30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2018

Het kabinet investeert € 10 miljoen per jaar extra in de Nederlandse topsport. Onze talenten en topsporters krijgen daarmee meer kansen om deel te nemen aan internationale wedstrijden en te presteren. NOC*NSF heeft, in nauw overleg met het Ministerie van VWS, een concreet plan uitgewerkt om deze middelen tot en met 2020 doeltreffend en doelmatig in te zetten. Dit plan is afgestemd met de Adviesgroep Topsport van NOC*NSF waarin topsporters, topsportcentra en sportbonden zijn vertegenwoordigd. Op verzoek van uw Kamer (motie Heerema, Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 23) maak ik in deze brief inzichtelijk op welke wijze de extra middelen worden ingezet. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.

Alvorens in te gaan op de besteding van de € 10 miljoen aan topsport, informeer ik u via deze brief allereerst graag kort over twee andere onderwerpen:

  • de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen uit onderzoek van de commissie De Vries

  • de voortgang in het proces om te komen tot het Sportakkoord

Commissie De Vries

Vorig jaar heeft de onderzoekscommissie De Vries, in opdracht van de sportsector, haar onderzoek naar seksuele intimidatie en misbruik in de sport afgerond. De sportsector is inmiddels aan de slag met de opvolging van de aanbevelingen. NOC*NSF omarmt alle aanbevelingen en is doende deze om te zetten in een plan van aanpak. Dit plan bespreekt zij in haar Algemene Ledenvergadering in mei met de bonden.

Er is ook één aanbeveling specifiek aan mij gericht. Deze vraagt om een onderzoek of een wettelijk kader ondersteuning kan bieden voor een veiliger sportklimaat. Deze aanbeveling neem ik ter harte en ik zal de haalbaarheid bestuderen. Zoals eerder toegezegd zal ik eind maart uitgebreider reageren op de aanbevelingen van commissie De Vries.

Sportakkoord

Voor de zomer wil ik met een aantal partijen het Sportakkoord sluiten. Ik vind het belangrijk dat alle Nederlanders nu en in toekomst kunnen genieten van al het moois dat sport te bieden heeft en dat sport inspireert. Ik ben de afgelopen weken in gesprek geweest met verschillende mensen en organisaties die daar een bijdrage aan kunnen leveren. Aan drie rondetafels heb ik zo’n 30 partijen gesproken die direct of indirect betrokken zijn bij de sport. Daarbij zijn sportbonden, gemeenten, de VSG en NOC*NSF aangeschoven. Ik ben ook in gesprek gegaan met topsporters, sporters met een handicap, de fitnessbranche, scheidsrechters, loterijen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Daarnaast zijn ruim 20 partijen geïnterviewd die een voor de sport kansrijk initiatief gestart zijn. Door de input van al deze partijen beginnen de eerste contouren van een Sportakkoord zich af te tekenen. Ik zal uw Kamer in maart nader infomeren over de resultaten uit deze verkenningsfase, evenals over het vervolg van het traject.

Topsport

De recente beleidsdoorlichting sport laat zien dat het rendement van het topsportbeleid in Nederland hoog is (Kamerstuk 32 772, 31). Op de medaillespiegel zien we tussen 2011 en 2016 een stijgende lijn. Vorig jaar stonden onze Olympische sporters op de achtste positie en de Paralympische sporters op de zevende positie op de internationale ranglijsten. Knap voor een klein land met een relatief klein budget voor topsport.

We zien ook dat de topsport zich in andere landen snel ontwikkelt (www.sporttoekomstverkenning.nl). Willen wij als Nederland onze positie behouden dan zullen we extra moeten investeren om mee te kunnen blijven doen om de podiumplaatsen in het internationale speelveld. In de beleidsdoorlichting worden daarbij twee concrete verbeterpunten benoemd waar Nederland in vergelijking met andere landen momenteel in ontwikkeling op achterblijft:

  • deelname aan (inter)nationale competities

  • toepassing van topsportinnovaties

Uit een internationaal vergelijkende studie blijkt dat deze twee factoren van groot belang zijn voor de successen van onze sporters (Kamerstuk 32 772, nr. 31).

Het is daarnaast de wens van uw Kamer om «op basis van kwaliteit, in meer takken van sport met meer atleten deel te nemen aan grote sportevenementen» (motie Heerema, Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 23). Daarvoor is het ook belangrijk om het potentieel aan kansrijke topsporters te vergroten. Dat kan door meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling van talentvolle sporters, betere doorstroming van talenten en de ontwikkeling van nieuwe sporten.

Met bovenstaande in het achterhoofd heb ik NOC*NSF gevraagd hoe zij deze € 10 miljoen extra voor topsport zouden willen inzetten. Ik heb daarbij expliciet aandacht gevraagd om deze financiële middelen zoveel mogelijk direct ten goede te laten komen aan topsporters én talenten. Dit geldt zowel voor de Olympische als de Paralympische sporters.

Naar mijn mening heeft NOC*NSF in haar planvorming bovenstaande vraagstukken en wensen goed verwerkt. In onderstaand kader staan de plannen van NOC*NSF op hoofdlijnen samengevat met aansluitend een toelichting per onderdeel.

Lijnen met bijbehorende kosten (x1.000) per jaar voor de periode 2018–2020:

Voor individuele talenten en topsporters zetten we in op:

1.

Meer mogelijkheden voor deelname aan internationale wedstrijden en trainingsstages

€ 2.500

2.

Betere talentherkenning en -ontwikkeling

€ 2.200

3.

Meer en betere persoonlijke begeleiding door coaches en experts

€ 2.350

4.

Extra investering in financiële voorzieningen

€ 1.000

     

Voor de collectieve Nederlandse topsport zetten we in op:

5.

De ontwikkeling van een integraal datamanagement- en dossiervoeringssysteem

€ 1.000

6.

Een betere en meer toegankelijke opleiding van Nederlandse topcoaches

€ 250

7.

De ontwikkeling van nieuwe kansrijke medaille-onderdelen en sporten

€ 700

     

Totaal

€ 10.000

1. Deelname aan internationale wedstrijden en trainingsstages

In een groot aantal sporten neemt het belang toe om aan meer internationale wedstrijden deel te nemen. Er worden door Internationale Federaties nieuwe competitievormen georganiseerd waarmee kwalificatie voor bijvoorbeeld de Olympische Spelen kan worden verdiend. Deze wedstrijden zullen hoofdzakelijk buiten Europa plaatsvinden. Dit gaat de komende jaren veel vragen van de bonden en sporters, zowel in planning (balans in trainings-/wedstrijdprogramma), als financieel (reis- en verblijfkosten voor sporters en staf). De bestaande budgetten van bonden en sporters zijn ontoereikend om deze extra kosten op te vangen en daarom wordt een substantieel deel van de extra financiële middelen hiervoor ingezet. De 1.400 sporters uit 50 topsport- en opleidingsprogramma’s krijgen daardoor de mogelijkheid om vanaf 2018 aan één of meerdere extra internationale wedstrijden en stages deel te nemen. Door deze investering kunnen zij meer wedstrijdervaring op doen op het hoogste niveau.

Voorbeeld: Internationale wedstrijden en trainingsstages

Binnen het volleybal, net als bij veel andere sporten, neemt de omvang van de internationale kalender toe. Zo is door de internationale bond bepaald dat er naast jeugd en jong oranje ook toernooien georganiseerd worden voor de prejeugd, een nog jongere leeftijdsgroep. De resultaten van de prejeugd op deze toernooien tellen mee voor de punten op de wereld-ranglijst. Daarmee zijn deze toernooien bepalend voor de kansen op kwalificatie van deze generatie talenten voor EK’s en WK’s in hun verdere opleiding. Niet deelnemen aan de prejeugd toernooien heeft derhalve als consequentie dat het een lichting talenten heel moeilijk wordt gemaakt om als jeugd of jong oranje zich te plaatsen voor een EK of WK.

2. Betere talentherkenning en -ontwikkeling

Goede en structurele begeleiding en ondersteuning is cruciaal om te presteren in topsport. Gemiddeld is er acht jaar voorbereiding nodig voor een sporter om tot een podiumplaats bij de senioren te komen. De laatste jaren van die acht jaar volgt een talent een fulltime opleidingsprogramma, vaak op een Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO). De eerste jaren zit het talent in een instroom-programma dat door de bonden georganiseerd en bekostigd wordt en waarvoor dikwijls een eigen bijdrage van het talent gevraagd wordt.

Dat kan leiden tot uitval van talenten omdat zij de eigen bijdrage niet of niet langer kunnen opbrengen. Door de aanstelling van meer talentcoaches in de instroom- en opleidingsprogramma’s bij de bonden en door materialen voor Paralympische talenten in bruikleen te geven, kan de eigen bijdrage voor talentvolle sporters worden verlaagd. De instroom- en opleidingsprogramma’s worden toegankelijker en kwalitatief beter en stabieler. Hiermee daalt de uitval van talenten en groeit op termijn het aantal talenten dat doorstroomt naar de topsportprogramma’s evenals hun uitstroomniveau.

Voorbeeld: lagere eigen bijdrage voor talenten

Talentvolle schaatsers die trainen in een Regionale Trainingscentrum (RTC) betalen jaarlijks tussen € 2.000 en € 4.500 p.p. aan eigen bijdrage. Van deze eigen bijdrage worden o.a. trainingskampen, kleding, ijshuur en fysieke testen betaald. Een deel van deze bijdrage (tussen de € 1.500 en € 2.500) wordt gebruikt voor de aanstelling van hun coach. Door deze talentcoach vanuit de bond aan te stellen, kan in dit geval de eigen bijdrage van de talenten gemiddeld per jaar met € 1.500 tot € 2.500 dalen.

3. Meer en betere persoonlijke begeleiding door coaches en experts

Elke topsporter verdient optimale persoonlijke begeleiding en aandacht om het maximale uit zichzelf te halen. Er komt steeds meer wetenschappelijk kennis beschikbaar over factoren die prestaties van de sporters beïnvloeden. Ook de technologische ontwikkelingen staan niet stil. Er zijn op dit moment onvoldoende financiële middelen om deze ontwikkelingen één op één te vertalen naar de topsporters (maatwerk). Daar willen we met deze extra financiële middelen wat aan doen. Door in vijf programma’s extra coaches aan te stellen krijgen deze talenten en topsporters meer persoonlijke begeleiding tijdens trainingen en wedstrijden. Momenteel worden krachttrainers vooral incidenteel ingezet (bij blessures) maar door de extra middelen is het mogelijk dat deze krachttrainers volledig worden opgenomen in de programma’s zodat ze de sporters veel individueler kunnen begeleiden. Hiermee kunnen blessures worden verminderd (preventie) en kunnen geblesseerde sporters sneller worden geholpen bij het herstel. Per sporter komt er ook meer tijd beschikbaar voor ondersteuning door voedingsbegeleiders. Zij kunnen dan gerichtere, persoonlijke evidence-based voedingsadviezen geven. Medisch specialisten, fysiotherapeuten en masseurs worden, naast curatie, meer ingezet voor preventie.

Door meer embedded scientists in te zetten, specifieke apparatuur aan te schaffen en meer structurele samenwerking tussen de programma’s, krijgen topsporters betere feedback tijdens trainingen en wedstrijden en worden sportinnovaties en toegepast onderzoek toegankelijker voor iedere topsporter. Dit verhoogt de kwaliteit van het programma en daarmee de prestaties.

Voorbeeld: Sportinnovatie

Binnen steeds meer topsportprogramma’s leeft het besef dat (het reguleren van) de spier- en kerntemperatuur een belangrijke rol speelt bij het leveren van prestaties. Dit geldt met name bij sporten met een hoge intensiteit (levering van veel kracht in korte tijd en/of hoge warmteproductie) en/of in extreme klimatologische omstandigheden (warmte of juist koude). Met het oog op de Olympische Spelen van Tokyo 2020 speelt dit de komende jaren in het bijzonder.

4. Extra investering in financiële voorzieningen

Om topsporters zoveel mogelijk in staat te stellen om zich fulltime te richten op hun sport, investeert de overheid al vele jaren in de stipendiumregeling. Deze regeling voorziet in een financiële bijdrage aan een topsporter om zijn sport te kunnen beoefenen. Topsporters met een status (dit zijn sporters die deelnemen aan een door NOC*NSF erkend topsportprogramma) kunnen van de stipendium-regeling gebruik maken.

Daarnaast kunnen topsporters gebruik maken van de kostenvergoedingsregeling waarbij gemaakte topsportkosten gedeclareerd kunnen worden. Deze regeling wordt in beginsel gefinancierd door NOC*NSF vanuit de bijdrage van de Nederlandse Loterij. Doordat deze inkomsten al enige tijd onder druk staan, heeft VWS de afgelopen jaren een incidentele bijdrage gedaan om deze regeling op peil te houden.

Om de financiële voorziening voor topsporters solide te maken voor de toekomst, zullen de volledige kosten van deze regelingen vanaf 2018 gefinancierd worden vanuit de extra topsportmiddelen. Met de financiële ruimte die hiermee ontstaat op de topsportbegroting van NOC*NSF, zal geïnvesteerd worden in een vervoersoplossing (mobilitycard) voor selectiesporters en talenten, omdat blijkt dat de vervoerskosten (met name bij talenten) een risico op uitval opleveren. Daarnaast komt er een budget beschikbaar voor uitzonderlijke situaties waarin sporters ondanks de beschikbare voorzieningen dreigen uit te vallen door financiële problemen.

Daarnaast zal vanuit de extra topsport middelen geïnvesteerd worden in een uitbreiding van de kostenvergoedingsregeling specifiek voor sporters met een Selectiestatus en sporters met een A-status onder de 18 jaar. Deze topsporters kunnen nog geen aanspraak maken op een stipendium maar trainen veel en hebben hoge kosten. Deze groep kan daarom vanaf 2019 aanspraak maken op € 100,– per maand extra aan te declareren kosten. Deze extra middelen worden toegevoegd aan het Fonds voor Topsporter.

5. De ontwikkeling van een integraal datamanagement/dossiervoeringssysteem

In verschillende sectoren wordt gebruik gemaakt van elektronische systemen om dossiers rondom een klant, medewerker of patiënt op te bouwen. In de topsport bestaat zo’n systeem, om (op afstand) een sporter te begeleiden en te monitoren, nog niet. Dit project moet resulteren in meer datamanagement en dossiervoering rondom topsporters. De gegevens zijn belangrijk om individuele prestaties te verbeteren en de opbrengsten van de programma’s te monitoren en evalueren. Om gegevens systematisch te verzamelen en in samenhang te analyseren willen NOC*NSF, de topsportbonden en de topsportcentra richting 2020 een sterke basisinfrastructuur, geworteld in het veld, opzetten die:

  • 1) topsporters zelf in staat stelt inzicht te krijgen over de invloed van specifieke factoren (zoals bijvoorbeeld slaap en voeding) op de eigen prestatie;

  • 2) het voor de staf rondom een sporter (coaches, fysiotherapeuten, artsen) mogelijk maakt gerichter individuele begeleiding te geven aan topsporters en talenten;

  • 3) het voor NOC*NSF mogelijk maakt meer sturing op statusverwerving en integraal advies te geven over begeleiding van (individuele) topsporters;

  • 4) het voor (derden) partijen makkelijker maakt om over lange termijn integraal overzicht te verkrijgen over bijvoorbeeld in-door-uitstroom, topsport en onderwijs, type blessures en prestatieontwikkeling.

Het is een meerjarig project waarbij de focus in 2018 ligt op de selectie van het systeem en de eerste aanzet tot implementatie via de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s). Vanaf het begin zal de waarborging van de privacy van de sporters een cruciaal uitgangspunt zijn.

Voorbeeld: integraal sport datamanagementsysteem/dossier

Een sporter valt geblesseerd uit tijdens een internationale wedstrijd. De sportarts stelt een diagnose en slaat dit op in het digitale dossier van de sporter. De sporter vliegt terug naar Nederland, waar zijn fysiotherapeut op basis van de diagnose meteen weet welke behandeling gestart moet worden. De krachttrainer volgt de behandelingen van de fysiotherapeut in het dossier en past de belastbaarheid van zijn trainingsprogramma daar op aan. De coach volgt de behandeling en blijft daardoor op de hoogte van het herstel van zijn sporter.

6. Een betere en meer toegankelijke opleiding van Nederlandse topcoaches

Coaches helpen sporters om het maximale uit zichzelf te halen. Bonden merken dat het steeds moeilijker is om voldoende potentiële topcoaches te vinden. In de huidige Nederlandse topsport zijn ongeveer 300 tot 400 «arbeidsplaatsen» voor een gekwalificeerde niveau 5 coach. Jaarlijks worden er gemiddeld maar 5 coaches voor dat niveau opgeleid. Dat betekent dat onze huidige coaches 80 jaar moeten werken voordat er een opvolger paraat staat. Daarom is het van belang dat we zowel op de korte als lange termijn actie ondernemen. De toegang tot de opleiding, de leerlijnen en inhoud zijn vaak onduidelijk. Het is belangrijk om die route duidelijker en beter uit te zetten, zodat het voor meer coaches makkelijker wordt deze te volgen. Met de extra financiële middelen wordt een start gemaakt om dit knellende probleem op te lossen door de instroom in topcoach 5 opleiding te vergroten naar 30 coaches per jaar. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de leerlijnen; van talentcoach naar topcoach. Deze maatregelen moeten er toe leiden dat 90 extra coaches zich na 2020 hebben gekwalificeerd tot Topcoach 5.

7. De ontwikkeling van nieuwe kansrijke medailleonderdelen en sporten

Het programma van de Olympische en Paralympische Spelen is steeds in ontwikkeling. Het IOC biedt in het kader van de Agenda 2020 kansen aan nieuwe sporten en aan nieuwe medailleonderdelen, die onder andere moeten bijdragen aan een grotere gelijkheid in deelname van mannen en vrouwen. In een aantal van deze nieuwe sporten en onderdelen is Nederland kansrijk om medailles te behalen op het mondiale podium. Deze sporters worden op dit moment echter nog niet (financieel) ondersteund. Een deel van de extra middelen worden daarom ingezet om deze sporters de kans geven zich verder te ontwikkelen en medailles te gaan behalen op het mondiale podium. Dat betekent dat zij vanuit de extra middelen worden ondersteund met trainingsfaciliteiten, begeleiding door coaches en experts, benodigde materialen en deelname aan internationale evenementen. Voorbeelden zijn de Mixed Team Relay in triatlon, de mixed dubbel tafeltennis, mixed para-roeien, para-badminton en 3x3 basketbal.

Daarnaast krijgen sportbonden na de winterspelen van 2018 de gelegenheid een investeringsplan in te dienen gericht op de Spelen van 2022. Ook wintersporten die op dit moment nog geen ondersteuning ontvangen, maar wel kansrijk blijken te zijn in de toekomst, kunnen door deze extra middelen daardoor ondersteund gaan worden.

Vervolg

Voor de hier boven geschetste plannen zal NOC*NSF op korte termijn een subsidieaanvraag indienen. Ik ga er met de Minister van Financiën voor zorgen dat het geld zo snel mogelijk wordt uitgekeerd zodat onze talenten, topsporters, coaches/begeleiders en bonden hier nog in 2018 in de praktijk profijt van kunnen hebben.

Tot en met 2020 wil ik vasthouden aan de uitgangspunten van het huidige topsportbeleid en daarmee het talent, de sporter maar ook de bonden duidelijkheid wil geven.

Vanaf volgend jaar ga ik, in aanloop naar de volgende Olympische cyclus 2020–2024, opnieuw bekijken hoe ons totale budget voor topsport kan worden ingezet om het hoogste rendement uit topsport te halen. Ik zal voor het antwoord op die vraag de uitkomsten van de beleidsdoorlichting sport, de sport toekomstverkenning en de adviezen van de Nederlandse sportraad betrekken. Daarnaast gaat NOC*NSF de prestaties van de afgelopen jaren evalueren en internationale trends opnieuw in kaart brengen. Ook die informatie is behulpzaam in het bepalen van het topsportbeleid voor de volgende Olympische cyclus.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven