Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 juni 2003 over de voortgang in de WTO-ronde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het lijken wel drie dwaze dagen op het Binnenhof! We hollen van het ene onderwerp naar het ander.

Springend punt bij dit onderwerp is het meningsverschil tussen de fractie van GroenLinks en de staatssecretaris over de Singaporeonderwerpen, internationale afspraken over onder andere investeringen. Moet daar met veel energie in het kader van nieuwe verdagen in relatie tot de WTO aan gewerkt worden? Neen, zeggen de armste landen. Nou, een beetje, zegt de staatssecretaris sprekend voor diezelfde armste landen. Ik moet toch zeggen dat in de brief, waarvoor dank overigens, die zij aan ons gestuurd heeft op 24 juni, de verklaring van de armste landen nu niet helemaal goed weergegeven wordt. Er staat bijvoorbeeld niet in de opmerking van de armste landen: "With limited resources we are not able to follow negotiations and evaluate the implications and impact of negotiations on Singapore issues on their economies." Het staat niet in de brief, maar even verderop zeggen zij: "Therefore it is still premature to consider the real substantive issues." Ik vind dat wij die uitspraak en dat belang van de minst ontwikkelde landen serieus moeten nemen; de NGO's hebben daar vorige week in de vorm van een actie ook bij de Kamer op aangedrongen. Het kabinet doet dat naar mijn mening niet. Daarom dien ik mede namens mevrouw Vergeer de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verklaring van Doha spreekt van een ontwikkelingsronde;

constaterende dat alle streefdata voor overeenstemming op voor ontwikkelingslanden belangrijke onderwerpen als landbouw, gezondheid, textiel en implementatiekwesties zonder succes zijn verstreken;

constaterende dat de minst ontwikkelde landen aangeven niet over de capaciteit te beschikken om de onderhandelingen over nieuwe onderwerpen als investeringen, mededinging, overheidsaanbestedingen en handelskwesties (de zogenaamde Singaporeonderwerpen) te voeren, dat zij oproepen tot meer studie en op het gebied van investeringen het nog te vroeg vinden om inhoudelijke voortgang te boeken;

tevens constaterende dat ook bij veel andere WTO-leden reserves bestaan ten aanzien van de Singaporeonderwerpen;

verzoekt de regering, in EU-verband te bepleiten in de lopende WTO-ronde aan de Singaporeonderwerpen geen prioriteit toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Vergeer-Mudde. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65(25074).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Dit debat zou niet compleet zijn als ik niet mijn hartenkreet zou herhalen, namelijk dat de positie van de Kamer op het punt van de WTO elke keer weer benadrukt, bevochten en onderstreept moet worden. Bij dezen! Wij willen goed geïnformeerd blijven worden over de voortgang van het proces. Wij zullen ook in september in een kleine delegatie meegaan naar Cancun om zicht op deze zaak te houden. Het onderhandelingsproces is te complex om dat niet te doen. Ik hoop dat de nieuwe staatssecretaris daaraan haar medewerking verleent.

De heer Douma (PvdA):

Ik heb begrepen dat landen in beginsel vrij zijn om hun positie te bepalen in de WTO-onderhandelingen en dat er geen directe verplichtingen voor landen zijn om investeringen in hun land toe te staan. In beginsel zijn zij daar vrij in. Is het dan niet logischer dat u aandacht vraagt voor het steunen van de onderhandelingspositie van die landen in plaats van bij voorbaat te zeggen dat een investeringsverdrag geen onderdeel van de WTO moet uitmaken?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het steunen van die landen vindt juist plaats door goed naar hen te luisteren. Zij hebben herhaaldelijk aangegeven dat zij op dit moment een breed en intensief gesprek in WTO-verband over de Singapore-issues, met name over het onderdeel investeringen, niet op prijs stellen. Daar luister ik naar. Wij moeten constateren dat bij andere belangrijke onderwerpen zoals de landbouw – then we are talking big business als het gaat om het belang van de minst ontwikkelde landen – geen voortgang is geboekt. Wij moeten constateren dat dan ook de Europese Unie zelf helemaal niet het belang van de ontwikkelingslanden in het oog heeft, maar meewerkt aan het laten verstrijken van termijnen. Dat is allemaal buitengewoon te betreuren. Nu gaat het echter om de vraag of de Europese Unie erop moet blijven aandringen dat nadere afspraken worden gemaakt over een traject waarin kan worden gesproken over een aantal issues. Volgens mij moet de EU daar niet op aandringen, maar moet zij ook hierbij luisteren naar het belang van de minst ontwikkelde landen.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw Van Gennip, die ik hartelijk welkom heet nu ook zij voor de eerste keer sprekend in de plenaire vergadering aanwezig is.

Staatssecretaris Van Gennip:

Dank u, voorzitter. Ik ben ontzettend blij dat een aantal leden van uw parlement de uitnodiging hebben aangenomen om mee te gaan naar Doha.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Cancun.

Staatssecretaris Van Gennip:

Inderdaad, naar de Doha-ronde in Cancun. Het is goed voor het democratisch proces en de informatie-uitwisseling dat de Kamer nauw betrokken blijft bij de onderhandelingen in Cancun. Ik zal mijn best doen en blijven doen om de Kamer op de juiste momenten te informeren. Ook als wij over dingen van mening verschillen, blijf ik de Kamer nog steeds informeren. Daar gaat het natuurlijk om. Alvorens in te gaan op de zogenoemde Singapore-issues, vertel ik wat ik dinsdag in Genève heb vernomen tijdens de WTO-onderhandelingen. Ik heb daar gesproken met de directeur-generaal van de WTO, de heer Supachai en met de voorzitter van de Algemene Raad, de heer Perez del Castillo. Verder heb ik met een aantal NGO's en met vertegenwoordigers van andere WTO-partners gesproken. Mij is daar in elk gesprek absoluut duidelijk gemaakt dat voortgang op het landbouwdossier van cruciaal belang is voor de voortgang in de WTO-onderhandelingen. Zoals de heer Vendrik zegt, draait alles op dit moment hierom. Ik heb aan minister Veerman meegedeeld wat ik daar vernomen heb, voordat hij naar Luxemburg afreisde om verder te praten over het landbouwdossier. Nu kan ik nog geen inschatting maken van de precieze inhoud van het vannacht gesloten akkoord; ik neem aan dat wij daar binnenkort meer over horen en dat minister Veerman het zal toelichten. Het is in ieder geval goed dat er alvast een akkoord is, want dat zal de WTO-onderhandelingen verder helpen.

De motie van de heer Vendrik gaat over een van de zogenoemde Singapore-issues: de investeringen. Ik wil u eraan herinneren dat er nog drie andere belangrijke Singapore-issues zijn: de transparantie bij overheidsaanschaffingen, de vereenvoudiging van handelsprocedures en de mededinging. De transparantie bij overheidsaanschaffingen is met name van belang als er schaarse publieke middelen worden aanbesteed. De vereenvoudiging van handelsprocedures is noodzakelijk, omdat een derde van de kosten wordt veroorzaakt door handelsobstakels. Dit is dus een loden last voor de handel. Verder is buiten de Kamer de Sociaal-economische raad positief gestemd over het onderwerp mededinging.

De ontwikkelingslanden pleiten met name voor meer hulp, een betere toegang tot de markt en voortgang op het landbouwdossier. Ik vind het een heel goede ontwikkeling dat de ontwikkelingslanden zichzelf organiseren en dus een gezamenlijk standpunt innemen. Zij hebben hierdoor mijns inziens vooruitgang geboekt ten opzichte van de vorige WTO-rondes. Het technisch assistentieprogramma, waar de heer Douma op wees, heeft daar ook erg bij geholpen. De groepsverklaringen helpen bij het onder druk zetten van een aantal landen om vorm te geven aan het onderhandelingsproces in Cancún. Helaas heb ik mij in Genève niet helemaal aan de indruk kunnen onttrekken dat sommige ontwikkelingslanden, met name de meer ontwikkelde landen, niet slechts het belang van de minst ontwikkelde landen willen dienen. Ik had de indruk dat zij puur uit waren op protectionisme, hetgeen zij als hefboom gebruiken. Dat is op zichzelf natuurlijk een onderdeel van de onderhandelingen. Wij moeten in reactie op het standpunt over capaciteit dat de ontwikkelingslanden huldigen, deze landen juist helpen. Wij moeten ons nog meer dan voorheen inzetten voor dat technisch assistentieprogramma. Voorts moeten wij bij de onderhandelingen de belangen van de ontwikkelingslanden goed in het oog houden. Dat is de manier om ermee om te gaan; niet om dat eventueel af te voeren van de agenda.

De Singapore-issues hebben voor Nederland nooit een zeer hoge prioriteit gehad. Wij hebben vastgesteld dat zij geen breekpunt vormden en wij hebben ze in Doha in overweging genomen. Het Sociaal akkoord dat voor de Europese Unie heel belangrijk was, is daar van tafel gegaan onder druk van de ontwikkelingslanden. Dit illustreerde wederom dat zij zich aardig kunnen organiseren en dat zij dingen voor elkaar kunnen krijgen. Ik heb er dus vertrouwen in dat de ontwikkelingslanden het voor elkaar zullen krijgen om een aantal voor hen belangrijke zaken te realiseren, mits zij in Cancún aan hun standpunten vasthouden.

Al met al wil ik de motie ontraden, omdat nog niet duidelijk is welke prioriteiten wij leggen bij de agenda. Dat kunnen wij veel beter in de aanloop naar Cancun doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De staatssecretaris ontraadt de motie, omdat zij de prioriteiten wil vaststellen in de aanloop naar Cancun. Het politieke advies aan de Kamer zou dan moeten zijn om de motie aan te houden, want dan wordt de mogelijkheid opengehouden dat Nederland, of het ministerie van EZ, tot het inzicht komt dat het niet verstandig is om hierop door te drukken. Over twee maanden kan dan de positie worden ingenomen dat wij de armste landen moeten volgen wat betreft de Singapore-issues. Als zij mij vraagt om de motie aan te houden, komen wij nog eens ergens.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik heb u hiermee wellicht in verwarring gebracht, maar dat was niet de bedoeling. Het was meer een zijopmerking. Er is afgesproken om bepaalde onderwerpen te bespreken in Cancun. Wanneer wij er een onderwerp uithalen, wil een ander land er weer andere onderwerpen uithalen. Een derde land wil er dan een derde onderwerp uithalen. Dan valt de agenda uit elkaar en kunnen wij opnieuw beginnen met onderhandelen over de agenda.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp wel dat er een strategische positie is ingenomen in het duw- en trekspel over wat er op de agenda staat voor Cancun. Het gaat mij niet alleen om Cancun, maar om het gewicht dat de EU er na Cancun aan geeft. Het hoort bij een politieke stellingname om duidelijk te maken wat je belangrijk vindt en wat niet. In deze motie wordt de regering opgedragen om de Singapore-issues niet belangrijk te vinden. Als de staatssecretaris toezegt dat zij dat punt als eerste weggeeft, komen wij nog eens ergens.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik denk dat wij het hier niet over eens worden. Ik ontraad de motie. Ik denk dat de Singapore-issues een onderdeel zijn van de agenda van Cancun en dat wij de agenda niet kunnen ontrafelen, want dan wil een ander land een ander onderwerp eraf halen. Voordat je het weet, kunnen wij dan opnieuw beginnen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.35 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven