28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2018

In het Algemeen Overleg Ouderenzorg/Ouderenmishandeling/Verpleeghuiszorg van 15 februari jl. (Kamerstuk 31 765, nr. 307) heb ik uw Kamer toegezegd het prevalentieonderzoek ouderenmishandeling in mei van dit jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden, inclusief een beleidsreactie. In deze brief ga ik in dat kader achtereenvolgens in op:

  • 1. de resultaten van het actieplan Ouderen in Veilige handen dat 1 juli van dit jaar afloopt.

  • 2. de belangrijkste resultaten uit het prevalentieonderzoek.

  • 3. de beleidsreactie en de duiding van de cijfers uit het onderzoek. Ook geef ik aan hoe ik ouderenmishandeling verder oppak mede in het kader van de programma’s Geweld hoort nergens thuis en Langer Thuis, dat in juni gelanceerd zal worden.

1. Resultaten uit het vervolgactieplan Ouderen in veilige handen, 2015- juni 2018

Het beeld is nog steeds schokkend; ca. 170.000 ouderen hebben in Nederland te maken met verschillende vormen van ouderenmishandeling. Dit maakt eens te meer de noodzaak duidelijk dat een voortgezette krachtige aanpak nodig blijft. Want ouderen moeten zich veilig voelen en veilig zijn.

Er is in het kader van het vervolgactieplan´Ouderen in veilige handen 2015- juni 2018» veel bereikt de afgelopen jaren. Doel van dit actieplan was om ouderenmishandeling te voorkomen en als het voorkomt, zo vroeg mogelijk te signaleren en te stoppen, of het nu gaat om de huiselijke kring of de professionele omgeving. Vanaf 2011 tot en met heden heeft het actieplan gezorgd voor een stevig fundament voor de aanpak van ouderenmishandeling. Dit fundament is een basis voor de acties van de komende tijd.

De afgelopen jaren is het fenomeen ouderenmishandeling steeds breder bekend geworden. De publiekscampagne «Een veilig thuis, daar maak je je toch sterk voor», met specifiek aandacht voor ouderenmishandeling heeft een breed bereik gehad, ook in de omgeving van de ouderen.

Een ander belangrijk doel van het actieplan was professionals die te maken kunnen hebben met ouderenmishandeling handelingsvaardig te maken. Via trainingen en bijeenkomsten door het land zijn handvatten ontwikkeld rondom signalering en aanpakken van ouderenmishandeling. Ook op organisatieniveau is daar aandacht voor, zoals met de Leidraad Veilige Zorgrelatie, die ingaat op een goede professionele relatie tussen professional en oudere. Deze en andere producten zijn geborgd op de vernieuwde website www.aanpak-ouderenmishandeling.nl.

Regioplan heeft in het kader van het actieplan onderzocht hoe de borging bij gemeenten er voor staat. Het onderzoek laat zien dat alle centrumgemeenten aandacht hebben voor de aanpak ouderenmishandeling, maar dat die aandacht beperkt is. Het onderwerp krijgt vaak te weinig of geen aandacht in de regiovisie, terwijl daarin de belangrijkste doelen en uitgangspunten vastgelegd kunnen worden, afhankelijk van de aard en de omvang van de problematiek. Ook kan in de regiovisie de verbinding worden gelegd met andere relevante beleidsterreinen: in ieder geval veiligheid, zorg en welzijn; maar ook terreinen als wonen en armoedebeleid.

Ontspoorde mantelzorg

Vanaf eind 2016 is vanuit het actieplan in tien pilots gewerkt aan de ontwikkeling van een basisaanpak van ontspoorde mantelzorg. Tien gemeenten hebben aan deze pilots meegedaan: Alkmaar, Arnhem, Breda, Den Bosch, Den Haag, Enschede, Haarlem, Hoorn, Meppel en Rijswijk. In deze pilots hebben naast gemeenten, ook partijen deelgenomen die een rol hebben in de uitvoering binnen de ketens veiligheid, welzijn en zorg. De pilots zijn begeleid door Regioplan en de Hogeschool van Amsterdam. Een belangrijk resultaat van de pilots is de Basisaanpak ontspoorde mantelzorg. Deze aanpak biedt handvatten voor partijen werkzaam in de domeinen welzijn, zorg en veiligheid. Deze zal daarom samen met de VNG bij (centrum)gemeenten onder de aandacht worden gebracht. Alle pilots constateren dat het hebben van een breder netwerk in zorg, welzijn en veiligheid een belangrijk resultaat is uit de pilot en nodig is voor een effectieve aanpak van ontspoorde mantelzorg. Maar ook gezamenlijke normstelling door casuïstiek helpt bij de aanpak. Door gezamenlijke voorlichting en intervisie is de bewustwording over de problematiek bij zowel professionals als ouderen en mantelzorgers zelf vergroot.

De resultaten uit de pilots ontspoorde mantelzorg zullen een plek krijgen in het programma Langer Thuis waar ik vooral inzet op de preventieve werking van goede mantelzorgondersteuning en aansluitende respijtzorg, zodat ontsporing vroegtijdig voorkomen kan worden. Uw kamer ontvangt dit programma in juni.

Financieel misbruik

De aanpak van financieel misbruik van ouderen vormde een belangrijk onderdeel van het actieplan. De afgelopen periode zijn diverse acties uitgevoerd die hebben bijgedragen aan een verdere integrale aanpak van financieel misbruik waarbij op lokaal, regionaal en landelijk niveau wordt ingezet op het voorkomen en sneller signaleren, melden en stoppen van financieel misbruik. Zo is een werkwijzer opgesteld en verspreid onder de leden van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) waarin staat hoe kantonrechters met spoed bewind kunnen uitspreken. BPBI heeft sindsdien geen signalen meer ontvangen dat de procedures te lang duren. Ook heb ik met de banken afspraken gemaakt die gericht zijn op het beter informeren van klanten over de mogelijkheden om bankzaken op een veilige manier te regelen, het trainen van bankmedewerkers in het herkennen van en handelen bij financieel misbruik en het samenwerken met andere partners.

Bewustwording draagt bij aan een beter zicht krijgen op mogelijke plegers. Daarom hebben de ouderenbonden ANBO, KBO-PCOB en NOOM de afgelopen periode voorlichting gegeven aan migrantenouderen, HUBA’s (hulp bij belastingaangifte), mantelzorgers en andere vrijwilligers over financieel misbruik van ouderen. Hier zijn meer dan 1.200 mensen mee bereikt. Daarnaast herschrijft Veilig Thuis op dit moment in het kader van deskundigheidsbevordering het handelingsprotocol waarin ouderenmishandeling een prominente rol zal krijgen. Ook dit protocol draagt bij aan de kennis en handelingsvaardigheid van Veilig Thuis medewerkers over financieel misbruik. Tot slot is naast de inzet op (het bereiken van) specifieke groepen vrijwilligers en professionals onderzocht hoe de samenwerking tussen partijen op lokaal niveau kan worden versterkt. Op dit moment zijn in het land tientallen «Lokale Allianties» actief of in oprichting, waarin publieke en private partijen samenwerken en iedere ketenpartner vanuit zijn eigen expertise een bijdrage levert aan het voorkomen en aanpakken van financieel misbruik. Er is onderzoek gedaan naar de landelijke uitrol van «lokale allianties financieel misbruik». Het uitgevoerde onderzoek geeft concrete aanknopingspunten voor de uitbreiding en borging van lokale allianties voor de langere termijn.

2. Resultaten prevalentieonderzoek ouderenmishandeling

We weten weinig van de aard en omvang van ouderenmishandeling. Op verzoek van uw Kamer heeft mijn voorganger daarom aan het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) gevraagd onderzoek naar de aard en omvang van ouderenmishandeling te doen. Het WODC heeft Regioplan de opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren in een drietal gemeenten van verschillende omvang (Rotterdam, Tilburg en Boxtel). Het gaat hierbij om mishandeling van thuiswonende ouderen en niet om mishandeling in een verpleeghuis. Regioplan heeft het onderzoek in samenwerking met Avans Hogeschool (Lectoraat Veiligheid in afhankelijkheidsrelaties) en Leyden Academy on Vitality and Ageing in 2017 en 2018 uitgevoerd. Om een zo goed mogelijk beeld te kunnen schetsen van de prevalentie is in het onderzoek gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden: representatieve interviews onder ruim 1000 thuiswonende ouderen en een informantenstudie onder 51 professionals. Ook is een (inter)nationaal literatuuroverzicht opgesteld. Het onderzoeksrapport met de drie deelstudies vindt u als bijlage bij deze brief1.

Aard en omvang van ouderenmishandeling in Nederland

Uit de interviews komt naar voren dat naar schatting ruim één op de twintig ouderen vanaf het 65ste levensjaar te maken heeft met mishandeling. Van de 3,1 mln thuiswonende ouderen in Nederland betekent dit dat ca. 170.000 ouderen vanaf hun 65e levensjaar een vorm van ouderenmishandeling hebben meegemaakt (dat is 5.5 procent)2. Specifiek voor 2017 heeft naar schatting 2,0 procent van de thuiswonende ouderen boven de 65 jaar te maken gehad met een vorm van ouderenmishandeling. In de studie rapporteren 55 respondenten (5,5% van 1002) slachtofferschap van een vorm (of meer vormen) van ouderenmishandeling. De meest gerapporteerde vorm van ouderenmishandeling door ouderen zelf is financieel misbruik, gevolgd door psychische mishandeling en fysieke mishandeling. In de meerderheid van de gevallen gaat het om meer dan eenmaal een incident. Bijna een derde van de slachtoffers meldt een frequentie van 11 keer of vaker.

Tabel 1: Ouderenmishandeling sinds 65-jarige leeftijd, naar vorm, leeftijdsgroep en geslacht (N=1002)

Vorm van ouderenmishandeling

65–70 jr

70–75 jr

75–80 jr

80+ jr

Vrouw

Man

Totaal

Financieel misbruik

1,9%1

2,1%

4,2%

4,4%

2,7%

3,2%

3,0%

Verwaarlozing

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Psychisch

2,6%

1,0%

1,1%

1,6%

1,9%

1,3%

1,6%

Fysiek

0,7%

0,3%

1,6%

2,0%

1,1%

1,1%

1,1%

Seksueel

0,4%

1,0%

0%

0%

0,6%

0,2%

0,4%

Totaal

4,8%

4,1%

5,8%

7,5%

5,9%

5,1%

5,5%2

Bron: Regioplan en Avans Hogeschool

X Noot
1

De verschillende deelpercentages beschrijven wat er in dit onderzoek is aangetroffen. Deze kunnen niet gegeneraliseerd worden. Het totaal percentage van 5,5% kan wel gegeneraliseerd worden.

X Noot
2

Het totale prevalentiepercentage is lager dan het gemiddelde percentage van de verschillende vormen, omdat er slachtoffers zijn die te maken hebben met meerdere vormen van ouderenmishandeling.

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, worden mannen en vrouwen even vaak slachtoffer van ouderenmishandeling. Er bestaat veel variatie in leeftijd waarop mishandeling plaatsvindt. De resultaten laten zien dat naar mate mensen ouder worden, het misbruik toeneemt. Nagenoeg alle slachtoffers hebben een Nederlandse achtergrond (98,2%). De meerderheid van de slachtoffers (sinds 65-jarige leeftijd) beschrijft gevolgen van de ouderenmishandeling in de emotionele sfeer (verdriet, last van stress, angst, woede e.d.), in de relationele sfeer (verlies van vertrouwen, verbroken contact) en in sociale relaties/omgeving (minder contacten, eenzaamheid, zich minder prettig voelen in hun woonomgeving). Verder blijkt dat de meeste slachtoffers de gebeurtenissen met anderen bespreken, overwegend met directe familieleden zoals een zoon, dochter en/of partner en als het om professionals gaat vooral met politie of huisarts. Voor zover bekend hebben circa drie op de tien geïnterviewde slachtoffers melding gedaan bij Veilig Thuis en/of de politie.

Van de gerapporteerde plegers is bijna zes op de tien man. De plegers zijn veelal familie of bekenden van het slachtoffer. Hoewel in alle gevallen sprake is van een pleger uit de directe sociale kring van het slachtoffer, geven de meeste slachtoffers niet expliciet blijk van een afhankelijkheidsrelatie met de pleger.

De professionals uit 16 verschillende beroepsgroepen binnen de informantenstudie registreerden in een periode van 4 maanden signalen van ouderenmishandeling bij hun cliënten van 65 jaar en ouder. Hieruit kwamen 44 unieke vermoedens van ouderenmishandeling naar voren. De vermoedens betroffen het vaakst psychische mishandeling, gevolgd door fysieke mishandeling en financieel misbruik. Het ging vaak om een combinatie van twee vormen van ouderenmishandeling. De meeste signalen die geregistreerd werden, zijn afkomstig van professionals werkzaam in de extramurale zorg. Er werd met name gerapporteerd over ouderenmishandeling in een context van ontspoorde mantelzorg (onmacht, onvermogen, overbelasting bij pleger).

De professionals laten op sommige punten een iets ander beeld zien dan de geïnterviewde ouderen. Bijvoorbeeld als het gaat om kwetsbaarheid: zij constateren vaak dat een deel van de slachtoffers een lage sociaal economische status (SES) heeft en dat bijna de helft van de slachtoffers op hoge leeftijd (80 jaar of ouder) is.

Met betrekking tot de pleger bleek de meerderheid man te zijn. Het vaakst werd de echtgenoot (of echtgenote) van het slachtoffer als pleger gerapporteerd, gevolgd door een zoon of dochter.

Op basis van de interviews onder ouderen en de informantenstudie geven de onderzoekers aan dat de groep slachtoffers zich op een aantal vlakken kwetsbaarder toont dan de groep niet-slachtoffers in de studie. Zo ervaren slachtoffers vaker financiële problemen (achterstallige betalingen), meer (chronische) gezondheidsklachten, vaker klachten van depressie en stress en meer stressvolle gebeurtenissen na 65-jarige leeftijd. Slachtoffers zijn gemiddeld minder zelfredzaam en ontvangen vaker formele hulp, participeren minder en zijn eenzamer. Ook zijn zij vaker slachtoffer van eerdere mishandeling voor 65-jarige leeftijd en ervaren zij een lagere levenstevredenheid.

Duiding van de cijfers

Het onderzoek laat zien dat één op de twintig thuiswonende 65-plussers sinds 65-jarige leeftijd slachtoffer is geweest van enige vorm van ouderenmishandeling. In het afgelopen jaar gaat het om een prevalentie van 1 op de 50 thuiswonende 65-plussers (2%). Dit percentage van 2% is lager dan de 5,6% die werd gevonden in eerder onderzoek van Comijs e.a. in 1996.

Mogelijk waren de ouderen in dat onderzoek meer bereid om over dit soort persoonlijke onderwerpen te praten omdat zij al langere tijd meededen aan de longitudinale studie, waarvan het onderzoek naar ouderenmishandeling deel uitmaakte. Maar ook werd in de Comijs-studie verhoudingsgewijs een oudere responsgroep in stedelijk gebied bereikt, die niet representatief is voor de Nederlandse 65-plusbevolking en mogelijk tot een overschatting van de prevalentie heeft geleid. De gevonden prevalentie is ook lager dan de 5,4% over het afgelopen jaar die werd gevonden in de recente Gezondheidsmonitor van het RIVM. Dit is, onder andere, verklaarbaar doordat in die studie een ruimere definitie van ouderenmishandeling werd gebruikt.

De actuele studie van Regioplan, Avans Hogeschool en Leyden Academy on Vitality and Ageing is wat betreft definitie en opzet wel goed vergelijkbaar met grootschalig Iers onderzoek van Naughton e.a. In die studie werd een prevalentie van 2,2% over het afgelopen jaar gevonden.

De onderzoekers geven aan dat gezien de beperkingen van het onderzoek, er goede grond is aan te nemen dat de prevalentiecijfers van 5,5% sinds het 65e levensjaar en 2,0% in 2017 een ondergrens betreft en dat mogelijk een groter deel van de 65-plussers in Nederland te maken krijgt met ouderenmishandeling.

Dit zou onder andere kunnen komen door een selectief bereikte doelgroep in dit onderzoek (relatief fit, hoger opgeleid, meer mannen, en overwegend Nederlandse achtergrond) en het privékarakter van het onderwerp waarover respondenten bevraagd worden. Wel is gecontroleerd of de resultaten veranderen wanneer de resultaten worden gewogen naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (zoals in de algemene 65-plusbevolking). Het patroon van gewogen en ongewogen resultaten verschilt niet tot nauwelijks van elkaar.

Ook het feit dat één op de vijf respondenten aangeeft dat zij iemand van 65 jaar en ouder kennen die slachtoffer is (geweest) van ouderenmishandeling duidt er op dat het in de praktijk nog vaker voorkomt. De verwachting is dat met de toenemende vergrijzing (een steeds groter deel van de bevolking is 65+) en de wens van ouderen om langer thuis te willen blijven wonen, het aantal slachtoffers van ouderenmishandeling in de toekomst kan toenemen.

3. Beleidsreactie

Dankzij dit prevalentieonderzoek hebben we nu een actueel beeld over de omvang van ouderenmishandeling. Ook geeft het onderzoek meer inzicht in welke vormen het meeste voorkomen (financieel misbruik en psychische mishandeling).

Verder wordt in het onderzoek een aantal risicofactoren benoemd van zowel slachtoffers als plegers die van belang zijn bij de verdere aanpak van ouderenmishandeling.

Op 25 april jl. heb ik uw Kamer het Programma Geweld hoort nergens thuis, aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2018–2021 toegezonden (Kamerstukken 28 345 en 31 015 en 34 907, nr. 185). Ook ouderenmishandeling maakt deel uit van het programma. Het programma is opgebouwd langs drie actielijnen:

  • 1. Eerder en beter in beeld: door het geweld eerder en beter in beeld te hebben, kan de duur van het geweld worden verkort, kan erger worden voorkomen en de hulp voor het slachtoffer en diens omgeving beter wordt ingezet.

  • 2. Stoppen en duurzaam oplossen: het geweld wordt zo snel mogelijk gestopt. Samenwerkende hulpverleners bieden samenhangende hulp, gericht op duurzaam herstel van veiligheid. Plegers worden passend aangepakt. Voor het hele gezinssysteem wordt steun of hulp georganiseerd die bijdraagt aan herstel en veerkracht. Alle gezinsleden en hun sociale netwerk zijn betrokken (systeemgericht). Waar nodig in samenwerking met de veiligheidsketen.

  • 3. Specifieke groepen: voor een aantal specifieke doelgroepen met specifieke problemen is extra aandacht nodig, zoals voor ouderen.

Aangezien ruim 170.000 ouderen te maken hebben met een vorm van ouderenmishandeling, is het noodzakelijk dat ouderenmishandeling gezamenlijk en daadkrachtig aangepakt blijft worden in de komende jaren. Daarom ga ik samen met partijen aan de slag met de volgende acties:

a. Borging aanpak

De aanpak van ouderenmishandeling kan en moet beleidsmatig verder worden uitgewerkt en verbonden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van geweld in huiselijke kring en spelen een belangrijke rol om lokaal en regionaal te organiseren dat alle betrokken partijen samenwerken zodat slachtoffers snel in beeld zijn en de mishandeling gestopt wordt. Ook is het belangrijk dat bij de aanpak aangesloten wordt bij het lokale welzijns- en mantelzorgbeleid of de lokale allianties voor de aanpak van financieel misbruik. Het startpunt voor de borging vormt de regiovisie. Daarin worden de belangrijkste doelen en uitgangspunten vastgelegd, aansluitend bij de aard en de omvang van de problematiek. Gemeenten zijn op dit moment bezig om de regiovisies huiselijk geweld en kindermishandeling te actualiseren. Ik zal hen vragen de borging in deze regiovisies te regelen. Het onderzoek van Regioplan biedt hiervoor aanknopingspunten.

Daarnaast zal met gemeenten en andere ketenpartners besproken worden hoe de kwetsbaarheden van niet alleen slachtoffers maar ook plegers van ouderenmishandeling (zoals psychische klachten, dementie, LVB, eenzaamheid, financiële problemen, of verslavingsproblematiek) een plek kunnen krijgen in het lokale beleid om op die manier ouderenmishandeling vroegtijdig te voorkomen. Voor preventie- en ook interventiedoeleinden is het van belang aandacht te hebben voor het sociale systeem waarin de oudere zich bevindt en de risicofactoren die daarin aanwezig zijn. Preventie is ook een belangrijk aspect in de basisaanpak ontspoorde mantelzorg die ontwikkeld is vanuit de pilots ontspoorde mantelzorg. Deze aanpak wordt geborgd in het programma Langer Thuis, waar wordt ingezet om mantelzorgers vroegtijdig te ondersteunen om onder andere ontsporing te voorkomen.

b. Bespreekbaar maken en handelen

Er moet verder geïnvesteerd worden in het wegnemen van handelingsverlegenheid, zowel bij de professional als bij de oudere zelf.

Vanuit het programma Geweld hoort nergens thuis zal een publiekscampagne gestart worden, gericht op omstanders om hen moed en vertrouwen te geven om in actie te komen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Vanzelfsprekend wordt hierin specifiek aandacht besteed aan ouderenmishandeling.

Via trainingen zullen vrijwilligers en professionals verder getraind worden op het herkennen en signaleren van ouderenmishandeling. In samenwerking met ouderenbonden, gemeenten en andere partners in de ketens zorg, welzijn en veiligheid zal bekeken worden welke trainingen daarvoor nodig zijn. Het prevalentieonderzoek laat zien dat medewerkers in de extramurale zorg relatief vaker te maken hebben met vermoedens van ouderenmishandeling. De vraag daarbij is of zij voldoende kennis hebben om echt te kunnen handelen. Ik zal dat met zorgaanbieders bespreken en op basis daarvan trainingsmateriaal (laten) ontwikkelen.

Er heeft inmiddels overleg plaatsgevonden in het kader van de motie Ellemeet tussen Veilig Thuis, Sensoor de landelijke luisterlijn en mijn ministerie over mogelijke samenwerking tussen beide partijen rondom de aanpak van ouderenmishandeling. Zowel Sensoor als Veilig Thuis hebben de bereidheid uitgesproken om nader met elkaar te willen samenwerken rondom ouderenmishandeling. Het luisterend oor dat Sensoor biedt, kan de laagdrempeligheid van Veilig Thuis vergroten. Ook registreert Sensoor nu vermoedens van ouderenmishandeling op basis van het niet-pluis gevoel bij de vrijwilligers aan de telefoon. Voor de komende periode geven partijen aan zich te willen inzetten om:

  • de kennisuitwisseling tussen beide partijen verder te verbeteren. Zo biedt het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO) met aandachtsfunctionarissen ouderenmishandeling van VT een goede gelegenheid voor aansluiting van en kennisuitwisseling met Sensoor.

  • wederzijdse kennis in te willen zetten voor deskundigheidsbevordering en trainingen van vrijwilligers en VT-medewerkers.

  • de timing en inhoud van de campagnes van beide partijen goed op elkaar af te stemmen.

Ik zal later dit jaar met VT en Sensoor bespreken hoe de samenwerking verloopt.

Tot slot spelen ook lokale allianties een belangrijke rol bij het voorlichten van ouderen en het creëren van bewustwording bij professionals als het gaat om financieel misbruik.

c. Lokale Allianties financieel misbruik

Uit het prevalentieonderzoek blijkt financieel misbruik de meest voorkomende vorm van ouderenmishandeling, afgaande op de meldingen van ouderen zelf. Daarom investeer ik de komende tijd in het versterken en uitbreiden van de zgn. »Lokale Allianties». Reeds lopende lokale allianties hebben aangegeven dit een goed middel/instrument te vinden om financieel misbruik aan te pakken. In deze netwerken van (commerciële en niet-commerciële) private en publieke deelnemers werken partijen nauw samen om hun kennis van financieel misbruik van ouderen te delen en te bundelen. Deelnemers aan allianties zijn bijvoorbeeld Veilig Thuis, politie, notarissen, wijkverpleegkundigen, banken, ouderenbonden, thuiszorg, bewindvoerders, gemeenten en (thuis-) zorginstellingen. Binnen een lokale alliantie ontstaan zogenoemde «korte lijntjes»: de diverse disciplines leren elkaar kennen en trekken gezamenlijk op rondom het bespreken van casuïstiek. Begin 2018 waren er 16 lokale allianties in werking en 19 in oprichting. Tevens wordt vanuit het hele land interesse getoond in het oprichten van een lokale alliantie. Op landelijk niveau zijn de koepels van deze partijen verenigd in de Brede Alliantie Veilig Financieel Ouder worden.

Figuur: lokale allianties financieel misbruik, januari 2018

Figuur: lokale allianties financieel misbruik, januari 2018

(bron: Seastarters 2018)

Een ondersteuningsbureau zal daarom in samenwerking met de partijen uit de Brede Alliantie het komende jaar bestaande lokale allianties verder ondersteunen en nieuw op te richten lokale allianties stimuleren en faciliteren. De uitkomsten van de Gezondheidsmonitor geven aanknopingspunten voor de gemeenten en regio’s waar de oprichting of versterking van een Lokale Alliantie het meest gewenst is. Op deze manier kan deskundigheidsbevordering en handelingsbekwaamheid van partijen op lokaal niveau verder worden vergroot en kan sneller gehandeld worden om financieel misbruik van ouderen te voorkomen of stoppen.

d. Verder werken aan een veilige zorgrelatie

Iedere cliënt heeft recht op een veilige zorgrelatie en moet hierop kunnen vertrouwen. Dat kan alleen met de juiste mensen op de juiste plek. De meeste zorgverleners werken volgens de kernwaarden veiligheid en vertrouwen. Helaas is er een kleine groep van medewerkers die over de schreef gaat richting cliënten. Wanneer dit gebeurt, veroorzaakt dit emotionele en materiële schade binnen de organisatie. En het heeft vaak een behoorlijke impact op zowel cliënten als personeel. Een goed gebruikt Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn is onmisbaar om dit te voorkomen, doordat:

  • Werkgevers samen optrekken tegen grensoverschrijdend gedrag van medewerkers.

  • Werkgevers onderling informatie delen over medewerkers die ontslagen zijn wegens grensoverschrijdend gedrag.

Het Waarschuwingsregister Zorg en Welzijn is een initiatief van werkgevers uit zorg en welzijn en is mede met subsidie van VWS tot stand gekomen. De samenwerkende werkgeversorganisaties – verenigd in RegioPlus – dragen zorg voor de uitvoering. Inmiddels hebben zich al 28 partijen aangemeld om mee te werken aan het Waarschuwingsregister en zijn er veel geïnteresseerde zorgaanbieders. Het is van belang dat zoveel mogelijk partijen meewerken aan dit register en we zullen daarom gezamenlijk bekijken hoe hier een landelijke uitrol tot stand gebracht kan worden.

Tot slot

In de Kamerbrief behorende bij het programma Geweld hoort nergens thuis heb ik aangegeven dat ik deze kabinetsperiode samen met alle betrokken partijen (lokaal, regionaal en landelijk) aan de slag ga om het programma uit te voeren en ons gezamenlijk in te zetten om een wezenlijk verschil te maken in het terugdringen van huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling (Kamerstukken 28 345 en 31 015 en 34 907, nr. 185).

Ik informeer uw Kamer twee keer per jaar over de uitvoering van het programma. De eerste rapportage volgt in het najaar van 2018. Daarin zal ook de voortgang met betrekking tot de aanpak van ouderenmishandeling (inclusief financieel misbruik) opgenomen worden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De onderzoekers constateren op basis van de resultaten een marge van 4,1%-6,9%. In absolute aantallen betekent dit dat 127.00 – 214.000 ouderen vanaf het 65ste levensjaar te maken hebben gehad met mishandeling.

Naar boven