25 424 Geestelijke gezondheidszorg

Nr. 389 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2018

Inleiding

Bij motie van het lid Voortman (Kamerstuk 25 424, nr. 384) hebt u mij gevraagd te rapporteren over in welke regio’s wel en in welke regio’s nog geen goede afspraken zijn gemaakt over vervoer van personen met verward gedrag en in hoeverre de aanbevelingen uit het Voorlopig model vervoer zijn opgevolgd en of ik voornemens ben het wettelijk gat dat er bestaat rond het vervoer van personen met verward gedrag te dichten. In mijn reactie op de tussenrapportage van het Schakelteam personen met verward gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 377) en tijdens het algemeen overleg van 29 november 2017 (Kamerstuk 25 424, nr. 378) heb ik toegezegd u begin 2018 te informeren over de stand van zaken met betrekking tot vervoer van personen met verward gedrag.

Stand van zaken

Op 7 maart 2017 heeft de Minister van VWS u geïnformeerd over het Voorlopig model vervoer dat veldpartijen hebben gemaakt (Kamerstuk 25 424, nr. 346). Dit schetst hoe passend vervoer eruit kan zien: hoe ziet het vervoermiddel eruit, hoe is de bejegening van de persoon met verward gedrag, wat is de maximale aanrijdtijd, wie kan het vervoer aanbieden en hoe zou het vervoer gefinancierd moeten worden. Aan de hand van pilots en ervaringen in de regio’s wordt het voorlopig model getoetst. Op dit moment lopen er via de subsidieregeling van ZonMw 8 pilots met vervoer. In januari 2018 zijn 12 nieuwe aanvragen ingediend die betrekking hebben op vervoer en één die specifiek betrekking heeft op monitoring en registratie van vervoer. De pilots die nu lopen zijn verschillend van aard. In het ene geval verzorgt de regionale ambulancevoorziening het vervoer, in een ander geval de ggz-instelling en in weer een ander geval een (andere) aanbieder van vervoer. Soms kiest men voor een neutrale auto, soms voor een auto met het uiterlijk van een ambulance. De personele inzet wisselt, de beschikbare uren zijn verschillend. De pilots bieden de mogelijkheid van maatwerk, het vervoer en de samenwerkingsafspraken zijn specifiek voor de regionale situatie.

Om de voortgang van de acties om te komen tot samenwerking in de regio te borgen en de verbinding tussen de regionale projectleiders personen met verward gedrag en het regionaal overleg acute zorgketen (ROAZ) te bevorderen en meer dynamiek te creëren, heeft het Schakelteam een Brigadier vervoer aangesteld.

De brigadier stimuleert de regionale samenwerking door het actief anticiperen op samenwerkings- en afstemmingsvraagstukken en bewaakt de voortgang van de regionale en landelijke acties. De brigadier zorgt ervoor dat regionale knelpunten en goede voorbeelden worden gedeeld en besproken in een landelijke werkgroep. Indien nodig agendeert de brigadier met het Schakelteam knelpunten in het Bestuurlijk Overleg personen met verward gedrag. Daarnaast stimuleert de brigadier het indienen van voorstellen voor pilots voor passend vervoer bij ZonMw. Daarvoor zijn ruimschoots middelen beschikbaar. De rapportage van de brigadier met daarin de stand van zaken in de regio’s is bij deze brief gevoegd1.

Uit de rapportage van de brigadier blijkt dat partijen het unaniem eens zijn dat personen met verward gedrag niet in een politievoertuig vervoerd horen te worden, tenzij sprake is van (een verdenking van) een strafbaar feit. Voorts blijkt uit de rapportage dat er in alle regio’s sprake is van samenwerking tussen gemeenten, politie, regionale ambulancevoorziening, geestelijke gezondheidszorg en ROAZ. In 31% van de regio’s rijdt de politie in principe niet als er geen sprake is van een verdachte. Er is dan daadwerkelijk ander vervoer dat in de betreffende regio passend wordt gevonden. Indien de aanvragen die in januari zijn ingediend bij ZonMw worden gehonoreerd en geïmplementeerd, geldt dat voor 72% van de regio’s. Daarmee kan ik niet spreken van een volledig landelijke dekking van het hele land met passend vervoer, maar we zijn een heel eind op weg. De brigadier constateert daarnaast dat de eerste resultaten van de regionale pilots een zeer gevarieerd beeld laten zien. Volgens de brigadier komen er met de tijdelijke subsidies van ZonMw wel pilots tot stand, maar leiden deze pilots vooralsnog niet tot geborgde en structurele afspraken tussen partners. Door alle partijen wordt aangegeven dat helderheid over de wettelijke verankering en de structurele financiering van passend vervoer voor mensen met verward gedrag gewenst is.

Vervolg

Samen met het Schakelteam ga ik aan de slag met een verdere intensivering van het maken van regionale afspraken en het ontwikkelen en uitvoeren van pilots om een landelijke dekking van passend vervoer tot stand te brengen. De Brigadier vervoer blijft het tot stand komen van pilots stimuleren. Het Schakelteam heeft daarbij aandacht gevraagd voor extra steun aan die regio’s die op dit moment nog achterlopen in het implementeren van een aanpak passend vervoer. Tevens heeft het Schakelteam de brigadier gevraagd rond september 2018 de stand van zaken rond passend vervoer voor personen met verward gedrag voor het Schakelteam in kaart te brengen. Het Schakelteam zal de inventarisatie benutten voor de eindrapportage.

De brigadier adviseert daarnaast om bestaande regionale convenanten te herijken. Ik zet erop in met vier regio’s en alle partijen die in die regio’s betrokken zijn bij het vervoer van personen met verward gedrag, actuele convenanten af te sluiten met als doel concrete verantwoordelijkheden toe te delen en samenwerkingsafspraken vast te leggen. Daarbij zal ik zo mogelijk aansluiten bij lopende initiatieven. De convenanten zullen afspraken bevatten over vervoer vóór en na beoordeling. Ik zal bezien of het aangewezen is de afspraken in de convenanten te formaliseren in een ministeriële regeling. Financiering van de afspraken kan geschieden uit de tijdelijke ZonMw-middelen.

Ik streef ernaar de convenanten in het voorjaar van 2018 af te sluiten. De convenanten zullen ook afspraken over monitoring bevatten, zodat ze relevante informatie opleveren over de kwaliteit van het vervoer, de benodigde personele bezetting van de auto, de responstijden, de relatie met de meldkamer, het aantal ritten en de kosten. Op basis van gegevens die de huidige lopende pilots en afspraken in de convenanten opleveren zal ik dan begin 2019 bezien of het wenselijk en nodig is om vervoer met psychiatrische hulpverlening dat nu nog is voorbehouden aan regionale ambulancevoorzieningen per 2020 (gedeeltelijk) vrij te geven voor andere aanbieders. Dat zal alleen het geval kunnen zijn als er voor andere aanbieders een business case te maken is, zodat zeker gesteld kan worden dat er in alle regio’s voldoende aanbod van passend vervoer beschikbaar komt. Dat vereist dat zij voldoende ritten moeten kunnen maken. Wordt (een deel van) het vervoer structureel vrijgegeven voor andere partijen dan regionale ambulancevoorzieningen, dan zal ik de Nederlandse Zorgautoriteit vragen daarvoor in 2019 structurele bekostiging te ontwikkelen die in 2020 kan ingaan. Blijft vervoer met psychiatrische hulpverlening voorbehouden aan regionale ambulancevoorzieningen, dan moeten deze hun verantwoordelijkheid ook waar maken en tijdig en passend vervoer met psychiatrische hulpverlening bieden. Ik ga ervan uit dat partijen het voorlopig model vervoer definitief maken zodra er helderheid is gecreëerd over de structurele regelgeving en bekostiging.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven