviseerde oefentherapie bij COPD (vanaf GOLD-stadium II) vanaf de eerste behandeling vergoed voor verzekerden van 18 jaar of ouder. Wel wordt het aantal behandelingen uit het oogpunt van doelmatigheid beperkt tot 70 behandelingen in het eerste jaar en tot maximaal 52 behandelingen in de jaren daarna. Het opnemen van gesuperviseerde oefentherapie bij COPD leidt per saldo niet tot meerkosten in de Zvw. De meerkosten voor deze gesuperviseerde oefentherapie van circa € 5 miljoen worden gecompenseerd door de opbrengst van de maximering van het aantal behandelingen, die leidt tot een doelmatigheidswinst ten opzichte van de huidige praktijk. Van deze doelmatigheidswinst wordt een besparing van eveneens circa € 5 miljoen verwacht.

Ziekenvervoer

Aan de huidige aanspraak voor ziekenvervoer wordt het vervoer ten behoeve van consulten, (na)controles en (bloed)onderzoek toegevoegd, indien deze als onderdeel van de primaire behandeling noodzakelijk zijn. De kosten van deze uitbreiding bedragen naar schatting 10% van het budget van het vervoer voor die groepen (€ 82,2 miljoen), € 8,2 miljoen in 2019.

Verwijdering uit het basispakket van vitaminen, mineralen en paracetamol

Op basis van het advies van het Zorginstituut zullen per 1 januari 2019 vitaminen, mineralen en paracetamol waarvoor een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig alternatief bestaat in de vrije verkoop niet meer worden vergoed vanuit het basispakket. De besparing hiervan bedraagt € 40 miljoen.

Extra budget gecombineerde leefstijlinterventie

Het Zorginstituut heeft in 2009 in een duiding uiteengezet dat de gecombineerde leefstijlinterventie (hierna: GLI) deel uitmaakt van het basispakket. Ondanks de duiding kwam er geen aanbod tot stand, omdat niet duidelijk was wat de inhoud moest zijn van een GLI. Deze duidelijkheid is met behulp van een pilot met de beleidsregel innovatie van de NZa nu ontwikkeld en door het Zorginstituut recentelijk in een addendum op de eerdere duiding nader beschreven. Voor de GLI is een budget gereserveerd van € 9 miljoen structureel vanaf 2020 en in verband met de opstart € 6,5 miljoen in het jaar 2019.

3.1.4 Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2018. Hierin worden alleen de mutaties toegelicht die hebben plaatsgevonden na de NvW begroting 2018. Voor een toelichting op de mutaties op basis van de Startnota wordt verwezen naar de NvW begroting 2018 (TK 34 775 XVI, nr. 15).

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

  • Autonoom: voornamelijk mutaties als gevolg van de actualisering van de zorguitgaven op basis van de meest recente cijfers van het Zorginstituut en de NZa en de bijstellingen op basis van de actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

  • Beleidsmatig: mutaties als gevolg van politieke prioriteitstelling.

  • Technisch: overhevelingen tussen financieringsbronnen/domeinen of tussen sectoren binnen hetzelfde financieringsbron/domein en de zogenaamde financieringsmutaties.

De afzonderlijke posten worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag hoger is dan € 10 miljoen.

Tabel 4 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2018 de verticale ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten van de Zvw zien.

Tabel 4 Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Bruto Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2018

48.495,3

51.168,7

53.966,1

56.819,0

60.006,2

 

Bijstellingen Startnota

22,0

326,1

41,8

– 547,5

– 264,3

 

Bruto Zvw-uitgaven NvW begroting 2018

48.517,3

51.494,8

54.007,9

56.271,5

59.741,9

 
             

Autonoom

– 986,5

– 1.233,0

– 1.557,0

– 1.758,5

– 2.090,0

 

Actualisering zorguitgaven (zie tabel 4A)

– 886,5

– 940,3

– 940,5

– 940,8

– 940,8

 

Loon- en prijsontwikkeling

 

– 374,7

– 698,5

– 899,7

– 1.231,2

 

Ramingsbijstelling geneesmiddelen

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

 

Prijsontwikkeling genees- en hulpmiddelen (intra- en extramuraal)

 

182,0

182,0

182,0

182,0

 
             

Beleidsmatig

104,2

170,7

244,1

241,6

– 580,4

 

Pakketmaatregel vitaminen, mineralen en paracetamol

 

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

 

Maximering bijbetalingen tot € 250

 

15,0

15,0

15,0

15,0

 

Hulpmiddelen: EU-regelgeving versterken systeem marktordening

   

45,0

45,0

45,0

 

Geneesmiddelen: EU-regelgeving vervalsingen

 

70,0

70,0

70,0

70,0

 

Pakketadvies zittend ziekenvervoer

 

8,2

14,1

14,1

14,1

 

Opleidingen ggz

 

– 20,0

       

Behouden deel onderuitputting

100,0

150,0

150,0

150,0

150,0

 

Effect hoofdlijnenakkoorden 2022

       

– 818,0

 

Overig beleidsmatig

4,2

– 12,5

– 10,0

– 12,5

– 16,5

 
             

Technisch

– 15,8

– 72,7

– 145,2

– 147,2

– 139,9

 

Overheveling subsidie NIPT

   

– 26,0

– 26,0

– 26,0

 

Overheveling van middelen voor toekomstbestendige digitalisering

   

– 25,0

– 25,0

– 25,0

 

Overheveling van middelen voor Ontsluiten van Patiëntengegevens uit de Eerstelijnszorg in Nederland (OPEN)

 

– 15,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

 

Uitwerkingskader meldkamers

   

– 15,0

– 15,0

– 15,0

 

Overig technisch

– 15,8

– 57,7

– 59,2

– 61,2

– 53,9

 
             

Totaal bijstellingen

– 898,2

– 1.135,0

– 1.458,1

– 1.664,1

– 2.810,3

 
             

Bruto Zvw-uitgaven stand ontwerpbegroting 2019

47.619,1

50.359,8

52.549,8

54.607,4

56.931,6

60.337,8

             

Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2018

3.308,4

3.492,5

3.676,8

3.863,3

4.053,4

 

Bijstellingen Startnota

– 100,7

– 236,5

– 382,9

– 532,9

– 573,0

 

Zvw-ontvangsten NvW begroting 2018

3.207,7

3.256,0

3.293,9

3.330,4

3.480,4

 
             

Autonoom

 

– 141,1

– 146,0

– 149,1

– 124,4

 

Lagere opbrengst eigen risico

 

– 141,1

– 146,0

– 149,1

– 124,4

 
             

Beleidsmatig

       

– 40,8

 

Effect eigen risico hoofdlijnenakkoorden 2022

     

– 40,8

 
             

Totaal bijstellingen

 

– 141,1

– 146,0

– 149,1

– 165,2

 
             

Zvw-ontvangsten stand ontwerpbegroting 2019

3.207,7

3.114,9

3.147,9

3.181,3

3.315,2

3.498,0

             

Netto Zvw-uitgaven NvW begroting 2018

45.309,6

48.238,7

50.714,0

52.941,1

56.261,5

 

Bijstellingen in de netto-Zvw-uitgaven

– 898,2

– 993,9

– 1.312,1

– 1.515,0

– 2.645,1

 

Netto Zvw-uitgaven stand ontwerpbegroting 2019

44.411,4

47.244,9

49.401,9

51.426,1

53.616,4

56.839,8

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Uitgaven

Autonoom

Actualisering Zvw-uitgaven

Tabel 4A Actualisering Zvw-uitgaven 2018–2023 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Eerstelijnszorg

– 141,0

– 141,0

– 141,0

– 141,0

– 141,0

– 141,0

Tweedelijnszorg

– 38,3

– 38,3

– 38,3

– 38,3

– 38,3

– 38,3

Geneesmiddelen

– 265,9

– 264,7

– 264,8

– 264,8

– 264,8

– 264,8

Hulpmiddelen

– 89,1

– 87,0

– 87,1

– 87,4

– 87,4

– 87,4

Wijkverpleging

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

Geneeskundige ggz

– 243,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

Ziekenvervoer

– 9,2

– 9,2

– 9,2

– 9,2

– 9,2

– 9,2

Stand ontwerpbegroting 2019

– 886,5

– 940,3

– 940,5

– 940,8

– 940,8

– 940,8

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 4A is het onderdeel «Actualisering Zvw-uitgaven» uit tabel 4 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens over 2017 van het Zorginstituut en de NZa.

In het verdiepingshoofdstuk wordt de actualisering van de Zvw-uitgaven per sector/deelsector verder toegelicht.

Loon- en prijsontwikkeling

De raming van de loon- en prijsbijstelling van de brutozorguitgaven is op basis van de MEV 2019 van het Centraal Planbureau (CPB) neerwaarts bijgesteld als gevolg van de lagere loon- en prijsontwikkeling.

Ramingsbijstelling geneesmiddelen

De verwachte uitgaven aan geneesmiddelen zijn op basis van de inschatting van het Zorginstituut lager dan eerder geraamd. Dit is onder andere het gevolg van de prijsdruk op geneesmiddelen.

Prijsontwikkeling genees- en hulpmiddelen (intra- en extramuraal)

In het regeerakkoord is vanaf 2019 een verhoging van het verlaagde BTW-tarief van 6% naar 9% opgenomen. Dit betekent dat de uitgaven aan zowel intramurale als extramurale genees- en hulpmiddelen en de daarmee samenhangende apparaatskosten toenemen. Het effect wordt geraamd op € 182 miljoen.

Beleidsmatig

Pakketmaatregel vitaminen, mineralen en paracetamol

Het Zorginstituut heeft geadviseerd vitaminen, mineralen en paracetamol waarvoor een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig geneesmiddel of voedingssupplement verkrijgbaar is in de vrije verkoop, uit het te verzekeren basispakket te halen. Het kabinet neemt dit advies over. Dit leidt tot een besparing van € 40 miljoen.

Maximering bijbetalingen tot € 250

Op basis van het regeerakkoord worden eigen bijbetalingen voor extramurale geneesmiddelen voor deze kabinetsperiode gemaximeerd op € 250 per jaar per verzekerde. Dit leidt tot € 15 miljoen meeruitgaven vanaf 2019.

Hulpmiddelen: EU-regelgeving versterken systeem marktordening

Medische hulpmiddelen moeten vanaf 2020 voldoen aan de nieuwe regelgeving van de EU omtrent markttoelating. Als gevolg van deze regelgeving moeten fabrikanten onder andere een risicomanagementsysteem opzetten en onderhouden, technische documentatie opstellen en actualiseren en voldoen aan registratieverplichtingen rondom hulpmiddelen. Dit werkt prijsverhogend en leidt tot extra uitgaven van € 45 miljoen.

Geneesmiddelen: EU-regelgeving vervalsingen

Vanaf februari 2019 treedt de Europese gedelegeerde verordening betreffende veiligheidkenmerken als onderdeel van de Europese richtlijn vervalste geneesmiddelen, de zogeheten Falsified Medicines Directive (FMD), in werking. Deze richtlijn heeft als doel om te voorkomen dat vervalste geneesmiddelen in het legale circuit terechtkomen. De uitvoering/implementatie hiervan werkt kostenverhogend en leidt tot extra uitgaven van € 70 miljoen.

Pakketadvies zittend ziekenvervoer

De regeling zittend ziekenvervoer zal gewijzigd worden in een open aanspraak op basis van de aard van een aandoening. Aan de huidige aanspraak voor ziekenvervoer wordt het vervoer ten behoeve van consulten, (na)controles en (bloed)onderzoek toegevoegd, indien deze als onderdeel van de primaire behandeling noodzakelijk zijn. De kosten hiervan bedragen naar schatting € 8,2 miljoen in 2019. Deze extra kosten nemen vanaf 2020 met € 5,9 miljoen toe vanwege een nieuwe groep gebruikers (patiënten met een chronische, progressieve, degeneratieve aandoening, niet- aangeboren hersenletsel of verstandelijke beperking) die afkomstig is vanuit de extramurale behandeling AWBZ/Wlz. Deze regeling wordt per 2020 overgeheveld naar de Zvw.

Opleidingen ggz

In het bestuurlijk akkoord ggz is afgesproken dat in 2019 € 20 miljoen extra wordt geïnvesteerd in opleidingen die het meest bijdragen aan het oplossen van wachttijden.

Behouden deel onderuitputting in de sectoren huisartsenzorg, ggz en wijkverpleging

In de bestuurlijk akkoorden huisartsenzorg, ggz en wijkverpleging is afgesproken de in 2017 geconstateerde onderschrijdingen structureel door te trekken. Daarnaast is in de akkoorden afgesproken dat een deel van deze onderschrijdingen in de betreffende kaders beschikbaar blijft om de afspraken in de betreffende akkoorden te kunnen realiseren. Daarbij gaat het om een bedrag van € 50 miljoen in zowel de huisartsenzorg, de ggz als de wijkverpleging.

Effect hoofdlijnenakkoorden 2022

De voor de jaren 2019–2022 gesloten hoofdlijnenakkoorden leveren een extra besparing op in 2022 ten opzichte van de taakstellende besparing uit het Regeerakkoord. Ook voor het jaar 2022 zijn afspraken gemaakt over beperking van de groei, terwijl de taakstelling in het regeerakkoord na 2021 geen verdere oploop heeft.

Overig beleidsmatig

Deze post is het saldo van verschillende kleine beleidsmatige mutaties.

Technisch

Overheveling subsidie NIPT

Voor de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) is eerder structureel geld toegevoegd aan het MSZ-kader vanaf 2017. Voor de jaren 2017, 2018 en 2019 is de NIPT gefinancierd via een subsidieregeling en zijn deze middelen overgeheveld naar de VWS-begroting. Aangezien in het regeerakkoord is opgenomen dat de NIPT niet in het basispakket wordt opgenomen en de subsidie wordt voortgezet, worden nu ook de beschikbare middelen vanaf 2020 overgeheveld van het kader MSZ naar de VWS-begroting.

Overheveling van middelen voor toekomstbestendige digitalisering naar de VWS-begroting

Overheveling naar de VWS-begroting van de bij het bestuurlijk akkoord medisch-specialistische zorg toegekende middelen voor toekomstbestendige digitalisering. Aangezien dit programma vanuit de VWS-begroting worden gefinancierd, worden de middelen daarnaartoe overgeheveld.

Overheveling van middelen voor OPEN naar de VWS-begroting

Voor het gezamenlijk programma OPEN (Ontsluiten van Patiëntengegevens uit de Eerstelijnszorg in Nederland) wordt in de jaren 2019–2022 in totaal € 75 miljoen beschikbaar gesteld.

Uitwerkingskader meldkamers

In het kader van het Transitieakkoord «Meldkamer van de toekomst» is besloten te komen tot één landelijke meldkamerorganisatie (LMO), in beheer bij de politie, met tien meldkamers die werken volgens een gestandaardiseerde werkwijze. Daarbij is ook een verdeelsleutel voor de kosten van de meldkamers afgesproken. Met het oog daarop wordt een structureel bedrag van € 15 miljoen overgeheveld naar de VWS-begroting om van daaruit te worden overgeheveld naar de begroting van J&V.

Overig technisch

Deze post is het saldo van verschillende kleine technische mutaties.

Ontvangsten

Autonoom

Lagere opbrengst eigen risico

Uit nieuwe data blijkt dat de groei van de Zvw-uitgaven meer dan verwacht neerslaat bij mensen die het eigen risico toch al volmaken. Dit leidt tot een lagere opbrengst van het verplichte eigen risico.

Beleidsmatig

Effect eigen risico hoofdlijnenakkoorden 2022

De ten opzichte van het Regeerakkoord extra opbrengst van de hoofdlijnenakkoorden in 2022 van € 818 miljoen leidt ook tot een lagere raming van de ontvangsten eigen risico vanaf 2022.

3.1.5 Zorgakkoorden

In de afgelopen maanden zijn voor verschillende sectoren in de curatieve zorg meerjarenafspraken gemaakt over een inhoudelijke agenda en het beschikbare financiële kader. Daarmee is invulling gegeven aan het voornemen uit het regeerakkoord om opnieuw hoofdlijnenakkoorden te sluiten voor de medisch-specialistische zorg, geestelijke gezondheidszorg, huisartsen- en multidisciplinaire zorg en wijkverpleging.

Met de akkoorden hebben de daarbij betrokken partijen zich gecommitteerd aan de transformatie naar de juiste zorg op de juiste plek. Deze transformatie heeft als doel dat (duurdere) zorg wordt voorkomen en dat zorg wordt verplaatst naar zorg dichter bij mensen thuis als dat kan dan wel verder weg (geconcentreerd) als het omwille van de kwaliteit en doelmatigheid moet. Daarnaast leidt dit tot het vervangen van zorg door andere zorg, zoals e-health, met een gelijkwaardige of betere medisch-inhoudelijke kwaliteit van de zorg. Daarbij zijn in de medisch-specialistische zorg afspraken gemaakt over het ondersteunen van deze transformatie door het beschikbaar stellen van middelen voor initiatieven van zorgaanbieders die meegaan in deze transformatie. Het is vervolgens aan individuele zorgaanbieders en zorgverzekeraars om hier in de lokale onderhandelingen invulling aan te geven om zo goed mogelijk te kunnen voldoen aan de regionale/lokale behoeften aan zorg en ondersteuning.

Behalve de juiste zorg op de juiste plek zijn arbeidsmarkt en regeldruk centrale thema’s in de akkoorden. Andere thema’s die in alle akkoorden terugkomen zijn kwaliteit en transparantie, e-health en innovatie en zorginfrastructuur.

In het bestuurlijk akkoord huisartsen zijn o.a. specifieke afspraken gemaakt over meer tijd voor en met de patiënt, zorg in achterstandswijken, de zorg in de avond-, nacht- en weekenduren, het versterken van de organisatiegraad van de eerste lijn en de zorg voor kwetsbare groepen.

In het bestuurlijk akkoord wijkverpleging zijn specifieke afspraken gemaakt over het verder verbeteren van de contractering, het verstevigen van de verbinding van het medisch en sociaal domein en de toegankelijkheid van het eerstelijnsverblijf.

De bestuurlijke afspraken ggz bevatten specifieke afspraken over onder andere de aanpak wachttijden en contractering. In het kader van de aanpak wachttijden zijn onder andere middelen beschikbaar gesteld voor het extra opleiden van personeel in de ggz.

Invulling van de taakstelling hoofdlijnenakkoorden

Het regeerakkoord heeft aan het sluiten van nieuwe hoofdlijnenakkoorden een taakstellende opbrengst gekoppeld die oploopt tot € 1,9 miljard vanaf 2021. Met de akkoorden is invulling gegeven aan deze ombuigingstaakstelling en is een extra opbrengst gerealiseerd bovenop de € 1,9 miljard aangezien er ook afspraken zijn gemaakt over het jaar 2022. Deze extra opbrengst is berekend op € 0,8 miljard, zodat er in totaal sprake is van een beperking van de uitgavengroei met € 2,7 miljard. Hiermee wordt bijgedragen aan houdbaarheid van de zorguitgaven op de langere termijn en wordt voorkomen dat er na afloop van de kabinetsperiode eventueel een tussenjaar ontstaat.

Hierbij is relevant dat het om een groeibeperking gaat: alle akkoordsectoren mogen de komende jaren opnieuw groeien. De groeiruimte voor de Zvw wordt elke kabinetsperiode bepaald op basis van de middellangetermijnraming van het Centraal Planbureau. Op basis van het regeerakkoord is de taakstelling voor de hoofdlijnenakkoorden in mindering gebracht op de beschikbare groeiruimte. In de hoofdlijnenakkoorden zijn vervolgens afspraken gemaakt over de toegestane maximale groei per sector. Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over de handelwijze als onverhoopt het afgesproken kader wordt overschreden, waaronder de mogelijke inzet van het macrobeheersinstrument.

Door de afgesproken groei te vergelijken met de gemiddelde groei op basis van de middellangetermijnraming van het CPB kan een indicatie worden gegeven van de bijdrage die elk van de sectoren heeft geleverd aan de taakstelling van € 1,9 miljard in 2021. In deze benaderingswijze is de bijdrage van de medisch-specialistische zorg grosso modo € 1,5 miljard en van de ggz € 0,2 miljard; de huisartsenzorg en wijkverpleging worden ontzien. Het restant van € 0,2 miljard wordt gedekt doordat de groeiruimte die beschikbaar is voor overige Zvw-sectoren niet volledig nodig is. Dit betreft bijvoorbeeld grensoverschrijdende zorg en middelen die de academische ziekenhuizen krijgen voor onderzoek en toppreferente zorg.

Financiële afspraken

De in de hoofdlijnenakkoorden afgesproken maximale volumegroeipercentages zijn opgenomen in tabel 5A:

Tabel 5A Maximale volumegroei per sector op basis van hoofdlijnenakkoorden 2019–2022
 

2019

2020

2021

2022

Medisch-specialistische zorg

0,8%

0,6%

0,3%

0,0%

Huisartsenzorg

2,5%

2,5%

3,0%

3,0%

Geestelijke gezondheidszorg

1,3%

1,1%

0,9%

0,7%

Wijkverpleging1

2,4%

2,4%

2,4%

2,4%

X Noot
1

In het akkoord wijkverpleging is afgesproken dat voor het eerstelijnsverblijf een jaarlijkse groeiruimte van € 20 miljoen (oplopend tot € 80 miljoen in 2022) beschikbaar is.

Naast deze volumegroei zijn er aanvullend middelen beschikbaar gesteld voor onder andere investeringen die bijdragen aan het verbeteren van doelmatigheid van zorg en de beweging naar de juiste zorg op de juiste plek ondersteunen. Hierdoor pakt de effectieve groei van de kaders hoger uit. In tabel 5B zijn voor alle hoofdlijnenakkoorden de in totaal afgesproken kaders opgenomen. De in de tabel genoemde bedragen zijn exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsontwikkeling.

De afgesproken kaders voor de betreffende sectoren zijn tevens terug te vinden in het verdiepingshoofdstuk van dit Financieel Beeld Zorg (zie de tabellen voor de betreffende sectoren in paragraaf 6.

Tabel 5B Kaders hoofdlijnenakkoorden 2019–2022 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2019

2020

2021

2022

Medisch-specialistische zorg

22.833

22.984

23.095

23.088

Huisartsenzorg

3.047

3.128

3.221

3.312

Multidisciplinaire zorg

630

646

665

685

Geestelijke gezondheidszorg

3.814

3.877

3.912

3.940

Wijkverpleging

3.956

4.060

4.155

4.251

3.2 Wet langdurige zorg (Wlz)
3.2.1 Algemene doelstelling

Een stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen en – wanneer dit nodig is – om thuis of in een instelling kwalitatief goede ondersteuning en zorg te krijgen. Daarbij worden ondersteuning en zorg aangeboden aansluitend op informele vormen van hulp. De complexiteit van de zorgvraag, de kwetsbaarheid van de burger en de mogelijkheden van zijn informele netwerk staan centraal. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

3.2.2 Rol en verantwoordelijkheid bewindspersonen

De bewindspersonen zijn verantwoordelijk voor een goed en efficiënt werkend systeem van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dienen dit zoveel mogelijk thuis of in een instelling op maat en van een goede kwaliteit te krijgen.

Voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, is zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar. Zorgkantoren sluiten overeenkomsten met zorgaanbieders voor het leveren van verzekerde zorg. Het kan onder andere gaan om verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging en verpleging en/of geneeskundige zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

De bewindspersonen worden ondersteund door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o., het Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. houdt op basis van de geldende normen toezicht op de kwaliteit van de zorg in Nederland.

Het Zorginstituut en de NZa spelen een belangrijke rol bij de beheersing van de zorguitgaven. Het Zorginstituut adviseert de bewindspersonen over de samenstelling van het verzekerde pakket en beheert het Fonds langdurige zorg (Flz). De NZa behartigt het belang van de zorgconsument door het bewaken van de betaalbaarheid, beschikbaarheid en kwaliteit van zorg en houdt in dat kader toezicht op zorgaanbieders en zorgverzekeraars. De NZa adviseert de bewindspersonen over beleid en regelgeving. De NZa stelt op aanwijzing van de bewindspersonen regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor concurrentie vast in zorgsectoren met vrije prijsvorming.

Verder ziet de Autoriteit Consument & Markt (ACM) toe op de naleving van wetten en regels op het gebied van concurrentie en marktwerking op basis van de Mededingingswet. Ook beoordeelt de ACM fusies in de zorg en controleert de ACM of zorgaanbieders en zorgverzekeraars geen concurrentiebeperkende afspraken maken.

De verantwoordelijkheid voor het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie ligt bij gemeenten. De Wmo 2015 biedt gemeenten hiervoor het wettelijk kader dat op lokaal niveau verder wordt ingevuld en waarover verantwoording wordt afgelegd aan de gemeenteraad. De Wmo 2015 kent verschillende waarborgen om te garanderen dat wie ondersteuning nodig heeft, ook ondersteuning wordt geboden. De bewindspersonen zijn verantwoordelijk voor een stelsel dat optimaal bijdraagt aan het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie en legt over de resultaten van dit stelsel verantwoording af aan de Tweede Kamer. Daarnaast zijn de bewindspersonen verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van deze taak door gemeenten. Het budget voor de Wmo 2015 – met uitzondering van het budget voor beschermd wonen – ontvangen de gemeenten vanaf 2019 vanuit de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Ook de verantwoordelijkheid voor het bieden van passende jeugdhulp aan kinderen ligt vanaf 1 januari 2015 bij gemeenten. De Jeugdwet biedt hiertoe het wettelijk kader. Gemeenten vullen hun verantwoordelijkheden op basis van de Jeugdwet en passend bij de lokale en regionale situatie in. Hiertoe wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad. De Jeugdwet kent verschillende waarborgen om te garanderen dat kinderen passende jeugdhulp wordt geboden. Daarnaast zijn de bewindspersonen verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van deze taak door gemeenten. Het budget voor jeugdhulp wordt – met uitzondering van budget voor voogdij/18+ – vanaf 2019 via de algemene uitkering aan gemeenten uitgekeerd.

3.2.3 Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2018. Hierin worden alleen de mutaties toegelicht die hebben plaatsgevonden na de NvW begroting 2018. Voor een toelichting op de mutaties op basis van de Startnota wordt verwezen naar de NvW begroting (TK 34 775 XVI, nr. 15).

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

  • Autonoom: voornamelijk mutaties als gevolg van de actualisering van de zorguitgaven op basis van de meest recente cijfers van het Zorginstituut en de NZa en de bijstellingen op basis van de actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

  • Beleidsmatig: mutaties als gevolg van politieke prioriteitstelling.

  • Technisch: overhevelingen tussen financieringsbronnen/domeinen of tussen sectoren binnen hetzelfde financieringsbron/domein en de zogenaamde financieringsmutaties.

De afzonderlijke posten worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag hoger is dan € 10 miljoen.

Tabel 6 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2018 de verticale ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten van de Wlz zien.

Tabel 6 Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Bruto Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2018

21.811,9

23.718,3

25.880,7

28.165,1

30.330,6

 

Bijstellingen Startnota

49,8

609,4

827,9

901,7

958,7

 

Bruto Wlz-uitgaven NvW begroting 2018

21.861,7

24.327,7

26.708,6

29.066,8

31.289,3

 
             

Autonoom

– 137,0

– 436,2

– 537,8

– 661,1

– 846,3

 

Actualisering zorguitgaven (zie tabel 6A)

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

 

Loon- en prijsontwikkeling

– 48,6

– 225,0

– 390,5

– 507,8

– 699,0

 

Ramingsbijstelling Wlz

– 100,0

– 222,9

– 159,0

– 165,0

– 159,0

 
             

Beleidsmatig

155,2

206,0

78,6

23,7

– 10,4

 

Voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten

100,0

         

Actualisatie onderuitputting Zorg in natura (Wlz)

54,0

54,0

54,0

54,0

54,0

 

Ramingsbijstelling NHC in Wlz-tarief

11,0

– 7,7

– 29,9

– 36,1

– 42,7

 

Overgangsproblematiek naar Wlz (zorgval)

10,0

20,0

25,0

30,0

40,0

 

Nominaal en onverdeeld Wlz

– 1,0

32,0

19,0

5,0

– 14,0

 

Ramingsbijstelling groei Wlz

 

– 30,0

– 110,0

– 160,0

– 160,0

 

Openstelling Wlz voor GGZ-cliënten

     

30,0

37,0

 

Kostenonderzoek Wlz

 

127,8

127,8

127,8

127,8

 

Verlaging budget zorginfrastructuur

       

– 15,0

 

Overig beleidsmatig

– 18,8

9,9

– 7,3

– 26,9

– 37,4

 
             

Technisch

– 315,5

– 367,4

– 361,4

– 340,1

– 239,6

 

Overheveling middelen voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten (overboeking naar gemeentefonds)

– 100,0

         

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke hulp, Wmo 2015 en Jeugdwet (overboeking naar gemeentefonds)

 

– 154,2

– 154,5

– 156,2

– 156,2

 

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke hulp, Wmo 2015 en Jeugdwet

– 144,1

         

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

– 44,8

– 45,8

– 45,8

– 45,8

– 45,8

 

Volume indexatie beschermd wonen

 

– 41,7

– 41,7

– 41,7

– 41,7

 

Overboeking middelen Transformatiefonds jeugd

– 18,0

– 18,0

– 18,0

     

Aanpak kindermishandeling

– 6,5

– 10,5

– 10,5

– 10,5

   

Zorginfrastructuur

 

– 90,0

– 90,0

– 90,0

   

Overig technisch

– 2,2

– 7,2

– 0,9

4,1

4,1

 
             

Totaal bijstellingen

– 297,3

– 597,6

– 820,5

– 977,5

– 1.096,3

 
             

Bruto Wlz-uitgaven stand ontwerpbegroting 2019

21.564,4

23.730,1

25.888,0

28.089,4

30.193,0

32.121,6

             

Wlz-ontvangsten ontwerpbegroting 2018

1.879,1

1.938,0

2.012,3

2.093,9

2.179,0

 

Bijstellingen Startnota

– 16,2

– 44,8

– 30,5

– 30,5

– 30,5

 

Wlz-ontvangsten NvW begroting 2018

1.862,9

1.893,1

1.981,7

2.063,3

2.148,4

 
             

Autonoom

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

 

Actualisering zorguitgaven

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

 
             

Beleidsmatig

   

– 10,0

– 10,0

– 10,0

 

Overig beleidsmatig

   

– 10,0

– 10,0

– 10,0

 
             

Totaal bijstellingen

– 24,8

– 24,8

– 34,8

– 34,8

– 34,8

 
             

Wlz-ontvangsten stand ontwerpbegroting 2019

1.838,1

1.868,3

1.946,9

2.028,5

2.113,6

2.225,6

             

Netto Wlz-uitgaven NvW begroting 2018

19.998,8

22.434,6

24.726,8

27.003,5

29.140,9

 

Bijstellingen in de netto-Wlz-uitgaven

– 272,5

– 572,8

– 785,7

– 942,7

– 1.061,5

 

Netto Wlz-uitgaven stand ontwerpbegroting 2019

19.726,3

21.861,8

23.941,1

26.060,8

28.079,4

29.896,1

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Uitgaven

Autonoom

Tabel 6A Actualisering Wlz-uitgaven 2018–2023 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Binnen contracteerruimte

247,9

247,9

247,9

247,9

247,9

247,9

Ouderenzorg

80,6

80,6

80,6

80,6

80,6

80,6

Gehandicaptenzorg

144,9

144,9

144,9

144,9

144,9

144,9

Langdurige ggz

– 37,3

– 37,3

– 37,3

– 37,3

– 37,3

– 37,3

Volledig pakket thuis

51,2

51,2

51,2

51,2

51,2

51,2

Extramurale zorg

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

Overig binnen contracteerruimte

33,3

33,3

33,3

33,3

33,3

33,3

             

Persoonsgebonden budgetten

– 247,9

– 247,9

– 247,9

– 247,9

– 247,9

– 247,9

             

Buiten contracteerruimte

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

Overige buiten contracteerruimte

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

Stand ontwerpbegroting 2019

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

11,7

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 6A is het onderdeel «Actualisering Wlz-uitgaven» uit tabel 6 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens over 2017 van het Zorginstituut en de NZa. De totale uitgaven binnen het Wlz-kader (contracteerruimte plus pgb) wijzigen niet; wel is er sprake van technische verschuivingen tussen sectoren. Dit weerspiegelt de voorkeuren van cliënten voor de verschillende leveringsvormen (zorg in natura en pgb).

In het verdiepingshoofdstuk wordt de actualisering van de Wlz-uitgaven per deelsector verder toegelicht.

Loon- en prijsontwikkeling

De raming van de loon- en prijsbijstelling van de bruto-zorguitgaven is op basis van de MEV 2019 van het Centraal Planbureau (CPB) neerwaarts bijgesteld als gevolg van de lagere loon- en prijsontwikkeling.

Ramingsbijstelling uitgaven Wlz

Uit de uitvoeringsgegevens blijkt dat er ruimte is tussen het beschikbare Wlz-kader voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten en de benodigde middelen op de begroting. Deze wordt structureel verondersteld. Bij de 1e suppletoire begroting 2018 werd de uitgavenraming in 2018 met € 100 miljoen en vanaf 2019 met € 105 miljoen verlaagd. De raming is vanaf 2019 verder naar beneden bijgesteld.

Beleidsmatig

Voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten

Met het interbestuurlijk programma (IBP) is afgesproken om een tijdelijke voorziening te treffen voor gemeenten, die een stapeling van tekorten ervaren bij de uitvoering van de taken in het sociaal domein. De omvang van de voorziening is € 200 miljoen. De voorziening wordt gevuld met € 100 miljoen in 2018 vanuit VWS en € 100 miljoen in 2018 uit de algemene uitkering. De criteria voor de verdeling van de voorziening voor tekortgemeenten (door VNG omgedoopt tot Fonds Tekortgemeenten) is door de VNG, in samenspraak met gemeenten, opgesteld. In de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de VNG op 27 juni 2018 is door gemeenten ingestemd met zowel de criteria, het instellen van een onafhankelijke commissie ter beoordeling van de aanvragen als met een bijdrage van € 100 miljoen vanuit gemeenten ter vulling van de voorziening. Tot 15 september 2018 kunnen door gemeenten aanvragen worden ingediend. Via de decembercirculaire 2018 wordt bekend welke gemeenten compensatie ontvangen.

Actualisatie onderuitputting Zorg in natura (Wlz)

Naar aanleiding van actualisatiecijfers wordt de in de VWS-begroting 2018 veronderstelde onderuitputting van de Wlz-leveringsvorm zorg in natura vanaf 2018 verlaagd van 0,6% naar 0,3%. De in de begroting geraamde uitgaven voor zorg in natura vallen hierdoor € 54 miljoen hoger uit. Het budget dat beschikbaar is voor inkoop van zorg in natura verandert niet.

Ramingsbijstelling NHC in Wlz-tarief

De NZa heeft de indexering van de normatieve huisvestingscomponent (NHC) in het Wlz-tarief voor de periode 2018–2022 vastgesteld op 2,5% per jaar. VWS neemt dit indexeringspercentage over. De raming van de Wlz-uitgaven wordt hierop aangepast.

Overgangsproblematiek naar Wlz (zorgval)

Bij de overgang van zorg en ondersteuning vanuit de Zvw en/of Wmo naar zorg vanuit de Wlz kunnen cliënten in de thuissituatie te maken krijgen met een terugval in uren zorg (omdat de inzet van Wlz-zorg thuis aan financiële grenzen is gebonden). Om de gevolgen van deze zogenaamde «zorgval» te verminderen is besloten om de maatwerkregelingen zoals extra kosten thuis (EKT) en de meerzorgregeling te verruimen. Om dit te kunnen financieren zijn extra middelen nodig oplopend tot € 40 miljoen in 2022.

Nominaal en onverdeeld Wlz

Dit betreft een aanpassing van het kasritme van de middelen op de post nominaal en onverdeeld Wlz.

Ramingsbijstelling groei Wlz

De beschikbare groeiruimte voor de Wlz wordt meer in lijn gebracht met de gerealiseerde uitgaven van de afgelopen jaren 2015–2017. Met deze ramingbijstelling is er voldoende groei beschikbaar om de verwachte uitgavenstijging conform de afgelopen jaren te accommoderen.

Openstelling Wlz voor ggz-clienten

Er zijn middelen beschikbaar gesteld om de instroom van cliënten met een psychische stoornis in te Wlz op te kunnen vangen. De meerkosten die kunnen ontstaan door een gewijzigde aanspraak en een aangepast Wlz-tarief worden geraamd op structureel € 68 miljoen (vanaf 2026). Hiermee kan uitvoering worden gegeven aan het regeerakkoord waarin is opgenomen dat de toegang van ggz met een psychische stoornis in de Wlz nader bezien zal worden.

Kostprijsonderzoek Wlz

De NZa stelt nieuwe tarieven vast voor de gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en extramurale ouderenzorg per 2019. Voor de gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg leidt dit per saldo tot hogere maximumtarieven. Om te zorgen dat zorgaanbieders de kwaliteit van zorg kunnen blijven leveren wordt het Wlz-kader verhoogd. De hogere tarieven leiden naar verwachting tot hogere zorguitgaven per 2019 van € 128 miljoen structureel.

Verlaging budget zorginfrastructuur

Vanwege het tijdelijke karakter van de regelingen op het terrein van zorginfrastructuur (deze zijn gericht op een transitieproces) wordt het budget van structureel € 90 miljoen voor de jaren 2022 en verder met € 15 miljoen verlaagd.

Overig beleidsmatig

Deze post is het saldo van verschillende beleidsmatige mutaties.

Technisch

Overheveling middelen voorziening voor door gemeenten ervaren knelpunten (overboeking naar gemeentefonds)

Met het interbestuurlijk programma (IBP) is afgesproken om een tijdelijke voorziening te treffen voor gemeenten, die een stapeling van tekorten ervaren bij de uitvoering van de taken in het sociaal domein. De omvang van de voorziening is € 200 miljoen. De voorziening wordt gevuld met € 100 miljoen in 2018 vanuit VWS en € 100 miljoen in 2018 uit de algemene uitkering. De criteria voor de verdeling van de voorziening voor tekortgemeenten (door VNG omgedoopt tot Fonds Tekortgemeenten) is door de VNG, in samenspraak met gemeenten, opgesteld. In de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de VNG op 27 juni 2018 is door gemeenten ingestemd met zowel de criteria, het instellen van een onafhankelijke commissie ter beoordeling van de aanvragen als met een bijdrage van € 100 miljoen vanuit gemeenten ter vulling van de voorziening. Tot 15 september 2018 kunnen door gemeenten aanvragen worden ingediend. Via de decembercirculaire 2018 wordt bekend welke gemeenten compensatie ontvangen.

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke verzorging, Wmo 2015 en Jeugdwet (overboeking naar gemeentefonds)

Deze mutatie betreft het overboeken van de reservering van de loon- en prijsbijstelling vanaf 2019 naar de integratie-uitkering Sociaal domein (delen Wmo 2015 en Jeugdwet) en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging. Vanaf 2019 maken deze budgetten onderdeel uit van de algemene uitkering van het gemeentefonds. Dit betreft een overboeking van het Uitgavenplafond zorg naar het Uitgavenplafond Rijksbegroting.

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke verzorging, Wmo 2015 en Jeugdwet

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein (delen Wmo 2015 en Jeugdwet) en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging voor het jaar 2018.

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein, deel beschermd wonen.

Volume- indexatie beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overboeken van de reservering voor de volume-indexatie 2019 voor beschermd wonen.

Overboeking middelen Transformatiefonds jeugd

De middelen ten behoeve van het Transformatiefonds jeugd van € 18 miljoen per jaar voor de jaren 2018–2020 worden overgeboekt van het uitgavenplafond voor de zorg naar het gemeentefonds, onder het plafond voor de rijksuitgaven. Totaal zal er € 36 miljoen per jaar beschikbaar zijn voor het Transformatiefonds jeugd in de periode 2018–2020.

Aanpak kindermishandeling

In het regeerakkoord wordt aandacht gegeven aan het verbeteren van de positie van kwetsbare kinderen. Het Nationaal ondersteuningsprogramma kindermishandeling betreft een landelijke aanpak om geweld tegen kinderen tegen te gaan. Voor het VWS-aandeel in het programma wordt € 6,5 miljoen in 2018 en € 10,5 miljoen voor 2019–2021 op de VWS-begroting beschikbaar gesteld. De middelen worden overgeheveld vanuit de Wlz.

Zorginfrastructuur

De zorginfrastructuur voor de langdurige zorg wordt gestimuleerd vanuit drie regelingen. Er wordt ingezet op zorg thuis waarmee de extramurale zorg wordt gestimuleerd en ondersteuning om dit mogelijk te maken vanuit onder meer ICT-systemen.

Overig technisch

Deze post is het saldo van verschillende kleine technische mutaties.

Ontvangsten

Autonoom

Actualisering zorguitgaven

De lagere ontvangsten (eigen bijdragen + overige baten) in 2017 zijn structureel van aard. De realisatie wijkt af van eerdere geraamde effecten van beleidswijzigingen onder meer vanuit het extramuraliseren, de overheveling van eerstelijns verblijf naar de Zvw en de verlaging van de eigen bijdrage bij het Modulair Pakket Thuis (MPT) en nominale bijstellingen.

3.3 Begrotingsgefinancierde zorguitgaven (Wmo 2015 en Jeugdwet en overig begrotingsgefinancierd)

Bij de begrotingsgefinancierde zorguitgaven gaat het met name om middelen die op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet in het gemeentefonds beschikbaar zijn voor de zorg en ondersteuning van jeugdigen, ouderen en mensen met beperkingen. Deze uitgaven staan op de begroting van het gemeentefonds.

Naast de Wmo 2015 en de Jeugdwet vallen enkele andere begrotingsgefinancierde posten onder de brutozorguitgaven. Tot deze categorie horen bepaalde uitgaven voor zorgopleidingen, de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland, de uitgaven voor de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de subsidie(regelingen) NIPT, abortusklinieken, overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (MSZ), en kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord op de artikelen 1, 2, 4 en 8. Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën die onder het Uitgavenplafond zorg vallen. Dit betreft onder meer de loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde zorguitgaven.

In tabel 7 wordt de ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven weergegeven. De uitgaven die onder de Wmo 2015 en Jeugdwet vallen, worden in tabel 8 gespecificeerd.

Tabel 7 Verticale ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Begrotingsgefinancierde zorguitgaven ontwerpbegroting 2018

7.437,0

7.430,2

7.358,9

7.429,9

7.374,0

 

Bijstellingen Startnota

17,0

– 5.208,0

– 5.218,9

– 5.287,8

– 5.289,7

 

Netto begrotingsgefinancierde Zorguitgaven NvW begroting 2018

7.454,0

2.222,2

2.140,0

2.142,1

2.084,3

 
             

Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds)

193,8

87,5

87,4

87,4

87,4

 
             

Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting en aanvullende post Financiën)

– 54,5

21,5

58,3

49,1

49,2

 

Subsidie abortusklinieken (Art.1)

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

 

Subsidie NIPT (Art.1)

– 7,4

– 1,4

24,4

24,2

24,0

 

Subsidie overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Art.2)

– 2,5

5,2

       

Subsidie kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid (Art.2)

– 22,4

6,9

42,0

25,0

25,0

 

Zorgopleidingen (Art.4)

0,9

– 40,3

– 60,3

– 60,3

– 61,4

 

Arbeidsmarktagenda verpleeghuiszorg (Art.4)

5,0

67,5

67,5

67,5

67,5

 

Caribisch Nederland (Art.4)

– 1,7

2,4

2,5

2,6

2,6

 

Wtcg (Art.8)

– 1,8

         

Loon en prijsbijstelling (VWS-begroting en aanvullende post Financiën)

– 24,9

– 19,1

– 18,1

– 10,2

– 8,8

 
             

Totaal bijstellingen

139,4

108,9

145,8

136,6

136,7

 
             

Begrotingsgefinancierde zorguitgaven ontwerpbegroting 2019

7.593,3

2.331,1

2.285,8

2.278,7

2.221,0

2.217,1

Ten opzichte van de stand nota van wijziging begroting 2018 nemen de begrotingsgefinancierde zorguitgaven vanaf 2019 toe met circa € 0,1 miljard. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door de stijging van de netto-zorguitgaven Wmo en Jeugdwet.

Tabel 8 Verticale ontwikkeling van de Wmo 2015 en Jeugdwet-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Uitgaven ontwerpbegroting 2018

6.887,8

6.871,6

6.877,0

6.943,3

6.939,9

 

Bijstellingen Startnota

0,8

– 5.244,6

– 5.250,9

– 5.317,2

– 5.313,8

 

Uitgaven NvW begroting 2018

6.888,6

1.627,0

1.626,1

1.626,1

1.626,1

 
             

Technisch

193,8

87,5

87,4

87,4

87,4

 

Loon- en prijsbijstelling 2018 overig Wmo 2015 en Jeugdwet

144,1

         

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

44,8

45,8

45,8

45,8

45,8

 

Volume-indexatie beschermd wonen

 

41,7

41,7

41,7

41,7

 

Overige

5,0

         
             

Totaal bijstellingen

193,8

87,5

87,4

87,4

87,4

 
             

Uitgaven ontwerpbegroting 2019

7.082,4

1.714,4

1.713,6

1.713,6

1.713,5

1.713,6

X Noot
1

Alleen de middelen die behoren tot het Uitgavenplafond zorg worden hier verantwoord

Toelichting

Uitgaven

Technisch

Loon- en prijsbijstelling 2018 Wmo huishoudelijke verzorging, Wmo 2015 en Jeugdwet

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein (delen Wmo 2015 en Jeugdwet) en de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging voor het jaar 2018.

Loon- en prijsbijstelling 2018 beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overhevelen van de reservering van de loon- en prijsbijstelling 2018 naar de integratie-uitkering Sociaal domein, deel beschermd wonen.

Volume-indexatie beschermd wonen

Deze mutatie betreft het overboeken van de reservering voor de volume-indexatie 2019 voor beschermd wonen.

In tabel 9 wordt de opbouw van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven weergegeven.

Tabel 9 Opbouw van de begrotingsgefinancierde-zorguitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2018

20191

2020

2021

2022

2023

Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds)

7.082,4

1.714,4

1.713,6

1.713,6

1.713,5

1.713,6

Integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging

1.385,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Integratie-uitkering Sociaal domein deel Wmo 2015 (incl. beschermd wonen)

3.726,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Integratie-uitkering beschermd wonen2

0,0

1.714,4

1.713,6

1.713,6

1.713,5

1.713,6

Jeugdwet

1.971,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

             

Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting en aanvullende post Financiën)

510,9

616,7

572,2

565,1

507,5

503,5

Subsidie abortusklinieken (Artikel 1)

16,1

16,1

16,1

16,1

16,1

16,1

Subsidie NIPT (Artikel 1)

18,6

24,6

24,4

24,2

24,0

24,0

Subsidie overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Artikel 2)

0,2

32,7

18,0

8,7

0,7

4,6

Subsidie kwaliteit, transparantie en patiëntveiligheid (Artikel 2)

51,1

67,9

42,0

25,0

25,0

0,0

Zorgopleidingen (Artikel 4)

303,2

263,8

244,1

244,2

175,7

175,8

Arbeidsmarktagenda verpleeghuiszorg (Artikel 4)

5,0

67,5

67,5

67,5

67,5

67,5

Caribisch Nederland (Artikel 4)

114,7

122,0

125,3

129,3

133,2

137,0

Wtcg (Artikel 8)

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Loon- en prijsbijstelling (VWS-begroting en aanvullende post Financiën)

1,9

22,1

34,8

50,1

65,4

78,5

Bruto-uitgaven

7.593,3

2.331,1

2.285,8

2.278,7

2.221,0

2.217,1

Overige ontvangsten

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Netto-uitgaven

7.593,3

2.331,1

2.285,8

2.278,7

2.221,0

2.217,1

X Noot
1

De middelen voor Wmo- en jeugdhulp die per 2019 onderdeel uitmaken van de algemene uitkering van het gemeentefonds tellen vanaf dat moment niet meer mee als voor het Financieel Beeld Zorg relevante zorguitgaven

X Noot
2

De middelen voor de integratie-uitkering beschermd wonen maken in 2018 nog onderdeel uit van de middelen integratie-uitkering Sociaal domein deel Wmo 2015.

In figuur 3 is de samenstelling van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven weergegeven voor het jaar 2019.

Figuur 3 Begrotingsgefinancierde zorguitgaven 2019 (in miljarden euro’s)

Figuur 3 Begrotingsgefinancierde zorguitgaven 2019 (in miljarden euro’s)

4 Financiering van de zorguitgaven

4.1 Totaalbeeld

Dit hoofdstuk gaat in op de financiering van de zorguitgaven die toegerekend worden aan het Uitgavenplafond zorg. Het grootste deel van de zorguitgaven betreft uitgaven in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Een ander substantieel deel van de zorguitgaven verloopt via de rijksbegroting en wordt gefinancierd via belastinginkomsten. Een uitsplitsing voor het jaar 2019 staat in tabel 10. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de financiering van de Zvw en de Wlz afzonderlijk.

Tabel 10 Financiering bruto Zorguitgaven (bedragen x € 1 miljard)1
 

2019

Zvw

50,4

w.v. eigen betalingen

(3,1)

Wlz

23,7

w.v. eigen betalingen

(1,9)

Overheid (Arbeidsmarktbeleid/Caribisch Nederland)

0,6

Overheid (Gemeentefonds/Wmo beschermd wonen)

1,7

   

Bruto Zorguitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2019

76,4

Bron: VWS

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

4.2 De financieringssystematiek

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Het overgrote deel van de zorguitgaven in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) loopt via zorgverzekeraars. Zij betalen zorgaanbieders voor de zorg die is geleverd aan hun verzekerden. Een beperkt deel van de zorguitgaven wordt rechtstreeks aan zorgaanbieders betaald vanuit het Zorgverzekeringsfonds (ZVF). Dit betreft vooral de beschikbaarheidbijdragen. Het gaat daarbij om zorgprestaties waarvoor het niet mogelijk en/of wenselijk is de kosten aan individuele verzekerden toe te rekenen. De grootste beschikbaarheidbijdragen zijn die voor (zorg)opleidingen en de academische zorg. Daarnaast gaat het om enkele kleinere bijdragen zoals voor gespecialiseerde brandwondenzorg, traumazorg, spoedeisende hulp en acute verloskunde. Naast de beschikbaarheidbijdragen wordt vanuit het Zorgverzekeringsfonds ook een deel van de grensoverschrijdende zorg betaald.

Figuur 4: Financieringsstromen Zvw 2019

Figuur 4: Financieringsstromen Zvw 2019

Ter financiering van de uitgaven ontvangen zorgverzekeraars van hun verzekerden een nominale premie en het eigen risico. Daarnaast ontvangt elke zorgverzekeraar een vereveningsbijdrage uit het ZVF. Dit bedrag houdt rekening met het risicoprofiel van de verzekerdenpopulatie van iedere zorgverzekeraar en met het eigen risico dat hij ontvangt. Het zorgt zodoende voor een gelijk speelveld voor zorgverzekeraars. Dat is nodig omdat verzekeraars zich moeten houden aan de wettelijke acceptatieplicht van verzekerden. Ook ontvangen zorgverzekeraars uit het ZVF een vergoeding voor de beheerskosten voor verzekerde kinderen in hun bestand.

De nominale premie bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een door VWS vastgestelde rekenpremie die voor alle verzekeraars hetzelfde is. Samen met de opbrengsten uit eigen betalingen en de bijdrage die zorgverzekeraars uit het fonds krijgen, kunnen zij hier in de optiek van VWS hun zorguitgaven mee betalen. Daarnaast bevat de nominale premie een opslagpremie, die verzekeraars zelf vaststellen en dus per verzekeraar verschilt. Zorgverzekeraars moeten uit hun inkomsten ook hun beheerskosten dekken. Verder moeten zij reserves opbouwen om zeker te stellen dat zij altijd aan hun verplichtingen kunnen voldoen. De Nederlandsche Bank (DNB) stelt minimumeisen aan deze reserves. Zorgverzekeraars kunnen de beheerskosten en de reserveopbouw financieren door middel van die opslagpremie. In de opslagpremie kunnen zorgverzekeraars ook winsten en verliezen uit het verleden, van de VWS raming afwijkende inschattingen ten aanzien van de zorguitgaven of risico-opslagen verwerken. Door verschillen in de opslagpremie concurreren verzekeraars met elkaar om verzekerden, die jaarlijks kunnen overstappen naar een andere verzekeraar.

Het ZVF ontvangt ter financiering van zijn uitgaven de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) en een rijksbijdrage kinderen. In verband met de overhevelingen van AWBZ naar Zvw is besloten tot een tijdelijke rijksbijdrage HLZ, die voorkwam dat zowel de nominale premie als de IAB in 2015 fors moesten stijgen. Deze tijdelijke rijksbijdrage loopt in vier jaar geleidelijk af naar nul in 2019. Het ZVF ontvangt verder de premievervangende bijdrage van verdragsgerechtigden en rente. Vanuit het fonds worden zorgverzekeraars gecompenseerd voor derving van inkomsten als gevolg van wanbetaling bij de nominale premie. Ook worden uit het fonds kosten betaald in het kader van de regeling onverzekerden. In de Zvw is geregeld dat het ZVF niet structureel mag werken met tekorten of overschotten. Daarom dient een gebleken negatief vermogen snel te worden weggewerkt via meer dan lastendekkende premies en een positief vermogen via minder dan lastendekkende premies.

De overheid verstrekt een rijksbijdrage kinderen aan het ZVF. Deze bijdrage maakt het mogelijk dat bij kinderen tot 18 jaar geen nominale premie in rekening hoeft te worden gebracht. De overheid betaalt daarnaast zorgtoeslag aan huishoudens met lage inkomens en middeninkomens ter gedeeltelijke compensatie van de nominale premie en het eigen risico. De rijksbijdrage kinderen en de zorgtoeslag worden betaald uit belastinginkomsten.

De zorgtoeslag waarborgt dat geen enkel huishouden een groter deel van zijn inkomen aan zorgpremie en eigen risico hoeft te betalen dan wat op grond van de wet als aanvaardbaar wordt beschouwd. De zorgtoeslag compenseert de lasten die daarboven uitstijgen. Daarbij is de zogenaamde standaardpremie maatgevend en niet de feitelijke, door de individuele burger betaalde premies. De standaardpremie is bepaald als het gemiddelde van de nominale premies die worden betaald in de markt, vermeerderd met het gemiddelde bedrag dat een verzekerde aan eigen risico betaalt. De zorgtoeslag maakt geen onderdeel uit van het uitgavenkader, maar telt net als de zorgpremies mee in het inkomstenkader. Dat betekent dat het kabinet een hogere zorgtoeslag beschouwt als een vorm van lastenverlichting.

Uiteindelijk worden alle collectieve zorguitgaven betaald door burgers en bedrijven via de nominale premie, de inkomensafhankelijke bijdrage, eigen betalingen en belastingen. In de Zvw is vastgelegd dat evenveel inkomsten worden gegenereerd via de inkomensafhankelijke bijdrage als via de nominale premie, de eigen betalingen en de rijksbijdrage kinderen samen (de 50/50-verdeling). De 50/50-verdeling impliceert dat uitgavenstijgingen bij verzekeraars voor 50% moeten worden gedekt uit de IAB. Dat wordt bereikt door de bijdrage uit het fonds aan verzekeraars te verhogen. Omgekeerd dient een stijging van de rechtstreekse uitgaven van het fonds voor de helft te worden opgevangen via nominale premies. Dat wordt bereikt door de bijdrage aan de zorgverzekeraars te verlagen.5

De Wet langdurige zorg (Wlz)

Het overgrote deel van de zorguitgaven in het kader van de Wlz loopt in opdracht van zorgkantoren via het CAK naar zorgaanbieders. De uitzondering hierop vormen persoonsgebonden budgetten (pgb’s). Daarbij wordt geld door de SVB overgemaakt naar zorgverleners in opdracht van burgers die zelf zorg inkopen (trekkingsrechten). De benodigde middelen komen uit het Fonds langdurige zorg (Flz).

Het Flz ontvangt ter financiering van zijn uitgaven (via de belastingdienst) de Wlz-premie. De Wlz-premie wordt geheven als percentage over het inkomen in de eerste en tweede belastingschijf, na aftrek van een deel van de heffingskortingen. Deze heffingskortingen (die bestaan sinds de belastingherziening 2001) beperken voor burgers de te betalen loon- en inkomstenheffing. Ze beperken dus zowel de te betalen inkomsten- en loonbelasting als de te betalen premies volksverzekeringen (Wlz, AOW en ANW). Voor 2001 waren er aftrekposten die zwaarder drukten op de belastingen en minder op de premies volksverzekeringen. Het Flz ontvangt daarom van de overheid een bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK). Via deze bijdrage wordt het Flz gecompenseerd voor het drukkend effect op de Wlz-premies dat uitgaat van de belastingherziening 2001. Het Flz ontvangt daarnaast van burgers (via het CAK) de eigen bijdrage Wlz en betaalt rente aan de overheid. Tot slot ontvangt het Flz met ingang van 2019 een rijksbijdrage Wlz.

In de Wlz werd in de vorige kabinetsperiode gestreefd naar een binnen een kabinetsperiode constante lastendekkende premie. In augustus 2014 is besloten tot een Wlz-premie van 9,65%, omdat bij die premie op basis van de toenmalige ramingen een vermogen van circa nul in 2017 resulteerde. Op basis van de actuele ramingen lijkt het vermogen van het Flz per ultimo 2017 een tekort te vertonen van ruim € 0,8 miljard. Dit kabinet heeft besloten om niet langer te werken met een in een kabinetsperiode lastendekkende premie, maar om de Wlz premie constant te houden op 9,65% en ter voorkoming van tekorten in het Flz een rijksbijdrage te introduceren. Het doel van die rijksbijdrage is dat het Flz een vermogen heeft van nul.

Figuur 5: Financieringsstromen Wlz 2019

Figuur 5: Financieringsstromen Wlz 2019
4.3 De financiering in 2019
4.3.1 Zorgverzekeringswet (Zvw)

Tabel 11 geeft een overzicht van de uitgaven en inkomsten uit hoofde van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De ontwikkelingen bij de financiering van de Zvw in 2019 worden gedomineerd door vier zaken:

  • De groei van de zorguitgaven. Deze groei komt vooral doordat de oplopende loon- en prijsstijging hoger is dan in de afgelopen jaren, wat leidt tot een premiestijging.

  • Het in 2019 wegvallen van de rijksbijdrage die in 2015 is geïntroduceerd om de premiegevolgen van de overhevelingen van AWBZ naar Zvw geleidelijk te laten verlopen. Hierdoor stijgen de premies vanaf 2019.

  • De relatief lage vaststelling van de nominale premie 2018 door verzekeraars. Hierdoor is de beoogde 50/50-verhouding tussen nominale premie en inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) niet gerealiseerd. In 2019 moet deze 50/50-verhouding worden hersteld, waardoor de nominale premie meer dient te stijgen dan de IAB.

  • De veronderstelde lagere afbouw van reserves door verzekeraars ten opzichte van 2018. Hiermee wordt de premiestijging minder gedempt dan in 2018.

De Zvw-uitgaven vallend onder het Uitgavenplafond zorg worden voor 2019 geraamd op € 50,4 miljard; een groei van € 2,7 miljard ten opzichte van de geraamde uitgaven in 2018. De ontwikkeling van de Zvw-uitgaven wordt elders in dit Financieel Beeld Zorg toegelicht. De groei van de Zvw-uitgaven betreft vooral groei bij de zorguitgaven van zorgverzekeraars. Deze stijgen met € 2,5 miljard van 2018 naar 2019. De rechtstreekse betalingen vanuit het Zorgverzekeringsfonds (beschikbaarheidbijdragen en uitgaven in het kader van internationale verdragen) groeien naar verwachting met € 0,3 miljard.

Bij de beheerskosten en reserveontwikkeling van zorgverzekeraars wordt een stijging van € 0,1 miljard verwacht ten opzichte van de raming voor 2018. Deze stijging treedt op omdat de zorgverzekeraars naar verwachting weliswaar (€ 0,45 miljard) zullen interen op hun reserves, maar minder dan in 20186. Hoewel zorgverzekeraars de afgelopen vijf jaar circa € 6 miljard hebben ingezet ter verlaging van de premie, beschikken zorgverzekeraars naar verwachting nog over voldoende reserves om ook de premieontwikkeling 2019 enigszins te mitigeren. Verondersteld wordt dat zorgverzekeraars in 2019 € 0,45 miljard aan reserves inzetten ter verlaging van de premiestijging. Bij de raming van de premie is ervan uitgegaan dat zorgverzekeraars met een geleidelijke inzet van reserves een stabiele premieontwikkeling beogen.

De overige baten van het ZVF (rentebaten, bijdragen van verdragsgerechtigden, kosten en opbrengsten wanbetalers en onverzekerden) zijn vrijwel constant.

Naar huidige inschatting zal het Zorgverzekeringsfonds per ultimo 2018 een vermogenssaldo van circa € 0,5 miljard hebben. Er dient in 2019 dus een overschot van € 0,5 miljard te worden weggewerkt7.

De hierboven beschreven ontwikkeling van lasten, saldo en overige baten leidt ertoe dat er in 2019 € 50,8 miljard aan premies, rijksbijdragen en eigen betalingen nodig zijn; dit is € 3,0 miljard meer dan in 2018. Deze € 50,8 miljard wordt door de inkomensafhankelijke bijdragen, de nominale premie, de rijksbijdrage kinderen en de eigen betalingen gefinancierd zoals weergegeven in tabel 11. De ontwikkelingen daarbij worden later in deze paragraaf toegelicht.

Tabel 11 Financiering Zvw (bedragen x € 1 miljard)1
 

2017

2018

2019

Uitgaven ten laste van de macropremielast

     

Zorguitgaven zorgverzekeraars

43,0

45,2

47,7

Rechtstreekse uitgaven Zorgverzekeringsfonds

2,3

2,4

2,7

Uitgaven onder het Uitgavenplafond zorg

45,2

47,6

50,4

Beheerskosten/mutatie reserves zorgverzekeraars

0,6

0,8

0,9

Overige baten Zorgverzekeringsfonds

– 0,1

0,0

0,0

Saldo Zorgverzekeringsfonds

0,6

– 0,2

– 0,4

Totaal te financieren

46,3

48,2

50,8

Rijksbijdrage HLZ

– 0,9

– 0,5

0,0

Te financieren uit premies /eigen betalingen

45,4

47,8

50,8

       

Financiering

     

Inkomensafhankelijke bijdrage

22,2

23,9

25,1

Nominale premie

17,6

18,0

19,9

Rijksbijdrage kinderen

2,5

2,7

2,7

Eigen risico

3,2

3,2

3,1

Totaal

45,4

47,8

50,8

Bron: VWS. De meeste cijfers in de kolom 2017 zijn afkomstig van of afgeleid van informatie van het Zorginstituut Nederland (ZiNL). De rechtstreekse uitgaven van het ZVF en voor de zorguitgaven van zorgverzekeraars zijn gebaseerd op ZiNL-informatie van juni 2017. De opbrengst van de nominale premie is voor 2017 en 2018 bepaald als de gemiddelde nominale premie zoals bepaald door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) maal het aantal verzekerden uit de opgave van ZiNL. De inkomensafhankelijke bijdrage is voor 2017 en 2018 overgenomen van het CPB. De rijksbijdrage is gebaseerd op het VWS-jaarverslag en komt overeen met ZiNL-informatie van maart. De post overige baten (rentebaten, wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden) is een extrapolatie gebaseerd op het financieel jaarverslag fondsen 2016 van ZiNL. De post beheerskosten/mutatie reserve zorgverzekeraars is in 2017 en 2018 het saldo van de opbrengst van de nominale premies, eigen betalingen en de bijdrage aan verzekeraars uit het fonds enerzijds en de geraamde zorguitgaven van zorgverzekeraars anderzijds (toevoegingen en onttrekking aan reserves worden in deze post meegenomen).

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Het Zorgverzekeringsfonds (ZVF)

In tabel 12 staan de uitgaven en inkomsten van het ZVF en de individuele zorgverzekeraars. Hierin staan de posten uit tabel 11, maar daarnaast betalingen van het fonds aan de zorgverzekeraars.

Tabel 12 Exploitatie en premiestelling Zvw (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2017

2018

2019

ZVF

     

Uitgaven

25.070,1

27.212,2

28.222,4

– Uitkering aan zorgverzekeraars voor zorg

22.669,8

24.628,6

25.381,6

– Uitkering voor beheerskosten kinderen

138,5

137,8

136,1

– Rechtstreekse uitgaven ZVF

2.261,8

2.445,9

2.704,7

       

Inkomsten

25.661,7

27.029,0

27.786,2

– Inkomensafhankelijke bijdrage

22.211,7

23.926,1

25.077,1

– Rijksbijdrage kinderen

2.490,5

2.695,9

2.749,1

– Rijksbijdrage HLZ

902,0

451,0

0,0

– Overige baten

57,5

– 44,0

– 40,1

       

Exploitatiesaldo

591,7

– 183,2

– 436,2

       

Vermogen ZVF

– 48,4

– 231,6

– 667,9

Vermogensnorm

– 689,0

– 689,0

– 689,0

Vermogenssaldo ZVF

640,7

457,4

21,2

       

INDIVIDUELE VERZEKERAARS

     

Uitgaven

43.545,5

45.932,9

48.516,1

– Zorg

42.965,1

45.173,2

47.655,0

– Beheerskosten/exploitatiesaldi

580,4

759,7

861,0

       

Inkomsten

43.545,5

45.932,9

48.516,1

– Uitkering van ZVF voor zorg

22.669,8

24.628,6

25.381,6

– Uitkering van ZVF voor beheerskosten kinderen

138,5

137,8

136,1

– Nominale rekenpremie

18.095,9

18.178,5

19.158,5

– Nominale opslagpremie

– 545,9

– 219,7

724,9

– Eigen risico

3.187,1

3.207,7

3.114,9

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De grootste uitgavenpost van het Zorgverzekeringsfonds is de vereveningsbijdrage; de bijdrage aan de verzekeraars ter gedeeltelijke dekking van de zorgkosten. Deze bijdrage resulteert uit toepassing van de 50/50-regel. Die regel bepaalt – gegeven de totale lasten en gegeven de ontwikkeling van het eigen risico en de rijksbijdrage – hoe de inkomensafhankelijke bijdrage en de nominale premie zich moeten ontwikkelen. Daaruit volgt voor 2019 een stijging van de opbrengst van de nominale premie met € 1,9 miljard8. Gegeven de geraamde ontwikkeling van de zorguitgaven van verzekeraars, eigen betalingen, beheerskosten en reserveafbouw van verzekeraars, wordt dit mogelijk via een stijging van de bijdrage uit het ZVF aan de zorgverzekeraars met € 0,8 miljard.

De inkomsten van het ZVF bestaan vooral uit de inkomensafhankelijke bijdrage en de rijksbijdrage ter dekking van de fictieve premielast van kinderen tot 18 jaar. Van 2015 tot en met 2018 is er daarnaast een tijdelijke rijksbijdrage HLZ. Via deze rijksbijdrage worden de per saldo resulterende gevolgen van de overheveling van AWBZ-uitgaven naar de Zvw en de overheveling van de jeugd-ggz van de Zvw naar de gemeenten op de Zvw-premies gecompenseerd. In 2018 is de compensatie 20% en in 2019 wordt deze nul.

De opbrengst van de inkomensafhankelijke bijdrage stijgt van 2018 naar 2019 met € 1,2 miljard. Dit is het saldo van twee ontwikkelingen. Ten eerste stijgen de totale uit premies te financieren kosten van 2018 op 2019 met € 3,0 miljard. Dit staat gepresenteerd in tabel 11. Hierdoor stijgt de IAB met € 1,5 miljard. Daarnaast is er een stijging van € 0,4 miljard als gevolg van een correctie op de de 50/50-regel9. De rijksbijdrage voor kinderen stijgt € 0,1 miljard. Deze volgt de ontwikkeling van het aantal kinderen en de ontwikkeling van de geraamde opbrengst nominale premie plus eigen betalingen. Zorgverzekeraars ontvangen uit het ZVF een vergoeding voor de beheerskosten van verzekerde kinderen die afhankelijk is van het aantal verzekerde kinderen. Via het ZVF lopen ook de overige baten (rentebaten, premievervangende bijdragen verdragsgerechtigden, kosten en opbrengsten wanbetalers en kosten en opbrengsten onverzekerden). Deze worden bij de inkomsten geboekt omdat ze niet relevant zijn voor het Uitgavenplafond zorg10.

Zowel het feitelijk vermogen als het vermogenssaldo11 van het Zorgverzekeringsfonds komen in 2018 naar huidige inschatting met € 0,4 miljard hoger uit dan geraamd in de begroting 2018. Omdat het Zorgverzekeringsfonds hierdoor per ultimo 2018 een vermogenssaldo van circa € 0,5 miljard heeft, dient er in 2019 een overschot van € 0,5 miljard te worden weggewerkt.

De individuele verzekeraars

De uitgaven van de zorgverzekeraars bestaan uit de uitgaven aan zorg en de beheerskosten/ reserveontwikkeling. De ontwikkeling hiervan is hiervoor toegelicht. Dat geldt ook voor de bijdrage die zorgverzekeraars ontvangen uit het ZVF ter gedeeltelijke dekking van de zorgkosten die zij moeten betalen. Zorgverzekeraars ontvangen ook het eigen risico van hun verzekerden. De opbrengst van het eigen risico daalt van 2018 op 2019 met € 0,1 miljard.

De totale geraamde opbrengst nominale premie stijgt van 2018 op 2019 met € 1,9 miljard. Deze stijging betreft een stijging van € 1,0 miljard bij de rekenpremie en een stijging van € 0,9 miljard bij de opslagpremie12.

De nominale premies en inkomensafhankelijke bijdragen

Hiervoor is toegelicht hoe de uitgaven en inkomsten zich op macroniveau naar huidig inzicht ontwikkelen tussen 2018 en 2019. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige inzichten voor 2018. Die waren nog niet bekend toen de premies 2018 werden vastgesteld. Bij het verklaren van de premiestijging van 2018 naar 2019 op microniveau moet het huidige beeld 2019 worden vergeleken met het beeld 2018 ten tijde van de premievaststelling 2018. Dat is bij de rekenpremie en de inkomensafhankelijke bijdrage de begroting 2018 na verwerking van de wetswijziging ter stabilisering van het eigen risico13 en bij de opslagpremie de premiestelling door verzekeraars in het najaar van 2017. De opslagpremie is door de verzekeraars € 63 lager vastgesteld dan geraamd in de begroting. Dit gebeurde vooral omdat verzekeraars uitgingen van lagere zorguitgaven en van een hogere reserveafbouw dan verondersteld in de begroting 2018.

De inkomensafhankelijke bijdrage komt in 2019 uit op 6,95%; 0,05 procentpunt hoger dan in 2018. Bij de nominale premie wordt een stijging geraamd van € 124; van gemiddeld € 1.308 in 2018 naar gemiddeld € 1.432 in 2019. Voor deze bijstelling is een aantal oorzaken te benoemen.

Tabel 13 Oorzaken premieontwikkeling 2019 (in euro’s (nominale premie) en procentpunten (IAB))
 

IAB

Reken-premie

Opslag- premie

Nominale premie

Premies in 2018

6,90%

1.324

– 16

1.308

a. Groei zorguitgaven

0,13%

80

80

b. Saldo Zorgverzekeringsfonds

– 0,04%

– 10

– 10

c. Reserveontwikkeling verzekeraars

0,03%

– 8

16

8

d. Afbouw rijksbijdrage HLZ

0,06%

16

16

e. Rechttrekken 50/50-verhouding

– 0,15%

– 35

66

31

f. Overig en afronding

0,02%

13

– 14

– 1

Totaal

0,05%

56

68

124

Premies in 2019

6,95%

1.380

52

1.432

  • a. Groei zorguitgaven

    De zorguitgaven in 2019 komen naar huidige inschatting € 2,5 miljard hoger uit dan volgens de raming 2018 van verzekeraars toen zij de premie 2018 bepaalden. Deze uitgavenstijging leidt -als ook rekening wordt gehouden met de stijging van het aantal verzekerden – tot een stijging van de nominale premie met € 80. De uitgavenstijging van € 2,5 miljard betreft voor circa € 1,6 miljard de doorvertaling van lonen en prijzen uit de economie naar de zorgsector. De uitgavenstijging leidt ook tot een stijging van de noodzakelijke IAB-opbrengsten. Die leidt, rekening houdend met de ontwikkeling van de IAB-grondslag, tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,13 procentpunt.

  • b. Saldo Zorgverzekeringsfonds

    Voor 2019 wordt gerekend met een beoogd saldo van – € 0,5 miljard. Bij de premiestelling 2018 is gerekend met een saldo van – € 0,2 miljard. De ontwikkeling van het saldo van het Zorgverzekeringsfonds leidt daarom tot een daling van de nominale premie (met € 10) en een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage (met 0,04 procentpunt).

  • c. Reserveontwikkeling verzekeraars

    Voor 2019 wordt gerekend met een afbouw van reserves van € 0,45 miljard. Dit is € 0,2 miljard minder dan de reserveafbouw waarvan verzekeraars uitgingen bij hun premiestelling 2018. De lagere reserveafbouw dan in 2018 werkt volledig door in hogere opslagpremies, die daardoor stijgen met € 16. Omdat de reserveopbouw deel uitmaakt van de totale uit premies te financieren lasten, dient de lagere reserveafbouw voor de helft neer te slaan in een hogere IAB en voor de helft in een hogere nominale premie. Dat gebeurt door de rekenpremie te verlagen (met € 8), waardoor de bijdrage aan verzekeraars stijgt en een stijging van de IAB met 0,03 procentpunt nodig is. De totale nominale premie stijgt daarom met € 8 als gevolg van de reserveontwikkeling (€ 16 – € 8).

  • d. Afbouw rijksbijdrage HLZ

    De overheveling van AWBZ-uitgaven naar de Zvw wordt deels gedekt via een tijdelijke rijksbijdrage HLZ die in vier jaar geleidelijk afloopt. Deze rijksbijdrage bedraagt € 0,5 miljard in 2018 en € 0,0 miljard in 2019. De daling van deze rijksbijdrage met € 0,5 miljard leidt tot een stijging van de nominale premie met € 16 en tot een stijging van de IAB met 0,06 procentpunt.

  • e. Rechttrekken 50/50-verhouding

    De verzekeraars hebben de premie 2018 € 63 lager vastgesteld dan geraamd in de VWS-begroting 2018 (macro € 0,9 miljard). Dit gebeurde vooral omdat zij bij hun premiestelling uitgingen van lagere zorguitgaven en van een hogere afbouw van reserves dan verondersteld in de begroting. Indien in de VWS-begroting al gerekend was met de aannames van de verzekeraars, dan zouden de lagere lasten van € 0,9 miljard 50/50 verdeeld zijn over hogere nominale premies en een hogere IAB. De andere veronderstellingen zijn in 2018 geheel neergeslagen in hogere nominale premies. Die nominale premie is daardoor in 2018 lager uitgekomen dan resulteert uit de 50/50-verhouding. In de raming wordt ervan uitgegaan dat in 2019 weer wordt voldaan aan de 50/50-verhouding. Daarnaast dient de «fout» uit het verleden in vier jaar gecompenseerd te worden. Dat leidt tot een stijging van de nominale premie met € 31 en tot een daling van de IAB met 0,15 procentpunt14.

  • f. Overige posten en afronding

    De ontwikkelingen bij de overige posten (beheerskosten en overige lasten verzekeraars, eigen risico en overige baten van het fonds) plus afrondingsverschillen leiden per saldo tot kleine bijstellingen van de nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage15.

Tabel 14 Premieoverzicht Zvw1
 

2017

2018

2019

Inkomensafhankelijke bijdrage normaal (in %)

6,65

6,90

6,95

Inkomensafhankelijke bijdrage verlaagd (in %)2

5,40

5,65

5,70

Nominale rekenpremie

1.326

1.324

1.380

Nominale opslagpremie (gemiddeld)3

– 40

– 16

52

Nominale premie totaal (gemiddeld)3

1.286

1.308

1.432

Nominale premie totaal 18-

0

0

0

Verplicht eigen risico

385

385

385

Standaardpremie3

1.530

1.546

1.656

Maximale zorgtoeslag eenpersoonshuishouden3

1.066

1.139

1.233

Maximale zorgtoeslag meerpersoonshuishouden3

2.043

2.121

2.402

Bron: VWS

X Noot
1

Afgezien van de inkomensafhankelijke bijdrage betreft dit jaarbedragen in euro.

X Noot
2

De zelfstandigen en gepensioneerden betalen de verlaagde inkomensafhankelijke bijdrage.

X Noot
3

Het cijfer 2019 betreft een raming.

De zorgtoeslag

De Wet op de zorgtoeslag bepaalt dat een huishouden maximaal een bepaald percentage van het inkomen dient bij te dragen aan de nominale premie en het verplicht eigen risico. De hoogte van de zorgtoeslag wordt bepaald door de standaardpremie (de geraamde gemiddelde nominale premie voor een zorgverzekering plus het geraamde gemiddelde te betalen bedrag vanwege het verplicht eigen risico) en het huishoudinkomen van de ontvanger16.

Het kabinet heeft – zoals reeds was vastgelegd in het regeerakkoord – besloten dat de percentages die bepalen hoeveel een huishouden zelf moet betalen te verlagen voor meerpersoonshuishoudens. Het normpercentage voor meerpersoonshuishoudens daalt ten opzichte van 2018 met 0,435%-punt. Deze daling is het saldo van een stijging van 0,015%-punt waartoe is besloten door het kabinet Balkenende IV en de bijstelling waartoe is besloten in het regeerakkoord. Het normpercentage voor alleenpersoonshuishoudens stijgt ten opzichte van 2018 met 0,15%-punt op grond van de besluitvorming van het kabinet Balkenende IV.

De raming voor de standaardpremie 2019 bedraagt € 1.656. Dit komt overeen met de eerder genoemde raming van de nominale premie van € 1.432 plus het geraamde gemiddelde eigen risico. Per saldo zal door de ontwikkeling van de standaardpremie, de stijging van het wettelijk minimumloon en de hiervoor beschreven bijstellingen van de percentages de stijging van de nominale premie en het gemiddeld eigen risico voor rechthebbenden op zorgtoeslag grotendeels worden gecompenseerd via een stijging van de zorgtoeslag. Voor een alleenstaande met een minimuminkomen stijgt de gemiddelde nominale premie met € 124, terwijl de zorgtoeslag stijgt met € 94. Voor meerpersoonshuishoudens met een minimuminkomen stijgt de gemiddelde premie met € 248, terwijl de zorgtoeslag stijgt met € 281.

De zorgtoeslag die de Belastingdienst/toeslagen in 2019 uitkeert wordt gebaseerd op een geactualiseerde inschatting van de hoogte van de nominale premie nadat de zorgverzekeraars hun premie bekend hebben gemaakt.

4.3.2. Wet langdurige zorg (Wlz)
Tabel 15 Exploitatie en premiestelling Wlz (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2017

2018

2019

FONDS LANGDURIGE ZORG

     

Uitgaven

20.347,4

21.564,4

23.730,1

– Zorguitgaven

20.169,7

21.365,5

23.525,9

– Beheerskosten

177,7

198,9

204,2

       

Inkomsten

20.036,3

22.343,7

23.499,4

– Procentuele premie

14.686,4

16.903,6

16.955,0

– Eigen bijdragen

1.833,2

1.838,1

1.868,3

– BIKK

3.516,7

3.602,8

3.676,1

– Rijksbijdrage Wlz

1.000,0

– Overige baten

0,0

0,0

0,0

       

Exploitatiesaldo

– 311,2

779,3

– 230,7

       

Vermogen Algemeen Fonds

– 821,2

– 42,0

– 272,7

       

Procentuele premie (in %)

9,65

9,65

9,65

Bron: VWS

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De uitgaven in het kader van de Wlz worden gefinancierd uit het Fonds Langdurige Zorg (Flz).

Tabel 15 geeft een overzicht van de uitgaven en inkomsten van dit fonds.

De uitgaven in deze tabel komen overeen met de Wlz-uitgaven uit tabel 6.

De inkomsten van het fonds worden gevormd door de premie-inkomsten, de eigen bijdragen, de Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) en (vanaf 2019) de rijksbijdrage Wlz. De Wlz-premie is in de begroting 2015 meerjarig vastgesteld op 9,65% omdat met dit percentage en de toenmalige ramingen per ultimo 2017 een vermogen van circa nul in het Flz zou ontstaan. Op basis van de huidige ramingen lijkt er per ultimo 2017 een vermogen van – € 0,8 miljard te resulteren17. Dit negatieve vermogen is ontstaan als saldo van hogere uitgaven en hogere premie-inkomsten.

Omdat de geraamde premie-inkomsten harder stijgen dan de uitgaven (vooral vanwege het geraamde kaspatroon bij de premie-inkomsten) resulteert er in 2018 een positief saldo in het Flz, waardoor het vermogen per ultimo 2018 vrijwel uitkomt op nul.

In 2019 groeien de geraamde uitgaven echter sterker dan de bestaande inkomsten (vooral vanwege de kwaliteitsimpuls verpleeghuizen). Gegeven de geraamde groei van de Wlz-uitgaven na 2019 ligt het in de rede dat dit ook in de jaren daarna het geval zal zijn. Het kabinet heeft daarom besloten tot instelling van een rijksbijdrage Wlz, die zodanig wordt vastgesteld dat het vermogen van het Flz naar verwachting jaarlijks op nul uitkomt. In tabel 15 staat nog een vermogen van – € 0,3 miljard per ultimo 2019. Dat zal naar verwachting nul worden, omdat er na de begroting 2019 nog een bedrag wordt overgeheveld van de Wlz naar de Wmo in verband met de geraamde loon- en prijsbijstelling.

Tabel 16 geeft weer hoeveel burgers en werkgevers aan zorg betalen18.

Tabel 16 Verdeling van de zorglasten (bedragen x € 1 miljard)1
 

2017

2018

2019

Burgers (Nominale premie Zvw, Wlz-premie, eigen betalingen, deel IAB)

43,6

46,5

48,7

Compensatie burgers door zorgtoeslag

– 4,3

– 4,6

– 5,0

Burgers totaal

39,3

42,0

43,7

Werkgevers (IAB)

15,9

17,3

18,2

Burgers en bedrijven (uit belastingen)

13,3

13,5

14,8

Totaal

68,5

72,8

76,7

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal

Burgers betalen de nominale premie en het eigen risico Zvw, de premie en de eigen bijdragen Wlz, en gepensioneerden en zelfstandigen betalen de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (IAB). Voor burgers staat tegenover de nominale premie Zvw de compensatie door de zorgtoeslag.

Werkgevers betalen de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor hun werknemers.

De Wmo- uitgaven voor beschermd wonen, de uitgaven op de VWS-begroting, de rijksbijdragen en de zorgtoeslag worden gedekt uit belastingen. Daarvan valt niet op voorhand te zeggen of het lasten van burgers of werkgevers betreft. Om een in de tijd vergelijkbare reeks te krijgen is bij de uit belastingen gefinancierde uitgaven in 2017 en 2018 geen rekening gehouden met de Wmo- en jeugdzorgactiviteiten die vanaf 2019 niet meer vallen onder het uitgavenplafond zorg.

De cijfers in tabel 16 zijn overgenomen uit de (onderbouwing van) de tabellen 12 en 15 en figuur 6.

4.4 Wat betaalt de gemiddelde burger aan zorg?

Figuur 6 laat zien dat de gemiddelde volwassene in Nederland in 2018 en 2019 op basis van de ramingen in deze begroting € 5.239 respectievelijk € 5.490 betaalt aan collectief gefinancierde zorg.

De bijdrage van de burgers betreft niet alleen de nominale premie en de eigen betalingen (eigen risico en eigen bijdragen Wlz). Een Nederlander betaalt gemiddeld ook een fors bedrag aan Wlz-premie. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt voor een beperkt deel rechtstreeks door burgers betaald (gepensioneerden en zelfstandigen) en voor het grootste deel door werkgevers. Dat laatste deel beïnvloedt de loonruimte en is daarom meegenomen. Via de zorgtoeslag ontvangt de gemiddelde burger een bedrag ter gedeeltelijke compensatie van de nominale premie en het eigen risico. Als laatste is het bedrag meegenomen dat via belastingen gemiddeld wordt opgebracht ter dekking van de begrotingsgefinancierde zorguitgaven, de rijksbijdragen en de zorgtoeslag.

Het bedrag dat de gemiddelde burger bijdraagt aan de zorg stijgt (als omwille van de vergelijkbaarheid in 2018 wordt gecorrigeerd voor het het per 2019 verdwijnen van de Jeugdzorg en het grootste deel van de Wmo uit het Uitgavenplafond zorg per) van 2018 op 2019 met 4,8 (zie figuur 6). Dit is het saldo van een aantal, deels samenhangende ontwikkelingen. Zo stijgt de nominale premie van 2018 op 2019 onder andere omdat de rijksbijdrage HLZ daalt van 2018 op 2019. Die dalende rijksbijdrage leidt ertoe dat via belasting minder hoeft te worden opgebracht. Daarnaast hangt de stijging van de zorgtoeslag rechtstreeks samen met de stijging van de nominale premie.

De bedragen in de figuur zijn een gemiddelde per volwassene. Sommige mensen betalen meer en anderen betalen minder. Hoeveel iemand precies betaalt is afhankelijk van zijn inkomen (en bij recht op zorgtoeslag ook van het inkomen van zijn partner). Huishoudens met een laag inkomen betalen minder dan € 5.490 per persoon en huishoudens met een hoger inkomen meer, omdat de meeste posten inkomensafhankelijk zijn. Dat is het geval bij de inkomensafhankelijke Wlz-premies, de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (IAB), de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wlz en de belastingen. Omdat huishoudens met een laag of middeninkomen een inkomensafhankelijke zorgtoeslag ontvangen ter compensatie van de nominale premie en het eigen risico, geldt ook bij de nominale premies en het eigen risico dat de nettolast hiervan in samenhang met de zorgtoeslag toeneemt met het inkomen.

Figuur 6: Lasten per volwassene aan zorg in 20181 en 2019 (in euro’s per jaar)

Figuur 6: Lasten per volwassene aan zorg in 2018 en 2019 (in euro’s per jaar)

1 Het jaar 2018 is gecorigeerd voor Jeugdzorg en het grootste deel van de Wmo, om de lasten per volwassene vergelijkbaar te maken met het jaar 2019.

5. Meerjarige ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten

5.1. Ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten 2009–2019

Realisatiecijfers in de zorg ijlen nog enige jaren na. Daardoor vinden er ook na het verschijnen van VWS-jaarverslagen aanpassingen in de cijfers voor het betreffende jaar plaats. In tabel 17 worden de actuele zorguitgaven en -ontvangsten voor de jaren 2009–2019 weergegeven. De cijfers voor de jaren 2009–2014 zijn definitief.

Tabel 17 Ontwikkeling van de zorguitgaven en -ontvangsten 2009–2019 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2009

20101

2011

2012

2013

2014

20152

2016

2017

2018

20193

Zorguitgaven en -ontvangsten actuele VWS-stand

                     

Zorgverzekeringswet (Zvw)

                     

Bruto-uitgaven

33.756

35.474

35.983

36.672

39.210

39.220

41.858

43.872

45.355

47.619

50.360

Ontvangsten

1.364

1.481

1.499

1.932

2.666

3.125

3.218

3.195

3.187

3.208

3.115

Netto-uitgaven

32.392

33.993

34.484

34.739

36.544

36.095

38.640

40.678

42.168

44.411

47.245

Wet langdurige zorg (Wlz)

                     

Bruto-uitgaven

23.221

24.135

25.222

27.865

27.452

27.800

19.545

19.930

20.347

21.564

23.730

Ontvangsten

1.594

1.478

1.620

1.697

1.915

1.971

1.892

1.892

1.833

1.838

1.868

Netto-uitgaven

21.627

22.657

23.603

26.169

25.537

25.829

17.653

18.038

18.514

19.726

21.862

Begrotingsgefinancierde zorguitgaven

                     

Bruto-Wmo (gemeentefonds)

1.533

1.541

1.456

1.511

1.561

1.714

4.943

4.945

4.899

5.111

1.714

Bruto-Jeugdwet (gemeentefonds)

0

0

0

0

0

0

2.034

1.920

1.878

1.971

0

Bruto-overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting)

824

1.327

1.820

1.893

594

577

491

434

500

511

617

Bruto-begrotingsgefinancierde zorguitgaven

2.357

2.868

3.276

3.405

2.155

2.291

7.468

7.299

7.277

7.593

2.331

Ontvangsten

63

73

51

21

0

0

0

0

0

0

0

Netto-begrotingsgefinancierde zorguitgaven

2.294

2.794

3.226

3.384

2.155

2.291

7.468

7.299

7.277

7.593

2.331

Bruto-zorguitgaven

59.335

62.476

64.481

67.942

68.818

69.311

68.871

71.101

72.979

76.777

76.421

Ontvangsten

3.022

3.032

3.170

3.650

4.581

5.096

5.110

5.087

5.020

5.046

4.983

Netto-zorguitgaven

56.313

59.444

61.312

64.292

64.237

64.215

63.761

66.015

67.959

71.731

71.438

Bron: VWS.

X Noot
1

Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (€ 320 miljoen) die niet aan het Uitgavenplafond is toegerekend.

X Noot
2

Op 1 januari 2015 zijn de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet in werking getreden.

X Noot
3

De middelen voor Wmo- en jeugdzorg die per 2019 onderdeel uitmaken van de algemene uitkering van het gemeentefonds tellen vanaf dat moment niet meer mee als voor het Financieel Beeld Zorg relevante zorguitgaven.

Figuur 7 Bijstellingen van de netto-zorguitgaven Zvw en AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen 2007–2017

Figuur 7 Bijstellingen van de netto-zorguitgaven Zvw en AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen 2007–2017

In figuur 7 zijn de bijstellingen van de netto zorguitgaven van de Zvw en de AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen grafisch weergegeven voor de jaren 2007–2017. Uit de grafiek blijkt dat de bijstellingen na publicatie van het jaarverslag een grillig patroon kennen. Er zijn zowel jaren waarin de zorguitgaven hoger zijn uitgekomen dan vermeld in het jaarverslag als jaren waarin de zorguitgaven neerwaarts zijn bijgesteld. De omvang van de bijstelling blijft in de meeste jaren binnen een bandbreedte van 1%, met een maximale uitschieter van -2,4% in 2015. De forse neerwaartse bijstellingen voor eerdere jaren hangen voor een belangrijk deel samen met de latere verwerking van de realisatiecijfers van de MSZ en ggz. Vanaf 2016 zijn de voorlopige realisatiecijfers van de MSZ en ggz in het jaarverslag van het betreffende jaar verwerkt. De komende bijstellingen voor 2016 en 2017 zullen hierdoor naar verwachting kleiner zijn. Voor 2017 is vooralsnog sprake van een zeer beperkte bijstelling. De bijstelling voor het jaar 2017 wordt in het verdiepingshoofdstuk nader toegelicht.

5.2. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2017–2021

In deze paragraaf wordt de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven grafisch weergegeven en toegelicht voor de kabinetsperiode 2017–2021. De horizontale ontwikkeling geeft de jaar op jaar ontwikkeling van de netto zorguitgaven weer.

Hierbij wordt een tweetal ontwikkelingen onderscheiden:

  • Nominale ontwikkeling: de groei van de zorguitgaven inclusief de loon- en prijsontwikkeling.

  • Reële groeiontwikkeling: de ontwikkeling van de zorguitgaven gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling van het bbp.

Totale netto-zorguitgaven

In onderstaande figuur is de horizontale ontwikkeling van de netto-zorguitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen van de Wmo en Jeugdwet naar de algemene uitkering van het gemeentefonds zoals opgenomen in de Startnota (zie nota van wijziging begroting 2018), grafisch weergegeven voor de jaren 2017–2021.

Figuur 8 Horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven 2017–2021

Figuur 8 Horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven 2017–2021

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de totale netto-zorguitgaven over de periode 1996–2021 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

  • 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 3,6%.

  • 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 5,0%.

  • 2012–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode Rutte II is 0,5%.

  • 2017–2021: De geraamde reële groei voor de huidige kabinetsperiode is 3,9%.

Netto-Zvw-uitgaven

In figuur 9 is de horizontale ontwikkeling van de netto-Zvw-uitgaven grafisch weergegeven voor de jaren 2017–2021.

Figuur 9 Horizontale ontwikkeling netto Zvw-uitgaven 2017–2021

Figuur 9 Horizontale ontwikkeling netto Zvw-uitgaven 2017–2021

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de netto Zvw-uitgaven over de periode 1996–2021 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

  • 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 3,2%.

  • 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 4,1%.

  • 2012–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode Rutte II is 0,8%.

  • 2017–2021: De geraamde reële groei voor de huidige kabinetsperiode is 2,9%.

Netto Wlz-uitgaven

In figuur 10 is de horizontale groei van netto Wlz-uitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen Wmo en Jeugd, grafisch weergegeven voor de jaren 2017–2021.

Figuur 10 Horizontale groei netto Wlz-uitgaven 2017–2021

Figuur 10 Horizontale groei netto Wlz-uitgaven 2017–2021

Onderstaand wordt de gemiddelde reële groei van de netto Wlz-uitgaven over de periode 2006–2021 weergegeven, onderverdeeld in een aantal tijdvakken:

  • 1996–2005: De gemiddelde reële groei in de negen jaar vóór de introductie van de Zvw was 6,4%.

  • 2006–2012: De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de kabinetsperiode Rutte II was 5,2%.

  • 2012–2017: De geraamde reële groei gedurende de kabinetsperiode Rutte II is 0,4%.

  • 2017–2021: De geraamde reële groei voor de huidige kabinetsperiode is 5,8%.

6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

6.1. Verdieping zorguitgaven in deelsectoren

In dit verdiepingshoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de zorguitgaven. Deze verdiepingsparagraaf is opgedeeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). In dit hoofdstuk zijn de cijfers over de jaren 2017 tot en met 2023 per deelsector gepresenteerd. Dit geeft een gedetailleerd beeld van de budgettaire ontwikkelingen binnen de afzonderlijke sectoren. De bijstellingen zijn weergegeven ten opzichte van de ontwerpbegroting 2018.

In dit verdiepingshoofdstuk worden alleen de belangrijkste bijstellingen die na de 1e suppletoire begroting 2018 hebben plaatsgevonden toegelicht. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties in de 2e suppletoire begroting 2017 (TK 34 550 XVI, nr.1), de nota van wijziging begroting 2018 (TK 34 775 XVI, nr. 15), het jaarverslag 2017 (TK 34 950 XVI, nr. 1) en de 1e suppletoire begroting 2018 (TK 34 960 XVI, nr. 1), wordt verwezen naar de betreffende publicaties.

De toelichtingen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën: autonoom, beleidsmatig en technisch.

De afzonderlijke posten worden toegelicht als het hiermee gepaard gaande bedrag hoger is dan € 10 miljoen.

De bijstellingen op de begrotingsgefinancierde zorguitgaven worden toegelicht bij de begrotingsartikelen.

6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de Zvw in het afgelopen jaar voor de jaren 2017 tot met 2023. In tabel 18 wordt de opbouw van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten op deelsectorniveau weergegeven. De sector nominaal en onverdeeld bevat de nog niet toebedeelde maatregelen en de nog niet uitgedeelde ruimte voor groei en loon- en prijsbijstellingen. In deze paragraaf wordt na tabel 18 per deelsector ingegaan op de bijstellingen die hebben plaatsgevonden tussen de 1e suppletoire begroting 2018 en de ontwerpbegroting 2019 (inclusief de meerjarige doorwerking).

Tabel 18 Opbouw van de Zvw-uitgaven per sector (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Eerstelijnszorg

5.462,8

5.917,0

6.055,3

6.149,9

6.260,7

6.371,6

6.362,6

Huisartsenzorg

2.709,7

2.956,1

3.047,4

3.128,1

3.221,3

3.312,3

3.303,3

Multidisciplinaire zorgverlening

587,2

614,7

630,1

645,9

665,2

685,2

685,2

Tandheelkundige zorg

743,5

780,1

791,3

791,3

791,3

791,3

791,3

Paramedische zorg

741,9

819,1

828,4

826,5

824,8

824,8

824,8

Verloskunde

224,1

254,0

257,9

257,9

257,9

257,9

257,9

Kraamzorg

300,4

316,5

319,2

319,2

319,2

319,2

319,2

Zorg voor zintuiglijk gehandicapten

156,0

176,5

181,1

181,1

181,1

181,1

181,1

               

Tweedelijnszorg

24.208,0

24.946,9

25.305,2

25.484,2

25.612,4

25.621,5

25.482,6

Medisch-specialistische zorg

21.959,3

22.547,9

22.833,1

22.984,4

23.095,1

23.088,3

22.951,8

Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijns verblijf

1.015,4

1.081,8

1.109,4

1.130,4

1.150,4

1.170,4

1.170,4

Beschikbaarheidbijdrage academische zorg

672,0

697,5

704,6

708,7

708,7

708,7

708,7

Beschikaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

38,8

55,6

55,6

55,6

55,6

55,6

55,6

Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg

83,8

97,0

102,4

102,4

102,4

102,4

102,4

Overig curatieve zorg

438,8

467,1

500,2

502,7

500,2

496,2

493,7

               

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3.562,8

3.731,9

3.814,4

3.877,5

3.912,5

3.940,0

3.940,0

               

Genees- en hulpmiddelen

6.044,7

6.303,7

6.655,3

6.568,6

6.421,5

6.261,7

6.247,3

Geneesmiddelen

4.586,8

4.750,5

5.037,3

4.908,8

4.795,3

4.661,3

4.648,4

Hulpmiddelen

1.458,0

1.553,2

1.618,0

1.659,8

1.626,2

1.600,3

1.598,9

               

Wijkverpleging

3.414,7

3.859,7

3.956,2

4.059,9

4.155,1

4.251,0

4.247,2

               

Ziekenvervoer

659,5

746,1

773,5

763,9

760,9

762,5

762,5

Ambulancevervoer

552,7

631,8

647,8

633,3

630,3

631,9

631,9

Overig ziekenvervoer

106,8

114,3

125,7

130,6

130,6

130,6

130,6

               

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

1.311,3

1.329,4

1.359,8

1.349,0

1.300,2

1.322,8

1.322,8

               

Grensoverschrijdende zorg

691,5

699,5

707,0

706,2

705,3

705,3

705,3

               

Nominaal en onverdeeld

0,0

84,8

1.733,1

3.590,7

5.478,7

7.695,1

11.267,4

               

Bruto-Zvw-uitgaven begroting 2019

45.355,4

47.619,1

50.359,8

52.549,8

54.607,4

56.931,6

60.337,8

Eigen betalingen Zvw

3.187,1

3.207,7

3.114,9

3.147,9

3.181,3

3.315,2

3.498,0

Netto-Zvw-uitgaven begroting 2019

42.168,2

44.411,4

47.244,9

49.401,9

51.426,1

53.616,4

56.839,8

In figuur 11 is de samenstelling van de Zvw-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2019.

Figuur 11 Samenstelling Zvw-uitgaven 2019 (in miljarden euro’s)

Figuur 11 Samenstelling Zvw-uitgaven 2019 (in miljarden euro’s)

Totaal middelen geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz)

De middelen voor de geestelijke gezondheidszorg zijn in de begroting binnen het FBZ verdeeld over de geneeskundige ggz (Zvw) en intramurale langdurige ggz (Wlz).

Daarnaast zijn er per 2015 ggz-middelen overgeheveld vanuit de Zvw en de oude AWBZ naar de Jeugdwet (gemeenten) en vanuit de oude AWBZ naar beschermd wonen onder de Wmo (gemeenten).

Voor een totaal overzicht van alle ggz-middelen zijn deze in de onderstaande tabel opgenomen. Voor de geneeskundige en intramurale langdurige ggz zijn over 2017 realisatiecijfers opgenomen. Voor de geneeskundige ggz betreft dit een zeer voorlopig cijfer.

Realisatiecijfers over de jeugd-ggz en beschermd wonen zijn niet bekend. Voor de Jeugdwet zijn de bij de overheveling door VWS geraamde bedragen in de tabel opgenomen en voor beschermd wonen zijn de budgetten uit het macrobudget Wmo opgenomen.

Tabel 18A Totaal middelen ggz (bedragen x € 1 miljard)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Geneeskundige ggz (Zvw)1

3,7

3,9

4,0

4,1

4,1

4,1

4,1

Intramurale langdurige ggz (Wlz)2

0,5

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Jeugd-ggz (Jeugdwet)3

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Beschermd wonen (Wmo)4

1,5

1,6

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

Stand ontwerpbegroting 2019

6,8

7,1

7,3

7,3

7,4

7,4

7,4

X Noot
1

Ggz Zvw inclusief poh-ggz (Bron poh-ggz: 2017, Zorgprisma/Vektis. Vanaf 2018 raming o.b.v. 2017).

X Noot
2

Met ingang van 2018 betreft dit beleidsinformatie op basis van declaratiegegevens.

X Noot
3

Geraamd beschikbaar budget op basis van overgeheveld bedrag in 2015. Dit geeft geen goed beeld van wat er werkelijk door gemeenten wordt besteed aan de jeugd-ggz.

X Noot
4

Budgetten volgens meicirculaire gemeentefonds 2018

Figuur 12 Samenstelling totale middelen ggz 2019 (in miljarden euro’s)

Figuur 12 Samenstelling totale middelen ggz 2019 (in miljarden euro’s)
Huisartsen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

2.924,2

2.999,2

2.998,8

2.998,8

2.998,8

2.998,8

2.998,8

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 209,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

107,0

106,9

106,9

106,9

106,9

106,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 5,3

– 150,0

– 58,3

22,4

115,6

206,5

197,5

Totaal bijstellingen

– 214,5

– 43,0

48,6

129,4

222,5

313,5

304,5

Stand ontwerpbegroting 2019

2.709,7

2.956,1

3.047,4

3.128,1

3.221,3

3.312,3

3.303,3

               

Deze sector bevat de huisartsenzorg. De uitgaven bestaan uit vergoedingen voor inschrijftarieven, consulttarieven (ook voor de POH GGZ en POH somatische zorg), avond- nacht en weekenddiensten, overige tarieven, bijzondere betalingen, resultaatbeloning & zorgvernieuwing huisartsen, verloskundige hulp door huisartsen en het deel van de kwaliteitsgelden dat betrekking heeft op ondersteuning van de eerstelijnszorg (middelen voor de Regionale Ondersteuningsstructuren).

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

 

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 5,3

– 200,0

– 200,0

– 200,0

– 200,0

– 200,0

– 200,0

In het bestuurlijk akkoord huisartsenzorg 2019–2022 is naast een afspraak over de toegestane volumegroei ook afgesproken dat de onderschrijding in 2017 voor een bedrag van € 200 miljoen structureel wordt doorgetrokken naar latere jaren.

             
               

Groeiruimte 2019–2022

   

73,9

149,6

242,8

338,7

338,7

Dit betreft de groeimiddelen op basis van de in het bestuurlijk akkoord huisartsen afgesproken maximale landelijke groeipercentages: 2,5% in de jaren 2019 en 2020 en 3% in de jaren 2021 en 2022. Deze percentages zijn exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling.

             
               

Beleidsmatig

             

Behouden deel onderuitputting

 

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

In het bestuurlijk akkoord huisartsen is afgesproken dat een deel van de onderschrijding 2017 beschikbaar blijft in het kader om de ambities in het akkoord te kunnen realiseren

             
               

Achterstandswijken

   

11,8

11,8

11,8

11,8

11,8

Ten behoeve van de zorg in achterstandswijken wordt structureel € 11,8 miljoen extra aan het kader toegevoegd. Dit wordt in de inschrijftarieven verwerkt.

             
               

OPEN

   

15,0

20,0

20,0

20,0

 

Voor het gezamenlijk programma OPEN (Ontsluiten van Patiëntengegevens uit de Eerstelijnszorg in Nederland) wordt in de jaren 2019–2022 in totaal € 75 miljoen beschikbaar gesteld.

             
               

Zorginfrastructuur

   

10,0

15,0

15,0

10,0

 

Ter ondersteuning van de digitalisering van de huisartsenzorg wordt in totaal € 50 miljoen extra beschikbaar gesteld.

             
               

Overig beleidsmatig

             

Nationale onderzoeksagenda Huisartsgeneeskunde

   

2,0

2,0

2,0

2,0

 
               

Patiënteninbreng bij richtlijnenontwikkeling

   

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

               

Technisch

             

Overhevelingen naar VWS-begroting

   

– 21,1

– 26,1

– 26,1

– 26,1

– 3,1

De bij het bestuurlijk akkoord toegekende middelen voor OPEN, de Nationale onderzoeksagenda huisartsgeneeskunde, en het projectenbudget worden overgeheveld naar de VWS-begroting (artikel 2). De binnen het kader beschikbare middelen voor kwaliteitsontwikkeling NHG (incl. patiënteninbreng bij de ontwikkeling van protocollen) worden overgeheveld naar de sector overig curatieve zorg (ter voorbereiding op traject om kwaliteitsmiddelen via ZonMw te financieren).

             
               
Multidisciplinaire zorgverlening (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

482,5

494,9

494,9

494,9

494,9

494,9

494,9

Bijstellingen jaarverslag 2017

101,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

19,8

19,8

19,8

19,8

19,8

19,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

3,1

100,0

115,4

131,1

150,5

170,5

170,5

Totaal bijstellingen

104,7

119,8

135,2

151,0

170,3

190,3

190,3

Stand ontwerpbegroting 2019

587,2

614,7

630,1

645,9

665,2

685,2

685,2

               

De multidisciplinaire zorgverlening (MDZ) betreft ketenzorg en geïntegreerde eerstelijnszorg. Binnen de ketens wordt zorg verleend waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt leveren.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

3,1

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

In het bestuurlijk akkoord huisartsen is afgesproken dat een deel van de onderschrijding 2017 beschikbaar blijft in het kader om de ambities in het akkoord te kunnen realiseren.

             
               

Groeiruimte 2019–2022

   

15,4

31,1

50,5

70,5

70,5

Dit betreft de groeimiddelen op basis van de in het bestuurlijk akkoord huisartsen afgesproken maximale landelijke groeipercentages: 2,5% in de jaren 2019 en 2020 en 3% in de jaren 2021 en 2022. Deze percentages zijn exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling.

             
Tandheelkundige zorg Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

753,2

764,1

764,1

764,1

764,1

764,1

764,1

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 6,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

19,6

19,6

19,6

19,6

19,6

19,6

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 3,6

– 3,6

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

Totaal bijstellingen

– 9,7

16,0

27,2

27,2

27,2

27,2

27,2

Stand ontwerpbegroting 2019

743,5

780,1

791,3

791,3

791,3

791,3

791,3

               

Deze sector bevat de eerstelijns tandheelkundige zorg.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 3,6

– 3,6

– 3,6

– 3,6

– 3,6

– 3,6

– 3,6

               

Toedeling volumegroei 2019

   

11,2

11,2

11,2

11,2

11,2

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Paramedische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

746,6

786,2

784,5

782,7

781,0

781,0

781,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 3,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

33,0

33,0

32,9

32,8

32,8

32,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 1,2

– 0,1

11,0

11,0

11,0

11,0

11,0

Totaal bijstellingen

– 4,7

32,9

43,9

43,9

43,8

43,8

43,8

Stand ontwerpbegroting 2019

741,9

819,1

828,4

826,5

824,8

824,8

824,8

waarvan fysiotherapie

501,6

567,2

573,2

571,3

569,5

569,5

569,5

waarvan oefentherapie

21,5

22,9

23,2

23,2

23,2

23,2

23,2

waarvan logopedie

134,0

140,4

142,3

142,3

142,3

142,3

142,3

waarvan ergotherapie

43,5

45,4

46,0

46,0

46,0

46,0

46,0

waarvan dieetadvisering

41,2

43,2

43,8

43,8

43,8

43,8

43,8

               

De paramedische zorg omvat fysiotherapie, oefentherapie Caesar, oefentherapie Mensendieck, logopedie, ergotherapie en dieetadvisering.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 1,2

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

               

Toedeling volumegroei 2019

             

Fysiotherapie

   

7,7

7,7

7,7

7,7

7,7

Oefentherapie

   

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

Logopedie

   

1,9

1,9

1,9

1,9

1,9

Ergotherapie

   

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Dieetadvisering

   

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Verloskunde (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

240,1

260,9

260,9

260,9

260,9

260,9

260,9

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 13,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 4,2

– 4,2

– 4,2

– 4,2

– 4,2

– 4,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 2,7

– 2,7

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

Totaal bijstellingen

– 16,0

– 7,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

Stand ontwerpbegroting 2019

224,1

254,0

257,9

257,9

257,9

257,9

257,9

               

Deze deelsector bevat de extramuraal verstrekte verloskundige zorg. De verloskundige zorg verricht door huisartsen is bij de deelsector huisartsenzorg opgenomen.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 2,7

– 2,7

– 2,7

– 2,7

– 2,7

– 2,7

– 2,7

               

Toedeling volumegroei 2019

   

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Achterstandswijken verloskunde

   

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Kraamzorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

309,5

314,5

314,5

314,5

314,5

314,5

314,5

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 8,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 1,0

– 1,0

1,7

1,7

1,7

1,7

1,7

Totaal bijstellingen

– 9,1

2,0

4,7

4,7

4,7

4,7

4,7

Stand ontwerpbegroting 2019

300,4

316,5

319,2

319,2

319,2

319,2

319,2

               

Op deze sector worden de uitgaven voor kraamzorg geraamd en verantwoord. De kraamzorg is tweeledig. Allereerst houdt deze de partusassistentie in: de ondersteuning van de verloskundige bij de bevalling. Daarnaast levert de kraamverzorgende hulp gedurende de eerste dagen na de bevalling en geeft zij advies met betrekking tot de verzorging van de pasgeborene en de kraamvrouw.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 1,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

– 1,0

               

Toedeling volumegroei 2019

   

2,6

2,6

2,6

2,6

2,6

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Zorg voor zintuiglijk gehandicapten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

181,0

182,8

182,8

182,8

182,8

182,8

182,8

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 25,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 6,5

– 6,5

– 6,5

– 6,5

– 6,5

– 6,5

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,4

0,2

4,8

4,8

4,8

4,8

4,8

Totaal bijstellingen

– 25,0

– 6,3

– 1,7

– 1,7

– 1,7

– 1,7

– 1,7

Stand ontwerpbegroting 2019

156,0

176,5

181,1

181,1

181,1

181,1

181,1

               

Zorg aan zintuiglijk beperkten betreft de zorg aan auditief en/of communicatief beperkten, visueel beperkten en doofblinden.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

0,4

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

               

Toedeling volumegroei 2019

   

4,6

4,6

4,6

4,6

4,6

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

21.659,8

21.840,9

21.791,8

21.774,8

21.736,4

21.733,0

21.733,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

295,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

702,7

701,1

700,6

699,3

699,2

699,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

3,6

4,3

340,2

509,0

659,4

656,0

519,6

Totaal bijstellingen

299,5

707,0

1.041,3

1.209,6

1.358,8

1.355,2

1.218,8

Stand ontwerpbegroting 2019

21.959,3

22.547,9

22.833,1

22.984,4

23.095,1

23.088,3

22.951,8

               

In deze sector worden de uitgaven aan medisch-specialistische zorg verantwoord.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

3,6

           
               

Groeiruimte 2019–2022

   

180,4

317,5

386,2

386,1

386,1

Dit betreft de groeimiddelen op basis van de in het bestuurlijk akkoord medisch-specialistische zorg afgesproken maximale landelijke groeipercentages: 0,8% in 2019, 0,6% in 2020, 0,3% in 2021 en 0,0% in 2022. Deze percentages zijn exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling.

             
               

Compensatie hogere BTW-tarief

   

60,0

60,0

60,0

60,0

60,0

In het regeerakkoord Rutte III is een verhoging van het lage BTW-tarief opgenomen. Deze verhoging leidt tot hogere kosten in de MSZ. Deze BTW-verhoging wordt deels gecompenseerd via een hogere indexatie. Om de sector MSZ volledig te compenseren voor het hogere BTW-tarief wordt het kader medisch-specialistische zorg hiervoor opgehoogd met € 60 miljoen structureel.

             
               

Beleidsmatig

             

Compensatie taakstelling Rutte I

   

40,0

80,0

115,0

115,0

115,0

Naar aanleiding van het regeerakkoord Rutte I is een taakstelling verwerkt in het kader medisch-specialistische zorg die betrekking had op een pakket aan maatregelen (invoeren prestatiebekostiging etc.). Deze taakstelling kent een oploop van € 40 miljoen in 2019, € 80 miljoen in 2020 en € 115 miljoen vanaf 2021. Met deze regel wordt de MSZ gecompenseerd voor de oploop van deze taakstelling.

             
               

Transformatiegelden

   

70,0

85,0

135,0

135,0

 

Voor instellingen die meegaan in de in het rapport van de Taskforce «Juiste Zorg op de Juiste Plek» geschetste transformatie dan wel naar krimp bewegen, is voor de periode 2019 tot en met 2022 in totaal € 425 miljoen aan transformatiegelden beschikbaar. Deze transformatiegelden zijn een tijdelijk onderdeel van het kader medisch-specialistische zorg.

             
               

Toekomstbestendige digitalisering

     

25,0

25,0

25,0

 

In vervolg op het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional zal een nieuw programma toekomstbestendige digitalisering worden ingericht. Voor dit programma is € 25 miljoen per jaar beschikbaar voor de jaren 2020, 2021 en 2022.

             
               

Overig beleidsmatig

             

Toevoeging van middelen om het programma Topzorg voort te zetten voor de looptijd van het nieuwe hoofdlijnenakkoord

   

8,0

8,0

8,0

8,0

 
               

Toevoeging van middelen om het Citrienfonds voort te zetten voor de looptijd van het nieuwe hoofdlijnenakkoord

   

5,0

5,0

5,0

5,0

 
               

Verhoging van het kader medisch-specialistische zorg op basis van de raming van het Zorginstituut voor de uitgaven aan voorwaardelijke toelating

 

4,3

5,3

8,1

4,7

1,5

 
               

Toevoeging van middelen voor patiëntenparticipatie op basis van het bestuurlijk akkoord

   

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

               

Technisch

             

Overheveling subsidie NIPT

     

– 26,0

– 26,0

– 26,0

– 26,0

Voor de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) is in de begroting 2017 structureel geld toegevoegd aan het kader medisch-specialistische zorg vanaf 2017. Voor de jaren 2017, 2018 en 2019 is de NIPT gefinancierd via een subsidieregeling en zijn deze middelen overgeheveld naar de VWS-begroting. Aangezien in het regeerakkoord is opgenomen dat de NIPT niet in het basispakket wordt opgenomen en de subsidie wordt voortgezet, worden nu ook de beschikbare middelen vanaf 2020 overgeheveld naar de VWS-begroting.

             
               

Overig technisch

             

Overheveling van middelen voor toekomstbestendige digitalisering naar de VWS-begroting

     

– 25,0

– 25,0

– 25,0

 

Overheveling naar de VWS-begroting van de bij het bestuurlijk akkoord toegekende middelen voor toekomstbestendige digitalisering. Aangezien dit programma vanaf de VWS-begroting worden gefinancierd, wordt de middelen daarnaartoe overgeheveld.

             
               

Overheveling kwaliteitsgelden

   

– 15,5

– 15,5

– 15,5

– 15,5

– 15,5

De beschikbare gelden voor de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) (€ 12,5 miljoen) en patiëntenparticipatie (€ 3 miljoen) worden in de huidige situatie buiten de zorginkoop gefinancierd door zorgverzekeraars. Momenteel treft VWS in overleg met veldpartijen voorbereidingen om deze gelden vanaf 2019 via ZonMW te financieren. Aangezien de middelen geen deel uitmaken van het beschikbare kader voor de zorginkoop, worden de middelen vooralsnog overgeheveld naar de sector overige curatieve zorg.

             
               

Overheveling i.v.m. programma Topzorg naar de VWS-begroting

   

– 8,0

– 8,0

– 8,0

– 8,0

 
               

Overheveling i.v.m. Citrienfonds naar de VWS-begroting

   

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

 
               

Overheveling van middelen die samenhangen met de uitnameteams i.v.m. de gewijzigde bekostiging van de weefselketen naar de beschikbaarheidbijdrage overig MSZ

   

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.054,9

1.065,4

1.065,4

1.065,4

1.065,4

1.065,4

1.065,4

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

– 1,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 39,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

16,3

17,3

17,3

17,3

17,3

17,3

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

1,3

0,1

26,7

47,7

67,7

87,7

87,7

Totaal bijstellingen

– 39,4

16,4

44,0

65,0

85,0

105,0

105,0

Stand ontwerpbegroting 2019

1.015,4

1.081,8

1.109,4

1.130,4

1.150,4

1.170,4

1.170,4

               

Geriatrische revalidatiezorg richt zich met name op kwetsbare ouderen met meerdere aandoeningen, die in het ziekenhuis een medisch-specialistische behandeling hebben ondergaan. Doel is hen te helpen terug te keren naar de oude woonsituatie en maatschappelijk te blijven participeren.

Verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met geneeskundige zorg valt onder de Zorgverzekeringswet. Verblijf in verband met zorg zoals huisartsen die plegen te bieden – het zogenoemde eerstelijns verblijf – is onder deze aanspraak mogelijk.

Met de geriatrische revalidatiezorg is in 2018 naar huidig inzicht € 755,9 miljoen gemoeid, met het eerstelijnsverblijf € 325,9 miljoen.

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

1,3

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

               

Toedeling volumegroei

             

Geriatrische revalidatiezorg

   

7,6

7,6

7,6

7,6

7,6

Eerstelijns verblijf

   

20,0

40,0

60,0

80,0

80,0

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019 voor de geriatrische revalidatiezorg alsmede de tranche 2019–2022 voor het eerstelijns verblijf conform de afspraak in het bestuurlijk akkoord wijkverpleging.

             
               

Technisch

             

Overheveling naar overig ziekenvervoer voor vervoer van patiënten in de geratrische revalidatiezorg

   

– 1,0

       
Beschikbaarheidbijdrage academische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

667,8

674,6

674,7

678,7

678,7

678,7

678,7

Bijstellingen jaarverslag 2017

4,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

22,9

22,9

23,0

23,0

23,0

23,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

Totaal bijstellingen

4,2

22,9

29,9

30,0

30,0

30,0

30,0

Stand ontwerpbegroting 2019

672,0

697,5

704,6

708,7

708,7

708,7

708,7

               

De academische ziekenhuizen en het NKI-AVL krijgen in verband met hun publieke taken – het leveren van topreferente zorg en onderzoek en innovatie – een beschikbaarheidbijdrage academische zorg.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

54,4

54,5

54,5

54,5

54,5

54,5

54,5

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 15,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

– 15,6

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

Stand ontwerpbegroting 2019

38,8

55,6

55,6

55,6

55,6

55,6

55,6

               

De academische ziekenhuizen krijgen voor de kapitaallasten die samenhangen met de academische zorg een beschikbaarheidbijdrage.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

N.v.t.

             
Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

90,3

92,7

95,2

95,2

95,2

95,2

95,2

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 6,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

4,3

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

4,2

4,2

4,2

4,2

4,2

Totaal bijstellingen

– 6,6

4,3

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

Stand ontwerpbegroting 2019

83,8

97,0

102,4

102,4

102,4

102,4

102,4

               

Op deze sector worden de uitgaven geraamd van de beschikbaarheidbijdragen ten behoeve van de spoedeisende hulp, Calamiteitenhospitaal, helikoptervoorziening en Mobiel Medisch Team-voertuigen voor traumazorg, trauma- en brandwondenzorg, kenniscoördinatie, OTO (opleiden, trainen en oefenen), acute verloskunde, de post mortem orgaandonatie en weefseluitname. De beschikbaarheidbijdragen academische zorg, kapitaallasten academische zorg en opleidingen worden apart gepresenteerd.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Technisch

             

Overheveling van middelen die samenhangen met de uitnameteams i.v.m. de gewijzigde bekostiging van de weefselketen vanuit de sector MSZ

   

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

               
Overig curatieve zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

458,5

469,4

469,4

469,4

469,4

469,4

469,4

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 20,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 8,2

– 8,2

– 8,2

– 8,2

– 8,2

– 8,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,9

5,9

39,0

41,5

39,0

35,0

32,5

Totaal bijstellingen

– 19,7

– 2,2

30,8

33,3

30,8

26,8

24,3

Stand ontwerpbegroting 2019

438,8

467,1

500,2

502,7

500,2

496,2

493,7

               

De sector overig curatieve zorg omvat onder andere de huisartsenlaboratoria, trombosediensten en de uitgaven op basis van de beleidsregel innovatie.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

               

Toedeling volumegroei 2019

   

5,5

5,5

5,5

5,5

5,5

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Geraamde (bruto) meerkosten van de Gezonde Leefstijlinterventie (GLI)

   

6,5

9,0

9,0

9,0

9,0

               

Taakstellende besparing als gevolg van de GLI

       

– 2,5

– 6,5

– 9,0

               

Technisch

             

Overheveling kwaliteitsgelden

 

5,0

26,0

26,0

26,0

26,0

26,0

Op grond van de bestuurlijke akkoorden voor de huisartsenzorg, MSZ en ggz zijn kwaliteitsmiddelen beschikbaar. Momenteel treft VWS in overleg met veldpartijen voorbereidingen om deze gelden vanaf 2019 via ZonMw te financieren. Aangezien de middelen geen deel uitmaken van de sectorale kaders voor de zorginkoop, worden de middelen vooralsnog overgeheveld naar de sector overige curatieve zorg. Voor de MSZ gaat het om beschikbare gelden voor de SKMS (€ 12,5 miljoen) en patiëntenparticipatie (€ 3 miljoen). Voor de ggz gaat het om middelen voor de uitvoering van de Agenda gepast gebruik en transparantie (€ 7,4 miljoen). Voor de huisartsenzorg gaat het om kwaliteitsontwikkeling NHG (incl. patiënteninbreng bij de ontwikkeling van protocollen) (€ 3,1 miljoen).

             
Geneeskundige ggz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.865,6

3.851,6

3.912,7

3.912,7

3.912,7

3.912,7

3.912,7

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

1,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 307,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

135,3

137,4

137,4

137,4

137,4

137,5

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

2,7

– 255,0

– 235,7

– 172,7

– 137,6

– 110,1

– 110,1

Totaal bijstellingen

– 302,801

– 119,7

– 98,3

– 35,2

– 0,2

27,3

27,3

Stand ontwerpbegroting 2019

3.562,8

3.731,9

3.814,4

3.877,5

3.912,5

3.940,0

3.940,0

               

Deze sector omvat de uitgaven aan de geneeskundige ggz en omvat de basis en de gespecialiseerde ggz, de langdurige op behandeling gerichte intramurale ggz, de uitgaven voor de diagnose en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie en de beschikbaarheidbijdragen voor de ggz

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

2,7

– 243,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

– 300,0

In het bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg 2019- 2022 is naast een afspraak over de toegestane volumegroei ook afgesproken dat de onderschrijding in 2017 structureel wordt doorgetrokken naar latere jaren. De actualisering is voor 2018 gecorrigeerd met € 57 miljoen omdat voor dit jaar (incidenteel) middelen naar de begroting zijn overgeheveld voor het informatie- gegevensuitwisselingprogramma (VIPP) in de ggz (€ 50 miljoen) en voor kwaliteitsmiddelen (€ 7 miljoen).

             
               

Groeiruimte 2019–2022

   

48,7

91,7

126,8

154,3

154,3

Dit betreft de groeimiddelen op basis van de in het bestuurlijk akkoord ggz opgenomen maximale landelijke groeipercentages: 1,3% in 2019, 1,1% in 2020, 0,9% in 2021 en 0,7% in 2022. Deze percentages zijn exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling.

             
               

Beleidsmatig

             

Behouden deel onderuitputting

   

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

Om de transitie naar zorg op de juiste plek mogelijk te maken en om de ambities in het bestuurlijk akkoord ggz te realiseren (o.a. oplossen wachttijden, aanpak arbeidsmarktproblematiek, richtlijnontwikkeling om de kwaliteit op peil te houden en te verbeteren, invoering Wet verplichte ggz, module acute ggz, beveiligde zorg etc.), blijft voor 2019–2022 € 50 miljoen per jaar beschikbaar voor de sector.

             
               

Opleidingen ggz

   

– 20,0

       

In het bestuurlijk akkoord is afgesproken dat in 2019 € 20 miljoen extra wordt geïnvesteerd in opleidingen die het meest bijdragen aan het oplossen van wachttijden. Dit bedrag wordt in 2019 in mindering gebracht op de bovengenoemde € 50 miljoen en toegevoegd aan de middelen voor opleidingen (zie begrotingsartikel 4.2).

             
               

Technisch

             

Kwaliteitsmiddelen

 

– 12,0

– 14,4

– 14,4

– 14,4

– 14,4

– 14,4

Voor de uitvoering van de Agenda gepast gebruik en transparantie, de wetenschapsagenda en projecten in het kader van destigmatisering, zelfmanagement en herstel is voor de looptijd van het bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg van 2019 – 2022 jaarlijks € 14,4 miljoen beschikbaar. Deze middelen worden vanuit het beschikbare kader overgeheveld, deels naar de begroting (voor lopende projecten) en deels naar de sector overig curatieve zorg (ter voorbereiding op traject om kwaliteitsmiddelen via ZonMw te financieren).

             
               
Geneesmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

4.854,3

4.969,3

4.968,4

4.966,3

4.966,3

4.966,3

4.966,3

Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018

0,0

0,0

– 58,0

– 135,0

– 234,0

– 369,0

– 371,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 263,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 214,4

– 214,5

– 214,5

– 214,5

– 214,5

– 225,5

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 4,4

– 4,4

341,4

292,1

277,6

278,6

278,6

Totaal bijstellingen

– 267,5

– 218,8

68,9

– 57,4

– 170,9

– 304,9

– 317,9

Stand ontwerpbegroting 2019

4.586,8

4.750,5

5.037,3

4.908,8

4.795,3

4.661,3

4.648,4

               

Op deze sector worden de uitgaven voor extramurale geneesmiddelen geraamd en verantwoord.

 

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 4,4

– 4,4

– 4,4

– 4,4

– 4,4

– 4,4

– 4,4

               

Prijsontwikkeling geneesmiddelen

   

104,0

104,0

104,0

104,0

104,0

In het regeerakkoord is vanaf 2019 een verhoging van het verlaagde BTW-tarief van 6% naar 9% opgenomen. Dit betekent dat de uitgaven aan extramurale geneesmiddelen en de daarmee samenhangende apothekerskosten toenemen.

             
               

Toedeling volumegroei 2019

   

157,2

157,2

157,2

157,2

157,2

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

EU-regelgeving vervalsingen

   

70,0

70,0

70,0

70,0

70,0

In februari 2019 treedt de Europese gedelegeerde verordening betreffende veiligheidkenmerken als onderdeel van de Europese richtlijn vervalste geneesmiddelen, de zogeheten Falsified Medicines Directive (FMD), in werking. Deze richtlijn heeft als doel om te voorkomen dat vervalste geneesmiddelen in het legale circuit terechtkomen. De uitvoering/implementatie hiervan werkt kostenverhogend.

             
               

Pakketmaatregel vitaminen, mineralen en paracetamol

   

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

– 40,0

Op basis van een advies van het Zorginstituut worden vitaminen, mineralen en paracetamol waarvoor een gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig geneesmiddel of voedingssupplement verkrijgbaar is in de vrije verkoop, uit het te verzekeren pakket gehaald. Het kabinet neemt dit advies over. Dit leidt tot een besparing van 40 miljoen.

             
               

Maximering bijbetalingen tot € 250

   

15,0

15,0

15,0

15,0

15,0

Het maximeren van eigen bijbetalingen voor extramurale geneesmiddelen voor deze kabinetsperiode op € 250 per jaar per verzekerde vanaf 2019 leidt tot € 15 miljoen meeruitgaven vanaf 2019.

             
               

Taakstelling genees- en hulpmiddelen

   

58,0

135,0

234,0

371,0

371,0

In het Regeerakkoord is een taakstelling op het geneesmiddelenkader verwerkt. Deze wordt nu ingevuld met de vier concrete maatregelen die hieronder genoemd staan. De genoemde bedragen zijn inclusief een deel van de taakstelling die op de sector nominaal en onverdeeld was verwerkt. De taakstellende reeks uit het Regeerakkoord wordt daarom tegengeboekt.

             
               

Aanpassing Wet geneesmiddelenprijzen

     

– 110,0

– 150,0

– 160,0

– 160,0

De Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) bepaalt de maximumprijs voor geneesmiddelen op basis van de gemiddelde prijzen van vergelijkbare geneesmiddelen in een aantal referentielanden. Met name voor spécialités (geneesmiddelen waar nog een octrooi op rust en dus weinig of geen concurrentie voor is) speelt de Wgp een rol in prijsbeheersing. Door aanpassing van de Wet en het daarmee samenhangende referentiemodel kan vanaf 2022 € 160 miljoen worden bespaard.

             
               

Modernisering Geneesmiddelenvergoedingssysteem

       

– 40,0

– 140,0

– 140,0

Met de modernisering van het GVS, waarbij o.a. wordt ingezet op het introduceren van andere manieren om binnen het GVS meer doelmatigheid te creëren wordt een besparing beoogd van € 140 miljoen vanaf 2022.

             
               

Overheveling geneesmiddelen naar ziekenhuiszorg

     

– 12,0

– 12,0

– 12,0

– 12,0

Met een overheveling gaat de verantwoordelijkheid voor de inkoop van het geneesmiddel over van de openbare apothekers naar medisch-specialistische zorgaanbieders, die naar verwachting doelmatiger kunnen inkopen. Het desbetreffende budget wordt dan met een korting overgeheveld van het kader voor extramurale geneesmiddelen naar het kader voor medisch-specialistische zorg, zodat een besparing wordt gerealiseerd van € 12 miljoen structureel vanaf 2020.

             
               

Scherpere inkoop

   

– 15,0

– 18,0

– 51,5

– 77,5

– 77,5

In de afgelopen jaren is het kostenbeheersingsinstrumentarium (Wgp, GVS, prijsarrangementen, preferentiebeleid, gepast gebruik) omtrent extramurale geneesmiddelen financieel succesvol gebleken. Met het aanscherpen van de reeds in gang gezette acties wordt ingezet op een besparing van € 77,5 miljoen structureel vanaf 2022. Dit onder meer als gevolg van het inzetten van de Europese Horizonscan en het uitbreiden van de werkzaamheden van het bureau financiële arrangementen.

             
               

Technisch

             

Besparing als gevolg van voorkomen hiv-infecties door invoering van Pre Expositie Profylaxe (PrEP)

   

– 3,4

– 4,7

– 4,7

– 4,7

– 4,7

               
Hulpmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.547,5

1.595,3

1.596,2

1.596,0

1.595,9

1.596,0

1.596,0

Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018

0,0

0,0

0,0

– 6,0

– 22,0

– 47,0

– 47,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 91,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 43,7

– 43,7

– 43,7

– 43,7

– 43,7

– 45,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

1,6

1,6

65,5

113,5

96,0

95,0

95,0

Totaal bijstellingen

– 89,5

– 42,1

21,8

63,8

30,3

4,3

2,9

Stand ontwerpbegroting 2019

1.458,0

1.553,2

1.618,0

1.659,8

1.626,2

1.600,3

1.598,9

               

Op deze sector worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor extramurale hulpmiddelen die verstrekt worden krachtens de Regeling hulpmiddelen.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

               

Prijsontwikkeling hulpmiddelen

   

18,0

18,0

18,0

18,0

18,0

In het regeerakkoord is vanaf 2019 een verhoging van het verlaagde BTW-tarief van 6% naar 9% opgenomen. Dit betekent dat de uitgaven aan hulpmiddelen toenemen.

             
               

Toedeling volumegroei 2019

   

60,9

60,9

60,9

60,9

60,9

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

EU-regelgeving versterken systeem marktordening

     

45,0

45,0

45,0

45,0

Medische hulpmiddelen moeten vanaf 2020 voldoen aan de nieuwe regelgeving van de EU omtrent markttoelating. Als gevolg van deze regelgeving moeten fabrikanten onder andere een risicomanagementsysteem opzetten en onderhouden, technische documentatie opstellen en actualiseren en voldoen aan registratieverplichtingen rondom hulpmiddelen. Dit werkt prijsverhogend en leidt tot extra uitgaven van € 45 miljoen.

             
               

Taakstelling genees- en hulpmiddelen

     

6,0

22,0

47,0

47,0

In het Regeerakkoord is een taakstelling op het geneesmiddelenkader verwerkt. Deze wordt nu ingevuld met de maatregel die hieronder genoemd staat. De genoemde bedragen zijn inclusief een deel van de taakstelling die op de sector nominaal en onverdeeld was verwerkt. De taakstellende reeks uit het Regeerakkoord wordt daarom tegengeboekt.

             
               

Scherpere inkoop

   

– 15,0

– 18,0

– 51,5

– 77,5

– 77,5

In de afgelopen jaren is het beleid van verzekeraars omtrent extramurale hulpmiddelen financieel succesvol gebleken. Met het aanscherpen van de reeds in gang gezette acties wordt een besparing beoogd van € 77,5 miljoen structureel vanaf 2022. Dit onder meer als gevolg van nadere afspraken met verzekeraars.

             
Wijkverpleging (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.525,0

3.778,0

3.781,7

3.790,0

3.787,5

3.784,0

3.784,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 101,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

129,6

130,9

131,2

131,1

131,0

130,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 8,3

– 47,9

43,6

138,7

236,5

336,1

332,4

Totaal bijstellingen

– 110,3

81,8

174,5

269,8

367,6

467,0

463,2

Stand ontwerpbegroting 2019

3.414,7

3.859,7

3.956,2

4.059,9

4.155,1

4.251,0

4.247,2

               

Binnen de aanspraak wijkverpleging is sprake van zowel verpleging als verzorging. Hierbij gaat het om verpleegkundige handelingen zoals wondverzorging, injecties en catheterisaties en verzorgende handelingen zoals wassen en aankleden. Binnen de aanspraak wijkverpleging zijn naast de (wijk)verpleegkundige ook verzorgenden en gespecialiseerde verpleegkundigen werkzaam. Financiering kan ook plaatsvinden via een persoonsgebonden budget.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 8,3

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

In het bestuurlijk akkoord wijkverpleging is naast afspraken over de toegestane volumegroei ook de afspraak gemaakt de onderschrijding in 2017 voor een bedrag van € 100 miljoen structureel door te trekken.

             
               

Groeiruimte 2019–2022

   

92,6

187,7

285,5

385,1

385,1

Dit betreft de groeimiddelen op basis van de in het bestuurlijk akkoord afgesproken maximale landelijke groeipercentage: 2,4% in de jaren 2019 t/m 2022. Dit percentage is exclusief de jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling.

             
               

Beleidsmatig

             

Behouden deel onderuitputting

 

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

50,0

In het bestuurlijk akkoord wijkverpleging is afgesproken dat een deel van de onderschrijding over 2017 beschikbaar blijft in het kader, onder andere voor de arbeidsmarkt.

             
               

Overig beleidsmatig

             

Persoonsgebondenbudget Zvw

 

2,2

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

               

Kwaliteitsgelden wijkverpleging

   

2,8

2,8

2,8

2,8

 
               

Technisch

             

Overheveling van de kwaliteitsgelden wijkverpleging naar de VWS-begroting (artikel 2)

   

– 2,8

– 2,8

– 2,8

– 2,8

 
               

Extrapolatie

           

– 3,7

Ambulancevervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

592,2

611,2

609,4

609,9

611,4

612,9

612,9

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 32,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

20,6

20,5

20,6

20,6

20,7

20,7

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 7,1

0,0

17,8

2,8

– 1,7

– 1,7

– 1,7

Totaal bijstellingen

– 39,4

20,6

38,4

23,4

18,9

19,0

19,0

Stand ontwerpbegroting 2019

552,7

631,8

647,8

633,3

630,3

631,9

631,9

               

De ambulancezorg kent twee kerntaken: spoedvervoer en besteld vervoer. Daarnaast staan ambulances ook paraat voor geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Op deze sector worden tevens de uitgaven Centrale Posten Ambulancevervoer (CPA) verantwoord.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 7,1

           
               

Toedeling volumegroei 2019

   

17,8

17,8

17,8

17,8

17,8

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Technisch

             

Uitwerkingskader meldkamers

     

– 15,0

– 15,0

– 15,0

– 15,0

In het kader van het Transitieakkoord «Meldkamer van de toekomst» is besloten te komen tot één landelijke meldkamerorganisatie (LMO), in beheer bij de politie, met tien meldkamers die werken volgens een gestandaardiseerde werkwijze. Daarbij is ook een verdeelsleutel voor de kosten van de meldkamers afgesproken. Met het oog daarop wordt een structureel bedrag van € 15 miljoen overgeheveld naar de VWS-begroting om van daaruit te worden overgeheveld naar de begroting van J&V.

             
               

Overig technisch

             

Bijdrage korting meldkamerorganisatie

       

– 4,5

– 4,5

– 4,5

Overig ziekenvervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

115,1

118,5

118,5

118,5

118,5

118,5

118,5

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

1,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 9,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 4,2

– 5,2

– 5,2

– 5,2

– 5,2

– 5,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 0,1

0,0

12,4

17,3

17,3

17,3

17,3

Totaal bijstellingen

– 8,3

– 4,2

7,2

12,1

12,1

12,1

12,1

Stand ontwerpbegroting 2019

106,8

114,3

125,7

130,6

130,6

130,6

130,6

               

Het overig ziekenvervoer betreft het vervoer van patiënten van en naar zorgaanbieders. Hiervoor in aanmerking komen verzekerden die chemo- of radiotherapie ondergaan, nierdialyse ondergaan, zich uitsluitend in een rolstoel kunnen verplaatsen, zeer slechtziend zijn of van hun zorgverzekeraar hiervoor toestemming hebben gekregen. Het betreft zowel commercieel vervoer als vergoeding van de kosten van openbaar vervoer. Per 1 januari 2019 wordt aan de aanspraak voor ziekenvervoer het vervoer ten behoeve van consulten, (na)controles en (bloed)onderzoek toegevoegd, indien deze als onderdeel van de primaire behandeling noodzakelijk zijn.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 0,1

           
               

Toedeling volumegroei 2019

   

3,2

3,2

3,2

3,2

3,2

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Pakketadvies zittend ziekenvervoer

   

8,2

14,1

14,1

14,1

14,1

Aan de huidige aanspraak voor ziekenvervoer wordt het vervoer ten behoeve van consulten, (na)controles en (bloed)onderzoek toegevoegd, indien deze als onderdeel van de primaire behandeling noodzakelijk zijn. De kosten van deze uitbreiding bedragen naar schatting structureel € 8,2 miljoen vanaf 2019. Deze extra kosten nemen vanaf 2020 met € 5,9 miljoen toe vanwege een nieuwe groep gebruikers (patiënten met een chronische, progressieve, degeneratieve aandoening, niet-aangeboren hersenletsel of verstandelijke beperking) die afkomstig is vanuit de extramurale behandeling AWBZ/Wlz. Deze regeling wordt per 2020 overgeheveld naar de Zvw.

             
               

Technisch

             

Overheveling naar overig ziekenvervoer voor vervoer van patiënten in de geriatrische revalidatiezorg.

   

1,0

       
Opleidingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.311,3

1.285,8

1.282,9

1.272,5

1.225,3

1.247,2

1.247,2

Bijstellingen jaarverslag 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

43,7

43,6

43,2

41,6

42,4

42,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

33,3

33,3

33,3

33,3

33,3

Totaal bijstellingen

0,0

43,7

76,9

76,5

74,9

75,6

75,6

Stand ontwerpbegroting 2019

1.311,3

1.329,4

1.359,8

1.349,0

1.300,2

1.322,8

1.322,8

               

Op deze sector worden de specialistische vervolgopleidingen uit het zogenaamde opleidingsfonds (inclusief de opleiding tot huisarts) en een aantal ggz-opleidingen via een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) gefinancierd. De uitvoering geschiedt door de NZa. De betalingen lopen via het Zorginstituut Nederland.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

34,4

34,4

34,4

34,4

34,4

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Technisch

             

Overheveling van middelen voor de doorontwikkeling vervolgopleidingen MSZ naar de VWS-begroting

   

– 1,1

– 1,1

– 1,1

– 1,1

– 1,1

Grensoverschrijdende zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

678,3

676,9

676,1

675,3

674,5

674,5

674,5

Bijstellingen jaarverslag 2017

14,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

22,6

22,5

22,5

22,5

22,5

22,5

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 1,5

0,0

8,4

8,4

8,4

8,4

8,4

Totaal bijstellingen

13,2

22,6

30,9

30,9

30,9

30,9

30,9

Stand ontwerpbegroting 2019

691,5

699,5

707,0

706,2

705,3

705,3

705,3

               

Deze sector betreft de grensoverschrijdende zorg binnen en buiten het macroprestatiebedrag (mpb). Binnen het mpb betreft het zorgkosten gemaakt in het buitenland door verzekerden bij Nederlandse zorgverzekeraars.

De grensoverschrijdende zorg buiten het mpb betreft de lasten van internationale verdragen. Het gaat om kosten van zorg aan personen die buiten Nederland wonen en niet aan Nederlandse sociale verzekeringswetgeving zijn onderworpen, maar die op grond van een Europese verordening of een door Nederland gesloten verdrag inzake sociale zekerheid recht hebben op geneeskundige zorg ten laste van Nederland. Het betreft ook de kosten van medische zorg voor personen die verzekerd zijn in het buitenland en langdurig of kortdurend verblijven in Nederland. Deze kosten worden doorberekend aan de internationale verdragspartners. Deze baten worden in mindering gebracht op de lasten.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 1,5

           
               

Toedeling volumegroei 2019

   

8,4

8,4

8,4

8,4

8,4

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Nominaal en onverdeeld Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

29,6

1.608,7

4.271,5

7.088,5

10.030,6

13.201,2

13.201,2

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

– 706,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018

0,0

22,0

384,1

182,8

– 291,5

151,7

151,7

Bijstellingen jaarverslag 2017

677,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 1.541,0

– 1.909,1

– 2.231,4

– 2.428,3

– 2.759,8

– 2.754,3

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

– 5,0

– 1.013,5

– 1.449,3

– 1.832,2

– 2.897,9

668,8

Totaal bijstellingen

– 29,6

– 1.523,9

– 2.538,5

– 3.497,8

– 4.551,9

– 5.506,1

– 1.933,7

Stand ontwerpbegroting 2019

0,0

84,8

1.733,1

3.590,7

5.478,7

7.695,1

11.267,4

               

Deze niet-beleidsmatige sector heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit deze sector vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige deelsectoren binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op deze sector geplaatst die nog niet aan de deelsectoren zijn toegedeeld.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Loon- en prijsontwikkeling

   

– 10,5

– 10,6

– 10,7

– 10,9

– 11,3

De raming van de loon- en prijsbijstelling van de bruto-zorguitgaven is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

             
               

Toedeling volumegroei

   

– 966,9

– 1.403,6

– 1.786,8

– 2.043,6

– 1.833,3

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019. Voor de sectoren waarmee hoofdlijnenakkoorden zijn afgesloten is ook voor de jaren 2020 tot en met 2022 de groeiruimte toegekend. De daling van de reeks in 2023 houdt verband met de in de verschillende akkoorden gemaakte afspraken over incidentele middelen voor de duur van het akkoord, zoals de transformatiegelden in de medisch-specialistische zorg.

             
               

Beleidsmatig

             

Maatregelen op het gebied van genees- en hulpmiddelen

   

3,0

17,0

49,0

49,0

49,0

Een deel van de maatregelen op het gebied van genees- en hulpmiddelen uit het Regeerakkoord is in de nota van wijziging verwerkt op het onderdeel Nominaal en onverdeeld Zvw, in afwachting van nadere uitwerking van de maatregelen. Deze taakstelling wordt nu alsnog toegedeeld aan de sectoren genees- en hulpmiddelen.

             
               

H52 Maatregelen genees- en hulpmiddelen

   

– 31,0

       

Niet alle beschikbare middelen voor de volumeontwikkeling binnen de Zvw zijn nodig in 2019. Hierdoor ontstaat incidenteel ruimte om een deel van deze middelen in te zetten voor de invulling van de taakstelling genees- en hulpmiddelen.

             
               

Taakstelling medisch-specialistische zorg Rutte I

     

– 40,0

– 75,0

– 75,0

– 75,0

Op grond van het bestuurlijke akkoord medisch-specialistische zorg wordt de sector MSZ gecompenseerd voor de oploop van een taakstelling uit het regeerakkoord Rutte I. De oploop van de taakstelling in de jaren 2020 en 2021 zal op een later moment worden ingevuld. Tot dat moment staat deze als een taakstellende reeks op de sector nominaal en onverdeeld. De oploop in 2019 is gedekt binnen het Uitgavenplafond zorg

             
               

Effect hoofdlijnenakkoorden 2022

         

– 818,0

– 818,0

De voor de jaren 2019–2022 gesloten hoofdlijnenakkoorden leveren een extra besparing op in 2022 ten opzichte van de besparing uit het Regeerakkoord. Ook voor het jaar 2022 zijn afspraken gemaakt over beperking van de groei, terwijl de taakstelling in het regeerakkoord na 2021 geen verdere oploop heeft.

             
               

Overig beleidsmatig

             

MLT-correctie patiëntgelden MSZ

   

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

               

Extrapolatie

           

3.355,4

               

Technisch

             

Overboeking van middelen voor verwarde personen naar de VWS-begroting

 

– 0,4

         
               

Overheveling van middelen voor uitvoeringskosten regeling veelbelovende zorg naar de VWS-begroting

 

– 0,3

– 0,7

       
               

Overheveling van middelen voor voorwaardelijke toelating naar de sector MSZ

 

– 4,3

– 5,3

– 8,1

– 4,7

– 1,5

 
               

Overheveling van patiëntgelden naar de sector MSZ

   

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

– 3,0

               

Overheveling van kwaliteitsgelden paramedische zorg naar de VWS-begroting

   

– 2,0

– 4,0

– 4,0

– 4,0

– 4,0

               

Correctie extrapolatie 2022 verwarde personen

         

6,0

6,0

Ontvangsten Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.187,1

3.308,4

3.492,5

3.676,8

3.863,3

4.053,4

4.053,4

Bijstellingen jaarverslag 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen NvW ontwerpbegroting 2018

0,0

– 100,7

– 236,5

– 382,9

– 532,9

– 573,0

– 573,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

– 141,1

– 146,0

– 149,1

– 165,2

17,6

Totaal bijstellingen

0,0

– 100,7

– 377,6

– 528,9

– 682,0

– 738,2

– 555,4

Stand ontwerpbegroting 2019

3.187,1

3.207,7

3.114,9

3.147,9

3.181,3

3.315,2

3.498,0

               

Deze deelsector betreft de opbrengst van het eigen risico binnen de Zvw.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Lagere opbrengst eigen risico

   

– 141,1

– 146,0

– 149,1

– 124,4

– 160,9

Uit nieuwe data blijkt dat de groei van de Zvw-uitgaven meer dan verwacht neerslaat bij mensen die het eigen risico toch al volmaken. Dit leidt tot een lagere opbrengst van het verplichte eigen risico.

             
               

Beleidsmatig

             

Effect hoofdlijnenakkoorden 2022 op opbrengst eigen risico

         

– 40,8

– 41,1

De ten opzichte van het Regeerakkoord extra opbrengst van de hoofdlijnenakkoorden in 2022 van € 818 miljoen leidt ook tot een lagere raming van de ontvangsten eigen risico vanaf 2022.

             
               

Extrapolatie

           

219,6

6.1.2 Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkeling binnen de Wlz in het afgelopen jaar voor de jaren 2017 tot met 2023. In tabel 19 wordt de opbouw van de Wlz-uitgaven en ontvangsten op deelsector niveau weergegeven. De sector nominaal en onverdeeld bevat de nog niet toebedeelde maatregelen, de nog niet uitgedeelde groeiruimte en loon- en prijsbijstellingen. In deze paragraaf wordt na tabel 19 verder per deelsector ingegaan op de bijstellingen die hebben plaatsgevonden tussen de 1e suppletoire begroting 2018 en de ontwerpbegroting 2019 en de meerjarige doorwerking.

Vereenvoudiging budget- en nacalculatieproces voor de Wet langdurige zorg

In het kader van vermindering van administratieve lasten is het budget- en nacalculatieproces voor de Wet langdurige zorg (Wlz) met ingang van 2018 vereenvoudigd. Om deze vereenvoudiging mogelijk te maken moet de tariefsoort van zorg in natura in de Wlz gewijzigd worden van vaste naar maximum tarieven. Omdat de NZa in de nieuwe systematiek niet meer over de afgesproken prijzen beschikt, ontvangt VWS vanaf 2018 alleen nog het totale omzetplafond in de eerste en tweede contracteerronde en de totale omzet bij de nacalculatie van de NZa.

Deze wijziging betekent dat bij de afrekening (waarbij de realisatie wordt afgezet tegen de begroting) van het jaar in het jaarverslag 2018 van VWS alleen nog de totale contracteerruimte zorg in natura dat wordt afgerekend en niet de verschillende deelsectoren (ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz, volledig pakket thuis, extramurale zorg en binnen contracteerruimte). In de begroting 2018 is hierop vooruitlopend alleen een totaalreeks voor de zorg in natura (ZIN) opgenomen. Op basis van declaratiegegevens zal in het jaarverslag 2018 nog steeds informatie over de deelsectoren gepresenteerd worden, maar dan als beleidsinformatie. In tabel 19A is de uitsplitsing als beleidsinformatie nog wel opgenomen.

Tabel 19 Opbouw van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten per sector (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

ZIN binnen contracteerruimte

17.501,7

18.911,8

19.919,0

20.548,3

21.075,3

21.396,1

21.319,4

               

Persoonsgebonden budgetten

1.755,6

1.984,2

2.070,2

2.070,7

2.072,9

2.074,0

2.074,0

               

Buiten contracteerruimte

1.090,1

668,4

1.740,8

3.269,1

4.941,1

6.722,9

8.728,2

Kapitaallasten (nacalculatie)

457,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Beheerskosten

177,7

198,9

197,5

196,5

193,7

191,2

191,2

Overig buiten contracteerruimte1

572,6

465,7

484,5

485,3

485,6

510,6

510,6

Nominaal en onverdeeld

– 118,0

3,8

1.058,8

2.587,3

4.261,8

6.021,0

8.026,4

               

Bruto Wlz-uitgaven begroting 2019

20.347,4

21.564,4

23.730,1

25.888,0

28.089,4

30.193,0

32.121,6

Eigen bijdrage Wlz

1.833,2

1.838,1

1.868,3

1.946,9

2.028,5

2.113,6

2.225,6

Netto Wlz-uitgaven begroting 2019

18.514,2

19.726,3

21.861,8

23.941,1

26.060,8

28.079,4

29.896,1

Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz.

X Noot
1

Bij de Wlz zijn onder de post overige buiten contracteerruimte opgenomen de sectoren; bovenbudgettaire vergoedingen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, transitiekosten bedrijfsvoering verpleeghuiszorg, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

In figuur 13 is de samenstelling van de Wlz-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2019.

Figuur 13 samenstelling Wlz-uitgaven 2019

Figuur 13 samenstelling Wlz-uitgaven 2019
Tabel 19A Zorg in natura (ZIN) binnen contracteerruimte (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

ZIN binnen contracteerruimte

             

Ouderenzorg

9.268,6

10.243,4

10.983,6

11.572,7

12.101,7

12.407,3

12.328,1

Gehandicaptenzorg

6.474,1

6.714,7

6.952,8

7.002,1

7.001,0

7.011,9

7.020,6

Langdurige ggz

511,7

556,9

578,2

576,6

576,7

576,7

576,6

Volledig pakket thuis

492,1

510,7

496,3

490,0

490,0

490,0

490,0

Extramurale zorg

510,5

620,4

626,8

620,6

614,5

608,9

602,7

Overig ZIN binnen contracteerruimte

244,7

265,7

281,4

286,4

291,4

301,4

301,4

Stand ontwerpbegroting 2019

17.501,7

18.911,8

19.919,0

20.548,3

21.075,3

21.396,1

21.319,4

In figuur 14 is de samenstelling van de Wlz-uitgaven ZIN binnen contracteerruimte per sector weergegeven voor het jaar 2019

Figuur 14 Samenstelling Wlz-uitgaven ZIN binnen contracteerruimte 2019

Figuur 14 Samenstelling Wlz-uitgaven ZIN binnen contracteerruimte 2019
Zorg in natura (ZIN) binnen contracteerruimte (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

17.255,7

18.107,2

18.655,3

19.196,6

19.707,1

20.001,8

20.001,8

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

– 1,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

247,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

804,6

832,1

856,2

878,7

898,8

896,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

431,6

495,5

489,5

495,5

421,4

Totaal bijstellingen

246,1

804,6

1.263,7

1.351,7

1.368,2

1.394,3

1.317,6

Stand ontwerpbegroting 2019

17.501,7

18.911,8

19.919,0

20.548,3

21.075,3

21.396,1

21.319,4

               

Op deze deelsector staat de uitgavenontwikkeling van de intramurale ouderenzorg, gehandicaptenzorg, langdurige ggz (bestaande uit de zorgzwaartepakketten, de normatieve huisvestingscomponent, de toeslagen en vergoedingen voor dagbestedingen en vervoer), het Volledig Pakket Thuis (VPT), de extramurale zorg en de overig ZIN binnen contracteerruimte.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

388,7

388,7

388,7

388,7

388,7

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Kostprijsonderzoek Wlz

   

127,8

127,8

127,8

127,8

127,8

De NZa stelt nieuwe tarieven vast voor de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de extramurale ouderenzorg per 2019. Voor de ghz en ggz leidt dit per saldo tot hogere maximumtarieven. Om te zorgen dat zorgaanbieders de kwaliteit van zorg kunnen blijven leveren wordt het Wlz-kader verhoogd.

             
               

Ramingsbijstelling Wlz

   

– 84,9

– 21,0

– 27,0

– 21,0

– 20,0

De ramingsbijstelling betreft ruimte tussen het beschikbare Wlz-kader voor zorg in natura en persoonsgebonden budgetten en de raming in de begroting.

             
               

Extrapolatie

           

– 75,1

Persoonsgebonden budgetten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.998,0

2.156,2

2.156,2

2.156,7

2.158,8

2.159,9

2.159,9

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

– 3,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 238,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 172,0

– 172,0

– 172,0

– 171,9

– 171,9

– 171,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

86,0

86,0

86,0

86,0

86,0

Totaal bijstellingen

– 242,3

– 172,0

– 86,0

– 86,0

– 85,9

– 85,9

– 85,9

Stand ontwerpbegroting 2019

1.755,6

1.984,2

2.070,2

2.070,7

2.072,9

2.074,0

2.074,0

               

Deze deelsector betreft de uitgaven in het kader van de persoonsgebonden budgetten.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

86,0

86,0

86,0

86,0

86,0

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
Kapitaallasten (nacalculatie) (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

437,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

20,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

20,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Stand ontwerpbegroting 2019

457,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

               

Deze deelsector betreft de na te calculeren kapitaallasten van de gebouwen waarin Wlz-zorg met verblijf wordt geleverd.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

N.v.t.

             
Beheerskosten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

176,4

185,3

176,3

176,3

176,3

176,3

176,3

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

1,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

8,1

12,4

8,4

6,2

6,2

6,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

5,5

8,8

11,8

11,2

8,7

8,7

Totaal bijstellingen

1,3

13,6

21,2

20,2

17,4

14,9

14,9

Stand ontwerpbegroting 2019

177,7

198,9

197,5

196,5

193,7

191,2

191,2

               

Onder deze deelsector vallen de uitvoeringskosten van de Wlz van zorgkantoren en de SVB (pgb) en de kosten van het College Sanering Zorginstellingen.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Toedeling volumegroei 2019

   

4,3

4,3

4,3

4,3

4,3

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Uitvoeringskosten SVB Wlz-pgb

   

2,0

 

– 0,7

– 0,7

– 0,7

               

Technisch

             

Kwaliteitsgegevens verpleeghuiszorg

 

5,5

2,5

7,5

7,5

5,0

5,0

Overig buiten contracteerruimte (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

576,7

396,9

475,1

475,9

476,2

476,2

476,2

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2017

1,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

62,8

77,9

77,9

77,9

27,9

27,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

– 5,9

6,0

– 68,5

– 68,5

– 68,5

6,5

6,5

Totaal bijstellingen

– 4,1

68,8

9,4

9,4

9,4

34,4

34,4

Stand ontwerpbegroting 2019

572,6

465,7

484,5

485,3

485,6

510,6

510,6

               

Op deze deelsector worden de kosten verantwoord van bovenbudgettaire vergoedingen voor individueel aangepaste hulpmiddelen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, transitiekosten bedrijfsvoering verpleeghuiszorg, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Actualisering zorguitgaven

– 5,9

           
               

Toedeling volumegroei 2019

   

15,5

15,5

15,5

15,5

15,5

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               

Beleidsmatig

             

Verlaging budget zorginfrastructuur

             

Vanwege het tijdelijke karakter van de regelingen op het terrein van zorginfrastructuur (deze zijn gericht op een transitieproces) wordt het budget van structureel € 90 miljoen voor de jaren 2022 en verder met € 15 miljoen verlaagd.

         

– 15,0

– 15,0

               

Technisch

             

Zorginfrastructuur

   

– 90,0

– 90,0

– 90,0

   

Voor de jaren 2019–2021 wordt het budget van structureel € 90 miljoen voor zorginfrastructuur overgeheveld naar de begroting van VWS voor E-health-initiatieven gericht op langer thuis wonen, de verbetering van de informatiehuishouding van zorgaanbieders in de langdurige zorg en de ontwikkeling van vernieuwende huisvesting.

             
               

Overig technisch

 

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

6,0

Nominaal en onverdeeld Wlz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1,4

966,2

2.255,4

3.875,3

5.646,7

7.516,4

7.516,4

Bijstellingen NvW begroting 2018

0,0

49,8

609,4

827,9

901,7

958,7

958,7

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 119,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 986,7

– 1.189,9

– 1.419,6

– 1.588,4

– 1.765,4

– 1.976,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

– 25,5

– 616,1

– 696,3

– 698,2

– 688,6

1.527,4

Totaal bijstellingen

– 119,4

– 962,4

– 1.196,6

– 1.288,0

– 1.384,9

– 1.495,4

510,0

Stand ontwerpbegroting 2019

– 118,0

3,8

1.058,8

2.587,3

4.261,8

6.021,0

8.026,4

               

Deze niet-beleidsmatige deelsector heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit deze deelsector vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige deelsectoren binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op deze deelsector geplaatst die nog niet aan de deelsectoren zijn toegedeeld.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Autonoom

             

Loon- en prijsontwikkeling

   

3,4

3,2

3,3

3,4

3,4

De raming van de loon- en prijsbijstelling van de bruto-zorguitgaven is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

             
               

Toedeling volumegroei 2019

   

– 489,3

– 489,3

– 489,3

– 489,3

– 489,3

Dit betreft de uitdeling van de groeiruimte tranche 2019.

             
               
               

Beleidsmatig

             

Ramingsbijstelling groei Wlz

   

– 63,0

– 143,0

– 193,0

– 193,0

– 193,0

De beschikbare groeiruimte voor de Wlz wordt meer in lijn gebracht met de gerealiseerde uitgaven van de afgelopen jaren 2015–2017. Met deze ramingbijstelling is er voldoende groei beschikbaar om de verwachte uitgavenstijging conform de afgelopen jaren te accommoderen.

             
               

Openstelling Wlz voor GGZ-cliënten

       

30,0

37,0

45,0

Er zijn middelen beschikbaar gesteld om de instroom van cliënten met een psychische stoornis in te Wlz op te kunnen vangen. De meerkosten die kunnen ontstaan door een gewijzigde aanspraak en een aangepast Wlz-tarief worden geraamd op structureel € 68 miljoen (vanaf 2026). Hiermee kan uitvoering worden gegeven aan het regeerakkoord waarin is opgenomen dat de toegang van ggz met een psychische stoornis in de Wlz nader bezien zal worden.

             
               

Extrapolatie

           

2.208,0

               

Technisch

             

Volume indexatie beschermd wonen

   

– 41,7

– 41,7

– 41,7

– 41,7

– 41,7

Deze mutatie betreft het overboeken van de reservering voor de volume indexatie 2019 voor beschermd wonen.

             
               

Overboeking middelen Transformatiefonds jeugd

 

– 18,0

– 18,0

– 18,0

     

De middelen ten behoeve van het Transformatiefonds jeugd van € 18 miljoen per jaar voor de jaren 2018–2020 worden overgeboekt van het uitgavenplafond voor de zorg naar het Gemeentefonds, onder het plafond voor de rijksuitgaven. Totaal zal er € 36 miljoen per jaar beschikbaar zijn voor het Transformatiefonds jeugd in de periode 2018–2020.

             
               

Overig technisch

             

Kwaliteitsgegevens verpleeghuiszorg

 

– 7,5

– 7,5

– 7,5

– 7,5

– 5,0

– 5,0

Ontvangsten Wlz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.858,0

1.879,1

1.938,0

2.012,3

2.093,9

2.179,0

2.179,0

Bijstellingen NvW begroting 2018

0,0

– 16,2

– 44,8

– 30,5

– 30,5

– 30,5

– 30,5

Bijstellingen jaarverslag 2017

– 24,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2018

0,0

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

– 24,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2019

0,0

0,0

0,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

102,0

Totaal bijstellingen

– 24,8

– 41,0

– 69,6

– 65,3

– 65,3

– 65,3

46,6

Stand ontwerpbegroting 2019

1.833,2

1.838,1

1.868,3

1.946,9

2.028,5

2.113,6

2.225,6

               

Betreft de eigen bijdragen die binnen de Wlz verplicht zijn.

               

Toelichting bijstellingen ontwerpbegroting 2019

Beleidsmatig

             

Overig beleidsmatig

             

Effect Belastingplan op opbrengsten eigen bijdrage

     

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

               

Extrapolatie

           

112,0

6.2 Fiscale regelingen 2017–2019

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit Financieel Beeld Zorg geraamde zorguitgaven, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op het beleidsterrein van de zorg. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. Naast de regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, is er ook een aantal BTW-vrijstellingen voor medische zorg, alsmede de teruggaaf van BPM voor bestelauto’s voor vervoer van gehandicapte personen. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel 20. Fiscale regelingen 2017–2019, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2017

2018

2019

BTW Laag tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.684

1.682

1.378

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten2

15

15

15

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

MRB = Motorrijtuigenbelasting

7. BIJLAGEN

1. ZBO’s en RWT’s

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen vallend onder Ministerie van VWS (Bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsraming

Verwijzing (URL-Link website)

Hyperlink uitgevoerde evaluatie ZBO onder kaderwet

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

x

x

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze onderzoek en ontwikkeling op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren.

4

€ 197,37

www.zonmw.nl

Evaluatie ZonMw

Keuringsinstanties op grond van de Warenwet

 

x

Het betreft 25 private organisaties die voor wat betreft de kwaliteit van werkzaamheden onder toezicht staan van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA).

1

 

 

Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT

 

x

Het betreft 10 private organisaties. De instellingsgrondslag betreft de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), art. 14 en 15.

4

 

www.knmg.nl

www.knmp.nl

 

Keuringsinstanties op grond van de Wet op de Medische Hulpmiddelen

 

x

In Nederland zijn DEKRA en Dare!! Medical Certifications de toegelaten instanties, die bevoegd zijn medische hulpmiddelen te certificeren.

2

 

www.dare.nl/nb-medische-hulpmiddelen

 

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

 

x

Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op WLZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, welke een vertaling zijn van de richtlijnen van het Ministerie van VWS.

3

€ 63,40

www.ciz.nl

 

Centraal Administratie Kantoor (CAK)¹

x

x

Het CAK voert diverse wettelijke taken uit, te weten:

4

€ 118,70

www.hetcak.nl

 

• de centrale betaling aan 3.500 instellingen voor langdurige zorg (namens de Wlz-uitvoerders) (Wlz);

• het vaststellen, opleggen en innen van de langdurige zorg (Wlz);

• het vaststellen, opleggen en innen van de eigen bijdrage maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

• het verstrekken van de Schengenverklaringen;

• het onderhouden en beheren van de website Regelhulp;

• het uitvoeren van de burgerregelingen (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en gemoedsbezwaarden).

• het afhandelen van de werkzaamheden ouderbijdrage Jeugdwet, CER en Wtcg.

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

x

x

De PUR beslist samen met de Sociale Verzekeringsbank over de eerste aanvragen in het kader van de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers. Verder stelt de PUR de beleidsregels vast voor de SVB. (bedrag 2019 op grond van de goedgekeurde begroting 2018)

7

€ 1,50

www.pur.nl

Evaluatie SVB

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Toetsingscommissies (METC’s)

 

x

CCMO is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap.

10

€ 4,15

www.ccmo.nl

Evaluatie CCMO

Nederlandse Zorg-autoriteit (NZa)

x

x

De NZa is belast met het toezicht op markten voor de zorg. De taken zijn tarieven en prestaties in de zorg reguleren, toezien op de rechtmatige uitvoering van de Zvw en op de recht- en doelmatige uitvoering van de Wlz, alsmede de naleving van de Wmg.

4

€ 57,50

www.nza.nl

Evaluatie NZa

Zorginstituut Nederland (ZiNL)¹

x

x

Het ZiNL beheert het pakket Zvw/ Wlz, beheert het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, voert de financiering van verzekeraars uit de fondsen uit, beoordeelt de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz Tevens is het Kwaliteitsinstituut onderdeel van het ZiNL.

4

€ 55,50

www.zorginstituutnederland.nl

Evaluatie Zorginstituut

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

x

x

Het CSZ voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit.

4

€ 2,50

www.collegesanering.nl

 

College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

 

x

Het College is zowel verantwoordelijk voor de toelating en bewaking van geneesmiddelen op de Nederlandse markt als medeverantwoordelijk voor de toelating van de geneesmiddelen in de gehele Europese Unie.

Agent-schappen

 

www.cbg-meb.nl

Evaluatie aCBG

Financiering uit premiemiddelen

             

Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS)

x

x

NTS is een dienstverlenende non-profitorganisatie ten behoeve van publiek, donorziekenhuizen en trans-plantatiecentra in Nederland.

2

€ 19,09

www.transplantatiestichting.nl

Evaluatie NTS

Zorgverzekeraars Zvw (*1 miljard)

x

 

De zorgverzekering is een verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen en mensen die in Nederland werken. De zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars.

FBZ

€ 50,40

Zie FBZ

 

Concessie-houders zorg-kantoren (x1 miljard)

x

x

Voor de uitvoering van de Wlz-taken fungeren 12 zorgverzekeraars als zogenoemde concessiehouders. Zij zijn als het ware de «beheerders» van het zorgkantoor in «hun zorgkantoorregio». Een zorgkantoor voert de Wlz uit namens de zorgverzekeraars, de Wlz-zorgaanbieders leveren de daadwerkelijke zorg aan de cliënt.

FBZ

€ 23,60

Zie FBZ

 
Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen vallend onder andere Ministeries (Bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

Ministerie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsraming

Verwijzing (URL-Link website)

Sociale verzeke-ringsbank – onverzekerden (VWS)

 

x

 

Op grond van de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (Wet Ovoz) worden onverzekerde verzekeringsplichtigen actief opgespoord. Die opsporing vindt plaats door het CAK in samenwerking met de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

2

€ 3,7

 

Sociale verzekeringsbank

SZW

x

 

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert namens VWS de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers uit. Uitvoeringkosten 2019 op grond van de goedgekeurde begroting 2018.

7

€ 9,08

www.svb.nl

2 Verdiepingshoofdstuk begroting

Het verdiepingshoofdstuk bestaat uit een cijfermatig overzicht per artikel. Bij ieder artikel wordt eerst de opbouw van de stand vanaf de ontwerpbegroting 2018 tot aan de stand ontwerpbegroting 2019 vermeld. Daarna worden de belangrijkste nieuwe mutaties toegelicht.

De nieuwe begrotingsmutaties zijn toegelicht voor zover de kasbedragen in 2018 groter zijn dan € 5 miljoen.

Artikel 1 Volksgezondheid

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

666.585

683.262

652.695

647.837

667.093

0

Mutatie nota van wijziging 2018

3.000

3.000

3.000

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

9.520

7.514

9.172

9.041

9.041

9.041

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

7.000

6.000

6.000

5.000

5.000

5.000

Nieuwe mutaties

– 11.440

30.978

13.012

14.555

13.854

677.496

Stand ontwerpbegroting 2019

674.665

730.754

683.879

676.433

694.988

691.537

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

De Staat is aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van narcolepsie bij een aantal kinderen die in 2009 zijn gevaccineerd tegen de Mexicaanse griep. Om een verdere rechtsgang te voorkomen wordt gewerkt aan een schikking. Dit traject vergt meer tijd dan voorzien omdat, in goed overleg met de belanghebbenden, een zorgvuldig proces wordt doorlopen waarbij onder meer onafhankelijke deskundigen dienen te worden geraadpleegd. Dit leidt tot een kasschuif waarbij € 5 miljoen van 2018 naar 2019 wordt overgeheveld.

– 5.000

5.000

       

Voor de Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) is eerder structureel geld toegevoegd aan het MSZ-kader vanaf 2017. Voor de jaren 2017, 2018 en 2019 is de NIPT gefinancierd via een subsidieregeling en zijn deze middelen overgeheveld naar de VWS-begroting. Aangezien in het Regeerakkoord is opgenomen dat de NIPT niet in het basispakket wordt opgenomen en de subsidie wordt voortgezet, worden nu ook de beschikbare middelen vanaf 2020 overgeheveld van het kader MSZ naar de VWS-begroting.

   

26.000

26.000

26.000

26.000

             
Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

8.403

11.903

11.903

11.903

11.903

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

11.903

Stand ontwerpbegroting 2019

8.403

11.903

11.903

11.903

11.903

11.903

Artikel 2 Curatieve zorg

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.521.459

3.202.760

3.252.854

3.372.849

3.477.608

0

Mutatie nota van wijziging 2018

2.100

28.100

11.500

– 20.100

– 11.500

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 15.081

– 20.205

10.089

– 42.074

– 24.313

88.506

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 14.901

– 33.068

– 16.756

– 15.130

– 54.793

3.369.522

Stand ontwerpbegroting 2019

3.493.577

3.177.587

3.257.687

3.295.545

3.387.002

3.458.028

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Dit betreft de bijstelling van de rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18- naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

 

– 108.100

– 109.600

– 118.700

– 135.400

– 19.000

Het informatie-uitwisselingsprogramma in de ggz (VIPP ggz) is erop gericht dat instellingen daadwerkelijk de digitale basis op orde brengen om gestandaardiseerd, veilig en met regie van de patiënt gegevensuitwisseling mogelijk te maken. De kasschuif is om twee redenen nodig. Ten eerste omdat er in de eerste planning onvoldoende rekening gehouden was met de aanloopfase (opzet en uitwerking subsidieregeling) om de middelen daadwerkelijk ter beschikking te kunnen stellen. Er wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan een subsidieregeling voor instellingen zodat deze de middelen kunnen benutten. Ten tweede omdat de instellingen hebben aangegeven dat zij twee jaar nodig hebben om de gevraagde resultaten te kunnen realiseren. Het gevolg is dat veel patiënten in de ggz niet op 1 januari 2020 al volgens de MedMij-standaarden over hun gegevens kunnen beschikken, maar dat dit pas in de loop van 2020 wordt gerealiseerd

– 9.200

9.200

       

Het beroep op de overgangsregeling voor medisch specialisten is lager dan verwacht. Inschatting is dat de medisch specialisten nog even de kat uit de boom kijken zolang dit nog kan. Volgend jaar loopt de regeling af; verwachting is dat voor volgend jaar wel een fors beroep op deze regeling wordt gedaan. Middelen worden daarom doorgeschoven naar 2019.

– 5.167

5.167

       

De Staat is aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van narcolepsie bij een aantal kinderen die in 2009 zijn gevaccineerd tegen de Mexicaanse griep. Om een verdere rechtsgang te voorkomen heeft Minister Schippers in 2014 opdracht gegeven aan het RIVM en de Landsadvocaat om toe te werken naar een schikking zonder erkenning van aansprakelijkheid. Dit traject vergt meer tijd dan voorzien omdat, in goed overleg met de belanghebbenden, een zorgvuldig proces wordt doorlopen waarbij onder meer onafhankelijke deskundigen dienen te worden geraadpleegd. Het proces vergt uiterste secure om precedentwerking te voorkomen. Daarom wordt voorgesteld om € 5 miljoen van 2018 naar 2019 door te schuiven.

– 5.000

5.000

       

Het budget voor de expertisefunctie zintuiglijk gehandicapten is overgeheveld van artikel 2 curatieve zorg naar artikel 4. De opdracht wordt uitgevoerd door ZonMw.

– 22.332

– 22.332

– 22.332

– 22.332

– 22.332

– 22.332

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

1.053

Stand ontwerpbegroting 2019

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

1.053

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.905.370

3.929.571

4.000.617

4.068.804

4.138.773

0

Mutatie nota van wijziging 2018

30.400

– 36.300

– 7.700

112.200

245.350

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

7.036

55.196

34.774

34.954

– 51.361

142.289

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

45.300

44.300

44.300

23.300

23.300

23.300

Nieuwe mutaties

– 12.271

1.172.251

3.391.036

5.392.483

6.207.196

11.367.331

Stand ontwerpbegroting 2019

3.975.835

5.165.018

7.463.027

9.631.741

10.563.258

11.532.920

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Voor de inzet van de expertise van de specialist ouderengeneeskunde in de eerstelijn (kernteams ouderen in de wijk) en in de verbinding naar de spoedzorg wordt een bedrag van € 6 miljoen structureel via een ijklijn overgeboekt naar het budget voor de zorgkantoren.

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

De subsidieregeling e-health thuis heeft als doel om zoveel mogelijk mensen (met name ouderen) te ondersteunen in hun wens om langer thuis te wonen door het opschalen en structureel maken van initiatieven waar e-health wordt benut om integrale (en veilige) ouderenzorg thuis te realiseren. Hier worden in de periode 2019–2021 middelen voor gereserveerd.

 

30.000

30.000

30.000

   

Middels een subsidieregeling worden gemeenten gestimuleerd om met behulp van woningcorporaties, projectontwikkelaars, burgerinitiatieven en/of zorgaanbieders een projectplan in te dienen voor de opzet van nieuwe woonzorgarrangementen. Hier worden in de periode 2019–2021 aanvullende middelen voor gereserveerd.

 

30.000

30.000

30.000

   

«VIPP care» (Versnellingsprogramma Informatie uitwisseling Patiënt Professional) heeft als doel om de informatiehuishouding van alle zorgaanbieders in de langdurige zorg (extramuraal en intramuraal) geschikt te maken voor informatie-uitwisseling met een digitale gezondheidsomgeving (PGO) waar alle cliënten desgewenst de beschikking over krijgen. Hier worden in de periode 2019–2021 middelen voor gereserveerd.

 

30.000

30.000

30.000

   

Dit betreft de bijstelling van de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

19.100

85.500

19.000

27.900

– 49.600

120.900

Dit betreft € 35,6 miljoen die in mindering is gebracht op het gemeentefonds voor de bekostiging van de SVB voor de uitvoeringskosten van het pgb-trekkingsrecht voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet tezamen.

0

35.647

0

0

0

0

Met ingang van 2019 wordt het (verwachte) negatieve saldo van het Fonds Langdurige Zorg (FLZ) jaarlijks weggewerkt door een even grote Rijksbijdrage Wlz in het fonds te storten. Een negatief saldo roept het onbedoelde en onjuiste beeld op dat er onvoldoende budget is om zorg te leveren. De Rijksbijdrage heeft een puur administratief karakter en heeft dus geen materiële betekenis. De raming voor 2019 bedraagt circa € 1,1 miljard en loopt in latere jaren op vanwege de oploop van de Wlz-uitgaven. Zie voorts paragraaf 4.3.2 van het Financieel Beeld Zorg over de financiering van de Wet Langdurige Zorg.

0

1.000.000

3.300.000

5.300.000

6.200.000

7.000.000

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

3.441

Stand ontwerpbegroting 2019

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

Artikel 4 Zorgbreed beleid

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

1.083.233

1.070.693

1.052.831

1.036.360

965.650

0

Mutatie nota van wijziging 2018

11.750

16.750

16.750

14.100

11.100

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

21.488

45.908

23.248

24.611

21.250

19.331

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

12.700

12.700

9.400

3.000

3.000

3.000

Nieuwe mutaties

35.832

65.710

38.532

27.724

15.683

982.849

Stand ontwerpbegroting 2019

1.165.003

1.211.761

1.140.761

1.105.795

1.016.683

1.005.180

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Het budget voor de expertisefunctie zintuiglijk gehandicapten is overgeheveld van artikel 2 curatieve zorg naar artikel 4. De opdracht wordt uitgevoerd door ZonMw.

22.332

22.332

22.332

22.332

22.332

22.332

De uitvoeringskosten bij het CAK vallen lager uit als gevolg van de invoering van het abonnementstarief Wmo.

 

– 5.000

– 5.000

– 10.000

– 15.000

– 15.000

De (voorlopige) beoordelingen van de eerste call van ZonMw laten zien dat er voor 2018 extra budget nodig is voor de experimenten MDT. Hiervoor is budget overgeheveld van 2019 naar 2018.

6.340

– 6.340

       
Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

68.860

64.760

64.760

64.760

64.760

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

4.600

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 2.500

– 6.100

– 6.400

– 6.400

– 6.40

58.360

Stand ontwerpbegroting 2019

70.960

58.660

58.360

58.360

58.360

58.360

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Er worden een aantal aanpassingen gedaan binnen de wanbetalersregeling. Bij uitstroom uit de wanbetalersregeling wordt de resterende schuld bij het CAK kwijtgescholden en daarnaast komt er een uitstroomregeling voor wanbetalers onder bewind. Deze aanpassingen leiden tot lagere ontvangsten.

– 2.500

– 5.000

– 4.900

– 4.900

– 4.900

– 4.900

Artikel 5 Jeugd

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

90.135

83.226

85.524

67.633

67.536

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

43.381

17.405

16.905

16.875

5.375

2.375

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

819

473

531

636

1.136

68.781

Stand ontwerpbegroting 2019

134.335

101.104

102.960

85.144

74.047

71.156

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

4.508

4.508

4.508

4.508

4.508

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

– 4.423

– 4.423

– 4.423

85

Stand ontwerpbegroting 2019

4.508

4.508

85

85

85

85

Artikel 6 Sport

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

136.135

142.078

140.341

141.057

142.938

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

5.000

5.000

5.000

5.000

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 60.755

– 4.820

– 5.820

– 2.770

– 1.770

9.730

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

12.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Nieuwe mutaties

5.435

257.240

257.692

256.438

255.087

393.251

Stand ontwerpbegroting 2019

92.815

409.498

407.213

409.725

411.255

412.981

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU is de BTW-vrijstelling voor sport verbreed. Dit leidt tot een financieel nadeel voor gemeenten en sportverenigingen. Zij zullen hiervoor worden gecompenseerd. De «Regeling specifieke uitkering stimulering sport» beoogt daarom de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen door gemeenten te stimuleren, waar de mogelijkheid tot BTW-aftrek is vervallen.

0

152.000

152.000

152.000

152.000

152.000

Met de subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties kunnen sportaanbieders (sportverenigingen, stichtingen en andere niet-winstbeogende investeerders in sportaccommodaties) een subsidie aanvragen voor de bouw of het onderhoud van sportaccommodaties, of voor de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen.

0

87.000

87.000

87.000

87.000

87.000

Voor het uitvoeren van het sportakkoord is extra budget beschikbaar gesteld.

3.000

12.000

12.000

11.000

10.000

10.000

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

740

740

740

740

740

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

740

Stand ontwerpbegroting 2019

740

740

740

740

740

740

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

272.798

255.318

240.176

225.662

211.415

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 125

– 125

– 125

– 125

– 125

– 125

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

7.285

5.567

5.159

4.761

4.383

201.750

Stand ontwerpbegroting 2019

279.958

260.760

245.210

230.298

215.673

201.625

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

901

901

901

901

901

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

901

Stand ontwerpbegroting 2019

901

901

901

901

901

901

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

5.265.822

5.736.128

6.028.362

6.484.229

6.817.525

0

Mutatie nota van wijziging 2018

– 16.731

14.121

65.587

– 117.480

– 216.876

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

– 237.143

– 67.600

– 44.400

– 27.500

193.800

442.149

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 402.600

– 630.800

– 664.300

– 635.400

– 667.600

6.098.900

Stand ontwerpbegroting 2019

4.609.348

5.051.849

5.385.249

5.703.849

6.126.849

6.541.049

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Dit betreft de bijstelling van de zorgtoeslag naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB.

– 637.900

– 698.400

– 708.700

– 662.900

– 473.800

– 255.951

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

Artikel 9 Algemeen

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

33.140

35.264

40.221

45.455

40.223

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

8.685

– 9.775

– 14.775

– 14.775

– 14.775

– 14.775

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 2.315

100

92

193

93

40.315

Stand ontwerpbegroting 2019

39.510

25.589

25.538

30.873

25.541

25.540

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

632

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

632

0

0

0

0

0

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

272.223

263.467

259.281

258.247

257.869

0

Mutatie nota van wijziging 2018

250

250

250

250

250

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

52.935

35.267

26.104

17.309

14.859

15.294

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

1.000

1.000

700

700

700

700

Nieuwe mutaties

33.175

11.058

11.682

11.486

7.424

261.975

Stand ontwerpbegroting 2019

359.583

311.042

298.017

287.992

281.102

277.969

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

De bijdrage van het RIVM en het CIBG voor de kosten van SSC/ICT 2018 wordt op het ontvangstenbudget geboekt. Dit is het gevolg van het feit dat dit baten-lastenagentschappen zijn. Om de betalingen aan SSC/ICT te verrichten worden de ontvangsten via een desaldering omgezet naar het uitgavenbudget.

8.048

         
Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

11.679

6.633

6.529

6.520

6.520

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

11.899

– 276

– 126

– 126

– 126

– 126

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

12.239

0

0

0

0

6.520

Stand ontwerpbegroting 2019

35.817

6.357

6.403

6.394

6.394

6.394

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

De bijdrage van het RIVM en het CIBG voor de kosten van SSC/ICT 2018 wordt op het ontvangstenbudget geboekt. Om de betalingen aan SSC/ICT te kunnen verrichten worden de ontvangsten via een desaldering toegevoegd aan het uitgavenbudget.

8.048

         

Artikel 11 Nog onverdeeld

Opbouw uitgaven x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

– 16.222

– 19.005

– 19.136

– 19.180

– 19.186

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

80.373

74.711

70.882

51.659

49.660

49.382

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 90.584

– 86.875

– 83.366

– 65.224

– 62.885

– 82.043

Stand ontwerpbegroting 2019

– 26.433

– 31.169

– 31.620

– 32.745

– 32.411

– 32.661

Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling 2018 naar de andere onderdelen van de begroting.

– 69.286

– 67.773

– 64.294

– 63.128

– 61.333

– 61.035

Totaal wordt voor de jaren 2018–2021 3 keer € 36 miljoen beschikbaar gesteld voor het Transformatiefonds. Deze middelen gaan deel uitmaken van een nieuwe decentralisatie-uitkering. De helft van deze middelen zijn reeds bij eerste suppletoire begroting vanaf de aanvullende post toegevoegd aan dit artikel. De andere helft wordt vanuit het Uitgavenplafond zorg naar de begroting overgeheveld.

18.000

18.000

18.000

     

Aan het gemeentefonds is € 36 miljoen overgeboekt voor het Transformatiefonds. Deze middelen gaan deel uitmaken van een nieuwe decentralisatie-uitkering.

– 36.000

– 36.000

– 36.000

     

Artikel 11 Nog onverdeeld

Opbouw ontvangsten x € 1.000
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Stand ontwerpbegroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie nota van wijziging 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie amendement 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Mutatie Incidentele 1e suppletoire begroting 2018

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2019

0

0

0

0

0

0

3. Moties en toezeggingen

Nieuwe nog openstaande moties sinds de vorige begroting

ID1

Omschrijving

Kenmerk

Stand van zaken

2713

Gewijzigde motie van het lid Asscher c.s. (t.v.v. 34 775-8) over wijkverpleegkundigen uitzonderen van bezuinigingen

34 775-26

Inspanningsverplichting die betrokken wordt bij het nieuwe Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging

2729

Motie van het lid Aukje de Vries over de inkoop- en marktmacht bij hulpmiddelen

34 775-XVI-69

De Kamer is per brief d.d. 15 juni 2018 (Uitwerking maatregelen uit het Regeerakkoord ter beheersing van kosten genees- en hulpmiddelen) geïnformeerd over de uitvoering van deze motie. Daarin is aangekondigd dat de NZa de uitvoering van de motie zal meenemen in de monitor over hulpmiddelenzorg die naar verwachting eind 2018 zal worden gepubliceerd. De ACM zal hierbij worden betrokken

2731

Motie van het lid Ellemeet c.s. over samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars (gemeentepolissen)

34 775-XVI-72

De Kamer wordt nadat er overleg is geweest in de bestuurlijke overleggen, in het najaar van 2018 geïnformeerd

2734

Motie van de leden Ellemeet en Pia Dijkstra over positieve seksuele gezondheid

34 775-XVI-75

De Kamer wordt na de zomer 2018 geïnformeerd

2740

Motie van de leden Pia Dijkstra en Dik-Faber over geestelijke verzorging binnen de eerste lijn

34 775-XVI-91

De Kamer is per brief d.d. 11 mei (Palliatieve zorg) geïnformeerd over hoe de Minister dit gaat aanpakken. De Minister besteedt thematisch onderzoek uit. Toegezegd is dat de resultaten uit thematisch onderzoek eind september 2018 aan de Kamer zullen worden aangeboden

2742

Motie van de leden Dik-Faber en Slootweg over de bereikbaarheid en vergoeding van geestelijke verzorging

34 775-XVI-96

De Kamer is per brief d.d. 11 mei (Palliatieve zorg) geïnformeerd over hoe de Minister dit gaat aanpakken. De Minister besteedt thematisch onderzoek uit. Toegezegd is dat de resultaten uit thematisch onderzoek eind september 2018 aan de Kamer zullen worden aangeboden

2749

Motie van het lid Westerveld over de pleegzorgvergoeding na het 18de levensjaar

34 775-XVI-33

De Kamer wordt in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd

2753

Motie van de leden Raemakers en Dijksma over de werving van nieuwe pleegouders

34 775-XVI-41

De Kamer wordt na de zomer 2018 geïnformeerd

2758

Motie van het lid Van Nispen c.s. over de aanpak van dopinggerelateerde criminaliteit

34 543-11

De uitvoering van deze motie wordt opgepakt in het beleidsplan over de bestrijding van doping. Momenteel wordt met andere betrokken partijen gewerkt aan een analyse

2759

Gewijzigde motie van het lid Bruins Slot c.s. over een samenwerkingsprotocol tussen de Dopingautoriteit en andere overheidsdiensten (t.v.v. 34 543-12)

34 543-15

Ter uitvoering van deze motie en om de samenwerking tussen de Dopingautoriteit en andere overheidsdiensten duidelijk te maken wordt een zestal samenwerkingsprotocollen opgesteld; met de IGJ, NVWA, Douane, Politie, OM en FIOD.

2764

Motie van het lid Van den Berg over de financiële situatie van de stichting Sanquin

34 815-9

De Kamer zal medio 2019 de financiële informatie ontvangen rond de stichting Sanquin alsook die van de dochterondernemingen van de stichting.

2766

Motie van het lid Bergkamp c.s. over evalueren van de regelingen Meerzorg en EKT

34 104-212

Eind 2019 zal de gevraagde evaluatie worden afgerond. De Kamer zal uiterlijk 1 juli 2019 worden geïnformeerd over de uitkomsten en de eventuele vervolgstappen

2772

Motie van het lid Ellemeet over het delen van kennis

29 538-255

De Tweede Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd met de brief «Lerende praktijk en lokale kennisinfrastructuur»

2773

Motie van de leden Segers en Slootweg over levensbegeleiders en geestelijke verzorging

29 538-257

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd

2774

Gewijzigde motie van de leden Dijksma en Bergkamp een evaluatie van de wijze van toezicht bij zorginstelling Careyn (t.v.v. 31 765-313)

2018D23865 t.v.v. 31 765-313

De Tweede Kamer wordt in 2019 hierover geïnformeerd

2776

Motie van het lid Raemakers over de realisering van de jeugdhulpplicht door gemeenten

31 839-618

De Kamer wordt voor het kerstreces van 2018 geïnformeerd.

2777

Motie van het lid Raemakers over kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen

31 839-619

De Kamer wordt voor het kerstreces van 2018 geïnformeerd

2778

Motie van het lid Voortman c.s. over rookpreventie in het nationaal preventieakkoord

32 793-302

Deze motie wordt meegenomen in het preventieakkoord

2779

Motie van de leden Ellemeet en Dik-Faber over een onderzoeksagenda voor leefstijlgeneeskunde

31 016-106

Over de opzet van de onderzoeksagenda voor leefstijlgeneeskunde wordt overleg gevoerd met ZonMw

2781

Motie van het lid Sazias over de inzet van het Schakelteam

25 424-399

De Kamer zal uiterlijk eind oktober 2018 worden geïnformeerd

2785

Motie van de leden Hijink en De Lange over een korte, begrijpelijke toelichting op te nemen waarom een bepaalde maatregel is opgelegd in het BIG-register

34 629-11

De Kamer zal in het najaar 2018 worden geïnformeerd

2786

Motie van de leden Van den Berg en Hijink over verplichte continue screening voor bepaalde beroepen

34 629-12

In het najaar van 2018 zal overleg plaatsvinden met beroepsorganisaties en patiëntenorganisatie. Daarna wordt de Kamer geïnformeerd

2787

Motie van de leden Van den Berg en Ellemeet over context geven bij openbaarmaking van tuchtmaatregelen

34 629-14

In het najaar van 2018 zal overleg plaatsvinden met beroepsorganisaties en patiëntenorganisatie. Daarna wordt de Kamer geïnformeerd

2788

Gewijzigde motie van de leden Van Kooten-Arissen en Hijink over de realisatie van decentrale koppelvlakken (t.v.v. 29515-425)

29 515-431

Het streven is om de Kamer voor het einde van 2018 te informeren met een brede brief over elektronische gegevensuitwisseling in de zorg

2789

Motie van de leden Van Kooten-Arissen en Hijink over privacy- en burgerrechtenorganisaties actief betrekken bij het Informatieberaad Zorg

29 515-426

Het streven is om de Kamer voor het einde van 2018 te informeren met een brede brief over elektronische gegevensuitwisseling in de zorg

2790

Motie van het lid Ellemeet over de doelstelling «Gestandaardiseerde informatieuitwisseling»

29 515-427

Het streven is om de Kamer voor het einde van 2018 te informeren met een brede brief over elektronische gegevensuitwisseling in de zorg

2791

Motie van de leden Ellemeet en Pia Dijkstra over verbetermogelijkheden van de aanpak regeldruk

29 515-428

De gesprekken met sectorpartijen lopen. De Kamer zal uiterlijk in het voorjaar van 2019 worden geïnformeerd.

2792

Motie van de leden Peters en Voordewind over modellen voor een gezinsarrangement

34 880-7

De Tweede Kamer wordt in november 2018 geïnformeerd via de voortgangsrapportage Programma Zorg voor Jeugd

2793

Motie van de leden Voordewind en Peters over gezinshuizen

34 880-10

De Kamer wordt in november 2018 geïnformeerd via de Voortgangsrapportage Programma Zorg voor Jeugd

2794

Motie van de leden Tielen en Peters over verschillende procedures samenvoegen

34 880-10

De Kamer wordt uiterlijk mei 2019 geïnformeerd

2798

Motie van het lid Ellemeet c.s. over de oorzaken van de tekorten aan artsen in de regio

27 295-161

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek

2799

Motie van het lid Dik-Faber over de wijze waarop de IGJ de betrokkenheid van belanghebbenden meeweegt

27 295-162

In september 2018 ontvangt de Tweede Kamer een stand van zaken brief m.b.t. de moties uit het debat positie regionale ziekenhuizen

2800

Motie van het lid Kerstens over in overleg gaan met de stichting Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen over het leveren van maatwerk

27 295-163

In september 2018 ontvangt de Kamer een stand van zaken brief m.b.t. de moties uit het debat Positie Regionale Ziekenhuizen

2802

Motie van de leden Van der Staaij en Ellemeet over toetsing van de nieuwe standaard

27 295-165

In september 2018 wordt het wetsvoorstel financiële toetsing voorgedragen kwaliteitsstandaarden aan de Kamer aangeboden

2803

Motie van het lid De Groot c.s. over het verdwijnen van het Ik Kies Bewust-logo

31 532-199

Deze motie wordt meegenomen in het preventieakkoord

2804

Motie van de leden De Groot en Dik-Faber over voedsel als een volwaardig en zelfstandig onderdeel van het preventieakkoord

31 532-200

Deze motie wordt meegenomen in het preventieakkoord

2805

Motie van de leden De Groot en Diertens over kindermarketing vooral richten op producten uit de Schijf van Vijf

31 532-201

Deze motie wordt meegenomen in het preventieakkoord

2807

Motie van de leden De Lange en Van den Berg over het aanleveren van wachtijdinformatie

25 424-412

De Kamer wordt voor 1 september 2018 geïnformeerd over het aantal ggz-aanbieders dat nog geen wachttijdinformatie aan Vektis heeft aangeleverd en deze ggz-aanbieders openbaar te maken

2808

Motie van de leden Van den Berg en De Lange over aanmeldwachttijden en behandelwachttijden binnen de treeknormen

25 424-410

De Kamer wordt voor 1 september 2018 geïnformeerd over hoe de ggz-sector er zorg voor draagt dat zowel de aanmeldwachttijden als de behandelwachttijden per 1 januari 2019 weer binnen de treeknormen vallen

2809

Gewijzigde motie van de leden Van den Berg en Kerstens over een (leefbaarheids)analyse betrekken bij het kwaliteitskader spoedzorg (t.v.v. 27 295-156)

27 295-167

In september 2018 ontvangt de Tweede Kamer een stand van zaken brief m.b.t. de moties uit het debat positie regionale ziekenhuizen

2810

Motie van de leden Van den Berg en Ellemeet over organiseren van netwerkbijeenkomsten en zorgtafels in krimpregio's

27 295-157

In september 2018 ontvangt de Kamer een stand van zaken brief m.b.t. de moties uit het debat Positie Regionale Ziekenhuizen

2811

Motie van het lid Van den Berg over commitment aan de onafhankelijkheid en het advies van het Zorginstituut

29 477-488

De verwachting is dat de Kamer in het najaar van 2018 wordt geïnformeerd

2812

Motie van het lid Slootweg over inzetten van studenten om personeelstekorten in de zomer op te vangen

31 765-335

Met de voortgangsrapportage «Thuis in het Verpleeghuis» wordt de Kamer nader geïnformeerd over deze motie.

2813

Motie van de leden Geurts en Lodders over integrale risicoanalyses voor de inzet van de NVWA

33 835-91

In de voortgangsrapportage van de NVWA zal op deze motie worden ingegaan

2814

Motie van het lid Geurts c.s. over de veiligheid van voedsel dat via internet wordt verkocht

33 835-92

In de voortgangsrapportage van de NVWA zal op deze motie worden ingegaan

2815

Motie van de leden Ellemeet en Sazias over consulteren van de arts bij twijfel over het voorgeschreven medicijn

29 477-500

De Kamer zal naar verwachting worden geïnformeerd in de volgende voortgangsbrief geneesmiddelenbeleid.

2816

Motie van het lid Dik-Faber over herberekening van de vergoedingslimieten in het GVS

29 477-501

De Kamer zal voor het einde van 2018 worden geïnformeerd over de modernisering van het GVS, waaronder ook de herberekening van de vergoedingslimieten

2817

Motie van de leden Aukje de Vries en Van den Berg over het optimaliseren van gepast gebruik van dure geneesmiddelen

29 477-503

De Kamer zal aan het einde van 2018 worden geïnformeerd over het verbeteren van gepast gebruik van (dure) geneesmiddelen

2818

Nader gewijzigde motie van het lid Westerveld c.s. over in het prevalentieonderzoek ingaan op sporters met een beperking en Ihbtq-sporters (t.v.v. 30 234-191)

t.v.v. 30 234-191

In het prevalentieonderzoek zal specifiek in worden gegaan op seksueel overschrijdend gedrag bij sporters met een beperking en lhbtq-sporters. De Kamer zal uiterlijk begin 2020 worden geïnformeerd over de resultaten

2819

Gewijzigde motie van het lid Westerveld over een AED op sportparken en sportaccommodaties (t.v.v. 30 234-189)

t.v.v. 30 234-189

De Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling in 2018 geïnformeerd

2820

Motie van het lid Diertens over sportprotheses voor opgroeiende kinderen

30 234-188

De Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd

2821

Motie van het lid Rudmer Heerema c.s. over verruimen van het beleidskader topsportevenementen

30 234-187

De Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd

2822

Gewijzigde motie van het lid El Yassini c.s. over inzicht in aspecten van de maatschappelijke diensttijd bij de evaluatie van de pilots (t.v.v. 34 775-XVI-135)

t.v.v. 34 775-XVI-135

De Kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2823

Motie van het lid Westerveld c.s. over praktisch geschoolde jongeren bereiken voor maatschappelijke diensttijd

34 775-XVI-136

De kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2824

Gewijzigde motie van het lid Diertens over het inclusief inrichten van de maatschappelijke diensttijd (t.v.v. 34 775-XVI-138)

t.v.v. 34 775-XVI-138

De kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2825

Motie van de leden Segers en Diertens over ambassadeurs voor maatschappelijke diensttijd

34 775-XVI-141

De kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2826

Motie van het lid Kerstens over verwezenlijking van de doelen van de maatschappelijke diensttijd

34 775-XVI-142

De kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2827

Motie van het lid Kerstens c.s. over de risico's op verdringing van betaald werk

34 775-XVI-143

De kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2019 een brief met een eerste inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd

2828

Gewijzigde motie van het lid Aukje de Vries c.s. over elektronische gegevensuitwisseling tussen zorgaanbieders (t.v.v. 29 515-429)

29 515-432

De Kamer wordt eind 2018 geïnformeerd

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de motie binnen het Ministerie van VWS

Openstaande moties uit voorgaande jaren

ID

Omschrijving

Kenmerk

Stand van zaken

2107

De motie Pia Dijkstra over de concentratie-effectrapportage: bij de evaluatie van het wetsvoorstel moet nadrukkelijk worden ingegaan op de administratieve lasten als gevolg van de 8 elementen uit de fusie-effectrapportage

33 253, nr. 53

In de nota naar aanleiding van nader verslag bij het wetsvoorstel Positionering taken NZa (34 445) is toegelicht dat evaluatie van de zorgspecifieke fusietoets, gelet op de wijzigingen in de zorgspecifieke fusietoets in het wetsvoorstel, niet opportuun wordt geacht. Het wetsvoorstel zal drie jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd. Conform de motie-Dijkstra zal daarbij tevens worden ingegaan op de administratieve lasten als gevolg van de elementen uit de effectrapportage

2425

Motie van de leden Otwin Van Dijk en Voortman over inventariseren van knelpunten bij burgerinitiatieven en zorgcoöperaties

34 300-XVI-56

De Tweede Kamer wordt in oktober 2018 geïnformeerd

2532

Motie van het lid Krol over een jaarlijkse voortgangsrapportage over het terugdringen van psychofarmaca

31 765-206

De Kamer ontvangt jaarlijks de voorgangsrapportage over het terugdringen van psychofarmaca

2611

Motie van de leden Keijzer en De Lange over het in beeld brengen van de financiële stromen door de IGZ

23 235-168

De Kamer wordt in augustus 2018 geïnformeerd

2612

Gewijzigde motie van het lid Leijten over onderzoek naar dochterondernemingen van zorginstellingen (t.v.v. 23 235 nr. 170)

23 235-171

De Kamer wordt in augustus 2018 geïnformeerd

2614

Motie van het lid Leijten over de gevolgen van het experiment voor de inzet van het personeel

34 104-145

De inzet van personeel bij zorgaanbieders zal worden meegenomen in de eindevaluatie van het experiment persoonsvolgende zorg Wlz, die in het voorjaar 2019 plaatsvindt

2615

Motie van het lid Potters over het aanwijzen van nieuwe experimenten met persoonsvolgende bekostiging

34 104-146

In de brief over de tussenevaluatie van het experiment is besloten over de voortgang in 2019. De eindevaluatie is voorzien voor voorjaar 2019. Aan de hand hiervan wordt besloten over de vraag hoe verder te gaan met persoonsvolgende bekostiging

2621

Motie van het lid Leijten over het eenduidig in kaart brengen van het aantal dak- en thuislozen

29 325-82

De Tweede Kamer wordt in het vierde kwartaal 2018 geïnformeerd met de Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen

2622

Motie van het lid Bergkamp over speciale opvangplekken voor dakloze jongeren

29 325-85

De Tweede Kamer wordt in het vierde kwartaal 2018 geïnformeerd met de Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen

2623

Motie van de leden Volp en Berckmoes-Duindam over vrouwen en kinderen in de maatschappelijke opvang

29 325-84

De Tweede Kamer wordt in het vierde kwartaal 2018 geïnformeerd met de Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen

2635

Motie van het lid Keijzer over het verbieden van winstuitkering in de extramurale langdurige zorg

34 522-15

In de brief d.d. 13-08-2018 is aangekondigd dat er nader onderzoek zal worden gedaan naar winstuitkering door zorgaanbieders. Begin 2019 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van dat nadere onderzoek en die conclusies die daaraan verbonden worden

2642

Motie van de leden Van der Burg en Ypma over de beschikbaarheid van forensisch-medische expertise voor kinderen

31 839-564

De Kamer wordt periodiek geïnformeerd via de voortgangsrapportage GIA

2666

Motie van het lid Dik-Faber c.s. over overnemen van de onderzoeksaanbeveling van de Gezondheidsraad

29 323-111

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd

2667

Motie van de leden Bruins Slot en Dik-Faber over onafhankelijk monitoren van de informatievoorziening

29 323-114

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd

2669

Gewijzigde motie van het lid Bruins Slot over advies van de Gezondheidsraad over de bewaartermijn van gegevens van implantaten (t.v.v. 34 483, nr. 9)

34 483-12

Wanneer het advies van de Gezondheidsraad is uitgebracht, naar verwachting eind 2018, zal de Kamer worden geïnformeerd

2671

Gewijzigde motie van het lid Leijten over het niveau van de rechtsbescherming bij harmonisering van de wetten

32 399-63

De Kamer wordt na invoering van de wetten in 2020 geïnformeerd

2675

Gewijzigde motie van het lid Pia Dijkstra over het monitoren van de beleving en de ervaringen van patiënten

32 399-69

De Kamer wordt na invoering van de wet in 2020 geïnformeerd

2677

Motie van de leden Ellemeet en Keijzer over de uitwerking van het begrip ambulancezorgprofessional

34 623-14

De Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd per brief over de toekomstige ordening ambulancezorg

2678

Motie van het lid Pia Dijkstra over de voorwaarden waaraan een plan van aanpak moet voldoen

32 399-67

De Kamer wordt naar verwachting in het najaar van 2018, na aanvaarding van de Wet door de Eerste Kamer, geïnformeerd

Moties afgedaan sinds de vorige begroting

ID

Omschrijving

Kenmerk

Afgedaan met

2700

Motie van het lid Grashoff over een breder afwegingskader bij het onderzoek naar het handelen van NVWA

26 991-493

Uitgaande brief [25-06-2018] – Reactie Advies Commissie Sorgdrager «Onderzoek naar fipronil» (21 826)

2701

Gewijzigde motie van het lid Graus over een kwalitatieve verbetering van het lesprogramma voor handhavers en controleurs binnen de NVWA (t.v.v. 26 991-500)

t.v.v. 26 991-500

De uitvoering van deze motie ligt op het terrein van het Ministerie van EZK

2702

Gewijzigde motie van het lid Graus over knelpunten bij voedselcrises en/of -schandalen (t.v.v. 26 991-503)

t.v.v. 26 991-503

Uitgaande brief [07-06-2018] – Aanbieding Staat van Voedselveiligheid (26 991-525) (21 755)

2703

Motie-Keijzer c.s. over een spoedprocedure voor het niet verhogen van het eigen risico

29 689, nr. 866

Het wetsvoorstel (34 792) is op 25 september 2017 ingediend bij de Tweede Kamer.

2704

Motie van de leden Ellemeet en Pia Dijkstra over een effectenstudie naar het ELV

29 247-237

Uitgaande brief [28-06-2018] – Kwaliteit en doorontwikkeling eerstelijnsverblijf (ELV) (31 765-339) (21 862)

2705

Motie van het lid Ellemeet over een onderzoek naar de financiering van het gebruik van zorg thuis

29 247-238

Uitgaande brief [16-05-2018] – Oplossingen voor de zorgval (29 538-261) (21 654)

2706

Motie van het lid Van der Staaij over overbelasting van spoedeisende hulpposten door drank- en middelengebruik

29 247-242

Uitgaande brief [23-11-2017] – Motie spoedzorg in gedrang door alcohol en drugsgebruik (29 247-248) (21 129)

2707

Motie van de leden Agema en Gerbrands over voorkomen dat stervenden niet kunnen overlijden waar zij dat het liefste willen

29 282-279

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2708

Motie van het lid Marijnissen over het inkopen van voldoende wijkverpleging voor terminale thuiszorg

29 282-280

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2709

Motie van het lid Dik-Faber c.s. over het inschakelen van het praktijkteam palliatieve zorg

29 282-281

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2710

Gewijzigde motie van het lid Sazias c.s. over nadere bestuurlijke afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders (t.v.v. 29 282-282)

t.v.v. 29 282-282

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2711

Motie van het lid Van der Staaij c.s. over geen budgetplafonds hanteren bij de zorginkoop van palliatieve terminale zorg

29 282-283

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2712

Motie van het lid Arno Rutte c.s. over toezicht van de NZa op inkoop en contractering van palliatieve wijkverpleging

29 282-284

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2714

Motie van het lid Roemer c.s. over goede besteding van het extra geld voor de verpleeghuiszorg

34 775-23

Uitgaande brief [08-12-2017] – Kwaliteit verpleeghuizen (31 765-291) (21 192)

2715

Motie van de leden Westerveld en Dijksma over vog's voor trainers, coaches en sportbestuurders

34 775-XVI-19

Uitgaande brief [04-04-2018] – Beleidsreactie op het rapport van commissie De Vries over seksuele intimidatie en misbruik in de sport (34 843-15) (21 516)

2716

Gewijzigde motie Westerveld c.s. over evenementen voor sporters met een verstandelijke of lichamelijke beperking (t.v.v. 34 775-XVI-21)

34 775-XVI-29

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

2717

Motie van het lid Rudmer Heerema c.s. over de 10 miljoen euro voor NOC*NSF

34 775-XVI-23

Uitgaande brief [20-02-2018] – Besteding extra middelen topsport (30 234-176) (21 377)

2718

Motie van het lid Van Nispen c.s. over een laagdrempelig beweegaanbod in buurten

34 775-XVI-26

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

2719

Motie van het lid Bruins Slot c.s. over de buitensport onderdeel maken van het sportakkoord

34 775-XVI-27

Uitgaande brief [26-06-2018] – Aanbieding Nationaal Sportakkoord (30 234-185) (21 841)

2720

Motie van het lid Diertens c.s. over trainingsplekken voor paralympische sporters

34 775-XVI-28

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

2721

Motie van de leden Markuszower en Agema uitkomsten uit projecten vatten in concrete voorstellen voor het schrappen van regels

29 282-296

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

2722

Gewijzigde motie van de leden Ellemeet en Bergkamp (t.v.v. 29 282, nr. 297) over verschillen in arbeidsvoorwaarden

t.v.v. 29 282-297

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

2723

Motie van het lid De Lange c.s. over een brede arbeidsmarktagenda voor de zorg

29 282-298

Uitgaande brief [13-03-2018] – Aanbiedingsbrief Actieprogramma Werken in de Zorg (29 282-303) (21 423)

2724

Gewijzigde motie van het lid Voortman (t.v.v. 25 424, nr. 380) over het vervoer van personen met verward gedrag

25 424-384

Uitgaande brief [16-02-2018] – Vervoer van personen met verward gedrag (25 424-389) (21 365)

2725

Motie van de leden Diertens en Van den Berg over ROM-data

25 424-383

Uitgaande brief [22-05-2018] – Motie 383 van de leden Diertens en Van den Berg (25 424-408) (21 678)

2726

Motie van het lid Agema over contact met mensen van 80 jaar of ouder

34 775-XVI-61

Uitgaande brief [19-03-2018] – Aanbiedingsbrief Landelijk actieprogramma «één tegen eenzaamheid» (29 538-252) (21 438)

2727

Motie van het lid Agema over afschaffen van vijfminutenregistraties in de wijkverpleging

34 775-XVI-62

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

2728

Motie van het lid Agema over de best practices in de verpleeghuiszorg

34 775-XVI-64

Uitgaande brief [09-04-2018] – Programmaplan kwaliteit verpleeghuizen (31 765-318) (21 539)

2730

Motie van het lid Hermans c.s. over het verbeterprogramma

34 775-XVI-71

Uitgaande brief [09-04-2018] – Programmaplan kwaliteit verpleeghuizen (31 765-318) (21 539)

2732

Motie van de leden Ellemeet en Dik-Faber over de huidige wanbetalersregeling

34 775-XVI-73

Uitgaande brief [06-07-2018] – Wanbetalersregeling (21 904)

2733

Motie van de leden Ellemeet en Slootweg over ondersteunen van mantelzorgers

34 775-XVI-74

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

2735

Motie van het lid Van den Berg c.s. over het huidige risicovereveningssysteem

34 775-XVI-77

Uitgaande brief [28-06-2018] – Risicoverevening: transitie van doorontwikkelen naar onderhoud (29 689-918) (21 858)

2736

Motie van het lid Slootweg c.s. over afspraken over kwaliteit en prijs in meerjarencontracten

34 775-XVI-79

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

2737

Gewijzigde motie van het lid Bergkamp c.s. over de kwaliteit van zorg thuis (t.v.v. 34 775-XVI-86)

t.v.v. 34 775-XVI-86

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

2738

Motie van de leden Bergkamp en Geluk-Poortvliet over de knelpunten bij inkoop Wmo

34 775-XVI-87

Uitgaande brief [18-05-2018] – Afspraken hulpmiddelen, woningaanpassingen en verhuizingen (32 805-61) (21 667)

2739

Motie van het lid Bergkamp c.s. over specifieke experimenten over dementie en mantelzorg

34 775-XVI-88

Uitgaande brief [06-07-2018] – Voortgangsbrief (casemanagement) dementie (21 917)

2741

Gewijzigde motie van de leden Pia Dijkstra en Aukje de Vries over goede voorbeelden en initiatieven op het gebied van e-health (t.v.v. 34 775-XV1–92)

t.v.v. 34 775-XV1-92

Uitgaande brief [18-05-2018] – Voortgangsrapportage e-health en zorgvernieuwing (27 529-156) (21 670)

2743

Motie van de leden Dik-Faber en Van der Staaij over het Nationaal Programma Palliatieve Zorg

34 775-XVI-97

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

2744

Motie van het lid Arissen c.s. over huisdieren meenemen naar zorginstellingen

34 775-XVI-103

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

2745

Motie van het lid Sazias c.s. over ondervoeding in de zorg

34 775-XVI-104

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

2746

Motie van het lid Van der Staaij c.s. over geen vergroting van administratieve lasten

34 775-XVI-108

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

2747

Motie van het lid Van der Staaij c.s. over standaardisatie van inkoop-, kwaliteits- en facturatievoorwaarden

34 775-XVI-109

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

2748

Gewijzigde motie van het lid Agema over de afhandeling van de backpay-regeling (t.v.v. 34 775-XVI-68)

t.v.v. 34 775-XVI-68

Uitgaande brief [22-12-2017] – reactie op motie over back-pay-regeling (20454–127) (21 258)

2750

Gewijzigde motie van het lid Peters c.s. over de best passende vorm van contractering (t.v.v. 34 775-XVI-37)

34 775-XVI-52

Uitgaande brief [04-07-2018] – Inkoop en aanbesteden in het sociaal domein (21 887)

2751

Motie van het lid Kooiman over de topinkomens van bestuurders

34 775-XVI-39

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

2754

Motie van het lid Kuik c.s. over de implementatie van het VN-verdrag

24 170-165

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

2755

Gewijzigde motie van het lid Bergkamp over de toegankelijkheid van toiletten (t.v.v. 24 170-167)

24 170-172

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

2756

Motie van het lid Ellemeet over de aanbevelingen van het College voor de Rechten van de Mens

24 170-168

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

2757

Motie van het lid Dijksma c.s. over een evaluatie van de toegankelijkheid van Nederland

24 170-170

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

2760

Motie van het lid Kooiman over een meldplicht voor alle jeugdzorgaanbieders

34 797-8

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

2761

Motie van het lid Ellemeet c.s. over zorgbestuurders aanspreken op salarisstijging

30 111-108

Uitgaande brief [03-04-2018] – Commissiebrief Tweede Kamer inzake motie-Ellemeet c.s. (30 111, nr. 108), (30 111-109) (21 506)

2762

Motie van het lid Ellemeet over een gesprek met Sensoor en Veilig Thuis

31 765-300

Uitgaande brief [12-06-2018] – Beleidsreactie prevalentieonderzoek ouderenmishandeling (28 345-188) (21 775)

2763

Motie van het lid Hermans over instandhouding van de middelen

31 765-305

Uitgaande brief [09-04-2018] – Programmaplan kwaliteit verpleeghuizen (31 765-318) (21 539)

2765

Gewijzigde motie van de leden Hijink en Hermans over informatie over de omvang van de pgb-fraude (t.v.v. 34 104-211)

t.v.v. 34 104-211

Uitgaande brief [19-04-2018] – Aanbiedingsbrief programmaplan Rechtmatige Zorg 2018–2021 (28 828-108) (21 571)

2767

Motie van de leden Bergkamp en Sazias over gebruikelijke zorg in Wmo en Zvw

34 104-213

Uitgaande brief [31-05-2018] – Motie van de leden Bergkamp en Sazias over gebruikelijke hulp in Wmo-pgb en Zvw-pgb (34 104-223) (21 715)

2768

Motie van het lid Slootweg c.s. over de ondersteuning van cliënten in beschermde woonvormen

34 104-214

Uitgaande brief [22-06-2018] – Wetsvoorstel Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis (34 104-227) (21 821)

2769

Motie van de leden Segers en Hermans over aandacht voor gerichte informatievoorziening

34 104-216

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

2770

Motie van het lid Bergkamp c.s. over de onafhankelijke cliëntondersteuner

29 538-253

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

2771

Motie van de leden Dijksma en Segers over één loket voor ondersteuning

29 538-254

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

2775

Motie van het lid Diertens c.s. over uitwisselen van kennis en meldingen

34 843-18

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

2782

Motie van het lid Van den Berg over afspraken in regionaal verband

25 424-400

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

2783

Motie van het lid Van den Berg over onderzoek naar een regionale doorzettingsmacht

25 424-401

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

2784

Gewijzigde motie van de leden De Lange en Van den Berg over dwingend nakomen van afspraken over wachtlijsten (t.v.v. 25 424-402)

25 424-404

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

2795

Motie van het lid Bergkamp over onderzoek naar de werking van medicinale cannabis

29 477-484

Uitgaande brief [06-07-2018] – Commissiebrief Tweede Kamer inzake Uitvoering moties over medicinale cannabis (21 898)

2796

Motie van het lid Bergkamp over de invulling van de onderzoekstaak van het BMC

29 477-485

Uitgaande brief [06-07-2018] – Commissiebrief Tweede Kamer inzake Uitvoering moties over medicinale cannabis (21 898)

2797

Motie van het lid Bergkamp over onderzoek onder kinderen met epilepsie

29 477-486

Uitgaande brief [06-07-2018] – Commissiebrief Tweede Kamer inzake Uitvoering moties over medicinale cannabis (21 898)

2780

Gewijzigde motie van het lid Voortman over het aantal afwijzingen van acute vrijwillige opname (t.v.v. 25 424-397)

25 424-405

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

2801

Motie van de leden Kerstens en Van den Berg over geen onomkeerbare stappen ten aanzien van ic's

27 295-164

Uitgaande brief [02-07-2018] – Aanpak drukte in de acute zorg (29 247-261) (21 875)

2806

Nader gewijzigde motie van het lid Van Nispen c.s. over kwantitatief en periodiek wetenschappelijk onderzoek (t.v.v. 34 843-29)

34 843-32

Uitgaande brief [06-06-2018] – Seksuele intimidatie en geweld (34 843-28) verzonden door het Ministerie van Justitie & Veiligheid

Nieuwe nog openstaande toezeggingen sinds de vorige begroting

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

7255

In oktober, bij gelegenheid van de brief over de invoering van de pgb-portal en de oprichting van een nieuwe zbo belast met het beheer van deze portal, wordt de Kamer bericht over de «lessons learned»

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

De Tweede Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd over de stand van zaken rondom pgb.

7262

De Staatssecretaris is bereid om een toekomstvisie te ontwikkelen voor geclusterde woonvormen en de koppeling van wonen en zorg, inclusief het Fokusconcept. Cliëntenraden en Fokus zullen hierbij worden betrokken. Deze toekomstvisie zal in het voorjaar van 2018 naar de Kamer worden verzonden

Parlementaire agenda [29-06-2017] – AO Fokuswonen (4625)

De Kamer is per brief d.d. 22 maart 2018 (Voortgangsrapportage Wlz) geïnformeerd dat de Kamer in de tweede helft van 2018 hierover zal worden geïnformeerd.

7268

Eind 2017 ontvangt de Kamer de uitkomsten van de werknemersenquête over onder andere de werkdruk

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

De Kamer zal begin december 2018 worden geïnformeerd met een brief over de arbeidsmarkt, inclusief de uitkomsten van de werknemersenquête

7269

De Kamer zal naar verwachting in het eerste deel van 2018 de resultaten van het onderzoek naar het volledig pakket thuis (vpt) en het modulair pakket thuis (mpt) ontvangen

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

De kamer wordt eind 2018 geïnformeerd met een brief over de uitwerking van de gevolgen van het NZa kostprijsonderzoek voor de zorg in de thuissituatie

7301

De bewindslieden zullen ervoor zorgen dat de belangrijkste prioriteiten op hun beleidsterrein, voor het komende jaar en de komende jaren, zichtbaar worden in de begrotingsbehandeling, zodat de Tweede Kamer daar het debat over kan voeren.

Parlementaire agenda [01-11-2017] – Debat over de regeringsverklaring (inclusief Algemene Politieke Beschouwingen) -Woensdag 1 en donderdag 2 november; 10.30 uur laat (4672)

Dit onderwerp wordt meegenomen in de begrotingsstukken

7302

Het kabinet gaat de inspanningsverplichting aan om het effect van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging op de drie ankers – toegankelijkheid, kwaliteit en werkdruk – inzichtelijk te maken.

Parlementaire agenda [01-11-2017] – Debat over de regeringsverklaring (inclusief Algemene Politieke Beschouwingen) -Woensdag 1 en donderdag 2 november; 10.30 uur laat (4672)

De Kamer wordt in 2020 geïnformeerd

7315

Minister zendt de Tweede Kamer vóór zomer 2018 de ruwe lijnen van de toekomstige ordening ambulancezorg.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Na de zomer van 2018 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd

7317

Na de zomer van 2018 ontvangt de Tweede Kamer de concept AMvB over het versterken van de positie van de regionale overleggen acute zorgketen.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Nadat het wetsvoorstel Toetreding Zorgaanbieders is behandeld in de Tweede Kamer zal de Kamer een concept AMvB ontvangen

7320

Minister informeert bij AZN wanneer hij de Tweede Kamer kan informeren over de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren voor de ambulancezorg en laat de Tweede Kamer weten wanneer zij informatie kunnen verwachten.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

De Kamer zal in september 2018 worden geïnformeerd middels het actieplan ambulancezorg

7323

De Minister brengt de Kamer op de hoogte van de uitkomsten van de experimenten die de huisartsenverenigingen (LHV, InEen, VPH) houden om de druk op de huisartsenposten te verminderen. De Minister zal de uitkomsten van de experimenten die betrekking hebben op langere openingstijden, niet voor eind 2018, terugkoppelen aan de Kamer.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Naar verwachting wordt de Kamer medio 2019 geïnformeerd

7332

In januari stuurt de Minister van VWS meer informatie over het onderzoek naar Alliade naar de Tweede Kamer

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

De Kamer wordt in augustus 2018 geïnformeerd

7335

Minister stuurt z.s.m. onderzoek naar schijnconstructies n.a.v. motie-Leijten

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

De Kamer wordt in augustus 2018 geïnformeerd

7337

In de loop van 2018 komt de Minister met een wetsvoorstel voor het waarschuwingsregister

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Eind 2018 zal het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer worden verzonden

7339

Binnen een paar maanden informeert de Minister de Kamer over het onderzoek van het Zorginstituut naar onregelmatigheden bij Casa (tot en met 2014?).

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Naar verwachting wordt de Kamer in het najaar 2018 geïnformeerd

7340

In het eerste kwartaal van 2018 gaat er een brief naar de Kamer over leemten in toezicht (financiële kant en privacy)

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

In afwachting van onderzoek van de Auditdienst Rijk zal de Kamer in het najaar van 2018 worden geïnformeerd

7341

Onderzoeken naar Casa worden met de Kamer gedeeld zodra die beschikbaar zijn.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

De Kamer wordt, naar verwachting, eind 2018 geïnformeerd

7344

De Minister gaat eind 2017 de Kamer tussentijds informeren over tussenevaluatie ikv experimentele bekostiging/alternatieve bekostiging Vierstroom. Inclusief cultuuraspect.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

De Kamer wordt voor de begroting in 2018 geïnformeerd

7345

M.b.t. Casa informeert de Minister de Kamer zodra uit het onderzoek van het OM meer informatie komt, waaronder de aantallen vrouwen die een beroep doen op deze zorg bij de verschillende klinieken.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

De verwachting is dat de Kamer in het najaar 2018 wordt geïnformeerd

7375

De Minister informeert de Kamer over hoe het staat met de «coördinatiepunten voor de acute zorg» (regionale loketten) en of ze de samenwerking beter maken.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

De Kamer wordt voor het einde van 2018 geïnformeerd

7397

De Kamer wordt bericht over de anti-stigmacampagne

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

De Kamer wordt uiterlijk in november 2018 geïnformeerd

7432

De NZa is bezig met een nieuwe bekostiging voor de wijkverpleging. De NZa rondt dit waarschijnlijk in 2018 af. De Minister van VWS zal het nieuwe bekostigingsmodel aan de Tweede Kamer sturen.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

De NZa is bezig met de dataverzameling. Voor het einde van 2018 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd

7470

Bij de evaluatie van het wetsvoorstel na maximaal drie jaar (zie amendement Bruins Slot) betrekt de Minister ook een evaluatie van het Actieplan Doping.

Parlementaire agenda [07-02-2018] – Wet uitvoering antidopingbeleid (34 543) (4704)

De evaluatie van het actieplan doping wordt betrokken bij de evaluatie van het wetsvoorstel uitvoering antidoping beleid. Eind 2021 zal de Minister de Kamer daarover informeren.

7472

Wetvoorstel over noodremwet naar de Tweede Kamer zenden

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

In september 2018 wordt het wetsvoorstel naar verwachting aan de Tweede Kamer aangeboden.

7481

Tussenevaluatie persoonsvolgende bekostiging voor de zomer 2018 naar de Kamer, eind evaluatie na de kerst 2018 naar de Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

De brief over de uitkomsten en het beleidsstandpunt over de tussenevaluatie is kort voor de start van het zomerreces naar de Tweede Kamer verzonden. De eindevaluatie wordt voorjaar 2019 verwacht.

7486

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de doorontwikkeling toezicht op Jeugdwet en Wmo 2015

Parlementaire agenda [21-02-2018] – ehandeling wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ (4710)

De Tweede Kamer wordt in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd met Toezicht op het Jaarbeeld Wmo 2015.

7504

Meenemen in – eerder toegezegde – arbeidsmarktverkenning: arbeidsmarktpositie vrijgevestigden/ overige jeugd ggz professionals

Parlementaire agenda [06-02-2018] – Debat over de gevolgen van de decentralisatie jeugd-ggz (4705)

De Kamer wordt in november 2018 geïnformeerd in de voortgangsrapportage Programma Zorg voor Jeugd

7511

Kamer ontvangt het voorstel ondersteuning vrijwilligers -NOV voor de zomer

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd over het voorstel ondersteuning vrijwilligers – NOV.

7539

De Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van het samenwerkingsverband richtlijnontwikkeling infectiepreventie.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

De verwachting is dat de Kamer eind 2018 wordt geïnformeerd.

7541

De Kamer wordt geïnformeerd over de uitwerking van leefstijlgeneeskunde in o.a. medische opleidingen

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

De Kamer wordt voor het einde van 2018 geïnformeerd.

7544

De Kamer wordt geïnformeerd over het onderzoek van de LHV over zorg dichtbij en het niet kunnen invullen van huisartsenplekken

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

De Tweede Kamer wordt eind 2018 geïnformeerd

7545

De actualisatie van de NZa markscan Acute zorg zal de Kamer worden toezonden (inclusief aandacht voor GRZ)

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

Naar verwachting wordt de Kamer eind 2018 geïnformeerd

7552

Aanpassen uitvoeringsbesluit tav EKT en meerzorg en dat evalueren. Nog een keer (informeel) voorleggen aan ZINL (n.a.v. D66). Brief met planning en wat te wijzigen binnen twee maanden.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

In de brief d.d. 17-05-2018 (Maatwerk in de Wlz-zorg thuis) is vermeld dat aan eerste deel is voldaan. De evaluatie volgt uiterlijk 1 juli 2019.

7561

De Minister gaat samen met Ambulancezorg Nederland (AZN) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) een actieplan ambulancezorg maken en stuurt deze in september naar de Tweede Kamer.

Parlementaire agenda [05-04-2018] – AO Spoedeisende zorg (4716)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd.

7562

De Minister informeert de Tweede Kamer voor het einde van het jaar over de werking en doorontwikkeling van de regionale coördinatiepunten eerstelijnsverblijf (ELV)

Parlementaire agenda [05-04-2018] – AO Spoedeisende zorg (4716)

De Kamer wordt voor het einde van 2018 geïnformeerd.

7563

De Minister informeert de Tweede Kamer over de afspraken tussen de Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) en de huisartsenpost in Hengelo

Parlementaire agenda [05-04-2018] – AO Spoedeisende zorg (4716)

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd over de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst

7564

De Minister stuurt voor einde van het jaar het wetenschappelijk artikel over geriatrische kennis op de SEH en zijn beleidsreactie naar de Tweede Kamer. De probleemstelling van het onderzoek wordt zo mogelijk eerder gestuurd

Parlementaire agenda [05-04-2018] – AO Spoedeisende zorg (4716)

In brief 177678 van 2 juli 2018 staat de probleemstelling vermeld. Naar verwachting wordt in 2019 het wetenschappelijk artikel gepubliceerd, daarna komt de beleidsreactie naar de Tweede Kamer.

7566

De Tweede Kamer wordt per brief geïnformeerd over de normering van kleinschaligheid

Parlementaire agenda [05-04-2018] – Dertigleden debat onder curatele stellen van Careyn thuiszorg (4726)

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd

7571

Ik wil kijken of de uitwerking van de privacyprotocollen voor de radarfunctie van Veilig Thuis (bijv. toegang tot en bewaartermijnen van data) overeenkomen met de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Ik informeer de kamer op een nader moment middels het programma of per brief.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd met de 2e Voortgangsrapportage Programma Geweld hoort nergens thuis.

7574

Rond de zomer stuur ik een brief met de laatste stand van zaken rondom de opvang, welke knelpunten er zijn en welke maatregelen er zijn getroffen door of in samenwerking met de werkgroep.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd met de 2e Voortgangsrapportage Programma Geweld hoort nergens thuis.

7579

Ik ga na of er nieuwe prevalentiecijfers beschikbaar zijn over munchhausen by proxy en koppel deze terug aan de Kamer.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

De Kamer wordt in het derde kwartaal van 2018 geïnformeerd.

7580

In het programma Kansrijke Start wil ik ingaan op de rol van opvoedingsondersteuning (ook bij zorg voor de jeugd) + consultatiebureau’s.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

De verwachting is dat de Kamer in het najaar van 2018 wordt geïnformeerd.

7582

Concreet plan voor slachtoffers loverboys wordt meegenomen in het plan van aanpak mensenhandel dat de Staatssecretaris van JenV en ik naar de Kamer sturen rond de zomer

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

De Kamer wordt in het derde kwartaal van 2018 geïnformeerd.

7589

De Kamer ontvangt elke drie maanden de voortgangsrapportage over de EMA die ook naar het EP gaat.

Parlementaire agenda [18-04-2018] – AO Informele EU-Gezondheidsraad (d.d. 23 april) (4695)

De triloog in het Europees Parlement is nog niet afgerond, derhalve gaat er nog geen voortgangsrapportage naar het Europees Parlement. De Kamer zal niettemin eind september 2018 een brief ontvangen met de voortgang.

7592

De Tweede Kamer ontvangt naar aanleiding van de eindrapportage van het Schakelteam (1 oktober) met daarin de stand van zaken over regionale nummers, een reactie over de noodzaak/het nut van het opzetten van een landelijk nummer

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

De Kamer ontvangt in de loop van oktober 2018 een reactie

7598

Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het besluit inzake het pakketadvies positionering Wlz-behandeling.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Per brief d.d. 23 juni 2018 over toegang ggz is aangegeven dat het voornemen is dit besluit eind 2018 te nemen

7599

Eind 2018 besluit over experiment zelf indiceren onder Waardigheid en Trots en hoe hier structureel opvolging aan wordt gegeven.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Voor 1 januari 2019 zal besloten worden of en hoe structureel invulling wordt gegeven aan de werkwijze waarmee nu nog onder «Waardigheid en Trots» wordt geëxperimenteerd.

7601

In juni zal een plan ter verbetering van de kwaliteit in de gehandicaptenzorg naar de Kamer worden gezonden.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De presentatie van het plan van aanpak voor het programma gehandicaptenzorg en complexe zorg zal plaatsvinden in het najaar van 2018.

7602

Medio 2018 wordt in overleg met Minister Slob de Kamer bericht over oplossingsrichtingen voor «beter» passend onderwijs.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd over oplossingsrichtingen voor «beter» passend onderwijs.

7603

Net na de zomer ontvangt de Kamer een standpunt inzake het rond de zomer te verwachten NZa-rapport over bekostiging van de palliatieve zorg.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd via een voortgangsbrief palliatieve zorg

7606

Bij gelegenheid van de begroting 2019 wordt een beschouwing over de complexiteit in de zorg naar de Kamer gezonden.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Tweede Kamer zal tijdens de begroting 2019 op Prinsjesdag 2018 worden geïnformeerd

7607

Omstreeks de zomer wordt de Kamer naar aanleiding van de motie-Ellemeet/Pia Dijkstra bericht over de beschikbaarheid van ELV-bedden

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Na de zomer van 2018 wordt de Kamer geïnformeerd

7609

De Kamer wordt nader bericht over traumabehandeling en screening van kinderen in de vrouwenopvang

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Tweede Kamer wordt in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd met de Voortgangsrapportage GIA/Kindermishandeling over deze toezegging.

7610

In september wordt de beleidsverkenning naar het toekomstbestendig maken van het pgb, waarbij op diverse aspecten wordt ingegaan, naar de Kamer gezonden.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd

7611

In mei wordt de Kamer nader bericht over de aanpak van zorgfraude, waaronder de pgb-fraude

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt over het vooronderzoek in september 2018 geïnformeerd.

7612

In september wordt de Kamer geïnformeerd over de invoering van het PGB 2.0-systeem versie 1

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd

7613

De Kamer ontvangt een totaaloverzicht van de invoeringskosten van het PGB 2.0-systeem in september

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd

7614

Uiterlijk in september wordt de Kamer geïnformeerd over het BIT-advies inzake het nieuwe pgb-systeem

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd

7619

De brancheorganisaties in de medisch-specialistische zorg komen direct na 1 oktober met een plan vermijdbare sterfte. Minister voor MSZ komt z.s.m. met een reactie richting de Kamer

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

In oktober 2018 wordt de Kamer geïnformeerd

7620

Na de zomer volgen een aantal rapporten die van belang zijn voor de vraag of de reikwijdte van de Wkkgz moet worden verbreed naar jeugd en WMo. Op basis van deze rapporten komt de Minister van VWS en Minister van MSZ met een standpunt richting de Kamer

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

De Kamer zal in december 2018 worden geïnformeerd

7621

Minister van VWS en Minister voor MZS koppelen in mei aan de kamer terug hoe zij om willen gaan met oproep aan gemeenten om middelen ter beschikking te stellen voor lokale belangenbehartiging en VN Verdrag Handicap

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd

7623

De Minister van VWS informeert de Kamer voor 1 oktober over het subsidieprogramma ZonMw ten aanzien van de pg-organisaties

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

Voor 1 oktober 2018 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd

7627

Preventieakkoord naar de Kamer sturen

Parlementaire agenda [17-05-2018] – AO Preventiebeleid / Alcohol- en tabaksbeleid / Infectiepreventie / Verslavingszorg/drugsbeleid (4291)

De Kamer wordt na de zomer van 2018 geïnformeerd

7635

De Minister zal de Kamer in het najaar van 2018 informeren over de uitkomsten van het inspectieonderzoek bij de Thomashuizen.

Parlementaire agenda [24-05-2018] – AO Gehandicaptenbeleid / Fokuswonen / Doelgroepenvervoer/valys (4689)

De Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd

7648

Ik zal de Kamer informeren over de besteding van de financiële middelen die direct vanuit VWS naar NOC*NSF gaan.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg van 2018 zal een overzicht met de verdeling van de totale topsportbegroting van NOC*NSF aan de Tweede Kamer worden gestuurd

7649

De minister zal de Kamer informeren over de verbeterpunten omtrent de combinatie topsport en onderwijs, naar aanleiding van het bestaande topsport-onderwijsconvenant (actieplan FLOT) van verschillende onderwijsinstellingen en NOC*NSF.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

De Kamer wordt in het tweede kwartaal van 2019 geïnformeerd

7650

De Minister zal bij het Ministerie van SZW nagaan hoe hoog de onbelaste vrijwilligersvergoeding zal zijn per 2019 en daar de Kamer over informeren

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

De Kamer zal in september 2018 worden geïnformeerd door het Ministerie van Financiën middels het belastingplan.

7652

De Minister zal de Kamer rapporteren over de activiteiten binnen «Amendement Heerema».

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

De inhoudelijke rapportage verschijnt in oktober 2018. Daarna zal de Minister de Kamer daarover rapporteren.

7653

De Minister zal de Kamer informeren over de overgangsregeling Bridport en het verruimen van de BTW vrijstelling van de sport. Hierin zal hij ook aangeven hoe hij het overleg met gemeenten zal voeren om ervoor te zorgen dat de middelen op de juiste plek terugkomen.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

De Kamer zal voor het wetgevingsoverleg sport worden geïnformeerd

7655

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer twee keer per jaar op hoogte houden van de stand van zaken wachtlijsten. Dit najaar voor de eerste keer.

Parlementaire agenda [31-05-2018] – AO GGZ (4701)

De Kamer zal in het najaar van 2018 worden geïnformeerd

7658

Na de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over borging Schakelteam

Parlementaire agenda [31-05-2018] – AO GGZ (4701)

De Kamer wordt uiterlijk eind oktober 2018 geïnformeerd

7669

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de concrete acties die voortvloeien uit de meerjarenagenda, inclusief hoe regio’s hier mee aan de slag gaan. Ook zal inzicht worden gegeven in de stand van zaken in de regio’s.

Parlementaire agenda [13-06-2018] – AO Maatschappelijke opvang (4729)

De Tweede Kamer wordt in het 1e kwartaal 2019 geïnformeerd

7670

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomst van de pilot inzake monitoring en de cijfers die dit oplevert.

Parlementaire agenda [13-06-2018] – AO Maatschappelijke opvang (4729)

De Tweede Kamer wordt naar verwachting in het eerste kwartaal 2019 geïnformeerd

7671

In het eerstvolgende BO wordt met gemeenten besproken hoe wordt omgegaan met cijfers/ monitoring. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd.

Parlementaire agenda [13-06-2018] – AO Maatschappelijke opvang (4729)

De Tweede Kamer wordt in het vierde kwartaal 2018 geïnformeerd

7673

De Kamer ontvangt een beknopte reactie op het onderzoek naar zwerfjongeren dat is uitgevoerd door de SP.

Parlementaire agenda [13-06-2018] – AO Maatschappelijke opvang (4729)

De Tweede Kamer wordt in het 4e kwartaal 2018 geïnformeerd met de Voortgangsrapportage Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen

7674

Eind september rapportage facts en figures experimenten naar de Kamer sturen

Parlementaire agenda [14-06-2018] – AO Maatschappelijke diensttijd (4743)

De rapportage zal eind september 2018 naar de Kamer worden gezonden

7675

Eerste kwartaal 2019 de 1e inhoudelijke rapportage over opbrengst experimenten naar de Kamer sturen

Parlementaire agenda [14-06-2018] – AO Maatschappelijke diensttijd (4743)

De Tweede Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2019 geïnformeerd

7676

Programma werkbezoeken aan experimenten naar de Tweede Kamer sturen

Parlementaire agenda [14-06-2018] – AO Maatschappelijke diensttijd (4743)

De Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd over het programma «werkbezoeken aan de maatschappelijke diensttijd-experimenten».

7677

In de rapportages aan de Tweede Kamer zal expliciet aandacht zijn voor inclusie en sociale cohesie

Parlementaire agenda [14-06-2018] – AO Maatschappelijke diensttijd (4743)

De kamer ontvangt in het 1e kwartaal van 2019 een brief met een 1e inhoudelijke rapportage over de opbrengst van de experimenten en over het voorstel voor het definitieve ontwerp van de maatschappelijke diensttijd. Hierin zal expliciet aandacht zijn voor inclusie en sociale cohesie.

7685

Nader wordt gemotiveerd waarom het zinvol is om jeugdigen met een psychische stoornis niet toe te laten tot de Wlz. Over dit onderwerp zal een expertsessie worden georganiseerd met experts van o.a. Zorginstituut, PS, NIP, NVP, NVvP, Federatie Opvang. De resultaten worden voor de behandeling van het wetsvoorstel (voorjaar 2019) aan de Kamer medegedeeld.

Parlementaire agenda [05-07-2018] – AO Wlz/GGZ (4734)

De Kamer zal uiterlijk in het voorjaar van 2019 worden geïnformeerd over de resultaten

7701

De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth, schriftelijk informeren over de vraag wat er gebeurt als de geneesheer-directeur een zorgmachtiging wil, maar er geen officier van justitie beschikbaar is.

Parlementaire agenda [15-01-2018] – Gezamenlijke behandeling wetsvoorstellen 32399 Wet verplicht GGZ; 31 996 Wet zorg en dwang; 32 398 Wet forensische zorg (4691)

De Tweede Kamer zal voor het einde van 2018 worden geïnformeerd

7713

De Tweede Kamer ontvangt voor de subsidieregelingen sectorplan-plus en het stagefonds een nadere toelichting op wat er in 2017 bereikt is met deze subsidieregeling

Parlementaire agenda [19-06-2018] – Wetgevingsoverleg VWS jaarverslag 2017 (4738)

De Tweede Kamer wordt in het najaar 2018 geïnformeerd middels een voortgangsbrief over het actieprogramma

7714

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over wat de hla’s 2012–2017 hebben opgeleverd en waarom ze hebben opgeleverd wat ze hebben opgeleverd

Parlementaire agenda [19-06-2018] – Wetgevingsoverleg VWS jaarverslag 2017 (4738)

De Tweede Kamer wordt in oktober 2018 geïnformeerd

7717

Rond de zomer zal het communicatietraject Zorg van nu worden gepresenteerd

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

De Tweede Kamer zal naar verwachting eind augustus worden geïnformeerd

7719

De Minister van MZS zal de bevindingen van de Patientenfederatie rondom het patiëntengeheim met de Kamer delen

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

DeTweede Kamer zal voor het einde van 2018 worden geïnformeerd

7720

Minister van MZS komt aan het eind van het jaar met een visie op medische technologie met hierbij een uitvoeringsagenda

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

De Kamer zal aan het eind van 2018 worden geïnformeerd

7721

Uiterlijk bij de begrotingsbehandeling geven de bewindspersonen procesmatig aan wanneer zij komen met een gezamenlijke visie op vertrouwen in de zorg

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

De Tweede Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling in 2018 geïnformeerd

7723

Begin volgend jaar geeft Minister van MZS de resultaten van het actieplan regeldruk

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

De Tweede Kamer zal begin 2019 worden geïnformeerd

7724

Eind van het jaar stuurt de Minister van MZS een brief over o.a. het digitaal afschrift en hierbij worden de regionale systemen en de informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders en duidelijkheid over de motie Teunissen betrokken

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

De Tweede Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd

7725

Als bij de helpdesk AVG bepaalde vragen blijven terugkomen of blijven hangen, zal de Minister de Kamer informeren

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

Op dit moment kunnen binnenkomende vragen in afstemming met de Autoriteit Persoonsgegevens van goede antwoorden worden voorzien. Mocht hier verandering in komen zal de Kamer worden geïnformeerd.

7726

Over de voortgang van het programmaplan Rechtmatige Zorg zal de Minister de Kamer jaarlijks informeren. De eerstvolgende komt in het najaar

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

In het najaar van 2018 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

7727

Eind van het jaar stuurt de Minister van VWS de signalenrapportage van de TIZ-partijen

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

Eind 2018 zal de rapportage aan de Tweede Kamer worden gezonden.

7485

Toezending tweede amvb inzake openbaarmaking inspectiegegevens aan TK

Parlementaire agenda [21-02-2018] – behandeling wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ (4710)

De Tweede Kamer wordt voor het einde van 2018 geïnformeerd middels een ontwerpbesluit

Openstaande toezeggingen uit voorgaande jaren

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

2850

De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren over de ontwikkelingen ter zake van de ratificatie door Turkije van het met Nederland gesloten sociale zekerheidsverdrag.

Parlementaire agenda [29-05-2008] – AO Masterplan buitenland (1994)

Er is nog geen nieuws vanuit Turkije m.b.t. de ratificatie, zodra dit het geval is zal de Kamer geïnformeerd worden

4036

De Kamer wordt t.z.t. geïnformeerd inzake de VN-reactie. (blz. 51-9-70)

Parlementaire agenda [08-02-2012] – VAO Euthanasie (3151)

De verwachting is dat de Tweede Kamer eind 2018 wordt geïnformeerd.

4037

De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen op Europees en internationaal niveau met betrekking tot het onderzoek naar het gemodificeerde vogelgriepvirus (blz. 17).

Parlementaire agenda [08-03-2012] – AO Vogelgriep / onderzoek Erasmus MC (3185)

De verwachting is dat de Tweede Kamer in het najaar 2018 wordt geïnformeerd

4359

Maatregelen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel (Verbetering positie pleegouders) over een aantal jaren te evalueren Kamerstuk 32 529 Handelingen I 2012–2013, nr. 3-7-23

Parlementaire agenda [09-10-2012] – Plenair debat wetsvoorstel verbetering positie pleegouder (32 529) (3366)

De evaluatie zal naar verwachting eind 2018 gereed zijn en zal begin 2019 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

4470

Drie jaar na inwerkingtreding van deze wet zal de Kamer worden gerapporteerd over de vermindering van de administratieve lasten in de zorg die gerelateerd zijn aan de transparantie van kwaliteit en over een monitoring van het opnemen van innovaties in richtlijnen/standaarden (blz. 45-19-60 en -63 Hand II, 2012–2013, nr. 45).

Parlementaire agenda [23-01-2013] – Behandeling Wetsvoorstel Wetsvoorstel 33 243: Wijziging wet cliëntenrechten zorg etc. ivm taken en bevoegdheden kwaliteit van zorg. (3502)

De toezegging m.b.t. administratieve lasten is afgedaan bij de brief Ontregel de zorg van 22 mei 2018.

De toezegging m.b.t. innovaties in richtlijnen/standaarden loopt mee in het traject «gepast gebruik». De Tweede Kamer wordt hier dit najaar over geïnformeerd.

4565

Wel kunnen wij zorgverzekeraars vragen om hun formulieren op elkaar af te stemmen, zodat alle verzekeraars dezelfde formulieren gebruiken. We kunnen vragen om de uitvraag van informatie te stroomlijnen. Dat willen wij doen in het Programma Administratieve Lastenverlichting.

Parlementaire agenda [29-01-2013] – Vervolg wetsbehandeling kwaliteitsinstituut (3509)

De verkenningen die gedaan worden met de Agenda voor de zorg brengen met zich mee dat ook gedelegeerde regelgeving onderdeel kan worden van een breed gedragen aanpak. De Tweede Kamer zal nader worden geïnformeerd over deze aanpak.

4936

De Kamer zal zo snel mogelijk een AMvB ontvangen, waarin in overleg met de veldpartijen de wijze wordt geregeld waarop het toezicht in een thuissituatie door een zorgaanbieder wordt ingevuld bij het toepassen van fixatie (blz. 106-8-13,14,15).

Parlementaire agenda [04-09-2013] – -Plenair debat Wetsvoorstel Zorg en Dwang 31 966 1ste termijn (3732)

Het besluit waar ook de cliëntenvertrouwenspersoon in is uitgewerkt is d.d. 13 juli jl. voor voorhang aan de Kamer gezonden (25 424, nr. 424). De voorhang loopt tot 2 oktober 2018.

4961

Periodiek informeren Tweede Kamer over de voortgang reductie zout/verzadigd vet/suiker in voedingsmiddelen

Parlementaire agenda [18-12-2013] – AO Voedsel (3774)

De Tweede Kamer wordt hierover periodiek geïnformeerd

5347

Na 3 jaar zal de Kamer een overzicht ontvangen van het aantal ziekenhuizen dat gebruik maakt van de mogelijkheden om risicokapitaal aan te trekken (2014–179)

Parlementaire agenda [26-06-2014] – Plenaire behandeling wetsvoorstel Winst (1e termijn) (3905)

Begin 2021 zal de Tweede kamer het overzicht ontvangen

5699

In het kader van de evaluatie van het Masterplan Orgaandonatie dan wel separaat zal de Kamer worden geïnformeerd over een door het Erasmus MC en het UMC Maastricht op te stellen handreiking inzake orgaandonatie na euthanasie (blz. 28-5-2).

Mondelinge vraag van het lid Tellegen over orgaandonatie bij euthanasie op 25 november 2014.

De Tweede Kamer zal naar verwachting in de eerste helft van 2019 worden geïnformeerd over de richtlijn inzake orgaandonatie na euthanasie

5708

Elk kwartaal zal de Kamer een voortgangsrapportage Hervorming langdurige zorg ontvangen, waarbij o.a. wordt ingegaan op de inkopen voor zzp en het aantal mensen wat gebruik maakt van het overgangsrecht Wlz (blz. 45-11-11,15).

Parlementaire agenda [22-01-2015] – 30-leden debat Actiz en de verzorgingshuizen (4041)

De Tweede Kamer wordt hierover periodiek geïnformeerd

5902

De Tweede Kamer ontvangt het informatieplan 2016 – 2018 van het Zorginstituut wanneer deze gereed is.

Parlementaire agenda [11-06-2015] – AO Evaluatie Zorginstituut Nederland (4104)

De Tweede Kamer ontvangt het informatieplan 2016 – 2018 van het Zorginstituut wanneer deze gereed is.

6095

Na de zomer, maar voor de begrotingsbehandeling zal de Kamer via de Staatssecretaris van VWS worden geïnformeerd over een plan voor een structurele oplossing voor de financiering van Mentorschap Nederland (blz. 77-8-9).

Parlementaire agenda [16-04-2015] – Dertigledendebat over het bericht dat licht verstandelijk gehandicapten steeds moeilijker mee kunnen in de maatschappij (4131)

Het plan voor een structurele oplossing voor de financiering van Mentorschap Nederland loopt mee met de uitwerking van de integrale visie op cliëntondersteuning. Deze zal eind 2018 aan uw Kamer worden aangeboden.

6332

Toezenden wetsvoorstel inzake zeggenschap over lichaamsmateriaal

Parlementaire agenda [16-02-2016] – AO Medische ethiek (4341)

De verwachting is dat de Kamer Tweede in het eerste kwartaal van 2019 wordt geïnformeerd

6587

De Kamer wordt voor de zomer bericht over de uitkomsten van het overleg met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het onderbrengen van gevaarlijke ggz-patiënten in afzonderlijke afdelingen van tbs-klinieken (blz. 27). 2016–160 – Voor de zomer wordt de Kamer tevens geïnformeerd over de mogelijkheid van een jaarlijkse rapportage van de IGZ over ggz-patiënten in tbs-klinieken (aantal, duur opname, redenen doorverwijzing, kwaliteit behandeling) (blz. 27). 2016–161

Parlementaire agenda [26-05-2016] – AO GGZ (4402)

De IGJ zal in 2018 rapporteren over een inspectieonderzoek hoe in de praktijk de plaatsing van psychiatrische patiënten met een Bopz-machtiging in het FPC verloopt. De Tweede Kamer wordt over de uitkomst van het inspectieonderzoek te zijner tijd geïnformeerd

6687

Zoals te doen gebruikelijk ontvangt de Kamer een periodieke brief over (de evaluatie van) Solvacy II (2016–134)

Parlementaire agenda [22-06-2016] – AO Risicoverevening en risicoselectie (4396)

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2018 geïnformeerd

6822

Minister stuurt de TK een brief met de terugkoppeling van de evaluatie van het ODA-convenant, inclusief eventuele verbeterpunten.

Parlementaire agenda [02-11-2016] – AO Zorgfraude (4495)

De Tweede Kamer wordt hierover in het najaar van 2018 geïnformeerd

6826

Rond de jaarwisseling zal de Kamer worden geïnformeerd over de resultaten van het aanvullend onderzoek van de IGZ en de NZa in de casus-Alliade, waarbij ook aan de toezichthouders verzocht wordt naar de geldstromen te kijken (blz. 17,19,24,32).

Parlementaire agenda [01-11-2016] – VAO Onderhandse zorgcontracten bij thuiszorgaanbieder Alliade (AO d.d. 6/10) (4520)

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd streeft ernaar het aanvullend onderzoek bij Alliade in de zomer van 2018 af te ronden. Zonder tegenbericht zullen de resultaten in het najaar van 2018 beschikbaar komen en de Tweede Kamer geïnformeerd.

6827

De toezichthouders wordt verzocht of zij voldoende instrumenten en capaciteit hebben in wet- en regelgeving voor hun toezicht op risicovolle» constructies (blz. 27).

Parlementaire agenda [01-11-2016] – VAO Onderhandse zorgcontracten bij thuiszorgaanbieder Alliade (AO d.d. 6/10) (4520)

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces van 2018 geïnformeerd.

6828

Naar aanleiding van het aanvullend onderzoek in de casus-Alliade en de opvattingen van toezichthouders en experts over een toereikend instrumentarium en voldoende capaciteit zal de Kamer rond de jaarwisseling een analyse ter zake ontvangen en een inventarisatie van een eventuele aanpassing van wet- en regelgeving en het interne en externe toezicht (blz. 29,30,31,32,36,40,46).

Parlementaire agenda [01-11-2016] – VAO Onderhandse zorgcontracten bij thuiszorgaanbieder Alliade (AO d.d. 6/10) (4520)

De Tweede Kamer wordt na het zomerreces van 2018 geïnformeerd.

6913

De Minister zal schriftelijk reageren op de intiatiefnota's (SGP notitie)

Parlementaire agenda [10-11-2016] – Begrotingsbehandeling VWS (antwoord regering, inclusief 2de Termijn Kamer, re- en dupliek.) (4529)

De verwachting is dat de Tweede Kamer in het najaar van 2018 wordt geïnformeerd

6987

Broncode kan op verzoek van de Kamer vertrouwelijk ter inzage worden gelegd

Parlementaire agenda [21-12-2016] – AO PGB (4543)

De Tweede Kamer wordt in september 2018 geïnformeerd over de stand van zaken rondom pgb

6989

BIT-advies over het portaal wordt toegezonden aan de Kamer als deze gereed is

Parlementaire agenda [21-12-2016] – AO PGB (4543)

De Tweede kamer wordt in september 2018 geïnformeerd over de stand van zaken rondom pgb

7043

Het onderzoeksrapport van de IGZ inzake de aangedragen casuïstiek (Noord-Holland/Zorginstelling Philadelphia) door de heer Potters zal nadat deze gereed is aan de Kamer worden verzonden.

Parlementaire agenda [21-12-2016] – AO Gehandicaptenbeleid (4046)

Na het zomerreces 2018 zal het onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer worden verzonden.

7045

Thematisch onderzoek naar de vraag of voldoende vrijwillige zorg is verleend voorafgaand aan verplichte zorg en daarmee ook naar de vraag of er minder dwang wordt ingezet conform een belangrijk doel van de wet

Parlementaire agenda [02-02-2017] – Wet Verplichte GGZ (4571)

Wordt meegenomen in de Evaluatie van de Wvgg twee jaar na inwerkingtreding.

7046

Toetsbaar samenwerkingprotocol: VNG en IGZ maken gezamenlijk kader (Wvggz en WZD). Minister stuurt afschrift kader aan de Tweede Kamer

Parlementaire agenda (02-02-2017] – Wet verplichte GGZ (4571)

Het ministerie, de inspectie en de VNG zijn in gesprek om goede afspraken met elkaar te maken over de samenwerking en het toezicht. Conform toezegging zal dit samenwerkingsconvenant voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz gereed zijn en aan de Kamer worden gezonden.

7091

Het vergroten van de bekendheid met en de beschikbaarheid van een cliëntvertrouwenspersoon is een van de punten die de Minister de komende tijd samen met betrokken partijen wil uitwerken. De Minister heeft al gezegd dat hij daar voor de zomer mee komt

Parlementaire agenda [23-02-2017] – VAO Patienten en cliëntenrechten (d.d. 22/2) (4587)

De Tweede Kamer wordt hierover voor het einde van 2018 geïnformeerd

7111

De Kamer ontvangt voor de zomer een integraal actieprogramma voor het doelgroepenvervoer en het openbaar vervoer. Dit zal worden aangeboden door de bewindspersonen van VWS en I&W.

Parlementaire agenda [16-02-2017] – AO Valysvervoer (4336)

De Tweede Kamer wordt in het derde kwartaal van 2018 door het Ministerie van I&W geïnformeerd over een integraal actieprogramma voor het doelgroepenvervoer en het openbaar vervoer.

7118

De Kamer ontvangt deze zomer een verkenning van het verbod op prijsacties

Parlementaire agenda [15-02-2017] – AO Alcohol- en Tabaksbeleid (4492)

De uitkomsten preventieakkoord worden afgewacht, daarna wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

7124

De Kamer wordt nader bericht over de invulling van het diploma sociale hygiëne in relatie tot verantwoord schenkgedrag

Parlementaire agenda [15-02-2017] – AO Alcohol- en Tabaksbeleid (4492)

De uitkomsten preventieakkoord worden afgewacht, daarna wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

7147

De Kamer ontvangt direct na de zomer een nadere uitwerking van de nieuwe publiekrechtelijke organisatie belast met het beheer van het budgethoudersportaal voor het pgb, inclusief de governance

Parlementaire agenda [23-02-2017] – AO PGB (3480)

De Tweede Kamer wordt in september geïnformeerd over de stand van zaken rondom pgb.

7166

De Minister zal de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de stand van zaken ten aanzien van het onderzoek naar de mogelijkheid om de Wmo en de Jeugdwet onder de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg) te laten vallen.

Parlementaire agenda [22-02-2017] – AO Patiënten- en cliëntenrechten (4463)

De Tweede Kamer wordt in het derde kwartaal 2018 geïnformeerd over het onderzoek naar de mogelijkheid om de Wmo en de Jeugdwet onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

Toezeggingen afgedaan sinds de vorige begroting

ID

Omschrijving

Vindplaats

Afgedaan met

4722

In een komende wijziging van de Wgbo wordt inzagerecht in het dossier van cliënten voor nabestaanden geregeld (blz. 30)

Parlementaire agenda [17-06-2013] – Notaoverleg over initiatiefnota van de leden Anne Mulder en Michiel van Veen over patiëntveiligheid (33 497) (3632)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

4900

In het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wgbo zal het inzagerecht voor nabestaanden worden vastgelegd (blz. 102- ).

Parlementaire agenda [18-06-2013] – Wetsvoorstel kwaliteit klachten en geschillenzorg (32 402) (3703)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

5924

De Kamer ontvangt een wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Parlementaire agenda [24-06-2015] – AO Kwaliteitszorg (4103)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

6310

Te zijner tijd zal een wetsvoorstel tot aanpassing van de WGBO bij de Kamer worden ingediend, waarin wordt geregeld dat bij een calamiteit of bij geweld met dodelijke afloop in de zorgrelatie automatisch inzagerecht bestaat (blz. 23). 2015–361

Parlementaire agenda [19-11-2015] – AO evaluatie wet BIG/Medisch tuchtrecht/Medisch beroepsgeheim (4260)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

6644

Minister stuurt wijziging WGBO naar Kamer De Tweede Kamer heeft deze toezegging als volgt geregistreerd: Er wordt een wetsvoorstel Aanpassing WGBO bij de Kamer ingediend

Parlementaire agenda [16-06-2016] – AO Beleidsdoorlichting art. 4.1 positie van de cliënt (4423)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

6713

Bij de Kamer zal een wetsvoorstel ter aanpassing van de WGBO worden ingediend (blz. 37). 2016–166

Parlementaire agenda [26-05-2016] – AO GGZ (4402)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

6801

In het wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO wordt het wettelijke inzagerecht voor nabestaanden geregeld (blz. 24).

Parlementaire agenda [07-09-2016] – AO Suïcidepreventie (4421)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

7082

Voor de zomer aanpassing Wgbo naar de Tweede Kamer

Parlementaire agenda [23-02-2017] – VAO Patienten en cliëntenrechten (d.d. 22/2) (4587)

Wetsvoorstel tot wijziging van de WGBO d.d. 17-07-2018. Beschikbaar via https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34994

7102

Samen met OCW zal de Minister kijken naar de pilot stage in de wijk

Parlementaire agenda [21-02-2017] – AO Eerstelijnszorg/Mondzorg (3438)

Uitgaande brief [22-12-2017] – Stand van zaken moties en toezeggingen kerst 2018 (34 775-XVI-121) (21 260)

7236

Verbeter- en uitbreidingsmogelijkheden van de monitor

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

Uitgaande brief [09-11-2017] – Commissiebrief Tweede Kamer inzake Verzoek om toezending van het rapport van het kennisconsortium St... (21 078)

7250

De Kamer ontvangt een wijzigingsvoorstel voor de Jeugdwet met betrekking tot de instandhouding van de bevoegdheid om regionale samenwerkingsverbanden te verplichten (blz. 50)

Parlementaire agenda [08-06-2017] – AO Jeugdhulp (4609)

Wijziging Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en Zorgverzekeringswet (Kamerstuk 34 857) is ingediend op 20-12-2017. Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A34857.

7251

De Kamer ontvangt nog dit jaar een wijzigingsvoorstel van de Jeugdwet met betrekking tot de standaardisatie van gegevens

Parlementaire agenda [08-06-2017] – AO Jeugdhulp (4609)

Wijziging Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en Zorgverzekeringswet (Kamerstuk 34 857) is ingediend op 20-12-2017. Zie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A34857.

7253

Zo mogelijk voor het zomerreces zal de Kamer een door het CBS te vervaardigen tabel over de stapeling van het eigen risico en de eigen bijdrage voor de langdurige zorg en de Wmo worden toegezonden

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

Uitgaande brief [06-07-2017] – Samenloop Eigen Risico en Eigen Bijdragen Wlz en Wmo (29 538-245) (20 820)

7254

In juni 2018 ontvangt de Kamer gelijktijdig met de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) een rapport gebaseerd op de cijfers uit de Staat van de Volksgezondheid en Zorg

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Aanbieding rapport «Het Nederlandse gezondheidszorgsysteem in internationaal perspectief» (32 620-204) (21 869)

7256

Rond de zomer ontvangt de Kamer een eerste tabel van het CBS waarin verschuivingen worden aangegeven tussen de domeinen van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per gemeente over 2015

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

Uitgaande brief [06-12-2017] – Stand van zakenbrief begroting 2018, (34 775-XVI-44) (34 775-XVI-45) (21 179)

7257

Begin 2018 ontvangt de Kamer een tabel van het CBS waarin verschuivingen worden aangegeven tussen de domeinen van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per gemeente over 2016

Parlementaire agenda [29-06-2017] – Wetgevingsoverleg jaarverslag VWS 2016 (4599)

Uitgaande brief [06-12-2017] – Stand van zakenbrief begroting 2018, (34 775-XVI-44) (34 775-XVI-45) (21 179)

7263

De Staatssecretaris zal in gesprek treden met IGZ naar aanleiding van het punt van mevrouw Agema inzake de klachten. Een terugkoppeling zal plaatsvinden in de eerstvolgende voortgangsrapportage Wlz, najaar 2017

Parlementaire agenda [29-06-2017] – AO Fokuswonen (4625)

Uitgaande brief [22-03-2018] – Voortgangsrapportage Wlz, (34104–208) (21 448)

7264

De Kamer ontvangt naar verwachting deze maand nog nadere informatie inzake de gezamenlijke integrale arbeidsmarktagenda

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [12-07-2017] – Arbeidsmarktagenda 2023 «Aan het werk voor ouderen» (29 282-276) (20 843)

7265

De Kamer ontvangt bij de volgende voortgangsrapportage het onderzoek inzake de ongecontracteerde zorg

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [22-01-2018] – Contractering wijkverpleging (29 689-885) (21 285)

7266

De Kamer zal drie keer per jaar worden geïnformeerd over de activistische handhaving door de NZa op het dossier casemanagement dementie, zorg verlichten in de praktijk. De aandacht die we bij het casemanagement dementie hebben voor tariefvorming en voor het bekijken welke kwaliteitsstandaard nodig is, zal ook bij andere vormen van specialistische zorgvormen nodig zijn

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [06-07-2018] – Voortgangsbrief (casemanagement) dementie (21 917)

7267

Eind 2017 ontvangt de Kamer de volgende rapportage of brief inzake de mantelzorgers, met daarin ook de stand van zaken over de uitvoering van de motie over rechten van mantelzorgers

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [06-12-2017] – Stand van zakenbrief begroting 2018, (34 775-XVI-44) (34 775-XVI-45) (21 179)

7270

In de volgende voortgangsrapportage (eind dit jaar) wordt de Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling bij overproductie van contracten

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [22-01-2018] – Contractering wijkverpleging (29 689-885) (21 285)

7278

De opzet van het onderzoek van Sorgdrager zal in de eerste week dat de Kamer terug is van reces aan de Kamer worden toegezonden, zodat de Kamer vooraf bij de onderzoeksopdracht betrokken kan worden. De afronding van het onderzoek is voorzien voor het einde van het jaar. (VWS en EZ).

Parlementaire agenda [24-08-2017] – AO fipronil in eieren (4643)

Uitgaande brief [05-09-2017] – Onderzoek over fipronil in eieren (20 921)

7279

De regering zal de gehanteerde transparantie over de normen door Lidstaten agenderen op Europees niveau.

Parlementaire agenda [24-08-2017] – AO fipronil in eieren (4643)

Kamerbrief met conclusies High Level Meeting fipronil 26 september 2017 d.d. 06-10-2017 verzonden door het Ministerie van Economische Zaken

7280

De regering zal het initiatief nemen om samen met de landbouworganisaties en andere relevante ketenpartijen, een werkgroep op te richten om samen te komen tot een plan om de zelfcontrole in de keten te versterken. Over een half jaar zal de Kamer een terugkoppeling ontvangen

Parlementaire agenda [24-08-2017] – AO fipronil in eieren (4643)

Voedselveiligheid (26 991, nr. 523) d.d. 15-05-2018 verzonden door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

7290

Nagaan of het toezicht dat de NZa houdt op de inkoop van palliatieve zorg toereikend is. De TK hierover in volgende voortgangsbrief informeren.

Parlementaire agenda [27-09-2017] – Debat Palliatieve zorg in de wijkverpleging (4658)

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

7291

Zorginstituut levert een duiding voor 24-uurszorg op. De Tweede Kamer wordt hierover na afronding over geïnformeerd.

Parlementaire agenda [27-09-2017] – Debat Palliatieve zorg in de wijkverpleging (4658)

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

7292

In de volgende voortgangsbrief wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het vervolgtraject van de NZa na de knelpuntenanalyse en de ronde tafel gesprekken.

Parlementaire agenda [27-09-2017] – Debat Palliatieve zorg in de wijkverpleging (4658)

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

7296

De Kamer ontvangt een brief met daarin wat VWS doet m.b.t. de drukte in de acute zorg.

Parlementaire agenda [13-09-2017] – Dertigledendebat over spoedzorg die in gevaar komt door overvolle eerstehulpposten (4649)

Uitgaande brief [27-11-2017] – Ontwikkelingen aanpak drukte in de acute zorg (29 247-249) (21 137)

7297

In de volgende voortgangsrapportage drukte acute zorg (december 2017) wordt onder meer ingegaan op: – de voortgang van de aanpak van de regionale overleggen acute zorg, en de voortgang van de aanpak van alle uitgezette maatregelen. – (met naam en toenaam noemen) waar de loketten voor vervolgzorg nog niet tot stand zijn gekomen (overlap met motie); – in hoeverre is er op de SEH’s geriatrische kennis aanwezig? – antwoord NZa op de vraag of verandering moet worden gebracht in wie een DBC voor geriatrische revalidatiezorg mag openen. – Antwoord op de vraag of blijvende financiering van initiatieven m.b.t. integrale zorg mogelijk is, aan de hand van de rapportage van het Schakelteam voor personen met verward gedrag.

Parlementaire agenda [13-09-2017] – Dertigledendebat over spoedzorg die in gevaar komt door overvolle eerstehulpposten (4649)

Uitgaande brief [27-11-2017] – Ontwikkelingen aanpak drukte in de acute zorg (29 247-249) (21 137)

7298

De Kamer ontvangt de brief van de NZa over verbeterplannen zorgkantoren m.b.t. wachtlijsten Wlz

Parlementaire agenda [13-09-2017] – Dertigledendebat over spoedzorg die in gevaar komt door overvolle eerstehulpposten (4649)

Uitgaande brief [18-09-2017] – Brief NZa over cliëntondersteuning en wachtenden in de Wlz (34 104-193) (20 960)

7303

De Minister van VWS zal de Tweede Kamer in een brief, of in de beantwoording in de eerste termijn van de behandeling begroting VWS, een opvatting en visie geven over verschillende woonvormen voor ouderen.

Parlementaire agenda [01-11-2017] – Debat over de regeringsverklaring (inclusief Algemene Politieke Beschouwingen) -Woensdag 1 en donderdag 2 november; 10.30 uur laat (4672)

Uitgaande brief [07-12-2017] – Pact voor de ouderenzorg (31 765-290) (21 185)

7314

Minister informeert Tweede Kamer over uitkomsten overleg tussen FNV, CNV en AZN als partijen daar geen bezwaar tegen hebben.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [13-02-2018] – Verslag van de (uitkomst van de) hervatte besprekingen sociale partners en AZN (29 247-252) (21 351)

7316

Minister informeert Tweede Kamer vóór zomer 2018 over resultaten verbeterplannen zorgverzekeraars m.b.t. responstijden ambulancezorg; waar wordt voortgang geboekt en waar niet. Informatie moet van NZa komen.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [06-07-2018] – NZa voortgangsrapportage wachttijdprojecten (21 912)

7318

Minister reageert schriftelijk op de vraag van mw. Dijkstra over hoeveel SEHs de SEH app gebruiken

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [22-12-2017] – Stand van zaken moties en toezeggingen kerst 2018 (34 775-XVI-121) (21 260)

7319

Minister informeert Tweede Kamer vóór de zomer over de motie Ellemeet-Dijkstra effectenstudie eerstelijns verblijf (motie 29 247, nr 237)

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [28-06-2018] – Kwaliteit en doorontwikkeling eerstelijnsverblijf (ELV) (31 765-339) (21 862)

7321

Minister informeert wanneer het onderzoek naar geriatrische kennis op de SEH gereed is en laat dat weten aan de Tweede Kamer.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [16-01-2018] – Geriatrische kennis op SEH's (29 247-251) (21 270)

7322

De Minister informeert de Tweede Kamer over de financiële (en mogelijk juridische) belemmeringen voor regionale coördinatie met betrekking tot het eerstelijns verblijf en andere vervolgzorg

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO Ambulancezorg/Acute zorg (4614)

Uitgaande brief [04-04-2018] – Stand van zaken regionale coördinatiepunten ELV (31 765-316) (21 518)

7325

De bewindspersonen van VWS zullen de Kamer een nadere uitwerking sturen van het programma «Waardig ouder worden».

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer (Maandagavond 4 december 2017 (vanaf 18.00 uur) en dinsdag 5 december 2017 (vanaf 10.15 uur) (4668)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7326

De Wet afbreking zwangerschap wordt geëvalueerd en bezien zal worden of het vraagstuk van de herhaalde zwangerschapsafbreking daarbij betrokken kan worden of dat hier apart naar wordt gekeken

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer (Maandagavond 4 december 2017 (vanaf 18.00 uur) en dinsdag 5 december 2017 (vanaf 10.15 uur) (4668)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

7327

De kabinetsreactie op het WRR-rapport Weten is nog geen doen» zal tijdig voor de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Actieve donorregistratie aan de Eerste Kamer worden gezonden.

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer (Maandagavond 4 december 2017 (vanaf 18.00 uur) en dinsdag 5 december 2017 (vanaf 10.15 uur) (4668)

Uitgaande brief [22-01-2018] – Kabinetsreactie op het rapport WRR-rapport «Weten is nog geen doen» door het Ministerie van BZK

Verzonden. Zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34775-VI-88.html

7330

Eind 2017 informeert de Minister de Kamer over de toepassing van de handreiking aan zorgprofessionals (hoe vaak wordt er gebruik van gemaakt, voelen mensen zich veilig genoeg om te melden en als bekendheid te mager is hoe meer bekendheid kan worden verkregen).

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7331

Uiterlijk in januari stuurt de Minister een brief naar de Kamer over schimmige constructies, winstverbod/winstbeperking, ook in relatie tot twee wetsvoorstellen.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [13-07-2018] – Winstuitkering door zorgaanbieders (Eerste Kamer) (21 943)

7333

De Kamer ontvangt voor de Kerst de nota naar aanleiding van het verslag van de Wtza.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [21-12-2017] – Regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders) (21 252)

7334

Eind van het jaar stuurt de Minister de voortgangsrapportage aanpak fouten en fraude in de zorg naar de Kamer waarin hij nieuwe acties zal opnemen, een update zal geven op de brief van 22 december 2016 van de vorige Minister en zal reageren op het bericht van Omroep Gelderland en de FD artikelen.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7336

Na overleg met betrokkenen wordt de Kamer bericht over het al dan niet weer actief worden van frauderende zorgbestuurders in gemeenten/bestrijden van frauderende zorgaanbieders in gemeenten.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7338

Minister informeert de Kamer over de planning van J&V m.b.t. de uitbreiding van het bestuursverbod

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7342

De Kamer ontvangt een brief over de bestendiging van de opsporingsfunctie bij ISZW.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7343

Minister informeert de Kamer over de gevolgen van niet ingediende of niet goedgekeurde jaarrekeningen. Daarbij gaat de Minister ook in op de gevolgen voor de bekostiging.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7346

Minister zal de Kamer nader informeren over aantallen beroepsverboden.

Parlementaire agenda [16-11-2017] – AO Zorgfraude (4569)

Uitgaande brief [20-12-2017] – Aanpak Rechtmatige Zorg (28 828-105) (21 239)

7376

De Minister laat in het voorjaar weten of er onderzoek is gedaan naar de schadelijkheid van het roken van cannabis (als dat onderzoek er niet is zal hij onderzoek laten verrichten)

Parlementaire agenda [20-12-2017] – AO Coffeeshopbeleid (4676)

Uitgaande brief [23-04-2018] – Beweegredenen jongeren om drugs te gebruiken (24 077-412) (21 592)

7377

De Tweede Kamer ontvangt in februari een brief waarin beide ministers (JenV en MZ) reflecteren op de verhouding drugsverdragen en mensenrechtenverdragen (rapport Van Kempen II).

Parlementaire agenda [20-12-2017] – AO Coffeeshopbeleid (4676)

Uitgaande brief [09-03-2018] brief «Experimenten gesloten coffeeshopketen» verzonden door het Ministerie van Justitie & Veiligheid

7378

Minister JenV en MMZS sturen in februari een brief naar de Tweede Kamer met het instellingsbesluit van de onafhankelijke adviescommissie. Daarin zal ook de verdere planning van de experimenten worden opgenomen.

Parlementaire agenda [20-12-2017] – AO Coffeeshopbeleid (4676)

Uitgaande brief [09-03-2018] brief «Experimenten gesloten coffeeshopketen» verzonden door het Ministerie van Justitie & Veiligheid

7398

NZa tussenmonitor ggz aan Tweede Kamer sturen

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [22-12-2017] – Rapportages wachttijden, ambulantisering en regeldruk ggz (25 424-385) (21 261)

7399

NZa monitor inkoopaanvragen ggz aan Tweede Kamer sturen

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [10-04-2018] – Aanbiedingsbrief NZa-rapportage en Trimbos inventarisatie ambulantisering (25 424-396) (21 541)

7400

Uitvraag mismatch GGZ NKL/ZN/Schakelteam

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [11-04-2018] – Tussenbericht Schakelteam personen met verward gedrag (25 424-395) (21 542)

7401

Stand van zaken met betrekking tot e-health implementatie sturen

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [16-02-2018] – e-health en gegevensuitwisseling in de ggz (25 424-388) (21 363)

7402

Trimbos monitor inkoop ambulante zorg

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [10-04-2018] – Aanbiedingsbrief NZa-rapportage en Trimbos inventarisatie ambulantisering (25 424-396) (21 541)

7403

WLZ toegang ggz: wetsvoorstel naar TK, mits aan randvoorwaarden (indicatiestelling/financiering) is voldaan. Geen aparte brief vooraf over financiering.

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [22-03-2018] – Stand van zaken Toegang Wlz voor mensen met een psychische stoornis (34 104-207) (21 452)

7404

monitor generalistische basisggz

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

7405

Voortgangsrapportage over minder regeldruk

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

7406

TK informeren over HLA en ruimte en middelen

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

7407

Svz vervoer personen met verward gedrag

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [16-02-2018] – Vervoer van personen met verward gedrag (25 424-389) (21 365)

7408

In onderzoek over hoe groep verwarde personen er uitziet ook drugs- en medicijngebruik meenemen

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [11-04-2018] – Tussenbericht Schakelteam personen met verward gedrag (25 424-395) (21 542)

7409

Brief over instrumentarium NZa

Parlementaire agenda [29-11-2017] – AO GGZ (4381)

Uitgaande brief [22-12-2017] – Rapportages wachttijden, ambulantisering en regeldruk ggz (25 424-385) (21 261)

7428

Overleg met FIOM en SAV over ondersteuning van volwassen geadopteerden en de TK binnen â 2 a 3 maanden» daarover informeren

Parlementaire agenda [18-01-2018] – AO Adoptie (4680)

Uitgaande brief [26-04-2018] Onderwerp Interlandelijke adoptie. Verzonden door J&V

7429

De Minister van VWS stuurt eind maart, begin april 2018 een stand van zaken brief aan de TK over palliatieve zorg. In deze brief zal in ieder geval aandacht worden besteed aan uitvoering van de moties, 24 uurs palliatieve zorg, geestelijke verzorging, toename palliatieve sedatie en budgetplafonds.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

7430

In april 2018 verschijnt de inkoopmonitor wijkverpleging van de NZa. De Minister van VWS stuurt deze monitor aan de TK.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [26-04-2018] – Monitor contractering wijkverpleging (29 689-904) (21 618)

7431

In het 2e kwartaal 2018 stuurt de Minister het programma Langer Thuis naar de TK. In dit programma zal in ieder geval aandacht worden besteed aan de sociale dimensie bij dementie en respijtzorg.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7433

Eind maart/begin april stuurt de Minister van VWS een brief aan de TK over zijn aanpak ongecontracteerde zorg in de wijkverpleging.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [12-04-2018] – Ongecontracteerde zorg (29 689-898) (21 546)

7434

In april 2018 stuurt de Minister van VWS zijn aanpak voor het verminderen van de regeldruk in de wijkverpleging naar de TK.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

7435

Medio maart stuurt de Minister van VWS zijn aanpak voor de arbeidsmarkt (zorgbreed) naar de TK.

Parlementaire agenda [25-01-2018] – AO Wijkverpleging / Dementie / Palliatieve zorg (4616)

Uitgaande brief [13-03-2018] – Aanbiedingsbrief Actieprogramma Werken in de Zorg (29 282-303) (21 423)

7436

De Kamer ontvangt jaarlijks informatie over de voortgang, beschikbaarheid en uitkomsten in het kader van het programma Belonen van uitkomsten, wat overigens ook wel Samen beslissen wordt genoemd. Voor het eerst voorjaar 2018, waarin het programma wordt gepresenteerd, met ook aandacht voor de PROMs en de nazorg.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Uitkomstgerichte zorg 2018–2022 (31 476-21) (21 876)

7437

Het meest recente verslag van het Informatieberaad Zorg, inclusief het aanbod van de technische briefing, wordt op redelijke termijn naar de Kamer verzonden.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [09-02-2018] – Toezending verslag Informatieberaad (27 529-153) (21 341)

7438

Voor de zomer 2018 wordt de Kamer bericht over de hoofdlijnenakkoorden huisartsenzorg en medisch-specialistische zorg.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [29-06-2018] – Onderhandelaarsakkoord huisartsenzorg 2019–2022 (33 578-56) (21 864)

7439

Voor de zomer ontvangt de Kamer de uitkomst van de pilot over aandacht voor ouderen in ziekenhuizen, voorzien van een bredere context.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Uitkomstgerichte zorg 2018–2022 (31 476-21) (21 876)

7440

Rond 1 juni wordt de Kamer geïnformeerd over merkbaar minder regels, gespecificeerd naar een aantal beroepsgroepen.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [22-05-2018] – Programma (Ont)Regel de Zorg (29 515-424) (21 683)

7441

In januari ontvangt de Kamer een reactie op het artikel in Zorgvisie over kwaliteitsregistraties door ziekenhuizen.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [02-02-2018] – Reactie op artikel in Zorgvisie dat ziekenhuizen data moeten terugkopen (31 765-295) (21 320)

7442

De Kamer wordt bericht over de uitkomsten van het gesprek met ziekenhuizen over de vermijdbare sterfte naar aanleiding van het NIVEL-rapport.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [20-04-2018] – aanpak vermijdbare sterfte ziekenhuizen (31 016-107) (21 583)

7443

In het eerste kwartaal 2018 wordt de Kamer bericht over de toets van het Zorginstituut over meerdere behandelingen per richtlijn.

Parlementaire agenda [21-12-2017] – AO Kwaliteitszorg (4610)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Uitkomstgerichte zorg 2018–2022 (31 476-21) (21 876)

7451

Wetsvoorstellen vermindering administratieve lasten + regionale samenwerking

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Wetgevingsoverleg Jeugd en aanverwante zaken (4650)

Wijziging Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en Zorgverzekeringswet (Kamerstuk 34 857) is ingediend op 20-12-2017.

7452

Evaluatie Jeugdwet

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Wetgevingsoverleg Jeugd en aanverwante zaken (4650)

Uitgaande brief [30-01-2018] – Evaluatie Jeugdwet (34 880-1) (21 312)

7453

Cijfermatig beeld tekortgemeenten (analyse + oplossingsrichtingen) naar TK

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Wetgevingsoverleg Jeugd en aanverwante zaken (4650)

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

7454

Beleidsreactie Evaluatie Jeugdwet + Programma Zorg voor Jeugd, met aandacht voor: – Knelpunten aanbesteden + route naar Brussel (Dijksma) – standaarddefinities en outcomecriteria – kwaliteit wijkteams – stevige startt – regionale afspraken – aanpak + registratie wachttijden (regionaal) – verzoek aan gemeenten om cliënten te betrekken – toekomstplan (Minister coördinerend 18-/18+) – pleegzorgvergoeding – financieringsvorm kindertelefoon

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Wetgevingsoverleg Jeugd en aanverwante zaken (4650)

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

7455

Programma Aanpak kindermishandeling/huiselijk geweld

Parlementaire agenda [04-12-2017] – Wetgevingsoverleg Jeugd en aanverwante zaken (4650)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7460

Kamer ontvangt Pact voor ouderenzorg in 1e helft van maart 2018

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [08-03-2018] – Aanbiedingsbrief pact voor de ouderenzorg (31 765-299) (21 411)

7465

Brief over ongewenste effecten van de wanbetalersregeling

Parlementaire agenda [01-02-2018] – AO Zorgverzekeringswet/Mondzorg-tandzorg/Pakketbeheer/Medische zorg op de BES-eilanden/Eerstelijnszorg (4687)

Uitgaande brief [06-07-2018] – Wanbetalersregeling (21 904)

7466

Brief met capaciteitsraming tandartsen (i.s.m. OCW)

Parlementaire agenda [01-02-2018] – AO Zorgverzekeringswet/Mondzorg-tandzorg/Pakketbeheer/Medische zorg op de BES-eilanden/Eerstelijnszorg (4687)

Uitgaande brief [29-06-2018] – Capaciteit in de mondzorg (33 578-57) (21 865)

7467

Ik kom tot een Actieplan Doping en stuur dit voor de zomer 2018 naar de Tweede Kamer.

Parlementaire agenda [07-02-2018] – Wet uitvoering antidopingbeleid (34 543) (4704)

Uitgaande brief [04-07-2018] – Maatregelen ter versterking aanpak doping (21 883)

7468

Ik geef u een seintje wanneer het RIVM-onderzoek naar dopinggebruik in de breedtesport is gepubliceerd.

Parlementaire agenda [07-02-2018] – Wet uitvoering antidopingbeleid (34 543) (4704)

Uitgaande brief [14-03-2018] – RIVM-onderzoeken doping in de breedtesport en vervalste geneesmiddelen (34 543-16) (21 424)

7469

Ik stuur u de jaarrapportage van RIVM over vervalste geneesmiddelen.

Parlementaire agenda [07-02-2018] – Wet uitvoering antidopingbeleid (34 543) (4704)

Uitgaande brief [14-03-2018] – RIVM-onderzoeken doping in de breedtesport en vervalste geneesmiddelen (34 543-16) (21 424)

7471

Voorjaar (eind maart) 2018 verbeterprogramma verpleeghuiszorg naar Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [09-04-2018] – Programmaplan kwaliteit verpleeghuizen (31 765-318) (21 539)

7473

Nadere analyse complexe zorg in relatie tot indicatiestelling zzp’s in voorjaar 2018 naar de Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

7474

In april 2018 aanpak arbeidsmarkt naar de Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [13-03-2018] – Aanbiedingsbrief Actieprogramma Werken in de Zorg (29 282-303) (21 423)

7475

Programma langer thuis inclusief pilot van respijtzorg in mei 2018 naar Kamer (vorm geven van een palet aan mogelijkheden van parttime licht tot zeer intensieve vormen van respijtzorg binnen huidige wet en regelgeving)

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7476

Standpunt ondervoeding ouderen in mei 2018 naar de Kamer en ook als onderdeel van de programmaplannen verpleeghuiszorg en het programma langer thuis

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7477

Voor de zomer 2018 invulling aan motie Eerstelijns verblijf van Ellemeet

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [28-06-2018] – Kwaliteit en doorontwikkeling eerstelijnsverblijf (ELV) (31 765-339) (21 862)

7478

Een tussentijdse stand van zaken over voorkomen zorgval ontvangt de Kamer waarschijnlijk in mei 2018. Oplossing waar Minister aan denkt: WLZ indicatie pro forma geven en pas in laten gaan als men daadwerkelijk voet over de drempel zet. Wordt bezien op juridische en financiële consequenties.

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [16-05-2018] – Oplossingen voor de zorgval (29 538-261) (21 654)

7479

Landelijk programma eenzaamheid na ouderenpact in maart 2018 naar de Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [19-03-2018] – Aanbiedingsbrief Landelijk actieprogramma Één tegen eenzaamheid (29 538-252) (21 438)

7480

WODC rapport over ouderenmishandeling gevolgd door beleidsreactie mei 2018 naar Kamer

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [12-06-2018] – Beleidsreactie prevalentieonderzoek ouderenmishandeling (28 345-188) (21 775)

7482

De opdracht voor de Benchmark verpleeghuiszorg plus de planning wanneer deze benchmark gereed zal zijn, komt in het programmaplan verpleeghuiszorg, welke eerste kwartaal (eind maart) 2018 naar de Kamer wordt gestuurd

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [09-04-2018] – Programmaplan kwaliteit verpleeghuizen (31 765-318) (21 539)

7483

Nader informeren over mondzorg in 2 programma’s langer thuis en verpleeghuiszorg

Parlementaire agenda [15-02-2018] – AO Verzameloverleg: Ouderenmishandeling / Ouderenzorg / Verpleeghuiszorg (4611)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7484

Toezending eerste amvb inzake openbaarmaking inspectiegegevens aan TK, waarbij in aanbiedingsbrief de inhoud van de tweede amvb zal worden toegelicht.

Parlementaire agenda [21-02-2018] – behandeling wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ (4710)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Ontwerpbesluit houdende regels ter uitvoering van de Gezondheidswet en de Jeugdwet (34111–24) (21873)

7487

Toezending brief aan TK over registratieplicht voor jeugdzorgaanbieders

Parlementaire agenda [21-02-2018] – ehandeling wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ (4710)

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

7488

Toezending Besluit taakuitoefening IGJ i.o.

Parlementaire agenda [21-02-2018] – ehandeling wetsvoorstel fusie IGZ en IJZ (4710)

Uitgaande brief [23-03-2018] – Besluit taakuitoefening IGJ i.o., (34 797-9) (21 459)

7489

Ik zal de Kamer in mei een concreter implementatieplan sturen. Daarin wordt meegenomen: – Betrokkenheid van ervaringsdeskundigen bij de besluitvorming. – Vraag aan gemeenten om stap extra te zetten bij koppelen koplopers en achterblijvers. – Digitale toegankelijkheid in de zorg (met zo mogelijk streefwaarden) – Overheidscommunicatie

Parlementaire agenda [31-01-2018] – Plenair debat toegankelijkheid van de samenleving voor gehandicapten (4697)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (21 780)

7490

Ik zal jaarlijks aan de Kamer rapporteren over de voortgang van het Verdrag. Daarbij wordt meegenomen: – De voortgang van lokale inclusie-agenda’s

Parlementaire agenda [31-01-2018] – Plenair debat toegankelijkheid van de samenleving voor gehandicapten (4697)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (21 780)

7491

De vragen van de SGP over de dienstregeling en de informatievoorziening door de NS neem ik op met mijn collega van I&W. Daar kom ik dan op terug bij de Kamer.

Parlementaire agenda [31-01-2018] – Plenair debat toegankelijkheid van de samenleving voor gehandicapten (4697)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (21 780)

7492

Ik zal met mijn collega voor BVOM overleggen over audiodescriptie bij programma’s van NPO en daarop terugkomen (mogelijk bij het implementatieplan). NB. Op basis van deze toezegging is een motie aangehouden.

Parlementaire agenda [31-01-2018] – Plenair debat toegankelijkheid van de samenleving voor gehandicapten (4697)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (21 780)

7493

Ik zal met mijn collega van I&W spreken over de mogelijkheid van sancties voor taxichauffeurs die hulphonden weigeren.

Parlementaire agenda [31-01-2018] – Plenair debat toegankelijkheid van de samenleving voor gehandicapten (4697)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (21 780)

7503

Meenemen in – eerder toegezegde – Beleidsreactie Evaluatie Jeugdwet + Programma Zorg voor Jeugd: – stand van regionale aanpak van wachtlijsten, de wijze waarop de wachtlijstmoties TK worden uitgevoerd; – aangeven voor welke type hoogklinische jeugdhulp een landelijk beschikbaarheidsbeeld nodig is; – stand van zaken inkoop/aanbesteden – meer uniformering wijkteams – samenwerkingspilots POH, huisarts, wijkteams

Parlementaire agenda [06-02-2018] – Debat over de gevolgen van de decentralisatie jeugd-ggz (4705)

Uitgaande brief [16-04-2018] – Programma Zorg voor de Jeugd (34 880-3) (21 552)

7508

Kamer ontvangt de uitkomsten van het onderzoek cliëntondersteuning in juni

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

7509

De kamer ontvangt in april een brief over onafhankelijke cliëntondersteuning

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

7510

Programma Langer Thuis wordt in mei gelanceerd, waarbij ook de plannen over mantelzorg zijn uitgewerkt, de analyse over respijtzorg en de uitwerking van de motie Ellemeet (juridische belemmeringen) in wordt meegenomen

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7512

De bestuurlijke afspraken en een beleidsreactie op de veranderagenda hulpmiddelen ontvangt de Kamer begin mei

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [18-05-2018] – Afspraken hulpmiddelen, woningaanpassingen en verhuizingen (32 805-61) (21 667)

7513

De Kamer ontvangt een brief over GroenLinks Initiatiefwet aanbesteden

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [04-07-2018] – Inkoop en aanbesteden in het sociaal domein (21 887)

7514

De Kamer ontvangt een brief over de praktijk van alfahulpen in mei

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [26-06-2018] – Afzien indienen wetsvoorstel alfahulp Wmo 2015 (29 538-264) (21 834)

7515

De Kamer ontvangt in mei een brief over welke Wmo-onderdelen onder het abonnementstarief vallen

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [01-06-2018] – Vormgeving abonnementstarief (34 104-224) (21 719)

7516

De Kamer ontvangt in juni de informatie over het abonnementstarief in 2020

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [01-06-2018] – Vormgeving abonnementstarief (34 104-224) (21 719)

7517

De Kamer wordt in een aparte brief geïnformeerd over sociaal werkers over oa. hoe het staat met het register en of er voldoende financiële middelen zijn

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [04-07-2018] – Professionalisering sociaal werk (21 881)

7518

De kamer ontvangt het eindrapport van het SCP (evaluatie Hlz) voor 1 juli 2018 zoals eerder toegezegd

Parlementaire agenda [15-03-2018] – AO Wmo / Mantelzorg / Hulpmiddelenbeleid (4606)

Uitgaande brief [04-07-2018] – Aanbieding en eerste beleidsreactie op de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg (21 885)

7538

Op 15 januari 2018 tijdens het debat over de Wet verplichte ggz heb ik u toegezegd de brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken met betrekking tot vervoer van personen met verward gedrag ook aan de Eerste Kamer te sturen.

Parlementaire agenda [15-01-2018] – Gezamenlijke behandeling wetsvoorstellen 32399 Wet verplicht GGZ; 31 996 Wet zorg en dwang; 32 398 Wet forensische zorg (4691)

Uitgaande brief [16-02-2018] – Vervoer van personen met verward gedrag (Eerste Kamer) (21 364)

7540

De Kamer ontvangt de brief van de NZa inzake transparantie ziekenhuistarieven

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken rond prijstransparantie in de medisch-specialistische zorg (21 889)

7542

Direct na het verschijnen van het rapport van de Taskforce Zorg op de juiste plek wordt dit rapport aan de Kamer toegezonden

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

Uitgaande brief [06-04-2018] – Rapport Taskforce de juiste zorg op de juiste plek (29 689-896) (21 529)

7543

De Kamer ontvangt een brief over palliatieve zorg in hospices, verpleeghuizen en ziekenhuizen

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Medisch specialistische zorg/ziekenhuiszorg/kapitaallasten / Curatieve zorg (4559)

Uitgaande brief [11-05-2018] – Palliatieve zorg, merkbaar beter (29 509-66) (21 637)

7553

TK informeren over welke onderzoeken plaatsvinden t.b.v. het wetsvoorstel.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [13-04-2018] – Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis (34 104-218) (21 549)

7554

TK informeren over effecten van het wetsvoorstel, uitkomst HHM onderzoek naar zorgprofielen dan ook meesturen

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [22-06-2018] – Wetsvoorstel Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis (34 104-227) (21 821)

7555

TK nader informeren over het pgb in beschermd wonen en de verkorting van de indicatieduur bij beschermd wonen.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [22-06-2018] – Wetsvoorstel Toegang tot de Wlz voor mensen met een psychische stoornis (34 104-227) (21 821)

7565

Een brief aan TK sturen met een aantal elementen: 1. Wat zijn de «lessons learned» vanuit het toezicht bij Careyn. 2. Is (mede op basis van de lessons learned) het instrumentarium van de IGJ voldoende?

Parlementaire agenda [05-04-2018] – Dertigleden debat onder curatele stellen van Careyn thuiszorg (4726)

Uitgaande brief [26-06-2018] – Instrumentarium IGJ i.o. en eerste lessen casus Careyn (31 765-336) (21 833)

7567

De kamer dmv brief informeren wat de uitkomst is van de eerste termijn van de tweede aanwijzing inzake Careyn.

Parlementaire agenda [05-04-2018] – Dertigleden debat onder curatele stellen van Careyn thuiszorg (4726)

Uitgaande brief [09-05-2018] – Voortgang n.a.v. aanwijzing Careyn d.d. 7 november 2017 (31 765-322) (21 636)

7570

De cijfers over waar de meldingen bij Veilig Thuis vandaan komen neem ik op in het programma.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7572

Ik zal de cijfers over wachtlijsten bij VT doen toekomen bij het programma Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7573

Ik kom in het programma Huiselijk Geweld en Kindermishandeling terug op de evaluatie van de afwegingskaders/aangepaste meldcode en de rol van aandachtsfunctionarissen.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7575

Ruim voor de zomer stuur ik een brief (kopie) over de groei van het gemeentefonds (+ zorgsamenvatting) aan de commissie VWS.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [17-05-2018] – Afschrift IBP en zorgsamenvatting (28 345-187) (21 664)

7576

Ik hoop de Kamer voor de zomer te informeren over de nieuwe regeling rondom de gratis Verklaring Omtrent Gedrag voor vrijwilligers.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [12-06-2018] – Uitwerking regeling Gratis VOG (34 775-VI-106) (21 772)

7577

Ik ga schriftelijk reageren op de Initiatiefnota PvdA.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7578

Ik kom, samen met mijn collega van Rechtsbescherming, met een beleidsreactie op Rouvoet

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [09-05-2018] – Personen- en familierecht (33 836-25) verzonden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid

7581

In het programma kom ik terug op welke wijze ik de rol en functie van Veilig Thuis meeneem in de evaluatie van de meldcode.

Parlementaire agenda [04-04-2018] – AO Verzameloverleg: Kindermishandeling/GIA / Slachtoffers loverboys (4688)

Uitgaande brief [25-04-2018] – Geweld hoort nergens thuis (28 345-185) (21 607)

7583

De Staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort, op grond van de resultaten van het onderzoek naar de toekomstige werking van het verdrag in Caribisch Nederland, na de zomer informeren over het invoeringstraject. De Staatssecretaris zal erop aandringen dat Aruba, Curacao en Sint-Maarten snel een besluit nemen over de vraag hoe en wanneer het verdrag tot medegelding wordt gebracht en zal de mogelijkheden voor ondersteuning bij de implementatie ervan nogmaals onder de aandacht van deze landen brengen.

Parlementaire agenda [12-04-2016] – Goedkeuring en uitvoering verdrag inzake rechten van personen met een handicap (33 992 en 33 990) (4401)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

7591

De Tweede Kamer ontvangt voor de zomer een beeld hoe de groep van 13.000 mensen die achter meerdere E33 meldingen in beeld gebracht kan worden, of dat het beter is te richten op een kleinere groep.

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

7593

Na het volgende BO “personen met verward gedrag” wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de afspraken die gemaakt zijn op het gebied van beveiligde zorg

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

Uitgaande brief [26-04-2018] – Brief met afspraken over beveiligde GGZ (25 424-406) (21 619)

7594

Voor de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de vraag hoe regionale doorzettingsmacht kan worden georganiseerd

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

7595

Uiterlijk 30 juni wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de vraag of het mogelijk is om te rapporteren hoe vaak het voorkomt dat mensen die vragen om acute vrijwillige opname worden afgewezen.

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2018 (21 896)

7596

Binnen twee weken ontvangt de Tweede Kamer een brief met uitleg waarom de inzet van de € 288 miljoen onderbesteding in het kader, tot premieverhoging zou kunnen leiden

Parlementaire agenda [18-04-2018] – Zorg van verwarde personen (4728)

Uitgaande brief [04-05-2018] – Onderuitputting ggz-macrokader 2016 (25 424-407) (21 631)

7597

Over twee maanden ontvangt de Kamer met het oog op meer maatwerk een brief over de planning inzake de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wlz (extra kosten regeling en meerzorgregeling) per 1 juli 2018.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [17-05-2018] – Maatwerk in de Wlz-zorg thuis (34 104-222) (21 666)

7600

Vóór de zomer wordt de Kamer bericht over de uitkomsten van het overleg met Verenso en de LHV inzake de specialist ouderengeneeskunde in kleinschalige woonvoorzieningen.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Toezegging beschikbaarheid specialist ouderengeneeskunde in kleinschalige woonvoorzieningen (21 894)

7604

Zo mogelijk in mei, maar anders in juni, wordt het programma Langer Thuis naar de Kamer gezonden.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (31 765-326) (21 797)

7605

Vóór de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij het CAK.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [05-07-2018] – Stand van zaken bij het CAK (21 893)

7608

In mei ontvangt de Kamer een nieuw implementatieplan VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Parlementaire agenda [28-03-2018] – AO Wlz / PGB / Toegang tot de Wlz voor ggz-cliënten (4602)

Uitgaande brief [13-06-2018] – Programma Onbeperkt meedoen – Implementatie VN Verdrag handicap (Eerste Kamer) (21 780)

7618

Minister van VWS komt voor de zomer met een brief over programma cliëntondersteuning.

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

7622

In mei wordt Tip III aan de Kamer verzonden.

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

Uitgaande brief [07-06-2018] – IGJ-rapport: infectiepreventie, een kwestie van gedrag en lange adem (32 620-202) (21 754)

7624

Programmaplan Value Base Healthcare/samen beslissen etc ligt voor de zomer in de Tweede Kamer.

Parlementaire agenda [25-04-2018] – AO Patiënten- en cliëntenrechten / Patiëntveiligheid / Veiligheid in de zorg (4418)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Uitkomstgerichte zorg 2018–2022 (31 476-21) (21 876)

7625

Ik zal de verschillen in secundaire arbeidsvoorwaarden van buurtsportcoaches en leraren lichamelijke opvoeding uitzoeken en de bevindingen hiervan rapporteren aan de Kamer.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

7643

In een brief zal worden ingegaan op de vraag of onderwijsassistenten die in opdracht van de ouders insuline spuiten bij een kind, wel of niet beroepsmatig zorg verlenen.

Parlementaire agenda [19-04-2018] – Behandeling Wetsvoorstel Wijziging Wet BIG ivm. verbaal tuchtrecht (nr. 34 629) (4730)

Uitgaande brief [16-05-2018] – Toezeggingen plenaire behandeling wetsvoorstel 34629 (34 629-18) (21 650)

7644

In een brief zal worden ingegaan op de vraag of de mogelijkheid bestaat dat de artikel 34-beroepen in een apart register zichtbaar worden.

Parlementaire agenda [19-04-2018] – Behandeling Wetsvoorstel Wijziging Wet BIG ivm. verbaal tuchtrecht (nr. 34 629) (4730)

Uitgaande brief [16-05-2018] – Toezeggingen plenaire behandeling wetsvoorstel 34629 (34 629-18) (21 650)

7645

In een brief de vraag beantwoorden of een chirurg zich niet zomaar mag uitgeven voor een plastisch chirurg.

Parlementaire agenda [19-04-2018] – Behandeling Wetsvoorstel Wijziging Wet BIG ivm. verbaal tuchtrecht (nr. 34 629) (4730)

Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet (34 629, nr. 18) d.d. 16-05-2018

7646

De Kamer wordt een bestedingsplan voor de extra middelen voor topsport voorgelegd. Hierin worden in ieder geval twee routes beschreven: «meer medailles in meer sporten» en talentontwikkeling.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Uitgaande brief [20-02-2018] – Besteding extra middelen topsport (30 234-176) (21 377)

7647

De kamer zal geïnformeerd worden over de aanpak van NOC*NSF gericht op het wegnemen van eventuele capaciteitsproblemen bij de CTO's voor Paralympische sporters.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

7651

Er zal een gesprek worden aangegaan met KNVB inzake gelijke behandeling van damesvoetballers ten opzichte van herenvoetballers en zorgen dat zij hier blijvend aandacht voor hebben. In volgende voortgangsbrief sport zal ik een terugkoppeling hiervan opnemen.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Uitgaande brief [22-06-2018] – Voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (30 234-184) (21 822)

7654

Voor het einde van het jaar ontvangt de Kamer een brief met een reactie over de bescherming van de rechten van atleten in het rapport van de Universiteit van Tilburg.

Parlementaire agenda [20-11-2017] – Wetgevingsoverleg onderdeel Sport en Bewegen (4648)

Uitgaande brief [21-12-2017] – Wetsvoorstel houdende regels tot uitvoering van het antidopingbeleid en tot instelling van de Dopingautoriteit (Wet uitvoering antidopingbeleid) (34 543) (21 246)

7656

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek in de sector over het inzetten van de gespecialiseerde verpleegkundigen als regiebehandelaar.

Parlementaire agenda [31-05-2018] – AO GGZ (4701)

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

7657

De Staatssecretaris stuurt de Tweede Kamer in juli een brief met: – de nieuwe rapportage van de NZa over wachttijden – standpunt doorzettingsmacht (eerder toegezegd in motie debat Personen met Verward gedrag) – monitor generalistische basis-ggz met analyse – gemiddelde kosten verblijf en ambulante ggz.

Parlementaire agenda [31-05-2018] – AO GGZ (4701)

Uitgaande brief [17-07-2018] – Wachttijden in de ggz (21 959)

7672

De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de inzet en besteding van de middelen uit het Regeerakkoord voor cliëntondersteuning.

Parlementaire agenda [13-06-2018] – AO Maatschappelijke opvang (4729)

Uitgaande brief [12-07-2018] – Inzet extra middelen uit Regeerakkoord voor cliëntondersteuning, (21 937)

7716

Voor de zomer zal een brief over VBHC naar de Kamer worden gestuurd.

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

Uitgaande brief [02-07-2018] – Uitkomstgerichte zorg 2018–2022 (31 476-21) (21 876)

7718

Rond de zomer zal de Kamer een brief ontvangen over transparantie van het oerwoud van polissen.

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

Uitgaande brief [27-06-2018] – Polisaanbod zorgverzekeringen (29 689-917) (21 849)

7722

In juni wordt de Kamer geïnformeerd over het programma Langer thuis en de drie doelen m.b.t. het opschalen van innovatie binnen de Wlz en Wmo.

Parlementaire agenda [30-05-2018] – AO Administratieve lasten/regeldruk/Governance/gegevensuitwisseling in de zorg/gegevensbescherming/Innovatie/verspilling in de zorg (4487)

Uitgaande brief [18-06-2018] – Programma Langer Thuis (21 797)

4. Subsidieoverzicht

Begrotingsartikel

Naam subsidie

(-regeling)

(met

hyperlink

naar

vindplaats)

t-2

t-1

t

t+1

t+2

t+3

t+4

Aantal verleningen 2017

Laatste evaluatie (jaartal, met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (jaartal)

1

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

65.469

77.134

89.558

86.472

79.842

74.163

72.159

66

1

1

1

1

Subsidieregeling Abortusklinieken

16.543

16.081

16.092

16.106

16.110

16.104

16.107

15

In werking getreden per 1 januari 2015.

2019

2020

1

Subsidieregeling NIPT

17.930

18.615

24.590

24.441

24.213

23.979

23.979

3

In werking getreden per 1 april 2017.

2019

2019

1

Subsidieregeling NODOK

71

500

500

500

500

500

500

4

In werking getreden per 1 augustus 2016.

2019

2019

1

Subsidieregeling Preventiecoalities

241

3.400

5.000

3.400

1.800

3

In werking getreden per 1 januari 2017.

2020

2021

1

Subsidieregeling Publieke Gezondheid

191.759

202.783

209.321

199.894

197.518

201.714

200.321

14

2016

2021

2022

2

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

151.015

189.936

249.519

213.497

215.152

203.972

158.993

148

1

1

1

2

Beleidskader Eerstelijnscentra in grootschalige nieuwbouwlocaties (VINEX)

1.381

2.063

1.415

8

2018

Subsidieregeling eindigt in 2018.

2018

2

Beleidskader Subsidiëring anonieme e-mental health

1.022

12

1

De regeling wordt in 2018 geëvalueerd

2018

2017

2

Beleidskader Subsidiëring farmaceutische ANZ-dienstverlening

820

899

16

Deze regeling is niet geëvalueerd

Deze regeling wordt niet geëvalueerd

2018

2

Beleidskader Subsidiëring versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional

0

20.172

27.511

20.202

317

Is nog niet bekend.

Is nog niet bekend.

2020

2

Beleidsregels Subsidiëring versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 2

0

2.872

15.458

6.426

358

Is nog niet bekend.

Is nog niet bekend.

2020

2

Subsidieregeling Donatie bij leven

737

850

850

850

850

850

850

723

2015

2020

2021

2

Subsidieregeling Medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden

7.779

7.779

7.779

7.779

7.779

7.779

7.779

Uitvoering door CAK

Derde kwartaal 2017; regeling is aangepast, wijzigingen zijn meegenomen per 1 maart 2018.

Na het derde kwartaal van 2017 geëvalueerd, zodat we wijzigingen kunnen meenemen voor 1 januari 2018.

2022

2

Subsidieregeling Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg 2017–2019

0

80

120

8.900

280

20

1

Na beëindiging van de regeling (2019) wordt deze geëvalueerd

2019

2019

3

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

99.113

133.144

234.347

226.880

208.006

112.739

112.579

2.083

1

1

1

3

Regeling Palliatieve Terminale Zorg

24.263

32.664

32.803

33.217

33.916

33.916

33.916

249

2015

Start in 2020.

2021

4

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

85.960

162.896

184.135

143.160

134.879

63.002

56.046

205

1

1

1

4

Beleidskader Subsidiëring transparantie in de kwaliteit van zorg

3.006

6.886

7.335

6.830

5.000

5.000

5.000

24

Deze regeling is gestart in 2016 en is bedoeld als een (tijdelijke) impuls om transparantie te bevorderen.

2

2020

4

Beleidskader Subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties

18.699

19.318

17.000

17.000

17.000

17.000

17.000

226

2015

2022

2023

4

Subsidieregeling energiebesparende maatregelen en duurzame energie bij zorginstellingen 2018

4.700

 

nvt

Deze tijdelijke regeling vervalt per 1-1-2019.

Deze tijdelijke regeling heeft alleen betrekking op 2018.

2018

4

Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

202.867

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

200.000

190

2016

Subsidieregeling eindigt in 2018 en evaluatie heeft recentelijk plaatsgevonden.

2018

4

Subsidieregeling Opleiding tot advanced nurse practitioner en opleiding tot physician assistant

24.369

32.800

38.800

38.800

38.800

38.800

38.800

14

2016

2021

2022

4

Subsidieregeling Opleidingen in een Jeugd ggz-instelling 2015–2017

450

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

11

 

2019

2020

4

Subsidieregeling Stageplaatsen zorg II

102.650

112.000

112.000

112.000

112.000

112.000

112.000

4.832

2016

2021

2021

4

Subsidieregeling Vaccinatie stageplaatsen zorg

3.851

4.700

4.700

4.700

4.700

4.700

4.700

60

2016

2021

2022

4

Subsidieregelingen Opleidingen publieke gezondheidszorg 2013–2017

17.143

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

21.000

41

2016

Subsidieregeling eindigt in 2018 en evaluatie heeft recentelijk plaatsgevonden.

2018

4

Subsidieregeling impulsfinanciering PGO-leveranciers 2018–2021

0

4.000

4.000

7.000

10.000

0

In werking getreden per 2018.

2018

2021

5

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

27.440

20.685

57.118

57.283

55.567

44.469

41.566

33

1

1

1

5

Beleidsregels Subsidieverstrekking Bijzondere transitiekosten Jeugdwet

48.134

54.727

0

0

0

0

0

13

Subsidieregeling is gestart in oktober 2014 en loopt tot december 2018.

2019

2018

5

Subsidieregeling Huisvestingslasten gesloten jeugdhulp

13.600

14.600

15.600

16.600

0

0

0

12

Eenmalige regeling waar niet op wordt geëvalueerd

Eenmalige regeling waar niet op wordt geëvalueerd

2020

5

Subsidieregeling Opvang kinderen van ouders met trekkend/varend bestaan

17.000

19.322

17.824

17.825

17.825

17.826

17.625

4

2016

2021

2021

6

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

63.809

73.961

87.064

84.829

87.339

88.868

90.595

48

1

1

1

6

Subsidieregeling Bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen

0

0

87.000

87.000

87.000

87.000

87.000

0

De regeling treedt in werking per 1 januari 2019.

2021

2024

7

Kaderregeling VWS-subsidies / Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

18.677

22.327

20.440

20.441

20.262

19.919

19.918

1

1

1

7

Subsidieregeling Collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland

0

500

500

500

500

333

333

1

1

1

7

Beleidskader Subsidiëring van projecten en activiteiten ten behoeve van de participatie en emancipatie van de Sinti en Roma in Nederland

704

509

331

331

331

331

331

 

1

1

1

                         
 

Totaal subsidie (– regelingen)

1.226.502

1.485.415

1.791.210

1.685.363

1.589.669

1.397.484

1.340.597

9.722

     
X Noot
1

Vanwege het algemene, kaderstellende karakter van de Kaderregeling heeft deze geen einddatum en is een evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid als zodanig niet mogelijk. Evaluatie van verstrekte subsidies op basis van de kaderregeling kan deel uitmaken van beleidsevaluaties. In de reguliere beleidsdoorlichtingen van de verschillende begrotingsartikelen worden ook de subsidies van het betreffende begrotingsartikel verstrekt onder de Kaderregeling doorgelicht: de planning beleidsdoorlichtingen staat als tabel in de beleidsagenda).

X Noot
2

Vanwege het tijdelijke karakter is de regeling niet meegenomen in de beleidsdoorlichting op dit artikelonderdeel (4.3). Het Zorginstituut (gemandateerd om deze regeling uit te voeren) is voornemens dit wel tussentijds evalueren.

5 Evaluatie- en onderzoeksoverzicht begroting 2019

In deze bijlage wordt een overzicht opgenomen van het evaluatie- en overig onderzoek dat is gekoppeld aan de begrotingsartikelen voor het Ministerie van VWS.

Daarnaast is VWS in 2018 de pilot Lerend evalueren gestart. Zie voor de toelichting hoofdstuk 2 van deze begroting. De evaluaties die worden uitgevoerd in het kader van de pilot zijn niet opgenomen in onderstaande tabellen omdat hierbij een beleidsvraagstuk centraal staat en niet een begrotingsartikel, daardoor zijn de evaluaties niet een op een te koppelen aan een artikel van de begroting.

Artikel 1 – Volksgezondheid

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Wet Afbreking Zwangerschap

2018

2019

 

Evaluatie tijdelijke regeling Publieke gezondheidzorg Caribisch Nederland

2018

2019

 

Evaluatie Embryowet

2018

2019

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
 

Monitoring en evaluatie preventie zorgstelsel

2017

2021

Artikel 2 – Curatieve Zorg

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg (2.2)

2016

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Transparantie Zorg1

2018

2019

 

Effectonderzoek campagne orgaandonatie

jaarlijks

jaarlijks

 

Evaluatie stichting Lareb

2018

2019

 

Evaluatie Nederlandse Transplantatiestichting

2020

2021

 

Evaluatie subsidieregeling Donatie bij Leven

2020

2021

 

Evaluatie Stimuleringsprogramma competentieontwikkeling openbaar apotheker

2019

2020

 

Evaluatie patiëntennetwerk CBG

2019

2020

 

Evaluatie wet verplichte GGZ

2021

2022

 

Evaluatie CPZ-Perined

2017

2018

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
 

Monitor ZVW/PGB 2017/2018

2017

2018

 

Monitoren overstapseizoen 2017/2018

2017

2018

 

Monitoren overstapseizoen 2018/2019

2018

2019

 

Monitor integrale bekostiging geboortezorg

2017

2018

 

Monitor generalistische basis GGZ

2014

2018

 

Monitor integrale bekostiging MSZ

2018

2018

X Noot
1

Transparantie Zorg wordt vanaf 2018 jaarlijks geëvalueerd. De eerste evaluatie wordt in 2019 afgerond.

Artikel 3 – Langdurige zorg en ondersteuning

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
       
       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Hervorming langdurige zorg (incl. Wmo 2015 en Wlz)

2017

2017

 

Eindevaluatie experiment persoonsvolgende bekostiging

2017

2019

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
 

Monitoring VN-verdrag Handicap door College voor de rechten van de Mens

jaarlijks

jaarlijks

 

Onderzoek uitvoeringspraktijk Wlz-behandeling

2017

2018

Artikel 4 – Zorgbreed beleid

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling (4.3)

2016

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie artikel 36A Wet BIG Klinisch Technoloog

2014

2018

 

Evaluatie experiment art. 36a wet BIG BMH

2018

2023

 

Evaluatie artikel 36A Wet BIG Mondhygiënisten

2018

2023

 

Evaluatie Ziekenhuisarts

2012

2018

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       
 

Taakherschikking in de ouderenzorg 2016

2014

2018

3. Overig onderzoek

     
 

Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW)

2014

2018

 

Monitor Zorgpact

2016

2018

 

Evaluatie PGO-support

2018

2018

 

De staat van volksgezondheid en zorg (RIVM) o.a. Jaarlijks samenvattende rapportage, themarapporten en de Volksgezondheid toekomst verkenningen (VTV)

2018

2018

Artikel 5 – Jeugd

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
Artikel 6 – Sport

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
 

Sportbeleid

2016

2017

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Effectmeting Buurtsportcoaches

2017

2017

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

Sport Toekomst Verkenning

2015

2017

 

Rapportage Sport

2017

2018

 

Monitoring kernindicatoren sport; digitale actualisatie via Vzinfo

doorlopend

 
 

Monitoring Sportakkoord

2018

2022

 

Monitoring Sport en bewegen in de Buurt

2017

2019

 

Monitoring VSK

2017

2018

Artikel 7 – Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
 

Evaluatie Subsidiekader Sinti/Roma

2017

2018

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
       
Artikel 8 – Tegemoetkoming specifieke kosten

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     
       

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

2a. MKBA's

     
       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
       

3. Overig onderzoek

     
       

6. Afkortingen

ACBG

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ActiZ

Brancheorganisatie voor Zorgondernemers

ADHD

Attention Deficit Hyperactivity Disorder

ADL

Algemene dagelijkse levensverrichtingen

AGB

Algemeen GegevensBeheer

Aids

Acquired immune deficiency syndrome

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMHK

Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

AMK

Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

AO

Algemeen overleg

AOR

Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië

APG

Wet Geneesmiddelenprijzen

ASG

Aanvullende Seksuele Gezondheidszor

AWB

Algemene wet bestuursrecht

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

AZR

AWBZ-brede zorgregistratie

bbp

Bruto binnenlands product

BIG

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

BIKK

Bijdrage in de kosten van kortingen

BK

Borstkanker

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMHK

Baarmoederhalskanker

Bopz

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

BRV

Bovenregionale gehandicaptenvervoer

BSN

Burgerservicenummer

BTN

Branchebelang Thuiszorg Nederland

BWU

Bovenwettelike uitkering

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van -

C2000

Communicatie 2000

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst

CAOR

Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië

CBG

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CBZ

College bouw zorginstellingen

CCE

Centra voor Consultatie en Expertise

CCMO

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

CEG

Centrum voor ethiek en gezondheid

CGL

Centrum Gezond Leven

CGM

Centrum Gezondheid en Milieu

CIb

Centrum Infectieziektebestrijding

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, agentschap

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG

Centra voor Jeugd en Gezin

CJIB

Centraal Justitieel Incasso Bureau

COR

Continue Onderzoek Rookgewoonten

CPZ

College Perinatale Zorg

CRD

Commissie Registratie Diergeneesmiddelen

CSO

Chief Science Officer

CSZ

Commissie sanering ziekenhuisvoorzieningen

CVB

Centrum Bevolkingsonderzoek

DALY

Disability Adjusted Life Year

dbc

diagnose- behandelcombinatie

DCP

Decentrale Procedure

DG

Directoraat-Generaal

DICA

Ditch Institute for Clinical Auditing

DKTP

Difterie, kinkhoest, tetanus en polio

DVP

Dienst Vaccinatievoorzieningen en Preventieprogramma's

ECDC

European Center for Disease Prevention and Control

EMA

European Medicines Agency

EST

Eenheid Secretariaten Medische Tuchtcolleges

EU

Europese Unie

EuSANH

European Science Advisory Network for Health

EZ

Economische Zaken, Ministerie van -

FBZ

Financieel Beeld Zorg

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FIOM

Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders

FLO

Functioneel Leeftijdsontslag

FO

Federatie Opvang

fte

fulltime equivalent

G4

Vier grootste gemeenten van Nederland (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht)

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

ggz

Geestelijke gezondheidszorg

GMS

Geïntegreerd Meldkamer Systeem

GMT

Directie Geneesmiddelen en Medische Technologie

GR

Gezondheidsraad

GVS

Geneesmiddelenvergoedingensysteem

Harm

Hospital Admissions Related to Medication

hbo

Hoger beroepsonderwijs

Hiv

Human immunodeficiency virus

HLZ

Hervorming Langdurige Zorg

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

IenM

Infrastructuur en Milieu, Ministerie van -

IGZ

Inspectie voor de Gezondheidszorg

IJZ

Inspectie Jeugdzorg

IKNL

Integraal Kankercentrum Nederland

IKZ

Integraal Kankercentrum Zuid

InTracacc

Instituut voor Translationele Vaccinologie

IOC

Internationaal Olympisch Comité

I-SZW

Inspectie SZW

IT

Informatietechnologie

IVM

Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik

IVZ

InVoorZorg

IZO

Informatievoorziening Zorg en Ondersteuning

JGZ

Jeugdgezondheidszorg

JMV

Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording

JMW

Joods Maatschappelijk Werk

JOGG

Jongeren op Gezond Gewicht

JZ+

JeugdzorgPlus

KNHB

Koninklijke Nederlandse Hockey Bond

KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

KNMI

Koninklijk Nererlands Meteorologisch Instituut

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond

LEBA

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker

LETB

Landelijk Evaluatie Bevolkingsonderzoek borstkanker

LHV

Landelijke Huisartsen Vereniging

LMZ

Landelijk Meldpunt Zorg

LOC

Landelijke organisatie cliëntenraden

LRZa

Landelijk Register Zorgaanbieders

LSFVP

Landelijke Stichting Familievertrouwenspersoon

LSH

Life Sciences and Health

Lvb

Licht verstandelijke beperking

LZ

Langdurige Zorg

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MC

Directie Markt en Consument

MC

Medisch Centrum

MEE

Vereniging voor ondersteuning bij leven met een beperking

METC

Medisch Ethische Commissie

Meva

Directie Macro-Economische Vraagstukken en arbeidsmarkt

MO

Maatschappelijke Opvang

Movisie

Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling

MRP

Mutual Recognition Procedure

n.v.t.

Niet van toepassing

NCJ

Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

NFU

Nederlandse Federatie van Universitair medische centra

NHS

Neonatale Hielprik Screening

NICE

National Institute for Health and Clinical Excellence

NIOD

Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NISB

Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen

NIVEL

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

NJR

Nationale Jeugdraad

NKI

Nederlands Kanker Instituut

NMT

Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde

NNGB

Nederlandse Norm Gezond Bewegen

NOC*NSF

Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie

NPCF

Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie

NPG

Nationaal Programma Grieppreventie

NPP

Nationaal Prograam Preventie

NTS

Nederlandse Transplantatie Stichting

NvW

Nota van wijziging

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit

NVZ

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

OBiN

Ongevallen en Bewegen in Nederland

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ministerie van -

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ova

overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling

p*q

price*quantity

PALGA

Pathologisch anatomisch landelijk geautomatiseerd archief

PG

Directie Publieke Gezondheid

pg

patiënten- en gehandicaptenorganisaties

pgb

Persoonsgebonden budget

PGO

Patiënten- en Gehandicaptenorganisaties

PIP

Poly Implant Prothèse

Pkb

Persoonlijk kilometer budget

POLS

Permanent Onderzoek Leefsituatie

PP5

Vijfde Preventieprogramma

PrEP

Pre Expositie Profylaxe

PSIE

Prenatale screening van infectieziekten en erytrocytenimmunisatie

PUR

Pensioen- en Uitkeringsraad

PVP

Patiëntenvertrouwenspersoon

RAAT’s

Regionale actieplannen aanpak tekorten

RBVZ

Referentiebestand verzekerden Zorgverzekeringswet

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

RMS

Reference Member State

RSV

Respiratoir Syncytieel Virus

RTE

Regionale Toetsingcommissie Euthanasie

RVP

Rijksvaccinatieprogramma

RVS

Raad voor Volksgezondheid en Samenveling

RVZ

Raad voor de Volksgezondheid en Zorg

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SAIP

Stichting Administratieve Indonesische Pensioenen

SARSR

Stichting Afwikkeling Roma en Sinti Rechtsherstel

SBGL

Sport, Bewegen en Gezonde leefstijl

SBV-Z

Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SHG

Steunpunt Huiselijk Geweld

SIA

Stichting Innovatie Alliantie

SKGZ

Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen

SLA

Service Level Agreement

Soa

Seksueel overdraagbare aandoening

SOR

Strategisch Onderzoek RIVM

SPR

Strategisch Programma RIVM

SSO

Shared Service Organisatie

Stb

Staatsblad

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SVB-Z

Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg

SVOP

Strategisch Vaccin Onderzoek Programma

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van -

TAJ

Transitieautoriteit Jeugd

TBU

Tegemoetkoming buitengewone uitgaven

TI Pharma

Top Instituut Pharma

TK

Tweede Kamer

TKI

Topconsortium voor Kennis en Innovatie

TNO

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres (Marktonderzoeksbureau)

TNS NIPO

Opinieonderzoeksbureau

TSZ

Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten

UMC

Universitair Medisch Centrum

UZI

Unieke Zorgverlener Identificatie

V&O

Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen

V&VN

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland

VAO

voortgezet algemeen overleg

VenJ

Veiligheid en Justitie, Ministerie van -

VGN

Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

VINEX

Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra

VMS

Veiligheidmanagementsysteem

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VPTZ

Verbeterprogramma Palliatieve Zorg

VTV

Volksgezondheid Toekomst Verkenning

VUT

Vervroegde Uittreding

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van -

Wajong

werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

Waz

Wet afbreking zwangerschap

Wbp

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wcz

Wet cliëntenrechten zorg

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGP

Wet geneesmiddelenprijzen

WHO

World Health Organisation – Wereldgezondheidsorganisatie

WKB

Wet Kinderbijslag

Wkkgz

Wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Wlz

Wet langdurige zorg

Wmg

Wet marktordening gezondheidszorg

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

WMO

Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

WO II

Tweede wereldoorlog

Wpg

Wet publieke gezondheid

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WTZi

Wet toelating zorginstellingen

WUBO

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

WUV

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wvggz

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

WW

Werkloosheidswet

WZL

Wet zeggenschap lichaamsmateriaal

ZBC

Zelfstandige behandelcentra

ZBO

Zelfstandig bestuursorgaan

ZG

Zintuiglijk Gehandicapten

ZiNL

Zorginstituut Nederland

ZN

Zorgverzekeraars Nederland

ZonMw

Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZZP

Zorgzwaartepakket

Zzv

Zorg zonder verblijf


X Noot
1

Kamerstuk vergaderjaar 2017-2018, 31 865 nr. 118, Operatie inzicht in kwaliteit.

X Noot
2

Kamerstuk vergaderjaar 2017-2018, 34 104 nr. N en nr. 231, Eindrapport van de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg.

X Noot
3

Een Health Deal is een samenwerkingsconvenant waar EZK en VWS samen met veldpartijen bestaande drempels in wetgeving, bekostiging en/of adoptie voor kansrijke zorginnovaties wegnemen.

X Noot
4

Een raming van de zorguitgaven 2018–2021, CPB Achtergronddocument, 30 maart 2016

X Noot
5

In de wet is ook vastgelegd dat indien de gerealiseerde verhouding niet één-op-één is, er een correctie plaatsvindt in volgende jaren. Dit betekent dat als de verhouding van de gerealiseerde inkomsten in enig jaar anders uitvalt dan beoogd (bijvoorbeeld omdat de inkomensafhankelijke bijdrage € 200 miljoen tegenvalt), er in een volgend jaar allereerst weer wordt uitgegaan van een 50/50-verdeling (waardoor de inkomensafhankelijke bijdrage € 200 miljoen meer stijgt dan de nominale premie), maar daarnaast in vier jaar de «fout» van € 200 miljoen wordt weggewerkt door de inkomensafhankelijke bijdrage € 50 miljoen hoger vast te stellen dan het nominale deel.

X Noot
6

Voor 2017 en 2018 is de reserveontwikkeling bij verzekeraars technisch bepaald als het saldo van de in deze begroting geraamde inkomsten van verzekeraars uit nominale premie, eigen betalingen en de vereveningsbijdrage enerzijds en de in deze begroting geraamde uitgaven van verzekeraars anderzijds.

X Noot
7

Door afronding van de inkomensafhankelijke bijdrage op vijfhonderdste procenten wordt er enkele tientallen miljoenen euro minder gefinancierd dan beoogd. Daardoor komt het saldo van het Zorgverzekeringsfonds in 2019 niet uit op de beoogde – € 0,5 miljard, maar op – € 0,4 miljard.

X Noot
8

De nominale premie en de IAB dienen beide met € 1,5 miljard te stijgen als bijdrage in de totale uit premies te financieren kosten. De stijging van de nominale premie komt hoger uit. De verzekeraars hebben hun premie 2018 € 0,9 miljard lager vastgesteld dan geraamd in de begroting 2018. De actuele raming van de IAB-inkomsten is € 0,1 miljard lager dan in de begroting. Hierdoor is de beoogde 50/50-verdeling in 2018 niet bereikt. Om in 2019 weer op een 50/50-verdeling uit te komen dient de nominale premie € 0,4 miljard te stijgen en de IAB € 0,4 miljard te dalen. Het corrigeren van de «fout» in de 50/50-verdeling over oude jaren heeft geen effect op de nominale premie en de IAB. Over de jaren 2006 tot en met 2018 heeft de IAB naar huidige inschatting € 2,8 miljard meer opgeleverd dan de nominale inkomsten. Deze € 2,8 miljard dient in vier jaar te worden gecorrigeerd. Daarom wordt de IAB in 2018 € 0,7 miljard lager vastgesteld dan de raming van de nominale inkomsten. In de begroting 2018 werd ook met een correctie van € 0,7 miljard gerekend. Per saldo dient de nominale premie hierdoor € 1,9 miljard te stijgen (€ 1,5 miljard + € 0,4 miljard plus afronding).

X Noot
9

Zie voetnoot 3.

X Noot
10

Het cijfer 2017 is incidenteel vertekend wegens kas/transactieverschillen.

X Noot
11

De hoogte van het normvermogen resulteert uit het cumulatieve effect van de zogenoemde DBC-hobbels. Dit betreft het gevolg van de introductie van DBC’s in de ggz in 2008 (– € 1.637 miljoen), de introductie van DBC’s in de geriatrische revalidatie in 2013 (– € 83 miljoen), het afschaffen van DBC’s in de jeugd-ggz bij overheveling naar de gemeenten in 2014 (+ € 346 miljoen) en de DBC-duurverkorting in de MSZ in 2015 (+ € 685 miljoen). Cumulatief is dit – € 689 miljoen en vormt daarmee het normvermogen vanaf 2015.

X Noot
12

De stijging van de opslagpremie met € 1,0 miljard is het saldo van hogere beheerskosten/exploitatiesaldi bij verzekeraars (€ 0,1 miljard) en het wegvallen in 2019 van het deel van de meevaller bij de zorguitgaven dat in 2018 toekomt aan de verzekeraars (€ 0,9 miljard). De stijging van de rekenpremie is het saldo van de stijging van de nominale premie (€ 1,9 miljard) en de stijging van de opslagpremie (€ 1,0 miljard).

X Noot
13

Deze stand wordt hierna eenvoudigheidshalve de stand begroting genoemd.

X Noot
14

De uitgavenmeevaller en de hogere inzet van reserves hebben een afwijkend effect op reken- en opslagpremie. Als de hogere inzet van reserves in 2018 was verwerkt in de begroting 2018, dan zou deze net als nu is gebeurd voor 100% zijn neergeslagen in de opslagpremie. Er zou dan echter ook een hogere rekenpremie zijn vastgesteld (die de bijdrage aan verzekeraars zou laten dalen in combinatie met een daling van de IAB). De hogere rekenpremie moet nu nog worden verwerkt. Als de uitgavenmeevaller al in de begroting 2018 verwerkt zou zijn, dan zou deze hebben geleid tot een daling van de rekenpremie en de IAB, maar niet tot een effect op de opslagpremie. De meevaller is nu juist volledig verwerkt in een lagere opslagpremie. Via een hogere opslagpremie en een lagere rekenpremie wordt dit effect nu gecorrigeerd. Per saldo leidt de 50/50-correctie dus tot een lagere rekenpremie en een hogere opslagpremie.

X Noot
15

De ramingsbijstelling bij het eigen risico leidt tot een opwaartse bijstelling van de rekenpremie en een neerwaartse bijstelling van de opslagpremie.

X Noot
16

Er geldt niet één percentage over het gehele inkomen. Elk huishouden dient een percentage van het minimumloon bij te dragen en huishoudens met een inkomen boven het minimumloon, dienen daarenboven nog een (ander) percentage van hun inkomen boven het minimumloon bij te dragen, Als de standaardpremie hoger is dan het bedrag dat het huishouden dient bij te dragen, wordt het verschil gecompenseerd via de zorgtoeslag.

X Noot
17

Het vermogen per ultimo 2017 wordt definitief vastgesteld in het Financieel Jaarverslag fondsen van ZiNL, dat wordt afgerond in het najaar van 2018.

X Noot
18

In de reactie (TK 33 654, nr. 31) op het rapport van de Commissie Transparantie en Tijdigheid

(TK 33 654, nr. 29) heb ik aangegeven de informatie over wat burgers en bedrijven bijdragen aan zorg te willen verbeteren. Met deze informatie wordt voldaan aan deze toezegging.

Naar boven