Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 24 juni 2003 over voornemens van het COA tot versnelde sluiting van asielcentra.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag een tweetal moties indienen met betrekking tot de ontwikkelingen in het COA, dat zich genoodzaakt ziet door de zeer snelle afname van het aantal asielzoekers, tot een snelle krimpoperatie over te gaan. Het geeft daarbij zelf aan dat het door de kernopdracht, namelijk de humane opvang van wisselende aantallen asielzoekers, onder grote druk staat. Wij maken ons daar zeer grote zorgen over. Hiertoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) thans in versneld tempo bezig is het aantal centrale opvangplaatsen terug te brengen en dat daarbij overplaatsingen van bewoners onvermijdelijk zijn;

overwegende dat het COA aangegeven heeft bij het terugdringen van het aantal centrale opvangplaatsen geen rekening te kunnen houden met persoonlijke omstandigheden van asielzoekers;

overwegende dat deze werkwijze het gevaar in zich bergt dat bewoners verstoken raken van hun sociale contacten, medische zorg en andere essentiële voorzieningen;

overwegende dat het wenselijk is dat in tijden van sterk fluctuerende aantallen asielzoekers die naar Nederland komen, het COA de ruimte wordt geboden af te wijken van de vastgestelde bezettingsgraad van centrale asielopvangvoorzieningen;

overwegende dat het wenselijk is dat van overplaatsing wordt afgezien bij bewoners die:

  • - in het bezit zijn van een verblijfsvergunning;

  • - een medische contra-indicatie voor verhuizingen hebben;

  • - een partner hebben die in het bezit is van een verblijfsvergunning;

  • - in (de omgeving van) hun huidige opvangvoorziening arbeid verrichten die niet in (de omgeving van) een ander centrum verricht kan worden;

  • - een specifieke en regiogebonden opleiding volgen;

verzoekt de regering, het COA kenbaar te maken dat het de wens van de Kamer is dat voorzien wordt in een inkrimpingsplan dat aan deze voorwaarden voldoet, af te zien van de toepassing van de vastgestelde bezettingsgraad en te voorkomen dat bewoners onevenredig hard geraakt worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, Huizinga-Heringa en De Wit. Naar mij blIjkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 742(19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) thans in versneld tempo bezig is het aantal centrale opvangplaatsen terug te brengen en dat daarbij leegstand van opvang kan optreden;

overwegende dat de maatschappelijke opvang met grote tekorten kampt;

verzoekt de regering, onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van het inzetten van leegstaande COA-opvangvoorzieningen ten behoeve van maatschappelijke opvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos, De Wit en Dijsselbloem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 743(19637).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie maakt zich zorgen over het tempo van de reorganisatie van het COA en de sluiting van de vele centra, met name de gevolgen van de gedwongen verhuizing voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Ik wil daarom de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de reorganisatie van de asielzoekersopvang mogelijk en wenselijk is gegeven de snel teruggelopen instroom van asielzoekers;

van oordeel dat deze ingrijpende reorganisatie dient plaats te vinden met voldoende waarborgen voor het personeel;

van mening dat deze reorganisatie niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de opvang van asielzoekers in Nederland;

overwegende dat bij deze reorganisatie een aantal uitgangspunten waren afgesproken voor de verhuizing tussen opvangcentra van gezinnen met schoolgaande kinderen, te weten een streven naar niet meer dan één verhuizing, doch maximaal één verhuizing per jaar en verhuizen in principe binnen de regio;

constaterende dat door het opvoeren van het tempo van de reorganisatie deze afspraken onder grote druk komen te staan;

spreekt uit dat de afspraken betreffende de gedwongen verhuizing tussen opvangcentra van gezinnen met schoolgaande kinderen gestand gedaan moeten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, De Wit en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 744(19637).

Het woord is aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mevrouw Verdonk. Zij is voor het eerst niet zwijgend aanwezig in de plenaire vergadering. Ik heet haar van harte welkom.

Minister Verdonk:

Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij in Nederland van alles geprobeerd om de doorlooptijden in de asielprocedures en de instroom van het aantal economisch gemotiveerde asielzoekers terug te brengen. Sinds april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 van kracht. Sindsdien is een duidelijke kentering zichtbaar geworden. Niet alleen het succes van de Vreemdelingenwet 2000, maar ook internationale ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen dat de instroom van asielzoekers in Nederland drastisch aan het teruglopen is. In dit licht stond het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers – COA – al voor de zware taak om de oorspronkelijke capaciteit van circa 80.000 opvangplaatsen medio 2002 terug te brengen tot circa 50.000 plaatsen voor medio 2004. De reden hiervoor is dat de instroom van asielzoekers sterk is afgenomen en dat de uitstroom sterk is verhoogd. Op basis van de nieuwste prognoses tot 2005 blijkt dat de behoefte aan opvangcapaciteit nog verder afneemt. Het aantal opvangplaatsen zal volgens de laatste cijfers medio 2004 circa 37.000 bedragen in plaats van de eerder geraamde 50.000, waardoor een extra krimpmaatregel nodig is voor circa 13.000 opvangplaatsen. Aan het begin van het jaar 2005 zal volgens deze laatste prognoses een stabilisatie optreden met een behoefte aan ongeveer 20.000 opvangplaatsen. Het COA ontkomt er daarom niet aan om, nog sneller dan voorzien, de opvangcapaciteit te verminderen. Concreet betekent dit dat het COA genoodzaakt is om op zeer korte termijn een groter aantal centra te sluiten. Op de door het COA op 16 juni jl. gegeven persbijeenkomst is aangegeven dat het om 36 opvangcentra extra gaat. Bij de keuze van de te sluiten centra wordt rekening gehouden met bedrijfseconomische, logistieke, bestuurlijke, maatschappelijke en beheersmatige overwegingen. Het verminderen van de opvangcapaciteit heeft gevolgen voor veel betrokkenen, vooral natuurlijk voor de betrokken asielzoekers en het COA-personeel, maar ook voor provincies, gemeenten en onderwijsinstellingen.

Het COA is in februari 2003 een inspanningsverplichting aangegaan om niet meer of vaker mensen te verhuizen dan strikt noodzakelijk is. Het heeft daar heel veel tijd en energie in gestoken. Bovendien is dit de afgelopen maanden merendeels gerealiseerd. Als gevolg hiervan zullen heel veel schoolgaande kinderen de komende weken, dus in de schoolvakantieperiode, verhuisd worden. Als gevolg echter van de laatste krimpoperatie is dit voor de groep die daarvan resultante is niet meer te garanderen.

Mevrouw Vos heeft gevraagd naar de uitzonderingen voor andere categorieën. Ik zal daar per categorie een aantal opmerkingen over maken. De categorie statushouders is een categorie waarvoor separaat contact gezocht wordt met de VNG om de uitplaatsing te versnellen. Het aantal statushouders in de opvang neemt bovendien sterk af. Er is een trendbreuk op dit moment. Naar verwachting zal dit probleem eind 2003 opgelost zijn. Voor mensen in levensbedreigende situaties vindt sowieso geen verhuizing plaats. De categorie mensen met een partner met een status is volgens de gegevens van het COA een heel kleine categorie, misschien maar tien mensen. Er mag slechts 12 weken arbeid verricht worden. Hierdoor zal het dus niet gaan om specifieke werkzaamheden, maar vooral om ongeschoold werk of werk in het centrum, vrijwilligerswerk. Ik heb bij het COA ook gegevens opgevraagd over regiogebonden opleidingen. Deze vinden niet of nauwelijks plaats. Bovendien vinden verhuizingen zoveel mogelijk binnen de regio plaats. Het is bovendien de vraag of met zekerheid gesteld kan worden dat centra niet gesloten zullen worden in de komende periode, zodat het aantal verhuisbewegingen tot een minimum beperkt kan worden. Deze zekerheid kan ik de Kamer niet geven.

Mevrouw Vos heeft gevraagd of in het krimpplan zo veel mogelijk rekening kan worden gehouden met persoonlijke omstandigheden. Daarop moet ik antwoorden dat dit niet het knelpunt is. Het COA wordt weliswaar bekostigd op basis van het aantal op te vangen mensen, maar de kosten die ontstaan als gevolg van een lage bezetting worden bij najaarsnota in beeld gebracht en doorgenomen met de minister van Financiën.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister zei dat het probleem van de statushouders die in het bezit van een verblijfsvergunning zijn, bijna is opgelost. In dat geval lijkt het me geen bezwaar om de motie op dit punt te honoreren, namelijk dat deze mensen niet overgeplaatst worden. Wat de medische contra-indicatie betreft heeft de minister inderdaad gezegd dat levensbedreigende ziekte een duidelijke indicatie is. Er zijn echter ook andere indicaties, bijvoorbeeld mensen die psychisch ernstige problemen hebben en afhankelijk zijn van een bepaalde hulpverlener. Voor deze mensen is een bepaalde persoon of bepaalde begeleiding erg belangrijk. Wij zouden de indicatie graag in die zin willen verbreden, zodat deze niet alleen geldt in geval van levensbedreigende ziekte.

Minister Verdonk:

De statushouders horen niet in asielzoekerscentra. Dat is altijd het uitgangspunt geweest. Op het moment dat gemeenten een woning aanbieden, moeten de statushouders daar ook heen. Dat laat onverlet dat ik geen centra kan openhouden omdat er misschien een of twee gezinnen zitten met een status, die voor het eind van het jaar zullen gaan verhuizen.

Wat de medische contra-indicatie betreft houden wij vanzelfsprekend rekening met mensen die in een levensbedreigende situatie zitten. Ik kan mij echter voorstellen dat iemand met psychische problemen zeer gehecht is aan zijn psychiater of een zeer goede relatie heeft met een hulpverlener. Ik zal dit punt meenemen naar het COA. Wellicht kan er een treinkaart ter beschikking worden gesteld, zodat de persoon in kwestie in ieder geval naar zijn of haar eigen hulpverlener kan gaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister zei vervolgens dat bij najaarsnota zal worden gekeken naar de financiële situatie. Het is tamelijk onzeker welke middelen er dan ter beschikking komen. Wij vragen specifiek om juist in deze tijd van zeer wisselende aantallen asielzoekers af te zien van de vastgestelde bezettingsgraad die de COA in de wurggreep houdt. Wij vragen wat meer financiële ruimte om rekening te kunnen houden met belangrijke humane overwegingen.

Minister Verdonk:

Wij hebben met het COA een bepaald bezettingspercentage aangehouden. Het COA zit daar op dit moment reeds onder, omdat de krimp zo snel is gegaan dat het daar niet tijdig genoeg op heeft kunnen anticiperen. Wij willen het bezettingspercentage zo snel mogelijk weer naar het afgesproken niveau brengen.

Het COA wordt generaal gefinancierd. Het is een krimp- maar ook een groeiorganisatie. De middelen worden op grond van de werkelijke bezetting ter beschikking gesteld. Deze bezetting hoort 95% te zijn. Het past niet in deze tijd om asielzoekerscentra die maar voor 20% of 50% bezet zijn, open te houden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Zal de minister van Financiën, voordat de minister extra geld krijgt, niet wel degelijk extra eisen stellen in termen van versobering van de opvang? Gaat dat dan uiteindelijk toch niet ten koste van de kwaliteit van de opvang? We hebben het over de kwaliteit van het omgaan met mensen. Welke humanitaire normen houdt de minister dan nog overeind? Vindt zij dat het financieel kader te allen tijde overeind moet blijven en dat alle omgangsvormen met mensen daar uiteindelijk aan ondergeschikt zijn?

Minister Verdonk:

Zoals reeds eerder opgemerkt, zullen de slechtste asielzoekerscentra worden afgebroken. Er blijft een categorie centra over die betere mogelijkheden biedt aan asielzoekers om te wonen.

De heer Dijsselbloem doet alsof er, wanneer wij vasthouden aan die 95%, dan geen humanitaire opvang zal zijn. Dat is niet het geval. De opvang in onze asielzoekerscentra is zeer humanitair. De professionals bij het COA doen hun uiterste best om te zorgen dat de mensen van deze hele krimpoperatie zo min mogelijk nadelige gevolgen ondervinden. Ik zie niet in dat dit twee tegenstrijdige lijnen zijn.

Mevrouw Vos heeft een vraag gesteld over de andere bestemming van COA-huisvestingvoorzieningen. Er wordt al met heel veel instanties overlegd, onder andere met de Raad voor het vastgoed, over de inzet van COA-vastgoed voor andere doeleinden. Ik ben daar een groot voorstander van, want het is zonde, als alle capaciteit van het COA-vastgoed wordt vernietigd, niet meer wordt gebruikt of verpaupert. Wij plegen daartoe volop inspanningen, zodat deze motie wat mij betreft overbodig is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wij vragen specifiek om te kijken naar maatschappelijke opvang, waar grote nood is. Is de minister bereid om na te gaan of leegstaande centra daarvoor ingezet kunnen worden?

Minister Verdonk:

Er wordt breed in de maatschappij gekeken, dus dat geldt ook voor maatschappelijke opvang. Ik ontraad de andere moties van mevrouw Vos.

Dan kom ik op de motie van de heer Dijsselbloem. Ik heb al gezegd dat er heel zorgvuldig met schoolgaande kinderen wordt omgegaan. Het grootste deel van de mensen wist al eerder dat zij moesten verhuizen. Die verhuizingen gebeuren in de schoolvakanties. Met deze extra krimp kan ik dat niet garanderen, maar wij zullen daar echt heel zorgvuldig mee omgaan. Ik wil deze motie dan ook ontraden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Is de minister bereid, aan de inspectie voor het onderwijs te vragen wat de effecten zijn, als schoolgaande kinderen meerdere malen in een jaar moeten verhuizen? Dat wordt niet langer uitgesloten en het kan kriskras door het land zijn. Is de minister bereid om daarover een spoedadvies te vragen aan de onderwijsinspectie?

Minister Verdonk:

Wij gaan er nog steeds vanuit dat het COA zo zorgvuldig mogelijk met mensen omgaat. Het uitgangspunt dat ik steeds benadruk, is dat de medewerkers van het COA dat doen. Maar ik heb geen enkel bezwaar tegen een snel onderzoek door de inspectie en ik zal dat deel van de motie overnemen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb gebruikgemaakt van de mogelijkheid voor de voorzitter om tussentijds een punt aan de agenda toe te voegen. Dat is het verslag van het algemeen overleg over kinderopvang dat is aangevraagd door mevrouw Tonkens. Dat wordt aan de agenda toegevoegd na het verslag van het algemeen overleg over SUWI, waarmee wij zo dadelijk beginnen. Ik maak gebruik van het feit dat wij zo mooi op schema zijn om de vergadering vijf minuten te schorsen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven